Rappelabele toezeggingen minister voor Klimaat en Energie (Rappel maart 2023)



Dit is het rappel tot 02-01-23.

 




Toezegging Subsidiebeleid bij verplichte investeringen (35.788) (T03431)

De minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe om aan de minister voor Klimaat en Energie te vragen in een volgende rapportage toe te lichten hoe er wordt omgegaan met bedrijven die subsidiegeld willen gebruiken voor achterlopende investeringen die ook kunnen worden opgelegd.


Kerngegevens

Nummer T03431
Status openstaand
Datum toezegging 15 februari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bedrijven
investeringen
klimaatplan
subsidies
verplichtingen
Kamerstukken Kabinetsformatie 2021 (35.788)


Uit de stukken

Handelingen I 2021/22, nr. 17, item 7 – blz 7.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter. Het punt van het klimaat. Voor het klimaat worden gigantische fondsen ingesteld met het doel om via subsidies bedrijven te stimuleren tot minder uitstoot. Maar waarom meteen subsidies? Waarom wordt er niet beprijsd? Is het spoor van het aanscherpen van vergunningen verkend? Ik weet uit ervaring dat dat heel effectief kan zijn om een ongewenste uitstoot aan te pakken. Waarom zou je subsidiëren wat je via vergunningen kan verplichten of kan beprijzen? Is de minister-president het met mij eens dat bedrijven primair zelf verantwoordelijk zijn en dat het niet de bedoeling is dat er gesubsidieerd gaat worden wat via een vergunning kan worden verplicht of wat kan worden beprijsd?

Handelingen I 2021/22, nr. 17, item 7 - blz. 43-44

De heer Janssen (SP):

Even terug naar de praktijk van de grote vervuilende bedrijven. Ik heb er enige ervaring mee, acht jaar in het Rotterdamse Rijnmondgebied.

Minister Rutte:

Als gedeputeerde.

De heer Janssen (SP):

Als gedeputeerde. Vergunningverlening, toezicht en handhaving. Je ziet veel bij de grote bedrijven dat er al heel veel meer had moeten gebeuren, maar dat ze het niet doen. Dat kun je ook ambtshalve afdwingen. Bedrijven zijn verplicht om best beschikbare technieken toe te passen, maar zijn daar laks in, hebben er altijd een excuus voor. Ik zeg het even generaliserend, maar dat gebeurt heel veel. De minister zegt dat ze nu de golf voor moeten blijven. Ze moeten het al lang doen. Mijn zorg is dat nu gesubsidieerd gaat worden wat al verplicht zou kunnen worden en waar bedrijven zelf al voor aan de lat staan. Dat zijn de best beschikbare technieken. Als het gaat over "best beschikbare technieken plus", zeggen we: je doet meer dan waartoe je verplicht bent en daar kunnen we aan bijdragen. Mijn zorg is dat er te veel plannen bij dat fonds terechtkomen waar bedrijven eigenlijk al toe verplicht waren. Mijn vraag aan de minister-president, die ik ook al in de eerste termijn gesteld had, was of er bij een plan eerst gekeken wordt of je dit niet eigenlijk al lang had moeten doen. En als je meer doet dan je eigenlijk zou moeten doen, en waar we u toe kunnen verplichten, dan komen wij in beeld om u daarbij te helpen, maar niet eerder.

Minister Rutte:

Ik weet niet of het zo zwart-wit is. De heer Janssen heeft die vraag gesteld in zijn termijn. Kijk, wat we moeten gaan doen is per sector een heel precies samenhangend pakket van maatregelen maken, die toezien op de volgende zaken: wat is subsidiëring? Wat is beprijzing? Wat is normering? Want anders ga je de doelen van 2030 nooit halen. Ik ben het er helemaal mee eens dat als het beleid is met alleen maar subsidies, dat te vrijblijvend is. Zouden het subsidies zijn op technieken waarin ze toch al hadden moeten investeringen, is het helemaal te vrijblijvend. Tegelijkertijd, als je alleen zou normeren en alleen zou beprijzen, bestaat het risico dat ze weggaan, omdat simpelweg de lastendruk dan te groot voor ze wordt. Je zult dus een mix moeten vinden. De heer Janssen vraagt het volgende en ik ga Rob Jetten vragen dat mee te nemen in zijn volgende rapportage: hoe ga je nou om met bedrijven die evident achterlopende investeringen hebben en die nu denken "dat kan ik uit dat potje halen" versus bedrijven die in state-of-the-arttechnologie willen investeren en daarvoor die extra subsidiëring nodig hebben? Ik begrijp die gedachte. Ik ben een beetje overvraagd om daar nu zwart-wit op te antwoorden. Ik zeg toe dat ik via dit debat Jetten vraag om daar in een volgende rapportage op in te gaan

De heer Janssen (SP):

Het gaat mij nog niet eens zozeer om de precieze uitwerking, maar wel om het met elkaar delen van het uitgangspunt dat wat opgelegd kan worden, niet gesubsidieerd wordt, tenzij het meer is dan wat je kunt opleggen en je daarmee extra winst voor de leefomgeving kan bereiken. Dat zou heel goed zijn. En niet dat we op Chemelot een bedrijf als SABIC hebben dat zegt: we lopen al heel lang achter met investeringen. Eigenlijk moeten we alles vervangen, maar dat wordt hier met alle milieuregels te ingewikkeld. Weet je wat, we gaan naar Engeland toe. Dat is dan inderdaad een manier van werken waar wij ons niet voor moeten lenen.

Minister Rutte:

Ik moest even denken aan Dingeman, vanmorgen in de Trouw. Dat is mijn favoriete stripje, naast Kamagurka natuurlijk. In de Dingeman vanmorgen zie je al die grootindustriëlen in de club met een bel cognac bij elkaar zitten en zeggen: als nou niet al die Urgenda's zo in de weg hadden gelopen, hadden we allang de zaak kunnen vergroenen. En intussen zie je plaatjes van Tata en Shell die nog verre van vergroend zijn, wat extreem gesteld allemaal. Ik ga er nu niet zwart-wit op antwoorden. Ik vraag Jetten eens op dit punt te reflecteren, want ik weet niet exact waar die grens ligt. Ik ben daar gewoon niet deskundig genoeg voor. Ik heb sympathie voor de gedachte van meneer Janssen, maar ik moet even oppassen dat ik hier niet een fout maak.

De heer Janssen (SP):

Het is vanuit de gedachte dat geld schaars is en dat we dat niet onnodig willen uitgeven.

Minister Rutte:

Dat spreekt me zeer aan.

De heer Janssen (SP):

Dat dacht ik al. Dus daar sluit ik mee af.

Minister Rutte:

Zo weet ik ook van mijn partijgenoten dat de heer Janssen zo bestuurde in Zuid-Holland. Dat werd zeer gewaardeerd.

De voorzitter:

Minister-president, ik denk dat u met Rob Jetten minister Jetten bedoelde.

Minister Rutte:

Ik bedoelde minister Jetten voor Klimaat en Energie.

Handelingen I 2021/22, nr. 17, item 7 - blz. 68

De heer Janssen (SP):

Dank ook voor de toezegging van de minister-president, al moet dat nog wel een vervolg krijgen, dat als uitgangspunt er niet gesubsidieerd gaat worden wat verplicht kan worden. Ik ben altijd graag tot nadere duiding bereid.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informatie gasopslag (35.788) (T03436)

De minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Otten (Fractie-Otten), toe om aan de minister voor Klimaat en Energie te vragen om in een volgende voortgangsrapportage op het gebied van klimaat en energie, in te gaan op de gasopslag, waaronder de gasopslag Bergermeer.


Kerngegevens

Nummer T03436
Status openstaand
Datum toezegging 15 februari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Kamerleden Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen energievoorziening
gasopslag
gasrotondestrategie
leveringszekerheid
Kamerstukken Kabinetsformatie 2021 (35.788)


Uit de stukken

Handelingen I 2021/22, nr. 17, item 7 – blz. 41

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik heb een vraag over de gasopslag. Ik hoorde de minister-president daarover spreken. Nederland heeft een aantal jaren geleden voor 10 miljard een gasrotonde aangelegd. Dat is momenteel op een alltime-lowniveau gevuld, namelijk slechts 20% of iets dergelijks. Daarbij is het ook nog zo dat het meeste gas dat daar wél in zit, zogenaamd kussengas is, dat nodig is om de druk op peil te houden. Dat is eigendom van Gazprom. Als het dus nu koud zou worden, dan zitten we met een heel groot probleem, zeker ook gezien de huidige leveranciersproblemen met de gasprijs et cetera. Dus waarom is er op dit moment, midden in de winter, zo’n absurd lage gasopslag in die 10 of 12 miljard kostende gasrotonde? Dat is toch heel apart? En het is ook nog eens eigendom van de Russen.

Minister Rutte:

Ik geloof dat dit iets te eenzijdig is. Deze vraag heeft de heer Otten niet in de eerste termijn gesteld. Ik weet veel, maar ik kan dit nu niet precies uit mijn hoofd freestylen. Ik kom er dus even op terug in de tweede termijn. Of ik moet het ambtelijk al in de eerste termijn aangereikt krijgen. Dan kan ik het eerder doen. Maar ik kom er even op terug.

Handelingen I 2021/22, nr. 17, item 7 - blz. 73-75

Minister Rutte:

Dan de gasrotonde. Dat gaat over de gasopslag Bergermeer, die eigendom is van TAQA en die wordt gevuld door Gaz-prom. In hoeverre die gevuld wordt, is aan TAQA en Gaz-prom. Gazprom heeft dat dit jaar niet gedaan, zowel niet in Nederland als niet in vergelijkbare opslagen in Duitsland en Oostenrijk.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, nog even over die gasrotonde. Voor hoeveel procent is die nu gevuld? Het idee was namelijk dat wij heel veel gingen investeren in ondergrondse opslag voor situaties waarin er een tekort aan gas zou zijn. Ik begrijp dat die nu voor 20% gevuld is en dat je een gedeelte van dat gas niet kunt gebruiken, omdat dat nodig is om de druk erop te houden. Voor hoeveel procent is die gasrotonde gevuld en hoeveel procent daarvan is kussengas om de druk in het systeem te houden? En is dat allemaal eigendom van Gaz-prom? Dat waren de vragen

Minister Rutte:

Dit gaat het debat over het coalitieakkoord ver te buiten. Ik heb dit nu uit het systeem kunnen persen, met al het kussengas erin, maar meer heb ik echt niet. Laten we dat nou maar gewoon bespreken bij de debatten over Klimaat en Energie. Ik kan dat echt niet uit het systeem halen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik vind het zorgelijk dat het kabinet blijkbaar geen prioriteit geeft aan dit soort belangrijke, strategische energievoorzieningen. Ik wil toch graag opgemerkt hebben dat ...

Minister Rutte:

Bergermeer is Gazprombezit. Dit gaat niet over de andere gasopslagen, zoals Norg. De gasrotonde raakt aan Bergermeer. Dat is eigendom van TAQA. Dat wordt gevuld door Gazprom. Het is ook aan hen of ze daar gas in stoppen of niet. Dat doen ze op dit moment ook in Duitsland en Oostenrijk. Dat staat even los van andere gasopslagen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Nee. Het hele idee was dat die gasrotonde, die ook via Groningen et cetera loopt — het is een rotonde, een cirkel door heel Nederland — was bedoeld om de energievoorziening te securen voor gevallen zoals we nu hebben met Rusland en noem maar op. Ik zou het kabinet dus toch willen vragen om hier meer aandacht aan te geven, want dit is echt van groot strategisch belang voor onze economie en onze energievoorziening.

[…]

Minister Rutte:

Dat is het niet. Dit is Bergermeer. Dit gaat niet over…

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik heb het over de hele gas…

Minister Rutte:

Ja, maar dat is wat anders. Die vraag is niet gesteld. Laten we dat nou even gewoon ... Ik zal aan de minister voor Klimaat en Energie vragen om het mee te nemen als hij weer met een update komt. We hebben er de ambtenaren niet meer voor om allemaal aparte brieven te sturen. Laten we dat nou niet doen. Dat kost ontzettend veel tijd: dan zijn drie ambtenaren twee dagen lang bezig om een brief te sturen. Maar de minister stuurt toch regelmatig voortgangsrapportages op het gebied van klimaat en energie. Dan vraag ik hem om daarin ook hier inzicht in te geven.


Brondocumenten


Historie

  • 13 juni 2023
    nieuwe commissie: commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK)
  • 13 juni 2023
    commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
  • 15 februari 2022
    toezegging gedaan






Toezegging Analyse prijspad Wet minimum CO2-prijs (35.216) (T03446)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Ester (ChristenUnie) en Van Apeldoorn (SP), toe om de Kamer te informeren over de analyse van het prijspad in de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking en de eventuele noodzaak tot aanpassingen in de wetsvoorstellen die dan voor de industrie worden gemaakt.


Kerngegevens

Nummer T03446
Status voldaan
Datum toezegging 8 maart 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
CO2-emissie
klimaat
Kamerstukken Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 3, blz. 6 - 8.

De heer Ester (ChristenUnie):

[…] De ChristenUniefractie ziet spanning tussen de forse klimaatambities van dit kabinet en de toch wat schamele minimum-CO2-prijs die de elektriciteitssector in dit wetsvoorstel wordt opgelegd. Herkennen de bewindslieden die spanningsverhouding? Hoe wegen zij het feit dat het PBL, het planbureau, geen direct reductie-effect toekent aan het voorgestelde prijspad en weinig heil verwacht van de beoogde doelstelling? De klimaatschade door de sector, zo concludeert het planbureau, is groter dan de huidige CO2-prijs.

[…] Voorzitter, ik rond af. Met het introduceren van een minimumheffing op CO2-emissies door elektriciteitsbedrijven wordt er een nieuwe stap gezet in de verduurzaming van de sector. Dat is op zich uitstekend. Het is evenwel een minimale heffing, een klein stapje, een deukje in een groot pak boter, om het eens huiselijk te zeggen. Het is mijn overtuiging dat de heffing door de elektriciteitssector niet ervaren zal worden als een sterke prikkel die verleidt tot snelle extra investeringen in duurzaamheid en CO2-reductie. Het is een heffing die weinig marktconform is, gelet op de huidige bedragen voor emissierechten. Het wetsvoorstel — ik zeg het maar even klip-en-klaar — lijkt mij simpelweg gebaseerd op verouderde prijzen. Is het niet verstandig, zo vragen de leden van mijn fractie, om nog eens kritisch te kijken naar de hoogte en beoogde impact van de voorgestelde heffing? In ieder geval zal dat onderdeel moeten zijn van de voorziene evaluatie over drie jaar. Kunnen de bewindslieden dit verzoek honoreren? Is het niet raadzaam om de hoogte van de heffing te laten meebewegen, te laten meeademen, met de hoogte van de vigerende ETS-prijzen? Het is wijs beleid om ook dit onderdeel te laten zijn van de beoogde evaluatie. De leden horen graag wat de evaluatiecriteria gaan worden, mede in het licht van het amendement-Grinwis c.s. in de Tweede Kamer.

[…]

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ga nog even door op de deuk in het pak boter en de vragen van collega Vendrik om iets helderder te krijgen wat de collega van de ChristenUnie nu precies voorstelt, ook naar aanleiding van wat net gewisseld is. Europa is de hoofdroute. We kunnen misschien, al dan niet, aansluiten bij Duitsland. Maar dat is in ieder geval duidelijk. Er ligt nu een wetsvoorstel. Daarin staat een prijspad. Dat ligt ver onder het huidige en ook het verwachte niveau van de emissierechten in Europa. Dat is helder. De heer Ester zegt dat dat eigenlijk te laag ligt. Hij vraagt de regering eigenlijk om dat nog eens te heroverwegen, om daar nog eens goed naar te kijken. Zo heb ik hem toch goed begrepen?

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Maar de evaluatie is pas over drie jaar. Dan is deze regering alweer uitgeregeerd. Zou dat dan ook niet eerder moeten gebeuren?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, daar zou ik helemaal niet op tegen zijn, als we beide bewindslieden kunnen verleiden om dat wat eerder te doen. Maar in eerste instantie ben ik nu heel erg geïnteresseerd in het antwoord op de vraag of beide bewindslieden mijn analyse delen. Dat is een beetje ambivalent, want de afgelopen dagen is de ETS-prijs gedaald van €96 naar €60. Dat is dus enorm bewegelijk. Dat moeten we dan ook in dat geheel meewegen, maar we horen zo wel van de bewindslieden wat hun insteek daarbij is. Mijn insteek, dat die heffing te laag is, lijkt mij zonneklaar.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat zijn de heer Ester en ik dan in ieder geval zeer met elkaar eens. Ik vraag dit ook omdat er in de Tweede Kamer nog bij amendement is voorgesteld om het prijspad bij ministeriële regeling te kunnen wijzigen. Dat amendement heeft het niet gehaald. Als je het prijspad wilt verhogen — dat is nu veel te laag; dat zegt de heer Ester ook en dat ben ik met hem eens — dan zou je dat dus moeten doen via een wetswijziging. Of in ieder geval wordt daar op basis van het huidige wetsvoorstel pas na drie jaar naar gekeken. Als je het eerder wilt doen, moet je volgens mij een wetswijziging invoeren.

De heer Ester (ChristenUnie):

Uw verhaal is duidelijk en mijn verhaal is duidelijk. Laten we even afwachten wat beide bewindslieden hierover te zeggen hebben. Dan maken wij onze mind op, net zoals u dat zal doen.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 10.

Minister Jetten:

De staatssecretaris en ik hebben vandaag velen van u de vraag horen stellen — ik kom zo meteen nog terug op een aantal specifieke vragen — of met de huidige ETS-prijs dit prijspad nog steeds verstandig is. Ik zou mede namens de staatssecretaris willen toezeggen dat we, vooruitlopend op de evaluatie die over drie jaar plaatsvindt, ook nog een extra tussenstap inbouwen. Wij moeten namelijk vanuit het coalitieakkoord ook aan de slag met het uitwerken van de CO2-beprijzing voor de industriesector — een bodemprijs is het daar genoemd, maar het is eigenlijk ook een minimumprijs — en de aanpassing van de marginale CO2-heffing voor de industrie. Dat zijn twee elementen die wij meenemen in de uitwerking van het programma Klimaat en Energie.

Ik zou mede namens de staatssecretaris willen toezeggen dat als wij dit jaar de CO2-beprijzing voor de industrie uitwerken, wij dan ook een nadere analyse maken van het prijspad dat in het voorliggende wetsvoorstel zit. Wij zullen uw Kamer en ook de Tweede Kamer dan informeren over die analyse en de eventuele noodzaak tot aanpassingen meenemen in de wetsvoorstellen die we dan voor de industrie maken. Ik hoop dat ik daarmee recht kan doen aan een aantal zorgen die door uw Kamer zijn geuit.

[…] Wat behelst deze toezegging? Wij gaan vanuit het programma klimaat en energie dus zeer voortvarend aan de slag met alle fiscale vergroeningen die in het coalitieakkoord zijn vastgelegd. Dat gaat niet alleen maar over CO2-beprijzing in de industriesector, maar ook over aanpassingen in de energiebelastingen die betere prikkels voor verduurzaming vastklikken. Wij zijn dus bereid om vooruitlopend op de brede wetsevaluatie specifiek op het prijspad een nadere analyse te maken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse financiële impact klimaatbeleid voor Nederlandse huishoudens en bedrijfsleven (35.216) (T03448)

De Minister voor Klimaat en Energie zegt, mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Van Apeldoorn (SP), toe om zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreide analyse te maken over de financiële lasten van het klimaatbeleid in Nederland voor zowel huishoudens als voor het bedrijfsleven en hierbij ook in te gaan op de verhouding van enerzijds het subsidiëren en anderzijds het normeren en beprijzen voor de klimaattransitie.


Kerngegevens

Nummer T03448
Status openstaand
Datum toezegging 8 maart 2022
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
CO2-emissie
klimaat
Kamerstukken Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 3, blz. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

[…] Mijn fractie heeft stellig oog voor de nadelen van een hoog minimumtarief voor elektriciteitsbedrijven. Ik noem verplaatsing naar het buitenland van bedrijven en de leveringszekerheid van elektriciteit. Maar nu lijkt mij de balans ver te zoeken, ook in vergelijking tot de industriële sector als zodanig, waar we het net over hadden. Graag een reflectie van de bewindslieden op dit punt.

Gelden de conclusies — zo is mijn vervolgvraag — van onderzoeksbureau Frontier Economics, dat een aantal jaren geleden onderzoek deed naar CO2-beprijzing, eigenlijk nog steeds? Hoe taxeren zij de effectiviteit van deze wel zeer lage marginale minimumheffing? Is de heffing gewoon niet te beperkt om zoden aan de dijk te zetten? Wat is daarbij de inschatting van de ontwikkeling van de ETS-prijzen in het komende decennium? Zal er sprake zijn van blijvende volatiliteit of van een zekere stabilisatie?

Voorzitter. De ChristenUniefractie ziet spanning tussen de forse klimaatambities van dit kabinet en de toch wat schamele minimum-CO2-prijs die de elektriciteitssector in dit wetsvoorstel wordt opgelegd. Herkennen de bewindslieden die spanningsverhouding? Hoe wegen zij het feit dat het PBL, het planbureau, geen direct reductie-effect toekent aan het voorgestelde prijspad en weinig heil verwacht van de beoogde doelstelling? De klimaatschade door de sector, zo concludeert het planbureau, is groter dan de huidige CO2-prijs.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 8.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Aan de minister wil ik nog vragen in te gaan op hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de plannen van de nieuwe regering. Gaat de regering nu helemaal niets additioneels meer doen aan CO2-beprijzing? Ik stelde aan het begin van mijn betoog dat het nieuwe kabinet-Rutte vooral miljarden gaat uitdelen aan het bedrijfsleven in het kader van de klimaattransitie, in plaats van te normeren en te beprijzen. Kan hij daar eens op reflecteren? Of komt hij nog met nieuwe plannen voor de belasting van CO2, ook op het terrein van elektriciteitsopwekking in het algemeen? In ieder geval lees ik er niets over in het coalitieakkoord.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 14.

Minister Jetten:

De heer Ester stelde mij een aantal vragen over de conclusies van het Frontier Economics-rapport, dat destijds is gebruikt bij de opstelling van dit wetsvoorstel. De conclusie was dat een prijspad dat boven de verwachtingen van de ETS-prijzen ligt, leidt tot risico's voor de leveringszekerheid. Dat geldt eigenlijk nog steeds. Daarbij heeft de hoogte van het prijspad in relatie tot het ETS natuurlijk welzeker enige relevantie. Maar we zien nu ook, in het licht van bijvoorbeeld de snelle afbouw van kerncentrales en kolencentrales in andere landen, de enorme volatiliteit op de gasmarkt en de problematiek van het produceren van elektriciteit via gas, dat je in die open Europese markt heel snel effecten over de grens krijgt. Het blijft dus, denk ik, bij alle maatregelen die wij nemen en overwegen altijd heel erg belangrijk om dat mee te wegen. Voor zover mij bekend heeft Frontier Economics geen recente inschatting gemaakt van de ontwikkeling van die ETS-prijzen, ook niet naar aanleiding van de laatste "Fit for 55"-voorstellen. Ik heb echter zelf ook al aan de Tweede Kamer toegezegd dat het kabinet zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreidere analyse zal maken over de impact van dat totaalpakket op wat ik maar even de financiële lasten van klimaatbeleid in Nederland noem, zowel voor huishoudens als voor het bedrijfsleven. Ik denk dat uw vragen daar dan ook zeker in zullen terugkomen.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 29, 30

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording. Ik had aan de minister nog gevraagd om te reflecteren op enerzijds het subsidiëren voor de klimaattransitie en anderzijds het normeren en beprijzen. De minister is daar in zijn beantwoording niet aan toegekomen, maar misschien kan de staatssecretaris dat mede namens hem doen. Het heeft ook alles te maken met fiscale vergroening. Hoe staat het met de beprijzing als het gaat om CO2-uitstoot? Dit niet alleen in relatie tot het wetsvoorstel, maar ook in het algemeen. Beprijzen wij wel op de goede manier? Ik heb in mijn eerste termijn ook aandacht gevraagd — dat staat overigens ook in de motie van collega Van der Plas — voor de scheve verhouding hoe we de grootverbruikers belasten versus hoe we kleinverbruikers belasten. Dan zie je dat die verhouding helemaal scheef is en kleinverbruikers naar verhouding veel meer betalen voor hun energie dan grootverbruikers, de grote vervuilers. Dat is het omgekeerde van klimaatrechtvaardigheid. […]

Staatssecretaris Van Rij:

De heer Van Apeldoorn was nog teruggekomen op wat er in de eerste termijn was gezegd over fiscale vergroening. Je kunt het fiscale instrument inzetten, je kunt subsidie inzetten en je kunt aan normering doen. In het coalitieakkoord dat ambitieus is op het terrein van klimaatbeleid worden alle nationale instrumenten genoemd, en overigens ook op het niveau van de EU, zoals de plannen voor Fit for 55. Er is dus echt een bredere beleidsmix. Ik zou het voorstel willen doen dat de minister voor kernenergie … Sorry, voor kernenergie; dat is een mooie verspreking! Dat is een samentrekking. Ik bedoel de minister voor klimaat en energie. De minister zal erop terugkomen als hij de hem toegekende nota met de Kamer gaat delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong (35.814) (T03452)

De Minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber- Van de Klashorst (PVV), toe om de Kamer binnenkort te informeren middels een uitgebreide duiding van de opgehoogde doelen van Fit for 55, waarbij hij zal toelichten wat de afrekenbaarheid van die doelen is.


Kerngegevens

Nummer T03452
Status voldaan
Datum toezegging 24 mei 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Kamerleden M.H.M. Faber-van de Klashorst (PVV)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen garanties van oorsprong
hernieuwbare energie
Fit for 55
Kamerstukken Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong (35.814)


Opmerking

Zie Kamerstukdossier 35912 (EU-voorstel Fit for 55)

Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 29, item 9 - blz. 10

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Dan zal mijn tweede termijn ook korter zijn, want dan hoef ik dit allemaal niet meer op te rakelen. Dat scheelt alweer. Kan de minister de consequenties van het niet-halen nader duiden? Ik vind het ook prima als u dat per brief doet, want ik kan me voorstellen dat u niet alles paraat heeft. Maar als het nu kan, dan is dat ook prima.

Minister Jetten:

Ik ga binnenkort een uitgebreide duiding doen van de opgehoogde doelen van Fit for 55. Misschien is het interessanter als ik in de brieven die ik daarover stuur, toelicht wat de afrekenbaarheid van die doelen is. Het lijkt me interessant om daar met beide Kamers over van gedachten te wisselen.

De voorzitter:

Dat klinkt als een toezegging.

Minister Jetten:

Ja, dat zeg ik dan bij deze toe.


Brondocumenten


Historie