Debat over opheffen wettelijk verplichte voorrangspositie van vergunninghouders



De Eerste Kamer heeft dinsdag 6 december 2016 gedebatteerd met minister Blok (Wonen en Rijksdienst) over het opheffen van de wettelijk verplichte voorrangspositie van vergunninghouders. Hierbij gaat het om vreemdelingen die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ontvangen. Dit voorstel geeft gemeenten de bevoegdheid om zelf te bepalen welke positie vergunninghouders ten opzichte van andere woningzoekenden innemen. Op dinsdag 13 december 2016 wordt over het wetsvoorstel gestemd.

Probleem met de woningvoorraad

Senator De Vries-Leggedoor (CDA) gaf aan dat haar fractie over het algemeen voorstander is van maatwerk per gemeente. Het wetsvoorstel biedt echter geen oplossing voor het probleem dat er in sommige regio's te weinig woningen zijn. De maatregelen die de minister heeft genomen voor tijdelijk huisvesting van vergunninghouders verhelpen het probleem slechts tijdelijk. De senator merkte op dat haar fractie de regering er meermaals op heeft gewezen dat er een probleem is met de woningvoorraad, met name in grote steden. Het zorgen voor voldoende volkshuisvesting is een taak van de overheid. Met het vingertje wijzen naar corporaties moet veranderen in het zoeken naar verbinding en het bouwen van nieuwe huizen.

Symboolwetgeving

Senator Pijlman (D66) merkte op dat dit wetsvoorstel veel kritiek heeft gehad, onder meer van de Raad van State, VNG, IPO en de G32 (de 32 grootste gemeenten). De kritiek komt steeds op hetzelfde neer: dit wetsvoorstel biedt geen oplossing voor het woningtekort. De voorrang van vergunninghouders is destijds wettelijk vastgelegd omdat het veel problemen voorkomt bij asielzoekers. Dit is volgens de senator in het algemeen belang. Zonder voorrangspositie is het verkrijgen van een woning voor die groep vrijwel onmogelijk. Pijlman betoogde dat het opheffen van de voorrangspositie niets verandert aan het inburgerings- en huisvestingsvraagstuk van statushouders. De senator betoogde dat hij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat het hier om symboolwetgeving gaat: wetgeving die bedoeld is om een politiek statement te maken. Pijlman vroeg tot slot hoeveel van de beloofde woningen voor vergunninghouders zijn gerealiseerd.

Verdamping van draagvlak

Senator Sietsma (ChristenUnie) betoogde dat vrede, veiligheid en voorspoed in West-Europa ook verantwoordelijkheid met zich brengt. Tegelijkertijd is het zo dat de wachttijden voor woningzoekenden in veel steden veel te lang zijn. De voorrangspositie van vergunninghouders leidt niet alleen tot onnodige verlening van de algemene wachttijd, maar ook tot verdamping van draagvlak voor de opvang van vergunninghouders. Het principe van rechtvaardigheid brengt met zich dat de overheid niet alleen opvang voor vergunninghouders moet zoeken, maar ook oplossingen moet vinden voor reguliere woningzoekenden die al jaren op de wachtlijst staan. Sietsma vroeg hoe groot de kans is dat gemeenten achterblijven in het bieden van voldoende sociale huurwoningen voor vergunninghouders. De senator gaf aan dat hij verbaasd is dat de G32 de wettelijke voorrangspositie willen behouden. Hij riep gemeenten op om zich niet achter de wetgever te verschuilen, maar zelf verantwoordelijkheid te nemen.              

Kabinet legt schuld bij statushouders

Senator Lintmeijer (GroenLinks) betoogde dat het aantal sociale huurwoningen onder de kabinetten Rutte I en II fors is gedaald. De instroom van asielzoeker heeft hier volgens de senator slechts een marginale invloed op. Lintmeijer: "En wat doet het kabinet? Het wijzigt de wet zodat statushouders - zo ongeveer de meest kwetsbare groep - niet meer beschouwd worden als urgent woningzoekenden." Lintmeijer haalde aan dat diverse betrokken organisaties erg kritisch zijn over dit voorstel. Met deze wetgeving lijkt het kabinet impliciet de schuld te leggen voor het oplopen van de wachtlijsten bij een groep mensen met een moeilijke startpositie en nauwelijks een sociaal vangnet in de Nederlandse samenleving. Lintmeijer betoogde dat zijn fractie bovendien grote spanning ziet met het gelijkheidsbeginsel uit de Grondwet en het EVRM en met de waarborgen uit het Vluchtelingenverdrag. De huidige voorrangspositie voor vergunninghouders is volgens de senator volledig terecht en moet niet opgeheven worden.        

Opheffen van ongelijkheid

Senator Schouwenaar (VVD) stelde dat de voorrangspositie van vergunninghouders niet uitnodigt om alternatieven te zoeken en niet bevorderlijk is voor draagvlak voor opvang. Schouwenaar betoogde dat reguliere woningzoekenden óók belangen hebben.          Bovendien kunnen gemeenten er ook in de nieuwe situatie nog voor kiezen om vergunninghouders voorrang te geven. Alternatieve bouw van sociale huurwoningen is volgens Schouwenaar prima, maar bijbouwen kost (te veel) tijd. Het gaat volgens de senator niet om symboolwetgeving maar om het opheffen van een ongelijkheid. Daar komt nog bij dat voorrang bij toewijzing van een woning lokaal moet gebeuren.    

Nationale regie

Senator Verheijen (PvdA) merkte op dat de sociale woningvoorraad is afgenomen. Dat vraagt om nationale regie. De senator haalde aan dat de VNG heeft aangegeven dat het wetsvoorstel geen materiele betekenis heeft en vroeg de minister om aan te geven waarom hij toch verwacht dat het zal leiden tot extra huisvestingsmogelijkheden.  Verheijen vroeg ook naar de handhavingsmaatregelen en de werkrelatie tussen Rijk, gemeenten en woningcorporaties. Volgens de senator had de regering wellicht moeten voorzien in regelingen ter versterking van alternatieve huisvestingsmogelijkheden. Het past de regering om in elk geval gemeenten te ondersteunen bij het realiseren van extra plekken.

Geen toegevoegde waarde

Senator Köhler (SP) betoogde dat het wetsvoorstel geen materiële betekenis heeft.  Volgens de senator biedt het gemeenten niet meer mogelijkheden voor lokaal maatwerk of keuzevrijheid voor het huisvesten van vergunninghouders, noch biedt het meer instrumenten om verdringing op de woningmarkt tegen te gaan. Köhler betoogde dat er geen sprake is van bevoorrechting van vergunninghouders; zij worden net zo behandeld als andere urgent woningzoekenden (mensen die technisch dakloos zijn). Volgens de senator is het een illusie om te denken dat dit wetsvoorstel gemeenten aanmoedigt om na te denken over alternatieve huisvesting voor vergunninghouders. Verder merkte de senator op dat het probleem van doorstroming naar een reguliere woning mogelijk nog erger wordt als vergunninghouders op de wachtlijst worden gezet.

Steun voor opheffen

Senator Van Hattem (PVV) noemde het een "gotspe" dat statushouders voorrang krijgen op reguliere woningzoekenden en uitte steun voor het opheffen hiervan. De senator betoogde dat sommige gemeenten asielzoekers zelfs disproportioneel mooie woningen aanbieden. Volgens Van Hattem zullen gemeenten ook onder het nieuwe wetsvoorstel voorrang kunnen verlenen aan statushouders. De toename in het aantal asielzoekers heeft voor sommige gemeenten echter grote financiële gevolgen. De senator vroeg de minister hoe gemeenten dit vol kunnen houden en hoe kan worden voorkomen dat reguliere woningzoekenden worden verdrongen op de wachtlijsten. Van Hattem stelde verder dat vergunninghouders vaak woningen afwijzen, die prima geschikt zijn.

Spanningen en draagvlak

Minister Blok (Wonen en Rijksdienst)  gaf aan dat het kabinet vindt dat de opvang van asielzoekers een morele en juridische plicht is. De minister sprak waardering uit voor al diegenen die zich hebben ingezet om dit mogelijk te maken. Tegelijkertijd is het zo dat er in veel gemeenten spanningen zijn rondom de opvang van vluchtelingen. Het draagvlak hiervoor dreigt af te nemen. Om die reden heeft de regering nu een wetsvoorstel ingediend, dat het mogelijk maakt om per gemeente maatwerk te leveren. Daar is bij veel inwoners van gemeenten behoefte aan. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk om per gemeente te bekijken welke groep woningzoekenden voorrang verdient en of er bijvoorbeeld extra, nieuwe huizen worden gebouwd. Het wetsvoorstel is volgens de minister niet in strijd met het Vluchtelingenverdrag of het gelijkheidsbeginsel uit de Grondwet en het EVRM. Het gaat namelijk om het opheffen van een voorrangspositie en niet om het creëren van een ongelijke situatie. Senator Lintmeijer bracht hier tegenin dat vergunninghouders wel degelijk onevenredig benadeeld worden door het opheffen van de voorrangspositie. Volgens de minister is het niet onredelijk om regulier woningzoekenden (die bijvoorbeeld een woning zoeken die dichter bij hun werk is) gelijk te stellen met vergunninghouders. De toevoegde waarde van het wetsvoorstel is volgens de minister dat gemeenten niet langer wettelijk verplicht zijn om vergunninghouders voorrang te geven boven reguliere woningzoekenden.


Deel dit item: