Veel vragen over rol parlement in klimaatdebat



Dinsdag 21 mei debatteerde de Eerste Kamer over het initiatiefwetsvoorstel van acht Tweede Kamerleden over klimaatmaatregelen van de regering, de zogenoemde Klimaatwet. Het voorstel van de Tweede Kamerleden Klaver (GroenLinks), Asscher (PvdA), Beckerman (SP), Jetten (D66) en Dik-Faber (ChristenUnie), Yesilgöz-Zegerius (VVD), Agnes Mulder (CDA) en Geleijnse (50PLUS) voor een Klimaatwet verankert de wijze waarop het Nederlandse klimaatbeleid invulling geeft aan de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst van Parijs. Tijdens het debat met de initiatiefnemers en met minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat werden twee moties ingediend.

De meeste fracties spraken hun waardering uit voor het Kamerbrede initiatief waaraan zowel oppositie- als coalitiepartijen hun naam verbonden. Over de inhoud van het wetsvoorstel hadden de woordvoerders nog veel vragen aan de initiatiefnemers en aan minister Wiebes die namens de regering 'adviseerde' over het initiatiefwetsvoorstel. De fracties van PVV, SP, SGP en PvdD daarentegen waren nogal kritisch over het wetsvoorstel.

De vragen van de Kamer betroffen met name het ontbreken van een financiële onderbouwing, de beperkte rol van het parlement, het ontbreken van tussentijdse doelstellingen en hoe er draagvlak in de samenleving zal worden gecreëerd. Tijdens het debat zijn twee moties ingediend. De eerste motie, van senator Nagel, verzocht de regering bij de berekeningen bij de pensioenen en klimaatmaatregelen hetzelfde percentage voor de rekenrente in beide gevallen consequent toe te passen. De tweede motie, van senator Reuten (SP), verzocht de regering om na aanname van het wetsvoorstel te komen met een reparatie voor artikel 5 van de wet, opdat het Klimaatplan niet alleen aan beide Kamers van de Staten-Generaal wordt overlegd, maar ook hun goedkeuring vergt. De initiatiefnemers ontraadden de eerste motie, de minister ontraadde de tweede.

Dinsdag 28 mei wordt gestemd over het voorstel en de twee moties.

Over het wetsvoorstel

Het voorstel stelt klimaatdoelstellingen voor de regering vast. Tegelijkertijd is het een kader voor de ontwikkeling, effectmeting en wijze van verantwoording van het beleid dat moet leiden tot het halen van de wettelijke vastgelegde klimaatdoelstellingen. Hoofddoel van het voorstel is het als resultaat bereiken van 95% broeikasgasreductie in Nederland in 2050 ten opzichte van 1990 en als tussendoel streven naar 49% broeikasgasreductie in 2030 ten opzichte van 1990. Daarnaast bevat het voorstel als nevendoel het streven naar 100% CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

Impressie van het debat

PVV-senator Van Strien noemde de Klimaatwet de 'meest bizarre wet' die ooit in de Eerste Kamer is behandeld. Het aannemen van deze wet gaat volgens hem enorme consequenties hebben, niet alleen financieel. Van Strien begrijpt niet dat de voorstanders in de senaat niet over de gevolgen lijken na te denken: "Toetsing op rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid lijkt plotseling een wassen neus te zijn." Volgens de PVV-senator is de inhoud van de wet bijzonder mager, en zijn de gevolgen des te groter. Hij mist het nut en de noodzaak ervan en ziet geen enkele financiële onderbouwing.

Senator Pijlman (D66) vond daarentegen dat echte klimaatontkenners alleen in de politiek te vinden zijn Volgens hem zien burgers wel degelijk de noodzaak van maatregelen en zijn ze ook bereid maatregelen te nemen. Wel hebben ze duidelijkheid nodig wat ze precies moeten doen, aldus Pijlman. Anders dan bij vorige energietransities is Nederland nu wel afhankelijk van andere landen. De D66-senator vroeg de minister welke maatregelen de regering dit jaar gaat nemen. Aan de initiatiefnemers vroeg hij waarom hun aanvankelijke idee voor een Klimaatautoriteit ontbreekt. Pijlman vroeg verder waarom gekozen is voor hoge doelstellingen die niet juridisch afdwingbaar zijn. Daarmee krijgt de wet een wat vrijblijvend karakter, aldus de D66-senator.

ChristenUnie-senator Ester constateerde dat het klimaatdebat trekken vertoont van een nieuwe klassenstrijd met een heftigheid die het vinden van compromissen bemoeilijkt. Het boeiende van dit wetsvoorstel is volgens Ester dat partijen de samenwerking zoeken. De ChristenUnie-fractie kan zich goed vinden in de voorgestelde beleidscylus. Ester: "De aarde, de schepping moeten ons ook wat waard zijn." Het gaat volgens hem niet alleen om uitgaven, maar ook om opbrengsten. Hij vroeg de initiatiefnemers en de minister naar hun ideeën over de toepassing van het principe van verdelende rechtvaardigheid in het klimaatbeleid. Volgens de ChristenUnie-senator duizelt het de burger ook als het gaat om de relatie tussen Klimaatakkoord, Klimaatwet, Klimaatplan, Energietransitie en Energieakkoord. Daarom is een communicatietraject nodig. Ester vroeg of hiervoor al concrete plannen bestaan. Tot slot vroeg hij de minister een procesevaluatie toe te zeggen.

Senator Schalk (SGP) zei dat voor zijn partij geldt dat de opdracht van rentmeesterschap goed uitgevoerd moet worden. Maar dat rentmeesterschap heeft volgens hem twee kanten: goede zorg en goede huishouding. Volgens Schalk wordt de politieke ruimte om tot kabinetsvorming te komen na opeenvolgende verkiezingen nadrukkelijk ingeperkt. De SGP-senator benadrukte dat het belangrijk is de burger serieus te nemen, mee te krijgen en draagvlak te creeren voor het te voeren beleid.

50PLUS-senator Nagel onderschreef de ideologische doelstelling van het wetsvoorstel, niet alleen voor de huidige generatie, maar juist ook toekomstige generaties. Nagel heeft wel bedenkingen bij het wetsvoorstel. Hij noemde het onzeker dat de kosten van de maatregelen niet zijn vastgelegd en hoe die kosten over de deelnemers verdeeld moeten worden. En wat te doen als de burgers de maatregelen onredelijk gaan vinden, vroeg hij aan de initiatiefnemers. Aan minister Wiebes vroeg de 50PLUS-senator of de regering al enig inzicht heeft hoeveel miljard euro aan belastinginkomsten zal verdwijnen, wanneer getopt wordt met het gebruik van fossiele brandstoffen. Nagel vroeg extra aandacht voor de ouderen. De omschakeling moet door hen in een kortere periode worden opgebracht en afgeschreven. Absolute voorwaarden voor 50PLUS zijn draagvlak en betaalbaarheid.

Volgens senator Fiers (PvdA) legt dit wetsvoorstel de basis voor een lange termijn politiek verbond, over de grenzen oppositie en coalitie, en over regeringsperiodes heen. Het is een enorme operatie die niet te onderschatten is en die terecht zorgen brengt bij mensen in het land, aldus Fiers. We moeten direct uit de startblokken, maar niet overhaast, volgens de PvdA-fractie. Fiers voorziet bij vigerende wetgeving problemen ten aanzien van de klimaatwet: in het bijzonder de mededingingswet, staatssteun en regionale uitvoering. Voor de PvdA staan drie zaken centraal: de sterkte schouders dragen de zwaarste lasten, intensieve betrokkenheid van de samenleving en werkgelegenheid. Fiers vroeg de minister welke stappen de regering onderneemt om mensen die door de energietransitie hun baan verliezen van werk naar werk te helpen en jongeren op te leiden.

GroenLinks-senator Binnema noemde de helderheid en eenvoud van de wet kwetsbaar. Het Klimaatplan is de cruciale schakel in het voorstel, volgens Binnema. Het Klimaatplan is een visiedocument en uitvoeringsplan ineen. GroenLinks vindt de vaststelling van het Klimaatplan door de beide Kamers van de Staten-Generaal zeer verstandig. Tot 2030 is er sprake van een inspanningsverplichting en nog geen resultaatverplichting. Binnema staat achter deze stapsgewijze aanpak maar pleitte wel voor doorpakken. De GroenLinks-senator vroeg hoe verbinding wordt gelegd met de koopkracht van de verschillende inkomensgroepen in de samenleving. Hij noemde hoofdstuk 4 van het wetsvoorstel (over participatie) een 'gemiste kans, weinig uitnodigend en weinig wervend.'

Senator Reuten (SP) rekende voor dat de initiatiefnemers 78% van de Tweede Kamer vertegenwoordigen en daarmee dus een breed draagvlak hebben. Aan de andere kant vertoont het voorstel ook tekenen van een compromis volgens hem. Voor de SP-fractie is de mate waarin de klimaatlasten gedragen worden naar inkomen een kernpunt. De SP onderschrijft de doelstellingen van het voorstel en de procedures om die doelstellingen te halen. Maar, zo stelde Reuten, omdat te voorzien is dat de klimaatplannen uit de komende 30 jaar langdurig verstrekkende gevolgen gaan hebben voor de maatschappij, is hij van oordeel dat het de voorkeur heeft om het Klimaatplan te doen vaststellen door regering en parlement samen.

VVD-senator Klip-Martin haalde weerman Gerrit Hiemstra die heeft gezegd dat het klimaat niet op ons wacht. Klip-Martin toonde begrip voor de afgelegde zoektocht naar balans tussen enerzijds innovatie en anderzijds stabiliteit. Ze sprak waardering uit voor de vasthoudendheid van de initiatiefnemers. Haar kritiek richtte zich erop dat het een kaderwet blijft. Ze vroeg of de initiatiefnemers nog eens duidelijk wilden toelichten waarom voor deze vorm van wetgeving is gekozen. De VVD-fractie zag - overeenkomstig het advies van de Raad van State - graag een wetgevingsagenda. Deze hoefde wat betreft Klip-Martin niet compleet en limitatief te zijn.

Senator Teunissen (PvdD) noemde het een schijnbaar logische combinatie, een polder en een klimaatwet. Maar volgens haar is niets zo gevaarlijk als polderen over het klimaat in een land dat onder de zeespiegel ligt. Deze klimaatwet ademt volgens Teunissen een sfeer van 'na ons de zondvloed'. De wet kijkt naar wat haalbaar is, niet naar wat nodig is, aldus Teunissen. Ze noemde het onaanvaardbaar dat het emissiebudget uit het oorspronkelijke voorstel is verdwenen. Een budgetbenadering betekent dat het zinvol is maatregelen eerder sneller dan later te nemen. Teunissen vroeg hoe de minister aankijkt tegen het werken met een emissiebudget. Aan de initiatiefnemers vroeg de PvdD-senator om een planning zodat er afrekenbare tussendoelen zijn.

CDA-senator Atsma noemde het belangrijk dat er draagvlak is in Nederland, binnen Nederland tussen sectoren, maar ook draagvlak tussen verschillende landen. Hij miste harde, afrekenbare doelen in de wet. Hij vroeg de minister hoe het komt dat klimaatverandering onder veel andere landen niet leeft. Van de initiatiefnemers wilde Atsma weten hoe zij aankijken tegen de invloed van het parlement op het uiteindelijke klimaatakkoord. Hij vroeg op welke wijze het parlement betrokken wordt bij het Klimaatplan. Atsma vond de schriftelijke antwoorden op vragen van de Eerste Kamer in de afgelopen maanden te weinig inhoudelijk en hoopte dat dat in debat wel zou gebeuren. Voor het CDA is de haalbaarheid en betaalbaarheid van belang.

Senator Ten Hoeve (OSF) prees de initiatiefnemers dat "ze onze verantwoordelijkheid op een duidelijke en bindende wijze willen laten vastleggen." Het is volgens Ten Hoeve goed dat het stramien er ligt, maar hij noemde dat wel het makkelijkste deel van de opgave. Hij vroeg de initiatiefnemers waarom een realistische CO2-belasting niet is opgenomen in de wet. Senator Ten Hoeve voorspelde dat het nog wel veel voeten in de aarde zal hebben om de samenleving te laten wennen aan de nieuwe - in zijn woorden - 'beperkingen'. Maar als het lukt, aldus Ten Hoeve, 'dan mogen we onze zegeningen wel tellen'.

Initiatiefnemers

Tweede Kamerlid Klaver (GroenLinks) erkende dat mensen de verandering zullen voelen en zei dat het belangrijk is daarover duidelijk te zijn. De reden dat de initiatiefnemers hebben gekozen voor een kaderwet is dat deze spelregels afspreekt. Op dat punt hebben de acht initiatiefnemers elkaar kunnen vinden. België is bezig met een vergelijkbare wet, en andere landen willen ook weten hoe de initiatiefnemers dit hebben aangepakt. Het is de verwachting van Klaver dat er meer landen Nederland zullen volgen. Volgens Klaver is het een gezamenlijke opdracht om de doelstellingen te halen. De wet schetst een pad.

Tweede Kamerlid Jetten (D66) zei dat het de bedoeling is dat het Klimaatplan tenminste eens in de vijf jaar moet worden vastgesteld en tien jaar behelzen. Vervolgens is er de Klimaatnota waarin het kabinet de doorwerking schetst, waarbij nadrukkelijk wordt gekeken naar kosten en opbrengsten. Jetten zei dat de initiatiefnemers geen instemmingsrecht hebben verbonden aan het Klimaatplan omdat het parlement dat al bij de uitwerking van alle voorstellen al heeft. Op vraag van senator Ester wat er gebeurt wanneer een wet sneuvelt, stort dan het kaartenhuis in, antwoordde Jetten dat dat ook een mogelijkheid is voor de Kamers om het initiatief op te pakken zelf met voorstellen te komen.

Minister Wiebes

Volgens de minister van Economische Zaken en Klimaat leverde het in 2013 gesloten energieakkoord onder meer op dat het parlement zich realiseerde dat ze meer betrokken wilde zijn. Deze wet is dan ook de borging van parlementaire betrokkenheid, aldus Wiebes. De Klimaatwet dwingt regering en parlement met elkaar in gesprek te gaan over de kosten van klimaatmaatregelen, zo betoogde hij.


Deel dit item: