Eerste Kamer stemt, na een vierde termijn, in met Invoeringswet Omgevingswet



De Eerste Kamer heeft dinsdag met een hoofdelijke stemming ingestemd met de Invoeringswet Omgevingswet van minister Van Veldhoven voor Milieu en Wonen. 53 leden steunden het wetsvoorstel, 19 leden stemden tegen. De stemming was een week eerder op verzoek van de Eerste Kamer een week uitgesteld naar aanleiding van een brief van de minister over gedane toezeggingen.

Voorafgaand aan de stemming vond een vierde termijn van het debat plaats. Aanleiding voor de vierde termijn, aangevraagd door GroenLinks-senator Kluit, waren berichten in de media over een rapport van het Inspectiebureau voor Leefomgeving en Transport. Uit dat rapport zou blijken dat gemeenten en provincies zich in de periode 2012 tot 2017 niet aan de afspraken en landelijke normen voor ruimtelijke ordening hebben gehouden.

De vraag die centraal stond in de vierde termijn was of dergelijke uitvoerings- en handhavingsproblemen met de Invoeringswet Omgevingswet voorkomen kunnen worden of dat dezelfde problemen zich dan nog steeds zullen voordoen. De Kamer sprak tevens haar ongenoegen uit dat de minister het rapport niet alsnog naar de Kamer had gezonden. De minister bood hiervoor haar excuses aan. Inhoudelijk gaf ze aan dat ze geen garantie kan geven dat er met de Invoeringswet Omgevingswet 'nooit ergens iets mis zal gaan'.

De Omgevingswet vormt samen met het Omgevingsbesluit, Besluit activiteiten leefomgeving, Besluit bouwwerken leefomgeving, Besluit kwaliteit leefomgeving en de Omgevingsregeling de basis voor het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht. Om dit nieuwe stelsel goed te laten werken is deze Invoeringswet nodig.

De Eerste Kamer stemde ook over drie moties die tijdens het debat op 27 en 28 januari 2020 waren ingediend.

De motie van senator Nooren (PvdA) die de regering verzoekt om in het Invoeringsbesluit Omgevingswet een regeling op te nemen die ervoor zorgt dat er een plicht ontstaat voor gemeenten, provincies en waterschappen om participatiebeleid op te stellen, werd aangenomen.

De motie van senator Nicolaï (PvdD) die de regering verzoekt te heroverwegen een conformiteitsverklaring op te nemen als na invoering van de wet uit de rechtspraak blijkt dat het aanvragen van een bouwvergunning niet leidt tot een voor beroep vatbare beschikking, werd eveneens aangenomen.

De motie van senator Nicolaï die de regering verzoekt te onderzoeken of bestuursorganen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid hun beoordelings- en beleidscriteria vast te leggen in beleidsregels, werd verworpen.


Deel dit item: