Rappelabele toezeggingen Veiligheid en Justitie (2010-2017) (Vooruitblik juli 2016 tot januari 2017)



Dit is het rappel vanaf 02-07-16 tot 02-01-17.

 




Toezegging Evaluatie wet, inclusief bewaartermijn biometrische gegevens, na drie jaar (33.192) (T01859)

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Witteveen (PvdA) en Lokin-Sassen (CDA), toe de wet na drie jaar, in plaats van vijf jaar, te evalueren mede met het oog op eventuele verkorting van de bewaartermijnen van de opslag van biometrische gegevens. 


Kerngegevens

Nummer T01859
Status voldaan
Datum toezegging 3 december 2013
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Mr. P.E.M.S. Lokin-Sassen (CDA)
prof.dr. W.J. Witteveen (PvdA)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bewaringtermijn
biometrie
vingerafdrukken
Kamerstukken Gebruik biometrie bij identificatie vreemdelingen (33.192)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 11 - blz. 18

De heer Witteveen (PvdA):

[...] Als dat al niet genoeg redenen zijn om dit onderdeel van de wet te heroverwegen, is er ook nog het probleem waarover onze motie handelt. De bewaartermijn van tien jaar maakt een erg grote inbreuk op de rechten van de vreemdeling. Wij pleiten daarom voor een bewaartermijn van vijf jaar. De staatssecretaris leek genegen daarin mee te gaan. Er speelt echter nog een ander probleem mee, dat ik helaas pas na het debat bedacht. Als deze wet van rechtswege na zeven jaar vervalt en de gegevens toch tien jaar worden bewaard, dan worden die gegevens dus drie jaar lang zonder wettelijke grondslag bewaard, als de wet tenminste niet na zeven jaar opnieuw wordt aangenomen. Wetstechnisch is dat een ongewenste constructie. Het past ook niet in de rechtsstaat om ingrijpende maatregelen niet op een wettelijke grondslag te baseren. Dit is een bekend democratisch, rechtsstatelijk en zeker ook liberaal uitgangspunt. Bovendien betekent het vervallen van de wettelijke grondslag dat ook de waarborgen voor het gegevensbeheer dan zouden komen te vervallen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 11 - blz. 19

Mevrouw Lokin-Sassen (CDA)

Naar aanleiding van de ingediende motie van de PvdA merkt mijn fractie op dat dit wetsvoorstel bij amendement een horizonbepaling heeft gekregen, zodat volgens mij – ik heb hiernaar al eerder gevraagd en de heer Witteveen heeft daarvan kennis kunnen nemen – alle opgeslagen biometrische kenmerken, of ze nu opgeslagen zijn in een centrale opslag of bij een of meer van de vreemdelingenketenpartners, moeten worden vernietigd na ommekomst van de termijn van zeven jaar, juist vanwege die horizonbepaling, tenzij er een nieuw wetsvoorstel tot verlenging komt. Vijf jaar na zijn inwerkingtreding zal deze wet worden geëvalueerd. Mijn fractie lijkt het zinvol dat ook de opslag van de biometrische gegevens wordt betrokken bij de evaluatie en heeft er dan ook geen behoefte aan de hierop betrekking hebbende onderdelen van de regeling niet of pas later in werking te laten treden. Mijn fractie wil deze evaluatie dan ook graag eerst afwachten. Afhankelijk van de resultaten ervan – wie dan leeft, die dan zorgt – kan de termijn van de opslag van de gegevens opnieuw worden overwogen. Wij zullen de motie van de PvdA om die reden dan ook niet steunen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 11 - blz. 24-25

Staatssecretaris Teeven:

De heer Witteveen heeft gesproken over de bewaartermijnen. Daarover wil ik nog enkele opmerkingen over maken, want ook op dit punt bestaan naar mijn indruk wellicht enige misverstanden. Op het punt van het bewaren van gegevens als de wet na zeven jaar zou vervallen, kan ik senator Witteveen geruststellen. Als de wet na zeven jaar vervalt, is er geen grondslag meer voor het registreren van vingerafdrukken en zullen opgeslagen vingerafdrukken ook worden vernietigd. Dus als de wet vervalt na zeven jaar, stoppen wij ook met het bewaren van die vingerafdrukken.

Ik vind de beperking naar een bewaartermijn van vijf jaar niet nodig, maar wij kunnen het in het Vreemdelingenbesluit regelen. Het wetsvoorstel hoeft er niet voor te worden aangepast. Je zou dus eventueel bij een evaluatie van het wetsvoorstel kunnen zien dat er zo weinig gebruik van wordt gemaakt dat je teruggaat naar een kortere bewaartermijn.

De heer Witteveen (PvdA):

Begrijp ik nu goed dat wanneer na zeven jaar de wet zou vervallen en niet wordt verlengd en wanneer er ook geen wettelijke grondslag meer is voor het bewaren van die gegevens, die gegevens dan ook zullen worden vernietigd? Dat staat toch nergens in de wet? Waar vloeit de bevoegdheid om die gegevens te vernietigen dan weer uit voort? Dat is eigenlijk ook het punt van mevrouw Lokin.

Staatssecretaris Teeven:

Als deze wet zou vervallen, dan is er ook geen grondslag om de registraties die zijn opgenomen nog langer te bewaren. Dat was uw expliciete vraag en ook de expliciete vraag van de zijde van de CDA-fractie. Daarop wist ik ook niet meteen het antwoord, dus wij zijn dat even nagegaan. Het is echt zo dat die opgeslagen vingerafdrukken zullen vervallen op het moment dat de wet vervalt. Die toezegging doe ik hier dan ook. Ik krijg nog even aangereikt waar dat precies staat, en wel in artikel 115, tweede lid: "De in de vreemdelingenadministratie opgenomen gegevens, bedoeld in artikel 107, eerste lid, onderdeel a, worden zeven jaar na de inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde wet (…) vernietigd". Het staat dus letterlijk vermeld in de wet.

Het wetsvoorstel gaat uit van een evaluatie binnen vijf jaar, maar als uw Kamer een evaluatie zou wensen na drie jaar, dan ben ik bereid daarin mee te gaan.

De heer Witteveen (PvdA):

Omdat wij het einde van het debat naderen, zou ik de gelegenheid willen aangrijpen om te zeggen dat zo'n evaluatie na drie jaar voor mijn fractie in elk geval zeer welkom zou zijn.

Staatssecretaris Teeven:

Zoals ik al zei, ik zou mij kunnen voorstellen dat de meerderheid van uw Kamer dat ook wenst. Dan kan ik daar heel goed mee leven en ben ik bereid dat toe te zeggen.

Zie ook T02407


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie praktijk bekostiging medisch onderzoek in opvolgende procedures (34.088) (T02145)

De staatssecretaris van Veiligheid & Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vragen van de leden Schrijver (PvdA) en Strik (GL) toe na een jaar een evaluatie aan de Kamer te doen toekomen van de praktijk van bekostiging, in individuele gevallen, van medisch onderzoek uitgevoerd in opvolgende procedures. 


Kerngegevens

Nummer T02145
Status voldaan
Datum toezegging 7 juli 2015
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Prof.mr. N.J. Schrijver (PvdA)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen asiel
medisch onderzoek
Opvangrichtlijn
Procedurerichtlijn
Kamerstukken Implementatie Opvang- en Procedurerichtlijnen (34.088)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 38 - blz. 18-19

Staatssecretaris Dijkhoff:

[...]

Ik kom bij de vraag over vergoeding in de opvolgende procedure. In dat geval kijk ik er toch iets anders tegen aan. Het is natuurlijk in alle gevallen de bedoeling dat zaken in eerste instantie worden aangegeven. Iemand moet meteen vertellen wat er allemaal speelt, hoe het zit en wat de relevante factoren zijn die zouden kunnen bijdragen aan inwilliging van het asielverzoek; laten we aannemen dat dat in alle gevallen de intentie is. Dan vind ik het ook niet gek dat we wat strenger zijn bij de vergoeding van een op eigen initiatief opgestart onderzoek. Als iemand iets in de opvolgende zaak aanbrengt, wordt er namelijk eerst getoetst of het inderdaad onmogelijk was om het in eerste instantie aan te geven. En ook in zo'n geval kan de IND in de opvolgende procedure zelf besluiten dat zo'n onderzoek nodig is. Dan zal de IND dat ook bekostigen. Als de vreemdeling het op eigen risico doet, vind ik dat vergoeding in de opvolgende procedure niet standaard moet zijn. Ik sluit het niet uit. Er is ruimte om in individuele gevallen een andere beslissing te nemen, maar mij lijkt het een gezond uitgangspunt om dan niet te vergoeden en pas in uitzonderlijke individuele gevallen over te gaan tot vergoeding van de kosten.

De heer Schrijver (PvdA):

Ik geloof dat we elkaar een heel eind tegemoetgekomen zijn. Kan ik de woorden van de staatssecretaris als volgt begrijpen? Stel dat in een individueel geval, om wat voor reden dan ook, in eerste instantie de medische informatie niet gegeven kon worden, bijvoorbeeld omdat de vreemdeling nog verlamd was van schrik en niet meteen zijn hele medische dossier op tafel wilde leggen of bevreesd was om zelf over trauma's en opgelopen littekens te gaan spreken. Als dan later blijkt dat dit psychologisch verklaard kan worden, ga ik ervan uit dat de IND in alle redelijkheid naar zo'n situatie kijkt en in voorkomende gevallen alsnog de medische kosten vergoedt.

Staatssecretaris Dijkhoff:

Het blijft een individuele afweging, dus ik wil hier geen uitspraak doen die categorisch leidt tot vergoeding. Ik kan mij bijvoorbeeld een situatie voorstellen waarin het in eerste instantie niet als element wordt aangedragen, maar de vreemdeling wel op eigen initiatief het onderzoek heeft opgestart. Dat onderzoek is dan niet in eerste instantie meegewogen. In het tweede, opvolgende verzoek kan het al eerder opgestarte onderzoek wel meetellen en tot inwilliging leiden. Dan is het onderzoek daarin natuurlijk een cruciaal element. Ik kan mij voorstellen dat dan toch besloten wordt om tot vergoeding over te gaan, omdat het onderzoek een relevant onderdeel was. Ik verwacht verder ook dat een deel hiervan zich zal uitkristalliseren doordat rechters indien noodzakelijk bijsturen in gevallen waarin wellicht niet tot een individuele afweging is overgegaan.

De heer Schrijver (PvdA):

Waarschijnlijk heeft de staatssecretaris ook kennis kunnen nemen van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat dit soort situaties pas bij een vervolgaanvraag in meer volle omvang op tafel kan komen. De Raad van State heeft toen het standpunt ingenomen dat dat toch heel relevante nieuwe gegevens kunnen zijn, die aanleiding kunnen vormen voor het alsnog inwilligen van het verzoek.

Staatssecretaris Dijkhoff:

Ja, dat sowieso. En los daarvan staat de vraag over de bekostiging. Het is mogelijk. We zijn daar in tweede instantie wel terughoudender in, maar in individuele, schrijnende gevallen kan besloten worden om die kosten te vergoeden.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik ben blij dat de staatssecretaris in ieder geval het rigide standpunt loslaat dat het niet kan in opvolgende procedures, en toch tot vergoeding wil overgaan als blijkt dat het

onderzoek bijdraagt aan de inwilliging; dan is het kennelijk relevant geweest. Hij beperkt dat tot een individuele afweging. Ik verzoek de staatssecretaris om de Kamer erover te

informeren hoe dit uitpakt als zich het wat meer heeft uitgekristalliseerd.

In hoeveel gevallen en op basis van welke criteria gebeurt dat dan? Dat kan bijvoorbeeld over een jaar of zo.

Staatssecretaris Dijkhoff:

Dit zal ongetwijfeld een element in de discussies blijven. Ik kan na een jaar wel terugblikken op hoe het zich ontwikkeld heeft. Ik weet niet of er standaardcriteria gaan ontstaan. Ik weet ook niet in hoeverre een rechter, als wij terughoudend zijn bij de individuele toekenning, zal constateren dat het niet goed was. Het uitgangspunt blijft dat het zo vroeg mogelijk moet worden aangegeven en dat in elk geval vereist is dat dit een essentieel element is voor de inwilliging. Dan kan er in individuele omstandigheden overgegaan worden tot vergoeding. Dat zal niet standaard zijn. Daarom is het des te interessanter om de ontwikkeling in de praktijk en de eventuele jurisprudentie te zien en die met elkaar te bespreken.

Handelingen I 2014-2015, nr. 38 - blz. 28

[...]

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik ben blij dat de staatssecretaris heeft aangegeven dat dat kan in opvolgende procedures. Wij worden dus na verloop van tijd of na een jaar geïnformeerd over de wijze waarop

dat wordt toegepast. Heb ik dat goed begrepen?

Staatssecretaris Dijkhoff:

Wij zullen voor de structurele financiering al moeten bekijken hoe de praktijk zich heeft ontwikkeld. Wellicht is het raadzaam om dat samen te nemen. Dat zal vanaf nu een

jaar in de richting van de begroting voor 2017 zijn. Dan moeten wij bekijken of de manier waarop de praktijk zich heeft ontwikkeld, ook in financiële zin, aanleiding geeft tot

nadere compensatie. Dan is het ook logisch om deze elementen mee te nemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inzet externe grensbewaking van de EU (34.166) (T02268)

De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schaap(VVD), toe dat de regering, i.c. staatssecretaris Dijkhoff, voor het einde van het Nederlands EU-voorzitterschap de kamer zal informeren over hoe zij werkt aan versterking van de bewaking van de Europese buitengrenzen.


Kerngegevens

Nummer T02268
Status voldaan
Datum toezegging 8 maart 2016
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden prof. dr. ing. S. Schaap (VVD)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene Europese Beschouwingen
buitengrenzen
Schengen
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2015 en Voorzitterschapseditie voor het jaar 2016 (34.166)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr 22, item 10 - blz. 14

De heer Schaap (VVD): Ik wil nog even ingaan op de grenzen. Ik heb met belangstelling de beantwoording gehoord over de relatie tussen Griekenland en Turkije en de veiligheidsstatus van Turkije, maar wil even terug naar Schengen. We hebben de binnengrenzen voortvarend afgeschaft, maar de buitengrenzen mooi wel bij de lidstaten laten liggen. Ik heb zelf het voorstel gedaan om bij de blauwe buitengrenzen kustbewaking in te zetten. Ik heb tussen de bedrijven hier door het nieuws wat gevolgd. De Baltische staten zijn nu bezig om de grens met Rusland te sluiten omdat ze als de dood zijn dat er een vluchtelingenstroom door Rusland trekt, die misschien zelfs wel gestuurd wordt, zoals ook al naar Finland gebeurd is. Valt het niet te overwegen om nu voortvarend de kwestie van de buitengrenzen aan te pakken en te zeggen dat dit niet een aangelegenheid is van een specifieke lidstaat, maar een Europese, en dat wij kortom Europese grensbewaking in moeten stellen langs zowel de blauwe grenzen als de landgrenzen?

Handelingen I 2015-2016, nr 22, item 10 - blz. 24

De heer Schaap (VVD): Ik heb gesproken over de buitengrenzen van Schengen. Bij interruptie zei ik het al: wij hebben de binnengrenzen afgeschaft en vervolgens de buitengrenzen aan de lidstaten gegeven. Daar lopen wij nu behoorlijk op stuk. Er moet wat gebeuren. Er is al een halve toezegging dat er wat met de blauwe grenzen wordt gedaan. Graag zou ik horen dat de minister in het kader van het voorzitterschap eens zou gaan bekijken hoe wij de groene buitengrenzen gaan bewaken. Wij moeten voorkomen dat net als nu bij de binnengrenzen gebeurt, opeens allerlei ongecoördineerde acties plaatsvinden. Er is het een en ander aan de hand. De Baltische staten zijn al bezig. Als er meer druk van buiten komt, gaat dat zich waarschijnlijk wel uitbreiden. Wil de minister de Kamer toezeggen dat hij nog tijdens het voorzitterschap wil aangeven hoe hiermee door de Nederlandse regering verder gewerkt is? Dat kan ook in een schriftelijke gedachtewisseling. Welke initiatieven heeft Nederland genomen?

Handelingen I 2015-2016, nr 22, item 10 - blz. 33

Minister Koenders: Misschien mag ik, voordat ik op uw tweede vraag kom, nog even tegen de VVD-fractie zeggen dat ik een aantal voorstellen met betrekking tot externe grensbewaking zal doorgeleiden aan collega Dijkhoff. Ik neem aan dat hij u ook zal inlichten, maar het is zijn portefeuille. Ik weet dat hij er zeer actief mee bezig is. Ik zal het aan hem doorgeleiden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overzicht opstelling Nederlandse regering tegenover de voorstellen over Frontex (34.166) (T02270)

De Minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer(D66), toe dat de regering, i.c. staatssecretaris Dijkhoff, de Kamer zal informeren over de opstelling van de Nederlandse regering tegenover de voorstellen die de laatste jaren zijn gedaan over de opwaardering van Frontex. 


Kerngegevens

Nummer T02270
Status voldaan
Datum toezegging 8 maart 2016
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Europese Zaken (EUZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene Europese Beschouwingen
FRONTEX
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2015 en Voorzitterschapseditie voor het jaar 2016 (34.166)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 22, item 3 - blz. 13

De heer Backer (D66): Een van de grote landen met een eigen complexe agenda is onze NAVO-bondgenoot Turkije. Mijn fractie steunt de inzet van de minister en van staatssecretaris Dijkhoff om doorbraken te forceren en gelden vrij te maken voor Frontex. Ik kan niet doorzien wat er in de gesprekken met Turkije wel of niet is afgesproken, ik hoor dat graag van hen en kan daar niet op vooruitlopen. We zijn wel op een heel precair punt gekomen: de hernationalisatie van grenzen en de tijdelijke bevriezing van Schengen. Kan de minister schetsen hoe hij gaat voorkomen dat deze dominostenen verder zullen omvallen? Hoe zal de opwaardering van Frontex tot een werkelijk effectieve instantie plaatsvinden? De heer Schaap en ik hadden daar net al even een debatje over. Als er ergens zichtbaar wordt dat de EU als bouwwerk nog lang niet af is, dan blijkt het wel op dit punt. Dit kan alleen maar in een EU-brede aanpak gaan werken.

Handelingen I 2015-2016, nr. 22, item 10 - blz. 34

De heer Backer (D66): [...] Ik zag de minister namelijk wel knikken bij mijn vraag over de geschiedenis van Frontex en de Nederlandse opstelling daarin, maar ik heb hem er niet meer over horen spreken. Mag ik de knik beschouwen als een ja op mijn vraag of er een overzicht kan komen wat betreft de opstelling van de Nederlandse regering tegenover de voorstellen die daarover zijn gedaan in de afgelopen jaren?

Minister Koenders: Ja. Die zou ik ook willen doorgeleiden naar staatssecretaris Dijkhoff. We hebben er precieze cijfers over. Nederland levert op dit punt "punches above his weight" om in de taal van uw laatste vraag te spreken. Uiteraard zal ik collega Dijkhoff vragen u daarover in te lichten.

De heer Backer (D66): Daar is deze correspondent tevreden mee.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over spreekrecht bij TBS-zittingen (34.082) (T02309)

De Minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Wezel, toe de Kamer te informeren over de resultaten van het onderzoek over het spreekrecht van slachtoffers bij TBS-zittingen. 


Kerngegevens

Nummer T02309
Status voldaan
Datum toezegging 5 april 2016
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Mr. A.M.T. Wezel EMoC (SP)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen slachtofferspreekrecht
terbeschikkingstelling
Kamerstukken Aanvulling spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces (34.082)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 26 - blz. 7

Mevrouw Wezel(SP): Het tweede punt betreft de moties van Tweede Kamerlid Kooiman. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in juni 2015 zijn twee moties van het SP-Tweede Kamerlid Kooiman aangenomen. De eerste motie betrof een verzoek aan de regering om in gesprek te gaan met de Raad voor de rechtspraak over het belang ervan dat rechters in hun motivering rekening kunnen houden met de verklaring van spreekgerechtigden. Heeft dit gesprek met de Raad voor de rechtspraak inmiddels plaatsgevonden en, zo ja, wat is de uitkomst van dit gesprek? De tweede motie betrof een verzoek aan de regering om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om het spreekrecht uit te breiden naar tbs-zittingen en de mogelijkheden om slachtoffers en nabestaanden beter te betrekken bij en te informeren over tbs-zittingen. Zou de minister ook over de voortgang van dit onderzoek kunnen berichten?

Handelingen I 2015-2016, nr. 26 - blz. 19

Minister Van der Steur: Mevrouw Van Wezel vroeg nog naar de moties van mevrouw Kooiman. Ik heb die uitgevoerd, kan ik haar tot mijn geruststelling melden. De rechtspraak heeft aangegeven dat rechters de vrijheid moeten houden om te doen en laten wat zij vinden dat zij moeten doen en laten. Daar wordt heel erg aan gehecht. De onafhankelijke positie van de rechters is wat dat betreft nog eens onderstreept. Het is vooral de rol van het OM om met de slachtoffers de gesprekken te voeren waarnaar ik al eerder heb verwezen. De tweede motie van mevrouw Kooiman ging over de voortgang van het onderzoek naar het spreekrecht bij tbs-zittingen. De vraag van de fractie van de SP in de Tweede Kamer was of het slachtoffer eigenlijk ook niet zou moeten kunnen spreken als er sprake is van zittingen waarbij bijvoorbeeld wordt besloten over het al dan niet verlengen van de tbs. Ik heb aangegeven dat ik dat zal onderzoeken. Dat onderzoek bevindt zich in de afrondende fase. Er is gesproken met experts en ervaringsdeskundigen. Het onderzoek is nodig om voldoende inzicht te krijgen in de behoefte bij slachtoffers en nabestaanden wat dit betreft. Ik hoop dat onderzoek in mei af te ronden. Ik zal de Kamers daar vervolgens over informeren.


Brondocumenten


Historie