Rappelabele toezeggingen Infrastructuur en Waterstaat (Rappel februari 2019)



Dit is het rappel tot 02-01-19.

 




Toezegging Kosten riolering, drinkwatervoorziening en afvalscheiding BES-eilanden (32.473) (T01461)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Linthorst (PvdA), mede namens de fracties van VVD, CDA, PVV, SP, D66, GroenLinks en ChristenUnie, toe geen onomkeerbare stappen te zetten ten aanzien van de kosten voor de bevolking van de BES-eilanden voor beheer en exploitatie van de riolering, de drinkwatervoorziening en de afvalscheiding voordat er is overlegd met de Eerste Kamer.


Kerngegevens

Nummer T01461
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2011
Deadline 1 juni 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. M.Y. Linthorst (PvdA)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen afvalscheiding
Caribisch Nederland
drinkwatervoorziening
kosten
riolering
Kamerstukken Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES (32.473)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 13, item 3, blz. 13

Linthorst (PvdA):

De staatssecretaris geeft aan dat de kosten van het beheer en de exploitatie van riolering, drinkwatervoorziening en afvalscheiding niet volledig zullen kunnen worden doorberekend aan de leefgemeenschappen en de toeristen op de eilanden. De staatssecretaris heeft toegezegd dat de kosten voor de uitvoering van de Wet VROM-BES zullen worden meegenomen in het onderzoek van het ministerie van BZK naar de draagkracht van de inwoners van Caribisch Nederland. Eventuele aanpassing van de vrije uitkering zal plaatsvinden na 2012. Tot die tijd neemt het ministerie van IenM de kosten voor zijn rekening. Het is natuurlijk lastig, iets te zeggen over de draagkracht van de inwoners van Caribisch Nederland zolang het onderzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Kan de staatssecretaris toch iets zeggen over het deel dat hij redelijk vindt dat aan de

inwoners wordt doorberekend?

De staatssecretaris onderzoekt of de eilanden onderdeel kunnen worden van bestaande (overheids)diensten in Nederland. Zien wij het goed dat de staatssecretaris daarmee gemeenten, waterschappen en waterleidingbedrijven bedoelt? Kan de staatssecretaris aangeven of er inmiddels al enige duidelijkheid bestaat over de bereidheid van de bedoelde diensten? Mocht dit niet tot resultaat leiden, is het ministerie van IenM dan bereid ook de

kosten na 2012 voor zijn rekening te nemen? Wij willen namelijk graag voorkomen dat na 2012 opnieuw discussie ontstaat over de toedeling van de lasten. Is de staatssecretaris bereid om, als er zicht is op de kosten die aan de inwoners zullen worden doorberekend, onze Kamer te raadplegen over deze kosten?

Staatssecretaris Atsma:

Mevrouw Linthorst heeft gevraagd om uw Kamer te raadplegen bij eventuele vervolgstappen als het gaat om de aansluiting op het stelsel en eventueel de verrekening

van kosten via de exploitatielasten, dan wel de nog noodzakelijke investeringen. Ik zou eigenlijk wel verder willen gaan dat dit niet alleen een raadpleging is van uw Kamer.

Ik denk dat het voor mij geen enkel probleem is om toe te zeggen dat wij op dit punt geen onomkeerbare stappen zullen zetten voordat wij ook met uw Kamer hebben overlegd, wetende dat uw Kamer ook ten volle betrokken is bij dit onderwerp. Dus ik doe graag de toezegging dat wij voordat er een oplossing komt hierover eerst met uw Kamer in gesprek gaan. Overigens niet alleen met uw Kamer; ongetwijfeld zal ook met de Tweede Kamer dat gesprek dan worden gevoerd. Ik denk ook dat dat verstandig is, omdat je wel moet garanderen dat er voor de oplossing die wordt gekozen niet alleen op het eiland Bonaire en breed draagvlak is maar dat die ook hier in Nederland voldoende draagvlak heeft.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugkerende evaluatie van onafhankelijke toetsing en over twee jaar een evaluatie van de effecten daarvan (34.287) (T02446)

De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vos (GroenLinks), toe dat zij de periodieke evaluaties van de Omgevingswet en de Commissie voor de m.e.r. zal aanpassen, zodat gevolgd kan worden hoe vaak en in welke gevallen een onafhankelijke toets door de Commissie voor de m.e.r. plaatsvindt. Na twee jaar zal geëvalueerd worden wat de effecten zijn van het niet langer verplicht stellen van een onafhankelijke kwaliteitstoets in het geval van complexe projecten.


Kerngegevens

Nummer T02446
Status openstaand
Datum toezegging 17 januari 2017
Deadline 1 januari 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Milieu
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden Ir. M.B. Vos (GroenLinks)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Commissie voor de milieueffectrapportage
onafhankelijke toetsing
project-mer
Kamerstukken Implementatie herziening mer-richtlijn (34.287)


Opmerking

De motie-Vos (Kamerstukken I 2016/17, 34287, G) is ingetrokken wegens de toezegging van de minister van Infrastructuur en Milieu.

Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 14, item 5, blz. 1-5

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik noem nog snel twee voorbeelden van de Commissie voor de m.e.r. die mij niet optimistisch stemmen. Ik noem allereest het project bij de zuidelijke ringweg Groningen, de A7, dat een grote impact had op de omgeving, niet alleen op burgers en bedrijven, maar ook op allerlei andere partijen. Dat project is nooit ter toetsing aan de Commissie voor de m.e.r. voorgelegd, niet op strategisch niveau, het planniveau, maar ook niet later op projectniveau. Een ander voorbeeld is de uitbreiding van de A27 tussen Houten en Hooipolder. In 2010 heeft een toetsing plaatsgevonden op het planniveau, het strategisch niveau. De Commissie voor de m.e.r. had grote zorgen over de geluidsbelasting, maar er is later op projectniveau nooit getoetst of de geluidswerende maatregelen ook echt werden genomen. De Commissie voor de m.e.r. maakt zich nog steeds grote zorgen over de vraag of het op dat niveau voldoet. Ik dring er daarom zeer op aan om heel kritisch te zijn op dit punt. Ik wil de Kamer daarom graag de volgende motie voorleggen.

De voorzitter:

Door de leden Vos, Stienen, Teunissen, Meijer en Strik wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verplichte onafhankelijke toetsing van de project-MER wordt afgeschaft, en het voortaan aan het bevoegd gezag is om te besluiten over het al dan niet laten verrichten van een onafhankelijke toetsing door de Commissie voor de m.e.r.;

overwegende dat met name in het geval van complexe projecten een onafhankelijke kwaliteitstoets van groot belang is voor de borging van de kwaliteit van de milieueffectrapportage;

overwegende dat onafhankelijke kwaliteitstoetsing een belangrijke bijdrage levert aan objectivering, transparantie en participatie door burgers en belanghebbenden ondersteunt;

verzoekt de regering om, in het geval van complexere projecten, jaarlijks te volgen hoe vaak en in welke gevallen een onafhankelijke toets door de Commissie voor de m.e.r. plaatsvindt en de Kamer hierover te rapporteren;

verzoekt de regering daarnaast, over twee jaar een evaluatie te doen van de effecten van het niet langer verplicht stellen van een onafhankelijke kwaliteitstoetsing door de Commissie voor de m.e.r. in het geval van complexe projecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter G (34287).

(...)

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

(...)

Mevrouw Vos heeft samen met een aantal andere leden de motie onder letter G ingediend. Ik krijg nog een heleboel extra spiekbriefjes binnen. Die zal ik zo proberen te ordenen. In de motie wordt gewezen op het feit dat een onafhankelijke kwaliteitstoetsing met betrekking tot de projecten niet meer bestaat. Er wordt voorgesteld om dat te evalueren en om na twee jaar ook een evaluatie te doen van de effecten daarvan. Ik zie dit punt iedere keer weer keer opduiken. Sinds de inwerkingtreding van de Wet modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage in 2010 — ik zei steeds 2012, maar de wet is in 2010 in werking getreden — is er al onderscheid gemaakt tussen de uitgebreide en de beperkte procedure. Er is ook al gezegd dat de projectprocedure niet meer moet. Dat is dus niet een gevolg van deze richtlijn. De wijziging van de tarieven van de Commissie m.e.r. is ook al eerder geregeld en al eerder besproken. Ik vind het prima dat ook bij andere voorstellen steeds dezelfde vragen terugkomen, maar het zijn wel zaken die al eerder aan de orde zijn geweest.

Moet je dat dan apart evalueren? Daar zijn wel zorgen over in deze Kamer, ook gezien de brede ondertekening. Ik zou het op deze manier en in deze vorm ontraden, maar dat betekent niet dat ik ook de inhoud van de motie ontraad. Laat me dat even uitleggen. Er is een jaarlijkse rapportage van de Crisis- en herstelwet. Daar zit heel veel informatie in. Ook de Commissie m.e.r. heeft een jaarlijkse rapportage waarin deze informatie terug is te vinden. Ik ben bereid om in beide evaluaties extra aandacht te besteden aan de specifieke vragen die in de motie zijn gesteld. Anders krijgen we nog een derde evaluatie erbij die vergelijkbaar is met of soortgelijk is aan de twee evaluaties die we al kennen. Als de indieners van de motie daarmee kunnen instemmen, dan [kan] ik in die zin aan hun zorgen tegemoetkomen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik dank de minister voor deze toezegging. Zij stelt nu voor om de vragen die in de motie zijn gesteld, mee te nemen bij de evaluatie van de Crisis- en herstelwet. In de motie wordt alleen ook gevraagd om als de wet die we vandaag bespreken, is aangenomen en de Omgevingswet van kracht is, te blijven rapporteren over de vraag hoe vaak en voor welke projecten onafhankelijke toetsing op projectniveau door de Commissie m.e.r. plaatsvindt en om de effecten daarvan te evalueren. In de motie wordt niet alleen gevraagd om de evaluatie van de Crisis- en herstelwet. Het gaat ook om de vraag hoe het de komende jaren verdergaat.

Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:

We hebben nu een jaarlijkse rapportage van de Crisis- en herstelwet. Op het moment dat de Crisis- en herstelwet opgaat in de Omgevingswet worden er natuurlijk ook evaluaties van de Omgevingswet gedaan. Ik weet niet meer precies of die evaluaties jaarlijks of tweejaarlijks zullen worden gedaan, maar ook daar zal een rapportage van komen. Daarnaast heeft ook de Commissie m.e.r. een jaarlijkse rapportage met deze informatie. Daarom stelde ik ook voor om bij beide evaluaties aandacht te besteden aan dit aspect. De Commissie m.e.r. blijft bestaan zolang wij dat met elkaar willen. Als het zo wordt gedaan, is het op twee manieren geborgd.

Er is mij gevraagd om na twee jaar een evaluatie te doen van de effecten van het niet langer verplicht stellen van een onafhankelijke kwaliteitstoets in het geval van complexe projecten. Stel dat we een en ander nu pas zouden invoeren, dan zou het niet kunnen, maar aangezien het al een tijdje loopt, kan dit volgens mij ook. De vraag is in hoeverre je dat allemaal kunt inschatten. Als iets niet is gedaan, kun je ook niet weten wat het effect is. Ik laat het aan de Commissie m.e.r. om te bekijken hoe je hier het beste invulling aan kunt geven. Ik ontraad dus de motie in deze vorm, maar ik ben wel bereid om onze eigen evaluaties erop aan te passen.


Brondocumenten


Historie