Debat Wet zorgplicht kinderarbeid aangehouden



De Eerste Kamer heeft dinsdag de behandeling van het initiatiefvoorstel-Kuiken Wet zorgplicht kinderarbeid na de eerste termijn op verzoek van de initiatiefnemer, Tweede Kamerlid Attje Kuiken, aangehouden.

Kuiken had om aanhouding gevraagd om zorgvuldig in te kunnen gaan op de kritiek vanuit de Kamer tijdens de eerste termijn van het debat dinsdag en omdat minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) in haar termijn met voor Kuiken nieuwe informatie was gekomen.

De meerderheid van de Kamer stemde in met het verzoek om aanhouding. De behandeling zal nu op een nader te bepalen datum na het kerstreces van de Kamer worden voortgezet. Op verzoek van de D66-fractie zal Kuiken vóór de verdere behandeling een brief aan de Kamer sturen met daarin een overzicht van de punten die zij in tweede termijn zou willen bespreken.

Het initiatiefvoorstel Wet zorgplicht kinderarbeid voorziet in de invoering van een zorgplicht ter voorkoming van de levering van goederen en diensten die met behulp van kinderarbeid tot stand zijn gekomen. Tijdens het debat gingen de woordvoerders - in aanwezigheid van de initiatiefnemer en minister Kaag - in op de doeltreffendheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van het initiatiefvoorstel. 

Impressies van de eerste termijn

Senator Faber (PVV) verklaarde dat haar partij tegen kinderarbeid is. Maar dit wetsvoorstel rammelt, aldus de PVV. In diverse landen zijn inkomsten vanuit kinderarbeid broodnodig. Ook binnen de EU is sprake van kinderarbeid. Als dat al binnen de EU niet kan worden uitgebannen, hoe moet dat dan daarbuiten, vraagt senator Faber.

Een bedrijf kan nooit helemaal garanderen dat een product kinderarbeid vrij is. Veel Nederlandse bedrijven doen al hun best, maar andere partijen laten het afweten, zoals graaiende regimes. Het kan niet zo zijn dat dit op het bordje van het Nederlands bedrijfsleven wordt gelegd. Daarnaast is het niet duidelijk welke organisatie toezichthouder moet worden. Senator Faber vraagt aan de minister of ze een inspectiedienst op het oog heeft.

Indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen, zullen veel klachten binnenkomen, voorspelt Faber. Met name via Ngo's en vakbonden die al jaren actief zijn in deze gebieden. Het Nederlandse bedrijfsleven wordt hierdoor in een ongelijk speelveld gezet ten opzichte van buitenlandse bedrijven. Om het probleem echt op te lossen moet volgens Faber gekeken worden naar de echte oorzaken van kinderarbeid: armoede en cultuur.

Ook senator Overbeek (SP, en in dit debat ook sprekend namens de PvdD) betoogde dat het uiteindelijke doel van de wet door iedereen wordt onderschreven. Voor hem komt het nu aan op actie. De SP steunt de wet, maar loopt niet over van enthousiasme. In de media is gesuggereerd dat hiermee kinderarbeid wordt aangepakt, maar dit is bezijden de waarheid, aldus Overbeek. Dit voorstel is gericht op bescherming van de Nederlandse consument en niet op de productieketen.

Overbeek vroeg de initiatiefnemer nog eens toe te lichten waarom voor deze - volgens sommigen - omweg is gekozen. Aan de minister vroeg senator Overbeek of uitbreiding van de wet tot in elk geval dwangarbeid in zicht zou kunnen komen als de beoogde evaluatie na 5 jaar positief uitvalt. Klopt het inderdaad voor de meeste gevallen een simpele eenregelige verklaring volstaat? Ook voor een leverancier van buiten de EU-, EER-, Raad van Europa-, en OESO-landen?

Welke middelen heeft de toezichthouder om onderzoek te doen en naleving van de wet af te dwingen? De positie en rol van toezichthouder zijn absoluut essentieel, aldus de SP-senator. Hij vroeg een toelichting van de initiatiefnemer over deze onduidelijkheid over wie deze rol op zich neemt. Overbeek concludeerde dat deze wet vele gebreken kent, maar stelt vast dat deze wet nodig is vanwege de urgentie. Volgens Overbeek komen bedrijven alleen in actie komen wanneer hen een wettelijke sanctie boven het hoofd hangt.

Senator Stienen (D66) steunt de gedachte achter dit wetsvoorstel, maar vraagt zich af of dat de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid zo ingewikkeld en onduidelijk zijn dat consumenten en ondernemers in Nederland er niet mee uit de voeten kunnen. Stienen haalde het duurzame ontwikkelingsdoel 8 aan dat kinderarbeid noemt. Het is een ambitieus doel om in 2025 kinderarbeid volledig uit te bannen, aldus Stienen. Zij vraagt zich af of deze wetgeving daartoe bijdraagt. Zo heeft de Raad van State vragen gesteld bij de effectiviteit van het voorstel.

De D66-fractie heeft zorgen om de rol van de toezichthouder, de uitzonderingen, en welke bedrijven op welke wijze vrijgesteld kunnen worden. Stienen wilde van de initiatiefnemer weten hoe zij aankijkt tegen de zorgen dat veel geregeld moet worden via de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Aan de minister vroeg zij of ze bereid is het bedrijfsleven te betrekken bij opstellen van de AMvB. Ook wilde senator Stienen weten hoe beiden inschatten dat wetgeving in het algemeen en deze wet in het bijzonder kan bijdragen aan een gelijk speelveld voor bedrijven binnen Nederland en Europa.

Volgens de D66-senator kan deze wet alleen zijn doel dienen als er ook effectief toezicht is. De toezichthouder moet aan veel eisen voldoen. Stienen vraagt daarom aan de initiatiefnemer wie zij zelf op het oog heeft en welk budget de toezichthouder nodig zou hebben om de taken effectief te kunnen vervullen. Tot besluit vroeg zij de initiatiefnemer te overwegen haar wetsvoorstel aan te houden tot de evaluatie van de IMVO-convenanten (IMVO=Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen) beschikbaar is.

Senator Lintmeijer (GroenLinks) was van mening dat Nederland er alles aan zal moeten doen om kinderarbeid uit te bannen. Die verplichting is overigens niet nieuw, zoals de initiatiefnemer ook aangeeft. Dit wetvoorstel kan voor juridische borging zorgen en dat verdient aanbeveling an sich , aldus Lintmeijer. Wel had hij enkele kritische aantekeningen. Zou het niet veel effectiever zijn als dit in Europees verband gebeurde? Ziet de minister daar mogelijkheden? Waarom kiest de initiatiefnemer voor de formulering 'bescherming van de Nederlandse consument tegen producten en diensten met kinderarbeid'? Helemaal passief zou de consument niet moeten zijn, volgens Lintmeijer. De consument moet ook worden aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid.

De vrije vorm van de eigen verklaring laat veel ruimte en roept de vraag op wat gepaste zorgvuldigheid is en wat niet. Lintmeijer vroeg de initiatiefnemer dan ook waarom ze de vorm vrij laat. GroenLinks had graag gezien dat er gezien het gewicht van de handhaving en de open vragen die er nog zijn een mogelijkheid tot voorhang in de wet geboden zou zijn. Senator Lintmeijer vroeg de minister tenslotte of zij kan aangeven op welke wijze zij ook deze Kamer kan betrekken bij een eventuele AMvB. Hij concludeert dat dit voorstel een stap in de richting van een handhaafbaar juridisch protocol. GroenLinks denkt dat het voorstel daaraan kan bijdragen.

Senator Van Dijk (SGP) noemde uitbuiting en slavernij waaronder kinderarbeid geen spoken uit een ver verleden. Het is werkelijkheid vandaag. Hij vroeg wat het beste middel is om uitbuiting te voorkomen. Wetgeving moet meer opleveren dan alleen een goed gevoel. Vandaar zijn vragen aan de initiatiefnemer: is het wetsvoorstel werkelijk effectief? Welke kansen, instrumenten of plichten heeft een toezichthouder als het gaat om samenwerken met overheden daar waar de uitbuiting plaatsvindt? Hoe ver- en diepgaand moet het onderzoek precies zijn? Welke zekerheid biedt dit en is dit geen schijnzekerheid? Hoe verhoudt dit voorstel zich tot andere middelen om kinderarbeid tegen te gaan? Van Dijk zei het over het doel eens te zijn, maar vroeg zich of het voorliggende wetsvoorstel ook het juiste middel is om misstanden tegen te gaan. De SGP-fractie vreest voor wetgeving zonder tanden en zonder middelen voor handhaving.

Senator Schaap (VVD) heeft grote twijfels of de in dit wetsvoorstel aangeboden aanpak bijdraagt aan de effectieve realisatie ervan. Voor senator Schaap is een eerste probleem de primaire focus van dit voorstel het consumentenrecht. Behoeven zij nu rechtsbescherming? Volgens de VVD-fractie zijn minderjarige en onbeschermde kinderen echt beschermwaardig. Door het consumentenrecht centraal te stellen, wordt gesuggereerd dat consumenten het primaire slachtoffer zijn van foute producten.

De VVD-fractie vroeg zich ook af waarom dit wetsvoorstel de verantwoordelijkheid voor het tegengaan van kinderarbeid eenzijdig naar ondernemers verlegt. De aanpak moet volgens Schaap breder zijn dan enkel het toetsen op kinderarbeid door ondernemers. Het gaat om positief gestelde doelen. Volgens Schaap wordt de effectiviteit veel groter wanneer uitgegaan wordt van de spankracht van gehele sectoren, ondersteund door betrokken en deskundige derden.

Senator Schaap vroeg de initiatiefnemer of het niet veel effectiever zou zijn het primaat te leggen bij sectorale actieplannen en goede wil te laten opbouwen via de collectieve verantwoordelijkheid van sectoren en de daarbinnen opgebouwde gezamenlijke inzichten en acties. Ten aanzien van de handhaving wilde de VVD van de initiatiefnemer weten hoe zij die voor zich ziet en hoe zij deze voldoende hard denkt te kunnen maken. Het is voor de VVD-fractie een harde zaak dat de handhaving in heldere bewoordingen geregeld is in de wet.

Senator Vlietstra (PvdA) sprak mede namens OSF. Zij ziet als kern van dit wetsvoorstel: beschermen van de consument tegen het verwerven van goederen en diensten die met kinderarbeid tot stand zijn gekomen en daarmee bijdrage aan het terugdringen van kinderarbeid. Kinderen horen niet te werken, ze horen zich te ontwikkelen. Alles wat redelijkerwijs kan worden bijgedragen aan het uitbannen van kinderarbeid moet worden gedaan volgens de PvdA-fractie.

Zonder voorbij te willen gaan aan een aantal bezwaren is de PvdA-fractie van mening dat het wetsvoorstel een welkome aanvulling kan zijn. Een overweging daarvoor is dat slechts 30% van de Nederlandse beursgenoteerde bedrijven zich openlijk committeert aan de OESO-richtlijnen. Senator Vlietstra heeft grote twijfels of dat met de huidige maatregelen en inzet zal worden gerealiseerd en vroeg of de minister dat met haar eens is.  

Bedrijven pleiten voor creëren van level playing field en het in de kopgroep houden van ons land. Delen de minister en initiatiefnemer deze ambitie?, vroeg Vlietstra. Ook wilde zij graag de toezegging dat de uitwerking van het voorstel in een AMvB wordt voorgehangen in deze Kamer. Daarin zouden de volgende vragen beantwoord moeten worden volgens de PvdA-senator: aan welke eisen zal volgens de indienster en de minister de verklaring minimaal moeten voldoen? Welke overwegingen dienen een rol dienen te spelen bij de uiteindelijke keuze van de toezichthouder? Hoe kan worden bevorderd dat het wetsvoorstel niet slechts een symbolische werking heeft, maar substantieel bijdraagt aan het terugdringen van kinderarbeid? Tot slot vroeg Vlietstra aandacht voor een Europa-brede aanpak.  

Kinderarbeid gaat de fractie van de ChristenUnie (CU) zeer aan het hart, aldus senator Ester. Hij refereerde aan wereldwijd 150 miljoen kwetsbare kinderen afgesloten van geborgenheid, zorg en onderwijs. Dit is een schending van hun rechten, aldus Ester. Nationale inspanningen zijn evenzeer nodig. In dit kader beziet de CU-fractie dit voorstel. De convenanten en dit voorstel versterken elkaar. Het gaat om en/en, en niet of/of. Dit wetsvoorstel past bij een veel bredere informatiebehoefte.

De urgentie om het onderliggende probleem van kinderarbeid aan te pakken mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van het wetsvoorstel, betoogde senator Ester. Daar zitten zorgen bij de CU-fractie. Ten aanzien van het toezicht vroeg hij of er overleg geweest met Autoriteit Consument en Markt (ACM)? Welke concrete zaken worden geregeld in de AMvB? Is er een wetswijziging nodig voor de wet op de economische delicten en zo ja, op welke termijn?, vroeg Ester tot besluit.

Senator Lokin (CDA) gaf aan eveneens tegen kinderarbeid te zijn, maar betwijfelde of het voorstel zoals dat thans voorligt doeltreffend is. Zij schetste aan de hand van het kinderwetje van Van Houten uit 1874 een historisch beeld. Volgens de CDA-senator kan het voorliggende wetsvoorstel in tegenstelling tot het kinderwetje van Van Houten niet voldoen aan doeltreffendheid. Volgens Lokin is de systematiek van de wet niet helder. Ze vroeg waarom de essentiële begrippen niet in de wet zelf staan, zoals gebruikelijk.

Zou het wetsvoorstel niet aan effectiviteit winnen als er niet meteen voor een strafrechtelijke route was gekozen?, aldus senator Lokin. Er is tot op heden geen sprake van een integrale aanpak rondom de aanpak van kinderarbeid. De CDA-fractie meent dat dit op internationaal, ten minste op Europees, niveau dient te worden aangepakt. Bij een nationale aanpak, zou het tenminste moeten aansluiten bij andere Europese initiatieven. Zoals het er nu ligt is het een lege huls, besloot senator Lokin.

Antwoord initiatiefnemer Kuiken

Het doel van het initiatiefvoorstel, aldus Attje Kuiken, is ervoor te zorgen dat consumenten er van uit kunnen gaan de producten die zij kopen tot stand zijn gekomen zonder kinderarbeid. Er is vier jaar aan dit voorstel gewerkt. Veel organisaties, bedrijfsleven en individuen hebben zich kunnen uitspreken in deze periode. Waarom alleen kinderarbeid? Het is duidelijk definieerbaar en bedrijven hebben hierom gevraagd, aldus Kuiken. Ze is van mening dat een wet nodig is omdat het niet realistisch is dat alle bedrijven vrijwillig iets dergelijks in een convenant zouden doen. Bovendien dekken convenanten niet alle sectoren.

Na een klacht krijgen bedrijven zes maanden de tijd om de klacht te onderzoeken. Wanneer zij vervolgens een boete krijgen, moeten ze een plan van aanpak voorleggen om alsnog te voldoen aan de zorgplicht.

Met betrekking tot de keuze voor de toezichthouder kwam Kuiken uit bij de ACM, mede doordat een groot aantal adviseurs haar daarnaar verwees. Het toezicht is vervolgens niet opgenomen in de wet op verzoek van de Tweede Kamer en de regering. In het voorstel wordt gesproken over een budget van 1 miljoen euro. Dat is gebaseerd op vergelijkbaar beleid en dit lijkt een redelijk budget.

Antwoord minister Kaag

Het kabinet wil zo effectief mogelijk kinderarbeid bestrijden en heeft terechte, fundamentele vraagtekens bij de effectiviteit van dit voorstel. Minister Kaag vindt het discutabel of deze wet toegevoegde waarde biedt. Bredere wetgeving na evaluatie van de IMVO-convenanten sluit wat dit betreft beter aan. De wet kan wel een bijdrage leveren aan een gelijk speelveld, ook voor bedrijven.

95% van de kinderarbeid ligt veel dieper in de productieketen waardoor opsporing veel moeilijker is. Daarnaast is het de vraag of deze wet effectief consumenten beschermt. De wet maakt niet duidelijk wat een 'redelijk' vermoeden is, en hoe een plan van aanpak er uit moet zien. De toezichthouder heeft geen bevoegdheden in het buitenland en kan zodoende niet vaststellen of voldoende is betracht. Over wie het moet doen dienen nog nadere beraadslagingen plaats te vinden.

De minister was het eens met enkele woordvoerders dat de toezichthouder eigenlijk in de wet zou moeten worden opgenomen. Indien deze wet wordt aangehouden zal de minister alle belanghebbenden worden betrokken bij het opstellen van het AMvB. Beide Kamers zullen ook betrokken worden.

Minister Kaag ziet veel voordelen van de convenanten. Het wetsvoorstel vraagt echter om een eenmalige verklaring en niet om terugkerende rapportage. De wet kan tot gevolg hebben dat zij alleen risico vermijden om boete ontlopen. Convenanten zijn ambitieuzer dan het wetsvoorstel. Natuurlijk is het wel zo dat bedrijven die deelnemen in de convenanten eerder kunnen voldoen aan het wetsvoorstel, aldus Kaag. Ze zegde toe zich te willen inzetten voor dit onderwerp in een EU-kader.

Tweede termijn

Voor de behandeling van het voorstel in tweede termijn vroeg Kuiken het woord. Ze verzocht de Eerste Kamer de tweede termijn over te hevelen tot na het reces. Gezien de wens van de Kamer van een zorgvuldige behandeling en gezien de nieuwe informatie van de minister, die eerder niet met haar is gedeeld. De Kamer stemde in met het verzoek tot aanhouding.

De D66-fractie vroeg wel nog aan Kuiken om vóór de tweede termijn een brief aan de Kamer te sturen waarin zij nader reageert op kritiekpunten van de Kamer in de eerste termijn van het debat. Kuiken zegde dit toe.


Deel dit item: