Rappelabele toezeggingen minister voor Rechtsbescherming (2017-2024) (Rappel januari 2020)



Dit is het rappel tot 02-01-20.

 




Toezegging Evaluatie wetsvoorstel over vijf jaar (32.044) (T01696)

De minister van Veiligheid & Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Quik-Schuijt en Strik, toe het wetsvoorstel over vijf jaar te evalueren.


Kerngegevens

Nummer T01696
Status voldaan
Datum toezegging 26 maart 2013
Deadline 1 januari 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
Wet herziening ten nadele
Kamerstukken Wet herziening ten nadele (32.044)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 22 - blz. 32

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): Ik zou een evaluatie op termijn heel erg op prijs stellen. Dan kan worden bekeken hoe daarmee wordt omgegaan. Misschien wil de minister daar ook nog iets over zeggen.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Mevrouw Quik vroeg om een evaluatie. Dit punt is eerder aan de orde geweest. De minister zei toen dat er bij een evaluatie na drie jaar misschien helemaal geen zaak is om te evalueren. Zojuist sprak de minister echter over een tiental zaken dat wellicht in aanmerking komt.

Handelingen I 2012-2013, nr. 22 - blz. 34

Minister Opstelten: Laat ik duidelijk zijn over de evaluatie. Het lijkt mij relevant om die te doen over een periode van vijf jaar. Dit soort wetsvoorstellen kun je niet in een kortere periode evalueren, want dan gaan wij wellicht één zaak met elkaar behandelen. Dat moeten wij niet doen. Daarbij kunnen ook de in dit debat naar voren gekomen punten die ik niet deel aan de orde komen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het sterk maken voor het oplossen van de bekostiging van het basisplan digitalisering rechtspraak in de Voorjaarsnota of in de Najaarsnota (34.775 VI) (T02710)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vlietstra, toe in de Voorjaarsnota of de Najaarsnota zich sterk te maken voor het bekostigen van het basisplan inzake de digitalisering van de rechtspraak.


Kerngegevens

Nummer T02710
Status voldaan
Datum toezegging 19 februari 2019
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden J.G. Vlietstra (PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen basisplan
digitalisering
najaarsnota
rechtspraak
voorjaarsnota
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2018 (34.775 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 9, p. 14

Mevrouw Vlietstra:

Voorzitter. Ik kom op de digitalisering. In zijn brief over de voortgang van de digitalisering ná het mislukken van het project Kwaliteit en innovatie, schetst de minister dat nu ingezet wordt op een beheerste, verantwoorde en realistische wijze van realiseren van de digitale toegankelijkheid. Mijn fractie acht dat een verstandige aanpak. Maar, voorzitter, de minister geeft geen boter bij de vis!

De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat voor deze beheerste digitalisering naar schatting 11 miljoen euro nodig is, waarvan 3,4 miljoen door de rechtspraak zelf bijgedragen kan worden. Belangrijke disclaimer is dat geen netto financiële baten worden verwacht in de beleidsperiode '20-'22. Wat dat betreft is geleerd van het mislukken van KEI, waarbij al op voorhand besparingen werden ingeboekt. In zijn brief gaat de minister uitvoerig in op het proces van digitalisering en de betrokkenheid van zijn ministerie daarbij, maar kiest hij een terughoudende opstelling voor het financiële deel van het plan. Wat is, zo vraagt mijn fractie, de inzet van de minister? Vindt hij dat de rechtspraak zelf de kosten moet dragen? Kan hij aangeven welke mogelijkheden hij daartoe ziet? Nog een vraag van andere orde: hoe ziet de minister op termijn het digitaal procederen? Wil hij dit in de toekomst verplicht gaan stellen voor alle rechtsgebieden en rechtzoekenden?

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 11, p. 18-19

Minister Dekker:

[…]

Voorzitter. Mevrouw Vlietstra vroeg op welke termijn we dat digitaal procederen gaan verplichten. De uiteindelijke stip op de horizon moet zijn dat de rechtspraak over de volle breedte die stap gaat maken. We hebben nu gezegd dat we dat eerst gaan doen op basis van vrijwilligheid, met kleine stapjes. Dat zal gebeuren als digitaal procederen, ook op basis van ervaringen, een succes is gebleken. Uitgangspunt daarbij is dat in de KEI-wetgeving moet zijn vastgelegd dat voor professionele partijen op dat moment digitalisering verplicht wordt. Individuele burgers zullen wel altijd de mogelijkheid behouden om ook op papier te procederen.

[…]

Mevrouw Vlietstra:

Nog over de digitalisering. Ik ben blij met het antwoord dat individuele burgers altijd de mogelijkheid houden om via papier, zeg ik dan maar even, te procederen. Dat lijkt mij belangrijk en ook in lijn met het WRR-advies Weten is nog geen doen.

Ik had ook nog gevraagd naar de kosten. Die zijn berekend op 11 miljoen voor dit basisplan, waarvan de Raad voor de rechtspraak zegt dat ze er zelf 3,4 miljoen van kunnen dragen. Mag ik het zo uitleggen dat de minister bereid is om de overige 7,6 miljoen op tafel te leggen?

Minister Dekker:

Dat gesprek moeten we hebben als de BIT-toets positief is. Ik zie dat de rechtspraak die middelen niet heeft op dit moment, maar ik heb ze ook niet een-twee-drie op de plank liggen. Dit is typisch zo'n onderwerp dat we bijvoorbeeld bij de Voorjaarsnota aan snee moeten hebben.

Mevrouw Vlietstra:

Ik hoor de minister zeggen: dit is een punt voor de Voorjaarsnota.

Minister Dekker:

Omdat het voor het lopend jaar is. Het kan bij de Voorjaarsnota en eventueel ook bij de Najaarsnota. We moeten kijken hoe we de timing goed doen. Dan hangt het ook af van de beschikbare ruimte. Ik heb dat tegen de rechtspraak gezegd, ook om de verwachtingen te temperen: ik ben heel blij met het plan dat er nu ligt; ga daar alsjeblieft mee door, maar het is nog niet afgefinancierd. In het ergste geval kan het er ook nog toe leiden dat er straks een positieve BIT ligt en dat we toch allemaal tot de conclusie moeten komen dat de middelen om op korte termijn te starten niet voorhanden zijn. Ik hoop dat het anders uitpakt, maar ik vind dat ik daar open en eerlijk over moet zijn.

Mevrouw Vlietstra:

Betekent het dat er in ieder geval dit jaar duidelijkheid over komt? Voorjaar of najaar hoor ik de minister zeggen. Ik mag er toch van uitgaan, ook gezien het grote belang van dit onderwerp — ik wijs maar even op de reactie die hij net gaf in de richting van mevrouw Duthler — dat de minister zich sterk maakt om dat in de Voorjaarsnota of in de Najaarsnota op te lossen?

Minister Dekker:

Daar mag u zeker op rekenen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In kaart brengen van de effecten van micro targeting in relatie tot specifieke waarden en individuele vrijheden (34.775 VI) (T02711)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Duthler, toe in kaart te brengen wat de effecten zijn van micro targeting en daarbij te kijken naar de kansen, maar vooral ook naar de risico’s die dat oplevert voor specifieke waarden en individuele vrijheden, alsook daarbij de internationale dimensie te betrekken.


Kerngegevens

Nummer T02711
Status voldaan
Datum toezegging 19 februari 2019
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen digitalisering
informatiefiltering
micro targeting
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2018 (34.775 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 9, p. 19-20

Mevrouw Duthler:

[…]

Ik begin met het onderwerp van de digitale transformatie. Dat onderwerp raakt de positie van de burger in het hart van de rechtsstaat. Ik licht dat toe. Ik heb dat in de eerste termijn van dit debat uitvoerig toegelicht en ik zal dat nog wat nader toelichten. Mijn fractie heeft zich afgevraagd of nadere normering nodig zou zijn, de regering naar een visie daarop gevraagd en de regering gevraagd om na te gaan of, en op welke wijze, zo nodig in internationaal verband, de hieruit voortvloeiende acties kunnen worden opgepakt. In eerste termijn heeft mijn fractie gesproken over onder meer vraagstukken van misbruik van data, manipulatie van data en hun invloed op onze rechtsstaat. Een democratie en rechtsstaat moeten het immers hebben van gelijke kansen op informatie en gelijke toegang tot informatie. Regulering van gebruik van persoonsgegevens is in Europa met de AVG reeds in gang gezet. Kern is dat burgers zelf de regie moeten kunnen houden over hun eigen gegevens en daarmee over hun eigen leven. Regulering van het aanbod van informatie zodat gelijke kansen op informatie en gelijke toegang tot informatie mogelijk wordt, staat echter nog niet zo scherp in het vizier van de Europese wetgever. En dan formuleer ik het eigenlijk nog heel ouderwets. Wat er daadwerkelijk gebeurt, gaat verder dan kansen op en toegang tot informatie. Want wat er daadwerkelijk gebeurt, wordt ook wel met de term "perceptiecontrole" aangeduid. Met deze term wordt de mogelijkheid bedoeld om te controleren wat anderen denken en willen en hoe zij zich zullen gedragen. Dit gebeurt met behulp van gedachten en gedragsturende algoritmen. De betreffende technologie houdt ons in de gaten, verzamelt gegevens over ons, slaat ze op en gebruikt ze.

In dat verband is de recente handhavingsactie van het Duitse Bundeskartellamt van afgelopen donderdag 6 februari opmerkelijk. Deze Duitse mededingingsautoriteit heeft Facebook beperkingen opgelegd bij het verzamelen van data van gebruikers. Facebook combineert die gegevens namelijk met eigen gegevens en heeft met de enorme dataverzameling die daardoor ontstaat een dominante marktpositie. De Duitse mededingingsautoriteit vindt dat Facebook zijn dominante marktpositie misbruikt door ook buiten het eigen platform data van gebruikers te verzamelen en te combineren. De schade die gebruikers lijden is niet zozeer financieel van aard, maar zit 'm erin dat zij onvoldoende controle hebben op hun eigen datastromen. Er dreigen boetes die kunnen oplopen tot maximaal 10% van de jaaromzet als het bedrijf geen gehoor geeft aan de uitspraak wanneer deze definitief is, zegt de autoriteit. Vorig jaar zette Facebook bijna 50 miljard euro om. Opmerkelijk is — daarom haal ik deze uitspraak aan, althans deze handhavingsactie — dat het gegevensbeschermingsrecht en het mededingingsrecht hier bij elkaar komen, en het gegevensbeschermingsrecht behoort tot de portefeuille van de minister voor Rechtsbescherming.

Voordat ik inga op de brief van de minister van 9 juli 2018 nog een enkel woord over technologie en de rechtsstaat. Jamie Susskind betoogt in zijn boek dat recent is verschenen en dat als titel draagt Future Politics: Living Together in a World Transformed by Tech, dat technologie het mogelijk maakt om te controleren wat iedereen denkt en verlangt. Niets nieuws onder de zon, dat weten we al jaren. Ik heb dat zojuist aangeduid met de term perceptiecontrole. Susskind stelt dat we ons laten leiden en controleren door digitale systemen waarop we steeds minder vat hebben, maar dat we tegelijkertijd nog geen piketpaaltjes hebben geslagen voor de mate waarin en de voorwaarden waaronder we dat wenselijk vinden. Als dat blijvend achterwege blijft, zo betoogt Susskind, zullen de grote techbedrijven de toekomst van de democratie en de rechtsstaat bepalen. Hoe kijkt de minister hiertegen aan? Hoe weren we ons tegen de perceptiecontrole? Wie controleert de bedrijven die dit mogelijk maken? Hoe dwingen we openheid, verantwoordelijkheid en terughoudendheid af? Graag een reactie van de regering op deze vragen.

Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 11, p. 25

Minister Dekker:

Voorzitter. Dan wilde ik door met digitalisering. Misschien kan dat iets korter, want daar zijn eigenlijk twee grote thema's in te onderscheiden. Om te beginnen is digitalisering natuurlijk heel breed. Net als bij internationalisering hebben we een coördinerend bewindspersoon voor internationale zaken, de minister van Buitenlandse Zaken, maar je ziet toch dat iedere collega en ieder departement ermee bezig is. Dat is bij digitalisering niet anders. Toch zei mevrouw Duthler: bedankt voor het overzicht van alle lopende onderzoeken, maar ik mis eigenlijk één ding, namelijk een verkenning van of een visie op het punt van wat zij mooi "perceptiecontrole" noemde, het fenomeen waarbij toch in toenemende mate de informatie, het nieuws wat ons wordt toegediend wordt bepaald door algoritmes en filters, en hoe we op subtiele manieren worden genudget. Verder noem ik een fenomeen als micro targeting, gericht op gedragsbeïnvloeding en informatiefiltering of manipulatie, als je het negatief wilt uitleggen. Je zou kunnen zeggen dat dat anders is dan de traditionele manier van nieuwsgaring, of de traditionele manier waarop producenten van producten je met advertenties proberen te benaderen. Want het gaat eigenlijk veel subtieler en het is veel meer gericht op individuele personen. Het kan daarmee ook raken aan fundamentele waarden en vrijheden. Denk aan het gelijkheidsbeginsel, het principe van de vrije media, de soevereiniteit van het individu.

Ik ben, omdat zij daarop aandringt, wel bereid om in kaart te brengen wat de effecten van dit soort ontwikkelingen nou zijn en daarbij te kijken naar de kansen, maar vooral ook naar de risico's die dat oplevert voor specifieke waarden en individuele vrijheden. Als je dan risico's identificeert, wat zou je dan eventueel in de toekomst moeten doen om die te mitigeren, dus om te kijken of je daar op het gebied van regels of overheidstoezicht iets in kunt betekenen. Heel in het kort denk ik dat dat op het uitvoerige betoog van mevrouw Duthler misschien in essentie is wat ik in de aanbieding kan doen.

Mevrouw Duthler:

Ik dank de minister voor deze toezegging, zoals ik haar opvat. Kan de minister ook aangeven dat hij daarbij ook de internationale dimensie betrekt, dus niet alleen kijkt naar wat er in Nederland of Europa gebeurt, maar ook wereldwijd? Is hij bereid om daarbij ook de positie van de digitale platforms en de quasi-monopolies te betrekken, eventueel ook in samenwerking met andere ministers? Ik zie de minister knikken.

Minister Dekker:

Voor de Handelingen: het antwoord is ja, omdat dit natuurlijk een fenomeen is dat niet ophoudt bij de grenzen van Nederland en inherent internationaal is.

Mevrouw Duthler:

Hartelijk dank.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezenden afschrift interdepartementale beleidsonderzoek naar deeltijdwerk en de kabinetsreactie (34.231) (T02755)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Vink (D66) en Vlietstra (PvdA), toe een afschrift van het interdepartementale beleidsonderzoek naar deeltijdwerk en de kabinetsreactie naar de Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T02755
Status voldaan
Datum toezegging 14 mei 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. A.P. Vink (D66)
J.G. Vlietstra (PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen boek 1 Burgerlijk Wetboek
partneralimentatie
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Wijngaarden, Kuiken en Groothuizen Wet herziening partneralimentatie (34.231)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 28 item 6 - blz. 4

Mevrouw Vlietstra (PvdA):

In de schriftelijke beantwoording op dit punt noemt de regering zeven reeds genomen maatregelen - ook de heer Schouwenaar verwees daar al naar - en wijst zij op een interdepartementaal onderzoek naar deeltijdwerk, waarvan de resultaten na de zomer naar de Tweede Kamer gaan, vergezeld van een kabinetsstandpunt. Onze fracties willen graag de toezegging van de minister dat ook de Eerste Kamer die resultaten en het standpunt van het kabinet toegezonden krijgt.

Handelingen I 2018-2019, nr. 28 item 6 - blz. 5

Mevrouw Vink (D66):

Voorzitter. Idealiter is een huwelijk of een partnerschap geen reden om de economische zelfstandigheid los te laten. Niet enkel bewuste keuzes, maar ook praktische zaken en maatschappelijke normen kunnen een rol spelen bij die afweging. De fractie van D66 is daarom verheugd dat er diverse stappen worden gezet om bijvoorbeeld zorgtaken binnen het gezin eerlijker te kunnen verdelen. Zoals bijvoorbeeld de uitbreiding van het partnerverlof. Maar ook het blijven benadrukken van gedeeld kostwinnerschap en het belang van economische zelfstandigheid onderschrijft onze fractie. Op dit moment loopt er een breed onderzoek naar de achtergronden van bijvoorbeeld deeltijdarbeid. De uitkomst van dit onderzoek wordt in de zomer van 2019 verwacht. De kabinetsreactie zal daarna volgen. Kan de minister namens het kabinet toezeggen dat de uitkomsten van dit onderzoek ook naar deze Kamer zullen worden gestuurd?

Handelingen I 2018-2019, nr. 28 item 6 - blz. 22

Minister Dekker:

Tot slot vroeg mevrouw Vink naar het onderzoek dat loopt. Ze vroeg of ook de Eerste Kamer daarvan een afschrift kan krijgen. Ik zeg dat hierbij toe. Ik geloof dat dat in het najaar rond zal zijn. Dan stuur ik zowel het ibo-onderzoek als de beleidsreactie van het kabinet uw kant op.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In gesprek gaan met professionals om de groep met beperkt doenvermogen te kunnen bereiken (34.231) (T02756)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vlietstra (PvdA), toe in gesprek te gaan met professionals om te bekijken wat de juiste ingang is om de groep met beperkt doenvermogen te kunnen bereiken inzake de herziening van de partneralimentatie.


Kerngegevens

Nummer T02756
Status voldaan
Datum toezegging 14 mei 2019
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden J.G. Vlietstra (PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Doenvermogen
partneralimentatie
Weten is nog geen doen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Wijngaarden, Kuiken en Groothuizen Wet herziening partneralimentatie (34.231)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 28 item 6 - blz. 17

Minister Dekker:

Ja, ik ben bijna klaar. Communicatie is natuurlijk een belangrijk punt dat aan de orde zal komen als de wet wordt aangenomen. Mevrouw Vlietstra vroeg wat het kabinet op dit punt gaat doen. Dat zal een taak zijn die wij op ons nemen. De communicatie over dit soort dingen verloopt via de website van de rijksoverheid. Daar vindt men geen formeel praatje, maar daar staan heel veel praktische zaken op waar mensen aan kunnen denken in het geval van ontslag, scheiding en dergelijke. De website zal als gevolg van de nieuwe wet moeten worden aangepast. Er staat specifieke informatie op over alimentatie; die zullen wij aanpassen. Wij doen dat niet alleen; wij hebben vrij goede ervaringen met het samen met professionals — mediators, advocaten, notarissen en dergelijke — bekijken of wij de informatie zodanig kunnen verwoorden dat die begrijpelijk is voor mensen van wie het doenvermogen laag is.

Mevrouw Vlietstra (PvdA):

Ik geloof niet dat veel mensen elke dag op de site van de rijksoverheid kijken. Ik snap dat het daar op een goede manier opgezet wordt, maar ik denk dat dit te weinig is en dat wij veel zullen moeten doen, juist ook met het oog op de groepen met beperkt doenvermogen, aan het preventief kenbaar maken wat de consequenties zijn, zodat de mensen daarvan op de hoogte zijn. Alleen maar informatie op de website van de rijksoverheid vind ik wat mager.

Minister Dekker:

Laat mij het aanbod aannemen. Ik ga graag in gesprek met professionals om te bekijken wat de juiste ingangen zijn om ook deze doelgroepen te bereiken. Dat hoeft niet alleen maar digitale informatie te zijn; dat kan ook via brochures of ander materiaal dat te vinden is op bijvoorbeeld de plek waar men zich meldt als men een huwelijk wil sluiten, zodat men ook weet wat de consequenties zijn als dat huwelijk een keer tot een einde komt. Die informatie kan bijvoorbeeld beschikbaar zijn bij de burgerlijke stand van de gemeente. Er zijn meerdere manieren om dat te doen, dus ik neem dat graag mee.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ingaan op de positie van de man en het evenwichtig verdelen van zorgtaken in de kabinetsreactie op het interdepartementale beleidsonderzoek naar deeltimewerk (34.231)) (T02757)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe in de kabinetsreactie op het interdepartementale beleidsonderzoek naar deeltimewerk in te gaan op de positie van de man.


Kerngegevens

Nummer T02757
Status voldaan
Datum toezegging 14 mei 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen boek 1 Burgerlijk Wetboek
partneralimentatie
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Wijngaarden, Kuiken en Groothuizen Wet herziening partneralimentatie (34.231)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 28 item 6 - blz. 15

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

We kunnen hierover heel lang en veel verder debatteren, maar ik zal me beperken tot het wetsvoorstel. Ik weet ook dat de voorzitter anders gaat ingrijpen. Er is het een en ander aangekondigd in het kader van het ibo over deeltijdwerk dat gaat komen. Zou de minister kunnen toezeggen dat hij juist bij die studie ingaat op de positie van de man en het evenwichtig verdelen van zorgtaken? Waar ik een beetje moe van word, is dat we het er alleen maar over hebben dat vrouwen meer moeten gaan werken. Volgens mij is het een balans en gaat het niet alleen om dat ene aspect.

Minister Dekker:

Ik ben het er helemaal mee eens dat het een balans moet zijn. Dit is, voor zover ik weet, onderdeel in die ibo-studie. Er wordt gekeken naar zowel de institutionele factoren als naar de culturele factoren die verklaren waarom het percentage deeltijdwerken in Nederland zo vreselijk hoog is. Wat dat betreft kunnen we ook iets leren uit het onderzoek. Ik wil deeltijdwerken helemaal niet veroordelen, want als het gaat om de verdeling van zorgtaken, is het misschien wel goed als twee partners vier dagen in de week werken en zo de taken goed verdelen. We zien echter dat het op onderdelen wel erg scheeftrekt, met name bij vrouwen die als gevolg van parttime werken of helemaal niet meer werken een grote afstand hebben gekregen tot de arbeidsmarkt.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik vraag de minister dus een toezegging te doen om, als die studie komt, vanuit het kabinet juist op het aspect van de man te reageren en niet alleen op het aspect van de vrouw.

Minister Dekker:

Absoluut. Allebei


Brondocumenten


Historie







Toezegging Extra maatregelen nemen op het punt van rolpatronen en cultuur (34.231) (T02758)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vlietstra (PvdA), toe extra maatregelen te nemen op het punt van rolpatronen en cultuur indien de resultaten van het onderzoek inzake deeltijdwerk daar aanleiding toe geven. Tevens zegt de minister toe in de kabinetsreactie op deze elementen in te gaan.


Kerngegevens

Nummer T02758
Status voldaan
Datum toezegging 14 mei 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden J.G. Vlietstra (PvdA)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen boek 1 Burgerlijk Wetboek
partneralimentatie
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Wijngaarden, Kuiken en Groothuizen Wet herziening partneralimentatie (34.231)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 28 item 6 - blz. 15

Mevrouw Vlietstra (PvdA):

Ik voel me erg aangesproken door wat de minister zegt. Economische zelfstandigheid is toch het kernbegrip. Eigenlijk is het gek dat je daar pas achterkomt als je gescheiden bent en in een aantal jaren moet proberen om die achterstand weer in te halen. Het moet voor jongens en meisjes eigenlijk van jongs af aan vanzelfsprekend zijn dat je op termijn je eigen broek ophoudt. Wat mij zo verbaast, is het volgende. In het verlengde van het onderzoek naar de vraag hoe het komt dat er in Nederland zo veel in deeltijd wordt gewerkt, heeft mijn fractie gevraagd of de minister met aanvullende maatregelen komt. In de schriftelijke beantwoording stond dat daar geen aanleiding voor is, omdat we al zo veel doen. Dat laatste waag ik te betwijfelen. Ik hoor de minister allerlei dingen noemen die ik maar even schaar onder de categorie materiële maatregelen, maar juist op het punt van rolpatronen en cultuur is mijn verwachting dat er, in aansluiting op dat onderzoek, wel degelijk een rol voor het kabinet is weggelegd om stappen te zetten. Daar zou ik graag wat meer over willen horen.

Minister Dekker:

Ik kan mevrouw Vlietstra een heel eind tegemoetkomen, want ik vrees dat er sprake is van een misverstand. Het kabinet doet geen onderzoeken om er vervolgens helemaal niets mee te doen. We doen het onderzoek juist om er iets van te leren. Als er in het onderzoek aanleiding is om extra maatregelen te nemen, extra stappen te zetten of de dingen die we nu doen te finetunen, dan gaan we dat zeker doen. Ik zal ervoor zorgen dat in de beleidsreactie ook op deze elementen wordt ingegaan en dat deze richting uw Kamer wordt gestuurd. Ik vind dat je steeds opnieuw moet kijken wat je kunt doen om het voor iedereen zo aantrekkelijk mogelijk te maken om economisch zelfstandig te zijn en te blijven of, als dat niet het geval is, zo snel mogelijk zelfstandig te worden. Met dat onderzoek en ook met het onderzoek van het SCP waaraan de heer Schouw refereerde, doen we zeker ons voordeel. Dat laatste onderzoek is geen onderzoek in opdracht van ons, maar ook dat laat iets zien over rolpatronen en afwegingen die partners in een relatie maken bij de verdeling van werk en zorgtaken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Handhavingsmiddelen inzetten om de reclames van illegale aanbieders terug te dringen (33.996) (T02770)

De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP), toe dat na inwerkingtreding van het wetsvoorstel het aantal onlinereclames van illegale kansspelaanbieders zal afnemen.


Kerngegevens

Nummer T02770
Status voldaan
Datum toezegging 12 februari 2019
Deadline 1 september 2019
Verantwoordelijke(n) Minister voor Rechtsbescherming
Kamerleden A.M.V. Gerkens (SP)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen kansspelaanbieders
kansspelautoriteit
onlinereclame
Kamerstukken Organiseren van kansspelen op afstand (33.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 18 item 7- blz. 17-18

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik wil nader ingaan op die handhaving. Er wordt niet heimelijk reclame gemaakt in spelletjes, er wordt gewoon reclame gemaakt in spelletjes. Ik speel Candy Crush — dat wil ik best toegeven — en ik zie regelmatig reclame van casino's voorbijkomen. Hoe gaat de Ksa dat handhaven? Gaan zij ook Candy Crush spelen, wat ik ze niet adviseer, want het is erg verslavend? Kan ik dat straks melden? Moet ik dan een screenshot maken? Het is vluchtig: zo'n reclame is zo voorbij en ik wil eigenlijk verder spelen. Hoe ziet de minister die handhaving van die onlinereclame voor zich?

Minister Dekker:

Dat kan op een aantal manieren. Om te beginnen voert de Ksa vrij intensief allerlei data-analyses uit, ook om te kijken wat er op internet precies gebeurt. Dan wordt gekeken naar onlinereclameactiviteiten, maar ook naar activiteiten op social-mediaplatforms. Als wij straks met deze wet een hele duidelijke scheiding aanbrengen tussen games en onlinekansspelen, dan kan ik mij voorstellen dat ook daar extra op wordt toegezien.

Daarnaast kan de Ksa meldingen ontvangen van derden. Als u als willekeurig speler denkt "volgens mij is dit niet in de haak", kunt u de Ksa bellen om ze daarop te wijzen. De Ksa kan dat vervolgens controleren. Dat kan op twee verschillende manieren. Ze kan zelf een kijkje nemen op zo'n website. Als u zegt "ik zag een reclame langskomen van aanbieder x, een vergunde Nederlandse aanbieder", dan heeft de Ksa ook de bevoegdheid om aan die vergunde aanbieder te vragen: goh, laat je papieren eens even zien 18-7-17 12 februari 2019 Eerste Kamer Kansspelen op afstand EK 18 over waar je precies advertentieruimte hebt ingekocht. Je komt namelijk niet zomaar in een gameruimte binnen, je komt niet zomaar op het YouTubeplatform van een vlogger die vooral populair is bij jongeren onder de 24 jaar. Dat is het voordeel van die heel gerichte microtargeting die je via het internet kunt doen. Je kunt er heel bewust voor kiezen om je niet te richten op jongeren. Dan wil je daar ook niet terechtkomen. Bij televisie werken we met venstertijden. Daar valt veel op af te dingen, maar dat is een generiek iets. Online kun je je heel specifiek op bepaalde doelgroepen richten. Als je niet terecht wil komen bij jonge spelers en bij kwetsbare groepen tot 24 jaar, dan kan je daarover afspraken maken met de aanbieders van onlinereclame.

Mevrouw Gerkens (SP):

Ik geloof dat dat laatste zeker waar is. De vraag is of het werkt. GTA is een 16-plusspel en ik ken genoeg 7- en 8- jarige kinderen die het spelen. In zo'n geval zou de aanbieder onmiddellijk zeggen: ik heb me gericht op een hogere doelgroep. De minister zegt dat de Ksa datastromen gaat bekijken. Dat vind ik altijd een hele leuke, vage uitspraak. Kan de minister mij toezeggen dat ik, als deze wet in werking is getreden, een stuk minder vaak casino.nl of casino.com voorbij zal zien komen in mijn game? Voor een zeldzaam geval kan ik mij melden — dat snap ik — maar zegt de minister dat hij met deze middelen de reclames, ook van illegale aanbieders, gaat terugdringen en zo ja, hoe?

Minister Dekker:

Het antwoord is volmondig ja, want je kan straks twee dingen doen. Als vergunde aanbieders dit soort dingen doen, kan je ze onmiddellijk aanspreken en desnoods de vergunning intrekken. Dan hebben ze een groot probleem, want dan hebben ze een investering gedaan en gaan ze op zwart. Wat het illegale deel betreft denken we veel effectiever te zijn als de markt voor illegaliteit veel kleiner wordt, in combinatie met verdergaande maatregelen die in het wetsvoorstel staan als het gaat om bijvoorbeeld de handhaving. Het bevel dat je bijvoorbeeld richting betaalplatforms kan toepassen of aanbieders van onlinereclame om geen zaken te doen met illegale aanbieders, wordt met dit wetsvoorstel veel sterker.


Brondocumenten


Historie