Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel toezeggingen september 2025)



Dit is het rappel tot 02-07-25.

 




Toezegging De Kamer een afschrift verzenden van een uiteenzetting over de wijze waarop EU-lidstaten omgaan met opties binnen de EU-arbitragerichtlijn (35.110) (T02775)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), mede namens de leden van de D66-fractie, toe de Kamer een afschrift te versturen van een uiteenzetting aan de Tweede Kamer over welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn.


Kerngegevens

Nummer T02775
Status openstaand
Datum toezegging 9 juli 2019
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie overig
Onderwerpen EU-arbitragerichtlijn
Kamerstukken Wet fiscale arbitrage (35.110)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, B, blz. 3

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in het debat in de Tweede Kamer vragen zijn gesteld over de keuzes die andere lidstaten in hun implementatie wetgeving hebben gemaakt. De regering had op het moment van behandeling niet de beschikking over informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de arbitragelijn. Is deze informatie inmiddels beschikbaar? Zo ja, kan de regering deze informatie delen met het parlement en voorzien van een appreciatie? Is er naar de mening van de regering aanleiding om de voorliggende implementatie-wetgeving al dan niet aan te passen? Indien deze informatie nog niet beschikbaar is, kan de regering aangeven wanneer dat wel het geval zal zijn?

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, C, blz. 3

De leden van de fracties van GroenLinks en D66 vragen of informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de EU-arbitragerichtlijn inmiddels beschikbaar is. Deze informatie is nog niet beschikbaar. De EU-arbitragerichtlijn schrijft niet voor dat lidstaten keuzes kenbaar moeten maken aan andere lidstaten. Hierdoor dient zelfstandig onderzoek te worden gedaan naar de keuzes van andere lidstaten. Zoals ik heb toegezegd bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zal een uiteenzetting worden gegeven wanneer duidelijk is welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn. Deze uiteenzetting zal ik ook naar de Eerste Kamer verzenden. Een exacte termijn waarbinnen de uiteenzetting beschikbaar is, kan niet worden gegeven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Administratieve lasten ATAD2 meenemen in monitoring maatregelen belastingontwijking (35.241) (T02956)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD) toe om bij de monitoring van de effecten van de aanpak tegen belastingontwijking, de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten van de ATAD 2 mee te nemen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02956
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
belastingontduiking
belastingontwijkingen
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 21.

Mevrouw Geerdink (VVD):

[…]

Dan naar aanbeveling nummer twee: belastingwetgeving moet niet leiden tot het in Europees verband verslechteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat brengt me bij de twee wetsvoorstellen die gebaseerd zijn op de Europese richtlijnen ATAD 2 en DAC6 over anti-misbruik en meldingsplicht voor intermediairs en belastingplichtigen. De voorstellen gaan op diverse punten verder dan op basis van de Europese richtlijnen nodig is. Daarover heeft de VVD-fractie veel vragen gesteld in haar schriftelijke inbreng. De VVD-fractie is op dit punt heel helder: ze leiden tot disproportionele maatregelen die zeer waarschijnlijk in relatie tot Europees recht niet houdbaar zullen zijn en de facto ons hele bedrijfsleven, niet alleen de multinationals maar ook het mkb, op achterstand zetten, Europees en mondiaal. Waarom is dat nodig, zo vragen wij de regering. En is de regering bereid om de koppen die erop zijn gezet, er volgend jaar weer af te halen via reparatiewetgeving? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de regering en zullen in tweede termijn hierover waarschijnlijk een motie indienen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 21, 22.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Mevrouw Geerdink had een vraag over ATAD 2. Zij vroeg— kennelijk vroeg de heer Essers daar daarnet ook al een beetje naar — of de implementatie van ATAD 2 niet verder gaat dan de richtlijn vereist. Ook vraagt zij of het kabinet bereid is om door het kabinet gemaakte keuzes volgend jaar via de wetgeving terug te draaien. ATAD 2 biedt lidstaten op onderdelen keuzes bij de implementatie. Dat is expliciet ook de bedoeling. Het kabinet kiest er in enkele gevallen voor om verder te gaan dan de minimumnorm in de richtlijn. Nederland implementeert in alle gevallen de zogenoemde secundaire regel, terwijl ATAD 2 bij vier typenhybride mismatches — voorzitter, ik weet dat uw voorganger dat altijd een heerlijke term vond, dus dat zeiden we dan zo vaak mogelijk — de mogelijkheid bood om secundaire maatregelen te implementeren. Ook neemt het kabinet een tijdelijke uitzondering van de banken die mogelijk was, niet over. Het kabinet wil heel bewust belastingontwijking met hybride mismatches tegengaan en gebruikt daarom ook het gehele instrumentarium dat ATAD 2 ons biedt. Hiermee implementeert het kabinet niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest van de richtlijn, hoe ingewikkeld het wellicht ook voor de heer Essers is om daar een beeld bij te krijgen.

Aangezien het een weloverwogen keuze is, die het kabinet in alle transparantie voorstelt, is het kabinet niet voornemens volgend jaar ook andere wetten of keuzes te maken die deze gemaakte keuzes terugdraaien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles altijd maar in beton gegoten is, maar het kabinet beseft dat de implementatie van ATAD 2 gevolgen heeft voor belastingplichtigen. Daarom houdt het kabinet de vinger aan de pols.

Op verzoek van de Tweede Kamer — ik deel dat graag ook weer met uw Kamer, voorzitter — zal het kabinet de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten blijven monitoren en op basis van praktijkervaringen blijven kijken of er mogelijk nadere handvatten ten aanzien van de documentatieverplichting kunnen worden ontwikkeld. Dat onderdeel is in de Tweede Kamer aan de orde gekomen. Ook zullen wij de effecten van de aanpak op belastingontwijking blijven monitoren, zoals ik zojuist zei. Daar hoort ook ATAD 2 bij. […]


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evalueren effectiviteit UBO-register (35.179) (T02976)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe dat bij de evaluatie van de effectiviteit van het UBO-register gebruikers, zoals onderzoeksjournalisten, en andere stakeholders betrokken worden.


Kerngegevens

Nummer T02976
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 januari 2028
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 2.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Kortom, er moet worden voorkomen dat deze wet wel veel bureaucratische rompslomp veroorzaakt, maar weinig impact heeft. Hoe is de regering van plan de effectiviteit van de wet te evalueren?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14.

Minister Hoekstra:

Mevrouw Karimi vroeg: hoe wordt de effectiviteit van het register geëvalueerd? Het is echt belangrijk dat gebruikers, maar ook andere stakeholders, daar steeds bij betrokken zullen worden. Ik noem de bevoegde autoriteiten, zoals de opsporingsinstanties, maar we zullen breder een uitvraag doen. Het gehele stelsel dat moet helpen bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Dus daar zullen we dat ook nog in meenemen. Mevrouw Karimi weet dat minister Grapperhaus en ik er zeer op gebrand zijn om hierin belangrijke stappen voorwaarts te maken.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 1.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

[…]

Mijn hoofdpunt was hoe het eigenlijk zit met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn. Daarvan zou een preventieve werking moeten uitgaan die voorkomt dat er schimmige constructies plaats vinden. De minister zegt dat wij een gebalanceerde keuze hebben gemaakt. Ik bestrijd dat. Ik vrees ook dat Nederland ook dit keer met maximaal restrictief uitvoeren van deze richtlijn Europees in een verkeerde hoek belandt. Wij krijgen dan weer dat imago dat we bescherming van de aandeelhouders belangrijker vinden dan bestrijding van bijvoorbeeld witwassen of financiering van terrorisme. De journalisten, de maatschappelijke organisaties zullen zich niet laten weerhouden, ze zullen blijven doorsputteren, ze zullen gewoon hun onderzoek doen en de misstanden hopelijk ook publiek maken. Maar de combinatie van het aan de ene kant niet mogen zoeken op individuen en aan de andere kant het bijvoorbeeld betalen van vergoedingen, hoe klein die ook mogen zijn, betekent gewoon dat er sprake is van drempels. Al die drempels bij elkaar kunnen het werk van die groep mensen moeilijk maken. Is de minister dat met mij eens? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot? Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde, namelijk het bemoeilijken van witwassen en andere manieren van misbruik van het financiële stelsel, en terrorismebestrijding.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.

Minister Hoekstra:

[…]

Het tweede dat ik haar wil zeggen, is dat het zeker zo is dat ik ervoor open sta om bijvoorbeeld ook onderzoeksjournalisten te betrekken bij de effectiviteit. Eigenlijk leent zich dat voor een evaluatie, maar het is dus vaker mogelijk om tussendoor input te vragen van de gebruikers.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overzicht implementatie van het UBO-register in verschillende Europese lidstaten (35.179) (T02979)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA) toe om aanvang 2022 (achttien maanden na de toezegging) een overzicht te geven van hoe andere Europese lidstaten omgaan met de bescherming van privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T02979
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
kerkgenootschappen
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
privacy
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.6.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Het UBO-register is een Europese verplichting. Dat brengt mijn fractie tot de voor de hand liggende vraag hoe andere Europese landen omgaan met de bescherming van de privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid. Kan de minister zijn conclusies met ons delen? Klopt het dat Duitsland, Zweden en Italië een eigen lijn kiezen? Zo ja, welke lering trekt de minister hieruit?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.10.

De heer Essers (CDA):

[…]

Overigens hebben volgens onze informatie Finland en Malta kerkgenootschappen uitgezonderd van de registratieplicht. Kan de regering dit bevestigen? En zijn er nog andere lidstaten waar deze uitzondering op van toepassing is? […]

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.19.

Minister Hoekstra:

[…]

De heer Ester en de heer Essers vroegen nog hoe het internationale speelveld eruitziet. De heer Ester vroeg naar Duitsland, Zweden en Italië en de heer Essers naar Finland en Malta, meen ik. Er is op dit moment geen overzicht beschikbaar. Bovendien geldt altijd dat lidstaten lastig met elkaar te vergelijken zijn. Ik zou willen voorstellen dat we daar een keer een overzicht van maken op het moment dat dit overal is geïmplementeerd. Dan wordt dat ook helder. Misschien kan dat dan meteen mee in die achttien maanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rol van artikel 116 van het werkingsverdrag Europese Unie (35.711) (T03242)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om zijn standpunt ten opzichte van artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie met de Kamer te delen, nadat hij de analyse of het voorstel van de Europese Commissie heeft ontvangen over de rol van artikel 116 van het werkingsverdrag in relatie met belastingstelsels.


Kerngegevens

Nummer T03242
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2027
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingstelsels
Europese Unie
Werkingsverdrag
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 26

De heer Essers (CDA):

De laatste tijd is er discussie gaande over de vraag of artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie een optie biedt om fiscale harmonisatie op basis van gekwalificeerde meerderheid mogelijk te maken in plaats van de huidige unanimiteitseis. In de memorie van antwoord zegt de regering op onze vraag of zij over deze kwestie een uitgebreide reactie wil geven, dat zij met die reactie wil wachten totdat de Europese Commissie hier haar visie op heeft gegeven. Maar ongetwijfeld heeft de minister over deze belangrijke kwestie ook een eigen mening, los van die van de Europese Commissie. In het kader van de nieuwe politieke cultuur van transparantie en open debat nodigen we hem dan ook van harte uit om die visie vandaag met ons te delen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 58

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan vroeg de heer Essers terecht aan het einde van de eerste termijn naar zijn vraag over artikel 116 en het werkingsverdrag. Dit moet ik even heel precies doen. De Commissie heeft inderdaad aangegeven te onderzoeken of artikel 116 van het werkingsverdrag ook in relatie met belastingstelsels kan worden toegepast. Dit zou mogelijk het geval kunnen zijn als de nationale wetgeving van een lidstaat niet voldoet aan de mededingingsvoorwaarden en zodoende een verstoring veroorzaakt van de interne markt. Op dit moment is nog niet duidelijk of en zo ja, wanneer de Commissie met een analyse of voorstel hierover komt. Ik vind het prudent — ik hoop dat de heer Essers dat kan volgen — dat ik pas wanneer de zienswijze van de Commissie bekend is over de precieze rol van artikel 116 van het werkingsverdrag en in hoeverre dat gaat spelen op het gebied van belastingen, mijn standpunt ga bepalen. Want dan moet ik me ook verhouden tot die opvattingen van die Commissie. Tot dat moment vind ik het prematuur. Met zijn goedvinden wacht ik daarop. Zodra ik die informatie heb, zal ik die met de Kamer delen en dan zal ik ook mijn standpunt bepalen. Als hij zich daarin kan vinden, zou ik die double whammy met hem willen afspreken.

De heer Essers (CDA):

De minister is consistent in zijn beantwoording van mijn vragen. Ik heb nog steeds niet zijn mening, maar ik begrijp de prudentie heel goed. Het geeft me ook enig inzicht in hoe hij daartegenover staat. Als hij artikel 116 volledig zou omarmen, had hij dat allang gezegd. Of vergis ik me nu?

Minister Hoekstra:

Dan komen we op de exegese van wat het kabinet bedoeld zou kunnen hebben. Een exegese moet je altijd aan anderen laten, is mijn conclusie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse financiële impact klimaatbeleid voor Nederlandse huishoudens en bedrijfsleven (35.216) (T03448)

De Minister voor Klimaat en Energie zegt, mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Van Apeldoorn (SP), toe om zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreide analyse te maken over de financiële lasten van het klimaatbeleid in Nederland voor zowel huishoudens als voor het bedrijfsleven en hierbij ook in te gaan op de verhouding van enerzijds het subsidiëren en anderzijds het normeren en beprijzen voor de klimaattransitie.


Kerngegevens

Nummer T03448
Status openstaand
Datum toezegging 8 maart 2022
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
CO2-emissie
klimaat
Kamerstukken Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 3, blz. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

[…] Mijn fractie heeft stellig oog voor de nadelen van een hoog minimumtarief voor elektriciteitsbedrijven. Ik noem verplaatsing naar het buitenland van bedrijven en de leveringszekerheid van elektriciteit. Maar nu lijkt mij de balans ver te zoeken, ook in vergelijking tot de industriële sector als zodanig, waar we het net over hadden. Graag een reflectie van de bewindslieden op dit punt.

Gelden de conclusies — zo is mijn vervolgvraag — van onderzoeksbureau Frontier Economics, dat een aantal jaren geleden onderzoek deed naar CO2-beprijzing, eigenlijk nog steeds? Hoe taxeren zij de effectiviteit van deze wel zeer lage marginale minimumheffing? Is de heffing gewoon niet te beperkt om zoden aan de dijk te zetten? Wat is daarbij de inschatting van de ontwikkeling van de ETS-prijzen in het komende decennium? Zal er sprake zijn van blijvende volatiliteit of van een zekere stabilisatie?

Voorzitter. De ChristenUniefractie ziet spanning tussen de forse klimaatambities van dit kabinet en de toch wat schamele minimum-CO2-prijs die de elektriciteitssector in dit wetsvoorstel wordt opgelegd. Herkennen de bewindslieden die spanningsverhouding? Hoe wegen zij het feit dat het PBL, het planbureau, geen direct reductie-effect toekent aan het voorgestelde prijspad en weinig heil verwacht van de beoogde doelstelling? De klimaatschade door de sector, zo concludeert het planbureau, is groter dan de huidige CO2-prijs.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 8.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Aan de minister wil ik nog vragen in te gaan op hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de plannen van de nieuwe regering. Gaat de regering nu helemaal niets additioneels meer doen aan CO2-beprijzing? Ik stelde aan het begin van mijn betoog dat het nieuwe kabinet-Rutte vooral miljarden gaat uitdelen aan het bedrijfsleven in het kader van de klimaattransitie, in plaats van te normeren en te beprijzen. Kan hij daar eens op reflecteren? Of komt hij nog met nieuwe plannen voor de belasting van CO2, ook op het terrein van elektriciteitsopwekking in het algemeen? In ieder geval lees ik er niets over in het coalitieakkoord.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 14.

Minister Jetten:

De heer Ester stelde mij een aantal vragen over de conclusies van het Frontier Economics-rapport, dat destijds is gebruikt bij de opstelling van dit wetsvoorstel. De conclusie was dat een prijspad dat boven de verwachtingen van de ETS-prijzen ligt, leidt tot risico's voor de leveringszekerheid. Dat geldt eigenlijk nog steeds. Daarbij heeft de hoogte van het prijspad in relatie tot het ETS natuurlijk welzeker enige relevantie. Maar we zien nu ook, in het licht van bijvoorbeeld de snelle afbouw van kerncentrales en kolencentrales in andere landen, de enorme volatiliteit op de gasmarkt en de problematiek van het produceren van elektriciteit via gas, dat je in die open Europese markt heel snel effecten over de grens krijgt. Het blijft dus, denk ik, bij alle maatregelen die wij nemen en overwegen altijd heel erg belangrijk om dat mee te wegen. Voor zover mij bekend heeft Frontier Economics geen recente inschatting gemaakt van de ontwikkeling van die ETS-prijzen, ook niet naar aanleiding van de laatste "Fit for 55"-voorstellen. Ik heb echter zelf ook al aan de Tweede Kamer toegezegd dat het kabinet zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreidere analyse zal maken over de impact van dat totaalpakket op wat ik maar even de financiële lasten van klimaatbeleid in Nederland noem, zowel voor huishoudens als voor het bedrijfsleven. Ik denk dat uw vragen daar dan ook zeker in zullen terugkomen.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 29, 30

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording. Ik had aan de minister nog gevraagd om te reflecteren op enerzijds het subsidiëren voor de klimaattransitie en anderzijds het normeren en beprijzen. De minister is daar in zijn beantwoording niet aan toegekomen, maar misschien kan de staatssecretaris dat mede namens hem doen. Het heeft ook alles te maken met fiscale vergroening. Hoe staat het met de beprijzing als het gaat om CO2-uitstoot? Dit niet alleen in relatie tot het wetsvoorstel, maar ook in het algemeen. Beprijzen wij wel op de goede manier? Ik heb in mijn eerste termijn ook aandacht gevraagd — dat staat overigens ook in de motie van collega Van der Plas — voor de scheve verhouding hoe we de grootverbruikers belasten versus hoe we kleinverbruikers belasten. Dan zie je dat die verhouding helemaal scheef is en kleinverbruikers naar verhouding veel meer betalen voor hun energie dan grootverbruikers, de grote vervuilers. Dat is het omgekeerde van klimaatrechtvaardigheid. […]

Staatssecretaris Van Rij:

De heer Van Apeldoorn was nog teruggekomen op wat er in de eerste termijn was gezegd over fiscale vergroening. Je kunt het fiscale instrument inzetten, je kunt subsidie inzetten en je kunt aan normering doen. In het coalitieakkoord dat ambitieus is op het terrein van klimaatbeleid worden alle nationale instrumenten genoemd, en overigens ook op het niveau van de EU, zoals de plannen voor Fit for 55. Er is dus echt een bredere beleidsmix. Ik zou het voorstel willen doen dat de minister voor kernenergie … Sorry, voor kernenergie; dat is een mooie verspreking! Dat is een samentrekking. Ik bedoel de minister voor klimaat en energie. De minister zal erop terugkomen als hij de hem toegekende nota met de Kamer gaat delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief gender budgeting en brief over mogelijke verbreding van de studie van het CPB over de baten van Europa voor Nederland (36.200) (T03519)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe dat een brief over gender budgeting naar de Kamer zal worden gestuurd. De minister van Financiën zegt de Kamer ook toe dat het ministerie van Financiën in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken schriftelijk terugkomt op het verzoek om een verbreding van de studie van het CPB over de baten van Europa voor Nederland, waarbij naar meer zal worden gekeken dan naar de handel.


Kerngegevens

Nummer T03519
Status afgevoerd
Datum toezegging 22 november 2022
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingsstappen
Brede welvaart
gender budgeting
Kamerstukken Miljoenennota 2023 (36.200)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 3 - blz. 30-31

De heer Backer (D66):

(…)

“Kortom, voorzitter. Ik wil naar een ander onderwerp toe dat ongetwijfeld ook reacties bij sommigen zal oproepen, namelijk dat het tijd is om het patriarchaat verder uit de rijksbegroting te laten verdwijnen. Wat bedoel ik daarmee? Hoeveel meer welzijn, productiviteit en dynamiek zou er in de samenleving vrijgemaakt kunnen worden, als er meer aan gendergelijkheid wordt gedaan? Hierbij denk ik aan het beter zichtbaar maken van welke effecten de loonkloof tussen mannen en vrouwen, de problematische regelingen over kinderopvang waar we het net al even over hadden, de onevenwichtige verdeling in bestuurlijke posities en de fiscale belemmeringen voor gezinnen en eenverdieners hebben op onze nationale rekening. Over de loonkloof citeer ik de brief van de minister van Sociale Zaken van 14 november van dit jaar aan de Tweede Kamer: "Het is vandaag 14 november, Equal Pay Day, de dag in het jaar vanaf wanneer vrouwen symbolisch gezien voor niets werken. Dit komt doordat vrouwen gemiddeld 13% minder verdienen dan mannen. Op deze dag vraag ik aandacht voor het belang van een gelijke positie van vrouwen op de arbeidsmarkt." Dat vroeg ze op 14 november, maar dat gaat natuurlijk door, ook vandaag.

De bewindslieden kennen natuurlijk het lot van een emancipatieproces. Dat gaat langzaam. Dat is een lang vol te houden strijd. Hierin kan gender budgeting — een nieuw woord, niet voor velen in de wereld, maar voor ons; hier wordt het weinig gebruikt — behulpzaam zijn. Deze aanpak wordt al aangegeven in de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN. Ook het Tsjechisch voorzitterschap van de EU heeft het geagendeerd en het wordt ook door de Raad van Europa aangemoedigd. Ik vat even samen wat de Raad van Europa daarover zegt: een genderbeoordeling van begrotingen uitvoeren, op alle niveaus van het begrotingsproces, een genderperspectief integreren en de inkomsten en uitgaven herstructureren om gendergelijkheid te bevorderen. Het lijkt een enorm lange weg en dat zal het ook wel zijn, maar het is wel de weg om te gaan. Ik hoor graag van de minister van Financiën, die zich ongetwijfeld gesteund weet door haar collega op Onderwijs voor Emancipatie, hoe deze manier van budgettering in de rijksbegroting kan worden versterkt en hoe daar verslag van kan worden gedaan in de Miljoenennota. Kan zij een onderzoek toezeggen zodat Nederland kan leren van landen als Canada, waar gender budgeting onder de verantwoordelijkheid valt van haar collega Chrystia Freeland?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9 item 9 – blz. 32.

De heer Backer (D66):

(…)

“Op verzoek van deze Kamer is een studie verricht naar de baten van Europa voor Nederland. Die is vooral geconcentreerd geweest op de handelsvoordelen. Maar de motie die in deze Kamer is aangenomen, is breder en ging erom om te kijken naar de brede welvaartseffecten. Mijn verzoek aan het kabinet is dat dat stukje ook nog wordt gedaan. Er is inmiddels ook een studie van de Algemene Rekenkamer naar de regionale fondsen en de positieve effecten daarvan. Ik overweeg een motie op dit punt, maar ik ga ervan uit dat die eigenlijk niet nodig is. Ik ga ervan uit dat de minister het zo kan leiden dat de competente instellingen dat zullen doen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9 item 10 - blz. 23.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Backer vroeg mij naar een studie die was verricht op verzoek van de Kamer naar de baten van Europa voor Nederland. Die was vooral geconcentreerd op handel. Ik begrijp uit uw interventie dat de studie van het CPB te beperkend was. Ik wil u toezeggen dat wij zullen proberen om samen met Buitenlandse Zaken te kijken of wij met een verbreding kunnen komen. U moet mij even de tijd geven om te specificeren hoe we dat zullen gaan doen, maar we kunnen wellicht separaat schriftelijk terugkomen op welke vorm dat zal krijgen. Ik begrijp de intentie van uw vraag. Het is inderdaad te beperkend om alleen naar handel te kijken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 37-38

Minister Kaag:

(…)

“De heer Backer vroeg mij hoe de bredewelvaartsindicatoren van de planbureaus een logische plaats kunnen krijgen in de rijksbegroting. Waarom duurt het zo lang? Het duurt zo lang, omdat het best wel ingewikkeld is. Het is ook de eerste keer dat we die stap hebben kunnen zetten. Ik ben ook zeker van plan om dit verder uit te rollen, zoals het heet. We hebben voor het eerst nu in de Miljoenennota echt ruimte gegeven aan de prioriteiten op het terrein van brede welvaart. Is het genoeg? Nee. Willen we veel meer stappen zetten? Ja. Maar we zijn natuurlijk wel afhankelijk van de uitwerking van de vakdepartementen op hun departementale begroting. We willen echt de gedachte van brede welvaart, zoals die verwoord is in doelen en gemeten wordt met indicatoren, meenemen in de begrotingscyclus. De planbureaus ontwikkelen nog methoden om vooruit te kijken op brede welvaart. Het CBS kijkt natuurlijk terug op de gegeven data.

Er staat hier in mijn aantekeningen dat nergens ter wereld een dergelijke methodiek bestaat. Ik vind "nergens ter wereld" zeggen een beetje eng, want het zal vast wel bestaan. Veel landen die hun begroting plannen op basis van de SDG's doen dat in feite al. Bij de geavanceerde economieën, zoals dat heet, is het meer uitzonderlijk dan in een gemiddeld ontwikkelingsland. Ik denk dat wij nog wel wat stappen kunnen zetten. Het gaat over een langetermijnperspectief. Ik ben zeer betrokken om dit vorm te gaan geven en spreek daar graag over, overigens met brede steun van de Tweede Kamer. De aanpak gender budgeting wil ik meenemen onder de noemer brede welvaart. We hebben al gesprekken gevoerd, ook met vrouwenorganisaties in dit geval, om daaraan vorm te kunnen gaan geven. Het hoort mijns inziens onder een aantal van die indicatoren van brede welvaart.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 65

De heer Backer (D66):

(…)

“Voorzitter. Een ander onderwerp dat de minister heeft meegenomen in de brede welvaart, was het punt van gender budgeting. De vraag was eigenlijk of de minister dit ziet als een belangrijke methode om de begroting gendersensitiever te maken. Daarbij kunnen we van Canada leren. Wellicht kunt u dat schriftelijk beantwoorden, zodat we daar niet vanavond nog uitgebreid over hoeven te debatteren, maar als u op dat punt zou ingaan, dan zou ik dat zeer waarderen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 72

Minister Kaag:

(…)

“Gender budgeting, de vraag van de heer Backer. U krijgt een brief hierover. Hierin staat hoe wij bij de vervolgrapportage aangeven hoe het kabinet voortgang maakt met de invulling van brede welvaart in de begrotingsstappen. Daarin zullen wij gender budgeting in het bijzonder meenemen, want daar valt het onder.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over financiële verantwoording door EU-lidstaten (36.259) (T03593)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe dat de Kamer zal worden geïnformeerd over de stand van zaken in de financiële verantwoording, al dan niet via Nationale Verklaringen, door EU-lidstaten.


Kerngegevens

Nummer T03593
Status openstaand
Datum toezegging 18 april 2023
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen nationale verklaringen
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2023 (36.259)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 27, item 11 - blz. 44-45.

De heer Van Ballekom (VVD):

[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de uitgesproken tekst niet beschikbaar.]

“Het gaat me niet zozeer om de Nederlandse verantwoording, want daar houdt de Nederlandse Rekenkamer heel goed oog op. Wij hebben ook altijd die Nationale Verklaring ingeleverd. Daar heb ik ook geen enkel probleem mee. Ik heb er een probleem mee dat die 24 andere landen het niet doen. Is er een afspraak gemaakt binnen de EU dat dat op een of andere manier wél verantwoord wordt?”

Minister Hoekstra:

“Laten we het volgende doen. Ik snap die zorg heel goed. Overigens ligt dit wel op het snijvlak met BZ en, eigenlijk nog een beetje meer, Financiën. Als ik er nu voor zorg dat er met Financiën nog contact over is en dat we dan het vervolg terugkoppelen. Dat doen we bij voorkeur niet in een aparte brief, maar ik zorg ervoor dat bijvoorbeeld een verslag van de vergadering de Kamer bereikt. Ik snap namelijk echt de gedachte die de heer Van Ballekom met ons deelt.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren besluit over inzet externe partijen bij de uitvoering van de wet (36.352) (T03683)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Karimi (GroenLinks-PvdA) en Holterhues (ChristenUnie), toe dat zij de Kamer zal informeren wanneer het definitieve besluit is genomen betreffende het al dan niet inzetten van externe partijen bij de uitvoering van de wet.


Kerngegevens

Nummer T03683
Status voldaan
Datum toezegging 10 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden drs. F.W.J. Holterhues (ChristenUnie)
F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen schade
toeslagen
toeslagenaffaire
Kamerstukken Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen (36.352)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 4.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

(…)

“Daarnaast is er de kwestie van het uitbesteden van de uitvoering aan een externe partij. Hoewel het logisch zou zijn dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, die al ervaring heeft, dit zelf uitvoert, wordt nu gekozen voor het invoeren van een externe marktpartij. Dat is althans een van de opties die de staatssecretaris onderzoekt. Dit brengt aanzienlijke kosten met zich mee, namelijk 19 miljoen euro. Waarom kan dit bedrag niet geïnvesteerd worden in de UHT, zodat zij zelf de uitvoering kan verzorgen?

Ik heb alle antwoorden op onze vragen zorgvuldig bestudeerd en ik heb ook het debat in de Tweede Kamer gevolgd. Helaas blijft de staatssecretaris een overtuigende onderbouwing schuldig. Dat geldt ook voor het antwoord op de vraag wanneer exact de staatssecretaris van plan is om een besluit te nemen. In dit debat hebben we echt behoefte aan duidelijkheid over de motivering van deze keuze. Ook zou ik graag willen weten van de impact van het amendement-Leijten zal zijn op de uitvoering. Hoe gaat de staatssecretaris dat vertalen in de uitvoering?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 19.

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“Wanneer ben ik van plan dat besluit over de inzet van de externe partijen te nemen? Ik hoop na de zomer een grootschalige pilot te draaien voor de alternatieve schaderoute, om versneld duidelijkheid voor ouders te krijgen. We willen ook proberen om een aantal ex-partners daarin mee te nemen om te kijken of dat goed werkt. Op basis van die grootschalige pilot, die we ook met een aantal overigens externe partijen zullen gaan doen — een daarvan is de number 5 foundation, die veel contact heeft met ouders, maar ook met advocaten zijn we daarover uitdrukkelijk in gesprek — kunnen we het definitieve besluit nemen. Ik zal uw Kamer daar natuurlijk, net als de Tweede Kamer, over informeren.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 24

De heer Holterhues (ChristenUnie):

(…)

“Het tweede punt is de uitbesteding aan externe partijen. Daar heb ik de staatssecretaris nog niet over gehoord. Ik heb geen goed gevoel gekregen bij de efficiencywinst. Ik kan me goed voorstellen dat er nu wordt gezegd: er zijn uitvoeringsproblemen, dus we schakelen externe partijen in. We hebben in de afgelopen periode gezien dat het hele specifieke gevallen zijn en dat er heel veel overleg nodig is met de bestaande uitvoeringspartijen en met het ministerie. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat, als we gaan werken met een externe uitvoeringsorganisatie, dat overleg ook nog nodig is. Levert dat nou in the end niet gewoon efficiencyverlies op in plaats van -winst?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 25

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“Dan had de ChristenUnie nog een vraag over de afstemming met de externe uitvoerders. We beleggen nu al op meerdere fronten de uitvoering bij externe partijen. Daar is vaak intensief contact mee. Dat zal natuurlijk ook met deze partij zijn. Daarnaast zal er overleg met de Commissie Werkelijke Schade zijn op het moment dat we zouden besluiten om het daar niet neer te leggen. Ik heb ook uitgelegd dat we gaan kijken of we de route-CWS plus de alternatieve schaderoute ook voor de groep ex-partners van gedupeerde ouders kunnen inzetten. De vraag was volgens mij vooral of tot efficiencywinst leidt. Ik weet niet of het zozeer efficiencywinst is, maar ik zie wel dat bij de Commissie Werkelijke Schade meer dan duizend ouders wachten. Ervan uitgaande dat ongeveer 8% op dit moment naar de Commissie Werkelijke Schade gaat en je past dit toe op de groep ex-partners, dan zouden die er allemaal bijkomen. Dat is de hoofdmotivatie geweest om te kijken of we een andere oplossing kunnen vinden. Daar is het project tussendoor gekomen dat we eerder — ik zal niet meer "sneller" zeggen — duidelijkheid voor de ouders willen geven. We hebben daarom gezegd dat we even een soort pauzeknop voor de aanbesteding inzetten, om te kijken of die twee routes ook voor de ex-partners ingezet kunnen worden. Wij zullen natuurlijk beide Kamers daarover informeren op het moment dat we een definitief besluit erover hebben genomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overleg met vakministers over hoe verdeling financiële risico's overheid en private partijen beter zichtbaar te maken in evaluaties (31.865) (T03687)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kennedy-Doornbos (ChristenUnie), toe dat zij met haar collega-ministers gaat kijken op welke wijze zij de verdeling van financiële risico's tussen overheid en private partijen in evaluaties beter zichtbaar kunnen maken, zodat daar ook echt lering uit getrokken kan worden en problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen.


Kerngegevens

Nummer T03687
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. S.J. Kennedy-Doornbos (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
financiën
revolverende fondsen
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3 - blz. 16-17.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“Bovendien blijkt uit een aantal evaluaties van revolverende fondsen dat de private partijen de krenten uit de pap financieren. Dat zijn juist de projecten die eigenlijk helemaal niet gefinancierd zouden moeten worden uit zo'n fonds, omdat er dan geen sprake is van marktfalen. Soms verstrekken de overheden garanties of achtergestelde leningen, waardoor het risico bij private partijen wordt weggehaald, of wordt de overheidsbijdrage gezien als eigen vermogen van het fonds en de bijdrage van private partijen als vreemd vermogen. Zo wordt het risico telkens weer afgewenteld op de overheid. Bij de evaluatie van het Nationaal Energiebespaarfonds bleek deze spanning tussen publieke en private financiers niet uit het onderzoek en de evaluatie van de regering, maar wel uit het onderzoek van de Rekenkamer. Mijn vraag is daarom: kan de minister toezeggen dat de verdeling van financiële risico's tussen de overheid en private partijen in de evaluaties die aan het parlement worden gestuurd beter zichtbaar zal zijn?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 13.

Minister Kaag:

(…)

“Mevrouw Kennedy vraagt ook of ik kan toezeggen dat de verdeling van financiële risico's tussen de overheid en private partijen in de evaluaties die aan het parlement worden gestuurd, beter zichtbaar zal zijn. Aan het einde van dit debat heb ik geen stem meer over, zeg ik vast! De Regeling periodiek evaluatieonderzoek schrijft voor dat alle belangrijke beleidsthema's van departementen vertegenwoordigd zijn in de strategische evaluatieagenda van het departement zelf. Voor revolverende fondsen gelden daarbij geen algemene aanvullende vereisten of minimumvereisten, maar een departement kan dat in samenspraak met het parlement verbeteren of een aparte evaluatie opnemen. Dat gebeurt heel vaak. Dat lijkt me ook heel belangrijk. Ik zeg u wel toe dat ik met mijn collega-ministers, de vakministers, ga kijken op welke wijze we de verdeling van financiële risico's tussen overheid en private partijen in evaluaties beter zichtbaar kunnen maken, zodat we daar ook echt lering uit kunnen trekken en problemen in de toekomst helpen voorkomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief najaar vervroegen sturen begrotingsstukken (36.350 IX / 36.350 XV) (T03694)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA) over de meerjarige voorjaarsnota, toe dat zij in het najaar een brief zal sturen op hoofdlijnen over het vervolg op en de uitwerking van het vervroegen van de begrotingsstukken en het aansluiten op het Europees semester.


Kerngegevens

Nummer T03694
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
voorjaarsnota
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 3

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

“Ik had gevraagd naar welke jaarkalender voor de begrotingsstukken de minister toewerkt. De minister heeft natuurlijk volkomen gelijk wanneer zij zegt dat dit pas de tweede meerjarige voorjaarsnota is. Ik moet ook zeggen dat de antwoorden op de vragen die ik daarover stelde, voor mij gewoon bevredigend waren.

Ik vermoed dat u de volgende vraag in dit blokje zou willen oppakken. De Raad van State zegt dat de voorjaarsnota eerder in het jaar zou moeten komen, misschien zelfs op een vaste datum. Hoe kijkt u daarnaar?”

Minister Kaag:

“Er zijn dingen die goed zijn als advies, maar lastig om te introduceren, laat staan om uit te voeren. We hebben de voorjaarsnota van dit jaar bijvoorbeeld al heel vroeg gestuurd. De formele datum is 1 juni; daarvóór moet het bij de Raad van State beschikbaar zijn. Het is op, meen ik, 26 of 27 april gedeeld. Als we het nog veel eerder willen doen, dan moeten we kijken of de doorrekeningen en alle data beschikbaar zijn. Op papier is het wellicht een optie maar in de praktijk is het heel lastig. Hetzelfde geldt als je kijkt naar de gelijkschakeling met het Europees semester. Dan is eigenlijk de intentie om alles naar voren te halen. Maar het belastingplan en de doorrekeningen voor koopkracht voor het jaar erop zijn er bijvoorbeeld toch echt wel pas in augustus of september. Wat sommige dingen betreft zijn we er dus nog niet aan toe om ze helemaal te introduceren. Ik kom in het najaar weer met een brief op hoofdlijnen om het vervolgstukje hiervan in uitwerking te laten zien. Ik hoor uiteraard graag ook uw advisering en mening daarover.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging In hoofdlijnenbrief wordt teruggekomen op vraag over vervroegen Verantwoordingsdebat (36.350 IX / 36.350 XV) (T03695)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bovens (CDA), toe dat zij in de hoofdlijnenbrief zal terugkomen op de vraag naar het vervroegen van het Verantwoordingsdebat in verhouding tot de Comptabiliteitswet.


Kerngegevens

Nummer T03695
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. T.J.F.M. Bovens (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
verantwoordingsdebat
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 6

De heer Bovens (CDA):

(...)

“Ik kan mij er van alles bij voorstellen dat de minister dat voorjaar niet kan vervroegen, maar ik zou haar wel willen meegeven dat er in het schema een relatie moet worden gelegd met het Verantwoordingsdebat. Dat was in de commissie een punt. Kun je nog iets doen in het Verantwoordingsdebat? Wij kregen de indruk dat het Verantwoordingsdebat nou eenmaal vastligt in het jaar. Daar hebben we een vaste woensdag voor gekozen. Zolang je die vaste woensdag hebt, kun je het ook niet verder naar voren halen. Waarom kan dat Verantwoordingsdebat niet wat naar voren toe? De cijfers zijn er meestal toch al eerder. Dan hebben we de ruimte om eventueel met de Voorjaarsnota naar voren te gaan.”

Minister Kaag:

“Het Verantwoordingsdebat, het proces daarin, ligt vast in de Comptabiliteitswet. Ik moet even in de tweede termijn checken of er een grote ambitie zou bestaan bij iemand van u om dit in de formatie mee te nemen en deze wijziging in de wet door te voeren. U zult er vast heel veel kiezers mee winnen. Maar dit is vrijelijk vertaald.”

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 28-29

Minister Kaag:

“De heer Bovens vraagt of de Verantwoordingsdag ook eerder in het jaar plaats kan vinden door de Voorjaarsnota naar voren te halen. U krijgt niet een ingewikkeld antwoord, maar wel veel details. En die zijn misschien toch wel belangrijk. Zoals u weet, worden de verantwoordingsstukken op de derde woensdag in mei aan het parlement aangeboden, volgens artikel 237, tweede lid, Comptabiliteitswet 2016. Maar op Verantwoordingsdag worden niet alleen de stukken gestuurd voor de jaarafsluiting van de ministeriële begroting maar ook het Financieel Jaarverslag van het Rijk en de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer en de Staat van de rijksverantwoording, per ministerie. Die jaarverslagen worden op grond van hetzelfde artikel uiterlijk 31 maart aangeboden aan de Algemene Rekenkamer. Op dat moment is de Auditdienst Rijk na een krap proces klaar met de controle. Hierna volgt het opstellen van het Financieel Jaarverslag van het Rijk door het kabinet en de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer. Het gaat dus niet alleen om een jaarafsluiting op Verantwoordingsdag, maar ook om het debat over de besteding van rijksmiddelen over het afgelopen jaar. Deze stukken zijn daarbij hard nodig.

Dit nogmaals ter bevestiging van hoe krap het proces al is. Als we het nog meer naar voren gaan halen, krijgen we denk ik niet alle stukken en analyses op tijd klaar.”

De heer Bovens (CDA):

“Dan bevestigt u eigenlijk dat het vrijwel onmogelijk is om de Voorjaarsnota naar voren te halen als je gebruik wil maken van de inzichten uit het Verantwoordingsdebat. Dan moeten we er ook niet om blijven vragen dat het naar voren wordt gehaald, want als het Verantwoordingsdebat zelf niet naar voren gehaald kan worden, dan wordt het wel heel ingewikkeld om nog in mei extra weken te vinden. Die zijn er dan gewoon niet. Dat moeten we dat ook eerlijk tegen elkaar zeggen.”

Minister Kaag:

“Ik waardeer dat zeer. Ik heb daar waarschijnlijk al wat diplomatiek op proberen te hinten door te zeggen "we kijken nog eens" en "we proberen nog eens wat te veranderen". Maar niet alles kan, want dan moet je het hele proces naar voren halen. Daarom hebben sommige van de eerdere aanbevelingen van de Raad van State in de praktijk vergaande consequenties voor het hele systeem en de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Maar ik kom hier nog op terug in de hoofdlijnenbrief en voor het gemak van toekomstige ministers kan ik dan gewoon stellen wat eigenlijk wel of niet kan. Dat is dan weer het mooie van demissionair zijn.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over de fiscale ontwikkelingen rondom grenswerkers bij nieuwe ontwikkelingen in bilateraal en/of multilateraal verband (35.714) (T03763)

De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een eerdere toezegging aan de leden Bakker-Klein (CDA) en Van der Goot (OPNL), toe de Kamer te informeren bij nieuwe ontwikkelingen in bilateraal en/of multilateraal verband over de fiscale ontwikkelingen rondom grenswerkers.


Kerngegevens

Nummer T03763
Status deels voldaan
Datum toezegging 11 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden dr. mr. J. Bakker-Klein (CDA)
drs. A.Sj. van der Goot (OPNL)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Brief
Categorie brief/nota
Onderwerpen fiscale ontwikkelingen
grenswerkers
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Weyenberg en Maatoug Wet werken waar je wilt (35.714)


Opmerking

Zie ook T03723 en dossier 35714.

Uit de stukken

Kamerstukken I 2023-2024, 35714, I, p.4

“Het kabinet hecht belang aan het fiscaal toegankelijk maken van hybride werken voor iedereen, ook voor grenswerkers. Met de buurlanden België en Duitsland wordt hierover bilateraal en ook in EUverband gesproken. Met België is een verduidelijkende overeenkomst gesloten over het al dan niet ontstaan van een vaste inrichting van de werkgever in de woonstaat van de werknemer als gevolg van hybride werken over de grens. Daarnaast wordt onderhandeld over het opnemen van een drempelregeling in bilateraal verband met zowel België als Duitsland. Ook in EU- en OESO-verband blijft de grenswerkersproblematiek en de daaraan gerelateerde oplossingsrichtingen op de agenda staan. Dat traject zal echter nu op korte termijn niet tot nieuwe afspraken leiden. Ik zal uw Kamer informeren wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn in bilateraal en/of multilateraal verband.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bij brief motie-Grinwis ingaan op differentiatie voor suikerhoudende dranken (36.418) (T03808)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe dat de motie-Grinwis wordt uitgevoerd en dat de brief daarover in maart verschijnt. In die brief wordt nadrukkelijk ingegaan op de differentiatie voor de suikerhoudende dranken.


Kerngegevens

Nummer T03808
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen suikervrije dranken
verbruiksbelastingen
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 31

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

(…)

“De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris. Ten eerste: wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman? Ten tweede: waarom heeft het kabinet het afgelopen jaar niet gebruikt om deze fouten te herstellen? Ten derde: ziet het kabinet mogelijkheden om de invoeringsdatum van de verhoging van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken een jaar uit te stellen in afwachting van de uitwerking van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman?

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 14-15

De heer Van Rij:

(…)

“Mevrouw Visseren had nog een vraag die iets verder ging. Ja, het klopt. Stel dat we de wetgeving die vorig jaar is aangenomen en nu wordt ingevoerd niet zouden willen, even los van het feit dat dat op z'n zachtst gezegd bijna onmogelijk is tenzij de Eerste Kamer me terug zou sturen op dit punt, dan slaan we een gat van €365 mln. Even los daarvan denk ik dat we in de brief echt moeten ingaan op de vragen die u heeft gesteld en heel nadrukkelijk ook op de differentiatie voor de suikerhoudende dranken. Toen ik vorige week in Londen was, heb ik ook gezien dat de Engelsen heel succesvol zijn geweest met het invoeren van een belasting. Dat nemen we uiteraard mee.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Nog even over die 1 januari 2025. U zegt dat het bijna onmogelijk is, behalve als de Eerste Kamer u met huiswerk terugstuurt. Wat zijn de mogelijkheden daarin? Hoe zou zo'n proces eruitzien als we met z'n allen besluiten dat we de invoering van de wetgeving per 1 januari '25 onwenselijk vinden? Hoe zou zo'n proces eruitzien? Zou dat reparatiewetgeving zijn? Gaat dat per AMvB? Zou u mij dus willen meenemen in de technische mogelijkheden van wat er mogelijk is voor 1 januari?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja, dat is echt aan de Eerste Kamer. Die wet is overigens al aangenomen. Die wordt hier niet meer in stemming gebracht, dus dat wordt superingewikkeld. Dat kan dus niet bij novelle of zo. Als het een wetsontwerp was dat nu voorlag, dan zou ik teruggestuurd kunnen worden, eerst naar de ministerraad, dan naar de Raad van State en dan naar de Tweede Kamer, en zou ik daarna weer bij u terugkomen. Het is inmiddels 12 december. Dat zou dus heel ingewikkeld worden. Maar dat kan hier niet eens, omdat deze wet vorig jaar al is aangenomen. Ik stel daarom voor dat we de discussie aan de hand van de door mij toegezegde brief hervatten. De Tweede Kamer zit hier overigens ook bovenop. We hebben gezegd: op z'n vroegst 1 januari 2026. Dat heeft sowieso met het wetgevingstraject te maken, maar uiteraard ook met de systemen. Maar ja, het is compleet duidelijk wat de Tweede en de Eerste Kamer willen op dit punt.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Kunt u nog even met me meedenken? Ik begrijp dat het ingewikkeld wordt voor 1 januari '24, maar "ingewikkeld" is geen "nee". Dat maakt het nog niet onmogelijk. Een tweede optie zou zijn om zo snel mogelijk de angel uit de wet te halen. Wat zouden we kunnen doen voor 1 januari '26 om de pijn uit deze wetgeving te halen totdat we een degelijke wetgeving met elkaar behandelen? We gaan namelijk echt een ongewenste situatie tegemoet, waarin we …”

De voorzitter:

“De staatssecretaris.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja, kort. Laat ik heel duidelijk zijn: voor 1 januari kan er echt niks meer. Dat lukt niet. Wij gaan als demissionair kabinet niet met een initiatief komen. Dat zeg ik even voor alle duidelijkheid voor de parlementaire behandeling, ook voor de vastlegging. Wij gaan de motie-Grinwis uitvoeren en komen met de brief in maart. Daar zit een heel wetgevingsvoorstel in. Dat doen we als demissionair kabinet, omdat de Tweede Kamer ons daartoe heeft opgeroepen. We gaan dus niet zeggen: dat doen we niet, omdat er formerende partijen zijn. Ook hier in de Eerste Kamer ligt het heel duidelijk. Die wetswijziging, die nieuwe wet, die hopelijk beter voldoet aan de wensen van beide Kamers, kan op zijn vroegst op 1 januari 2026 worden ingevoerd.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief verschil een- en tweeverdieners en verkleinen marginale druk (36.488) (T03896)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat de Kamer de brief die ook aan de Tweede Kamer is gestuurd ontvangen met daarbij een antwoord op twee extra punten. Namelijk het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners en het verkleinen van de marginale druk.


Kerngegevens

Nummer T03896
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen marginale druk
minimumloon
Kamerstukken Wet verhoging minimumloon 2024 (36.488)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 7 - blz. 18-19

Minister Van Gennip:

(…)

“Voorzitter. Dan heeft de heer Schalk nog een vraag gesteld met betrekking tot het debat dat wij hadden over het Belastingplan. Het gaat over het verkleinen van het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners. Inderdaad is dit punt wel ingebracht bij de bouwstenennotitie. Dat is overigens echt een ambtelijke productie geweest; daarin heb ik dus niet met blauwe, rode of groene pen zitten schrappen of aanvullen. Ik begrijp wat de heer Schalk zegt, namelijk dat hij het misschien wat magertjes vindt. Mag ik dat zo vertalen? Wij hebben overigens ook al toegezegd dat wij hier schriftelijk op zullen reageren in een aparte brief aan uw Kamer. Er zijn namelijk ook nog wel wat alternatieven te bedenken buiten datgene wat er in de bouwstenennotitie staat.”

De heer Schalk (SGP):

“In die motie stond inderdaad iets over het verschil tussen een- en tweeverdieners, maar ook iets over het verkleinen van de marginale druk. Dat waren eigenlijk twee elementen in diezelfde motie. Dank voor de toezegging dat er in ieder geval een brief met alternatieven komt, want het was inderdaad wel heel marginaal uitgewerkt in de bouwstenennotitie.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 7 - blz. 19

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“De minister heeft ook al iets gezegd over marginale druk. De minister en ik hebben al een brief gestuurd van wel 40 of 60 kantjes, geloof ik. Maar wij zullen uitgebreider ingaan op deze twee specifieke punten.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 7 - blz. 33

Minister Van Gennip:

(…)

“Het algemene punt van de heer Schalk dat we echt last hebben met die afbouw van de toeslagen, herken ik zeer. Dat is niet alleen de kerstboom van Palland, maar ook de marginale druk die toch moeilijk oplosbaar is. Wij zullen die brief aan de Tweede Kamer ook aan u sturen, inclusief een reactie op uw twee extra punten. De heer Van Rij heeft dat zojuist ook toegezegd.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 7 - blz. 33

De heer Schalk (SGP):

“Heel kort. De uitleg van de minister is natuurlijk duidelijk. Ik heb daar nog een opmerking over. In mijn eerste termijn heb ik het niet alleen gehad over de alleenverdiener maar ook over de meestverdienende en de minstverdienende. Dus het geldt eigenlijk ook voor de tweeverdieners die hiermee te maken hebben.”

Minister Van Gennip:

“Bij de groep met de hele hoge marginale druk zijn weinig tweeverdieners. Over het algemeen is het als volgt bij tweeverdieners. Als de eerste verdiener bijvoorbeeld ruim boven het wml maar nog niet modaal verdient, dan ben je al een heleboel van die afbouwpunten voorbij. En ongetwijfeld zijn er tweeverdieners die allebei het wml verdienen.”

De voorzitter:

“Kort.”

De heer Schalk (SGP):

“Maar in het schema dat we zelf hebben gekregen van het ministerie, wordt gewoon aangegeven dat als die meestverdienende dat lage inkomen heeft, de marginale druk dan rond de 95% ligt.”

Minister Van Gennip:

“Ik weet niet precies over welke groep u het heeft, maar het probleem van die tabel is dat de aantallen … Daarom is die slang zo belangrijk. Het kan om 2 versus 200 huishoudens gaan. Beide zijn één regeltje in de tabel, maar bij 200 huishoudens gaat het om veel meer mensen. In de slang die ik u liet zien, zie je dat 5% van de huishoudens, ofwel 1 op de 20, een marginale druk heeft boven de 70%. Maar u krijgt de brief die wij ook aan de Tweede Kamer hebben gestuurd met daarbij een antwoord op uw twee extra vragen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Indicatoren begrip brede welvaart (36.600) (T03933)

De minister-president zegt de Kamer toe dat hij de vraag van het lid Van Hattem (PVV) naar de indicatoren die zijn gehanteerd bij het begrip ‘brede welvaart’ zoals dat is geformuleerd in hoofdstuk 10b van het regeerprogramma over arbeidskrapte, schriftelijk zal beantwoorden dan wel aan de orde zal stellen in één van de individuele begrotingen.


Kerngegevens

Nummer T03933
Status openstaand
Datum toezegging 8 oktober 2024
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden A.W.J.A. van Hattem (PVV)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsmarkt
arbeidsmarktperspectief
Brede welvaart
Centraal Bureau voor de Statistiek
indicator
welvaart
Kamerstukken Miljoenennota 2025 (36.600)


Uit de stukken

Handelingen I 2024/25, nr. 3, item 6, p. 47.

De heer Van Hattem (PVV):

“Ik lees in hoofdstuk 10b van het regeerprogramma, over arbeidsmarktkrapte: "Zonder deze keuzes komt zowel onze economische als onze brede welvaart in het gedrang." Nou wordt het begrip "brede welvaart" tegenwoordig wel vaker gebruikt, maar hier wordt het eigenlijk als een zelfstandig begrip gebruikt. Ik heb hierover weleens overleg gehad met het CBS en dat zei: het is eigenlijk een analytisch model waar je bepaalde indicatoren in kunt stoppen om te bepalen wat brede welvaart is. Mijn vraag is: welke indicatoren worden hierin gestopt vanuit het regeerprogramma?”

Minister-president Schoof:

“U zou mij een groot genoegen doen als ik daar inderdaad schriftelijk op zou mogen reageren, want die indicatoren heb ik zeker op dit moment niet paraat. Mogelijk zou het ook in een van de individuele begrotingen aan de orde kunnen komen.”

De heer Van Hattem (PVV):

“Uitstekend.”



Historie







Toezegging Notitie over integrale besluitvorming in samenhang met de governance bij staatsdeelnemingen (28.165) (T03941)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kroon (BBB), toe een notitie aan de Kamer aan te bieden over de vraag hoe de integrale besluitvorming – ten aanzien van financiering en beleid - samenhangt met governance op staatsdeelnemingen.


Kerngegevens

Nummer T03941
Status openstaand
Datum toezegging 15 oktober 2024
Deadline 1 januari 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. ing. B. Kroon (BBB)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen integrale besluitvorming
staatsdeelnemingen
governance
Kamerstukken Deelnemingenbeleid Rijksoverheid (28.165)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2024/25, 28165, AU, pagina 13 en 14

De heer Kroon (BBB):

Wellicht heeft de minister het vorige commissiegesprek van mei dit jaar teruggekeken als voorbereiding op vandaag. Ik ben blij te horen dat u aangeeft dat er integrale besluitvorming nodig is aan zowel de financieringskant als de beleidsmatige kant van staatsdeelnemingen. Dat was ons expliciete verzoek een halfjaar geleden. Dat heeft dan ook samenhang met governance op die staatsbedrijven. Ik zou het fijn vinden om in de toekomst — het hoeft niet vandaag — een notitie te zien over de vraag hoe die integrale besluitvorming samenhangt met governance. Ook als je een minderheidsdeelneming bent of externe aandeelhouders hebt, kijkt iedereen uiteindelijk naar de Staat. Het publieke belang zweeft altijd op de achtergrond. Hoe ga je daarmee om als aandeelhouder? Dat zou ik graag eens horen, maar dat hoeft niet nu.

Minister Heinen:

De heer Kroon zeg ik graag toe om met een notitie te komen. We zijn zelf ook aan het kijken naar twee elementen: de governance en de integrale besluitvorming. Het is aan beide Kamers, de Tweede en de Eerste Kamer, hoe zij daarmee omgaan, maar ik vind het wel belangrijk dat als in de ene Kamer een besluit wordt genomen, ook de andere Kamer weet dat dit weleens geld kan gaan kosten. Dat kan zijn door mij te betrekken — excuus, dan gaat het niet om mij als persoon maar als minister van Financiën — bij besluitvorming die de minister van Klimaat en Groene Groei aangaat. Dat kan ook zijn om af te dwingen dat kosten in kaart worden gebracht.

We zijn verschillende modaliteiten aan het bekijken voor hoe dat in de toekomst beter kan. Ik zeg erbij dat dit ook wel een zoektocht is. Als je een doel stelt, is het niet gelijk zo dat we weten dat het deze investeringen kost, want prijzen veranderen. Je ziet nu dat wij een aanvullende leenfaciliteit moesten opzetten, omdat een deel van de investeringsbehoefte onderhevig is aan inflatie. Materialen zijn duurder. Veel landen zijn aan het investeren in het versterken van hun energienet en in het energieonafhankelijk worden, wat ook de prijs opdrijft. Het is dus lastig om te zeggen wat de kosten over twintig jaar zijn, maar ik vind het wel belangrijk dat dit element wordt meegewogen in de besluitvorming en om elkaar ook niet te verrassen gaandeweg het proces, doordat je nu een makkelijk besluit neemt en de moeilijke besluiten later.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toesturen contourenbrief vereenvoudiging btw-stelsel (36.600) (T03962)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag het lid Aerdts (D66) toe een contourenbrief te sturen aan de Kamer over het proces van de vereenvoudiging van het btw-stelsel.


Kerngegevens

Nummer T03962
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2024
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden mr. drs. W.J.M. Aerdts (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen herziening belastingstelsel
vereenvoudiging belastingstelsel
BTW-heffing
BTW-tarieven
Kamerstukken Miljoenennota 2025 (36.600)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 8, item 9 - blz. 32-33

Minister Heinen:

O, ik had inderdaad nog één vraag van mevrouw Aerdts.

Mevrouw Aerdts (D66):

Ik wilde het net zeggen. Ik heb inderdaad nog een vraag aan de minister over de brief waar wij om vroegen over het btw-pad, of eigenlijk over het proces en de tijdslijn tot de Voorjaarsnota. Onze vraag was of hij daarover een brief zou willen sturen. Het zou ons een lief ding waard zijn als die nog voor de afronding van het Belastingplan naar deze Kamer zou kunnen komen.

Minister Heinen:

Het is eigenlijk zonde van de interruptie. Ik zou daar dus coulance in betrachten, voorzitter. Ik had dit al op mijn blaadje staan. Er was inderdaad een vraag over de btw-verhoging. Wij hebben daar in de Tweede Kamer duidelijke afspraken over gemaakt. Ik wil in samenwerking met de oppositiepartijen CDA, ChristenUnie en D66 tot een alternatief komen. Als de Eerste Kamer graag een brief wil, gaan we die opstellen. Dat ga ik samen met de staatssecretaris doen. Ik wil dat wel in gezamenlijkheid doen met de partijen in de Tweede Kamer, want ik vind het belangrijk dat we de hervormingsagenda vasthouden. We willen streven naar een vereenvoudiging van het btw-stelsel. Ik heb dat een "spaghettimonster" genoemd in de Tweede Kamer. Niemand volgt het meer. Er zijn allerlei uitzonderingen en verschillende tarieven. We moeten dat vereenvoudigen. Met die vereenvoudiging probeer je geld op te halen en streef je naar lagere lasten op arbeid. Ik hoop dat we dat met elkaar overeind kunnen houden. Daarom wil ik het samen met de oppositiepartijen doen. Geef mij alstublieft de ruimte om eerst in contact te treden met deze partijen, om te vragen hoe zij het proces voor zich zien. Dat doe ik uiteraard onder leiding van de nieuwe staatssecretaris. Als wij in gezamenlijkheid de contouren van het proces hebben vastgelegd, zet ik die uiteraard in een brief, die ik u zal doen toekomen.

De voorzitter:

Ik noteer een toezegging.



Historie







Toezegging Toesturen periodieke rapportages kosten hersteloperatie toeslagen (36.600) (T03963)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Baumgarten (JA21), toe periodiek rapportages over de kosten van de hersteloperatie aan de Kamer te doen komen.


Kerngegevens

Nummer T03963
Status openstaand
Datum toezegging 19 november 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Herstel en Toeslagen
Kamerleden dr. R. Baumgarten (JA21)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen hersteloperatie
periodieke rapportage
toeslagenstelsel
voortgangsrapportage
Kamerstukken Miljoenennota 2025 (36.600)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 8, item 9, p. 53

De heer Baumgarten (JA21):

Aldus kom ik tot het indienen van de volgende moties, waarbij wat mij betreft de eerste motie zou kunnen vervallen als ik een concrete toezegging van de regering krijg. Maar ik lees ze even voor als motie.

Handelingen I 2024-2025, nr. 8, item 9, p. 57

Minister Heinen:

Dan had ik nog motie met letter Q liggen. Daaraan ging eigenlijk vooraf dat er werd gezegd: als je een toezegging doet, hoeft de motie niet ingediend te worden. Laat ik dus het volgende toezeggen. Deze motie was van de heer Baumgarten. Hij zegt: als je die rapportages over de kosten van de hersteloperatie nou periodiek aan de Kamer doet toekomen? Hier werd een periode van zes maanden genoemd. In de Tweede Kamer doen we het ook weleens op een meer regelmatige basis. Als ik op dat ritme kan aansluiten en de rapportages die naar de Tweede Kamer gaan ook de Eerste Kamer kan doen toekomen, dan kan het zomaar zijn dat u nog meer rapportages krijgt. Laten we de informatievoorziening dan in hetzelfde ritme vormgeven. Dat zou ik graag in deze vorm willen toezeggen.

De voorzitter:

Dan kijk ik even naar de heer Baumgarten, die nu via de interruptiemicrofoon voor heel Nederland gaat aankondigen wat hij met de motie gaat doen, zodat het ook netjes in de Handelingen komt. Daar gaat hij ook tempo mee maken.

De heer Baumgarten (JA21):

Dank u wel voor deze subtiele hint, meneer de voorzitter. Wat mij betreft kan de motie dan ingetrokken worden. Dank voor de toezegging.



Historie







Toezegging Alternatief voor btw-verhoging op cultuur, media en sport (36.600) (T03965)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA), toe dat de btw-verhoging op cultuur, media en sport feitelijk in het Belastingplan 2025 zit, maar politiek gezien niet meer, omdat de minister zich gecommitteerd heeft aan het zoeken naar een alternatief.


Kerngegevens

Nummer T03965
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2024
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen cultuurbeleid
mediabeleid
sportbeleid
BTW-tarieven
BTW-verhoging
Kamerstukken Miljoenennota 2025 (36.600)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 8, item 9 - blz. 33

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik wil nog even terug naar de btw en het proces daaromheen. Ik begrijp van de minister dat hij begin volgend jaar in de Tweede Kamer de oppositie aan tafel zet en ik neem aan ook de coalitie. Dan zal hij Geert Wilders en Rob Jetten samen aan tafel zetten. Ik voorspel nu al dat dit hartstikke interessant wordt. Ik heb een vraag gesteld van een sportschoolondernemer die ik heb gesproken. Die herhaal ik. Is de btw-verhoging nou van tafel, ja of nee? Gewoon even in normale mensentaal voor de mensen buiten dit gebouw. Begrijp ik nou goed dat de minister, toen hij daar eerder iets over zei, zei dat hij de dekking elders binnen de btw wil gaan zoeken?

Minister Heinen:

Dat laatste sorteert voor op een uitkomst van iets waarbij we nog aan het begin staan van het proces. Laat ik dat dus niet doen. Maar mijn ambitie is wel om het binnen die btw te zoeken, omdat ik een breed draagvlak voel voor die vereenvoudigingsagenda. Iedereen ziet namelijk dat het systeem dat we hebben gecreëerd onhoudbaar is. Ik proef ook nog steeds draagvlak voor de schuif van directe naar indirecte belastingen. Ik hoor ook hier terug: verlaag nou de lasten op arbeid. Maar dan sorteer ik ook al wat voor op de uitkomst. Ik probeer die discussie open te voeren. Die btw-verhoging zit in het Belastingplan dat we nog gaan bespreken. Dus feitelijk klopt dat, maar politiek gezien zit die er natuurlijk niet meer in, omdat we ons gecommitteerd hebben aan het zoeken naar een alternatief.

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik dank de minister voor de beantwoording. Dat is een helder verhaal. Die btw-verhoging is dus van tafel. De laatste opmerking die ik daarover maak, is dat er in politieke zin dus inderdaad wel een gat in de begroting zit. Dan denk ik, even echt vanuit de rol van Eerste Kamer geredeneerd, dat de minister dat wetgevend toch anders had moeten regelen, want nu nemen wij een wet aan waarvan wij al weten dat wij 'm zo niet gaan uitvoeren. Die wet heeft dus in feite, niet de jure maar wel de facto, een financieel gat in zich.

Minister Heinen:

Ik ben erg blij met deze vraag. Politiek is namelijk ook altijd koorddansen om verschillende belangen te verenigen. Die probeer je dan verbaal met elkaar te verenigingen. Laat me daar dan dit over zeggen. In materiële zin zit die nog in het Belastingplan, maar in politieke zin niet, omdat we ons gecommitteerd hebben aan het zoeken naar een alternatief.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Opnemen regioparagraaf bij de Voorjaarsnota (36.600) (T03968)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Goot (OPNL), toe in de Voorjaarsnota een regioparagraaf op te nemen en daarbij een tabel te voegen met de uitwerkingen van de doelstellingen uit het rapport: ‘Elke regio telt!’.


Kerngegevens

Nummer T03968
Status deels voldaan
Datum toezegging 19 november 2024
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. A.Sj. van der Goot (OPNL)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Elke regio telt
regioparagraaf
voorjaarsnota
Kamerstukken Miljoenennota 2025 (36.600)


Uit de stukken

Handelingen I 2024-2025, nr. 8, item 9 - blz. 6

De heer Van der Goot (OPNL):

Voorzitter. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van vorig jaar diende ik een motie in om een regioparagraaf op te nemen in de Voorjaarsnota. De motie werd medeondertekend door zeven leden uit andere fracties en kreeg brede steun van bijna alle leden in deze Kamer. De toenmalige minister van Financiën heeft hieraan uitvoering gegeven. In die zin is aan de motie voldaan. Wel heeft de commissie Financiën in de Eerste Kamer op 28 mei geoordeeld dat deze motie slechts deels is uitgevoerd: technisch, maar minder inhoudelijk. De regioparagraaf zoals die nu is vormgegeven, voldoet nog niet aan de ambitie om de regionale effecten van het kabinetsbeleid daadwerkelijk inzichtelijk te maken. Graag verzoek ik de minister daarom om toe te zeggen dat in de volgende Voorjaarsnota opnieuw een regioparagraaf zal worden opgenomen.

Handelingen I 2024-2025, nr. 8, item 9 - blz. 38

Minister Heinen:

Voorzitter. De heer Van der Goot vroeg of het kabinet ook dit jaar bij de Voorjaarsnota een ambitieuze regioparagraaf kan opnemen en daarbij een tabel kan voegen met de inzet voor Elke regio telt! Uiteraard ben ik daar zeer toe bereid. Ik had in het concept van de Miljoenennota al een uitgebreidere passage opgenomen over de economische groei in regio's. We zien dat het in regio's heel goed gaat, in tegenstelling tot het beeld dat vaak wordt opgeroepen. Er zijn zelfs regio's die sterker groeien dan de Randstad, maar niet overal is die groei even sterk. Laat me dat dan ook weer in beeld brengen, ook indachtig de opmerking die de heer Van der Goot hierover heeft gemaakt. Ik kom daar graag op terug.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezenden update overzicht expatregelingen in internationaal verband voor bij Belastingplan 2026 (36.602) (T03972)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD), toe de Kamer een update toe te zenden van het overzicht expatregelingen in internationaal verband.


Kerngegevens

Nummer T03972
Status openstaand
Datum toezegging 10 december 2024
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen 27%-regeling
30%-regeling
Belastingplan 2025
expatregeling
Kamerstukken Belastingplan 2025 (36.602)


Uit de stukken

Handelingen I 2024/2025, nr.11, item 3, p.11.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Gelukkig bestaat de 30%-regeling nog twee jaar, waardoor er nog even de tijd is om die te kunnen beoordelen in het licht van onze internationale concurrentiepositie. Het is bekend dat Luxemburg de bestaande expatregeling per 1 januari 2025 zal verruimen naar een vrijstelling van 50%, om maar een voorbeeld te noemen. De vraag van de VVD-fractie bij de schriftelijke inbreng hoe de nieuwe 27%-regeling zich verhoudt tot die van andere landen, wordt niet beantwoord. Kan de staatssecretaris alsnog toezeggen een overzicht te verstrekken van expatregelingen in internationaal verband voor het Belastingplan 2026? Hoe duidt de regering de verslechterende positie van Nederland in de strijd om het internationale talent de komende jaren?

Handelingen I 2024/2025, nr.12, item 3, p.23.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dan een vraag van mevrouw Geerdink met betrekking tot de expatregeling. Mevrouw Geerdink stelt dat de eerdere vraag over hoe de 27%-regeling zich verhoudt tot die van andere landen niet is beantwoord en vraagt of de staatssecretaris alsnog kan toezeggen om een overzicht te verstrekken van expatregelingen in internationaal verband voor het Belastingplan 2026. In het eerdere schriftelijke antwoord is verwezen naar bijlage E bij het rapport Kunde, kosten en keuzes, dat het onderzoeksbureau SEO heeft opgesteld naar aanleiding van evaluatie de 30%-regeling. In dit rapport is een overzicht opgenomen van hoe de expatregelingen eruitzien in twaalf Europese landen, onder andere qua inhoud van de regeling, de duur, de voorwaarden die aan de gebruikers worden gesteld, het aantal gebruikers en het budgettaire beslag. Dit overzicht is het meest recente overzicht dat er op dit moment is. Ik ben vanzelfsprekend bereid om zo veel mogelijk informatie te verstrekken. Mogelijk kan mevrouw Geerdink nog meer specifiek aangeven welke informatie zij ziet ontbreken.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Zoals wij weten, zijn deze expatregelingen in verhevigde mate in ontwikkeling. Ik zei al dat er in Luxemburg per 1 januari 2025 een regeling van 50% in werking treedt. Het zou mij dus veel waard zijn als u kan toezeggen dat u per 1 januari 2025, dus op het moment dat dit soort regelingen dan weer ingevoerd zijn, dat overzicht kan opstellen. Zou u willen toezeggen dat u dat moment nog één keer een ijkmoment maakt voor de regelingen in in ieder geval de ontwikkelde landen in de wereld? Laat ik het zo zeggen.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Dan interpreteer ik het als een update van het overzicht van wat er in SEO stond. Dat kan volgens mij altijd. Ook dit zeg ik toe. Mocht ik iets heel geks toezeggen, dan kom ik daar in de tweede termijn op terug.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In brief in voorjaar 2025 meenemen van het uitgangspunt vertrouwen in taakopdracht belastingstelsel (36.602) (T03980)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Heijnen, toe in de uitwerking van de brief in het voorjaar 2025 het vertrouwen mee te nemen als uitgangspunt op weg naar een begrijpelijk, eenvoudig en rechtvaardig stelsel voor iedereen.


Kerngegevens

Nummer T03980
Status openstaand
Datum toezegging 10 december 2024
Deadline 1 juli 2026
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane
Kamerleden drs. E.H.J. Heijnen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Belastingplan 2025
belastingstelsels
taakopdracht
Kamerstukken Belastingplan 2025 (36.602)


Uit de stukken

Handelingen I 2024/2025, nr. 11, item 3, p. 41.

De heer Heijnen (BBB):

We kunnen ons als BBB ook vinden in de doelen, de scope en de thema's, zoals opgenomen in de taakopdracht. We zijn het ook met de staatssecretaris eens dat een eerste stap het bepalen van een duidelijke visie op ons toekomstig belastingstelsel zou moeten zijn. We zijn echter wel van mening dat dit niet zozeer alleen een politieke visie, maar zeker ook een fiscaalinhoudelijke visie zou moeten zijn. Graag horen we hoe de staatssecretaris dat ziet en wat zijn streefdatum is om overeenstemming te hebben over een gemeenschappelijke gedragen visie. Hoe ziet de staatssecretaris de volgorde in het proces? Zou deze visie er niet eerst moeten zijn alvorens te gaan praten over varianten en keuzeopties, zoals vermeld in onderdeel 3 van de taakopdracht?

Dan ons tweede punt. We missen in de taakopdracht, zeg ik tegen de staatssecretaris, een heel belangrijk uitgangspunt, namelijk vertrouwen, vertrouwen in onze burgers en bedrijven dat deze netjes aan hun fiscale verplichtingen willen voldoen als ze deze begrijpen en niet te complex zijn. Dat dit zo is, kan ik ook uit jarenlange ervaring als belastingadviseur in het verleden bevestigen. Dit vinden we als BBB een belangrijk punt. Dit is zoals u zich misschien kunt herinneren, een van de drie V's die ik benoemde tijdens mijn maidenspeech: vertrouwen, verantwoordelijkheid, verbinding. Uiteraard zullen er altijd een beperkt aantal belastingplichtigen zijn die buiten de fiscale lijntjes kleuren. Deze moeten wat BBB betreft hard aangepakt worden. Daar bestaat na de herziening en vereenvoudiging van ons belastingstelsel dan ook bij de Belastingdienst ruimte voor. Graag een reactie van de staatssecretaris op ons BBB-uitgangspunt van vertrouwen in burgers en bedrijven, ook bij het ontwerpen van een nieuw belastingstelsel.

Handelingen I 2024/2025, nr. 12, item 13, p. 22.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Een vraag van de heer Heijnen. Hij zei: we missen in de taakopdracht het uitgangspunt van vertrouwen in burgers en bedrijven. Hij vroeg om een reactie van de staatssecretaris op het BBB-uitgangspunt van vertrouwen in burgers en bedrijven, ook bij het ontwerpen van een nieuwe belastingstelsel. Dit valt in de categorie eerlijk, rechtvaardig en vertrouwen in burgers en bedrijven. Vertrouwen in burgers en bedrijven is een belangrijk uitgangspunt en dat onderstreep ik direct. Op het moment dat wij als overheid geen vertrouwen meer hebben in burgers en bedrijven of dat vertrouwen kwijtraken, denk ik dat we de verkeerde kant opgaan. In de Fiscale strategische agenda staat het uitgangspunt dat wij willen toewerken naar een begrijpelijk, eenvoudig en rechtvaardig stelsel voor iedereen. Dat neem ik mee in de uitwerking in de brief in het voorjaar.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Maximaal inzetten om met Duitsland en België een drempelregeling af te spreken in het kader van de fiscale behandeling van grenswerkers (36.602) (T03981)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Holterhues (CU) en Bakker-Klein (CDA) over de fiscale behandeling van grenswerkers, toe zich maximaal in te zetten om een drempelregeling af te spreken met Duitsland en België.


Kerngegevens

Nummer T03981
Status openstaand
Datum toezegging 10 december 2024
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane
Kamerleden dr. mr. J. Bakker-Klein (CDA)
drs. F.W.J. Holterhues (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Belastingplan 2025
drempelregeling
grenswerkers
Kamerstukken Belastingplan 2025 (36.602)


Uit de stukken

Handelingen I 2024/2025, nr. 11, item 3, p. 17-18, 38

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb toen ik sprak over de btw, kort aandacht besteed aan de mogelijke grenseffecten van nieuw beleid of nieuwe regelgeving. Staat u mij toe dat ik in dit verband ook aan de staatssecretaris vraag hoe het staat met de aanpassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland als het gaat om de fiscale behandeling van grenswerkers. Die wijziging ziet met name op flexwerk of gedeeltelijk thuiswerk. Daar wordt door het bedrijfsleven en werknemers in Zuid-Limburg herhaaldelijk aandacht voor gevraagd.

De heer Schalk (SGP):

Ik begrijp heel goed dat de heer Holterhues, mede namens OPNL natuurlijk, om aandacht vraagt voor die grensregio's. Maar waar ik op zit te kauwen, is het volgende. Op het moment dat je een apart tarief voor de grensregio zou hebben, heb je vervolgens weer een nieuwe stap waar dat opnieuw een probleem wordt. Wordt het dan een soort glijdende schaal, zodat het in Utrecht zo hoog mogelijk is? Waar moeten we naar kijken?

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Ik vind dit een uitstekende vraag van collega Schalk. Het lijkt me goed dat de staatssecretaris daarop reflecteert. Maar dat er een problematiek in de grensregio is, delen wij.

De heer Schalk (SGP):

Dus eigenlijk zegt de heer Holterhues net als ik: er is daar een probleem, maar voorkom dat je het probleem steeds gaat verleggen.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

Zeker. Daarom ben ik benieuwd naar de reflectie van de staatssecretaris hierop.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Holterhues (ChristenUnie):

In mei heeft de ambtsvoorganger, staatssecretaris Van Rij, in Berlijn — ik refereer daarvoor aan het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland — met zijn Duitse collega overeenstemming bereikt over het feit dat hiervoor iets geregeld moet worden. Onze beide fracties zijn benieuwd naar de stand van zaken hieromtrent en willen graag horen op welke termijn de tekst van deze verdragswijziging door beide regeringen kan worden ondertekend. Is de inzet van het kabinet erop gericht dat Nederlands-Duitse grenswerkers en Nederlands-Belgische grenswerkers zo veel mogelijk in een gelijke fiscale positie worden gebracht? Daarmee neem ik ook de vraag van collega Schalk mee.

[…]

Mevrouw Bakker-Klein (CDA):

Ten slotte, voorzitter. U bent eraan gewend geraakt dat het CDA in deze debatten altijd aandacht vraagt voor de positie van grensregio's. De regering heeft onlangs in de schriftelijke beantwoording van vragen van CDA en OPNL laten weten geen integraal impactonderzoek te willen doen naar weglekeffecten door accijnsverhogingen voor het totale mkb in de grensregio, naar wat dat voor hen betekent. Dat betreuren wij. Kan de staatssecretaris in overleg treden met vertegenwoordigers van het mkb over lichtere vorm van monitoring? In het vorige kabinet heeft de staatssecretaris Fiscaliteit, mede op aandringen van onze fractie en de fractie van OPNL, een bezoek gebracht aan zijn collega in Berlijn. Daar heeft hij de fiscale positie van grenswerkers ter sprake gebracht. De ChristenUnie en OPNL brachten dat net ook al ter sprake. Wij zien nog steeds geen concrete maatregelen om die positie te verbeteren. Net als de ChristenUnie en OPNL zijn ook wij nieuwsgiering naar het antwoord op de vraag of er al iets meer te zeggen is over de stand van zaken van de onderhandelingen. Wij zien uit naar de beantwoording van onze vragen.

Handelingen I 2024/2025, nr. 12, item 13, p. 23.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:

Voorzitter. Ik heb goed nieuws. Ik ga naar het thema "overig". Ik zie u enthousiast kijken. De heer Holterhues en mevrouw Bakker-Klein vroegen: hoe staat het met de aanpassing van het belastingverdrag met Duitsland over de fiscale behandeling van de grenswerkers? Wanneer wordt het ondertekend en is de inzet van het kabinet erop gericht dat Nederlands-Duitse en Nederlands-Belgische grenswerkers zo veel mogelijk in een gelijke fiscale positie worden gebracht? Die laatste vraag is volgens mij het hele idee van verdragen over grensaspecten. De inzet van het kabinet is om werken op afstand toegankelijk te maken voor werkgevers en werknemers in de grensregio, door fiscale belemmeringen zo veel mogelijk weg te nemen. Voor Nederland ligt de focus op de korte termijn op een drempelregeling met een beperkte dagendrempel. Een dergelijke regeling maakt het mogelijk dat grenswerkers een aantal dagen vanuit hun thuisland kunnen werken zonder dat dit fiscale gevolgen heeft. Want bij de loonheffing is wel zo: op de bodem waar je werkt, moet loonbelasting worden betaald. Daar zijn deze afspraken nou juist heel goed voor, om vast te leggen wat je doet als er wordt thuisgewerkt. We zijn overigens wel afhankelijk van Duitsland en België. Met Duitsland is overeenstemming bereikt over een drempelregeling. Ik wil het wijzigingsprotocol met Duitsland zo snel mogelijk ondertekenen. Mogelijk lukt dat al in het eerste kwartaal van 2025. Ik kan toezeggen dat ik mij er maximaal voor zal blijven inzetten om een drempelregeling met beide buurlanden af te spreken.


Brondocumenten


Historie