Rappelabele toezeggingen Klimaat en Groene Groei (Totaaloverzicht oktober 2024)



Dit is het rappel tot 01-01-50.

 




Toezegging Subsidiebeleid bij verplichte investeringen (35.788) (T03431)

De minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe om aan de minister voor Klimaat en Energie te vragen in een volgende rapportage toe te lichten hoe er wordt omgegaan met bedrijven die subsidiegeld willen gebruiken voor achterlopende investeringen die ook kunnen worden opgelegd.


Kerngegevens

Nummer T03431
Status openstaand
Datum toezegging 15 februari 2022
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bedrijven
investeringen
klimaatplan
subsidies
verplichtingen
Kamerstukken Kabinetsformatie 2021 (35.788)


Uit de stukken

Handelingen I 2021/22, nr. 17, item 7 – blz 7.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter. Het punt van het klimaat. Voor het klimaat worden gigantische fondsen ingesteld met het doel om via subsidies bedrijven te stimuleren tot minder uitstoot. Maar waarom meteen subsidies? Waarom wordt er niet beprijsd? Is het spoor van het aanscherpen van vergunningen verkend? Ik weet uit ervaring dat dat heel effectief kan zijn om een ongewenste uitstoot aan te pakken. Waarom zou je subsidiëren wat je via vergunningen kan verplichten of kan beprijzen? Is de minister-president het met mij eens dat bedrijven primair zelf verantwoordelijk zijn en dat het niet de bedoeling is dat er gesubsidieerd gaat worden wat via een vergunning kan worden verplicht of wat kan worden beprijsd?

Handelingen I 2021/22, nr. 17, item 7 - blz. 43-44

De heer Janssen (SP):

Even terug naar de praktijk van de grote vervuilende bedrijven. Ik heb er enige ervaring mee, acht jaar in het Rotterdamse Rijnmondgebied.

Minister Rutte:

Als gedeputeerde.

De heer Janssen (SP):

Als gedeputeerde. Vergunningverlening, toezicht en handhaving. Je ziet veel bij de grote bedrijven dat er al heel veel meer had moeten gebeuren, maar dat ze het niet doen. Dat kun je ook ambtshalve afdwingen. Bedrijven zijn verplicht om best beschikbare technieken toe te passen, maar zijn daar laks in, hebben er altijd een excuus voor. Ik zeg het even generaliserend, maar dat gebeurt heel veel. De minister zegt dat ze nu de golf voor moeten blijven. Ze moeten het al lang doen. Mijn zorg is dat nu gesubsidieerd gaat worden wat al verplicht zou kunnen worden en waar bedrijven zelf al voor aan de lat staan. Dat zijn de best beschikbare technieken. Als het gaat over "best beschikbare technieken plus", zeggen we: je doet meer dan waartoe je verplicht bent en daar kunnen we aan bijdragen. Mijn zorg is dat er te veel plannen bij dat fonds terechtkomen waar bedrijven eigenlijk al toe verplicht waren. Mijn vraag aan de minister-president, die ik ook al in de eerste termijn gesteld had, was of er bij een plan eerst gekeken wordt of je dit niet eigenlijk al lang had moeten doen. En als je meer doet dan je eigenlijk zou moeten doen, en waar we u toe kunnen verplichten, dan komen wij in beeld om u daarbij te helpen, maar niet eerder.

Minister Rutte:

Ik weet niet of het zo zwart-wit is. De heer Janssen heeft die vraag gesteld in zijn termijn. Kijk, wat we moeten gaan doen is per sector een heel precies samenhangend pakket van maatregelen maken, die toezien op de volgende zaken: wat is subsidiëring? Wat is beprijzing? Wat is normering? Want anders ga je de doelen van 2030 nooit halen. Ik ben het er helemaal mee eens dat als het beleid is met alleen maar subsidies, dat te vrijblijvend is. Zouden het subsidies zijn op technieken waarin ze toch al hadden moeten investeringen, is het helemaal te vrijblijvend. Tegelijkertijd, als je alleen zou normeren en alleen zou beprijzen, bestaat het risico dat ze weggaan, omdat simpelweg de lastendruk dan te groot voor ze wordt. Je zult dus een mix moeten vinden. De heer Janssen vraagt het volgende en ik ga Rob Jetten vragen dat mee te nemen in zijn volgende rapportage: hoe ga je nou om met bedrijven die evident achterlopende investeringen hebben en die nu denken "dat kan ik uit dat potje halen" versus bedrijven die in state-of-the-arttechnologie willen investeren en daarvoor die extra subsidiëring nodig hebben? Ik begrijp die gedachte. Ik ben een beetje overvraagd om daar nu zwart-wit op te antwoorden. Ik zeg toe dat ik via dit debat Jetten vraag om daar in een volgende rapportage op in te gaan

De heer Janssen (SP):

Het gaat mij nog niet eens zozeer om de precieze uitwerking, maar wel om het met elkaar delen van het uitgangspunt dat wat opgelegd kan worden, niet gesubsidieerd wordt, tenzij het meer is dan wat je kunt opleggen en je daarmee extra winst voor de leefomgeving kan bereiken. Dat zou heel goed zijn. En niet dat we op Chemelot een bedrijf als SABIC hebben dat zegt: we lopen al heel lang achter met investeringen. Eigenlijk moeten we alles vervangen, maar dat wordt hier met alle milieuregels te ingewikkeld. Weet je wat, we gaan naar Engeland toe. Dat is dan inderdaad een manier van werken waar wij ons niet voor moeten lenen.

Minister Rutte:

Ik moest even denken aan Dingeman, vanmorgen in de Trouw. Dat is mijn favoriete stripje, naast Kamagurka natuurlijk. In de Dingeman vanmorgen zie je al die grootindustriëlen in de club met een bel cognac bij elkaar zitten en zeggen: als nou niet al die Urgenda's zo in de weg hadden gelopen, hadden we allang de zaak kunnen vergroenen. En intussen zie je plaatjes van Tata en Shell die nog verre van vergroend zijn, wat extreem gesteld allemaal. Ik ga er nu niet zwart-wit op antwoorden. Ik vraag Jetten eens op dit punt te reflecteren, want ik weet niet exact waar die grens ligt. Ik ben daar gewoon niet deskundig genoeg voor. Ik heb sympathie voor de gedachte van meneer Janssen, maar ik moet even oppassen dat ik hier niet een fout maak.

De heer Janssen (SP):

Het is vanuit de gedachte dat geld schaars is en dat we dat niet onnodig willen uitgeven.

Minister Rutte:

Dat spreekt me zeer aan.

De heer Janssen (SP):

Dat dacht ik al. Dus daar sluit ik mee af.

Minister Rutte:

Zo weet ik ook van mijn partijgenoten dat de heer Janssen zo bestuurde in Zuid-Holland. Dat werd zeer gewaardeerd.

De voorzitter:

Minister-president, ik denk dat u met Rob Jetten minister Jetten bedoelde.

Minister Rutte:

Ik bedoelde minister Jetten voor Klimaat en Energie.

Handelingen I 2021/22, nr. 17, item 7 - blz. 68

De heer Janssen (SP):

Dank ook voor de toezegging van de minister-president, al moet dat nog wel een vervolg krijgen, dat als uitgangspunt er niet gesubsidieerd gaat worden wat verplicht kan worden. Ik ben altijd graag tot nadere duiding bereid.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse financiële impact klimaatbeleid voor Nederlandse huishoudens en bedrijfsleven (35.216) (T03448)

De Minister voor Klimaat en Energie zegt, mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Van Apeldoorn (SP), toe om zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreide analyse te maken over de financiële lasten van het klimaatbeleid in Nederland voor zowel huishoudens als voor het bedrijfsleven en hierbij ook in te gaan op de verhouding van enerzijds het subsidiëren en anderzijds het normeren en beprijzen voor de klimaattransitie.


Kerngegevens

Nummer T03448
Status openstaand
Datum toezegging 8 maart 2022
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
CO2-emissie
klimaat
Kamerstukken Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 3, blz. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

[…] Mijn fractie heeft stellig oog voor de nadelen van een hoog minimumtarief voor elektriciteitsbedrijven. Ik noem verplaatsing naar het buitenland van bedrijven en de leveringszekerheid van elektriciteit. Maar nu lijkt mij de balans ver te zoeken, ook in vergelijking tot de industriële sector als zodanig, waar we het net over hadden. Graag een reflectie van de bewindslieden op dit punt.

Gelden de conclusies — zo is mijn vervolgvraag — van onderzoeksbureau Frontier Economics, dat een aantal jaren geleden onderzoek deed naar CO2-beprijzing, eigenlijk nog steeds? Hoe taxeren zij de effectiviteit van deze wel zeer lage marginale minimumheffing? Is de heffing gewoon niet te beperkt om zoden aan de dijk te zetten? Wat is daarbij de inschatting van de ontwikkeling van de ETS-prijzen in het komende decennium? Zal er sprake zijn van blijvende volatiliteit of van een zekere stabilisatie?

Voorzitter. De ChristenUniefractie ziet spanning tussen de forse klimaatambities van dit kabinet en de toch wat schamele minimum-CO2-prijs die de elektriciteitssector in dit wetsvoorstel wordt opgelegd. Herkennen de bewindslieden die spanningsverhouding? Hoe wegen zij het feit dat het PBL, het planbureau, geen direct reductie-effect toekent aan het voorgestelde prijspad en weinig heil verwacht van de beoogde doelstelling? De klimaatschade door de sector, zo concludeert het planbureau, is groter dan de huidige CO2-prijs.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 8.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Aan de minister wil ik nog vragen in te gaan op hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de plannen van de nieuwe regering. Gaat de regering nu helemaal niets additioneels meer doen aan CO2-beprijzing? Ik stelde aan het begin van mijn betoog dat het nieuwe kabinet-Rutte vooral miljarden gaat uitdelen aan het bedrijfsleven in het kader van de klimaattransitie, in plaats van te normeren en te beprijzen. Kan hij daar eens op reflecteren? Of komt hij nog met nieuwe plannen voor de belasting van CO2, ook op het terrein van elektriciteitsopwekking in het algemeen? In ieder geval lees ik er niets over in het coalitieakkoord.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 14.

Minister Jetten:

De heer Ester stelde mij een aantal vragen over de conclusies van het Frontier Economics-rapport, dat destijds is gebruikt bij de opstelling van dit wetsvoorstel. De conclusie was dat een prijspad dat boven de verwachtingen van de ETS-prijzen ligt, leidt tot risico's voor de leveringszekerheid. Dat geldt eigenlijk nog steeds. Daarbij heeft de hoogte van het prijspad in relatie tot het ETS natuurlijk welzeker enige relevantie. Maar we zien nu ook, in het licht van bijvoorbeeld de snelle afbouw van kerncentrales en kolencentrales in andere landen, de enorme volatiliteit op de gasmarkt en de problematiek van het produceren van elektriciteit via gas, dat je in die open Europese markt heel snel effecten over de grens krijgt. Het blijft dus, denk ik, bij alle maatregelen die wij nemen en overwegen altijd heel erg belangrijk om dat mee te wegen. Voor zover mij bekend heeft Frontier Economics geen recente inschatting gemaakt van de ontwikkeling van die ETS-prijzen, ook niet naar aanleiding van de laatste "Fit for 55"-voorstellen. Ik heb echter zelf ook al aan de Tweede Kamer toegezegd dat het kabinet zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreidere analyse zal maken over de impact van dat totaalpakket op wat ik maar even de financiële lasten van klimaatbeleid in Nederland noem, zowel voor huishoudens als voor het bedrijfsleven. Ik denk dat uw vragen daar dan ook zeker in zullen terugkomen.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 29, 30

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording. Ik had aan de minister nog gevraagd om te reflecteren op enerzijds het subsidiëren voor de klimaattransitie en anderzijds het normeren en beprijzen. De minister is daar in zijn beantwoording niet aan toegekomen, maar misschien kan de staatssecretaris dat mede namens hem doen. Het heeft ook alles te maken met fiscale vergroening. Hoe staat het met de beprijzing als het gaat om CO2-uitstoot? Dit niet alleen in relatie tot het wetsvoorstel, maar ook in het algemeen. Beprijzen wij wel op de goede manier? Ik heb in mijn eerste termijn ook aandacht gevraagd — dat staat overigens ook in de motie van collega Van der Plas — voor de scheve verhouding hoe we de grootverbruikers belasten versus hoe we kleinverbruikers belasten. Dan zie je dat die verhouding helemaal scheef is en kleinverbruikers naar verhouding veel meer betalen voor hun energie dan grootverbruikers, de grote vervuilers. Dat is het omgekeerde van klimaatrechtvaardigheid. […]

Staatssecretaris Van Rij:

De heer Van Apeldoorn was nog teruggekomen op wat er in de eerste termijn was gezegd over fiscale vergroening. Je kunt het fiscale instrument inzetten, je kunt subsidie inzetten en je kunt aan normering doen. In het coalitieakkoord dat ambitieus is op het terrein van klimaatbeleid worden alle nationale instrumenten genoemd, en overigens ook op het niveau van de EU, zoals de plannen voor Fit for 55. Er is dus echt een bredere beleidsmix. Ik zou het voorstel willen doen dat de minister voor kernenergie … Sorry, voor kernenergie; dat is een mooie verspreking! Dat is een samentrekking. Ik bedoel de minister voor klimaat en energie. De minister zal erop terugkomen als hij de hem toegekende nota met de Kamer gaat delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het delen van kennis door Energiebeheer Nederland (35.531) (T03488)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber – Van de Klashorst (PVV), toe dat als de Wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte) een aantal jaren in werking is, te kijken of het primaire doel (het delen van kennis) van Energiebeheer Nederland (EBN) bereikt wordt.


Kerngegevens

Nummer T03488
Status openstaand
Datum toezegging 4 oktober 2022
Deadline 1 januari 2027
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden M.H.M. Faber-van de Klashorst (PVV)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Energiebeheer Nederland
Geothermie
Kamerstukken Aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte (35.531)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr.2, item 9 - blz.4

In dit wetsvoorstel staat een deelname van EBN. Die deelname heeft een primair doel. Mevrouw Faber zei: kan het zo zijn dat als informatie vertrouwelijk wordt gehouden, het primaire doel dan niet wordt bereikt? Ik heb gezegd dat dat klopt. Als ik haar daar heel blij mee maak, dan wil ik best toezeggen dat wij, als deze wet een aantal jaren in werking is, dan eens gaan kijken of dat primaire doel van EBN bereikt wordt. Dat lijkt me dan de goede methode.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over voortgang onderzoek ACM naar volumecorrectieregeling (36.200) (T03520)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prast (PvdD), toe dat de minister voor Klimaat en Energie de Kamer op een gepast moment zal informeren over de voortgang van het onderzoek door de ACM naar de volumecorrectieregeling.


Kerngegevens

Nummer T03520
Status openstaand
Datum toezegging 22 november 2022
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Autoriteit Consument en Markt
elektriciteit
elektriciteitsnet
volumecorrectieregeling
Kamerstukken Miljoenennota 2023 (36.200)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 8

Mevrouw Prast (PvdD):

(…)

“De Rekenkamer schreef verleden jaar dat het kabinet niet aantoonde dat TenneT blijvend zou zorgen voor leveringszekerheid en nu hebben we een elektriciteitsnet dat het niet kan bijbenen. Gaat het kabinet de korting voor grootverbruikers, waar het Europese Hof al bezwaar tegen heeft gemaakt, versneld al in 2023 afschaffen? Ik overweeg een motie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 44-45

Minister Kaag:

(…)

“Mevrouw Prast vraagt of het kabinet de grootverbruikerskorting versneld gaat afschaffen. U verwijst daarbij naar het oordeel van het Europese Hof. U verwijst naar de volumecorrectieregeling, die ervoor zorgt dat een beperkt aantal grootverbruikers korting krijgt op netbeheerkosten. Die worden gereguleerd door de ACM. In reactie op het oordeel van het Europese Hof laat de ACM onderzoek doen naar het nut en de noodzaak van de volumecorrectieregeling. Als die noodzaak niet kan worden aangetoond, komt die regeling per 2024 te vervallen. Ik zal aan de heer Jetten doorgeven dat hij u op een gepast moment over de voortgang informeert.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprekken Q4 emitters (36.169) (T03699)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat hij de Kamer uiterlijk in Q4 per brief informeert over de uitkomsten van de gesprekken. De gesprekken zullen zich vooral focussen op de zes regio’s waar de grootste emitters zitten. Daarbij gaat het ook om de best beschikbare technieken in den brede en niet alleen op het gebied van energiebesparing.


Kerngegevens

Nummer T03699
Status openstaand
Datum toezegging 27 juni 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen energiebesparingen
EU
Europese klimaatwet
klimaat
Kamerstukken Implementatie Europese klimaatwet (36.169)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 39, item 12 - blz. 4.

De heer Janssen (SP):

(…)

“Voorzitter. De wetgevingsagenda laat heel veel energiewetgeving zien. Ik heb vandaag wat meer gekeken naar de emissiekant. Dat houden we verder goed in de gaten. De Europese klimaatwet is eigenlijk een soort Europese koepelvergunning. Als ik kijk naar mijn eigen praktijk uit het verleden met twee gelijke fabrieken, een in Spanje en een in Nederland, dan zei de directeur uit Nederland die ik ter verantwoording riep: "Hoe kan dat nou? In Spanje hebben we dezelfde fabriek en daar heb ik nooit problemen en daar word ik nooit ergens op aangesproken." Mijn vraag aan de minister is dus wat dat Europese bronbeleid in de praktijk betekent, bijvoorbeeld tot 2030. Hoe gaan we voorkomen dat er een papieren werkelijkheid ontstaat?

Voorzitter. Ik heb drie belangrijke uitgangspunten aangegeven, waaronder niet subsidiëren wat je kan verplichten. Ik heb de minister dat eigenlijk horen bevestigen in zijn woorden. Hij heeft ook gezegd dat we actief aan de slag moeten met de bevoegde gezagen. Een kleine tip aan de minister: we hoeven niet met alle omgevingsdiensten aan de slag. Er zijn er zes die de bedrijven doen van het Besluit risico's zware ongevallen. Daar zitten alle grote emissiebedrijven in. Dat zijn er maar zes, dus dat is overzichtelijk. Dan heb je meteen de meer dan 400 bedrijven te pakken die de grootste emissies voor hun rekening nemen. Het is goed dat de minister zegt, ook met die omgevingsdiensten, meer aandacht te moeten geven aan het feit dat we gaan verplichten wat we kunnen verplichten in plaats van dat we er alleen maar om vragen. Ik hoorde de minister in de eerste termijn zeggen dat hij bij bedrijven langsgaat om te vragen wat ze gaan doen. Dat is volgens mij niet de vraag. De vraag is: "Wanneer gaat u doen wat u moet doen? Wij gaan het u opleggen." Duidelijkheid vinden ze ook best fijn, want daar kunnen ze op investeren.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 39, item 12 - blz. 10.

Minister Jetten:

(…)

”De heer Janssen ging nogmaals in op het belang van de EU-koepelvergunning — ik vond dat een mooie metafoor — waar ook de normering via het EU-bronbeleid aan is verbonden. Dat schept ook gewoon een level playing field voor de Nederlandse industrie, maar ook het grote mkb en de Nederlandse landbouw sector. We worden niet alleen in Nederland scherper en strenger in de klimaataanpak, maar ook in de omringende landen en in alle 27 lidstaten.

Ik ga me inderdaad vooral focussen op de zes regio's waar de grootste emitters zitten. Ik stel voor dat ik u uiterlijk in Q4 per brief informeer over de uitkomst van die gesprekken. Dan gaat het dus ook om de best beschikbare technieken in den brede en niet alleen op het gebied van energiebesparing.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprekken en brief actief vergunningenbeheer (36.169) (T03700)

De minister van Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat hij in de komende tijd met de nieuwe gedeputeerden in alle provincies het gesprek aan zal gaan over hoe samen als Rijk, provincies en omgevingsdiensten actief vergunningenbeheer nog verder te kunnen versterken en daarbij de best beschikbare technieken nog beter te kunnen afdwingen, zodat dat niet via de route van subsidiëring hoeft. De minister zal hier per brief op terugkomen.


Kerngegevens

Nummer T03700
Status openstaand
Datum toezegging 27 juni 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen klimaat
subsidies
vergunningenbeheer
Kamerstukken Implementatie Europese klimaatwet (36.169)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 39, item 3 - blz. 10.

De heer Janssen (SP):

(…)

“Wat zien we ondertussen? We zien bedrijven die zeggen best te willen verduurzamen, maar alleen als de overheid subsidieert. Dat is voor de SP-fractie de omgekeerde wereld. In Nederland heb je als bedrijf bij de uitoefening van je activiteiten ook te zorgen voor een veilige en gezonde leefomgeving. Laat ik het maar net zo hard zeggen als ik eerder ook als gedeputeerde heb gedaan bij de aanpak van grote industriële bedrijven: voor bedrijven die omwille van winstmaximalisatie parasiteren op onze leefomgeving hebben wij geen plaats. Kijk naar een voorbeeld als Shell. Die hebben nu duidelijk gekozen voor het geld en de aandeelhouders; dat is de voorbije weken wel duidelijk geworden. Zelfs de Church of England vindt het niet langer te verkopen om aandelen van Shell aan te houden; die gaan in de verkoop. Nu Shell kiest voor de aandeelhouders, is het hoog tijd dat de overheid kiest voor de veiligheid en de gezondheid van onze leefomgeving. Graag een reactie van de minister: deelt hij dat punt?

Ik deel zoals eerder gezegd graag een aantal uitgangspunten voor een duidelijke en doelgerichte overheid, om een veilige en schone leefomgeving zeker te stellen in het belang van onze inwoners.

Als eerste. We gaan niet subsidiëren wat als verplichting kan worden opgelegd. Mijn fractie is er echt klaar mee dat grote industriële multinationals hun verplichtingen voor de leefomgevingen alleen willen nakomen als het niet ten koste gaat van hun eigen winst en aandeelhouders, en om subsidie durven te vragen om datgene te doen waar ze zelf voor aan de lat staan. Van subsidiëren kan mogelijk pas sprake zijn bij bovenwettelijke maatregelen. Deelt de minister het uitgangspunt dat we niet subsidiëren wat we kunnen verplichten? Ik bracht dit punt ook op bij de Algemene Politieke Beschouwingen. De minister-president vond het een goed idee en ook de minister van Financiën zat blij mee te kijken. De minister-president vond het een dusdanig goed idee dat hij het zou overbrengen aan de minister voor Klimaat en Energie. En we weten natuurlijk allemaal dat de minister-president, als hij iets belooft, dat dan ook doet en dat hij het ook zeker niet vergeten zal zijn.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 39, item 10 - blz. 12-13.

Minister Jetten:

(…)

“De heer Janssen hield zowel in zijn eigen bijdrage als in een aantal interrupties terecht het pleidooi om niet te beginnen bij subsidiëren, maar eerst te kijken wat er via beprijzing en normering kan worden afgedwongen om die klimaatactie echt voor elkaar te krijgen. De premier heeft dat inderdaad in een vorig debat aan u toegezegd. We hebben ook in het voorjaarspakket geprobeerd om het klimaatpakket zo goed mogelijk via die ladder vorm te geven. Normering en beprijzing zijn effectieve instrumenten om CO2-reductie voor elkaar te krijgen.

Via het interdepartementale beleidsonderzoek hebben we vele voorstellen gekregen hoe dat het beste gedaan kan worden. Daarbij geldt ook dat we geen subsidie verstrekken voor zaken die wettelijk al moeten of via de wet geregeld kunnen worden. Zo is bijvoorbeeld de Wet op de energiebesparingsplicht aangescherpt. Die gaat per 1 juli 2023 in. Dat betekent dat investeringen die binnen een aantal jaren rendabel zijn, door het bedrijf zelf moeten worden betaald, en dat er in bestaande subsidieregelingen maatregelen vervallen, omdat per 1 juli de aangescherpte energiebesparingsplicht ingaat.

Daarnaast kijken we ook naar een aantal voorbeelden van duidelijke normering waarvan ook het bedrijfsleven zegt: dan weet ik tenminste waar ik aan toe ben en dan kan ik daar mijn plant of businessmodel op aanpassen. Goede voorbeelden zijn de aangescherpte normering voor bioplastics, de normering voor biobased bouwen en de aangescherpte normeringen voor de afvalverbrandingsinstallaties. We laten daarmee zien dat het mogelijk is om de circulaire economie ook via bronaanpak en normering voor elkaar te krijgen. Ik heb met de staatssecretaris van IenW de ambitie uitgesproken om, als het nu lukt bij plastics en bij biobased bouwen, het komende jaar drie of vijf andere onderwerpen beet te pakken waar we datzelfde voor elkaar gaan krijgen.

Er zal wel af en toe subsidiëring nodig zijn, bijvoorbeeld voor huishoudens die anders niet kunnen meekomen met het klimaatbeleid, maar ook voor een deel van de investeringen in het bedrijfsleven, als er bijvoorbeeld sprake is van een onrendabele top, een bovenwettelijke inspanning of nieuwe technieken die door de overheid worden voorgeschreven, maar die nog onvoldoende bewezen of marktrijp zijn. Een voorbeeld is de nieuwe verplichting voor een grootschalige batterij-inzet bij zonneparken. Daarvoor heb ik een reservering voor een subsidie, omdat dat in de eerste paar jaar wellicht nog niet helemaal rendabel is en we de energietransitie niet willen vertragen. Zodra de subsidie niet meer hoeft, bouwen we die natuurlijk ook weer af.”

De heer Janssen (SP):

“Dank aan de minister voor het antwoord, maar de minister gooit een paar dingen die hij heel snel noemt, op één grote hoop. Dagelijks worden er nu vergunningen aangepast. Daar kunnen de best beschikbare technieken in voorgeschreven worden. Ik heb het met name over de grote industrie, waar de grote winst te halen is. Maar daar zitten twee problemen aan. Aan de ene kant is dat de vraag bij wie de bewijslast ligt dat het in dat bedrijf kan worden toegepast, als er ambtshalve vergunningen worden aangepast. Het tweede is dat het wat mij betreft niet alleen om normering en beprijzing gaat, maar vooral ook om het ambtshalve aanpassen van vergunningen voor de best beschikbare technieken. Die zouden bedrijven eigenlijk zelf moeten initiëren, maar dat doen ze om hun moverende redenen niet, bijvoorbeeld vanwege de kosten. Dan kan het wél vanuit het bevoegd gezag. Dat betekent actief vergunningenbeheer. Mijn vraag aan de minister is of dat actieve vergunningenbeheer, waarbij de best beschikbare technieken worden voorgeschreven, gebeurt en of dat een indicatie is dat er niet gesubsidieerd hoeft te worden, tenzij het bovenwettelijk is. Als het wettelijk kan, komt subsidie niet primair in aanmerking. Want het moet al gebeuren, alleen moet je het wél voorschrijven.”

Minister Jetten:

“Ik denk dat de heer Janssen hier een terecht punt aansnijdt, want als iets wettelijk al moet, dan is het een beetje raar om daar subsidie voor te verlenen. De uitdaging is dat we hier echt het level playing field voor al die bedrijven goed toepassen, dus dat het ene bedrijf niet heel actief wordt gewezen op zijn wettelijke plichten en dat het andere er nog tussendoor kan zwemmen. Dat vraagt de komende tijd om een behoorlijke versterking van de hele keten van de omgevingsdiensten en de rollen die de vergunningverlenende instanties daarin spelen. Daar hebben we de afgelopen jaren te weinig gedaan. In het vorige kabinet en ook in dit kabinet hebben we de financiering van de omgevingsdiensten flink opgeschroefd. Ik ben ook heel blij om te zien dat onder andere de omgevingsdienst van Rotterdam-Rijnmond met heel veel expertise op onder andere energiebesparing en best beschikbare technieken nu ook een soort vliegende brigade inzet om omgevingsdiensten te ondersteunen die niet dagelijks met dat soort emitters te maken hebben. Hiermee wordt in het hele land de kwaliteit van de omgevingsdiensten omhooggebracht.

Ik wil de handschoen wel oppakken om in de komende tijd met de nieuwe gedeputeerden in alle provincies het gesprek aan te gaan over hoe we samen als Rijk, provincies en omgevingsdiensten deze vorm van toezicht en handhaving nog verder kunnen versterken en de best beschikbare technieken nog beter kunnen afdwingen, zodat we dat niet via de route van subsidiëring hoeven te doen.”

De heer Janssen (SP):

“Dat klinkt mij als een toezegging in de oren. Ik ben er ook blij mee, laat ik het zo zeggen. Ook dank voor het voorbeeld van de DCMR, Milieudienst Rijnmond. Niet omdat ik daar acht jaar voorzitter heb mogen zijn, maar omdat het gewoon kwalitatief een heel goede dienst is die ver vooroploopt en ver voorop kan lopen met meer dan een derde van de grote bedrijven in portefeuille. Ik ben ook blij dat de minister nog een keer helder aangeeft dat subsidiëring pas op het laatste moment kon en dat er meer aandacht moet komen voor wat er in de vergunningen al kan gebeuren en dat dit dan ook moet gebeuren. Dus dank daarvoor.”

Minister Jetten:

“Ik zal zorgen dat ik hier op een later moment per brief op terugkom. Dat neem ik dan mee in een andere brief over energiebesparing en de samenwerking met de omgevingsdiensten. De heer Janssen kan dan ook volgen wat mijn gesprekken hebben opgeleverd. Ik zal zorgen dat die brief per afschrift naar deze Kamer komt.”

De voorzitter:

“Tot slot, meneer Janssen.”

De heer Janssen (SP):

“Dat zou ik niet vragen, maar dank. Dat is het niet alleen. Het gaat heel veel over energie, maar het gaat met name over emissies breed. Dat is dus ook het punt waar met de best beschikbare technieken heel veel kan gebeuren. Dat kan niet alleen op het gebied van energiebesparing — dat is heel goed — maar juist ook emissie breed.”

Minister Jetten:

“Dat is ook aan onze kant al genoteerd.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kabinetsreactie CE Delft rapport over verduurzaming van (warmte-intensieve) industrie ook naar Eerste Kamer (36.169) (T03701)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat hij aan de minister van Economische Zaken en Klimaat zal vragen om de eventuele kabinetsreactie op het rapport van CE Delft ook aan de Eerste Kamer te sturen. De minister stelt dat er de laatste tijd veel adviezen en rapporten zijn uitgebracht over de verduurzaming van de industrie en dat hij denkt dat de minister van Economische Zaken en Klimaat daar binnenkort een totaaloverzicht van zal schetsen.

Rapport: Verkenning van een fossielvrije industrie; Productie binnen het carbonbudget Delft, Publicatienummer: 23.220351.065CE Delft, april 2023.


Kerngegevens

Nummer T03701
Status openstaand
Datum toezegging 27 juni 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Economische Zaken en Klimaat
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CE Delft
duurzaamheid
kabinetsreactie
klimaat
Kamerstukken Implementatie Europese klimaatwet (36.169)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 39, item 12 - blz. 11.

De heer Janssen (SP):

“Mijn vraag was heel concreet, naar aanleiding van het rapport van CE Delft dat deze week aan minister Adriaansens is aangeboden. Daarin wordt gewoon gezegd: op termijn kunnen warmte-intensieve producten die makkelijk te vervoeren zijn niet meer competitief worden geproduceerd in Nederland, want in het buitenland, het zuiden van Europa, liggen de zon en de wind makkelijker voor het oprapen dan in Nederland. Mijn vraag is dus: wat betekent dat voor de investeringen die wij gaan doen in de vergroening van de grote warmte-intensieve industrie als dat voor de toekomst een probleem gaat opleveren en als je aan de voorkant al kunt zien dat dat een strijd is die je eigenlijk niet kunt winnen?”

Minister Jetten:

“De industrie in Nederland zal er over twintig jaar gewoon ook echt wel anders uitzien. De vraag is onder andere waar straks de goedkoopste energie te produceren is. Dat was natuurlijk heel lang in Nederland met de Groninger gasproductie. Die heeft bijgedragen aan een grote groei van energie-intensieve industrie. Die industrie zal nu voornamelijk moeten gaan elektrificeren met het enorme aanbod van wind op zee. Maar er liggen ook echt wel kansen. Dat zeg ik ook in de richting van de heer Van Ballekom. Ja, Nederland is complex, vanwege onze schaal en drukte. Maar we hebben ook een unieke uitgangspositie vanwege die ondiepe Noordzee waar veel potentie is voor wind op zee en vanwege de uitstekende infrastructuur die we hebben vanuit die gasgeschiedenis van Nederland. Die infrastructuur kunnen we ook weer hergebruiken met Rotterdam als belangrijkste importhub voor Noordwest-Europa. Ik zal een heel concreet te geven. Ik was twee weken geleden met de koning in Spanje in het kader van de energiediplomatie. Nederland en Spanje werken heel intensief samen op het gebied van groene waterstof en groene ammoniakproductie in Spanje. Dat kan daar tegen veel lagere kosten dan elders in Europa. Yara, de mestfabriek in Zeeuws-Vlaanderen, was daarbij. Die hebben daar een langetermijncontract afgesloten met de Spaanse energiereus Cepsa. Cepsa gaat daar met zonne-energie groene ammoniak produceren. Die wordt per schip verscheept naar Nederland, zodat Yara met die groene ammoniak weer kunstmest kan maken. Een deel van die keten zal straks dus meer in Spanje plaatsvinden. Het bedrijf in Nederland kan zich dan echt focussen op de toegevoegde waarde die hier in Nederland plaatsvindt. Kortom, de industrie zal veranderen qua opbouw en omvang, maar er zijn wel degelijk heel goede kansen voor de groene industrie in Nederland zelf.”

De heer Janssen (SP):

“Ammoniaktransport wordt nog een probleem op zich, om het maar even zo te zeggen. Als we zien wat voor problemen we nu hebben met chloortransporten over het spoor, dan wordt dat met ammoniak nog een veelvoud daarvan. Ik heb een vraag aan de minister. Het rapport van CE Delft waaraan ik refereerde, is aangeboden aan minister Adriaansens. Als daar een kabinetsreactie op zou komen, waarschijnlijk via minister Adriaansens, zou de minister die reactie dan ook aan de Eerste Kamer willen sturen? Het is immers een integraal onderdeel van de industriepolitiek zoals die voor de komende jaren zal gaan gelden.”

Minister Jetten:

“Ik loop morgenvroeg even bij de buurvrouw binnen op het ministerie van EZK. Dan gaan we dit vast regelen. Er zijn de laatste tijd best veel adviezen en rapporten uitgebracht over de verduurzaming van de industrie. Volgens mij is minister Adriaansens van plan om daar binnenkort een totaaloverzicht van te schetsen. De tussenstanden komen natuurlijk jaarlijks, omdat de Klimaat- en Energieverkenning elk jaar wordt uitgebracht en omdat ook het CBS die harde cijfers elk jaar en elk kwartaal publiceert, zoals ik net ook richting de heer Panman aangaf.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Footprint energieketen kernenergie (36.274 / 36.410 XIII) (T03782)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe dat hij met de staatssecretaris van IenW ervoor zal zorgen dat de footprint van de hele energieketen wordt toegevoegd aan de brief die in de loop van 2024 gaat komen. Dit gaat over het CO2 afval in de keten. De minister gaat ook kijken hoe hij de totale footprint van kernenergie, en dus kernafval beter in kaart kan brengen.


Kerngegevens

Nummer T03782
Status deels voldaan
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (PvdD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen footprint
kernafval
kernenergie
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Visseren-Hamakers (PvdD):

(…)

“Nog een paar openstaande vragen. De minister kon de vraag over de hele productieketen niet beantwoorden: hoeveel impact heeft de Nederlandse consumptie van kernenergie, van mijn tot opslag, en niet alleen in Nederland? Hoeveel kernafval produceren we nou in de hele keten? Ik begrijp dat de minister daar vanavond misschien geen antwoord op kan geven, maar ik zou dat antwoord toch graag tegemoetzien, wellicht schriftelijk, dus graag een reactie van de minister daarop.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Jetten:

(…)

“Er waren nog een aantal vragen over kernenergie. Mevrouw Visseren-Hamakers vroeg naar de footprint van de hele energieketen. Dan gaat het eigenlijk simpelweg over wat er aan scope 2- en 3-emissies is, maar ook over de negatieve impact op plekken waar bijvoorbeeld mijnbouw plaatsvindt. Ik zal met de staatssecretaris van IenW, die nu ook een aangescherpte visie op kernafval aan het uitwerken is, ervoor zorgen dat we deze vraag van Mevrouw Visseren-Hamakers toevoegen aan de brief die nog gaat komen in de loop van 2024. Ik vind namelijk dat we eigenlijk bij alle vormen van energie ook oog moeten hebben voor de impact die deze elders hebben. Dat is ook de reden waarom we dat convenant hebben gesloten met de windsector. Die is ook verantwoordelijk voor scope 2- en 3-emissies op plekken waar grondstoffen voor de windsector vandaan worden gehaald.

(…)

Mevrouw Visseren-Hamaker heeft ook nog gevraagd naar de systeemkeuzes. We hebben systeemstudies laten doen en die laten zien dat toevoeging van een beperkt aantal kerncentrales de Nederlandse energiemix robuuster kan maken en de systeemkosten kan verlagen. Er zitten nadelen aan kernenergie — daarover hebben we het uitgebreid gehad — maar er zitten ook voordelen aan. Ik vind het te billijken dat we in het Nationaal Plan Energiesysteem kiezen voor de toevoeging van twee kerncentrales. We hebben daarbij ook gekeken naar de volledige levenscyclus van kerncentrales, dus ook naar de ontmantelingskosten die daarbij komen kijken en de CO2-uitstoot die gepaard gaat met onder andere uraniumwinning, het opwekken van uranium en het continu draaien van kerncentrales. Maar onder de streep vind ik dit nog steeds een verantwoorde keuze van het kabinet, deels politiek, maar deels ook goed te onderbouwen. Ik denk niet dat we het daarover eens gaan worden, maar ik hoop u toch wat meer inzicht te hebben kunnen geven in hoe we tot die keuze zijn gekomen.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Om verwarring te voorkomen: de minister zei dat hij ernaar zou gaan kijken om de footprint van de hele keten te onderzoeken. Ik meende te begrijpen dat de minister het had over CO2, maar het ging juist over kernafval, dus de footprint van kernafval uit de hele keten.”

Minister Jetten:

“Dat eerste ging inderdaad over afval in de keten. Mijn tweede antwoord was inderdaad breder, dat ging over de totale footprint — scopes 1, 2 en 3 — van kernenergie. We gaan kijken hoe we dat voor kernafval nog beter voor u in kaart kunnen krijgen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kijken hoe onderzoek arbeidsmarkt te versnellen (36.274 / 36.410 XIII) (T03783)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prins (CDA) en Petersen (VVD), toe te gaan kijken hoe het onderzoek, Actieplan groene en digitale banen, kan worden versneld.


Kerngegevens

Nummer T03783
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. K. Petersen (VVD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsmarkt
mbo
techniek
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 3 - blz. XXX

Mevrouw Prins (CDA):

(…)

“Voorzitter, tot slot de arbeidsmarkt. Het kabinet heeft inderdaad een omvangrijk Actieplan groene en digitale banen gestart. Daarnaast heeft minister Dijkgraaf afgelopen week een brief naar de Tweede Kamer gezonden over kansrijk opleiden, over het verbeteren van de aansluiting tussen het mbo en de arbeidsmarkt. Hieruit blijkt ook dat nog steeds veel studenten liever kiezen voor een opleiding met een minder kansrijke startrijke startpositie dan voor een opleiding in de zorg of in de techniek, waar die startpositie significant beter is. Daarbij is er sprake van een absolute daling van het aantal leerlingen, gewoon door demografische krimp. Hoewel er natuurlijk sprake dient te zijn van keuzevrijheid, vraagt de CDA-fractie zich wel af of het extra faciliteren van opleidingen in de techniek, de zorg en het onderwijs niet gewenst is, bijvoorbeeld door het verlagen van les- en cursusgelden of het vergoeden van de schoolkosten. De CDA-fractie is er dan ook positief over dat hier onderzoek naar wordt gedaan en verzoekt het kabinet dit te versnellen. Overigens acht de CDA-fractie gezien de huidige grote tekorten op de arbeidsmarkt en de aanstaande vergrijzing een integrale visie op de toekomst van de arbeidsmarkt van essentieel belang, met aandacht voor sturing in opleiding, sociale en technologische innovatie, een leven lang ontwikkelen en het verminderen van de arbeidsvraag, maar ook voor de mogelijkheden van arbeidsmigratie.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 3 - blz. XXX

Mevrouw Petersen (VVD):

(…)

“Vergelijkbare zorgen hebben wij over de beschikbaarheid van de benodigde menskracht. De collega van het CDA noemde dat zelf ook al. Wij waarderen de in gang gezette scholings- en omscholingsprogramma's. Juist liberalen gunnen iedereen de meest optimale ontplooiingsmogelijkheden, maar ook hier zal de tijd zijn werk moeten doen. Aan deze belangrijke randvoorwaarde is niet op stel en sprong voldaan. Kan de minister uitleggen hoe bedrijven zonder voldoende beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel tijdig hun vereiste bijdrage kunnen leveren?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Jetten:

(…)

“Naast financiering wordt voldoende gekwalificeerd personeel zeker een groot issue. De heer Petersen en mevrouw Prins vragen daar terecht aandacht voor. Dat doen we met een aantal sectoren, bijvoorbeeld als het gaat om de installatiebranche. Hoe leiden we mensen op die onder andere die hybride warmtepompen kunnen installeren? Maar we zien de komende jaren dat we vooral ook goed geschoold personeel nodig hebben in de hoogwaardige industriële complexen waar die ombouw moet gaan plaatsvinden. Het Actieplan groene en digitale banen helpt daarbij, maar we kijken ook met de minister van OCW hoe we toch nog meer studenten kunnen verleiden om voor die opleidingen te kiezen. Ik ben bereid om ook aan mevrouw Prins toe te zeggen dat we kijken hoe dat onderzoek hiernaar kan worden versneld.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Maatwerkafspraken grootste CO2-uitstoters (36.274 / 36.410 XIII) (T03784)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Perin-Gopie (Volt), toe dat het kabinet, voor zover dit gaat over de eventuele maatwerkafspraken met de grootste CO2-uitstoters, geen juridische verplichtingen aangaat die in strijd zijn met het Europese beleid zoals opgenomen inde IMVO-richtlijn. Het kabinet is ook voornemens om dit snel om te zetten in nationale wetgeving.


Kerngegevens

Nummer T03784
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden G.K. Perin-Gopie MSc (Volt)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen CO2
Europees beleid
klimaat
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Mevrouw Perin-Gopie (Volt):

(…)

“Daarnaast had ik in mijn eerste termijn gevraagd of de minister als voorwaarde aan de subsidie kon stellen dat bedrijven een klimaatplan presenteren om naar een klimaatneutrale bedrijfsvoering te gaan, maar de minister had daar een heel helder verhaal bij, vond ik. Inmiddels is er een Europese richtlijn, de Directive on corporate sustainability due diligence, in de maak, of die is er bijna, maar het zal natuurlijk even duren voordat die is omgezet in Nederlandse regelgeving. Ik wil de minister vragen of hij kan garanderen dat er in de tussentijd niet juridisch onomkeerbare verplichtingen worden aangegaan met het Klimaatfonds zonder dat er voorwaarden worden gesteld aan een klimaatplan.”

Minister Jetten:

(…)

“U heeft ook gevraagd naar het afronden van de Europese onderhandelingen over de IMVO-richtlijn. Ik kan u toezeggen dat we, voor zover dit gaat over de eventuele maatwerkafspraken met de grootste CO2-uitstoters, geen juridische verplichtingen aangaan die in strijd zijn met dit Europese beleid. Het kabinet is ook voornemens om dit snel om te zetten in nationale wetgeving. In de Tweede Kamer ligt een initiatiefwet van de ChristenUnie. Die is aangehouden in afwachting van deze Europese onderhandelingen. De minister voor Handel heeft ook aangegeven: ik wil vanwege dat gelijke speelveld zo snel mogelijk die Europese uitkomsten omzetten in nationale wetgeving, zodat die ook samen met de buurlanden oploopt. Ik weet niet of we dat nog als demissionair kabinet zullen doen, maar we bereiden het in ieder geval helemaal voor, zodat een volgend kabinet daar ook snel op kan handelen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rapporteren bijdragen landbouwsector aan klimaatdoelen in Klimaatnota (36.274 / 36.410 XIII) (T03786)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Panman (BBB), toe om in de jaarlijkse Klimaatnota, die rapporteert over de voortgang van het klimaatbeleid, ook specifiek te gaan rapporteren over de bijdragen die de landbouwsector aan onze klimaatdoelen heeft geleverd.


Kerngegevens

Nummer T03786
Status deels voldaan
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. ing. T. Panman (BBB)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen klimaatdoelstellingen
klimaatnota
landbouwsector
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 3 - blz. XXX

De heer Panman (BBB):

(…)

“Daarom wil ik de minister graag vragen om een toezegging om erkenning van de klimaatbijdrage door de landbouw en door de vissers. De landbouw draagt bij door middel van windmolenparken met windmolens op land, door zonneparken en door zonnepanelen op schuren en stallen. Al die bijdragen komen op dit moment ten gunste aan de energiemaatschappijen. Daar wordt het bijgeschreven, niet bij de landbouw. Dus op papier zegt de Raad van State dat de landbouw nog helemaal niets doet. De landbouw doet heel veel, maar het wordt er niet aan bijgeschreven. Ik zou graag willen dat daar erkenning voor komt. En ook voor de vissers.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Jetten:

(…)

“Het is internationaal vastgelegd onder welke sectoren deze soort CO2-reductie meetelt, dus dat kunnen we niet zomaar wijzigingen. Het lijkt me echter wel een goed idee om in de jaarlijkse Klimaatnota, die rapporteert over de voortgang van het klimaatbeleid, ook specifiek te gaan rapporteren over de bijdragen die de landbouwsector aan onze klimaatdoelen heeft geleverd. Dat zeg ik dus toe aan de heer Panman.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Suggestie meenemen beter verwerken RES-norm (36.274 / 36.410 XIII) (T03787)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Panman (BBB), toe dat hij bij het maken van nadere afspraken met de medeoverheden de suggestie van de heer Panman zal meenemen om te kijken hoe de RES-norm daar nog beter in kan worden verwerkt.


Kerngegevens

Nummer T03787
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. ing. T. Panman (BBB)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen energietransitie
Regionale Energiestrategie norm
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 3 - blz. XXX

De heer Panman (BBB):

(…)

“Ik heb al aangegeven dat we het met elkaar moeten doen: boeren, burgers, bedrijfsleven, mkb. Een voorbeeld daarvan is de RES-norm, de Regionale Energiestrategie. Om mee te kunnen doen, om mee te tellen, moet je op dit moment 15 kilowattpiekinstallaties hebben, maar heel veel regionale initiatieven tellen dus nu niet mee. We moeten het samen doen en we moeten ook erkenning hebben voor iedereen die eraan meedoet. Ik zou de minister dus willen vragen of de restnorm niet naar beneden kan naar bijvoorbeeld 3 kilowattpiek. Ik zou ook graag zien wat de berekening is van hoeveel we dan al gedaan hebben.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Jetten:

(…)

“De heer Panman heeft gevraagd naar de decentrale opwek. Kleinschalige opwek op land telt wel degelijk mee in het aandeel hernieuwbare opwek van Nederland. Aangezien het restbod van 35 terawattuur in zicht is en de autonome groei van zon inmiddels boven de 7 terawattuur uitkomt, telt vanaf nu ook alle kleinschalige opwek mee in het restdoel. Ook bij het behalen van de restdoelstelling zal het duurzame decentrale energiesysteem zich nog verder moeten ontwikkelen. Hiervoor ga ik de komende tijd ook met de medeoverheden nadere afspraken maken. Dan zal ik ook de suggestie van de heer Panman meenemen om te kijken hoe die norm daar nog beter in kan worden verwerkt.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Suggesties meenemen uitwerking routekaart negatieve emissies (36.274 / 36.410 XIII) (T03788)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe de suggesties van mevrouw Prins mee te nemen in de uitwerking van de routekaart negatieve emissies. Hierbij wordt er uitgebreider gekeken hoe de landbouwsector en de aanplant van bomen in Nederland kunnen bijdragen aan die koolstofvastlegging.


Kerngegevens

Nummer T03788
Status voldaan
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden G. Prins (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen emissies
klimaat
klimaatdoelstellingen
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 3 - blz. XXX

Mevrouw Prins (CDA):

(…)

“Een ander aandachtspunt is de netcongestie. In het antwoord op schriftelijke vragen heeft de minister reeds het Landelijk Actieprogramma Netwerkcongestie gemeld. Daarbij geeft de minister aan dat hij onorthodoxe maatregelen wil inzetten. In dat kader kreeg ik onlangs een voorstel onder ogen om alle verlichting in de openbare ruimte, denk aan lantarenpalen en publieke ruimtes, over te zetten naar ledverlichting. Dit zou een emissieverlaging van 2,9 Mton realiseren en biedt weer extra ruimte op het netwerk. De enige barrière zou zijn dat er in sommige gevallen sprake is van desinvesteren, van versneld afschrijven. Dat speelt bij onze overheden.

Mijn vraag aan de minister is: kan in dergelijke gevallen ook geld uit het Klimaatfonds worden ingezet? Waarom wel? Of waarom niet? Is het een idee om het bedrijfsleven uit te dagen om met meer van dergelijke oplossingen te komen? Dat is goed voor het milieu en goed voor de groene ontwikkeling van ons bedrijfsleven. Graag een reactie van de minister. Overigens, hoe realistisch is het dan om de Nederlandse digitale strategie — we willen een belangrijk internetknooppunt zijn — te blijven handhaven? Wat heeft voorrang: de activiteiten ten faveure van de verlaging van CO2 of de digitale strategie? Hoewel we beseffen dat de beslissing hierover niet meer aan het demissionaire kabinet is, zouden wij graag een toezegging zien om een analyse in dezen te doen, als basis voor verdere besluitvorming.

Voorzitter. Het verlagen van de broeikasgassen is ook een opgave voor de land- en tuinbouw. Deze wet geeft aan dat de fondsgelden hiervoor niet kunnen worden ingezet. Het stikstoffonds richt zich echter met name op het verlagen van stikstof. Vraag aan de minister: waar kan de land- en tuinbouw terecht voor cofinanciering van projecten ter verlaging van de CO2-uitstoot?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Jetten:

(…)

“Mevrouw Prins had gevraagd naar negatieve emissies. We hebben daar ook vaker met elkaar over gesproken. Dit is niet alleen voor de korte termijn relevant om ook onder andere meer perspectief voor de landbouw- en bosbouwsector in Nederland te bieden, maar ook negatieve emissies kunnen op de langere termijn een rol spelen richting de klimaatneutrale samenleving. Dat kan bijvoorbeeld met de opslag van koolstof in bossen, in bodems of in gewassen. Afgelopen maand heb ik met de minister van BZK de Nationale Aanpak Biobased Bouwen vastgesteld, die bedoeld is om teelt en toepassing van biogrondstoffen als bouwmateriaal aan te jagen. We verwachten hiermee de komende tijd met name de koolstofvastlegging in een deel van de landbouwsector, maar ook in de bouwsector, te bespoedigen. Op verzoek van de heer Bontenbal ben ik bezig om te kijken hoe we met de afvalverbrandingsinstallaties en de elektriciteitssector 3,5 megaton aan negatieve emissies in Nederland voor elkaar kunnen krijgen. Daar zullen we wet- en regelgeving voor moeten aanpassen, maar wellicht ook een deel van de subsidiëring van die sectoren. Daarnaast zijn we op dit moment bezig met een routekaart negatieve emissies om nog veel uitgebreider te kijken hoe de landbouwsector en de aanplant van bomen in Nederland kunnen bijdragen aan die koolstofvastlegging. Dus ik zal de suggesties die mevrouw Prins daarop heeft gedaan vandaag ook weer meenemen in de uitwerking van die routekaart.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugkoppeling permanente opslag kernafval (36.274 / 36.410 XIII) (T03790)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe dat de Kamer volgend jaar terugkoppeling zal ontvangen met betrekking tot de stand van zaken van de permanente opslag van kernafval.


Kerngegevens

Nummer T03790
Status voldaan
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (PvdD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen kernafval
kernenergie
opslag
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Ik wil de minister eraan herinneren dat er voor kernafval nog geen oplossingen zijn voor de lange termijn. Voor de tijdelijke opslag zijn die er misschien wel, maar niet voor de lange termijn. We hebben het dan over de hele lange termijn. Ik vraag me dus af wat de plannen van het kabinet zijn voor die helelangetermijnoplossingen.”

Minister Jetten:

“We bekijken onder andere in Europees verband hoe we die permanente opslag goed met elkaar kunnen regelen. Een aantal landen in Scandinavië loopt daarin namelijk voorop. Daar loopt dus een apart programma voor. Als het kabinet volgend jaar weer de verdere besluitvorming doet over de ontwikkeling van nieuwe kerncentrales, dan zal dit daar onderdeel van zijn en zult u daarover terugkoppeling ontvangen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Totaaloverzicht klimaatadaptatie bij eerstvolgende Klimaatnota (36.274 / 36.410 XIII) (T03791)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Baumgarten (JA21), toe een totaaloverzicht, waarin naast klimaatmitigatie ook klimaatadaptatie beter wordt geschetst, aan de eerstvolgende Klimaatnota toe te voegen. De minister zal hier samen met de minister van IenW voor zorgen.


Kerngegevens

Nummer T03791
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden dr. R. Baumgarten (JA21)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen energietransitie
klimaatadaptatie
klimaatnota
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

De heer Baumgarten (JA21):

(…)

“Klimaatadaptatie wordt onder andere via een Deltafonds, onder toezicht van een deltacommissaris, elders bij de overheid belegd, namelijk bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Dat maakte ik op uit het debat hedenmiddag. Ergo: de maatregelen voor energietransitie en klimaatadaptatie beloven een enorme wissel te trekken op meerdere rijksuitgaven, meerdere posten buiten dit Klimaatfonds en de begroting EZK. Ik vind dit zorgwekkend, temeer daar de uitgaven aan energietransitie een onmeetbaar effect hebben, terwijl we vele euro's nodig hebben om onze infrastructuur te beschermen en te verbeteren. Ik mis helaas dus nog steeds een totaaloverzicht van maatregelen en de daarmee gepaard gaande kosten voor zowel energietransitie als klimaatadaptatie. Zodoende kan ik nog steeds geen goede afweging maken. Kan de minister aan deze Kamer toezeggen dat aan de hand van een volgende klimaatnota, bijvoorbeeld te verschijnen in het voorjaar van 2024, dit inzicht voor deze Kamer wordt geboden?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Jetten:

(…)

“Ik ben er bijna, voorzitter. De heer Baumgarten vroeg nog naar een totaaloverzicht waarin naast klimaatmitigatie ook klimaatadaptatie beter wordt geschetst. Dat kan ik toezeggen. Ik stel voor dat ik dat doe bij de eerstvolgende Klimaatnota en dat u daarin dan het totaaloverzicht heeft. Ik zal dat samen met de minister van IenW verzorgen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Wijziging naam Klimaatfonds (36.274 / 36.410 XIII) (T03792)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Panman (BBB), toe dat het klimaat- en energiefonds of klimaat- en energie transitiefonds een betere naam betreft dan het klimaatfonds. De minister stelt dat een verzoek tot wijziging van de naam van het fonds door de Tweede Kamer per amendement gedaan kan worden. Als de Tweede Kamer dit niet doet, is de minister van harte bereid om in een volgende verzamelwet de naamswijziging mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T03792
Status openstaand
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 januari 2026
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. ing. T. Panman (BBB)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen energietransitie
fonds
klimaatfonds
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 3 - blz. XXX

De heer Panman (BBB):

(…)

“Als we naar Klimaatfonds kijken, als we de deksel optillen en kijken wat daar eigenlijk gebeurt, zien we dat het alleen maar een energietransitie is. Uitgezonderd misschien een beetje CO2-opslag ergens, maar voor de rest is het voornamelijk een energietransitie. Ik zou de minister eigenlijk willen vragen of we de naam van het Klimaatfonds niet kunnen wijzigingen in klimaat- en energietransitiefonds, want dat dekt de lading meer. Dat is niet alleen de lading van wat er nu gebeurt, maar ik vind het ook, misschien wat zwaar uitgedrukt, een misleidende belofte om het alleen Klimaatfonds te noemen. Want we wekken daarmee de indruk dat we als we daar maar genoeg geld instoppen in 2050, het klimaat redden en dat is nog helemaal niet gegarandeerd. Wat wij in ieder geval wel gaan doen, waar we naartoe werken en waar het Klimaatfonds voor zou kunnen dienen, is dat we een CO-neutrale maatschappij of samenleving hebben. CO2-neutraal in 2050 is iets waar we aan werken, maar het kan best zijn dat als Nederland CO2-neutraal is, de opwarming van de aarde nog wel doorgaat. Er is geen enkele garantie. Daarom zou ik graag zien dat het een klimaat- en energietransitiefonds is. Dat doet meer recht aan wat er gebeurt.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Jetten:

(…)

“Wat dat betreft heeft de heer Panman een nuttige suggestie gedaan voor de naam van het fonds, denk ik. Het is inderdaad veel meer een klimaat- en energiefonds of een klimaat- en energietransitiefonds. De doelen van het fonds gaan ook over de opwek van hernieuwbare energie en het uitbouwen van de energie-infrastructuur. Ik kan mij heel goed voorstellen dat zo'n dergelijke benaming beter past. Een verzoek tot wijziging van de naam van het fonds kan door de Tweede Kamer per amendement bij ieder mogelijk wetsvoorstel worden ingediend. Maar als de Tweede Kamer dat niet zou doen, ben ik van harte bereid om in een volgende verzamelwet de naamswijziging mee te nemen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse digitale strategie (36.274 / 36.410 XIII) (T03795)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe dat bij de verdere uitwerking van de digitale strategie, de suggesties van mevrouw Prins worden meegenomen.


Kerngegevens

Nummer T03795
Status deels voldaan
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden G. Prins (CDA)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
digitale strategie
klimaatdoelstellingen
Kamerstukken Begrotingsstaten Economische Zaken en Klimaat 2024 (36.410 XIII)
Tijdelijke wet Klimaatfonds (36.274)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 3 - blz. XXX

Mevrouw Prins (CDA):

(…)

“Overigens, hoe realistisch is het dan om de Nederlandse digitale strategie — we willen een belangrijk internetknooppunt zijn — te blijven handhaven? Wat heeft voorrang: de activiteiten ten faveure van de verlaging van CO2 of de digitale strategie? Hoewel we beseffen dat de beslissing hierover niet meer aan het demissionaire kabinet is, zouden wij graag een toezegging zien om een analyse in dezen te doen, als basis voor verdere besluitvorming.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 14, item 25 - blz. XXX

Minister Jetten:

(…)

“Dan de digitale strategie. Ik heb niet erbij staan wie daarnaar vroeg. Was het mevrouw Prins? Ja. We proberen de digitale strategie uit te rollen met oog voor de CO2-footprint van de digitale sector. We hebben het afgelopen jaar wel geleerd dat het zomaar overal datacenters neerzetten niet helpt om dat op een slimme manier daarmee hand in hand te laten gaan. Kijk naar datacenters op de plekken waar ook sprake is van een groot aanbod aan duurzame energie. Kijk ook hoe je met de sector de verduurzaming van die datacenters voor elkaar kan krijgen. Bij de verdere uitwerking van de digitale strategie zullen we de suggesties van mevrouw Prins meenemen. Het lijkt me ook heel verstandig om dat er beter in te verankeren.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Delen analyses bij Nationaal Programma Verduurzaming zodat op tijd ingegrepen kan worden (36.418) (T03810)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA), toe dat bij het Nationaal Programma Verduurzaming steeds goed de verschillende analyses met de Kamer zullen worden gedeeld, zodat op tijd ingegrepen kan worden als het niet goed gaat.


Kerngegevens

Nummer T03810
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen energie-infrastructuur
energieverbruikers
transities
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 3, blz. 8

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

Ik ben nog even aan het verwerken wat net gezegd werd. Uit de stukken die ons aangeboden zijn, kwam het beeld naar voren dat de technische transitie naar ovens die op waterstof of elektriciteit werken, misschien wel een onmogelijkheid is. Misschien even een checkvraag. Ik begreep net dat de sector tegen u zegt dat het een stuk positiever is. Ik bespeur daar wat zorgen over. Stel nou dat dat niet zo blijkt te zijn. Begrijp ik u dan goed dat we dat dan op tijd constateren, zodat het kabinet dat er dan zit — of wellicht u nog — een fasering kan aanbrengen zodat we de baksteenindustrie en andere industrieën die het betreft, niet over de grens jagen? Dat is iets waarvoor wordt gewaarschuwd.

Minister Jetten:

Ja. Het is ook belangrijk dat we dat echt per cluster en per sector goed doen. Er zijn regionale verschillen in het tempo waarmee de energie-infrastructuur wordt gerealiseerd. Dat gaat in de regio Rotterdam echt in een ander tempo dan in het cluster in Chemelot. We doen het ook sectorspecifiek. Sorry, voorzitter, voor al deze techniek. Het zesde industriële cluster in Nederland betreft alle middelgrote maatwerkbedrijven die verspreid over het land zitten. De baksteenfabrieken hebben een andere aanpak nodig dan een aantal grote energieverbruikers die in Noord-Nederland zitten en die vooral veel met voedingsmiddelen bezig zijn. In het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie zullen wij steeds goed de verschillende analyses met u delen, zodat we op tijd kunnen ingrijpen als het niet goed gaat. Ik deel de zorgen die hier in de Kamer leven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Impactanalyse bijdrage wkk's (36.418) (T03814)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Heijnen (BBB), toe een nadere impactanalyse van de bijdrage van wkk's aan de flexibilisering van het stroomnet te maken. Bij aanname van de Wet zal in de volgende leveringszekerheidsmonitor van TenneT, die in april verschijnt, de nadere impact van deze wijzigingsvoorstellen worden meegenomen.


Kerngegevens

Nummer T03814
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. E.H.J. Heijnen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen stroomnet
TenneT
Voorzienings- en leveringszekerheid energie
warmtekrachtkoppeling
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 4

De heer Heijnen (BBB):

(…)

“We maken ons als BBB grote zorgen over het door deze maatregel verdwijnen van de grootschalige industriële wkk's, en over de additionele druk die hierdoor op het stroomnet ontstaat. Wat BBB betreft moet elke megawatt flexibele productiecapaciteit die momenteel gebruikt wordt, gekoesterd worden. BBB is van mening dat we als Nederland geen enkel risico mogen lopen dat we dit flexibele vermogen kwijtraken, zeker niet nu het stroomnet in Nederland vol is en de benodigde uitbreidingsinvesteringen nog vele jaren op zich laten wachten. We verzoeken de regering daarom om een toezegging om een nadere impactanalyse te verrichten naar de bijdrage van wkk's aan de flexibilisering van het stroomnet en de CO2-besparing en deze uiterlijk in het tweede kwartaal 2024 aan de Kamer te zenden. Afhankelijk van de uitkomsten van deze analyse kunnen vervolgens alternatieve maatregelen in het Belastingplan 2025 worden opgenomen. Mogelijk dat de BBB samen met een aantal andere partijen hierover nog een motie zal indienen in de tweede termijn.

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 3 - blz. 4

Minister Jetten:

(…)

“De heer Heijnen vraagt om een nadere impactanalyse van de bijdrage van wkk's aan de flexibilisering van het stroomnet. In het verlengde van de interrupties die we net hebben gehad: ja, dat is belangrijk. TenneT heeft ook jaarlijks een leveringszekerheidsmonitor waar dit in zit. In deze monitor worden ook nieuwe beleidswijzigingen meegenomen, waaronder het wetsvoorstel dat nu voorligt. Mocht u dat wetsvoorstel aannemen, zal in de volgende leveringszekerheidsmonitor, die in april verschijnt, dus de nadere impact van deze wijzigingsvoorstellen worden meegenomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rapport motie-Erkens in Q2 ook naar Eerste Kamer (36.418) (T03818)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Heijnen (BBB), toe de resultaten van de in de motie-Erkens voorgestelde analyse in Q2 ook naar de Eerste Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T03818
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. E.H.J. Heijnen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingplannen
motie-Erkens
Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 4

De heer Heijnen (BBB):

(…)

“We verzoeken om een toezegging van de regering om de in de motie-Erkens voorgestelde analyse naar stapeling van alle maatregelen die de industrie gaan raken, in het eerste kwartaal van 2024 uit te voeren, hierover overleg te voeren met de sector en vervolgens een alternatief voorstel uit te werken dat niet schadelijk is voor de economie.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 9

Minister Jetten:

(…)

“Ik heb al het een en ander gezegd over de vinger aan de pols die we houden. Dat doen we ook de komende tijd, door snel aan de slag te gaan met de uitvoering van de motie-Erkens, die ons in de Tweede Kamer heeft gevraagd om een aantal sectoren nog apart te consulteren. De resultaten van dit onderzoek zullen in het tweede kwartaal van 2024 naar de Tweede Kamer worden verzonden. De heer Heijnen heeft gevraagd of dat al in het eerste kwartaal gereed zou kunnen zijn, maar ik laat dit onderzoek bewust onafhankelijk uitvoeren en de onderzoekers hebben aangegeven dat oplevering in Q2 realistisch is. Daarmee is het voldoende op tijd voor de staatssecretaris om de aanbevelingen daarvan te kunnen meenemen in het Belastingplan 2025.

Horende dit debat, voorzitter, kan ik me voorstellen dat u het fijn vindt als ik toezeg dat dit rapport dan ook aan de Eerste Kamer wordt verzonden. Dat heb ik dan bij dezen toegezegd.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rapportage Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (36.418) (T03819)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD), toe dat hij met minister Adriaansens zal kijken hoe in de rapportage van het NPVI knelpunten heel expliciet aan de leden gecommuniceerd kunnen worden en dat die rapportage ook met de Eerste Kamer wordt gedeeld. De minister gaat met de betrokkenen in conclaaf en zoekt naar oplossingen voordat bedrijven omvallen of verplaatsen naar het buitenland.


Kerngegevens

Nummer T03819
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen handelingsperspectief
infrastructuur
Nationaal Programma Verduurzaming Industrie
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 3, blz. 5-6

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ook mij en onze fractie bereiken die signalen. In vervolg daarop zeg ik het volgende. Het gaat om het handelingsperspectief. Het gaat om een handelingsperspectief van een sector die nu min of meer gedwongen wordt om iets te doen wat die sector niet kan. Dat leidt tot de vraag wat belangrijker is, die voortrekkersrol of dat level playing field dat we als Nederland graag willen hebben?

Minister Jetten:

Ik zou eigenlijk uw eerste term willen gebruiken, namelijk het handelingsperspectief; dat is het belangrijkst. Uiteindelijk gaat het erom dat we in Nederland een sterke en competitieve economie hebben die helemaal verduurzaamd is, maar ook nog altijd sterk. Het zou een beetje zonde zijn als we wel de CO2-doelstellingen halen, maar intussen bedrijvigheid en werkgelegenheid over de grens duwen. Daarom ben ik ook blij dat ik nu samen met minister Adriaansens specifiek voor de cluster 6-bedrijven een extra intensivering realiseer voor de ondersteuning. Die baksteenfabrieken zitten niet in een van onze vijf grote industriële clusters, waar we al volop bezig zijn met een hele projectmatige aanpak van de uitbreiding van de energie-infrastructuur. Dit zijn bedrijven die vaak al deels geclusterd zijn, maar meer regionaal. Dus we moeten er ook voor zorgen dat juist in die regio de waterstofbackbone snel ter beschikking komt, maar ook dat die elektriciteitsinfrastructuur versneld wordt uitgebreid. We hebben nu ook extra budget om op die bedrijventerreinen met energiehubs aan de slag te gaan en juist een extra ondersteuning te bieden bij bijvoorbeeld die baksteenfabriek. Dat doen we door te bekijken: wat heeft u nodig, wat is uw elektriciteitsvraag in de komende jaren en hoe kunnen we in de prioritering en planning van de uitbouw van de energie-infrastructuur van de regionale netbeheerders ervoor zorgen dat we op tijd die uitbreidingen voor elkaar hebben?

Ik maakte net ook dit punt richting de heer Van Strien. Deze bedrijven weten vaak: als ik nu die elektrische oven bestel, dan heb ik die over vijf jaar; dan heb ik één moment waarop ik die omschakeling kan maken. Dan moet de overheid kunnen garanderen dat het op dat moment ook gereed is; dat ben ik zeer met u eens. Als we dat handelingsperspectief niet bieden, zijn we het paard achter de wagen aan het spannen.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dan hoor ik dus dat er naast het fiscale instrument een heel subsidie-instrument of inspanningsinstrument van de overheid staat om deze sector overeind te houden. Ik hoop dat u de toezegging wil doen dat u ingrijpt op het moment dat bedrijven omvallen dan wel naar het buitenland verplaatsen.

Minister Jetten:

Het is inderdaad en-en-en. Bij de behandeling van het belastingplan is het vaak moeilijk dat we alleen de fiscaliteit te pakken hebben. Maar juist met de verschillende subsidieregelingen die we vanuit het klimaatfonds voor de industriesector beschikbaar stellen, willen we meefinancieren bij die onrendabele top voor dit soort investeringen. Ik heb ook met minister Adriaansens specifiek het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie opgesteld. We komen nu vier keer per jaar per regio samen om heel goed naar die planningen te kijken. Als daarbij een van de clusters aangeeft dat de overheid of de netbeheerders niet leveren, waardoor zo'n cluster in de knel komt met het handelingsperspectief, dan is het aan de minister voor Klimaat en Energie en de minister van Economische Zaken om te besluiten hoe we ingrijpen om toch ook die bedrijven maximaal te blijven ondersteunen.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Tot slot. Dat betekent dat ik in dit geval de toezegging hoor dat u op dat moment, maar het liefst nog daarvoor, met de betrokken sector in conclaaf gaat en naar oplossingen zoekt.

Minister Jetten:

Ja, zeker juist daarvoor. Voor wat betreft de uitbreiding van infrastructuur is het eigenlijk vandaag al 2028 als het gaat om de keuzes die je maakt. Ik wil u wel toezeggen dat ik met minister Adriaansens zal kijken hoe wij in onze rapportage van het NPVI juist dit soort knelpunten heel expliciet aan u kunnen communiceren en dat we die rapportage dan niet alleen met de Tweede Kamer maar ook met de Eerste Kamer delen, zodat u dat ook goed kunt volgen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bekijken Europese praktijken afbouw voordelen zonnepanelen (35.594) (T03835)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Aerdts (D66), toe dat hij zal bekijken welke lessen getrokken kunnen worden uit andere Europese landen waar de afgelopen jaren de voordelen voor zonnepanelen zijn afgebouwd of afgeschaft.


Kerngegevens

Nummer T03835
Status openstaand
Datum toezegging 6 februari 2024
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden R. van Aelst-den Uijl MA (SP)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen afbouw
Europa
saldering
Kamerstukken Afbouw salderingsregeling voor kleinverbruikers (35.594)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 19, item 8 - blz. 24

Mevrouw Aerdts (D66):

(…)

“In dat kader wil ik de minister ook vragen of er in het buitenland vergelijkbare regelingen hebben bestaan, hoe daar de ervaringen met de afbouw hiervan zijn en wat we daar mogelijk van kunnen leren in Nederland.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 19, item 10, blz. 12-13

Minister Jetten:

(…)

“Richting mevrouw Aerdts zeg ik dat ik zal bekijken welke lessen we kunnen trekken uit andere Europese landen waar de afgelopen jaren de voordelen voor zonnepanelen zijn afgebouwd of afgeschaft.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bij appreciatie rapport ingaan op subsidies voor thuisaccu's op zout water (35.594) (T03837)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe bij de appreciatie op het rapport van CE Delft in te gaan op de mogelijkheden voor subsidies voor thuisaccu’s op zout water.


Kerngegevens

Nummer T03837
Status openstaand
Datum toezegging 6 februari 2024
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (PvdD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen netcongestie
saldering
thuisaccu's
Kamerstukken Afbouw salderingsregeling voor kleinverbruikers (35.594)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 19, item 10, blz. 20

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Voorzitter. Ten slotte een laatste motie, ook over het tegengaan van netcongestie, vooral door het stimuleren van milieuvriendelijke thuisaccu's.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het risico op netcongestie toeneemt door het toenemend gebruik van zonnepanelen;

constaterende dat dit deels opgelost kan worden wanneer meer thuisgebruikers een thuisaccu gebruiken waarmee zij een deel van hun zelf opgewekte stroom kunnen opslaan en op een later moment kunnen gebruiken;

overwegende dat er momenteel nog geen subsidie bestaat voor thuisaccu's;

overwegende dat thuisaccu's op zoutwater een duurzaam en milieuvriendelijk alternatief zijn voor lithium- en loodzuuraccu's;

overwegende dat de kosten voor zoutwateraccu's voor kleinverbruikers een drempel kunnen vormen voor de aanschaf;

verzoekt de minister te onderzoeken of subsidie voor thuisaccu's op zoutwater per 1 januari 2025 mogelijk is, en daarover uiterlijk in het derde kwartaal van 2024 aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 19, item 10, blz. 27

Minister Jetten:

“In de motie onder letter M, ingediend door mevrouw Visseren-Hamakers en een aantal anderen, wordt verzocht te onderzoeken of subsidies voor thuisaccu's op zout water mogelijk zijn. Ik heb net een rapport van CE Delft in ontvangst genomen; ik moet daar nog op appreciëren. Ik vind het nu dus te vroeg om al concrete subsidies toe te zeggen. Om die reden wil ik de motie ontraden. Ik snap echter de intentie die achter de motie zit. Ik zal daar bij de appreciatie van het rapport nader op ingaan. Wellicht dat mevrouw Visseren-Hamakers de motie wil aanhouden — ik weet niet precies hoe dat in deze Kamer werkt — want de motie komt eigenlijk net iets te vroeg.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Op de hoogte houden voortgang actieprogramma netcongestie laagspanningsnetten (35.594) (T03839)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe beide Kamers regelmatig op de hoogte houden van de voortgang van het actieprogramma netcongestie laagspanningsnetten.


Kerngegevens

Nummer T03839
Status openstaand
Datum toezegging 6 februari 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (PvdD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen laagspanningsnetten
netcongestie
saldering
Kamerstukken Afbouw salderingsregeling voor kleinverbruikers (35.594)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 19, item 8, blz. 13

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

(…)

“Voorzitter. Het verbaast me eigenlijk dat minister Jetten gas terugneemt in de energietransitie, terwijl er een kink in de kabel komt. Ik ben eerlijk gezegd van deze minister gewend dat hij er een tandje bovenop doet als de transitie tegenzit. Hij werkt wel aan netcongestie, door de zogenoemde Actieagenda netcongestie laagspanningsnetten die, zo schat ik in, op de midden- en langere termijn oplossingen zullen bieden. Maar welke oplossingen ziet de minister op de kortere termijn? Welk laaghangend fruit ziet de minister om netcongestie te voorkomen?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 19, item 10, blz. 13

Minister Jetten:

(…)

“Het laaghangend fruit waar mevrouw Visseren-Hamakers naar vroeg, is nu voor een groot deel ingezet. Een deel daarvan zal op wat langere termijn echt z'n vruchten gaan afwerpen. Een op de drie straten in Nederland zal de komende jaren moeten worden voorzien van een zwaarder elektriciteitsnet om ervoor te zorgen dat er aan het eind van het decennium geen problemen op dat laagspanningsnet ontstaan. Ik noemde net al Almere als goed voorbeeld. Een ander goed voorbeeld is de provincie Utrecht. Die zijn binnen een aanbesteding bezig om laadpalen voor elektrische auto's uit te rollen. Zij kijken nu of ze daar in het voorschrift slimme laadpalen van kunnen maken die zich aanpassen aan de spanning op het net om daarmee problemen te voorkomen. Dat soort innovatieve oplossingen zie je nu steeds meer opkomen. Een ander mooi voorbeeld zijn die energy hubs waar bedrijventerreinen met elkaar kijken hoe ze de druk op het net kunnen verlagen om op zo'n bedrijventerrein elkaar goed te helpen met opwek of opslag. Ik zal beide Kamers regelmatig op de hoogte houden van de voortgang van dat actieprogramma.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief rol EBN Noordzee (36.441) (T03868)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Langen-Visbeek (BBB), toe de Kamer in juni een brief te sturen over stabiliteit in de omgeving, vergunningen en de rol van EBN.


Kerngegevens

Nummer T03868
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. A. van Langen-Visbeek (BBB)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Energie Beheer Nederland
gasvoorziening
Groningen
Kamerstukken Beëindiging gaswinning Groningenveld (36.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 3 - blz. XXX

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

(…)

“Eén. In verschillende landen, zoals Duitsland, hebben ze de aardgaswinning al genationaliseerd, zodat ze minder afhankelijk zijn van het buitenland. De vraag aan de staatssecretaris is: gaan we die kant ook op in Nederland met EBN?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“Het derde punt sluit aan op een vraag van Van Langen-Visbeek over de rol van EBN. Zij vroeg of je dingen niet sowieso veel beter kunt nationaliseren. Gezien mijn politieke achtergrond ben ik niet zo van het nationaliseren. Maar ik ben wel van staatsdeelnemingen en EBN is een staatsbedrijf. Natuurlijk kan dat proberen om de risico's, als die er zijn, voor zijn rekening te nemen. Zo kan het proberen om meer investeringen in de Noordzee mogelijk te maken. Daar ben ik nu naar aan het kijken. Dus we zijn aan het kijken naar die drie elementen: stabiliteit in de omgeving, vergunningen en de rol van EBN.

In de Tweede Kamer heb ik aan de heer Erkens toegezegd dat ik voor de zomer een brief zal sturen aan de Tweede Kamer. Die stuur ik natuurlijk met alle liefde ook naar de Eerste Kamer. Daarin zal ik een aantal elementen uiten. Dat doe ik samen met Element NL. Eigenlijk wil Silvio Erkens van de Tweede Kamer graag toe naar een soort bestuursakkoord, een afspraak om de stabiliteit te garanderen. Dat lijkt mij een goed idee. Dat heb ik ook in de Tweede Kamer gezegd.

Ik zeg daar wel het volgende bij. Laten we maar even man en paard noemen, want anders blijft het een beetje in de zaal hangen. Een van de redenen waarom de operators niet heel enthousiast zijn over investeren in Nederland is dat wij in — ik moet even kijken of ik de jaartallen niet door elkaar haal — 2022 een heffing hebben ingevoerd op de oliemaatschappijen. Die was met terugwerkende kracht; daar werden ze al helemaal heel chagrijnig van. Die heffing was omdat wij vonden, of in ieder geval de Tweede Kamer in grote meerderheid vond, dat er nogal grote winsten werden gemaakt door deze bedrijven. We vonden dat ze wel wat konden bijdragen aan de staatskas om het beroemde prijsplafond te dekken. Die discussie hadden we toen. Dat heeft het investeringsklimaat voor deze bedrijven natuurlijk niet verbeterd. Zij waren daar niet heel enthousiast over. Ik heb ook eerlijk tegen de operators, die verenigd zijn in Element NL — zo heet die brancheorganisatie — gezegd: "Je kunt van iemand die ook maar een voorbijganger is, namelijk van mij, niet vragen dat ik voor de eeuwigheid fiscale stabiliteit garandeer. Het enige wat ik kan proberen, is proberen er zo veel mogelijk aan te laten doen." Dus ik zou hier de concrete toezegging kunnen doen — ik heb 'm in de Tweede Kamer eigenlijk via via al gedaan, maar zou 'm hier nog eens kunnen bestendigen — dat ik in juni met een brief kom, die ik dan ook naar de Eerste Kamer stuur. Twee: het streven is om daaronder uiteindelijk een soort bestuursakkoord te leggen, waardoor er meer stabiliteit ontstaat. Dat over de Noordzee.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Delen uitkomsten onderzoek TNO (36.441) (T03870)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Langen-Visbeek (BBB), toe de uitkomsten van het onderzoek van TNO naar de geïnduceerde seismiciteit tijdens de drukvereffeningsfase te delen met de Kamer zodra deze beschikbaar zijn.


Kerngegevens

Nummer T03870
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. A. van Langen-Visbeek (BBB)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen drukverschillen
gaswinning
Groningen
Kamerstukken Beëindiging gaswinning Groningenveld (36.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 29, item 9 - blz. XXX

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

“Dank u wel voor uw antwoord op mijn vraag over de drukverschillen. Ik begrijp dat u de toezichthouder hierin volgt, maar ik heb ook gevraagd naar een onderzoek van TNO in opdracht van het Staatstoezicht op de Mijnen. Dat gaat ook over die drukverschillen. Het is eigenlijk een vervolg op een eerder onderzoek. De Tweede Kamer wacht daar nog steeds op, en wij eigenlijk ook. Mijn vraag is: zou u dus dat definitieve oordeel ook nog even kunnen opschorten in afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek?”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Volgens mij heb ik in de schriftelijke antwoorden gemeld dat het onderzoek inderdaad nog wacht op ommekomst. Maar het korte antwoord op deze vraag zou zijn: nee. Want wat daar ook uit zou komen, het SodM heeft steeds gezegd: zelfs als er kansen zijn om iets te doen, moet je daarmee niet gaan experimenteren in het Groningenveld. Het slechtste idee is om dat daar te doen. Mijn antwoord op uw vraag of ik daarop wacht, is dus nee. Maar ik ben natuurlijk in alle opzichten bereid om dat onderzoek te delen met de Eerste Kamer, zodra het er is. Ik weet gewoon niet wat eruit komt. Nogmaals, het theoretische beeld was … Ik heb daarover ook heel veel correspondentie gehad met de oude baas van SodM, Jan de Jong, die hier ook voorstander van is. Daar komt steeds uit: het zou een optie kunnen zijn. Maar ik heb hier wel een beetje het idee bij: keine Experimente. Het lijkt met niet verstandig om dat hier te doen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Garantie vuldoelstelling aankomende twee jaren (36.441) (T03871)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vragen van de leden Van Langen-Visbeek (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA) en Baumgarten (JA21), toe voor ’24-’25 en ’25-’26 een te behalen vulgraad vast te stellen.


Kerngegevens

Nummer T03871
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden dr. R. Baumgarten (JA21)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen gasvoorziening
Groningen
Kamerstukken Beëindiging gaswinning Groningenveld (36.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

De heer Baumgarten (JA21):

“Ik heb een vraag aan de staatssecretaris. Ik weet niet of ik het helemaal goed kan volgen, maar ik hoor de staatssecretaris uitgebreid ingaan op de vulverplichting. Het staat mij bij dat wij nog een kwetsbaarheid gesignaleerd hebben gekregen voor de jaren '24-'25 en gasjaar '25-'26. Hoor ik de staatssecretaris nou een toezegging doen dat in die jaren de levering en de vulling gegarandeerd zijn?”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Ik weet geeneens of ik hier nee of ja op moet zeggen. Laat ik maar gewoon zeggen wat ik zelf zei. Ik zei: de afgelopen jaren is het gebruikelijk geweest, en een verstandig kabinet zou dat weer moeten doen, om een te behalen vulgraad te definiëren. Voor dit jaar hadden wij gezegd: 90%; de heer Baumgarten weet dat natuurlijk. We hadden gezegd: je wil dat die bergingen voor 90% gevuld worden. En wat hebben wij vervolgens gedaan? Ik praat nu over het moeilijke jaar '22. Daar hebben we gezegd: "Oké, als u dat niet gaat halen in Bergermeer" — want daar was dat de vraag — "dan gaan wij zorgen dat EBN dat wel haalt." We hadden ook nog een heel ingewikkelde subsidieregeling bedacht voor als het in Norg niet zou lukken. Die subsidieregeling hebben we nooit nodig gehad, maar die rol van EBN als een soort achtervang bij die vulling kun je doen. Als u in mijn woorden hoort dat ik het verstandig vind, als ik nog in dat kabinet zou zitten — het is overigens een verantwoordelijkheid van collega Jetten, maar dat doet er nou even niet toe — dat het kabinet opnieuw een vuldoelstelling hanteert en daar ook instrumenten achter zet zodat die gehaald worden, is het antwoord ja.”

De heer Baumgarten (JA21):

“Ik voel me toch een beetje het bos in gestuurd. Ik vraag gewoon een hele duidelijke toezegging over de gasjaren '24-'25 en '25-'26 en ik krijg daar geen ja op.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Nee, 1. omdat de kans dat ik er nog zit heel klein is, 2. omdat ik er niet over ga en 3. omdat het de afgelopen jaren al gebruikelijk is geweest dat een kabinet een doelstelling zet voor de vulgraad. Als ik het goed begrepen heb, is er een kans dat er een ander kabinet komt. Als mijn opvolger aan mij vraagt "vind je het verstandig dat er iets rond de vulgraad als doelstelling wordt neergezet", zal ik als antwoord geven: ja.”

De voorzitter:

“Tot slot, meneer Baumgarten.”

De heer Baumgarten (JA21):

“Ik vind het iets te simpel om te zeggen "ik ga er niet over", want u gaat nu ook over een wet die vergaande consequenties heeft, ook voor de langere termijn, dus wat mij betreft kunt u daar wel degelijk antwoord op geven. Oftewel, nogmaals, ik val in herhaling: kunt u garanderen dat de voorraden voldoende gevuld zijn voor '24-'25 en '25-'26? Kunt u die toezegging doen?”

De voorzitter:

“Tot slot, staatssecretaris.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Het kabinet zal altijd garanderen dat er leveringszekerheid is, met zekere risico's, maar daar hebben we het over gehad. Het kabinet zal dat altijd garanderen. Als dit kabinet er nog zou zitten, maar het zit er vermoedelijk niet, dan zou ik zeggen: ja, want wij zullen dan weer een doelstelling voor de vulgraad neerzetten. Dat is echt het beste wat meneer Baumgarten gaat krijgen van mij. Als hij daar niet blij mee is, moet hij bij de volgende beheerder zijn.”

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

“Ik val graag de heer Baumgarten bij. Ik wil graag ook wat hardheid hebben. Het antwoord van de staatssecretaris is: dan zit ik hier niet meer, dat moet mijn opvolger maar doen. Er zit hier maar één staatssecretaris, er zit hier maar één kabinet. U kunt wel degelijk iets toezeggen waar wij ook het volgende kabinet aan willen houden. Dat kunnen we doen via een motie, maar als u dat hier zegt, dan is het toch wat harder dan wanneer u zegt: ja, maar ik ben er straks niet meer. Dat hopen we niet, maar we houden er rekening mee. We hebben toch liever een toezegging dat het kabinet zegt: dit regelen we. Dan hoeven we ook geen motie te doen. Ik heb zelf ook in mijn betoog gezegd dat de eerste twee jaar nog een beetje kwetsbaar zijn, want dan worden die nieuwe lng-terminals nog gebouwd, en daarna valt het toch weer mee, dus ik hecht daar de eerste twee jaar ook wel aan.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Ik ga nog één keer terug. Laat ik het nog één keer proberen. Ik ben blijkbaar minder helder dan ik wil zijn. Er ligt een motie van Erkens, die volgens mij is aangenomen in de Tweede Kamer. Erkens zegt: wij willen graag van het kabinet horen dat het een vuldoelstelling in de wet gaat zetten. Erkens dacht eerst aan een soort getal in de wet. Dat is waarschijnlijk niet zo verstandig, want naarmate er minder gas gebruikt wordt, kan de vuldoelstelling lager zijn. Dat doet er verder niet toe. U wilt graag dat er een vuldoelstelling in de wet wordt gezet. Die motie is volgens mij aangenomen en Jetten gaat dat meenemen in de wet. Die wet is er nog niet; dat weet u. Dat is dezelfde wet waar we het eerder vandaag over gehad hebben.

Nu is de vraag: kan het kabinet garanderen dat er leveringszekerheid is? Ja, tot op zekere hoogte. We hebben het gehad over bepaalde risico's et cetera. Als dat is wat u wilt horen van mij: daar horen gevulde gasopslagen bij. De doelstelling die het kabinet heeft gehanteerd in de afgelopen jaren — de afgelopen jaren was ik er zelf bij — is 90%. Dat is het enige wat ik hiervan gezegd heb. U wilt dat ik nu ga zeggen dat een volgend kabinet de gasopslagen ook voor 90% moet vullen, maar ik denk dat er dan iemand van buiten gaat staan toeteren dat ik over mijn graf heen aan het regeren ben. Daarom ben ik zo voorzichtig. Dat horen we op dit moment namelijk vrij vaak. Ik probeer dus voorzichtig te zijn. Als ik er nog zit, als u het aan dit kabinet vraagt, zijn wij voor die vuldoelstelling.”

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

“Ik heb het de heer Erkens toevallig horen vertellen, want hij herhaalde het gisteren in het debat over de Energiewet. Hij haalt het er overal bij. Ik steun hem daarin. Ik haal graag de VVD en Baumgarten allemaal rechts in, want dit is een zekerheid die we willen hebben. U doet een toezegging die voor uw opvolger ook geldt, wat die er ook van vindt, totdat de opvolger die intrekt. Als u een toezegging doet, is dat voor ons een staatsrechtelijke zekerheid. Een mondelinge toezegging is ook voldoende. U draait er steeds bij weg en ik snap niet waarom. Uw toezegging is mij voldoende, maar die is er nog niet.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Ik lees hier dat de motie is aangenomen. Als ik de Kamer daarmee enorm geruststel, doe ik die toezegging. Prima. Ik vrees alleen toch dat u … Nou goed, ik houd mijn mond erover. Dat is beter: mond houden.”

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

“Dank u wel voor de toezegging. Nog een kleine aanvulling: dat ging over de komende twee jaar, begreep ik van de heer Crone. "In eerste instantie", hoor ik. Ik snap best dat u dat niet voor langer wil toezeggen, want dan zit er een nieuw kabinet, ingewikkeld, ingewikkeld. Maar de komende twee jaar zijn natuurlijk spannend. Dat hebben we in al die rapporten kunnen lezen.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Ja, dat klopt. De komende twee jaar zijn spannend, zegt u. Als u de risico's gehoord hebt, valt dat spannende wel mee. Er zijn momenten dat de lotto hogere kansen geeft. Het is de komende jaren nog van belang, zegt GTS.”

De heer Schalk (SGP):

“Ik was ook op weg om u te helpen uit het enorme dilemma van de toezegging. Een toezegging die deze staatssecretaris doet, staat gewoon, toch? Ik ga ervan uit dat er een soort overdrachtsdossier komt, mocht er nog een keer een nieuw kabinet komen. Daar kun je een toezegging gewoon in formuleren.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Ik hou ermee op. Het kabinet stelt gewoon deze vuldoelstelling voor de komende twee jaar. Ik lees net dat is vastgelegd dat EBN ook weer een rol gaat spelen. Dat krijg ik door van ambtenaren die het beter weten dan ik. Ik zal dat ook in het overdrachtsdossier zetten. Of ze ernaar luisteren, weet je nooit.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprek GTS benodigde capaciteit en vergunningen (36.441) (T03872)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van den Berg (VVD), toe met GTS en andere partijen in gesprek te gaan over hoeveel capaciteit er nodig is de komende jaren. Als geconstateerd wordt dat de terminal in de Eemshaven nog nodig is, zal geprobeerd worden de vergunning te verlengen. Dit kan voor een jaar, maar ook voor een langere periode, wanneer dat nodig is.


Kerngegevens

Nummer T03872
Status voldaan
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juni 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. C.F. van den Berg (VVD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Gasunie Transport Services
gasvoorziening
Kamerstukken Beëindiging gaswinning Groningenveld (36.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“Voorzitter, lng. Mondiaal is er genoeg gas. Ik denk dat het veel meer gaat over de vraag of dat gas ook aankomt in Nederland. Dat is waar de Kamer zich zorgen over maakt, en terecht. Dan gaat het vooral over de vraag of er dan voldoende capaciteit is. Voor onze eigen gemoedsrust is het goed om te weten dat in 2023 71,5% van het lng uit de Verenigde Staten kwam en slechts 3,5% uit Qatar. Dat maakte mij iets rustiger over alle vragen die gesteld waren over Qatar, maar hier speelt wel de pertinente vraag: wat doe je eigenlijk met die terminals? Ik denk dat de beste toezegging … Ik durf het woord bijna niet meer te gebruiken. Maar alle gekheid op een stokje, het beste wat ik zou kunnen zeggen, is het volgende. De heer Van den Berg vroeg: als de EemsEnergyTerminal nog nodig zou zijn, gaat u dan de vergunning verlengen? Het antwoord is wat mij betreft ja. Maar ik zeg daar wel bij, en dat herinnert de heer Van den Berg zich vast nog wel uit de periode dat we dat ding aan het bouwen en uitbreiden waren: uiteindelijk is dit een zaak voor de lokale overheden. Die zijn het bevoegd gezag hierin. Maar als het nodig is, zullen we dat doen.”

De heer Van den Berg (VVD):

“De vraag was eigenlijk niet zozeer of die verlengd gaat worden, mocht dat nodig zijn, maar meer of die permanent wordt gemaakt en wel zodanig permanent dat die pas weer ingetrokken kan worden wanneer er alternatieven voorhanden zijn om de totale vraag naar die opslag op een andere manier te dekken.”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Er zijn allerlei gesprekken gaande over opslagen op andere plekken. Ik dacht dat ik ook schriftelijk had geantwoord dat die gesprekken gaande zijn. Of die permanent wordt gemaakt? Dat durf ik nu niet zo te zeggen. Laat ik even de downside erbij pakken: je wilt ook geen lock-in op de terminals hebben als je ze op den duur niet meer nodig hebt. Dat is ook niet wat de heer Van den Berg zegt, maar dat is wel de downside van iets heel zeker proberen te stellen. Daarom gaf ik het voorzichtige antwoord: ja, we zullen verlengen indien nodig. Als dat langer nodig is, dan wordt het langer. Ik denk dat dat het beste antwoord is dat ik hier kan geven.”

De heer Van den Berg (VVD):

“Kunt u dan nog één keer herhalen wat precies uw toezegging op dit punt is?”

Staatssecretaris Vijlbrief:

“Ja, natuurlijk. Dat zou wat mij betreft het volgende zijn. Wij zijn nu in gesprek met GTS en met allerlei andere partijen over hoeveel capaciteit er nodig is de komende jaren. Er wordt ook nog naar andere plekken gekeken. Daar hebben we ook eerder naar gekeken. Er komt iets bij, er gaat iets af. Als de constatering dan is dat wij de terminal in de Eemshaven langer nodig hebben, zullen wij — maar nogmaals, wij zijn niet de vergunningverlenende instantie —- proberen om die vergunning te verlengen, net zoals we geprobeerd hebben met de aanbouw. Als de heer Van den Berg graag wil horen dat we dat niet per definitie voor één jaar doen, maar dat we dat ook voor een langere periode zouden kunnen doen als dat nodig is, dan zeg ik: dat is prima.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren regelgeving ontmanteling gasput (36.441) (T03874)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Baumgarten (JA21), toe de regelgeving onder de Mijnbouwwet, de Beleidsregel buiten gebruik stellen boorgaten en putten, aan de Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T03874
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden dr. R. Baumgarten (JA21)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Groningen
ontmanteling gasput
Kamerstukken Beëindiging gaswinning Groningenveld (36.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

De heer Baumgarten:

(…)

“Dan de tweede inhoudelijke vraag die ik aan de staatssecretaris wil stellen. De staatssecretaris zegt heel stellig dat is beschreven dat er cement gestort moet worden. Dat triggert dan mijn nieuwsgierigheid. Waar staat dat beschreven en welke andere opties zijn er? Dat zou ik dus wel graag van de staatssecretaris willen horen.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“Voorzitter. Ik heb inmiddels wel het antwoord op de vraag van de heer Baumgarten over waar staat hoe een put moet worden ontmanteld. Dat staat in regelgeving onder de Mijnbouwwet, de Beleidsregel buiten gebruik stellen boorgaten en putten. Daarin staat een industriestandaard vastgelegd met gedetailleerde regels. Als de heer Baumgarten verstandig is, vraagt hij nu aan mij: kunt u dat mij niet toesturen, staatssecretaris? Ja, dat kan.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren uitkomsten onderzoek blootstelling aan windturbinegeluid en hinder en slaapverstoring (36.441) (T03875)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Langen-Visbeek (BBB), toe aan de minister voor Klimaat en Energie te vragen de Kamer te informeren over de uitkomsten van het RIVM-onderzoek naar de relatie tussen de blootstelling aan windturbinegeluid en hinder en slaapverstoring.


Kerngegevens

Nummer T03875
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2026
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden drs. A. van Langen-Visbeek (BBB)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen energietransitie
windmolen
Kamerstukken Beëindiging gaswinning Groningenveld (36.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

Mevrouw Van Langen-Visbeek:

(…)

“Recent lazen we in de krant dat onze havenfaciliteiten niet voldoende zijn voor de grote windmolens op zee. Er moeten enorme uitbreidingen plaatsvinden op hoog- en laagspanningsnetten. Er komen schadelijke stoffen vrij van de wieken. De visserijsector wordt nog verder beperkt. De fractie van BBB heeft grote moeite met de nadelige gevolgen van windmolens. Toen ik afgelopen dinsdag naar huis reed, was er een huisarts op de radio die steeds meer patiënten krijgt die lijden aan slapeloosheid door het geluid van windmolens.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“De grote moeite met nadelige gevolgen van windmolens. Ik neem aan dat u het in dit geval heeft over windparken op land. Ik ga hier echt niet over, maar ik zal namens mijn collega spreken. Collega Jetten neemt de zorgen van omwonenden, ook die over geluid, natuurlijk serieus. Het RIVM is in opdracht van hem bezig aan een onderzoek naar de relatie tussen de blootstelling aan windturbinegeluid en hinder en slaapverstoring. Ik kan aan hem vragen om de uitkomsten daarvan ook aan uw Kamer te doen toekomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Vraag strategische gasreserve doorgeven aan minister voor Klimaat en Energie (36.441) (T03877)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van den Berg (VVD), toe zijn vraag betreffende strategische gasreserve in de vorm van een ijzeren noodvoorraad door te geven aan de minister voor Klimaat en Energie.


Kerngegevens

Nummer T03877
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. C.F. van den Berg (VVD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen gaswinning
Groningen
leveringszekerheid
Kamerstukken Beëindiging gaswinning Groningenveld (36.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

De heer Van den Berg (VVD):

(…)

“Voor mij is er namelijk een duidelijk verschil tussen het gevuld hebben van de seizoensbergingen en het aanhouden van een soort ijzeren voorraad voor you never know, om het zo maar te zeggen. Ik merk in de beantwoording dat daar wel een soort vervaging tussen bestaat, dus ik zou in de tweede termijn toch opnieuw aan de staatssecretaris willen vragen hoe hij precies aankijkt tegen die strategische gasreserve zoals GTS daar aandacht voor vraagt in zijn rapport van eind maart. Ik vraag of hij nog mogelijkheden ziet om, los van de vulverplichting voor de seizoensbergingen, toch na te denken over een strategische gasreserve in de vorm van een ijzeren noodvoorraad.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“De heer Van den Berg had het, denk ik, bij het rechte eind. Het klopt inderdaad dat wij nu op zich niet zo veel zien in — hij zei het heel mooi — zo'n "ijzeren voorraad". Dat heeft inderdaad te maken met het feit dat we nu geen ruimte in de gasopslagen hebben. Eigenlijk gaat het dan ten koste van een op een andere manier opgebouwde voorraad. Het zou dus nu ook in de bestaande gasopslag aangehouden moeten worden. GTS adviseert om een dergelijke noodvoorraad op te bouwen zodra daar in de seizoensopslagen ruimte voor is. Ik kan deze vraag, denk ik, het beste even doorgeven aan de minister voor Klimaat en Energie. Die kan er in de consultatie dan even expliciet aandacht voor vragen. Ik denk dat dat het beste is.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief minister voor Klimaat en Energie over energiediplomatie (36.441) (T03879)

De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van den Berg (VVD), toe dat de minister voor Klimaat en Energie een uitgebreide brief naar de Kamers zal sturen over energiediplomatie. Daarin komen de punten terug over energiediplomatie en hoe je het bedrijfsleven kunt helpen om langdurige contracten af te sluiten.


Kerngegevens

Nummer T03879
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Mijnbouw
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. C.F. van den Berg (VVD)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen energiezekerheid
gasvoorziening
Kamerstukken Beëindiging gaswinning Groningenveld (36.441)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 3 - blz. XXX

De heer Van den Berg (VVD):

(…)

“Vijf, ten slotte, ten aanzien van de langetermijncontracten met Noorwegen: kan de staatssecretaris toezeggen dat hij er zorg voor gaat dragen dat Noors gas door middel van langetermijncontracten een groter aandeel gaat uitmaken van de Nederlandse energiemix en daarmee de energiezekerheid?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 9 - blz. XXX

Staatssecretaris Vijlbrief:

(…)

“Dat laat onverlet dat het natuurlijk verstandig kan zijn om in je energiediplomatie te proberen om bedrijven … Het zijn overigens altijd bedrijven die inkopen, het zijn nooit overheden die inkopen. Maar je kunt die bedrijven natuurlijk helpen. Dat zouden we bijvoorbeeld kunnen doen met Noorwegen. De heer Van den Berg refereerde daar schriftelijk en mondeling aan. Daarover zou ik kunnen toezeggen dat Jetten met een uitgebreide brief over energiediplomatie naar de Tweede Kamer zal komen. Ik zal hem vragen om dat ook met de Eerste Kamer te delen. Daarin komen dan de punten terug over energiediplomatie en hoe je het bedrijfsleven kunt helpen om langdurige contracten af te sluiten.”


Brondocumenten


Historie