Eerste Kamer debatteert over donorregistratiesysteem



De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 30 januari over het initiatiefvoorstel actief donorregistratiesysteem (ADR). De Kamer besloot 's avonds het debat voort te zetten op dinsdag 6 februari. Dit gebeurde na een verzoek van de PvdA tot schorsing en de vraag om een brief van de initiatiefneemster waarin zij toelichting geeft op onder meer de positie van de nabestaanden, rol van de artsen en de inbreuk op de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam (Artikel 11 van de Grondwet). Hiermee verschuift de stemming ook een week, naar dinsdag 13 februari.

De Kamer debatteerde met het Tweede Kamerlid Pia Dijkstra en minister Bruins (Medische Zorg en Sport) over het initiatiefvoorstel. Het debat spitste zich dinsdag 30 januari toe op vragen van de senatoren over de inbreuk op het privéleven van mensen, de grondwettelijke onaantastbaarheid van het lichaam, de rol van nabestaanden in het nieuwe systeem, de betekenis van de geen-bezwaar optie en de positie van zwakkeren in de samenleving. Alle twaalf fracties in de Eerste Kamer voerden het woord.

Senator Van Kesteren (PVV) stelde in zijn bijdrage - tevens zijn maidenspeech - dat voor de PVV het debat gaat over de kernwaarden voor de wettelijke onaantastbaarheid van het lichaam. Onze organen zijn geen overheidsbezit, stelde Van Kesteren. Als iemand er afstand van wil doen, dan op vrijwillige basis. Van Kesteren wees erop dat de meerderheid van slechts één stem in de Tweede Kamer bij de stemming de verdeeldheid toont in ons land over dit onderwerp. Met dit voorstel wordt de keuze om niet te kiezen je onthouden. De overheid zou moeten nagaan waarom zo veel mensen zich niet laten registreren. De PVV twijfelt niet aan de integere bedoelingen van de initiatiefneemster. Maar - zo stelde senator Van Kesteren - als iemand niet wil dat zijn organen worden uitgenomen, dan heeft de overheid geen enkele legitieme reden daarin te treden.

Hij vroeg minister Bruins of hij gelet op de stemverhouding in de Tweede Kamer en gevoeligheid in de samenleving vindt dat de initiatiefneemster vast moet blijven houden aan dit wetsvoorstel. Ook vroeg hij de initiatiefneemster waarom zij toch blijft vasthouden aan het wetsvoorstel. Van Kesteren  vroeg de initiatiefneemster en de minister of zij van mening zijn dat het publiek voldoende is geïnformeerd. Tot slot vroeg hij hoe de minister denkt op te lossen dat een half miljoen mensen die niet geregistreerd staan in de Gemeentelijke Basisadministratie niet bereikt zullen worden. Van Kesteren concludeerde dat er voor de PVV geen andere conclusie is dan tegen dit voorstel te stemmen.

Senator Baay (50PLUS) stelde in haar bijdrage dat dit wetsvoorstel geen ruimte laat om géén keuze maken. Ze constateerde dat mensen zich naar aanleiding van de discussie in de Tweede Kamer over het actief donorregistratiesysteem hebben afgemeld waarmee het tegengestelde effect is bereikt. Baay wees erop dat de initiatiefneemster ervan uit gaat dat alle mensen een weloverwogen keuze maken. Maar, aldus Baay, sommige mensen kunnen dit niet. De toenemende keuzecultuur is voor deze mensen een bedreiging.

De noodzaak van meer orgaandonaties staat voor 50PLUS buiten discussie, aldus senator Baay. Wel heeft de fractie vragen ten aanzien van de zogenoemde subsidiariteit: kan niet met andere middelen hetzelfde doel worden bereikt? Waarom zouden groots opzette voorlichtingscampagnes nu wel de burger bereiken, zo vroeg zij zich af. Ook vindt de fractie de termijn voor reactie (zes weken met slechts één herinnering en dan nog eens zes weken) onvoldoende, zeker voor kwetsbare groepen. Het gevolg is volgens senator Baay dat mensen onterecht onder 'geen bezwaar' terecht komen. Weliswaar kan iemand dat later nog veranderen, maar hoe kan iemand die bijvoorbeeld geen DigiD heeft dat dan doen, vroeg zij de initiatiefneemster. Zij vroeg ook om een schatting maken welke groep het grootst zal worden. En ook wilde zij weten of met het wetsvoorstel het recht zelf geen keus te hoeven maken komt te vervallen.

Namens de SGP-fractie stelde senator Van Dijk dat voor zijn fractie de centrale vraag in dit debat is hoe ver de bevoegdheid van de overheid strekt en waar de overheid binnendringt in het persoonlijk leven. Op allerlei wijzen is de overheid de privésfeer binnengetreden. Maar heeft de overheid de bevoegdheid mensenlevens te redden door ervoor te zorgen dat er meer organen beschikbaar komen, zo vroeg senator Van Dijk zich af. De SGP-senator is van mening dat de overheid met dit wetsvoorstel boven zijn macht zal grijpen. De christelijke traditie staat voor de persoonlijke vrijheid. Voor de SGP is dit voorstel een brug te ver. Orgaandonatie moet een persoonlijke beslissing zijn, zonder ingrijpen van de overheid. Zelfs als mensen die keus niet willen maken, valt die keus tot hun eigen persoonlijke vrijheid. Daarmee is het nu voorliggende wetsvoorstel volgens de SGP een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie.

Een gift kenmerkt zich door intrinsieke vrijheid, zo stelde Van Dijk. De onaantastbaarheid van het lichaam is dus een belangrijk goed. Het wetsvoorstel veronderstelt een samenleving van goed opgeleide en geïnformeerde autonome individuen. Dat is voor een substantieel deel echter fictie. Volgens Van Dijk worden daarmee mensen aangemerkt als donor terwijl zij dit niet willen, in het bijzonder geldt dit voor wilsonbekwamen of voor mensen die simpelweg de betekenis van een donorformulier onvoldoende kunnen doorgronden. Dat is volgens hem een grote groep mensen. Senator Van Dijk vroeg de initiatiefneemster of zij erkent dat er geen sluitend systeem bestaat om deze negatieve consequentie van haar wetsvoorstel te neutraliseren. Ook heeft hij twijfels over de effectiviteit. Hij vroeg de initiatiefneemster of die erkent dat bepaald niet valt uit te sluiten dat het nieuwe beslissysteem tot minder of tot nauwelijks méér orgaandonoren zal leiden.

Senator Nooren (PvdA) wees er in haar bijdrage op dat het wetsvoorstel bepaalt dat als mensen niet reageren op de oproep tot registreren vervolgens in het donorregister wordt opgenomen dat zij geen bezwaar hebben tegen het donorschap. De PvdA-fractie heeft moeite met deze benaming en de voorkeur om hier "geen bezwaar geuit" van te maken. Nooren wil van de initiatiefneemster weten waarom is gekozen om voor mensen die hun wil niet geuit hebben de formulering "geen bezwaar" te gebruiken in het wetsvoorstel. Een vraag die hier voor de PvdA-fractie uit volgt is of de titel van het wetsvoorstel wel klopt, en niet de verkeerde suggestie wekt. Het huidige systeem is juist een vorm van actieve donorregistratie. Het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken is volgens Nooren een vorm van passieve donorregistratie. Worden mensen zo niet op het verkeerde been gezet, zo vroeg zij zich af. Zij wilde weten hoe de regering gaat voorzien in de diversiteit in informatiebehoefte van mensen die nadenken over het donorschap.

De PvdA vroeg in het debat bijzondere aandacht vragen voor mensen, die om wat voor reden dan ook, niet of moeilijk in staat zijn zich uit te spreken over het donorschap. Het wetsvoorstel wijzigt de Donorwet zodanig dat artsen geen ruimte meer hebben om het oordeel van nabestaanden mee te wegen als mensen aangegeven hebben donor te willen zijn, dan wel hun wil niet geuit hebben. Nabestaanden moeten aannemelijk maken dat de wilsbeschikking, zoals opgenomen in het donorregister, niet klopt. Voor de PvdA-fractie van de PvdA is het onvoldoende helder aan welke voorwaarden het "aannemelijk maken" moet voldoen. Daarmee is de cruciale vraag voor de fractie: als van donatie afgezien kan worden door artsen vanwege ernstige bezwaren van nabestaanden, waarom is dit dan niet in het wetsvoorstel verankerd? Senator Nooren wilde weten waarom niet bij of krachtens algemene maatregelen van bestuur nadere regels worden gesteld over de invulling van de rol van artsen. Zolang niet duidelijk is welke redenen mensen hebben om zich niet te registreren en de voorlichting nog niet op orde is, stelt de PvdA voor de mogelijkheid voor nabestaanden open te houden om mee te beslissen over het donorschap van mensen die in het wetsvoorstel aangeduid worden als de categorie "geen bezwaar". Nooren wilde weten hoe de initiatiefneemster hierover denkt.

Senator Martens (CDA) betoogde dat dit debat gaat over de wijziging van het huidige zogenoemde opt-in-systeem naar een opt-out-systeem. De initiatiefneemster hoopt via het wetsvoorstel het aantal donaties en registraties te verhogen, een streven dat de CDA-fractie deelt. Wel vraagt Martens zich af of  de voorgestelde wijzigingen ook daadwerkelijk het gewenste effect hebben. Is het verkrijgen van meer donoren voldoende grond om de onaantastbaarheid van het lichaam te beperken voor diegenen die hun wil niet in het donorregister hebben vastgelegd? En is het verkrijgen van extra donoren voldoende grond om het zelfbeschikkingsrecht over zijn/haar lichaam voor iedere Nederlandse burger te beperken door daarvoor een actieve handeling te vragen, zo vroeg Martens de initiatiefneemster.  

Daarnaast is het de vraag of je het voorgestelde actief donorregistratiesysteem nódig hebt om dat doel te bereiken, zo stelde senator Martens. Hierbij spelen de relevantie, proportionaliteit en subsidiariteit een belangrijke rol. De relevantie is gelegen in het tekort aan donororganen. Ten aanzien van de proportionaliteit vindt de CDA-fractie het verlengen van het leven, voorkomen van sterfte en verbetering van de kwaliteit van leven zeer nastrevenswaardige doelen. Zij vraagt zich echter af of die worden bereikt met invoering van het ADR. Wat betreft de subsidiariteit stelde Martens dat dit beginsel ons dwingt na te denken over de vraag of er geen andere middelen zijn om meer donoren te bereiken, dan met het voorliggende wetsvoorstel. Tot slot vroeg zij aandacht voor de uitvoerbaarheid. Aan wie zal de arts voorrang geven: aan de patiënt die stervende is of aan de patiënt die wacht op een orgaan? Ten aanzien van de vergewisplicht krijgen artsen de plicht om te checken of een patiënt ten tijde van registratie wilsbekwaam was. Echter, artsen verschillen van mening over de vraag of dit doenbaar is, stelde Martens vast.

Senator Kuiper (ChristenUnie) stelde dat mensen rentmeester zijn over hun eigen lichaam en er goed voor hebben te zorgen. Moet dwingende wetgeving worden ingezet om het aantal donoren te vergroten, zo vroeg hij zich af. De cruciale factor ligt niet in het beslissysteem op zichzelf, zo wordt steeds gezegd, maar in een combinatie van factoren, waaronder de organisatie van de gezondheidszorg, een gering aantal familieweigeringen, de kwaliteit van de communicatie. Als het ADR niet de bepalende factor is, en er winst is te halen in het terugdringen van het grote aantal familieweigeringen, dan is het de vraag of het nieuw voorgestelde systeem wel de juiste weg is, aldus Kuiper.

Hij stelde de initiatiefneemster en de minister een aantal vragen. Bijvoorbeeld of deze donorpraktijk het vertrouwen niet zodanig zal kunnen aantasten dat het de donorbereidheid juist doet afnemen. En wat nu precies de winst van dit ADR is. Verder wilde senator Kuiper weten of een inbreuk kan worden gemaakt terwijl niet duidelijk is of men zich heeft geïnformeerd. Burgers moeten van dat volle recht kunnen genieten zonder dat er een actie van hun kant wordt vereist. De ChristenUnie-fractie vindt de voorgestelde route om te komen tot meer orgaandonoren dubieus. Orgaandonatie moet vrijwillig zijn en kan niet afgedwongen worden, aldus Kuiper. Hij eindigde door te zeggen dat de gewenste toename van organen moet berusten op vergroting van echte bereidheid bij burgers.

Senator Don zei namens de SP-fractie dat zijn partij sinds lang gekend voorstander is van een aanpassing van het systeem van orgaandonatieregistratie, teneinde meer mensen expliciet te laten kiezen en daardoor meer organen beschikbaar te krijgen om daarmee meer mensenlevens te redden. Hij verhulde niet dat we in de SP-fractie intensieve gesprekken zijn gevoerd over het wetsvoorstel. De SP-fractie vindt dat alles moet worden gedaan om zoveel mogelijk burgers te motiveren daadwerkelijk gebruik te maken van het nu aan hen gegeven stemrecht over hun eigen orgaandonatie bereidheid. Het is altijd beter zelf te kiezen, dan dat er voor je gekozen wordt, aldus Don.

Aan de minister vroeg senator Don of Nederland op korte termijn de Europese conventie uit 2015 van de Raad van Europa tegen de handel van menselijke organen gaat tekenen. En waarom is dit eigenlijk nog niet gebeurd, zo wilde hij weten. Hoe schat de minister de omvang in van Nederlanders die gebruik maken van illegale transplantaties?

Aan de initiatiefneemster vroeg Don een nadere toelichting over het 'aannemelijk maken', ook ten aanzien van de positie van de arts. Senator Don stelde dat overwogen moet worden om het begrip 'aannemelijk maken' beter te definiëren, opdat de familie maar ook de arts beter zullen weten waar ze aan toe zijn.  Verder wilde hij weten hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt ten opzichte van de vrijheid van godsdienst, vastgelegd in artikel 6 van de Grondwet? Plaats je mensen van wie het geloof orgaandonatie verbiedt niet in een onmogelijke positie? Tot slot vroeg senator Don aan de minister en de initiatiefneemster of zij wilden toezeggen dat - na invoering van ADR - alle zorgverzekeraars de verplichting krijgen opgelegd hun verzekerden jaarlijks expliciet te wijzen op ADR en de wenselijkheid dat iedereen een keuze maakt inzake orgaandonatie na overlijden.

Senator Ten Hoeve (OSF) sprak de vrees uit dat hij ook na het nemen van een uiteindelijke beslissing het onrustige gevoel zal houden er niet zeker van te zijn het juiste te hebben gedaan. Hij vreest dat er een deel van de bevolking is, de feitelijk onbekwamen, dat de impact van de wet en de vraag die hen daarmee gesteld wordt, volledig ontgaat. Er zijn enkele miljoenen mensen in dit land die moeite hebben met lezen en geen neiging om officiële mededelingen serieus te bekijken. Ten Hoeve vroeg of veronderstelde toestemming daar op zijn plaats is. Hoe is de wilsbekwaamheid met betrekking tot orgaandonatie te beoordelen, zo wilde hij weten. Hij vroeg zich af of het niet beter zou zijn hier de nabestaanden het recht te geven om gebruik als donor van de geliefde te weigeren. Of blijven we dan te dicht bij het huidige systeem om het verschil te kunnen maken?

Zonder te willen twijfelen aan de gefundeerdheid van het uitgangspunt "hersendood is echt dood", en de verklaring daaromtrent van de Vereniging voor neurologie en van de Gezondheidsraad aannemend, blijft volgens Ten Hoeve de onder brede groepen levende twijfel toch een probleem. Het is de vraag of deze consequentie van het voorgestelde systeem, die toch eigenlijk onvermijdelijk lijkt, wel acceptabel is, aldus Ten Hoeve. Ook vroeg hij de minister en de initiatiefneemster of de regeling van de veronderstelde toestemming van degenen die niet reageren op de opname in het donorregister, in overeenstemming is met artikel 11 van de Grondwet en met artikel 8 van het EVRM. Uit beide artikelen volgt dat iedereen het recht heeft zelf te beschikken over het eigen lichaam. De centrale vraag voor Ten Hoeve blijft of het grote belang van meer donoren afgewogen tegen de normaal gesproken noodzakelijke eis van uitdrukkelijke toestemming, resulteert in een positieve dan wel een negatieve proportionaliteitsbeoordeling. Over die totaalafweging vroeg hij tot besluit een reactie van de indienster en de minister.

Senator Bredenoord (D66) begon haar betoog met in herinnering brengen dat het debat gaat over het wijzigen van het beslissysteem voor donorregistratie. Het voorliggende wetsvoorstel verandert niks aan het hersendoodprotocol en andere medische procedures rondom orgaandonatie, aldus Bredenoord. Alles afwegende vinden de leden van de D66-fractie het redelijk en verdedigbaar dat gevraagd wordt in beweging te komen als iemand géén donor wil zijn. Ze haalde als voorbeeld landen aan met een actief donorregistratiesysteem én flankerend beleid. Die landen hebben volgens haar veel meer geregistreerde potentiele donoren, veel meer familieleden die akkoord gaan na overlijden (90-95%) en veel meer daadwerkelijke transplantaties dan landen met een toestemmingssysteem. Volgens de D66-fractie moedigt ADR aan dat je donor bent, terwijl het huidige systeem ontmoedigt. Op dit moment beslissen in veel gevallen de nabestaanden zonder dat de keuze van de overledene bekend is. Het ADR-systeem kan zelfbeschikking dus juist vergroten omdat meer mensen er over na gaan denken.

Senator Bredenoord vroeg de initiatiefneemster en de minister of ze kunnen beschrijven hoe de registratieprocedure er concreet uit zal zien, op welke momenten mensen hier op geattendeerd zullen worden, en wat er nodig is voor mensen om zich uit te schrijven. Van minister Bruins wilde zij vervolgens weten wat de korte- en langetermijnstrategieën van de overheid zijn om mensen te informeren en hun zelfbeschikking uit te oefenen, inclusief laaggeletterden en mensen met een andere taal. Krijgen familieleden, net als in het huidige systeem, onder een ADR-systeem het laatste woord? Wat is er nodig voor familieleden om een donatie tegen te houden? Mogen artsen net als in het huidige systeem afwijken van de registratie? En zo ja, maakt het dan nog uit of mensen als donor stonden geregistreerd of als hebbende geen bezwaar?

Senator Strik (GroenLinks) betoogde dat met een beslissing over orgaandonatie de overheid bijna niet dichter bij een burger kan komen. Drie van de GroenLinks-senatoren vinden het voorgestelde registratiesysteem geoorloofd vanwege het maatschappelijke belang van het wetsvoorstel, mits aan waarborgen wordt voldaan. Zij overwegen vóór het wetsvoorstel te stemmen. Eén van de fractieleden vindt dat de beslissing over iemands lichaam alleen expliciet kan worden door het individu zelf of zijn nabestaanden, en dat zij daarom in geen enkele situatie aan de overheid toekomt. Hij zal daarom tegen het wetsvoorstel stemmen. Strik vroeg de initiatiefneemster of ze kon ingaan op het gebruik van organen voor wetenschappelijke doeleinden, waarvoor de toestemming in principe ook geldt. En of dit doel ook niet een andere toets aan noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit vereist.

Het eerdere Masterplan Orgaandonaties bevatte de aanbeveling om over te gaan op een ja-tenzij systeem. Hoewel de regering daar tot nu toe niet is overgegaan, rechtvaardigt de beperkte effectiviteit van de andere maatregelen volgens een meerderheid van de GroenLinks-fractie het overgaan tot dit systeem, zo stelde senator Strik. Zij vroeg de minister of hij kan uitleggen welke voornemens er concreet zijn om ook bijzondere categorieën mensen te bereiken en informeren. Ook in de huidige situatie is dit maatwerk hard nodig. Zij vroeg de regering of die daarin ook zal investeren als dit voorstel niet wordt aangenomen. De wet schrijft voor dat nabestaanden het bezwaar aannemelijk moeten maken, en dat kan een immens lastige of zelfs onmogelijke opgave zijn. Erkennen minister en initiatiefneemster dit en zo ja, welke criteria stellen zij aan een dergelijke aannemelijkheid, zo vroeg senator Strik. Zij wilde weten of dit nog nader in regelgeving wordt uitgewerkt. Tot besluit vroeg Strik minister Bruins nog naar het protocol voor orgaanuitname dat uiterste zorgvuldigheid vergt. Herkent hij de verhalen over negatieve ervaringen en ziet hij ruimte voor verbetering? Zij wilde weten welke acties de minister voorziet om ervoor te zorgen dat het hele proces van orgaanuitname voor nabestaanden op geen enkele manier aan de rouwverwerking in de weg staat.

Senator De Grave (VVD) gaf aan dat  voor alle leden van de VVD-fractie geldt dat zij pas na het horen van alle afwegingen en beantwoording hun eigen afweging maken. De kern van de huidige wet is het opt-in-systeem. Niet-registeren betekent in de huidige wet echter niet dat je geen donor wilt zijn. Bij een nieuwe wet moeten deze worden vergeleken met de huidige wet. Er is immers al een wet, aldus De Grave. Hij vroeg initiatiefneemster Dijkstra hoe zij het verschil ziet tussen beide wetten, met name met betrekking tot de rol van de nabestaanden. Uitgangspunt moet volgens De Grave zijn dat nabestaanden wordt gevraagd wat zij ervan vinden, ook al staat dat nu niet in de wet opgenomen.

Bij de VVD-fractie bestaat weinig begrip voor de onjuistheden die in het maatschappelijk debat de ronde doen. Vooral het begrip 'staatsonteigening' stuit op weinig begrip bij de senatoren van de VVD. Dit is geen staatsonteigening, dit is ons werk, aldus De Grave. De kernafweging voor een deel van de fractie is of deze relatieve beperkte systeemwijziging bijdraagt aan een toename van het aantal registraties en orgaandonaties. Een ander deel van de VVD-fractie vindt het voorgestelde systeem een te grote inbreuk op de integriteit van het lichaam. Het derde deel van de fractie vindt dat ADR pas moet worden ingevoerd als allerlaatste instrument. Dit deel realiseert zich dat er alleen ja en nee gezegd kan worden, aldus De Grave. Hij vroeg de minister op welke termijn invoering mogelijk is en hoe de samenleving hierop zal worden voorbereid. Hij nodigde de initiatiefneemster tot slot uit in te gaan op de gedachten die in de VVD-fractie leven.

Senator Koffeman (PvdD) stelde vast dat iets graag geregeld willen zien niet per definitie tot goede wetgeving hoeft te leiden. Hij vroeg of er wel sprake is van een geïnformeerde toestemming van donoren zoals artikel 11 van de grondwet vraagt. Het Belgische systeem wordt vaak aangehaald als een goed voorbeeld, aldus Koffeman, maar dat is een glijdende schaal gebleken wat betreft informatie aan de burgers. Die worden hier steeds minder over geïnformeerd. Hij vroeg de initiatiefneemster wat zij hiervan vindt.

Senator Koffeman stelde dat burgers niet ontzet kunnen worden uit hun zelfbeschikkingsrecht. De grondwet kent zo'n constructie niet. Natuurlijk is het van groot algemeen belang dat er meer organen beschikbaar komen, zo stelde Koffeman, maar hij constateerde ook dat het aannemen van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer tot gevolg heeft gehad dat dragers van het donorcodicil hun bereidheid hebben teruggedraaid. Er is te veel onzekerheid, te veel strijdig met de grondwet, te weinig gedaan tot vrijwillig invullen van het donorformulier, aldus Koffeman. 'Wie zwijgt, stemt toe' past niet in de werksfeer van de Eerste Kamer, zo stelde hij. Een vrije keuze is ten diepste een liberaal gegeven, verankerd in onze grondwet, rondde Koffeman zijn inbreng af.

Beantwoording initiatiefneemster Dijkstra

Initiatiefneemster en Tweede Kamerlid Dijkstra (D66) ging uitgebreid in op de vragen van de Eerste Kamerleden. Het huidige systeem biedt volgens haar alleen de garantie dat er geen organen worden uitgenomen in het geval iemand 'nee' heeft gezegd. Het recht op geen keuze is nu vrij. In de praktijk houdt dat in dat een ander die keuze voor je moet doen. En ook dat is volgens Dijkstra een keus. Die keus, om de beslissing aan de nabestaanden of een derde te laten, blijft overeind in het nieuwe systeem, zo betoogde de initiatiefneemster. In antwoord op een vraag van senator Nooren (PvdA) stelde Dijkstra dat voor haar 'geen bezwaar' in het nieuwe wetsvoorstel gelijkstaat aan stilzwijgende toestemming.

In het huidige donorsysteem is de beoogde zelfbeschikking juist niet gerealiseerd, antwoordde Dijkstra op vragen van senator De Grave (VVD) en senator Koffeman (PvdD). Het actief donorregistratiesysteem (ADR) geeft die mogelijkheid daarentegen wel. Daarom belangrijk dat er een sluitend registratiesysteem komt. Dijkstra voerde verder aan dat de doelstellingen van het Masterplan Orgaandonatie voor meer orgaandonaties zijn niet gehaald. Het kan veel beter, aldus Dijkstra. Zij haalde aan dat België - dat ook een actief donorregistratiesysteem kent - met een veel kleiner inwonertal vorig jaar 346 orgaandonaties meer had dan Nederland.  Het grootste probleem in Nederland is volgens haar de lage registratiegraad en het aantal nabestaanden dat 'nee' zegt.

Dijkstra ging ook in op vragen van de Eerste Kamer over de positie van wilsonbekwamen, mensen die zelf door een beperking geen keus kunnen maken. Voor hen biedt de huidige donorwet volgens haar geen enkele voorziening. Het hangt in de praktijk af van het gesprek dat met nabestaanden wordt gevoerd of sprake kan zijn van orgaandonatie. In het systeem dat Dijkstra voorstelt krijgt de arts de plicht om na te gaan of sprake is van wilsbekwaamheid. Is hier geen sprake van, dan zal de wettelijk vertegenwoordiger de beslissing nemen over een eventuele donatie. Op vragen van onder anderen senator Baay (50PLUS) - mede naar aanleiding van opmerkingen van de Raad van State - over de zogenoemde vergewisplicht als identiteit en medische geschiedenis niet kunnen worden achterhaald, zei Dijkstra dan er dan geen orgaandonatie zal plaatsvinden.

Dijkstra legde op verzoek van senator Bredenoord (D66) uit hoe de procedure straks in haar ogen zal gaan met betrekking tot de uitkomst 'geen bezwaar'. Mensen krijgen een brief, waarna een termijn van zes weken bestaat om bezwaar te uiten. Als dat niet gebeurt volgt een herinnering, met opnieuw zes weken om te reageren. Pas dan wordt de persoon als 'geen bezwaar'-hebbend geregistreerd. In de herinnering wordt erop gewezen wat de consequenties van niet reageren zijn. 'Geen bezwaar' wordt dus niet zonder meer verondersteld, zo betoogde Dijkstra.

Veel vragen van senatoren, waaronder senator Kuiper (ChristenUnie) gingen over de zogenoemde subsidiariteit: de vraag of in het huidige systeem alle andere mogelijkheden om tot meer donaties te komen wel voldoende zijn benut. Dijkstra antwoordde hierop dat we met meer maatregelen binnen het huidige systeem "blijven hangen in dezelfde groef." Op vragen van onder anderen senatoren Strik (Groen Links) en Ten Hoeve (OSF) over de verhouding van dit wetsvoorstel tot de artikelen 11 en 22 van de Grondwet, en artikel 8 van het EVRM, antwoordde Dijkstra dat Nederland voldoet aan alle criteria die gesteld worden aan orgaandonatie, transplantatie en van goede en noodzakelijke gezondheidszorg. In antwoord op een vraag van senator Don (SP) naar mogelijkheid strijdigheid met de vrijheid van godsdienst, zei Dijkstra dat eenieder vrij blijft om volgens eigen levensovertuiging te kiezen (om niet te registreren).

De positie van nabestaanden in het wetsvoorstel kwam uitvoerig aan de orde in de vragen en interrupties van de Eerste Kamerleden. Centraal daarin stond in vragen van onder meer senator Nooren (PvdA) maar ook van andere senatoren het punt dat nabestaanden straks aannemelijk moeten maken dat de overledene niet wil doneren, ook als hij/zij als 'geen bezwaar'-hebbend staat geregistreerd. Volgens Dijkstra verandert echter met haar voorstel niets aan de bestaande mogelijkheid voor nabestaanden om bezwaar te maken. Als er bij nabestaanden grote bezwaren zijn dan kan de arts - nu maar ook straks - besluiten om de donatie niet door te laten gaan, zo hield zij de Kamer voor. De kern is, aldus Dijkstra, dat iemands eigen wens wordt opgevolgd. Volgens haar is het begrip 'aannemelijk maken' ongebruikelijk in de Nederlandse wetgeving. Ze heeft er welbewust voor gekozen geen criteria op te nemen waaraan de motivatie van nabestaanden moet voldoen. Uiteindelijk wordt het oordeel aan de arts gelaten. Nabestaanden hebben geen vetorecht. Het is aan de arts om de inschatting te maken.

Meerdere senatoren, waaronder de senatoren Martens (CDA) en Van Dijk (SGP), vroegen naar de effectiviteit van het ADR. Dijkstra wees op internationale onderzoeken die een positief effect laten zien van  een 'geen bezwaar'-systeem. Daarbij is het wel van belang dat er goede flankerende maatregelen zijn.  Rekening houdend met de Europese verdragen hebben internationale organisaties volgens haar een voorkeur voor een bezwaarsysteem. In antwoord op meerdere senatoren ging Dijkstra in op de voorlichting over orgaandonatie. Ze refereerde aan Wales waar veel is gedaan aan voorlichting, ook door middel van eenvoudige taal/beeldverhalen, in de maanden in aanloop naar de inwerkingtreding van de nieuwe wet. Voor een uitgebreide campagne zal ruim de tijd moeten worden genomen. In antwoord op de vraag van senator Van Kesteren (PVV) of deze wet wel moet worden doorgezet, antwoordde Dijkstra dat uit meerdere statistieken blijkt dat een meerderheid van de Nederlanders heeft bereid te zijn te doneren.

Reactie minister Bruins

Minister Bruins (Medische Zorg) gaf in zijn reactie op de vragen van de Kamer aan dat het kabinet het oordeel over het initiatiefwetsvoorstel aan de Eerste Kamer laat en hij als adviseur optreedt om de Kamer van feitelijke informatie te voorzien. Zo gaf hij aan dat een ADR-systeem incidentele en structurele kosten oplevert. Het is nodig dat een langdurige en intensieve campagne wordt gevoerd om iedereen goed te informeren over de gevolgen van de wet. De verwachte kosten daarvan zullen volgens minister Bruins ongeveer 20 miljoen euro bedragen.

Daarnaast kost het opnieuw aanschrijven van alle niet-geregistreerden met de vraag of ze orgaandonor willen worden en een eventuele herinnering tussen de 25 en 35 miljoen euro, afhankelijk van hoeveel mensen reageren op de brieven. ICT-aanpassingen kosten eenmalig nog eens 5 tot 10 miljoen euro, aldus Bruins. Ten slotte zijn er nog de jaarlijkse kosten voor de nieuwe taak die gemeenten krijgen om bij afgifte van paspoort of rijbewijs burgers te informeren over orgaandonatie. De verwachting is dat de jaarlijkse kosten daarvan indicatief 6 miljoen euro zullen bedragen. Het doorvoeren van het systeem kost daarmee in totaal incidenteel ongeveer tussen de 50 en 65 miljoen euro en structureel tussen de 7 en 8 miljoen euro per jaar, rekende minister Bruins de Kamer voor.

Bruins gaf verder aan dat indien de Eerste Kamer het wetsvoorstel aanneemt de komende twee tot 2,5 jaar in het teken zullen staan van de implementatie. Die tijd is nodig, gelet op alle activiteiten die moeten worden ontwikkeld om deze wet goed te implementeren en iedereen adequaat te informeren. Inwerkingtreding op 1 juli 2020 zou dan mogelijk moeten zijn, zo gaf de minister aan. Mocht de Eerste Kamer het wetsvoorstel verwerpen, dan blijft het beleid van de minister zich onverminderd richten op een toename van het aantal registraties in het donorregister. Bruins liet de Kamer weten dat hij daarop in de communicatie- en informatievoorziening specifiek blijft inzetten. Ook gaf hij aan te overwegen gemeenten een wettelijke taak te geven bij de informatievoorziening over orgaandonatie.


Deel dit item: