Rappelabele toezeggingen Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Rappel maart 2023)



Dit is het rappel tot 02-01-23.

 




Toezegging Wetsevaluatie (34.512) (T02461)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Bruijn (VVD), Schalk (SGP) en Sent (PvdA), toe de evaluatie van de wet ook naar de Eerste Kamer te sturen. In de evaluatie wordt mede ingegaan op de additionele mogelijkheden om kleine scholen in stand te houden en op het aantal scholen dat gebruikmaakt van de mogelijkheid om een samenwerkingsschool te vormen. Daarbij wordt tevens aangegeven welk deel daarvan onder een bijzonder bestuur komt te vallen en welk deel onder een openbaar bestuur.


Kerngegevens

Nummer T02461
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2017
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Huidige Verantwoordelijke(n) staatssecretaris Funderend Onderwijs en Emancipatie
Kamerleden prof. dr. J.A. Bruijn (VVD)
P. Schalk (SGP)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
kleine scholen
samenwerkingsscholen
Kamerstukken Wet samen sterker door vereenvoudiging samenwerkingsschool (34.512)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 7 - blz. 13

De heer Bruijn (VVD): Ten slotte is in de Tweede Kamer het amendement-Straus (34512, nr. 10) aangenomen, inhoudende een evaluatiebepaling binnen drie jaar. In artikel 7a wordt melding gemaakt van toezending van die evaluatie aan de Staten-Generaal. Nu leert de ervaring dat de Staten-Generaal weleens worden geïnterpreteerd als het postadres aan de overkant. Ik krijg graag de toezegging van de regering — al dan niet ten overvloede — dat betreffende evaluatie, waarvan we net weer het belang hebben vernomen, ook aan de Eerste Kamer wordt toegezonden.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 7 - blz. 19

Mevrouw Sent (PvdA): Daarmee kom ik ter afsluiting nog op de enige resterende vraag voor mijn fractie, namelijk of er naar het oordeel van de staatssecretaris nog andere mogelijkheden bestaan om kleine scholen in stand te houden. Als gevolg van een amendement dat is aangenomen in de Tweede Kamer, zullen de effecten en vormgeving van het voorliggende wetsvoorstel gemonitord worden, waarbij tevens gekeken wordt hoe de wetswijziging zijn uitwerking heeft in verschillende regio's. Is de staatssecretaris bereid toe te zeggen om aan die evaluatie een analyse te koppelen van additionele mogelijkheden om kleine scholen in stand te houden?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 7 - blz. 29

Staatssecretaris Dekker: De heer Bruijn en mevrouw Sent hebben gevraagd naar de evaluatie. Ik kan toezeggen dat de evaluatie ook naar de Eerste Kamer komt. Aan mevrouw Sent zeg ik toe dat we dan ook zullen kijken naar een aantal aanpalende maatregelen die we nog zullen nemen. Dit is niet het enige wat we doen om het hoofd te bieden aan krimp en om scholen mogelijkheden te bieden, maar het is een onderdeel van een heel arsenaal aan mogelijkheden. Ik ben best bereid om de evaluatie wat dat betreft iets breder op te zetten.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 7 - blz. 30

De heer Schalk (SGP): Ik heb nog een vraag. Als de wet aangenomen wordt, wil de staatssecretaris deze Kamer dan rapporteren hoeveel scholen er in de komende anderhalf à twee jaar gebruik van zullen maken, met daarbij het onderscheid of dat onder een openbaar bestuur of stichting voor openbaar bestuur valt of onder een bijzonder bestuur?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 7 - blz. 32

De heer Bruijn (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording en voor de toezegging om de evaluatie ook naar deze Kamer te zenden. Wellicht is het een idee om daarin het aantal scholen mee te nemen dat gebruikmaakt van de nieuwe ruimte, zoals door de heer Schalk is gevraagd. Dat kan misschien in één keer meegenomen worden.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 7 - blz. 34

Mevrouw Sent (PvdA): Graag danken wij de staatssecretaris voor de toezegging om aan de evaluatie van het voorliggende wetsvoorstel een analyse te koppelen van additionele mogelijkheden om kleine scholen in stand te houden. Voor de kinderen van de huidige dorpsschool in Spijk komt dat te laat, maar jongere broertjes en zusjes blijven graag genieten van de broedplaats voor onderwijskwaliteit en gemeenschapszin.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 7 - blz. 35

Staatssecretaris Dekker: Voorzitter. Voordat ik op de moties ga reageren, moet ik misschien nog kort even ingaan op de vraag van de heer Schalk. Uiteraard kom ik terug bij de Kamer om aan te geven hoeveel scholen er nou gebruikmaken van deze mogelijkheid, welk aandeel daarvan uiteindelijk onder een bijzonder bestuur komt te vallen en welk deel onder een openbaar bestuur. Ik denk dat het goed is om dat in de wetsevaluatie mee te nemen en dat parallel te laten lopen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aangepaste dienstenprocedure bij de publieke omroep (35.042/35.453) (T03078)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe om de termijnen en doorlooptijden van een aanvraag voor een nieuw of significant gewijzigd aanbodkanaal in de aangepaste dienstenprocedure te monitoren en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 3 – blz. 1.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel over de toekomst van de publieke omroep, eind vorig jaar, heb ik in mijn bijdrage stilgestaan bij de noodzaak om de publieke omroep financieel en juridisch zodanig te ondersteunen dat de positie van de publieke omroep in het internationale krachtenveld wordt versterkt. Een centraal element daarin is wendbaarheid. Wendbaarheid is nodig om te kunnen concurreren met andere spelers op de mediamarkt. Mijn fractie heeft daarom zorgen over de verzwaarde dienstentoets. Met de voorgestelde procedure voor instemming van de minister met een nieuw of significant gewijzigd aanbodkanaal van de landelijke publieke omroep wordt de flexibiliteit naar het oordeel van mijn fractie eerder geringer dan groter. (…) Er komt een extra moment binnen een termijn van vier weken, waarop belanghebbenden hun zienswijze naar voren kunnen brengen, terwijl ook aan het einde van de procedure een termijn van zes weken wordt gehanteerd. Waarom moet dit op twee momenten? Wat is de ratio hierachter? Of heeft de minister hiermee willen tegemoetkomen aan wensen van andere belanghebbenden in dit veld? Wat maakt dat de minister denkt dat de procedure met deze twee extra stappen in zes maanden kan zijn afgerond, terwijl in de praktijk is gebleken dat het nu al zonder deze verzwaarde stappen minimaal een jaar en in een enkel geval zelfs twee jaar duurt voordat de minister een besluit heeft genomen? Wat maakt dat de minister nu verwacht dat de verzwaarde toets sneller plaatsvindt dan de huidige? Graag een reactie.

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 3.

Minister Slob:

De vraag naar het halfjaar is terecht, kijkend naar hoeveel tijd er in beslag is genomen door wat er de afgelopen jaren allemaal is gebeurd. De wet is er inderdaad duidelijk in dat je dat halfjaar gewoon moet zien te halen. Dat is in ieder geval niet gelukt in de voorbeelden die we op nationaal niveau hebben. Dat klopt. Ik heb dat volgens mij in december al in uw richting geuit over twee voorbeelden, namelijk NPO Kennis en NPO Soul & Jazz. Die laatste was het ergste, trouwens. Die duurde twee jaar qua behandeling, niet qua inhoud. NPO Kennis duurde een jaar. Ik heb u in december ook al gezegd dat we wel nog een ander voorbeeld hebben, namelijk een regionaal aanbodkanaal van L1 met de treffende titel Alaaf. Dan weet u een klein beetje in welke tijd van het jaar die waarschijnlijk veel bekeken zal worden, al zal dat misschien de komende week tegenvallen. Die is wel gewoon in een halfjaar helemaal afgerond en doorlopen. Het spreekt voor zich dat alles erop is gericht om dat gewoon binnen die zes maanden af te ronden, ook als wij deze zaken nu verduidelijken in de wet, wat niet bedoeld is om te vertragen, maar om te verduidelijken, om het helder te hebben. Zienswijzen kunnen aan het begin meegenomen worden, wat aan het eind weer kan helpen. Dat gaan we volgen. Het spreekt voor zich dat we dat gaan volgen. We monitoren dit. We zullen dat overigens ook breder doen, want we willen natuurlijk ook wel breder kijken hoe de aangepaste procedure als geheel werkt. Maar zo hebben we het voorgesteld en zo heeft uiteindelijk de Tweede Kamer daar steun aan gegeven.

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 4.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Ik hoor de minister ook zeggen dat hij de termijnen of doorlooptijden die worden gehanteerd, gaat monitoren. Bent u ook bereid om de Kamer daarover te informeren? Want ik vind het wel belangrijk dat wij daar ook zicht op houden.

Minister Slob:

Daar ben ik zeker toe bereid. Ja, dat is bij dezen toegezegd.

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 11.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

De zorgen die bij mijn fractie leefden over de nieuwe dienstentoets zijn niet geheel weggenomen. Het is goed dat de termijn waarbinnen de aanvraag wordt behandeld, wordt gemonitord. We zijn ook blij met de toezegging dat de minister de Kamer op de hoogte zal houden van de uitkomsten daarvan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Markteffectanalyse door de ACM in de nieuwe dienstenprocedure (35.042/35.453) (T03079)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe om bij het monitoren van de werkwijze van de ACM ook de nieuwe taak van de ACM in de dienstenprocedure te monitoren, te weten het uitvoeren van een markteffectanalyse bij de aanvraag van een nieuw aanbodkanaal, in het bijzonder ten aanzien van de Wet openbaarheid van bestuur. De Kamer wordt hierover geïnformeerd.


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 3 – blz. 4.

De heer Janssen (SP):

Voorzitter, dan de nieuwe dienstenprocedure. De vraag blijft waarom de Autoriteit Consument en Markt is aangewezen om een markteffectanalyse uit te voeren. De minister zei bij de behandeling in de Tweede Kamer het volgende: "De ACM heeft gewoon bevoegdheden, mogelijkheden en instrumenten, ook om informatie goed op te halen en — dat is hun kwaliteit — om hele scherpe analyses te maken." Maar dat geeft mij ook enige zorg, want mijn vraag aan de minister is dan of het doel, te weten de analyse die de minister wenst, een legitimatie is voor de ACM om van de aan de ACM toegekende bevoegdheden gebruik te mogen maken. Is deze gegevensverzameling voor dit beoogde doel wel toegestaan? Dit luistert heel precies omdat dit de hele procedure in gevaar zou kunnen brengen als de ACM hiertoe niet gelegitimeerd zou zijn, dus mijn vraag is hoe juridisch hard deze gegevensverzameling voor dit doel is.

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 3.

Minister Slob:

De ACM is gevraagd om de marktanalyse te geven. Voordat de ACM daarvoor officieel werd gevraagd, werden er al wel marktanalyses gedaan en markteffecten in kaart gebracht. Soms deed het Commissariaat dat. Soms deed de NPO dat ook zelf. Als je het hebt over onafhankelijke adviezen, dan kan dat misschien toch niet helemaal samenvallen met die definitie. Het is op zich geen verkeerde gedachte om de ACM daarvoor te vragen. De ACM is bij uitstek een instantie die analyses kan maken. We hebben het gevraagd en het wordt nu in de wet vastgelegd. Als het een wettelijke taak is, dan komt die taak niet onder op de stapel te liggen. Men zal daar dan inhoud aan moeten geven. Dan kan ook schelen in tijd op het moment dat het wat vrijblijvender is en niet in een wet vastligt. Wij vinden de ACM zeer geschikt om dergelijke analyses te maken. Ze zullen die gelijktijdig maken met de beoordelingen die het Commissariaat en de Raad voor Cultuur zullen geven. Dat loopt dus gelijk op. Dat hoeft niet tot tijdverlies te leiden, want zij zullen daarmee aan de slag gaan in dezelfde periode dat die adviezen gegeven worden. Uiteindelijk komen de adviezen bij de verantwoordelijke bewindspersoon te liggen, die dan een besluit zal moeten nemen.

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 5.

De heer Janssen (SP):

Even een korte check omdat de minister klaar was met de dienstenprocedure. Komt de minister nog apart te spreken over de vragen die ik over de ACM gesteld heb en of het verzamelen van gegevens ...

Minister Slob:

Ik heb daar net antwoord op gegeven. Zij zijn volledig in staat — daar hebben ze de bevoegdheden voor — om deze taak uit te oefenen. Anders hadden we de ACM ook nooit een wettelijke verankering kunnen geven.

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 12-13.

De heer Janssen (SP):

Excuses aan de minister dat ik een gedeelte van zijn antwoord over de ACM had gemist, maar ik zat nog even iets terug te lezen in de Handelingen van de behandeling in de Tweede Kamer. Het ging mij met name om de ACM. De minister zei: de ACM is volledig geëquipeerd en daarom mogen wij dit allemaal doen. Maar de ACM heeft toch een ander primair doel? Dat is namelijk dat zij gegevens verzamelt en onderzoeken doet naar de wetten die zij handhaaft. Het gaat mij om dat onderscheid. Dit is eigenlijk een soort neventaak voor de ACM, waarbij heel helder moet zijn dat, bijvoorbeeld rond Wob-procedures, dit een ander soort gegevens is dan de gegevens die zij verzamelen in het kader van onderzoeken. Als de minister dat nog een keer wil bevestigen, dan is dat dus een stuk helderder. Het is namelijk toch een beetje een buitenbeentje dat nu bij de ACM wordt ondergebracht en niet haar hoofdtaak.

(…)

Handelingen | 2020-2021, nr. 22, item 9 – blz. 17.

Minister Slob:

We proberen de ACM haar werk goed te laten doen. Dat is ook de absolute inzet. Op het moment dat we dit in de wet vastleggen, is het geen neventaak meer. Dan is het onderdeel van het takenpakket van de ACM. Men zal die taak dan moeten invoeren en uitvoeren. Dan is dat gewoon onderdeel van haar wettelijke taak, en niet iets wat er nog even bij komt. We hebben uiteraard met de ACM gesproken over de mogelijkheden die zij hebben om dit uit te voeren. Uit het feit dat we dit in alle vrijmoedigheid hebben voorgesteld, kunt u opmaken dat we daar alle vertrouwen in hebben.

De heer Janssen (SP):

Dan is het misschien formeel geen neventaak, maar een onderdeel voortvloeiend uit de wet. Maar het is wel een ander soort taak dan die de ACM normaal uitvoert, namelijk het toezicht. Het is een ander soort onderzoek dan ze normaal doet vanuit haar toezichthoudende taak. Dat betekent ook dat er een ander soort gegevens wordt verzameld, die ook een andere status hebben. Ik noem bijvoorbeeld de Wob. Dat verschil is toch wel duidelijk, hoop ik?

Minister Slob:

Op het moment dat dit onderdeel wordt van hun wettelijke taak, zullen wij er uiteraard voor moeten zorgen dat zij de expertise en de bevoegdheden in huis hebben om die taak uit te voeren. Die vloeien daar ook uit voort en die zijn er. Zij kunnen dus aan de slag. Uiteraard hoop ik dat ze goed in de pas blijven lopen met de Raad voor Cultuur en het Commissariaat, zodat er geen tijdverlies optreedt. Sommigen van u hadden daar enige vrees voor.

De heer Janssen (SP):

Dat gaat voorbij aan mijn vraag. Mijn vraag gaat over het feit dat dit een ander soort onderzoek is. Het gaat mij erom dat de ACM bij de gewone onderzoeken die zij in het kader van haar handhavende taak doet, kan zeggen dat onderzoeksresultaten bijvoorbeeld niet onder de Wob vallen. Dat is hier niet het geval. Dit is weliswaar een officiële taak, maar het is een ander soort taak, waarbij andersoortige informatie wordt opgehaald. Ze kunnen dan niet alles onder de grote noemer van de ACM-taak brengen, waardoor dit ook onder een ander regime valt dan normaal.

Minister Slob:

Ik weet niet heel specifiek hoe dat Wob-technisch uitwerkt. Er is overigens net ook weer iets veranderd in de open overheid en dergelijke, en hoe dat uitwerkt. Laat ik u dit toezeggen. We hebben aangegeven dat we gaan monitoren op welke wijze de ACM haar werk zal doen. Bij die monitor neem ik ook even dit aspect mee, zodat u daarover geïnformeerd wordt. Op een andere plek in dit huis wordt door mijn ambtenaren goed opgeschreven dat dit een toezegging in uw richting is, zodat u daar t.z.t. informatie over zult krijgen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Nieuw onderzoek Boekmanstichting naar huidige situatie zzp'ers in de culturele sector (35.984) (T03341)

De staatssecretaris Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe om de Boekmanstichting te verzoeken om op korte termijn een nieuw onderzoek uit te voeren naar de huidige situatie van zzp’ers in de culturele sector.


Kerngegevens

Nummer T03341
Status voldaan
Datum toezegging 18 januari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Boekmanstichting
culturele sector
onderzoek
ZZP'ers
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 inzake verwerving kunstwerk (35.984)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 37-38

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. U zegt over de situatie van de zzp'ers: het is een onderzoek van de Boekmanstichting uit mei '21. We hebben natuurlijk ook brieven gekregen van de Creatieve Coalitie waaruit blijkt dat de situatie nog veel nijpender is dan toen dat onderzoek werd uitgevoerd. Nou is de vraag: is het niet verstandig om de Boekmanstichting opnieuw te vragen onderzoek uit te voeren en nu naar de huidige situatie? Wij krijgen signalen dat die nog erger is dan toen dat onderzoek werd uitgevoerd. Dan heeft u ook weer meer aanleiding om daar stappen op te zetten en dan zou u weten waar u dat zou moeten doen. Dat is concreet mijn vraag: moet de Boekmanstichting niet worden gevraagd om opnieuw onderzoek te doen naar de situatie van zzp'ers en naar de vraag of de hulp daar inderdaad terechtgekomen is of niet?

Staatssecretaris Uslu:

Ik denk dat het een heel goed idee is om dat te vragen. Het is een heel goed plan om dat te vragen aan de Boekmanstichting.

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dank u wel voor dit antwoord. Kan dat ook op korte termijn? Zzp'ers zitten nu met een probleem, dus als er weer maanden overheen gaan, is dat natuurlijk weer problematisch. Ik kan me voorstellen dat we om een korte update vragen van dat eerdere onderzoek. Is de staatssecretaris bereid daar meteen vaart achter te zetten, zodat er op korte termijn antwoorden komen?

Staatssecretaris Uslu:

Het moet op korte termijn, want de situatie is vrij nijpend, dus: ja.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Reactie op motie Tweede Kamer over eerste recht van koop kunst Koninklijk Huis (35.984) (T03347)

De staatssecretaris Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP) toe om nog voor het zomerreces de Kamer een reactie te geven op de in de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Kwint over een eerste recht op koop wanneer het Koninklijk Huis besluit kunstwerken te verkopen.


Kerngegevens

Nummer T03347
Status voldaan
Datum toezegging 18 januari 2022
Deadline 1 augustus 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Koninklijk Huis
kunst
Recht eerste aankoop
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 inzake verwerving kunstwerk (35.984)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 6

De heer Janssen (SP):

Voorzitter. Ik ben blij dat mijn partijgenoot Kwint in de Tweede Kamer met een motie een positieve Kameruitspraak heeft gekregen over een eerste recht op koop wanneer de koninklijke familie besluit om werken te verkopen. Een paar jaar geleden werden we immers nog onaangenaam verrast toen een aantal leden van het Koninklijk Huis er ondanks verzoeken vanuit Den Haag de voorkeur aan gaven om hun privécollectie te koop aan te bieden via Sotheby's. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer wij een voorstel tegemoet kunnen zien om deze motie uit te gaan voeren?

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 28

Staatssecretaris Uslu:

Dan heb ik nog wat algemene vragen, en dan heb ik alles gehad. Ik heb hier een vraag van de SP. Dat is denk ik meneer Janssen. In de Tweede Kamer is een motie aangenomen die de regering oproept een recht van eerste aan koop te regelen voor kunst die door het Koninklijk Huis te koop wordt aangeboden. Zijn vraag is of ik kan aangeven wanneer de Kamer een voorstel tegemoet kan zien voor de uitwerking van deze motie. In een debat vlak voor het reces heeft de Tweede Kamer deze motie aangenomen. Ik hoop dat u mij nog even de tijd wil geven om goed kennis te nemen van de inhoud van deze motie en om hier een reactie op te formuleren. Dat zal ik voor de zomer doen.

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 31

De heer Janssen (SP):

Ik sluit af met een motie van collega Kwint over het voor keursrecht bij aankoop. De staatssecretaris zei dat voor de zomer een brief volgt over de uitwerking daarvan. Dat vind ik een mooie toezegging. Dat geeft ons de gelegenheid om na de zomer met elkaar een beleidsdebat te voeren, niet alleen over de uitvoering daarvan, maar ook over de punten van de collega's Veldhoen, Atsma en Frentrop over lijsten en hoe we daarmee om moeten gaan, ook bij het voorkeursbeleid. Ik kijk uit naar eventuele opmerkingen van de staatssecretaris in tweede termijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inzet van de middelen uit de Recovery and Resilience Facility (RRF) (35.984) (T03349)

De staatssecretaris Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe de Kamer te informeren over het oormerken van de middelen (twee procent) uit de Recovery and Resilience Facility (RRF) voor de culturele sector.


Kerngegevens

Nummer T03349
Status voldaan
Datum toezegging 18 januari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Faciliteit voor herstel en veerkracht
Herstelfonds
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 inzake verwerving kunstwerk (35.984)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz.2

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Gaat deze staatssecretaris zich hardmaken voor het oormerken van geld uit het Herstelfonds voor de culturele sector? Kan de staatssecretaris ook meer fundamenteel uiteenzetten hoe zij aankijkt tegen de financiering van de culturele sector?

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz.28

Staatssecretaris Uslu:

Mevrouw Veldhoen vroeg nog wat Nederland gaat doen met het Europees Herstelfonds. Er is een resolutie om 2% daarvan te oormerken voor de culturele sector. Daarbij wees ze op de motie hierover van GroenLinks. Klopt dat? Ja. Mijn voorganger heeft als reactie op die motie verwezen naar de voornemens van het nieuwe kabinet. Inmiddels is het coalitieakkoord van het kabinet er ook. Vandaag wordt daarover gedebatteerd in de Tweede Kamer. In het akkoord

is opgenomen dat de middelen uit de Recovery and Resilience Facility, RRF, worden ingezet om reeds begrote en nieuwe uitgaven uit dit coalitieakkoord te financieren. Zoals het er nu uitziet, worden de verwachte ontvangsten verwerkt op de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken en kunnen deze niet worden ingezet voor nieuw beleid.

Begrote en nieuwe cultuurintensiveringen uit dit coalitieakkoord kunnen eventueel uit de RRF worden gefinancierd, maar op de precieze vormgeving kan ik niet vooruitlopen. Het is namelijk een bredere besluitvorming door het kabinet. Ik kan hier eigenlijk nog geen antwoord op geven, omdat het breder is. Volgens mij heb ik de culturele sector

behandeld.

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz.29

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

Dan heb ik een vraag ten aanzien van de 2% earmarken in dat recoveryfonds. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt: daar kan ik nu niks over zeggen, want het moet nog worden vormgegeven; het is onderdeel van een bredere afweging. Maar ik zou de staatssecretaris wel willen vragen: kunt u dan toezeggen dat u hierop terugkomt en dat u in het kabinet zult spreken over het oormerken van dit geld, zoals ook het Europees Parlement heeft opgeroepen te doen? En kan de staatssecretaris terugkomen bij de Kamer op de uitkomsten van het gesprek op dit vlak, zodra er duidelijkheid is over de aanwending van de gelden uit dat fonds?

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz.36

Staatssecretaris Uslu:

Mevrouw Veldhoen van GroenLinks vroeg over de 2% RRF of ik terug kan komen op de uitwerking van de middelen. Ja, het parlement zal worden geïnformeerd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorkoming prijsopdrijving bij aanschaf kunstwerken (35.984) (T03352)

De staatssecretaris Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe om bij toekomstig op te stellen beleid voor de aankoop van kunstwerken door de Staat te bezien of met andere kunstminnende Europese landen afspraken kunnen worden gemaakt om te voorkomen dat de prijzen door verkopers van kunstwerken tot grote hoogten worden opgedreven.


Kerngegevens

Nummer T03352
Status voldaan
Datum toezegging 18 januari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen aankoop
kunstwerken
prijsopdrijvende effecten
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 inzake verwerving kunstwerk (35.984)


Uit de stukken

HandelingenI 2021-2022, nr. 13, item 8, blz. 29

Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):

We hebben uitgebreid stilgestaan bij het aankoopproces. Wat bij mij fractie blijft hangen, is: er is één partij spekkoper in het hele proces, en dat is de verkopende partij, die eigenlijk garen spint bij de wens van Nederland om dit werk terug te brengen naar het publieke domein. Dat roept bij mijn fractie wel de vraag op: kan dit niet anders? Zou je niet met andere kunstminnende Europese landen tot afspraken moeten komen voor — ik noem maar wat — Europese exportvergunningen ten aanzien van dit soort werken? Ik bedoel in ieder geval dat je probeert te voorkomen dat de prijs zodanig wordt opgedreven omdat de verkoper weet dat dit een werk is dat men graag in het publieke domein wil brengen, waardoor heel veel geld van de gemeenschap naar één privépersoon of familie toegaat. Het is wel de vraag of we daaraan moeten meewerken. Ik zou de staatssecretaris willen oproepen om eens te kijken naar beleid dat hierop ziet. Kun je met andere landen komen tot afspraken om te voorkomen dat dit soort onderhandelingen moeten plaatsvinden en dit soort exorbitante bedragen moeten worden betaald, eigenlijk omdat je het publieke belang wil dienen?

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz.36

Staassecretaris Uslu:

Mevrouw Veldhoen van GroenLinks vroeg aan mij: kunnen we niet met andere kunstminnende landen tot afspraken komen om de prijzen niet zo op te laten lopen; kunnen we hier beleid op maken? Ik vind dit een interessante suggestie. Ik zal dit idee betrekken bij toekomstige beleidsvorming op dit onderwerp.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorwaarden bij toekomstige kunstaankopen met Rijksgelden (35.984) (T03354)

De staatssecretaris Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Fiers (PvdA), toe om met de kunstbranche voorwaarden te bespreken over de wijze waarop, bij toekomstige kunstaankopen met Rijksgelden, de waardebepaling (taxatie) dient plaats te vinden.


Kerngegevens

Nummer T03354
Status voldaan
Datum toezegging 18 januari 2022
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Kamerleden drs. M.C.T. Fiers (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen kunstaankopen
Rijksgelden
waardebepalingen
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2022 inzake verwerving kunstwerk (35.984)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz.7-8

Mevrouw Fiers (PvdA);

Ten derde de waardebepaling. Uit de antwoorden op onze schriftelijke vragen blijkt dat bij deze aankoop is afgegaan op de expertise van een internationaal vermaard specialist op het gebied van oude meesters en dat er geen wettelijke eisen worden gesteld aan taxaties die ten grondslag liggen aan aankopen. In mijn dagelijkse werk heb ik heel veel te maken met taxaties op het gebied van grond en vastgoed. Daar werken we met heel strenge eisen ten aanzien van bijvoorbeeld het opdrachtgeverschap van de taxatie, het vierogenprincipe — er zijn altijd twee taxateurs — voorwaarden aan de personen die de taxatie uitvoeren — dat zijn alleen beëdigd taxateurs — en de houdbaarheid van de gedane taxatie. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe zij aankijkt tegen de huidige werkwijze bij waardebepalingen van kunstaankopen. Ik hoor graag of zij ruimte ziet voor verbetering en of zij het verstandig vindt om hier in de toekomst wel eisen aan te gaan stellen.

(…)

Mevrouw Fiers (PvdA):

Ik acht mij deskundig op het gebied van grond en vastgoed. Ik heb altijd geleerd: hou je bij je deskundigheid. Ik ben dus zo meteen eerst benieuwd naar hoe de staatssecretaris de

werkwijze in de kunst beschrijft. Ik denk zeker dat het feit dat er niets over is vastgelegd tot heel veel verwarring leidt. Ik denk dat het sowieso verstandig is — en dan kijk ik vooral

naar de toekomst — om meer dingen vast te leggen over hoe je die waardebepaling doet. Anders hebben we met elkaar discussies over de vraag of het wel of niet aan de eisen voldoet. Als we het debat voeren over de toekomst, denk ik dat het zeker verstandig is om meer dingen over de waardbepaling vast te leggen dan nu in de antwoorden staan.

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 32

Mevrouw Fiers (PvdA):

Voorzitter. Tot slot nog even de taxaties. De staatssecretaris reageerde op het betoog door te zeggen: dat zou ik eigenlijk liever over willen laten aan de sector. Ik zou toch in de tweede termijn van de staatssecretaris een reactie willen hebben op hetgeen ik noemde, namelijk dat er in heel veel andere sectoren wel vereisten zijn aan taxaties. Ik zou zeggen, als iemand een huis wil kopen en daar vreselijk voor wil overbieden: ga je gang. Maar het gaat hier om publiek geld. Mijn insteek zou wel zijn dat het voor toekomstige aankopen helemaal niet raar is dat wij vereisten stellen aan de wijze waarop de taxatie tot stand komt. Als de staatssecretaris iets meer ruimte voelt als het over toekomstige aankopen gaat, kan ze daar dan een toezegging op doen?

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 36

Staatssecretaris Uslu:

Mevrouw Fiers van de PvdA vroeg: kunnen we voor toekomstige taxaties geen nadere eisen stellen aan de sector? Ik vind inderdaad dat de kunstbranche een eigen verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de omgang met taxaties. Ze heeft echt een eigen verantwoordelijkheid, maar ik ga uw suggestie zeker onder de aandacht brengen tijdens mijn gesprekken met de sector, met het oog op de toekomst.

Handelingen I 2021-2022, nr.13, item 8, blz. 38

Mevrouw Fiers (PvdA):

Ik heb nog één verduidelijkende vraag over de taxaties. De staatssecretaris zegt: ik vind dat de sector een eigen verantwoordelijkheid heeft. Maar ik zou graag nog even haar

reflectie horen op het feit dat het om publiek geld gaat. Je zou kunnen zeggen: op het moment dat wij mede investeren, stellen wij daar eisen aan; wat u verder allemaal doet,

moet u zelf weten. Ik wil nog even een reflectie op het gegeven dat het gaat om publiek geld.

Staatssecretaris Uslu:

Ik begrijp de vraag heel goed. Het is ook de kunstbranche. We werken natuurlijk met adviseurs. Wat betreft het met de sector bespreken … Ja, laat ik dit meenemen.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Het is prima om met de sector te bespreken: hoe doen we dat slim? Het is niet dat u in de ivoren toren moet gaan bedenken: hoe moet dat dan? Maar ik denk dat het ons gaat

helpen bij toekomstige aankopen als we weten welke voorwaarden aan de voorkant zijn meegegeven. Ik denk dat dat het debat in de toekomst ook makkelijker maakt, bij

eventuele volgende aankopen.

Staatssecretaris Uslu:

Ik kan dit alleen maar beamen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Openbare toegankelijkheid archiefstukken (35.925 VI) (T03479)

De staatssecretaris voor Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), toe schriftelijk te reageren hoe persoonlijke belangen worden gewogen in verhouding tot de openbare toegankelijkheid van archiefstukken van de overheid.


Kerngegevens

Nummer T03479
Status voldaan
Datum toezegging 21 juni 2022
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden prof. mr. P. Nicolaï (PvdD)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Archiefwet
archieven
Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging
toegankelijkheid
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2022 (35.925 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 34, item 7 - blz. 43-45

Staatssecretaris Uslu:

(…)

De heer Nicolaï heeft mij een vraag gesteld naar aanleiding van het rapport Over de grens, dat in februari van dit jaar is verschenen. Hij vroeg of alle archiefstukken van de overheid die betrekking hebben op oorlogshandelingen van Nederland in Indonesië in de periode waarop het rapport betrekking heeft, inmiddels openbaar toegankelijk zijn. Het gaat om de periode van 1945 tot en met 1949. En zo niet, of de regering bereid is die toegankelijkheid te realiseren. Niet alle archiefstukken die betrekking hebben op de oorlogshandelingen van Nederland in Indonesië in deze periode, zijn volledig openbaar. Dat is vooral vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Maar de archieven zijn wel toegankelijk onder bepaalde voorwaarden. Onderzoekers kunnen bijvoorbeeld toegang krijgen tot deze archieven voor historisch wetenschappelijk onderzoek, zoals het onderzoek van het NIOD, het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Die onderzoekers hebben toegang gekregen. Ik heb eigenlijk ook geen signalen van hen gekregen dat het lastig was om toegang te krijgen tot deze archieven. Als meneer Nicolaï andere geluiden heeft gehoord, dan hoor ik dat graag.

De heer Nicolaï (PvdD):

(…)

Ik had een vraag gesteld waar een antwoord op kwam dat ik al wist, namelijk dat die archieven niet onbeperkt toegankelijk zijn. Als vervolgvraag aan de minister vroeg ik: is dat nou nog wel van deze tijd? We praten over een periode van 70 jaar geleden. Voor zover het gaat om archieven die betrekking hebben op de toenmalige ministers enzovoort: ik denk niet dat die nog leven, tenzij ze op hun veertiende al minister waren. Dus die hele persoonlijke levenssfeer begrijp ik niet helemaal. We hebben een open overheid. Daar ging het debat ook over. We hadden altijd de persoonlijke beleidsopvattingen. Dat is er nu allemaal uitgedonderd en daar doen we niet meer aan.

Die persoonlijke levenssfeer is in feite een afwegingsbelang. Ik zou de minister willen vragen: hoe weegt u dat nou af in verhouding tot de toegankelijkheid voor iedereen, dus ook journalisten, die het gewoon meteen moeten kunnen raadplegen en die niet eerst bij wijze van spreken een heel onderzoeksprogramma moeten indienen om die beperkte toegankelijkheid te kunnen passeren? Hoe weegt u dat nou af, die openheid tegenover het feit dat het al zo lang geleden is, terwijl het een heel belangrijk onderwerp betreft, waartoe eigenlijk iedereen die tot de rechtsstaat behoort ook toegang moet kunnen hebben, om te kunnen onderzoeken wat er toen gebeurd is?

Staatssecretaris Uslu:

Het gaat om een deel van de dossiers die beperkt openbaar zijn. Ik heb het stukje Archiefwet voor me; ik kan het zo even voorlezen. Een voorwaarde is dat onderzoekers een plan indienen. De heer Nicolaï heeft het over journalisten. Het gaat echt om het beschermen van de persoonlijke gegevens van mensen. De maximumtermijn in de wet is 75 jaar; dat klopt. Maar dat kan verlengd worden. De werkelijke termijn hangt af van het moment waarop men begint te tellen. Ik kan er in de tweede termijn nog even op terugkomen, maar in de praktijk hanteren de archiefdiensten zo'n 100 jaar voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarna wordt het wel openbaar gemaakt. Dus als ik kijk naar de jaartallen en naar waar wij zitten, dan denk ik dat we net op zo'n grens zitten van nog vijf à tien jaar. Maar goed, dat durf ik nu niet uit het hoofd te zeggen. Ik kan het uitzoeken, maar dit is de wet. Sommige mensen leven nog. Het komt toch dichtbij. En dan heb je toch met regels te maken.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ja, maar als je als historicus een onderzoeksplan indient, krijg je wel toegang. Maar als een journalist van De Groene Amsterdammer die archieven eens in wil, dan krijgt hij geen toegang. In beide gevallen speelt hetzelfde, namelijk dat eventueel de persoonlijke levenssfeer aan de orde kan komen. Dus ik begrijp dat punt helemaal niet. Dat is een.

Ten tweede is het, voor zover mij bekend, geen strenge wet, maar kun je als regering gewoon vaststellen voor welke documenten die regel geldt en voor welke documenten een andere regeling geldt. Mijn vraag aan de minister is: is hij bereid om toe te zeggen dat die openbaarheid, mede gelet op hoe lang geleden het is en het belang dat gemoeid is met die openheid, vooriedere journalist gerealiseerd wordt?

Staatssecretaris Uslu:

Een onderzoeksjournalist kan een onderzoeksplan indienen. Het gaat om mensen van wie de persoonlijke levenssfeer echt beschermd moet zijn. Het kan families schaden. Het kan mensen schaden. Ik kan me dus niet voorstellen ... Ik kan het nog uitzoeken voor u, als u dat wilt, maar daar is wetgeving voor.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Als de minister zegt: ik kan het uitzoeken …

De voorzitter:

Het is een staatssecretaris, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ja. De staatssecretaris kan het ook uitzoeken. Als de staatssecretaris dat kan uitzoeken, graag. Als daar toch een brief over komt, dan zou ik graag nog een keer die afweging daarin terug willen zien.

Staatssecretaris Uslu:

Ik kom er eerst in de tweede termijn nog even op terug. Vervolgens kan ik in de tweede termijn bekijken of de toezegging gedaan kan worden of niet.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 34, item 7 - blz. 66-67

Staatssecretaris Uslu:

Nee, ik heb nog twee vragen. De heer Nicolaï vroeg me hoe ik het belang van journalistiek en de bescherming van persoonsgegevens weeg in relatie tot het openbaar maken van archiefstukken. Ik begrijp dat de termijn van 100 jaar lang kan lijken, maar dit is wel de manier om op een zorgvuldige manier om te gaan met de bescherming van persoonsgegevens die de wet aan de overheid oplegt. Daar moeten we niet lichtzinnig mee omgaan. Het vragen van een onderzoeksvoorstel aan onderzoekers en onderzoeksjournalisten die toch inzage willen in deze stukken, is een praktische oplossing.

De heer Nicolaï gaf in zijn tweede termijn ook aan dat het niet zozeer de wet is die bepaalt wat openbaar gemaakt mag worden of niet, maar dat de zorgdrager, in dit geval een overheidsinstantie, dat kan wegen. Hij verwees daarbij naar artikel 15 van de Archiefwet. Het klopt inderdaad dat die bevoegdheid bij de desbetreffende zorgdrager voor het archiefstuk ligt. Zo is het in artikel 15 bepaald. En ook de openbaarmaking ligt dus bij die expliciete zorgdrager. Zij ligt niet in alle gevallen bij mij. Het gaat om mensen, om familieleden. Ik denk dat we daar echt heel zorgvuldig mee moeten omgaan. Archiefstukken zijn grotendeels openbaar. Sommige stukken zijn niet openbaar. Voor die stukken moet er gewoon een plan gemaakt worden, een onderzoeksplan. Dan wordt het weer toegankelijk. Het is dus niet zo dat archiefstukken niet toegankelijk zijn. Alleen, daarvoor moet er wel een plan komen. Het gaat om mensen en om persoonsgegevens. Ik denk dat we daarmee heel zorgvuldig moeten omgaan. Daar laat ik het bij.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben blij dat de staatssecretaris inderdaad heeft gezien hoe het in artikel 15 van de Archiefwet geregeld is. Er wordt gezegd: het moet sowieso 100 jaar. Die periode van 100 jaar is de werkelijke grens. In de Archiefwet staat de grens van 75 jaar. Die grens van 75 jaar is ook weer een maximumgrens, en die mag alleen maar gehanteerd worden wanneer de zorgdrager dus vindt dat er redenen zijn om eigenlijk geen openbaarheid te garanderen. Dus het uitgangspunt in die wet is: ook openbaarheid, en als er belangen zijn die tegen die openbaarheid pleiten, dan mag dat eigenlijk maar maximaal 75 jaar. Op die 75 jaar zitten we al ongeveer. Maar mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. In hoeverre wegen die persoonlijke belangen nu nog mee als het gaat over zulke stukken van zo lang geleden? Op die vraag heb ik nog steeds geen antwoord gekregen. De staatssecretaris zegt wel: ja, daar gaat het om. Maar het gaat mij om de weging.

Staatssecretaris Uslu:

De weging van ... Laat ik het zo zeggen. Er komt een onderzoeksaanvraag. Er wordt gekeken welke personen er leven en welke niet. U vraagt mij nu wel een heel technisch en volgens mij heel gedetailleerd antwoord. Ik kan zeggen dat ik erop terugkom. Ik begrijp de urgentie, of in ieder geval de toon van urgentie in de stem van meneer Nicolaï. Maar aan de andere kant: de documenten zijn toegankelijk. En ik hoor geen signalen van onderzoekers die zeggen dat ze daarbij hinder ondervinden. Misschien wil de heer Nicolaï weten hoe het proces van die weging plaatsvindt. Die lijst kan ik hem doen laten toekomen per brief; dat lijkt mij geen probleem.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik vraag niet om een lijst, maar ik vraag hoe de staatssecretaris er zelf tegen aankijkt. Dat is één. En mijn tweede punt is het volgende. Hetzelfde geldt in feite voor het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, waarbij het gaat om zaken die, ik zal maar zeggen, in de Tweede Wereldoorlog aan de orde zijn geweest. Er zijn nog heel wat mensen met een verleden van vermoorde familieleden enzovoort. Zij zouden daar graag kennis van nemen. Ook dat is weer een kwestie van weging. Ik heb zelf dat soort onderzoeken gedaan. Je merkt dan dat men bij het Nationaal Archief gewoon zegt: ja, dat zijn nou eenmaal de regels. En als je dan vraagt welke weging erachter zit, dan wordt daar eigenlijk helemaal niet meer op gereageerd.

Ik zou eigenlijk aan de staatssecretaris het volgende willen vragen. Dit is een archief en ik had het ook over dat andere archief, dat gaat over het verleden van Indonesië en hoe we daarmee omgegaan zijn. Kan de staatssecretaris nou nog eens een keer nagaan hoe vandaag de dag nog die afweging zou moeten worden gemaakt met betrekking tot de belangen van wie dan ook? Het kan daarbij om personen gaan, het kan om journalisten gaan die kennis willen nemen van wat er in die archieven zit. En daarbij gaat de wet in eerste instantie uit van openbaarheid. Er moeten zwaarwegende argumenten zijn om die openbaarheid niet te garanderen. Ik zou dus graag nog weleens een keer een brief krijgen van de staatssecretaris over die weging, want dat speelt echt wel.

De voorzitter:

Tot slot, de staatssecretaris.

Staatssecretaris Uslu:

Ik ben er nog steeds van overtuigd dat onderzoek mogelijk is en dat de archieven toegankelijk zijn. Met een onderzoeksplan bestaat sowieso de mogelijkheid om aan archiefstukken te komen. Ik begrijp dat de heer Nicolaï heel graag de afweging, de weging, wil weten, dus hoe wordt bepaald voor welke stukken het onderzoeksplan nodig is. Dat wil ik best toezeggen.

De voorzitter:

Dank u wel.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tegengaan desinformatie publieke omroep (35.925 VI) (T03480)

De staatssecretaris voor Cultuur en Media zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66) over de status van een eerdere toezegging aan lid Pijlman (D66) om te onderzoeken of er binnen de Mediawet voldoende mogelijkheden zijn om desinformatie bij de publieke omroep tegen te gaan, toe dit mee te nemen in de beleidsdoorlichting media en de Kamer over de resultaten te informeren.


Kerngegevens

Nummer T03480
Status openstaand
Datum toezegging 31 mei 2022
Deadline 1 januari 2023
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Cultuur en Media
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Beleidsdoorlichting
media
Mediawet
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2022 (35.925 VI)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 31, item 11 - blz. 11

De heer Backer (D66):

Voorzitter, ten slotte. Ik verontschuldig mij bij voorbaat bij de staatssecretaris Cultuur en Media dat ik zo veel tijd aan de andere onderwerpen heb besteed en zo weinig aan cultuur en media. Het is interessant om de dynamiek van media te zien, ook weer vandaag. Er is meer dynamiek en meer reuring als we niet vergaderen dan als we wel vergaderen. Dat vond ik wel interessant. Ik heb nog een concrete vraag aan u. In november heeft mijn collega Pijlman van u de toezegging gekregen dat er onderzoek zal worden gedaan of er voldoende mogelijkheden zijn in de Mediawet om bepaalde uitingen, zoals onder andere door Ongehoord Nederland, binnen de kaders van de democratische rechtsstaat te houden en of de Mediawet daar in het stelsel ruimte voor biedt. Daar zou ik, mede gezien de actuele discussie, graag ook namens de heer Pijlman antwoord op krijgen. Ik kijk uit naar de beantwoording van de minister.

Handelingen I 2021-2022, nr. 34, item 7 - blz. 44

Staatssecretaris Uslu:

(…)

Dan de vraag van de heer Backer. Hij vroeg hoe het staat met de toezegging aan de heer Pijlman over onderzoek naar mogelijkheden om desinformatie bij de publieke omroep tegen te gaan. Mijn voorganger heeft inderdaad aan de heer Pijlman toegezegd om te onderzoeken of er binnen de Mediawet voldoende mogelijkheden zijn om desinformatie bij de publieke omroep tegen te gaan. Deze vraag wordt meegenomen in de beleidsdoorlichting media. Daarin zal onderzocht worden in hoeverre het huidige wettelijke nationale en Europese beleidsinstrumentarium voor de publieke omroep nog passend is, gezien de huidige ontwikkelingen wat betreft nepnieuws. Uw Kamer ontvangt de resultaten van deze beleidsdoorlichting. Die wordt in november van dit jaar afgerond.


Brondocumenten


Historie