Rappelabele toezeggingen Infrastructuur en Waterstaat (Rappel toezeggingen september 2025)



Dit is het rappel tot 02-07-25.

 




Toezegging Bij doorlichting milieurecht bewijslast BBT meenemen (34.986) (T02873)

De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe bij de doorlichting van het milieurecht te bezien waar de bewijslast betreffende best beschikbare technieken (BBT) ligt bij het aanpassen van vergunningen.


Kerngegevens

Nummer T02873
Status openstaand
Datum toezegging 28 januari 2020
Deadline 1 januari 2022
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Milieu en Wonen
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen best beschikbare technieken
Invoeringswet Omgevingswet
Omgevingswet
revisievergunning
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 26

De heer Janssen (SP):

(…)

Mijn tweede concrete vraag gaat over de afdwingbare revisievergunning. De revisievergunning die nu is opgenomen, is niet meer dan een ambtshalve samenvoeging van bestaande vergunningen. Klopt het, zo vraag ik de minister, dat er bij deze ambtshalve opgelegde revisievergunning geen nadere gewijzigde eisen opgenomen mogen worden voor het gebruik van de best beschikbare technieken, bbt, bijvoorbeeld? Bij een revisievergunning met extra eisen zou namelijk het bedrijf moeten aantonen waarom het niet zou kunnen voldoen aan de opgelegde bbt-eisen. Het is een kwestie van bewijslast. Nu wordt, tenminste zoals ik het lees, in de Omgevingswet de situatie gecreëerd dat het bevoegde gezag moet argumenteren waarom en op welke punten een aangescherpte bbt door het bedrijf kan worden toegepast. Dat kost enorm veel kennis en enorm veel menskracht, maar bovenal stuit het vaak op onoverkomelijke problemen, omdat het bedrijf met een beroep op bedrijfsgeheimen niet alle benodigde informatie zal willen verstrekken, zo kan ik u uit ervaring vertellen. Dus, als het werkelijk zo is, is het een gemiste kans, ook gelet op de opgaven die er liggen voor de stikstofreductie en het schoneluchtakkoord. Mijn vraag aan de minister is of ik dit zo juist zie. Ik hoop overigens van niet. En zo ja, waarom is er dan toch voor gekozen? Waarom niet bbt de norm laten zijn? Maar als het anders blijkt te zijn, laat ik mij op dit punt heel graag corrigeren.

Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 21-60

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

(…)

De revisievergunning. Eigenlijk is de vraag van de heer Janssen: verschuift nou de bewijslast, voordat we op alle techniek ingaan? Nee, de bewijslast verschuift niet. De ambtshalve revisievergunning wordt onder de Omgevingswet gebruikt voor het opschonen van meerdere verleende vergunningen. Net als nu bekijkt het bevoegd gezag daarnaast onder de Omgevingswet regelmatig of de vergunning voldoet aan actuele technische vereisten en de geldende milieunormen. Als de vergunning niet meer actueel is, dan wijzigt het bevoegd gezag de vergunning. Dat wordt vaak gecombineerd met de revisievergunning, maar het is dan net als nu een aparte bevoegdheid. De beoordeling of onderbouwing of nieuwe technieken nodig zijn, wordt niet gewijzigd onder de Omgevingswet. Net als nu gebruikt het bevoegd gezag daarvoor de BBT-conclusies vanuit Europa en informatiedocumenten over de beste beschikbare technieken. Voor de liefhebbers: aangeleverd in bijlage 18 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

De heer Janssen (SP):

Mijn vraag is even heel concreet. Als we het nu hebben over een revisievergunning, dan is die op het huidige moment niet afdwingbaar. Je kunt een bedrijf vragen om een revisievergunning aan te vragen, maar je kunt het niet afdwingen. Mijn vraag was heel concreet: is de revisievergunning onder de Omgevingswet nu een ambtshalve samenvoeging van alles wat er is, het opschonen? Maar mag je daar dan ook nieuwe BBT-eisen bij stellen, of mag je alleen datgene samenvoegen wat er op dat moment is? Als je namelijk via de andere kant de vergunning moet aanpassen, dan kun je niet ambtshalve die eisen opleggen, tenzij het heel ver gaat. Je bent dan dus afhankelijk van een vergunningsaanvraag van een bedrijf. Dus mijn vraag is: kun je bij de revisievergunning die er nu is, als je alles wat er is gaat samenvoegen — het is houtje-touwtje geworden — nu ook nieuwe eisen stellen in het kader van BBT, of mag je alleen maar datgene samenvoegen wat er al is?

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ik kijk even of ik daar net nog iets nadere informatie over heb gekregen, want dit is een heel specifieke. Je actualiseert ook de vergunning, dat kan. Dus net als nu. Als de vergunning niet meer actueel is, dan kun je als bevoegd gezag ook de vergunning wijzigen. Maar volgens mij was uw vraag: voordat de vergunning is afgelopen en je wilt reviseren, kun je dan ook een actualisatie meenemen, zelfs als het bedrijf dat op dat moment nog niet heeft aangevraagd? Dat was eigenlijk de vraag. Ik zorg even dat ik daar in tweede termijn op terugkom, zodat ik zeker weet dat we dit precies tot in detail goed beantwoord hebben.

(…)

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

(…)

De heer Janssen had nog een vraag over de actualisering van de vergunning, die afdwingbaar is door het bevoegd gezag. Hij vroeg of dat niet afhankelijk is van de revisievergunning. Ik kan bevestigen dat actualisering van de vergunning ook echt door het bevoegd gezag afdwingbaar is. Als het bevoegd gezag van oordeel is dat de vergunning niet meer actueel is, dan wijzigt het bevoegd gezag ambtshalve de vergunning. In de gewijzigde vergunning worden dan de nieuwe technieken voorgeschreven. Met "ambtshalve" bedoel ik dat daar geen aanvraag van het bedrijf voor nodig is. Het bevoegd gezag besluit eigenstandig tot wijziging van de vergunning. Dat is geregeld in artikel 5.39 van de Omgevingswet. Het bevoegd gezag combineert het wijzigen van de vergunning vaak met de bevoegdheid om een stapel losse vergunningen te bundelen tot één overzichtelijke vergunning, de ambtshalve revisievergunning. Dat combineren mag, maar het hoeft niet.

(…)

De heer Janssen (SP):

Ik kom uiteraard nog even terug op het vorige punt, over de revisievergunning. Mijn punt is nou juist de bewijslast. Bij die ambtshalve oplegging van die vergunning ligt dan de bewijslast bij het bevoegd gezag. Dat moet bewijzen dat de best beschikbare technieken in het bedrijf ingevoerd kunnen worden. Dat is het probleem waar ik het ook in de eerste termijn al over had. Dat bewijzen, stuit namelijk vaak op problemen met bedrijfsgeheimen, waardoor het bedrijf niet alle informatie wil geven. En het is dan aan het bevoegd gezag om, diep in de bedrijfsprocessen van het bedrijf, aan te tonen dat die best beschikbare technieken toegepast kunnen worden. Maar we zoeken juist naar die omkering van de bewijslast, waarbij BBT de norm moet zijn. Dat is ook vanuit het oogpunt van milieu zeer wenselijk. Het bedrijf moet dan aantonen waarom BBT bij dat bedrijf niet toepasbaar is.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ik dacht uit uw vraagstelling te hebben begrepen dat u van mening was dat er bij de overgang naar de Omgevingswet een wijziging had plaatsgevonden in deze systematiek. Dat is niet zo. Die is hetzelfde gebleven, maar de problematiek van de bewijslast is dan nog niet opgelost. Er komt nog een doorlichting van het milieurecht aan om te kijken of dat nog helemaal in lijn is met de vraagstukken van deze tijd. Ik zeg graag aan de heer Janssen toe dat ik in het bijzonder naar dit punt zal kijken. Wanneer wij daarover rapporteren, zal ik dit punt daarin meenemen.

De heer Janssen (SP):

Nog even heel kort. Kan de minister een termijn aan die evaluatie geven, ergens een voorjaar, najaar of in enig jaar?

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Nee, dat durf ik echt nog niet. Ik ben er nog maar enige tijd. Ik zou het graag nog binnen mijn termijn willen doen. Ik durf dat nog niet heel specifiek te zeggen. Dat vloeit ook weer voort uit de nieuwe milieuvisie, waar ik aan werk. Maar wij zullen zorgen dat dit een van de punten is dat daarin bekeken wordt. Laat ik geen dingen beloven die ik niet kan waarmaken. Laat ik daar voorzichtig mee zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitvoeringsagenda VTH aan Kamer aanbieden, inclusief informatie over financiële aspecten (34.986) (T02877)

De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA), Kluit (GroenLinks), Janssen (SP), Klip-Martin (VVD) en Rietkerk (CDA), toe de uitvoeringsagenda VTH aan de Kamer aan te bieden vóór de zomer van 2020, waarbij tevens financiële aspecten aan de orde komen.


Kerngegevens

Nummer T02877
Status voldaan
Datum toezegging 11 februari 2020
Deadline 1 juli 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Milieu en Wonen
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden mr. R.A. Janssen (SP)
drs. T. Klip-Martin (VVD)
drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Invoeringswet Omgevingswet
Omgevingswet
Vergunningverlening Toezicht en Handhaving
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 12, blz. 2-15

Mevrouw Nooren (PvdA):

(…)

De minister geeft in haar brief aan dat er stappen zijn gezet wat betreft de samenwerking tussen omgevingsdiensten en de meer onafhankelijke vergunningsverlening, toezicht en handhaving; afgekort weleens de "vth-taken" genoemd. Kan de minister, vooruitlopend op de schriftelijke informatie, aangeven waar het daarbij over gaat, en wat ertoe leidt dat de tekortkomingen die in het rapport aan de orde komen, niet meer aan de orde zijn? (…).

(…)

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

De minister vervolgt: naast het wettelijk stelsel zijn de uitvoering van toezicht en handhaving van groot belang. Het toezicht bestaat uit interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van taken door medeoverheden en de werking van het stelsel van VTH. Dit rapport maakt daar natuurlijk wel onderdeel van uit. Hoe ziet de minister dit nu voor zich? Hier zien wij toch een concreet voorbeeld van een rapport dat door ambtelijke organisaties wordt gemaakt ter informatie van de minister en de Kamers, maar dat ons niet heeft bereikt op een tijdstip dat het hier wel had moeten liggen. Hoe werkt dat interbestuurlijk toezicht dan? En werkt dat ook goed? (…).

(…)

De heer Janssen (SP):

(…)

De minister schrijft ook nog dat zij inzet op een meer onafhankelijke uitvoering van VTH. Dat is mijn laatste vraag. Kan zij duiden waar in haar ogen die uitvoering van de VTH-taken op dit moment dan niet onafhankelijk is en waar zij verbetering ziet en met welke maatregelen?

(…)

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

(…)

(…) Daarnaast heeft de minister duidelijk actie ondernomen naar aanleiding van de gesignaleerde problemen, met name bij de uitvoering van de VTH-taken: een strategische agenda met medeoverheden, een onafhankelijke commissie ter verbetering van het VTH-stelsel en een steviger kennisstructuur. Dat is allemaal heel procesmatig. Wij hebben er wel vertrouwen in, maar ik hoor graag nog een keer uit de mond van de minister dat dit leidt tot daadwerkelijk doen. Gemeenten kunnen veel aan, maar ze kunnen het in eerste instantie niet alleen. Met name de ondersteuning met kennis, naast de twee andere punten, is essentieel. Ik heb dat al veel vaker gezegd wanneer wij over dit onderwerp praten. Wij roepen de minister op expliciet royaler aandacht aan en inzet voor het totale kennistraject te organiseren, zeker ook bij de VTH-taken. (…).

(…)

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

(…)

Mevrouw Nooren vroeg naar de handhaving onder de Omgevingswet. Er wordt aangesloten bij het instrumentarium van het interbestuurlijk toezicht. Dat stelsel is in goed overleg gebouwd. We moeten dat natuurlijk blijven volgen. De Omgevingswet zorgt voor duidelijke regelgeving. Dat bevordert de naleving, maar we gaan natuurlijk wel kijken of dit rapport nog aanleiding geeft tot een verdere aanscherping. Elke twee jaar onderzoek ik de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Ik heb in het debat al gezegd wat ik daarmee wil doen. Op 29 november is dat onderzoek aan de Tweede Kamer aangeboden. Ik heb daarin ook specifieke casussen laten onderzoeken. Een aantal van die casussen hadden gewoon te maken met dingen die de afgelopen jaren in de media zijn geweest. Hoe is het daar nou gelopen? Er waren daarover echt vragen bij de Kamer. We hebben daarbij dus echt specifieke casussen aan de hand gehad.

De conclusie van het onderzoek is dat het stelsel zich heeft ontwikkeld en dat het eigenlijk staat, maar dat er wel ruimte is voor verbetering. Acties ter verbetering komen in een concrete uitvoeringsagenda VTH. Ik informeer de Tweede Kamer hier voor de zomer van 2020 over. Ik zal uw Kamer die informatie ook graag toesturen. Dan kunt u daar ook kennis van nemen. (…).

(…)

De heer Rietkerk (CDA):

De vraag over het uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving heeft u qua proces beantwoord, maar mijn vraag was: kan de minister tijdig, voordat we de KB-voorhang behandelen, ingaan op de investering die nodig is voor vergunningverlening, toezicht en handhaving? Daar zou ik eigenlijk antwoord op willen hebben. Ik wil zicht hebben op de investeringen die de rijksoverheid daarin doet.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

De uitvoeringsagenda komt voor 2020. Het is niet alleen een kwestie van extra middelen, naast het geld dat al beschikbaar is voor de invoeringsondersteuning. Het gaat ook om afspraken die gemaakt worden. Maar de uitvoeringsagenda komt voor de zomer. Indien uit de gesprekken blijkt dat daar iets voor nodig is, zullen we dat dan ook in die brief meenemen.

De heer Rietkerk (CDA):

De CDA-fractie heeft het nodig om inzicht te hebben in de noodzaak dat handhaving, vergunningverlening en toezicht geen sluitpost wordt, maar echt een sluitstuk, waarin ook rijksinvesteringen worden gedaan.

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Laat ik dat punt gewoon meenemen in de brief die voor de zomer komt, want de conclusie kan ook zijn dat de middelen voldoende zijn en dat het om samenwerking gaat. Ik kom in de brief in ieder geval terug op het financiële aspect en op de vraag of we met elkaar het gevoel hebben dat daar voldoende middelen voor beschikbaar zijn, want zo interpreteer ik uw vraag.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorhangen lagere BKE-regelgeving (35.626) (T03206)

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Pijlman (D66), toe dat te zijner tijd de keuze rondom de BKE ook wordt voorgehangen bij de beide Kamers.


Kerngegevens

Nummer T03206
Status voldaan
Datum toezegging 29 juni 2021
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden Drs. H.J. Pijlman (D66)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen hernieuwbare energie
klimaat
voorhangen regelgeving
Kamerstukken Implementatie Richtlijn ter bevordering gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en ter uitvoering van het Klimaatakkoord (35.626)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/21, nr. 43, item 3, P. 6

De heer Pijlman (D66):

Dat brengt mij op de handhaving en de uitvoering van dit voorstel. Uitvoering van dit voorstel is bureaucratisch en handhaving problematisch, omdat je internationaal gezien moeilijk de hele keten kunt overzien. Om het goed te doen is er feitelijk een nieuw instrument nodig, de BKE, dat de uitstoot van broeikasgassen meet. Maar de NEa is er erg kritisch over en heeft grote twijfels over de handhaving. Daarom is bepaald dat de BKE voorlopig niet van start gaat. Maar dat roept dan wel de vraag op hoe de handhaving eruit gaat zien. Graag een reactie.

Handelingen I 2020/21, nr. 43, item 3, P. 15-17

De heer Pijlman (D66):

U hebt mij wel overtuigd dat de publieke controle door de NEa in dit wetsvoorstel aanmerkelijk verbeterd is in relatie tot wat er tot dusverre ligt. U bent niet ingegaan op het nog niet in laten gaan van de BKE. De NEa zei: ja, dat is toch heel erg lastig. Daarvan hebt u gezegd dat het fraudegevoelig en moeilijk is, en dat u het dan nog even niet doet. Dat bracht mij erop: hebben we nu dan wel voldoende instrumenten om ervoor te zorgen dat het publieke toezicht echt verbeterd is? Dat is zo, daar ben ik inmiddels wel van overtuigd. Maar ik zou graag nog eens willen dat u even reflecteert op die BKE.

(..)

Staatssecretaris Van Veldhoven-van der Meer:

Dat was misschien voor een deel ook een antwoord op de vraag van de heer Pijlman over de BKE. Mijn excuses dat ik die in de eerste ronde niet had meegenomen. Waarom introduceren we de BKE niet per 1-1-2022? Juist omdat we ervoor gewaarschuwd zijn dat de systematiek, zoals die nu in elkaar zit, niet voldoende waarborgen zou bieden tegen fraude. De BKE zou als aanvullend voordeel hebben dat je nog nadrukkelijker kunt sturen op CO2-emissies in de keten. Om die reden zou je het graag willen, maar je wilt dat alleen maar doen als je het systeem daarmee niet fraudegevoeliger maakt. Daar hebben we nauw overleg over met de NEa, de toezichthouder. Die heeft ons gewaarschuwd en gezegd dat het nu nog niet robuust genoeg is, waardoor je misschien extra mogelijkheden zou creëren voor fraude. Dat willen we niet. Maar tegelijkertijd willen we dit instrument wel verder doorontwikkelen. Daarom zit het wel in de wet, maar wordt het nu nog niet toegepast, zodat we het nader kunnen uitwerken. Als we het gevoel hebben dat het robuust genoeg is om het te kunnen toevoegen, kunnen we het toevoegen en daarmee de hele verduurzaming van biobrandstoffen versterken. Te zijner tijd zal de keuze rondom de BKE ook worden voorgehangen bij beide Kamers. U wordt daar dus bij betrokken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarlijkse mer-monitoring na inwerkingtreding Omgevingswet (34.287 / 29.383) (T03276)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Kluit (GroenLinks), toe om in beginsel vanaf het moment dat de Omgevingswet ingaat, jaarlijks de verplichte en niet verplichte milieueffectrapportages op de omgevingsvisies te zullen monitoren om in een later stadium terug te schakelen naar een tweejaarlijkse frequentie. Mogelijkerwijs zal deze monitoring op een eerder moment starten, waarover de minister van I&W de Kamer nog bij brief zal informeren.


Kerngegevens

Nummer T03276
Status openstaand
Datum toezegging 12 oktober 2021
Deadline 1 januari 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie evaluatie
Onderwerpen milieueffectrapportage
monitoring
Omgevingswet
Kamerstukken Implementatie herziening mer-richtlijn (34.287)
Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu (29.383)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2021-2012, nr. 34287/29383, R, blz. 6

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

[…]

Het tweede punt is dat we keer op keer niet goed meer weten welke overheden milieueffectrapportages maken en voor welke projecten ze dat doen. En worden complexe projecten goed opgepakt middels een MER of een MER-beoordeling? Dit punt werd een beetje aanschouwelijk bij het debat over de Omgevingswet. Daarin bleek dat slechts een handjevol van de verplichte omgevingsvisies, waarvan milieueffectrapportages moeten worden gemaakt, al binnen was, terwijl de verwachting was dat de meeste gemeentes al wel ver op dreef zouden zijn met hun omgevingsvisie. Het zou dus helpen als in beeld werd gebracht, bijvoorbeeld middels een melding, waar milieueffectrapportages worden gemaakt en dat daar ook monitoring op plaatsvindt om te kijken of alle onderdelen die er een plek in moeten vinden, ook goed die plek krijgen.

Er zijn verschillende toezeggingen op gedaan, onder andere specifiek bij de verplichte MER's in de Omgevingswet, plannen en visies. Maar als je doorvraagt wat ermee is gebeurd, krijg je als antwoord: we hebben de informatie op Aan de slag met de Omgevingswet uitgebreid. Maar dat was niet waar het om te doen was. Het was erom te doen dat we echt aan de gemeentes bestuurlijk vragen om voor al deze plannen een milieueffectrapportage te maken.

Mijn vraag is of de minister beter in beeld wil brengen, monitoren, hoe het gaat met die milieueffectrapportages. Worden die gemaakt? Hoe zien ze er dan uit? Wat kunnen we daaruit leren en misschien ook ontwikkelen?

Kamerstukken I 2021-2012, nr. 34287/29383, R, blz. 10

Minister Visser:

[…]

Mede naar aanleiding van het Arcadis-rapport zijn we de afgelopen periode om de tafel gaan zitten met de verschillende partijen, zowel de Commissie m.e.r. als het ministerie van Binnenlandse Zaken, maar ook de MER-deskundigen bij de provincie, de MER-coördinatoren, om te kijken hoe we op een aantal vlakken die te maken hebben met de kwaliteit, in afwachting van de Omgevingswet de registratie kunnen borgen van zowel MER-plichtig als niet-MER-plichtig. Daarvoor geldt dat er een paar variabelen zijn. Ik zal ze niet allemaal opnoemen. Maar wij denken dat wij daarmee de registratie op een goede manier kunnen uitvoeren en dat we daardoor ook kunnen monitoren. Want monitoring is relevant om vervolgens een oordeel te kunnen vellen.

Ik wil u hierin meenemen, want ik heb dezelfde zorgen als u heeft: je wil dat de kwaliteit geborgd is om niet tweejaarlijks maar vanaf het begin, als de Omgevingswet ingaat, gewoon jaarlijks die monitoring te kunnen doen. Zo kun je de vinger aan de pols houden. Niet tweejaarlijks, want ik denk dat juist omdat de Omgevingswet volgend jaar ingaat, het goed is om vanaf het begin te monitoren, dus al het eerste jaar.

Mevrouw Klip, mevrouw Moonen en de heer Van Pareren vroegen hoe je ervoor zorgt dat partijen van elkaar leren en dat gemeenten en provincies, bevoegd gezagen, niet opnieuw het wiel uitvinden. Ik denk dat als we de monitoring in het begin jaarlijks doen, we een instrument in handen hebben om het gesprek aan te gaan. Op een gegeven moment moeten we dan kijken of het terug kan naar tweejaarlijks.

Kamerstukken I 2021-2012, nr. 34287/29383, blz. 15

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

[…]

Dank ook voor de toezegging om een jaarlijkse registratiemonitor op te zetten. Ik vraag me daar nog wel iets bij af. U koppelt het heel expliciet aan de start van de Omgevingswet. Het zou zomaar kunnen dat het nog wel wat later wordt dan juli volgend jaar-- dat denkt deze commissie deels ook -- terwijl we wel zo ongeveer elke week MER's opleveren. Mijn vraag is dus of er ook mee gestart kan worden vooruitlopend op de start van de Omgevingswet.

Kamerstukken I 2021-2012, nr. 34287/29383, R, blz. 21

[…]

De voorzitter:

U had al toegezegd schriftelijk terug te komen op allerlei punten. Misschien kan dit onderdeel daar dan worden bijgevoegd.

Minister Visser:

Ja. Dan zullen we bekijken waar de omgevingsvisie geregistreerd wordt evenals de beoordeling ervan, de aantallen en de kwaliteit. Want dat is eigenlijk uw vraag om ook de monitoring te kunnen doen. We zullen dit allemaal meenemen in de brief.

[…]


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kleinere en middelgrote gemeenten betrekken bij overleg inzake de plek van het voertuig op de weg (36.269) (T03845)

De minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Langen-Visbeek (BBB), toe om kleinere en middelgrote gemeenten te betrekken bij het overleg dat plaatsvindt over de plek van het voertuig op de weg, in het bijzonder over welke voertuigen naar verwachting van het fietspad naar de weg gaan.


Kerngegevens

Nummer T03845
Status deels voldaan
Datum toezegging 10 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. A. van Langen-Visbeek (BBB)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen fietspaden
gemeenten
wegen
Kamerstukken Goedkeuringsprocedure toelating bijzondere bromfietsen op de weg en introductie kader lichte elektrische voertuigen (36.269)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/24, nr. 3, item 3, p. 5

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Dan mijn laatste vraag. Die gaat over de verkeersveiligheid. Het is veel te druk op het fietspad, mede door de toename van LEV's met verschillende groottes en snelheden. Wanneer kunnen we duidelijkheid verwachten over welke voertuigen van het fietspad naar de autoweg worden verplaatst? Ik las dit ook terug in een inbreng van de politie. Ik wil graag een duidelijk antwoord op deze vraag.”

Handelingen I 2023/24, nr. 3, item 3, p. 9

Minister Harbers:

(…)

“Mevrouw Thijssen vroeg welke voertuigen van het fietspad naar de weg worden gebracht en wat op dat punt de verwachting is. Hierover ben ik naar aanleiding van een motie van het Tweede Kamerlid Koerhuis in overleg met gemeenten. Daarbij kijken we ook naar eventuele mogelijkheden voor maatwerk, want we weten nu al dat een aantal gemeenten, met name grote gemeenten, hebben gezegd: bij ons willen we het allemaal niet op het fietspad hebben. Begin volgend jaar zal ik de Tweede en uiteraard ook de Eerste Kamer hier nader over informeren.”

Handelingen I 2023/24, nr. 3, item 3, p. 12

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Eén vraag staat echter nog enigszins open omdat de minister een wat vaag antwoord gaf: welke voertuigen gaan naar verwachting van het fietspad naar de weg? De minister refereerde aan een in de Tweede Kamer aangenomen motie en zei dat er nog een brief komt. Dit is een prangende kwestie, die ook steeds prangender wordt. Kan de minister hier daarom iets meer op ingaan? Waar denkt hij bijvoorbeeld aan? Dan hebben we wel een richting. Niet alleen heeft het veld duidelijkheid nodig, er is ook snelheid geboden. Ik gaf in mijn eerste termijn al aan dat ik in Amsterdam woon. Ik kan u verzekeren dat het daar geen pretje meer is op de fietspaden. Ik vraag de minister dus om hierover iets meer duidelijkheid te geven.”

Handelingen I 2023/24, nr. 3, item 3, p. 14

Minister Harbers:

(…)

“Tot slot nog een vraag van mevrouw Thijssen. Zij vroeg om duidelijkheid over de plek van het voertuig op de weg. Er spelen gewoon een aantal vraagstukken waar ik moeilijk op vooruit kan lopen, want precies dat zijn we op dit moment in samenhang aan het onderzoeken. Om welke voertuigen gaat het? Welke daarvan wil je op een fietspad, en welke op de weg? Welke infrastructuur zouden we daar dan voor willen hebben? Gaat het om een vrijliggend fietspad, of mag dat ook een 30 kilometerweg met fietsstroken zijn? En kan het ook op een 50 kilometerweg? Dat doen we in nauw overleg met een groep gemeenten, namelijk de G4 en de fietssteden, oftewel een aparte groep van tien gemeenten met grote ambities op het gebied van fietsvervoer. Zij denken daarover indringend met ons mee. We zijn oplossingsrichtingen in kaart aan het brengen en doen met elkaar ook aan, zoals het in vaktermen heet, "ontwerpend onderzoek". Dat wil zeggen dat we met die gemeenten een aantal varianten schetsen voor hoe het maatwerk eruit zou kunnen zien. Want ik verwacht zomaar dat niet iedere gemeente straks in één malletje past. Het heeft ook te maken met de vraag of een gemeente een stad is, een plattelandsgemeente of een voorstad daartussenin, en wat de kwaliteit van de bestaande infrastructuur is. We bekijken dus of we mogelijkheden voor maatwerk kunnen aanbieden. Dat moet allemaal deze winter klaar zijn.”

(…)

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

“Heel kort. Gelukkig begon de minister over maatwerk. Het ging er net eventjes over dat de vier grote gemeenten in een clubje zitten om hierover na te denken. Nou fiets ik zelf regelmatig in Andijk en omstreken. Ik moet zeggen dat het daar vrij rustig is op het fietspad. Daar kunnen nog wel wat van die elektrische stepjes bij. Het is dus misschien wel goed om ook wat kleinere en middelgrote gemeenten bij dit soort overleggen te betrekken. We zien vaak dat de regio overspoeld wordt met wetgeving waarvan de mensen denken: waarvoor is dit allemaal nodig?”

Minister Harbers:

“Ik weet uit mijn hoofd niet welke gemeenten de fietsgemeenten zijn, maar volgens mij is dat beeld gedifferentieerder. Als dat ook allemaal grootstedelijke gemeenten zijn, zeg ik mevrouw Van Langen toe dat we zo'n kader ook nog even toetsen bij gemeenten van een andere samenstelling.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toekomstbeeld OV 2040 (36.410 XII) (T03857)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA), toe om in het toekomstbeeld OV 2040 ook een doorkijk te geven naar 2050 en daarbij tevens naar de scenario's van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 te kijken.


Kerngegevens

Nummer T03857
Status openstaand
Datum toezegging 2 april 2024
Deadline 1 januari 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden dr. N.C. Thijssen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen demografische toekomst
openbaar vervoer
Kamerstukken Begrotingsstaten Infrastructuur en Waterstaat 2024 (36.410 XII)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 11

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA): Voorzitter. Het tweede onderwerp betreft de toekomstbestendigheid van het openbaar vervoer. In de begroting lees ik dat we dit jaar het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer 2040 kunnen verwachten. Ik daag de demissionaire minister uit om daarin ook een doorkijk te geven naar 2050. Het onderzoek van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen gaat uitgebreid in op de gevolgen die de scenario's voor de bevolkingsgroei hebben voor de mobiliteits- en bereikbaarheidsvraag. De staatscommissie stelt terecht dat vooral bij de hogegroeiscenario's heldere keuzes gemaakt moeten worden ten aanzien van investeringen in infrastructuur, maar ook in gedragssturing en in bereikbaarheidsnormen. Tegelijkertijd wordt geconstateerd dat er zelfs bij groeiscenario's krimpregio's blijven bestaan, waar de bereikbaarheid nog verder achteruitgaat. Mijn fractie vindt dat een zeer onwenselijke ontwikkeling. Mijn verzoek aan de demissionaire minister is om de conclusies en de aanbevelingen uit het rapport van de staatscommissie mee te nemen in het Toekomstbeeld Openbaar Vervoer 2040, waarbij ook een doorkijk wordt gegeven naar 2050. Ik hoop dat de minister dit kan toezeggen.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 25

Minister Harbers: Ik ga door naar de vraag van mevrouw Thijssen, om in het toekomstbeeld OV 2040 ook een doorkijk te geven naar 2050 en dan ook te kijken naar de scenario's van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050. Het korte antwoord is: ja, dat doen we. We kijken ook door. De scenario's van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 op het gebied van de mobiliteit herkennen wij zeer, want de staatscommissie heeft gebruikgemaakt van feitenmateriaal vanuit het ministerie en het KiM, het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. De opgaven die zullen worden opgenomen in de Mobiliteitsvisie 2050 en in deelvisies, zoals het Toekomstbeeld OV 2040. Die baseren zich dus op dezelfde informatie. Wij zullen de antwoorden daarop formuleren.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 35

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA): Ten tweede. Ik denk dat de toekomstige generaties erg blij zullen zijn met de doorkijk tot aan 2050 als het gaat om het toekomstbeeld van ons ov, en dat in die doorkijk ook de bevolkingsgroei wordt meegenomen, maar ook de bevolkingskrimp in veel verschillende gebieden. De bevolkingsgroei en de bevolkingskrimp zijn immers niet in alle regio's gelijk. Het is fijn dat dit ook wordt meegenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verbindingen Bovenwindse Eilanden (36.410 XII) (T03858)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hartog (Volt), toe om met de Fransen en de Britten te gaan praten over (zee- en lucht)verbindingen tussen de Bovenwindse Eilanden.


Kerngegevens

Nummer T03858
Status deels voldaan
Datum toezegging 2 april 2024
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden E.W. Hartog (Volt)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Bovenwindse Eilanden
verbindingen
Kamerstukken Begrotingsstaten Infrastructuur en Waterstaat 2024 (36.410 XII)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 10

De heer Hartog (Volt): De vraag van de Voltfractie aan de minister is hoe hij het belang van goede verbindingen tussen alle Bovenwindse Eilanden bespreekt met zijn Britse en Franse counterparts.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 26

Minister Harbers: Wat betreft scheepvaart zijn er veel vragen gesteld over het Caribische deel van het Koninkrijk, ook door de heer Hartog. Hij focuste met name op de Bovenwindse Eilanden. Net als hij hechten wij vanuit het kabinet ook aan het belang van de connectiviteit van en de goede verbinding tussen de Bovenwindse Eilanden. Dat is overigens primair een eilandelijke taak. Momenteel zijn we bezig met het aanpassen van de Luchtvaartwet BES. In dit blokje zullen luchtvaart en scheepvaart een beetje door elkaar lopen. Zo meteen kom ik op de veerdiensten. Die aanpassing is om een wettelijke basis voor een openbare-dienstverplichting voor luchtverbindingen te creëren. Die bevoegdheid ligt wel bij mij. Eventuele besluiten over hoe je die openbare-dienstverplichting moet invullen, zijn aan een nieuw kabinet. Daarna is het primair aan de eilanden en aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om hier verder naar te kijken.

Er is ook gevraagd hoe je dat doet met de Franse en Britse counterparts. Afgezien van de reguliere samenwerking met Frankrijk op Sint-Maarten, ook wat betreft de luchthaven, die voor gezamenlijk gebruik is, zijn er nog geen contacten over de Bovenwindse verbindingen.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 26

De heer Hartog (Volt): Mijn vraag gaat over de contacten met de Britten en de Fransen. U zegt, en ik ben blij dat u daar eerlijk over bent: daarover hebben we eigenlijk nog niet zo heel veel contact. Maar dat zijn wel de belangrijke contacten die een paraplu vormen voor wat de eilanden onderling kunnen doen. Als u die contacten nog niet heeft, zou u dan een toezegging willen doen om toch eens met de Britten en de Fransen daarover te gaan praten?

Minister Harbers: Ja hoor, dat zeg ik u toe. Dat gaan we doen.

(…)

De heer Hartog (Volt): De tweede toezegging die de minister deed, is om met de Fransen en de Britten te gaan praten over wat we bij de Bovenwindse Eilanden kunnen doen aan het meer eenheid brengen in met name de zeeverbindingen, maar eventueel ook de luchtverbindingen, zodat de mensen daar behoorlijk mobiel kunnen zijn. Ik denk dat dit belangrijk is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voor het meireces beantwoorden van vragen over straling en geo-engineering (36.410 XII) (T03861)

De minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kemperman (BBB), toe dat de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de eerder gestelde vragen over cumulatie van straling en geo-engineering voor het meireces van de Kamer zal beantwoorden. Hierbij worden de recente wetenschappelijke rapporten over gezondheidseffecten en de recente wetgeving in Amerika meegenomen.


Kerngegevens

Nummer T03861
Status voldaan
Datum toezegging 2 april 2024
Deadline 23 april 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. E. Kemperman MBA (FVD)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen geo-engineering
straling
Kamerstukken Begrotingsstaten Infrastructuur en Waterstaat 2024 (36.410 XII)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 5

De heer Kemperman (BBB): Het valt nauwelijks op dat in rap tempo onze ruimtelijke omgeving vol wordt gelegd met kabels en leidingen en dat om de paar honderd meter zendmasten zijn neergezet. Wij hebben in ons dorp en in de omliggende dorpen metingen laten uitvoeren door deskundigen. Die tonen aan dat de stralingsnormen die voor onze gezondheid acceptabel zijn, ruimschoots worden overschreden. Overigens kan iedereen deze metingen terugzien op emfkaart.nl.

We weten inmiddels dat wereldwijd onze atmosfeer beïnvloed wordt door hierin stoffen aan te brengen om het weer te beïnvloeden. Ook ons eigen KNMI vermeldt dit op zijn eigen site. We noemen dat geo-engineering, chemtrails, cloudbusting of varianten op dit thema. Kijk maar eens naar boven als u weer een blauwe lucht ziet met een bijzonder geometrisch patroon aan vliegtuigstrepen. Je kan er op z'n minst vragen over stellen aan de verantwoordelijke minister voor luchtkwaliteit.

Tegelijkertijd weten we dat het aantal mensen dat lijdt aan zenuw- en spierziekten de laatste jaren fors is toegenomen. En wat betreft de natuur en de biodiversiteit word ik zelf, als imker, geconfronteerd met veel sterfte onder de bijenvolken. Gemakshalve wordt deze complete teloorgang van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving en het verlies aan biodiversiteit toegeschreven aan de uitstoot door boeren en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dan wel de uitspoeling van meststoffen. Maar juist deze zijn de afgelopen decennia door de agrarische sector fors teruggebracht. We hebben hierover aan de staatssecretaris, uw collega die er nu niet bij is, alweer een tijd geleden vragen gesteld, maar we hebben helaas nog geen antwoorden mogen ontvangen.

We vragen dus nu maar aan de minister: wat zijn de meest recente wetenschappelijke rapportages op grond waarvan u gezondheidsrisico's ten gevolge van exponentiële cumulatie van straling in de openbare ruimte kunt uitsluiten? Dezelfde vraag hebben we voor het in de atmosfeer brengen van stoffen voor weersbeïnvloeding in de zogenaamde geo-engineering of chemtrails. Kan de minister op grond van deze inzichten bevestigen dat de overdosis straling in onze leefomgeving niet het volgende asbest- of chroom-6-disaster wordt, zoals dat met pfas nu al het geval is? Als laatste vraag hierover: is de minister bekend met de wetgeving die recent in de Amerikaanse staat Tennessee is aangenomen, waarmee beïnvloeding van de atmosfeer in het kader van gezondheidsrisico's wordt verboden? Deze wetgeving zal, zoals het er nu uitziet, navolging krijgen in meerdere Amerikaanse staten.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 30

Minister Harbers: De heer Kemperman heeft een aantal vragen gesteld die hij ook schriftelijk heeft gesteld over straling en cumulatie van straling. Ik zou hier even op het proces in willen gaan. Er wordt hard aan gewerkt om die vragen allemaal te beantwoorden. Omdat het meerdere bewindspersonen raakt, bijvoorbeeld ook de bewindspersonen op EZK, hebben we gewoon echt meer tijd nodig dan gehoopt om serieus op al deze vragen in te gaan. Vorige week heeft uw Kamer daarom een uitstelbrief van de staatssecretaris ontvangen. Zij zal de vragen nog deze maand, voorafgaand aan het meireces, beantwoorden. Ik zal er ook even op meekijken dat dit in tempo gebeurt. Dan kunnen we er ook uitvoeriger op ingaan, wat volgens mij ook meer recht doet aan de vragen die u heeft op dit terrein. Bij de beantwoording van die vragen zullen we ook ingaan op de aanpalende vragen over de recente wetenschappelijk rapporten en op de reactie op de wetgeving in Amerika. Dat zeg ik u bij dezen dus toe.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 33

De heer Kemperman (BBB): Dank u wel, voorzitter, en dank aan de minister voor de antwoorden en de toezegging voor een zorgvuldige beantwoording van mijn vragen over luchtkwaliteit, de onzichtbare infrastructuur en de cumulatie van straling en geo-engineering. Ik zie uit naar de zorgvuldige beantwoording van die vragen en wellicht het vervolg van deze discussie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Winkelleegstand en circulaire economie (36.410 XII) (T03862)

De Minister van Infrastructuur en Water zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA), toe aan de staatssecretaris de suggestie over te brengen om winkelleegstand te betrekken bij het oplossen van de extra ruimtevraag die de transitie naar een circulaire economie met zich meebrengt. Dit in verband met de initiatieven die de minister van EZK ontplooit in het kader van ruimte voor bedrijvigheid.


Kerngegevens

Nummer T03862
Status voldaan
Datum toezegging 2 april 2024
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden dr. N.C. Thijssen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen circulaire economie
leegstand
winkels
Kamerstukken Begrotingsstaten Infrastructuur en Waterstaat 2024 (36.410 XII)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 11

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA): Mijn fractie volgt met interesse de inspanningen die geleverd worden voor de circulaire economie. In de IenW-begroting staat dat 2024 een belangrijk jaar wordt voor het realiseren van de recyclingdoelstellingen. Tijdens een recent kennismakingsgesprek in de Eerste Kamer met MKB-Nederland werd volop aandacht besteed aan de circulaire economie. De genoemde initiatieven waren inspirerend, maar ik heb toen ook naar de hindernissen gevraagd. Een van de aanwezigen noemde toen het gebrek aan ruimte om goederen te kunnen innemen en opslaan. Ik breng dit signaal graag over aan de demissionair minister. Ik wil heel graag van hem weten wat hij kan betekenen voor dit ruimtebeslag.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 31

Minister Harbers: Dan een vraag over het realiseren van de recyclingdoelstelling in het kader van schaarste aan grondstoffen. PBL heeft onderzocht wat de gevolgen van de transitie naar een circulaire economie zijn voor het ruimtegebruik. Hieruit blijkt dat deze transitie inderdaad een extra ruimtevraag met zich meebrengt. De resultaten van dit onderzoek worden vanuit IenW ingebracht in de trajecten die momenteel lopen, die weer uitmonden in de nieuwe Nota Ruimte, die door de minister van BZK wordt gemaakt. Ook wij achten het van groot belang dat er dan voldoende ruimte wordt gecreëerd om de transitie naar een circulaire economie vorm te geven.

Dan de vraag naar …

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA): Hier heb ik eigenlijk wel een vervolgvraag op. 6% van de winkels staat leeg. Dat is juist ook een probleem van het midden- en kleinbedrijf. Dus een oplossingsrichting is dan snel gevonden. Zou de minister hier ook voor voelen? Wil hij kijken wat je met de winkelleegstand kunt doen?

Minister Harbers: Je kunt niet zomaar spreken over leegstaande winkels in z'n algemeenheid, maar ik zal de suggestie aan de staatssecretaris overbrengen om dit te betrekken bij de initiatieven die de minister van EZK ontplooit in het kader van ruimte voor bedrijvigheid. Dat zeg ik u toe.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 35

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA): Ten derde dank ik voor de toezegging die ik net kreeg over de opslagruimte voor de circulaire economie. Dat is een groot struikelblok voor ondernemers. Ik dank de minister ook voor de toezegging dat hij het punt van de winkelleegstand wil meenemen naar zijn collega-bewindspersonen en wil bekijken of dat een oplossingsrichting kan zijn. Ook daarvoor heel veel dank.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitkomsten overleg met PBL over kosten milieuvervuiling en brede welvaart (36.410 XII) (T03864)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Thijssen (GroenLinks-PvdA) en Koffeman (PvdD), toe om de Kamer te informeren over de uitkomsten van het overleg met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over de kosten van milieuvervuiling en brede welvaart.


Kerngegevens

Nummer T03864
Status voldaan
Datum toezegging 2 april 2024
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. N.K. Koffeman (PvdD)
dr. N.C. Thijssen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Brede welvaart
milieuvervuiling
Planbureau voor de Leefomgeving
uitkomsten
Kamerstukken Begrotingsstaten Infrastructuur en Waterstaat 2024 (36.410 XII)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 14

De heer Koffeman (PvdD):

(…)

Het kabinet geeft aan dat er veel verschillende methodes zijn voor het bepalen van maatschappelijke kosten of overheidskosten die voortvloeien uit de vergunde uitstoot van schadelijke stoffen, zoals hogere kosten van drinkwater, extra milieumaatregelen en stagnatie van werkzaamheden door bijvoorbeeld te hoge stikstofuitstoot elders. Er bestaat op dit moment echter geen totaaloverzicht van alle in Nederland vergunde uitstoot van schadelijke stoffen. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft in 2018, zes jaar geleden, becijferd dat de milieuschade die Nederland oploopt door de uitstoot van schadelijke stoffen voor bodem, water en lucht, jaarlijks 31 miljard euro zou bedragen. Dat was toen. Daarbij kan het gaan om onder andere de productie van drinkwater. Dit welvaartsverlies werd toen door het PBL becijferd op 4,5% van het bruto binnenlands product. Om even de gedachten te bepalen: dat is meer dan twee keer zo veel als de hele bijdrage van de primaire sector aan het bruto binnenlands product. Waarom meten we wel jaarlijks het bruto binnenlands product, maar hebben we zo'n gebrekkig en inmiddels gedateerd beeld van de maatschappelijke kosten die de verwerving daarvan met zich meebrengt? Is het kabinet bereid het eerder uitgevoerde onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving te actualiseren, of zelfs een permanent karakter te geven? Graag een reactie. Ik overweeg een motie op dit punt.

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 32

Minister Harbers:

(…)

Dan de vraag van mevrouw Thijssen en de heer Koffeman over de PBL-berekeningen over de kosten van milieuvervuiling, die in 2018 berekend zijn. Daar lag de vraag achter of we die analyse willen actualiseren of permanent willen maken. Die vraag past in de discussie over het goed in beeld brengen van de brede welvaart, waarvan ik u net al aangaf dat we dat bij de werkwijze voor de MKBA aan het verwerken zijn. Maar we willen dat inzicht ook een meer structureel karakter geven in de beleidsontwikkeling. Hierover zijn we onder andere in overleg met het PBL over de verdere invulling. Ik zal uw Kamer van de uitkomsten van dat overleg met het PBL en waar dat toe leidt, ook aan de hand van dit onderzoek, op de hoogte houden.

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 36

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil de minister hartelijk danken voor de beantwoording van onze vragen. Ik realiseer me heel goed dat de minister demissionair is en dat hij inderdaad een aantal mogelijkheden niet heeft om uitvoeriger op vragen in te gaan of toezeggingen te doen. Ik had, net als mevrouw Thijssen, een motie voorbereid over pfas op consumptieartikelen en het verbod daarop. Maar ik begrijp ook dat dat in het kader van geharmoniseerde wetgeving niet mogelijk is. Ik zal die motie dus niet indienen.

Wat me wel van het hart moet en wat ik in mijn eerste termijn ook heb aangegeven, is dat wij bij een aantal economische activiteiten onvoldoende beeld hebben van de externaliteiten, de maatschappelijk kosten, die dat met zich meebrengt. Er zijn zelfs economische activiteiten die weliswaar in economische zin iets opleveren, maar die per saldo meer maatschappelijke kosten met zich meebrengen dan dat ze economisch opleveren. De belastingbetaler moet dus meer bijdragen aan die economische activiteiten dan de sector zelf verdient. Het is heel erg belangrijk dat we dat meer inzichtelijk krijgen. Ik begrijp van de minister dat daar in het programma Brede Welvaart wel aan gedacht en gerekend wordt, maar we mogen dat niet te lang voor ons uit schuiven, zelfs niet wanneer het kabinet demissionair is. Om die reden heb ik een motie voorbereid. Die luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving in 2018 voor het laatst becijferd heeft dat de schadelijke uitstoot naar bodem, water en lucht jaarlijks 31 miljard euro bedroeg;

overwegende dat het samenhangende welvaartsverlies werd becijferd op 4,5% van het bruto binnenlands product;

overwegende dat er geen onafhankelijke recente kosten-batenanalyses zijn van de externaliteiten die veroorzaakt worden door grote bedrijfstakken zoals de primaire sector, de luchtvaart en de industriële productie;

verzoekt de regering via onafhankelijk onderzoek de omvang van die externaliteiten in kaart te brengen, en de Kamer binnen zes maanden over de uitkomsten daarvan te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Opgave hoogwaterbescherming (36.410 XII) (T03867)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA), toe tegen het eind van 2024 de aangescherpte hoogwaterbeschermingsopgave en de daarvoor benodigde financiering met haar te delen.


Kerngegevens

Nummer T03867
Status voldaan
Datum toezegging 2 april 2024
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden dr. N.C. Thijssen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen dijken
hoogwaterbeschermingsprogramma
waterkeringen
Kamerstukken Begrotingsstaten Infrastructuur en Waterstaat 2024 (36.410 XII)


Uit de stukken

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 10

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA): Ik begin met de bescherming tegen het hoogwater. Houden de toekomstige generaties droge voeten en, zo ja, tegen welke prijs? In 2050 moeten alle primaire keringen aan de wettelijke normen voldoen. De totale opgave wordt geraamd op 24 miljard euro, maar het kan ook wat minder worden, 16 miljard, maar ook een stuk meer, 33 miljard. We zien echter dat er slechts rekening gehouden wordt met een totaalbudget van 12 miljard euro. Dat is 450 miljoen per jaar. In het beste geval is dat een tekort van 4 miljard euro, maar in het slechtste geval is dat een tekort van 21 miljard. Omdat de kosten niet eerlijk over de tijd worden verdeeld, krijgen de volgende generaties straks een peperdure rekening gepresenteerd. In antwoord op eerdere vragen van mijn fractie gaf de minister aan te kijken of aanpassingen nodig zijn, maar ik grijp dit moment aan om meer richting te krijgen van de minister. Kan de demissionaire minister toezeggen om voor Prinsjesdag te komen met mogelijke scenario's voor aanpassing van de jaarlijkse investering, zodat deze meer in lijn kan worden gebracht met de noodzakelijke versterkingsopgaven?

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 29

Minister Harbers: Dat is meteen het bruggetje naar de vraag van mevrouw Thijssen over het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Zij vroeg of we voor Prinsjesdag kunnen komen met scenario's voor het aanpassen van de jaarlijkse bijdrage. We hebben in 2017 de bestaande normen vastgesteld waaraan we in 2050 willen voldoen. De afgelopen jaren zijn benut om alle keringen langs te lopen en te kijken wat de opgave is bij die keringen. We hadden een paar jaar geleden aanvankelijk de inschatting dat het zou gaan om het aanpassen van 1.500 kilometer dijken en keringen. Dat is nu in de praktijk, nu de hele monitoring of analyse heeft plaatsgevonden, zo'n 2.000 kilometer. Daar vloeit dus ook uit voort dat de kosten omhooggaan. De kosteninschatting kent een hele, hele brede bandbreedte, zoals mevrouw Thijssen al aangaf in het debat. Voordat je daar de financiering voor regelt, zullen we dat eerst moeten aanscherpen. Dat is wat nu gebeurt. Eind dit jaar proberen we het eerste beeld daarvan te hebben, ook gecombineerd met de beleidsmatige en bestuurlijke keuzes die mogelijk zijn. Dat doen we in samenwerking met de waterschappen, omdat we fiftyfifty gezamenlijk met de waterschappen dat Hoogwaterbeschermingsprogramma financieren. Ik denk niet dat het voor deze Prinsjesdag al nodig is. Zodra we dat beeld hebben en we het precieze bedrag daarmee wat concreter kunnen onderbouwen, wordt dat vanzelfsprekend aan de Kamers gemeld.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 35

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA): Allereerst dank voor de toezegging dat er eind van dit jaar een nieuw beeld komt van de dijkversterkingsopgave, inclusief het financiële plaatje. We hebben daar natuurlijk al wel een beeld van. Nu hoop ik — dat wil ik graag zeker weten van de demissionaire minister — dat er dan ook een concreet voorstel bij zit over hoe we die opgave eerlijker gaan financieren over de generaties heen. Ik hoop nog de toezegging te krijgen dat dat concrete voorstel er ook echt in zit en dat het niet weer bij vaagheden in bandbreedtes en scenario's blijft. Dat is een.

(…)

Handelingen I 2023/2024 nr. 26 , item 4, p. 39

Minister Harbers: In dat opzicht pak ik maar gelijk even de vraag van mevrouw Thijssen erbij. Die ging ook over het beeld dat we eind van dit jaar hebben over de hoogwaterbeschermingsopgave. Dat moet echt eerst in beeld zijn. Dan kun je de voorstellen maken hoe we dat samen met de waterschappen gaan doen. Zoals ik in de eerste termijn zei: we hebben basisafspraken dat de helft door de waterschappen wordt gedaan en de helft door het Rijk.

Ingewikkelder vond ik het aspect dat we de kosten niet zouden moeten doorschuiven naar de toekomst. Het is inherent aan dit veld dat we dat wél moeten doen. Dat gaat over de normen in 2050. In 2050 moeten alle keringen aan de normen voor 2050 voldoen. We werken in de komende 26 jaar op volgorde van prioriteit. We beginnen dus met de dijkvakken die dringend versterking behoeven. De dijkvakken die amper versterkt hoeven te worden, doe je aan het eind, in de jaren veertig. Maar de kosten zullen jaarlijks terugkomen, waarschijnlijk in ongeveer gelijke mate. Die zijn wel verdeeld over de komende 26 jaar, maar dit past eigenlijk ook in de geschiedenis van hoe we de dijken tientallen, honderden jaren hebben opgebouwd. Per definitie schuift een deel dus wél naar de toekomst, simpelweg omdat we niet alles in één jaar kunnen doen, maar we pakken die verantwoordelijkheid nu wel op. Die bewaren we niet, want dan zouden de generaties in de jaren veertig, zonder dat zij nog handelingsperspectief hebben, dat nog even snel moeten doen, wat niet kan.

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA): Precies. Dat laatste is natuurlijk mijn punt. Je kan natuurlijk wel een spaarpot in het leven roepen, zodat er genoeg geld voorhanden is en zodat niet alles met een soort sneeuwschuiver op de lange baan wordt geschoven, maar ik begrijp dat dit een onderdeel is van de systematiek en dat er nu dus al wel gespaard wordt om te kunnen voorzien in de grote kosten op de langere termijn. Heb ik dat goed begrepen?

Minister Harbers: Ja. Het is gewoon een jaarlijkse opgave. De opgave die we in totaal hebben, smeren we uit over de komende 26 jaar, maar het Hoogwaterbeschermingsprogramma loopt al. Ook op dit moment zijn we al bezig met versterkingen, juist ook omdat we weten dat je nu aan de slag moet zijn als je in 2050 klaar wil zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Interne verevening waterschappen (36.412) (T03990)

De minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rietkerk (CDA), toe om de Kamer per brief te informeren over of het juridisch is toegestaan voor een waterschap om intern te verevenen en te investeren in andere watergerelateerde zaken. En indien deze verevening op dit moment niet mogelijk is, schriftelijk in te gaan op de opties om dit alsnog mogelijk te maken.


Kerngegevens

Nummer T03990
Status deels voldaan
Datum toezegging 28 januari 2025
Deadline 1 december 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. Th.W. Rietkerk (CDA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingstelsels
flexibiliteit
vereveningssysteem
waterschappen
Kamerstukken Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing (36.412)


Uit de stukken

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 6

De heer Rietkerk (CDA):

(…) Ten slotte heeft de CDA-fractie nog een vraag en vraagt zij ook een toezegging. Wij houden onze wensen — vandaar dat ik zei: een groot deel van de problemen wordt opgelost — met betrekking tot de flexibilisering van het belastingstelsel. Denkt de minister in de toekomst aan een interne verrekening als concrete mogelijkheid voor een verdere flexibilisering, waarmee ook een betere invulling zou worden gegeven aan het principe dat de veroorzaker betaalt? Graag een antwoord op de vraag of de minister hier prioriteit aan gaat geven bij het volgende traject.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 25

De heer Rietkerk (CDA):

(…) Tot slot de vraag die ik in de eerste termijn stelde. Ik zal hem wat toelichten. Het gaat om de interne verevening bij de waterschappen. Het gaat dus niet om de 50% vrije ruimte bij gebiedskenmerken, via AMvB te regelen. Op dit moment is het zo dat het heffen van belasting, of het belastbaar zijn van bijvoorbeeld een eigen rioolzuiveringsinstallatie, inkomsten genereert en dat een waterschap dat geld graag zou investeren in watergerelateerde zaken. Dat zijn dus zaken die met het watersysteem te maken hebben. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Is die verevening nu juridisch toegestaan? Als dat niet zo is, kan de minister daar dan zo spoedig mogelijk een actie op zetten, zodat dit in het vervolg wel zo is? Daar zou ik graag een toezegging op willen.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 28

Minister Madlener:

(…) Als laatste heb ik een vraag van het CDA over de interne verevening bij waterschappen. Dat levert nu inkomsten op, maar is dat juridisch wel toegestaan en, zo nee, kunnen we daar actie op ondernemen? Het is mij niet bekend of hier sprake is van interne verevening. De kosten die waterschappen zouden maken via de belastingen moeten worden doorberekend. Wel hebben waterschappen beperkte inkomsten, bijvoorbeeld uit pacht of huur. Als dit antwoord onvoldoende is, zou ik er in een brief op kunnen terugkomen, als de heer Rietkerk dit wenst.

De heer Rietkerk (CDA):

Ik zou dat graag schriftelijk beantwoord willen hebben. Het gaat mij bijvoorbeeld om de verevening van inkomsten uit een rioolzuiveringsinstallatie, die je dan als waterschap investeert in het watersysteem, of in aan het watersysteem gerelateerde zaken. Wat mij betreft kan dat per brief. Dan kijk ik wel wat wij met het antwoord doen.

Minister Madlener:

Dat komt voor elkaar.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Totaaloverzicht belastingbedragen en gebruiken en kostenverdeling (36.412) (T03991)

De minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA), toe om de Kamer voor deze zomer per brief een totaaloverzicht te sturen van de verhoudingen van belastingbedragen en -gebruiken per sector en om dit af te zetten tegen het aandeel gebruik en vervuiling. Daarnaast zegt de minister de Kamer toe om haar ook te informeren over de kostenverdeling over de categorieën huishoudens, bedrijven en de landbouwsector en daarbij (bij benadering) aan te geven welk profijt deze categorieën genieten.


Kerngegevens

Nummer T03991
Status deels voldaan
Datum toezegging 28 januari 2025
Deadline 1 december 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden dr. N.C. Thijssen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingbedragen
categorieën
waterschappen
Kamerstukken Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing (36.412)


Uit de stukken

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 1

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):

(…) En hoe zit het andere principe, namelijk "de vervuiler betaalt", dan in elkaar? Ik weet het niet. Er moeten vast recente cijfers beschikbaar zijn over de totale verhouding van de belastingbijdrage en de vervuiling tussen huishoudens, industrie en landbouw. Ik heb die alleen niet kunnen vinden. Mijn tweede vraag aan de minister is om hier inzicht in te geven. Stel dat hij dat inzicht nu niet zou kunnen geven, dan zou ik willen vragen om de Eerste Kamer daarover per brief te informeren. Graag een toezegging.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 2

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):

(…) Voorzitter. Wanneer het gaat om de eerlijkheid van de watersysteemheffing is er een wereld te winnen in de scheefgroei die de laatste jaren heeft plaatsgevonden in de categorie "gebouwd". Doordat de waarde van woningen exorbitant is toegenomen, dragen huishoudens — dat zijn woningeigenaren, maar indirect ook huurders — veel meer bij aan de waterheffing dan bedrijven. Dit wetsvoorstel doet daar wel wat aan, maar door het peiljaar op twee jaar te zetten, is dit slechts een heel kleine verbetering. Bij de behandeling van deze wetswijziging in de Tweede Kamer is hier al heel veel over gedebatteerd. Ik zag dat er onvoldoende steun was om dit aan te passen. Dat debat gaan we niet overdoen in deze Kamer, maar ik wil de minister wel vragen om de belastingontwikkeling tussen deze twee groepen te gaan monitoren en de Eerste Kamer er jaarlijks over te informeren. Mijn vraag is of hij dit zou willen toezeggen.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 13

Minister Madlener:

(…) Ik begin met het lid Thijssen, dat vraagt om een totaaloverzicht van de verhoudingen van belastingbedragen en -gebruiken per sector, en wellicht een brief als dat nodig is. Ik ga het even oplezen, en dan kijk ik of de brief noodzakelijk is. De ingezetenen betalen nu 40% van de kosten, de eigenaren gebouwd 50% en de eigenaren ongebouwd 10%. In de zuiveringsheffing vormen huishoudens 75% en bedrijven 25%. Een nadere verdeling per sector moet nagevraagd worden bij de waterschappen. Daarover zou ik u een brief kunnen sturen als dat nodig is.

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Onderdeel van mijn vraag was ook om dit af te zetten tegen het aandeel gebruik en vervuiling. Het is dus een iets complexer plaatje waar ik inzicht in zou willen krijgen, als dat kan.

Minister Madlener:

Dat zijn inderdaad geen vragen die makkelijk zijn om te beantwoorden, maar wel om te stellen. En ik snap dat de vraag gesteld wordt, want in het profijtbeginsel probeer je natuurlijk ook te kijken naar de vraag: wat is dan die vervuiling? Maar hoe je dat uit gaat drukken, is bijna een politieke vraag. Ik kan u daar schriftelijk een voorzetje voor doen; ik kan kijken hoever we komen. Maar dat leidt vast tot heel veel discussie. Ik sluit niet uit dat het lukt om daar in de belastingheffing iets meer rekening mee te houden, maar ik zie ook beperkingen. Maar goed, ik denk dat we hier in een vervolgtraject zeker over te spreken komen. Iedereen voelt immers wel de behoefte om dat profijtbeginsel zo goed mogelijk in te vullen, maar makkelijk zal dat niet zijn. Ik zal u dus per brief informeren over die vervuiling.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 14

Minister Madlener:

(…) Dan is gevraagd of de minister een overzicht kan geven van de belastingverhoudingen. Die vraag heb ik net al beantwoord; ik ga een poging doen om daar schriftelijk meer inzicht in te geven.

Willen we de belastingontwikkeling tussen de twee categorieën "gebouwd" en "ongebouwd" gaan monitoren en daar jaarlijks over rapporteren? Ja, dat wil ik zeker toezeggen. Het hoort bij zo'n wijziging dat we heel scherp kijken welke gevolgen die wijziging in de praktijk heeft. In de Tweede Kamer is een motie van het lid Grinwis aangenomen op basis waarvan het profijtbeginsel zal worden gemonitord. Dat nemen we daarin mee. We gaan dus zeker kijken hoe de wijziging precies gaat uitpakken. Er zijn ook waarborgen om te zien of dat de goede kant op gaat.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 24

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):

Mijn tweede vraag. Ik ben blij met de andere toezegging die wij kregen, die brief die er komt, waarin het aandeel aan belastingheffingen van de drie categorieën, huishoudens, bedrijven en de landbouwsector inzichtelijk wordt gemaakt. Dan gaat het over het totaalplaatje, dus niet alleen over de drie waar we vandaag over spraken. Wat is het totaalgebruik van deze drie groepen? Kunnen we dan toch ook inzage krijgen in het profijt en in de vervuiling? Dit zijn natuurlijk wel hele basale gegevens, die ook nodig zijn om een goede evaluatie te kunnen uitvoeren over vier jaar. Mijn concrete verzoek hierbij is om deze brief voor de zomer naar de Eerste Kamer te sturen. Dank u wel.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 28

Minister Madlener:

(…) Dan heb ik nog een paar laatste vragen. Allereerst een vraag van mevrouw Thijssen van GroenLinks-PvdA: kan de minister voor de zomer een brief sturen over de kostenverdeling over de categorieën en daarbij aangeven welk profijt deze categorieën hebben? Inderdaad kan voor de zomer inzicht worden geboden in de huidige kostenverdeling van de waterschapsbelastingen. Het is echter niet uitvoerbaar om voor de zomer exact inzicht te geven in de mate waarin categorieën gebruikmaken van het watersysteem. Dit zal in de komende jaren gemonitord worden naar aanleiding van de motie-Grinwis in de Tweede Kamer. Ook daarvoor geldt echter dat profijt altijd slechts bij benadering vastgesteld kan worden. Maar we gaan een poging doen om dat profijt, in elk geval voor ons gevoel, goed neer te laten komen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Resultaten monitoring (36.412) (T03992)

De minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Langen-Visbeek (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA) en Klip-Martin (VVD), toe de Kamer per brief te informeren over de wijze waarop de monitoring wordt vormgegeven, waarbij onder meer wordt gekeken naar de kostentoedelingsverordeningen, de wijze waarop de bestuurlijke ruimte wordt toegepast en de wijze waarop de tarieven zich zullen ontwikkelen in de tariefdifferentiatie gebouwd.


Kerngegevens

Nummer T03992
Status deels voldaan
Datum toezegging 28 januari 2025
Deadline 1 juni 2026
Verantwoordelijke(n) Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Kamerleden drs. T. Klip-Martin (VVD)
drs. A. van Langen-Visbeek (BBB)
dr. N.C. Thijssen (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bestuurlijke ruimte
kostentoedelingsverordeningen
monitoring
tarievenontwikkeling
Kamerstukken Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing (36.412)


Uit de stukken

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 2

Mevrouw Thijssen (GroenLinks-PvdA):

(…) Dit brengt mij bij mijn laatste concrete punt. In hoofdstuk 13 van de memorie van toelichting wordt ingegaan op evaluatie en monitoring. Juist bij dit wetsvoorstel is dat een belangrijk onderdeel, maar er ontbreekt iets aan. Het gaat niet echt goed met de toestand van ons water. Daarom is het profijtbeginsel en "de vervuiler betaalt" zo belangrijk. We hadden gehoopt dat dit beter in de wet tot uitdrukking zou komen. Het lijkt ons dan ook heel nuttig om dit te gaan evalueren, zodat we een vinger aan de pols kunnen houden en weten hoe de effecten van deze wet gaan zijn. Ook voor het vervolgtraject lijkt het ons goed om te weten wat het verloop is. Ik zag dat er wel een evaluatiebepaling is over de klimaatvoetafdruk van de waterschappen. Wat ons betreft is dat onvoldoende. Mijn verzoek is daarom om de versterkte toepassing van het profijtbeginsel van de watersysteemheffing en de aanpassingen in de verontreinigings- en zuiveringsheffing over vier jaar te evalueren. Ik overweeg hierop een motie, al dan niet gecombineerd met het vorige punt dat ik maakte over de monitoring. De evaluatie kan betrokken worden bij de vijfjaarlijkse update van de kostenverdeling. Het kan ook worden meegenomen in het vervolgtraject naar een eerlijker, duurzamer en toekomstbestendiger systeem. Dat is immers waar het ons allemaal om te doen is.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 3

Mevrouw Klip-Martin (VVD):

(…) Vervolgens komt er voor de categorie "gebouwd" een verplichte tariefdifferentiatie tussen woning- en bedrijfspanden. Met een ingangsdatum van 1 januari 2026 gaat hierbij 1 januari 2024 als nulsituatie gelden, teneinde een zo stabiel mogelijke overgang te bewerkstelligen. De effecten van die vernieuwde belasting en regelgeving zullen uitgebreid worden gemonitord op basis van de kostentoedelingsverordeningen. Zodra de praktijk voldoende duidelijk is, zullen de gehanteerde gebiedskenmerken worden opgenomen in een AMvB. Hiermee sluit ik aan bij de vragen van mevrouw Thijssen: kan de minister ook aangeven hoe die monitoring er dan precies, gedetailleerd uit gaat zien, zodat we er ook werkelijk wat aan hebben als we 'm willen toepassen?

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 7

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

(…) Na de discussie over de geborgde zetels, staat vandaag de heffing van de waterschapslasten ter discussie, oftewel de verdeling van de kosten. Namens de BBB-fractie wil ik mijn bezorgdheid uiten over dreigende kostenstijgingen voor boeren en bedrijven en administratievelastendruk. Ook licht ik onze kritiek op de verplichte tariefdifferentiatie toe, met een pleidooi voor meer lokale autonomie. Daarnaast benadruk ik de noodzaak van monitoring en evaluatie, net als een aantal voorgaande sprekers.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 16

Minister Madlener:

Dan kom ik op het monitorings- en vervolgproces. Met advies van de commissie voor de aanpassing van het belastingstelsel zijn enkele knelpunten opgelost. Dat zeg ik ook tegen mevrouw Thijssen. Deel ik de mening dat het profijtbeginsel en "de vervuiler betaalt" niet goed tot hun recht komen en dat daar meer ambitie voor nodig is? Ja, eigenlijk deel ik die wel. We zetten met dit wetsvoorstel nu een eerste stap om de waterschapsbelastingen toekomstbestendiger te maken, maar ik realiseer me heel goed dat we hiermee niet klaar zijn met het verder ontwikkelen van de waterschapsbelastingen. Het vervolgtraject vergt een zorgvuldige analyse en een zorgvuldig proces met de betrokken partners. Voor de zomer wordt de Tweede Kamer nader geïnformeerd over dit traject. Dit is dus een eerste stap, maar geen laatste stap.

Handelingen I 2024/25, nr. 16, item 13, p. 17

Minister Madlener:

(…) Dan over de effecten van de tariefdifferentiatie gebouwd en de opmerking dat een stabiele overgang van belang is. Kan ik aangeven hoe de monitoring eruit gaat zien? De komende jaren zal ik de kostentoedelingsverordeningen scherp monitoren. Daarbij zal ik kijken hoe de bestuurlijke ruimte wordt toegepast en ook hoe de tarieven zich zullen ontwikkelen in de tariefdifferentiatie gebouwd. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd. Ik zie overal staan dat de Tweede Kamer wordt geïnformeerd, maar ik ben hier in de Eerste Kamer! Worden jullie dan niet geïnformeerd? Maar goed, dat is een vraag, voorzitter.

(…)

Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):

Het was natuurlijk een schot voor open doel, dus ik denk: ik vraag of u de Eerste Kamer ook wilt gaan informeren, maar de voorzitter was me al voor. Dan gaat u dat natuurlijk toezeggen.

Minister Madlener:

Ja, ik voelde 'm al aankomen. Gezien de grote betrokkenheid die ik hier voel bij dit onderwerp, kan ik natuurlijk niet nalaten om te zeggen: natuurlijk ga ik de Eerste Kamer ook informeren. De vragen die hier gesteld zijn, zijn immers allemaal heel terecht en logisch, dus dat lijkt me prima.


Brondocumenten


Historie