Verslag van de plenaire vergadering van dinsdag 26 januari 2021



Parlementair jaar 2020/2021, 21e vergadering

Aanvang: 09.30 uur

Sluiting: 17.45 uur

Status: gecorrigeerd


Bekijk de video van dit verslagpunt

Opening

Voorzitter: Bruijn

Tegenwoordig zijn 51 leden, te weten:

Adriaansens, Arbouw, Baay-Timmerman, Baljeu, Van Ballekom, Berkhout, Beukering, Bezaan, Bikker, De Blécourt-Wouterse, De Boer, Bredenoord, Bruijn, De Bruijn-Wezeman, Van der Burg, Dessing, Van Dijk, Dittrich, Doornhof, Essers, Faber-van de Klashorst, Frentrop, Ganzevoort, Geerdink, Van Hattem, Hermans, Janssen, Jorritsma-Lebbink, Karimi, Ton van Kesteren, Klip-Martin, Knapen, Koffeman, Koole, Van der Linden, Meijer, Nicolaï, Nooren, Oomen-Ruijten, Otten, Raven, Rietkerk, Rombouts, Van Rooijen, Schalk, Van Strien, Verkerk, Van der Voort, Vos, De Vries en Van Wely,

en mevrouw Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

alsmede de heer Van Raak, lid Tweede Kamer.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik open de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van dinsdag 26 januari 2021. Ik heet de leden, de medewerkers, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die aanstonds zal verschijnen, en iedereen die deze vergadering via de webcast volgt, van harte welkom.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Mededelingen


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Voordat wij beginnen aan de agenda van vandaag, verzoek ik u om veiligheidsredenen nadrukkelijk om minimaal 1,5 meter afstand te houden tot uw collega's en de medewerkers indien u zich beweegt door de Ridderzaal, ook bij het in- en uitlopen. Verder verzoek ik u dringend om een mondkapje te dragen tijdens het lopen in de binnenruimten van de Eerste Kamergebouwen en de Ridderzaal.

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Kox, wegens deelname aan de vergaderingen van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa in Straatsburg;

Atsma, wegens ziekte;

Backer, wegens bezigheden elders.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2021 (Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19) (35654).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 35654, Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2021, de Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19. Ik heet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom in de Eerste Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Ganzevoort namens de fractie van GroenLinks.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Bijzondere tijden vragen om bijzondere maatregelen. Dat gaat niet alleen op voor de onrusten die we op dit moment zien in allerlei steden in ons land, maar ook voor onze wetgevingsprocessen en onze verkiezingen. Hoge urgentie vraagt om snel beslissen. Daarom begrijpt mijn fractie dat er voor de komende Tweede Kamerverkiezingen voorstellen worden gedaan om ook onder deze omstandigheden zo veel mogelijk te garanderen dat burgers hun stemrecht kunnen uitoefenen in zo veilig mogelijke omstandigheden. Om die reden — ik zeg het maar gelijk; dan hebben we dat gehad — steunen we deze wet en beperken we ons tot één punt in dit debat, namelijk de leeftijdsgrens van 70 jaar voor briefstemmen.

Mijn fractie is niet op voorhand tegen het faciliteren van briefstemmen. Wij begrijpen dat het nu primair als een noodmaatregel wordt ingevoerd en dat er nader debat nodig is voordat we zouden kunnen besluiten om dat definitief in te voeren als een vernieuwing in ons democratische stelsel, natuurlijk in lijn met het rapport van de staatscommissie. We gaan dat debat graag later aan en vragen de minister vandaag welke plannen ze heeft om op dit punt het advies van de staatscommissie parlementair stelsel te gaan, te laten of te doen uitwerken. Ziet zij dit voorstel vandaag inderdaad alleen maar als een eenmalige noodoplossing of als een pilot die nader onderzoek en nadere reflectie vraagt omdat deze maatregel zou kunnen bijdragen aan de betrokkenheid bij de politiek?

Mijn fractie heeft wel grote vragen bij de afbakening. Ook hier snappen we op zichzelf wel de pragmatische afweging, namelijk dat de groep 70-jarigen zowel tot de meest kwetsbare behoort als organisatorisch goed valt af te bakenen. De overheid weet nu eenmaal wie er 70-plus is en wie niet. Voor andere groepen is dat veel lastiger, want wie is er precies kwetsbaar? Kan de overheid onderscheid maken tussen mensen? Enzovoort. Aan de andere kant is het onuitvoerbaar om nu, op deze termijn, voor iedereen briefstemmen mogelijk te maken, zo hebben we begrepen uit de behandeling in de Tweede Kamer. Wij snappen dat wel, maar het schuurt ook, want zo objectief als deze grens op groepsniveau zou kunnen zijn, zo subjectief is die op individueel niveau. Het is niet zo dat alle 70-plussers kwetsbaar zijn. Het is niet zo dat alle 70-minners dat niet zijn. Integendeel. Ook daar zijn groepen met een soms sterk verhoogde kwetsbaarheid. Niet voor niets is onze vaccinatiestrategie veel genuanceerder dan dit grove mechanisme.

En juist omdat de individuele verschillen waarschijnlijk groter zijn dan de verschillen tussen de groepen, is deze arbitraire leeftijdsgrens in onze ogen principieel discutabel. De faciliteiten om van het stemrecht gebruik te maken worden voor de ene groep burgers wezenlijk verruimd en voor de andere groep niet. Dat schuurt met het fundamentele uitgangspunt dat alle burgers gelijkelijk de kans moeten hebben hun stem uit te brengen.

Nu beseffen wij natuurlijk heel goed dat er al een leeftijdsgrens is waarop het stemrecht überhaupt wordt toegekend, namelijk 18. Ook daar kunnen we over discussiëren. Graag zelfs. Maar daarbij gaat het over de grens van al of niet stemmen. Nu gaat het over een stimuleringsregeling die het sommige kiezers makkelijker maakt dan andere. Als ik het zo beschrijf, voelt u de pijnlijke parallel met landen waar iedereen wel mag stemmen, maar dat voor de ene groep burgers toch echt makkelijker wordt gemaakt dan voor de andere. Daardoor ontstaan er discriminatoire effecten. Een duidelijk voorbeeld, zelfs uit een land als de Verenigde Staten: al zijn stemrestricties formeel niet discriminerend, in werkelijkheid raken ze verschillende groepen meer of juist minder, zoals bijvoorbeeld in staten waar een wapenvergunning wel een geldig ID is en een collegekaart niet. Dat soort keuzes, ook al zijn ze objectief, doen iets met de effecten van verkiezingen en met de rechten van burgers.

Voor alle duidelijkheid: wij zeggen niet dat dit voorstel direct tot discriminatie leidt. We zeggen wel dat een onderscheid zoals hier gemaakt wordt wat ons betreft niet alleen maar pragmatisch kan zijn. Het komt namelijk ongemakkelijk dicht in de buurt van de grens van rechtsstatelijke beginselen. Daar zullen we uitgebreider en principiëler over moeten discussiëren.

Als we dit wetsvoorstel vandaag op pragmatische gronden accepteren — en mijn fractie doet dat — dan moet dat wat ons betreft wel gevolgd worden door een principiëlere reflectie en doordenking. Een dergelijk onderscheid tussen burgers kan in onze ogen niet gemaakt worden op basis van alleen algemene en globale groepsrisico's. We zouden het óf veel meer individueel moeten objectiveren, zoals in het geval van medisch vastgestelde condities, wat weer lastig is omdat dokters daar op die manier geen verklaring voor mogen afgeven, óf we zouden het voor alle burgers mogelijk moeten maken. Een uiteindelijk arbitraire leeftijdsgrens is wat ons betreft echt alleen als noodmaatregel te verdedigen. Onze vraag is of de minister bereid is om deze meer fundamentele en principiële reflectie te laten koppelen aan de evaluatie van deze verkiezingen, die ongetwijfeld zal plaatsvinden, zodat die evaluatie en deze reflectie een bouwsteen kunnen worden in het verdere gesprek over de verbeteringen van ons democratische stelsel.

Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ganzevoort. De heer Nicolaï.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Ik begrijp van de heer Ganzevoort dat hij zei, met verwijzing naar het debat in de Tweede Kamer, dat gebleken is dat het praktisch niet mogelijk zou zijn om voor alle kiezers briefstemmen mogelijk te maken. Ik zou graag van de heer Ganzevoort willen weten waaruit hij zelf heeft afgeleid dat dit inderdaad zo is. Ik heb daar nadere vragen over gesteld. Die zijn afgelopen vrijdag beantwoord. De minister heeft gezegd dat er 25 dagen nodig zijn. Ik leid daaruit af dat het wel mogelijk is als men op 10 februari begint. Dat is mijn eerste vraag. Mijn tweede vraag: als het zo is dat het praktisch mogelijk is, maar misschien niet op deze korte termijn, waarom is de fractie van GroenLinks er dan niet voor om de verkiezingen uit te stellen om het briefstemmen voor iedereen mogelijk te maken?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dit zijn twee vragen. De eerste: we hebben een uitgebreid debat in de Tweede Kamer gezien. We hebben ook de schriftelijke vragen gezien. Daar zou je uit kunnen afleiden dat het inderdaad in een aantal opzichten mogelijk is. Wij zijn onder de indruk geraakt van de logistieke problemen die daarbij worden voorzien, in allerlei opzichten. Het gaat natuurlijk niet alleen maar om het drukken van de stemkaarten, maar om het hele proces daaromheen. Wij zijn niet degenen die dat proces moeten gaan plannen. Wij controleren dat. We hebben er begrip voor als de minister zegt: dat is logistiek niet haalbaar. Als het wel kan, is dat wat ons betreft mooi. Als het niet kan, snappen we dat ook.

De tweede vraag van de heer Nicolaï was of we dan niet de hele verkiezingen zouden moeten uitstellen. Dat vind ik een beetje het paard achter de wagen spannen. Het principe waar we van uitgaan, in ieder geval nog op dit moment, is dat de verkiezingen in maart plaatsvinden. Dat is het primaire doel waar we ons op richten. Alle processen zijn daarop gericht. Als dat niet haalbaar zou zijn, kan er natuurlijk gesproken worden over uitstel. We horen dan wel of dat voorstel er komt. Dat is er nu niet. Ik zou het wat wonderlijk vinden om het uit te stellen omdat het briefstemmen niet geregeld is. Het briefstemmen is nou eenmaal de noodmaatregel, en niet de basis op dit moment.

De heer Nicolaï (PvdD):

Maar als ik goed geluisterd heb, acht de heer Ganzevoort het zeer twijfelachtig of de keuze houdbaar is van de een wel en de ander niet. Als de enige houdbare keuze zou zijn om het voor iedereen open te stellen, zou dat een reden kunnen zijn om de verkiezingen te verschuiven. Onze fractie is absoluut niet voor het verschuiven van verkiezingen, maar we zijn wel voor eerlijke en transparante verkiezingen. Dat is één. Twee. Hoeveel creativiteit hebben we hier in Nederland? Deze discussie speelt al ... Ik weet nog dat ik hier al in een veel vroeger stadium stond en dat met name D66 zei: wacht nou maar, straks komt die wet en kan je over dat briefstemmen beginnen. Nou, nu hebben we hem en hebben we helemaal geen tijd meer. Dat is één. Twee. Als je naar Amerika kijkt en ziet hoeveel mensen in hallen bij elkaar zitten om ervoor te zorgen dat het democratische proces voortgang vindt ... Ik vind het allemaal nogal slapjes hier. Ik heb helemaal niet het idee dat men echt heeft gekeken hoe we ook qua logistiek het voor elkaar kunnen krijgen om dat briefstemmen voor iedereen mogelijk te maken. Ik zou daar graag de reactie van de heer Ganzevoort op hebben.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat snap ik wel. Het risico bij deze vraag is dat wij heel erg op de stoel van de Tweede Kamer gaan zitten. Wij hebben in deze Kamer de taak om met name naar de principiële kanten te kijken, vandaar dat ik daar de nadruk op leg. Wij snappen het best als wij op een gegeven moment onder de druk van de omstandigheden — het zijn bijzondere omstandigheden — vaststellen: hier hebben we wel vragen bij, maar voor deze keer, als noodmaatregel, moet het misschien maar kunnen. Maar dan moet de principiële vraag wel geagendeerd worden. Dat is voor ons een belangrijk punt. Het kan niet zo zijn dat je structureel de principes onder druk zet vanwege de pragmatiek. Dat dit in heel bijzondere omstandigheden, en dat zijn dit, wel een keer gebeurt, dat snap ik. De primaire afweging over hoe het proces ingericht moet worden en wat er niet kan, vind ik eerlijk gezegd toch echt een afweging voor de Tweede Kamer en niet primair een afweging voor ons.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben het erover eens wat in Tweede en Eerste Kamer hoort, maar in de Eerste Kamer hoort toch in ieder geval dat we de rechtsstatelijkheid, regelmatigheid en uitvoerbaarheid beoordelen. Als we zouden moeten concluderen dat het vanuit het oogpunt van het gelijkheidsbeginsel eigenlijk niet vol te houden is dat je de grens legt bij 70-plus — verder niet — dan is dat toch iets waar wij over moeten oordelen. Als u, als uw fractie tot de conclusie zou komen dat dat inderdaad niet deugt, dan moet je zeggen: de 70-jarigen niet meer. Of, en dat lijkt me veel zinvoller, je moet zeggen: dan moeten we ervoor gaan dat briefstemmen voor iedereen mogelijk is.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik vind dat te ver gaan. De heer Nicolaï heeft gehoord dat ik juist op dat principiële punt de nadruk leg. Dat is waar het hier over zou moeten gaan. Wij vinden dat we over dat briefstemmen het fundamentele gesprek moeten voeren. Het is niet zo dat we zeggen: we moeten het nu gelijk voor iedereen regelen. Dit zou alleen maar een pilot zijn. We moeten echt het gesprek voeren waarin we die afwegingen maken. Als wij nu een noodmaatregel moeten treffen — het gaat over de uitvoerbaarheid en niet alles is op heel korte termijn even uitvoerbaar — dan blijft die principiële vraag staan en dat benadruk ik hier vooral.

De voorzitter:

De heer Koole namens de Partij van de Arbeid.

De heer Koole i (PvdA):

De heer Ganzevoort had het over een pragmatische keuze. Ik ben het met hem eens. Ik ben het ook met hem eens dat er na dit debat een principiële discussie zou moeten komen over de wenselijkheid van briefstemmen. Mijn vraag aan de heer Ganzevoort is als volgt. In de principiële discussie moet natuurlijk de gelijkheid meegenomen worden die voor alle kiezers zou moeten gelden, maar ook de zorgvuldigheid van het kiesproces. De Kiesraad heeft erop gewezen dat er in dit geval een weging wordt gemaakt tussen de gezondheidsbelangen aan de ene kant en de zorgvuldigheid van het kiesproces aan de andere kant. Dan komen we in dit geval — het is een noodmaatregel — tot het pragmatische voorstel dat nu voorligt. Is de heer Ganzevoort het met mij eens dat in die principiële discussie, waar ik ook voor ben, ook de zorgvuldigheid van het kiesproces heel degelijk moet worden meegewogen?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

In mijn laatste antwoord aan de heer Nicolaï ligt precies dat besloten. We hebben nog niet gezegd dat we per se voor briefstemmen zijn. We zijn wel voor een goede verkenning. Maar dat vraagt iets meer dan zeggen: nou, als we een maand extra hebben, kunnen we het voor iedereen regelen. Over de pragmatische oplossing zeggen we niet dat daarmee ongelijkheid voor burgers principieel wordt doorgevoerd. We zeggen wel dat het schuurt. Ik heb niet gezegd dat het in strijd is met het rechtsstatelijke beginsel. Het schuurt ermee. We moeten daar dus goed en principieel naar kijken. Maar in dat debat over briefstemmen en de wenselijkheid ervan gaat het over meer dan alleen medische kwesties. Het gaat ook over het proces, over gelijkheid enzovoorts, enzovoorts.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Koole namens de Partij van de Arbeid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koole i (PvdA):

Dank u wel. De leden van de PvdA-fractie danken de regering voor de antwoorden op de gestelde vragen. Wij waarderen de inzet van de regering om veilig te kunnen stemmen in coronatijd zonder dat het recht om te kunnen stemmen wordt aangetast. We waarderen ook het streven om de effecten van die bijzondere maatregelen op de opkomst zo klein mogelijk te doen zijn, maar hebben nog enkele vragen.

Ook in tijden van een gezondheidscrisis, of, misschien beter gezegd, júíst in tijden van een grote crisis, is het door laten gaan van het democratisch proces naar ons oordeel van groot belang. Daarom staan wij positief tegenover dit wetsvoorstel. Maar het doorgaan van de verkiezingen op 17 maart moet wel verantwoord kunnen. Hoe goed de voorbereidingen van dit bijzondere verkiezingsproces ook zijn, het verloop van de pandemie en de effecten van de genomen maatregelen zijn niet met zekerheid te voorspellen. In antwoord op een van onze vragen zegt de regering dat zij de Tweede Kamer voor de start van het reces, 12 februari, zal informeren over de stand van zaken van de voorbereidingen, waarbij zij ook zal ingaan op de dan actuele situatie rondom het coronavirus en de gevolgen die dat kan hebben voor de verkiezingen van 17 maart.

In de nota naar aanleiding van het verslag zegt de regering ook deze Kamer op de hoogte te zullen stellen. Dat ligt voor de hand, want mocht het onverhoopt tot een besluit tot uitstel van de verkiezingen komen, dan is voor dat besluit door middel van een speciale wet ook de instemming van deze Kamer nodig, die dan goed moet zijn geïnformeerd. In de beantwoording van de vragen is de regering echter niet ingegaan op onze vraag onder welke omstandigheden zij tot een indiening van een dergelijke wet overgaat. Graag alsnog een antwoord van de minister op deze vraag. Met andere woorden: hoe erg moet de situatie zijn om te besluiten om de verkiezingen niet door te laten gaan? De regering moet daar toch een soort draaiboek voor hebben? Wat zijn volgens de minister de criteria aan de hand waarvan zij besluit al dan niet over te gaan tot een voorstel om verkiezingen uit te stellen? Is er om organisatorische, logistieke of andere redenen een uiterste datum waarop tot uitstel van de verkiezingen kan worden besloten? Omdat het verloop van de pandemie zoals gezegd moeilijk voorspelbaar is, kan dat besluit ook nog enkele dagen voor 17 maart vallen. Als dat besluit zou vallen in de periode na 12 februari, dan wordt, mag ik aannemen, de Tweede Kamer van reces teruggeroepen om over het wetsvoorstel te stemmen.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik zou de heer Koole, die overigens een terechte vraag stelt aan de minister, ook de wedervraag willen stellen: zijn er omstandigheden waarin het voor de fractie van de Partij van de Arbeid denkbaar zou zijn om de verkiezingen uit te stellen? Of zegt u dat we kost wat kost ervoor moeten zorgen dat de verkiezingen ook echt doorgaan? Heeft u zelf daarbij bepaalde criteria of scenario's in gedachten waarbij dat überhaupt denkbaar zou zijn? Wat ons betreft moeten de verkiezingen echt absoluut doorgaan.

De heer Koole (PvdA):

Onze partij wil ook dat de verkiezingen doorgaan, maar het moet wel zorgvuldig kunnen, zoals ik net al zei. Het is altijd een afweging: hoe ernstig is de pandemie op het moment dat de verkiezingen worden gehouden? Daarin zal een afweging moeten worden gemaakt. Hopelijk is het zodanig dat wij met deze extra voorstellen die in dit voorstel staan, veilig kunnen gaan stemmen. Daarom staan we ook positief tegenover dit voorstel. Maar als de minister op grond van bepaalde criteria, waar ik haar naar vraag, zou zeggen dat het niet meer veilig kan, is het niet uitgesloten dat verkiezingen worden uitgesteld. Een van de belangrijkste criteria is natuurlijk de volksgezondheid voor de mensen.

De heer Van Hattem (PVV):

"Volksgezondheid" is een heel breed te trekken begrip, maar mijn vraag was onder welke omstandigheden de Partij van de Arbeid zou zeggen dat we echt niet moeten doorgaan met de verkiezingen. Of zegt u: wij trekken een principiële lijn; de verkiezingen gaan kost wat kost door en met deze wet in de hand hebben we in ieder geval voldoende maatregelen om deze zorgvuldig te kunnen laten verlopen?

De heer Koole (PvdA):

Dat is nu precies de vraag die ik stel: beschikt de regering over informatie die wij als fractie of als Kamer niet hebben? Ik vraag de regering dus welke criteria worden gehanteerd. Ik vraag de regering niet nu al te besluiten of de verkiezingen wel of niet plaatsvinden. Daar gaat het niet om. De vraag is welke criteria gehanteerd worden indien het misschien onverhoopt aan de orde komt. Wij hebben die informatie niet, dus ik kan ook niet zeggen of het wel of niet doorgaat.

De voorzitter:

De heer Van Hattem, derde.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar de Partij van de Arbeid zegt nu eigenlijk dat het wat haar betreft onder bepaalde omstandigheden wel denkbaar is dat de verkiezingen niet doorgaan.

De heer Koole (PvdA):

Dat is ook wat de minister heeft gezegd.

De heer Nicolaï i (PvdD):

De heer Koole en ik zitten in dezelfde commissie. Ik herinner me dat daarin al maanden geleden de vraag aan de orde kwam of de verkiezingen wel kunnen doorgaan gelet op de coronamaatregelen. Het was toen juist de heer Koole die naar voren bracht: het gaat niet alleen om de dag van de verkiezingen, maar ook om de periode daarvoor; je moet daarin goed campagne kunnen voeren. Mijn vraag aan de heer Koole is: heeft u nu het idee dat we op het punt zijn gekomen dat je niet meer kan spreken van "zorgvuldig campagne voeren", zoals u zich dat voorstelde toen u de vragen stelde waarop ik doel?

De heer Koole (PvdA):

Campagne voeren is natuurlijk noodzakelijk bij verkiezingen. Dat zal onder deze omstandigheden anders zijn dan bij normale verkiezingen. Zorgvuldig campagne voeren is dus niet hetzelfde als onder normale omstandigheden, maar alle partijen moeten wel in staat zijn om hun informatie aan de kiezers over te brengen in de periode voorgaand aan de verkiezingen. De maatregelen in dit wetsvoorstel maken dat in beginsel niet onmogelijk. Het wetsvoorstel ziet daar niet specifiek op. Maar ik ga ervan uit dat partijen via allerlei kanalen, vooral digitale kanalen in deze omstandigheden, toch hun campagne kunnen voeren.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Koole (PvdA):

Voorzitter. Een tweede onderwerp, dat aan het eerste gerelateerd is, betreft de mogelijke effecten van de corona-epidemie op de opkomst bij de verkiezingen. Er zijn allerlei extra maatregelen genomen om de opkomst te bevorderen, van briefstemmen voor mensen van 70 jaar en ouder — we hebben het er net al over gehad — en de uitbreiding van het aantal volmachten van twee naar drie, tot uitvoerige maatregelen om het stemmen in het stemlokaal coronaproof te maken. Wij ondersteunen die maatregelen van harte.

Briefstemmen en de uitbreiding van het aantal volmachten waren nog niet aan de orde bij de herindelingsverkiezingen van 18 november jongstleden. Bij die verkiezingen gaf 18% van de niet-stemmers volgens onderzoeksbureau Ipsos aan dat zij vanwege corona niet zijn gaan stemmen of dat corona een rol heeft gespeeld bij de keuze om niet te gaan stemmen. Vooral bij de ouderen speelde dat een rol. De nieuwe mogelijkheid van briefstemmen voor mensen van 70 jaar of ouder brengt dat percentage hopelijk fors terug, al betrof de categorie ouderen in het onderzoek van Ipsos de groep van 55 jaar of ouder. Maar ook onder de groep niet-stemmers tussen 35 en 54 jaar gaf 8% aan niet te stemmen vanwege corona. Juist de groep tussen 35 en 70 jaar, waartoe ook kwetsbare mensen behoren — het zijn niet alleen kwetsbare mensen, maar er behoren ook kwetsbare mensen tot die groep — zou extra gewezen moeten worden op de mogelijkheid om per volmacht te stemmen. Is de minister dat van plan en, zo ja, op welke wijze?

Gaat de minister via peilingen de bereidheid om te gaan stemmen op de voet volgen, zo vraagt de PvdA-fractie. Dat zou naar ons oordeel kunnen meewegen bij een eventueel besluit om verkiezingen uit te stellen. Dergelijke informatie is dan ook voor de afweging door het parlement van belang. Is de regering bereid stelselmatig, zeg wekelijks vanaf begin februari, de bereidheid onder de bevolking om te gaan stemmen te laten onderzoeken, waarbij uitdrukkelijk ook naar de redengeving om niet te gaan stemmen wordt gevraagd? Meer in het algemeen: wat gaat de regering doen om potentiële niet-stemmers alsnog te bewegen de gang naar de stembus te maken?

Voorzitter. Tot slot nog enkele informatieve vragen. In de memorie van antwoord schrijft de regering enerzijds op pagina 6: "Het tellen van de briefstemmen kan beginnen op woensdag 17 maart om 7.30 uur 's morgens." Anderzijds staat op pagina 8: "De briefstemmen en de stemmen die zijn uitgebracht op maandag 15 en dinsdag 16 maart worden allemaal op woensdag 17 maart in het openbaar geteld." Bij het tellen van de stemmen mogen kiezers aanwezig zijn. Hoe laat moeten kiezers die daarbij aanwezig willen zijn, zich naar het tellokaal begeven, zo vraag ik de minister. Is er een limiet aan het aantal mensen dat bij de telling aanwezig kan zijn? Kunnen mensen worden geweigerd? Kan de minister verder aangeven of, en zo ja hoe, het aantal stemlokalen wordt beïnvloed door de coronamaatregelen? Zijn er in elke gemeente voldoende stembureauleden? Welke maatregelen ziet de minister om de gemeenten die moeite hebben met het vinden van voldoende leden van de stembureaus te helpen? En hoe staat het met het aantal stemmentellers? Zijn er daar voldoende van? Kan bijvoorbeeld het tellen desnoods de volgende dag worden voortgezet met een verse ploeg stemmentellers?

Voorzitter. De PvdA-fractie hoopt van ganser harte dat de verkiezingen op 17 maart door kunnen gaan, maar alleen als dit verantwoord kan. Ze waardeert dan ook de inzet van de regering en van alle mensen op lokaal niveau die hard werken om dit mogelijk te maken. Maar nogmaals, alleen als het verantwoord kan. Graag vernemen wij de antwoorden op de door ons gestelde vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Raven van de OSF.

De heer Raven i (OSF):

Ik had een vraag over de volmachtstemmen. Ziet u niet het risico dat er een toename zou kunnen zijn van het ronselen van stemmen als je van twee naar drie gaat? Dat is één. En zouden mensen geen misbruik kunnen gaan maken van de briefstemmogelijkheid door die brieven her en der te gaan ophalen onder 70-jarigen? Ziet u dat risico?

De heer Koole (PvdA):

Het volmacht is altijd een zeker risico; daar heeft de Kiesraad ook op gewezen. Daarom is het aantal ooit teruggebracht naar twee. In dit voorstel is het vanwege de bijzondere omstandigheden van twee naar drie gebracht om het mogelijk te maken dat mensen die niet willen of kunnen gaan stemmen of naar het stemlokaal kunnen gaan, toch hun stem kunnen uitbrengen. Die mogelijkheid is iets vergroot. Zoals we net ook zagen in het debat over stemmen per brief voor 70-jarigen en ouder, is dit inderdaad een afweging tussen enerzijds de gezondheidsbelangen en anderzijds de zorgvuldigheid van het kiesproces. In die afweging snap ik de eenmalige uitbreiding, voor deze bijzondere verkiezing, van twee naar drie volmachtstemmen.

De heer Raven (OSF):

Zou het dan niet goed zijn als we wat meer garanties kregen, met name bij de briefstemmers, hoe het ronselen van stemmen wordt voorkomen? Dat zie je namelijk niet.

De heer Koole (PvdA):

Het briefstemmen wordt gewoon thuis gedaan door mensen van 70 jaar en ouder. Zij moeten dat invullen. De minister heeft dat in de beantwoording van de vragen al uitvoerig toegelicht. Daar zit een zorgvuldig begeleid proces in. De Kiesraad wijst erop dat het risico van briefstemmen zit tussen het moment dat diegene de briefstem op de bus doet en de aankomst in het stemlokaal. Daar heb je niet echt zicht op. Ik begrijp dat er afspraken zijn gemaakt met PostNL om dat goed te begeleiden, maar je hebt er geen zicht op. Dat is een zeker risico. Dat is het risico waar ook de Kiesraad op wijst. Dat weeg je af tegen de gezondheidsbelangen. Ik snap dat je dat in dit geval op die manier doet.

De voorzitter:

De heer Raven, tot slot.

De heer Raven (OSF):

Ten aanzien van dat laatste: het risico dat die brief ergens onderweg kwijtraakt bij de post, zit er inderdaad in. Zou je niet voor een zekere risicospreiding kunnen zorgen door er bijvoorbeeld een vierkantstelling in te zetten en te zeggen dat iemand die per brief stemt, ook ergens moet aanmelden dat hij per brief gaat stemmen? Dan heb je daar controle op.

De voorzitter:

De heer Koole, tot slot.

De heer Koole (PvdA):

Ik denk dat dit eerder vragen zijn die u straks aan de minister zou moeten stellen, maar de briefstemmer heeft natuurlijk een stempas, een speciale pas voor briefstemmers. Die wordt op een zeer goede manier voorbereid. Uiteindelijk wordt ook gecontroleerd of die eenmalig wordt gebruikt en niet meerdere malen. Dit proces is dus met veel garanties omgeven. Maar de minister weet daar vast nog meer van en kan dat vast precies zeggen.

De heer Van der Burg i (VVD):

Ik vind het buitengewoon goed dat de minister allerlei scenario's onderzoekt. Dat mag je ook van een minister in crisistijd verwachten. Dus dat ook het scenario van het niet doorgaan van de verkiezingen door de minister wordt onderzocht: prima! Ik proef echter wel licht tussen de bijdrage van de PvdA in de Tweede Kamer en die in de Eerste Kamer, want uw partijgenoot in de Tweede Kamer, Attje Kuiken, zei: "Er kan geen sprake zijn van uitstel. Juist in tijden van crisis" — ik citeer haar hier — "moeten kiezers de gelegenheid hebben om hun stem te laten horen." Dat was de bijdrage van de PvdA naar aanleiding van het debat over deze wet. Ik proef bij u op z'n minst een genuanceerdere bijdrage dan bij uw fractie in de Tweede Kamer. Sorry, uiteraard bedoel ik niet u, voorzitter, want u bent altijd genuanceerd, maar ik bedoel natuurlijk de heer Koole. Ik proef bij de heer Koole op z'n minst een genuanceerdere bijdrage, of meer de opening naar eventueel uitstel. In die zin snap ik de vraag van mijn achterburen op dit moment wel.

De heer Koole (PvdA):

Daar zit geen verschil tussen. De inzet is dat wij hopen dat de verkiezingen doorgaan. De maatregelen in dit wetsvoorstel zijn er juist op gericht om ze te kunnen laten doorgaan. De minister heeft zelf al eerder, namelijk in een brief van vorig jaar mei, geschreven dat niet kan worden uitgesloten dat er omstandigheden zijn waardoor besloten moet worden om de verkiezingen niet te laten doorgaan. Mijn vraag aan de minister is: op basis van welke criteria besluit u dat? Wat zijn die criteria? Wij pleiten niet voor het niet laten doorgaan van de verkiezingen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koole. Dan is het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter. "Probeer het eens wel zo gek te bedenken." Met deze leus van Loesje begin ik ieder debat over de COVID-19-maatregelen. Ik doe dat omdat we bij deze regering een patroon herkennen. Wat voorzien had kunnen worden, leidt bij herhaling toch tot noodmaatregelen en noodwetgeving. Zo vroeg ik twee weken geleden bij het debat over de verplichte PCR-test voor reizigers naar Nederland aan de minister van Justitie en Veiligheid waarom als maatregel geen verplichte quarantaine wordt opgelegd, naar Duits voorbeeld. "Niet uit te voeren," was het antwoord, want Duitsland kende nu eenmaal een ander constitutioneel stelsel. Inmiddels, sinds vorige week, weten we dat het kabinet met een voorstel zal komen voor verplichte quarantaine.

Dit is maar een van de vele voorbeelden in het patroon waarbij niet willen, of op dat moment niet willen, door de regering wordt verpakt in argumenten van niet kunnen. Wij zullen in deze Kamer volgende week, of in ieder geval voor 9 februari, de verlengingswet voor de avondklok moeten gaan behandelen. Ik heb de minister daar in de Tweede Kamer niet over gehoord, maar dat zal toch echt moeten.

Dat patroon is ook de reden dat ik vandaag wil doorvragen over het stemmen per brief. Er zijn signalen dat steeds meer mensen overwegen niet te gaan stemmen, uit angst voor hun gezondheid. Anderen verwezen daar ook al naar. Ik hoor die geluiden ook steeds meer in mijn eigen omgeving. Die moeten we zeer serieus nemen, zeker als de datum van de verkiezingen mogelijk midden in een derde golf valt en de gezondheidssituatie verder verslechterd zal zijn. De VNG wees daar ook al op. We moeten dit immers niet afmeten aan de situatie nu, maar aan de verwachte situatie in maart, eventueel midden in een derde golf. Het aantal mensen dat gezondheid boven stemmen zal verkiezen, zal dan alleen maar toenemen.

Dat wij daar onvoldoende aan zouden doen of op zijn voorbereid, is voor de SP onbestaanbaar. De nu voorgestelde maatregelen lijken dan echt niet afdoende. We moeten ons niet laten verrassen. Het is onze plicht te regelen dat iedereen die mag en wil stemmen dat ook kan doen, en wel op een manier die veilig is. We willen van deze verkiezingen geen superspreaderevent maken. Ik heb de verhalen gehoord van collega Kox, die als waarnemer in Georgië was. Dat willen we niet.

De minister stelt in de memorie van antwoord op vragen van de SP over briefstemmen het volgende: "Omdat het stemgeheim en de stemvrijheid niet op dezelfde wijze zijn te waarborgen als in het stemlokaal, moet er een dringende noodzaak zijn om briefstemmen voor iedereen mogelijk te maken. Die dringende noodzaak ontbreekt naar de overtuiging van de regering." We zijn inmiddels iets verder. Het land is in een volledige lockdown. Er is een avondklok. Er zijn vliegverboden. Grondrechten worden ingeperkt. Eén bezoeker per 24 uur is toegestaan. Daarom vraag ik de minister nogmaals met klem of zij volhardt in haar stelling dat een dringende reden ontbreekt om briefstemmen voor misschien niet iedereen, maar wel voor een grotere groep mogelijk te maken. Hoeveel ernstiger moet de situatie nog worden voordat de regering inziet dat deze stelling onhoudbaar is, gelet op de verwachte gezondheidssituatie in maart? Wat zou naar de mening van de regering dan wel een dringende noodzaak zijn?

Iedere dag die we bij de voorbereidingen van briefstemmen verliezen, is er één te veel. Mijn oproep aan de minister is dan ook om vandaag nog te beginnen met de voorbereiding om stemmen per brief mogelijk te maken voor eventueel meer groepen, voor als de nood aan de man of vrouw komt. Dit zou straks het verschil kunnen maken tussen wel stemmen of niet stemmen. We moeten dan voorbereid zijn, en niet zeggen: tja, nu zijn we te laat met de voorbereidingen. Begin dus vandaag met de voorbereidingen. Er is geen tijd meer te verliezen, want de kiezers moeten uiteindelijk de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen op 17 maart bepalen, en niet COVID-19.

Wat gaan we doen met mensen die in quarantaine moeten, zeker nu de regering werkt aan een quarantaineplicht? Betekent quarantaine dat je niet kunt stemmen? Of worden daar voorzieningen voor getroffen, zoals speciale stemstraten? Als de quarantaineplicht er komt, moeten we daar nu over nadenken. De stemstraten zouden ook gebruikt kunnen worden voor mensen die niet in quarantaine zijn, maar die klachten hebben, wel willen stemmen, het systeem niet willen belasten en anderen niet in gevaar willen brengen. Dit punt wordt alleen maar urgenter nu de regering inderdaad werkt aan de quarantaineplicht. We kunnen mensen die al dan niet verplicht in quarantaine zijn of klachten hebben toch niet hun stemrecht ontzeggen? Graag een reactie van de minister op dit punt en voor deze groep.

Waarom is gekozen voor zo weinig vroegstemlocaties, met één per gemeente minimaal? We willen toch dat vroegstemmen zo uitnodigend mogelijk is, juist om spreiding in tijd te bewerkstelligen? Ik hoor graag van de minister of zij het met mij eens is dat we niet willen dat de vroegstemplekken vanwege de beperkte beschikbaarheid in gemeenten die straks misschien kiezen voor één locatie — ik kom zo nog terug op het waarom — een bron van besmetting vormen, omdat het daar te druk wordt? Dat is het tegenovergestelde van wat we willen. Ik zeg dat ook weer in de wetenschap en de verwachting dat de gezondheidssituatie in maart nog zorgelijker zal zijn dan nu, als we naar de deskundigen luisteren. Wil de minister toezeggen dat het aantal vroegstemplekken kan worden uitgebreid, uiteraard in overleg met de gemeenten?

Voorzitter. Dat brengt bij mijn laatste punt, waar ik nog eens nadrukkelijk aandacht voor wil vragen. Dat is de bekostiging van de extra maatregelen. Er worden in de uitvoering bij deze crisis al veel coronamaatregelen op gemeenten afgewenteld. Dat leidt daar tot grote problemen, met name financieel. Het is voor de SP ondenkbaar dat gemeenten zelf opdraaien voor de kosten van de extra maatregelen bij deze verkiezingen.

De voorzitter:

Ik zie dat u bijna klaar bent. Maakt u het af.

De heer Janssen (SP):

Een paar zinnen nog, voorzitter. De gemeenten staat financieel het water niet meer tot aan de lippen, maar tot aan de neus. De verkiezingen, die straks mogelijk midden in de derde golf van deze pandemie gaan plaatsvinden, vragen erom dat de rijksoverheid alles in het werk stelt om kiezers veilig te laten stemmen. Financiële tekorten bij gemeenten op dit moment mogen daarbij geen beperkende factor zijn. Ik reken erop dat de minister dit met mij eens is en dat zij bereid is toe te zeggen dat de rijksoverheid de kosten voor gemeenten van extra maatregelen om de verkiezingen ook tijdens deze pandemie veilig te kunnen houden, zal dragen. Geef de gemeenten vooraf duidelijkheid. Dat komt de uitvoering alleen maar ten goede. Op dit laatste punt wacht ik natuurlijk eerst de reactie van de minister af, maar ik sluit een motie niet uit.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen. Meneer Van Hattem namens de PVV.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik heb een vraag aan de heer Janssen van de SP. Die heb ik net ook aan de heer Koole gesteld. Ik hoor u zeggen dat de maatregelen die nu worden genomen volstrekt onvoldoende zijn. Ik heb de SP niets horen zeggen over het wel of niet laten doorgaan van de verkiezingen. Bent u het met mij eens dat de verkiezingen absoluut doorgang moeten vinden, en dat alles op alles moet worden gezet om ze gewoon te laten doorgaan?

De heer Janssen (SP):

Volgens mij heb ik dat zojuist betoogd, door de minister op een aantal punten te bevragen. Waarom zouden we niet met voorbereidingen starten om ervoor te zorgen dat het daar niet aan zal liggen? Dat kan bijvoorbeeld met het briefstemmen voor eventueel andere groepen, als dat veilig kan.

Stel, er komt over vier weken een quarantaineplicht, en virussen grijpen zo om zich heen dat half Nederland verplicht in quarantaine is. We moeten niet het onmogelijke willen. We kunnen hier zeggen dat we er met elkaar alles aan moeten doen. Vandaar ook mijn vraag om ons niet te laten verrassen en te starten met alle voorbereidingen die we kunnen treffen, juist in het scenario "probeer het eens wel zo gek te bedenken". Ik kan niet uitsluiten, en niemand kan dat, dat er op 17 maart een situatie is waardoor het absoluut onmogelijk is om verkiezingen te houden.

De heer Van Hattem (PVV):

Het gaat mij nu juist om de scherpte. Ik hoor de heer Janssen zeggen dat de maatregelen volstrekt onvoldoende zijn. Zou u dan toch zeggen dat de verkiezingen gewoon moeten doorgaan, ondanks het feit dat u de maatregelen als onvoldoende beoordeelt en ook al veranderen die maatregelen niet?

De heer Janssen (SP):

Ik vind dat er extra maatregelen moeten komen, omdat het veilig moet kunnen gebeuren. Ik heb aan de minister gevraagd om toe te zeggen dat die extra maatregelen er komen.

De voorzitter:

Meneer Van Hattem, derde.

De heer Van Hattem (PVV):

Als de heer Janssen die toezegging niet krijgt van de minister, stelt de SP dan dat de verkiezingen niet door zouden moeten gaan?

De heer Janssen (SP):

Ik kan de situatie op 17 maart niet beoordelen. Dat kan niemand hier. We kunnen bij wijze van spreken nog geen twee weken vooruitkijken, nog geen week vooruitkijken, nog geen dag vooruitkijken, dus laat staan meer dan anderhalve maand. Ik vind dat we er alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat de verkiezingen doorgaan. We moeten niets nalaten om nu de voorbereidingen te starten om ervoor te zorgen dat het straks kan. Ik kan op voorhand niet zeggen of het verantwoord is dat de verkiezingen doorgaan, maar ik vind wel dat je er alles aan gedaan moet hebben. Ik zou het echt een schande vinden als wij de verkiezingen straks moeten afzeggen, terwijl we kansen hebben laten liggen om maatregelen te nemen waardoor het wél had gekund. Dat is waar ik nu op wijs.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Ik ben heel blij met de laatste woorden van de heer Janssen. Dat is ook ons standpunt, maar ik wil nog even aansluiten bij zijn betoog dat er geld naar de gemeenten moet. Is het nou alleen een kwestie van geld of zegt u met onze fractie dat het eigenlijk gaat om de uitvoering van covidmaatregelen en dat we veel meer centrale regie moeten hebben, dus niet alleen geld maar ook hulp vanuit ministeries, werkgroepen of wat dan ook om te stimuleren dat het de goede kant uitgaat? Vooral vooruitkijken.

De heer Janssen (SP):

Niet zozeer werkgroepen, diners pensants, denksessies en weet ik wat allemaal, maar gewoon praktische hulp als gemeenten dat nodig hebben om ervoor te zorgen dat de verkiezingen goed georganiseerd worden. Wat ik niet wil, is dat gemeenten bijvoorbeeld maar één vroegstemlocatie inrichten vanwege een financiële barrière, omdat ze het te veel vinden drukken op de begroting. Hetzelfde geldt voor andere maatregelen. Daar gaat het mij om. Alle hulp die nodig is. Ik vind niet dat waar de opdracht bij de gemeenten ligt, wij die moeten overnemen. Centraal is niet altijd beter, zou ik willen zeggen. Maar wel met hulp en ook vroegtijdig problemen signaleren en assistentie bieden.

De heer Koole i (PvdA):

De heer Janssen spreekt over het nu starten van voorbereidingen. Nu is het wetsvoorstel dat voorligt het resultaat van reeds lang gestarte voorbereidingen. Naast wat er in de wet zelf staat, zijn er ook nog allerlei uitvoeringsmaatregelen. Welke maatregelen zouden volgens de heer Janssen moeten starten die nog niet gestart zijn? Zijn die prohibitief als ze alsnog worden gestart voor het doorgaan van de verkiezingen?

Mijn tweede vraag gaat over het geld. Zoals we in de schriftelijke rondes hebben gezien en zoals in de Tweede Kamer al is gezegd, wordt er al extra geld uitgekeerd. Normaal kosten Tweede Kamerverkiezingen 45 miljoen of iets in die orde van grootte — ik kijk even naar de minister — en nu komt daar zo'n 50 tot 55 miljoen bij vanwege deze bijzondere omstandigheden, mede om de gemeenten extra te financieren. Is dat volgens de heer Janssen nog niet voldoende?

De heer Janssen (SP):

Die vraag is aan de gemeenten. Als de gemeenten zeggen "wij komen hier prima mee uit", dan is het probleem opgelost.

De heer Koole (PvdA):

Heeft de heer Janssen aanwijzingen dat gemeenten dit vinden?

De heer Janssen (SP):

Ik heb aanwijzingen dat veel gemeenten in financiële problemen zitten. Een uitkering voor verkiezingen kan misschien ook voor andere doeleinden gebruikt worden. Stel dat er gemeenten zijn die zeggen: "Wij hebben dit gekregen, maar we willen meer organiseren, want de situatie is ernstiger dan we gedacht hadden. We hadden gerekend op één vroegstemplek en daarvoor ook gebudgetteerd, maar we hebben er drie, vier of vijf nodig. De financiën zijn daarvoor niet toereikend." Kunnen ze dan aankloppen voor compensatie?

De voorzitter:

De heer Koole, derde.

De heer Koole (PvdA):

Maar op die extra middelen in de orde van 50 of 55 miljoen die voor dit proces beschikbaar zijn, kunnen gemeenten een beroep doen met het oog op de extra kosten voor het organiseren van deze verkiezingen, zo heb ik begrepen. De heer Janssen trekt het nu breder. De financiële positie van gemeenten is in het algemeen kwetsbaar en soms zijn de financiën te weinig, dat ben ik met hem eens. Maar voor dit doel is er juist extra geld uitgetrokken. Welke signalen heeft de heer Janssen ontvangen dat gemeenten op dit punt iets niet zouden doen vanwege het geld?

De voorzitter:

De heer Janssen tot slot.

De heer Janssen (SP):

Onder andere de oproep van de VNG om te kijken naar de situatie zoals we die in maart, en niet nu, verwachten. Stel dat bij de berekening is uitgegaan van de huidige situatie. We denken te weten hoe de situatie halverwege maart is en wat er dan nodig is. Maar stel dat dit onvoldoende is, dan vind ik dat gemeenten daardoor niet belemmerd moeten worden. Als het ministerie signalen bereiken dat het te weinig is, moet er gezegd worden: dan passen we dat bij, dat hoeft u niet uit eigen middelen te betalen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Baay-Timmerman namens de fractie van 50PLUS.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Voorzitter. Het zal niemand verbazen dat 50PLUS verheugd is over dit wetsvoorstel waarbij de groep senioren vanaf 70 jaar een verruimde keuze krijgt om op een veilige manier hun stem uit te brengen tijdens de komende Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart aanstaande. Gebleken is dat juist ouderen vanwege hun hogere leeftijd al dan niet in combinatie met een kwetsbare gezondheid een verhoogd risico lopen met mogelijk fatale afloop indien zij besmet raken met het coronavirus. Mijn fractie is uitermate content dat dit demissionaire kabinet naar mogelijkheden heeft gezocht om deze doelgroep van zo'n 2,4 miljoen kiezers zo optimaal mogelijk te beschermen, zodat ze op een zo veilig mogelijke manier hun stem kunnen uitbrengen.

Kortweg samengevat komen de extra maatregelen neer op de mogelijkheid voor kiezers van 70 jaar en ouder om hun stem per brief uit te brengen, zodat ze de gang naar het stemlokaal kunnen vermijden, twee extra dagen om te gaan stemmen door toevoeging van maandag 15 en dinsdag 16 maart naast de reguliere dag van stemming op woensdag 17 maart ter voorkoming van drukte in de stemlokalen, en verder mag een kiezer voor drie andere kiezers een volmachtstem uitbrengen, dus drie volmachten in plaats van de gebruikelijke twee.

Deze demissionaire regering hamert er bij voortduring op dat het veilig moet zijn voor de kiezer om zijn stem uit te brengen. Ook moet het veilig zijn voor stembureauleden om in de stemlokalen hun werk te doen. Uit het onderzoek van bureau MARE van 10 december 2020, Meetmomenten Briefstemmen, komt naar voren dat de optie van briefstemmen voor de 70-plusdoelgroep op waardering kan rekenen, maar dat de voorkeur van de meerderheid uitgaat naar stemmen in een stemlokaal. Vooralsnog kan de conclusie worden getrokken dat veel 70-plussers toch zelf de gang naar het stemlokaal gaan maken, al is het maar omdat zij zichzelf helemaal niet als kwetsbaar beschouwen. Ik ken een paar in mijn directe nabijheid dat deze mening deelt.

Al eerder is door mijn fractie in de Tweede Kamer aangedrongen op het aanbieden van sneltesten voor stembureauleden, zeker nu het overleggen van een negatieve PCR-test bij vluchten een sine qua non is om toegang te verkrijgen tot het vliegtuig. Kan de minister mijn fractie uitleggen waarom tot voor kort een negatieve PCR-test voor bemanning bestaande uit zo'n zes personen bij een gemiddeld aantal passagiers van zo'n 200 per vlucht een vereiste was, maar dat dit niet geldt voor leden van een stembureau, die met heel wat meer mensen te maken krijgen? De minister hoeft niet in te gaan op de logistieke kant van het verschaffen van sneltesten bij stemlokalen, want die problematiek is mijn fractie bekend. Mijn fractie hoort graag een onderbouwd antwoord: waarom zouden sneltesten niet noodzakelijk zijn?

Voorzitter. De toekomst is door geen van ons allen te voorspellen. Iedere week worden nieuwe maatregelen aangekondigd door dit kabinet. Zo is afgelopen zaterdag een avondklok ingegaan, waardoor niemand zich zonder geldige reden na 21.00 uur buitenshuis mag begeven. Deze afgekondigde maatregel geldt tot 10 februari aanstaande. Theoretisch is het echter niet uitgesloten dat deze termijn verlengd wordt en nog geldt tijdens de stemdagen in maart. Hoe verhoudt zich dit tot de in de Kieswet opgenomen openingstijden van de stembureaus van 7.30 uur tot 21.00 uur? Is het denkbaar dat dan de sluitingstijd van 21.00 uur wordt aangepast? Zo ja, op welke termijn? Op welke wijze wordt dit gecommuniceerd met het publiek?

Voorzitter. In de nota naar aanleiding van het verslag van de Tweede Kamer staat op pagina 9: "Overigens adviseerde de Kiesraad (...) niet om het afgeven van briefstemmen in een stemlokaal onmogelijk te maken, maar om te verduidelijken wat moest gebeuren met in het stemlokaal afgegeven retourenveloppen." Dat ging over de term "terzijde leggen" van briefstemmen, die onduidelijk was. In het wetsvoorstel is na consultatie daarom verduidelijkt dat deze stemmen niet terzijde worden gelegd, maar apart worden bewaard en aan het einde van de stemming worden overgedragen door het stembureau aan het briefstembureau. Hoe verhoudt zich dit met het gestelde in de memorie van antwoord van 15 januari onder punt 2.2? Daar staat: "Als er briefstemmen in de stembussen worden aangetroffen, worden die stembiljetten niet meegeteld." Kan de minister aangeven of de mogelijkheid bestaat dat een 70-plusser abusievelijk zijn briefstem deponeert in de stembus in het stemlokaal, omdat hij meent dat hij zo op een rechtsgeldige manier zijn stem uitbrengt? Hij stemt dan dus niet via het stembiljet in het stemhokje. Indien zo'n mogelijkheid zich voordoet, is de vraag van mijn fractie of deze briefstem nu apart wordt bewaard en meetelt conform het advies van de Kiesraad, of dat deze briefstem helemaal niet meetelt, conform het gestelde in de memorie van antwoord. Wellicht is zo'n situatie uitgesloten omdat iemand niet rechtstreeks naar een stembus kan lopen zonder dat hij wordt tegengehouden in het stemlokaal. Maar voor alle duidelijkheid graag een bevestiging van de minister dat een briefstem wél mag worden afgegeven bij een stembureau, dat vervolgens zorg draagt voor doorgeleiding naar een briefstembureau, zodat de uitgebrachte stem in ieder geval meetelt. De kans is groot dat voor de betreffende doelgroep het onderscheid tussen de bureaus niet duidelijk is. Ik verwijs naar de website van de rijksoverheid, met voorlichting over briefstemmen, waarbij gesproken wordt over briefstembureaus zonder specifieke vermelding dat dit andere bureaus zijn dan het stemlokaal. Mogelijke verwarring hierover mag in geen geval tot verlies van stemmen leiden. Graag een toelichting van de minister hoe zij deze verwarring denkt te voorkomen.

Voorzitter. Veel vragen over frauduleus handelen, dat de verkiezingsuitslag zou kunnen beïnvloeden, zijn al gesteld door de leden van de Tweede Kamer en fracties in dit huis. De minister heeft hier schriftelijk uitvoerig op geantwoord. Mijn fractie denkt niet dat herhaling van zetten op dit moment nodig is.

Voorzitter. Tot slot de volmachten. In de memorie van antwoord van 15 januari jongstleden wordt verwezen naar de evaluatiebrief van 15 december 2020 over de gehouden herindelingsverkiezingen. De evaluatie liet zien dat het geenszins problematisch was dat een volmachtnemer geen drie maar slechts twee volmachtstemmen kon uitbrengen. Graag hoor ik van de minister of zij hieruit de conclusie trekt dat in de praktijk weinig tot geen behoefte bestaat aan de uitbreiding van twee naar drie volmachten. Hoe relateert zij deze uitkomst aan de komende Tweede Kamerverkiezingen, waarvoor de herindelingsverkiezingen een voorbeeldrol vervulden? Is de minister het met mijn fractie eens dat uitbreiding van het aantal volmachten kan leiden tot meer beïnvloeding van de volmachtnemer? Bestaat de noodzaak tot uitbreiding van twee naar drie volmachten nog steeds? Graag een onderbouwing van de minister op dit punt.

Voorzitter. Het mag duidelijk zijn dat 50PLUS voor dit wetsvoorstel zal gaan stemmen. Ik zie de beantwoording van de gestelde vragen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baay-Timmerman. De heer Ganzevoort.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik snap heel goed dat de fractie van 50PLUS met name het punt van briefstemmen voor 70-plus omarmt. Ik hoor met name dat mevrouw Baay-Timmerman allerlei vragen heeft rond de uitvoerbaarheid, de praktische kant en dergelijke. Dat lijken me heel terechte vragen. Ik vroeg mij af of zij ook de principiële zorg deelt. Ik ken 50PLUS als partij die zich ook altijd ernstig zorgen maakt over leeftijdsdiscriminatie. Mijn vraag is of hier niet een element in zit dat daar op z'n minst wat ongemakkelijk tegenaan schuurt, alleen dan andersom.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Wij behandelen hier noodwetgeving en niet een principiële wetgeving waarbij, puur en alleen vanaf 70 jaar, een categorie wordt bepaald die kan briefstemmen. Mijn partij, 50PLUS, zal zeker ervoor openstaan dat er in de toekomst door eenieder die dat wil gebruik kan worden gemaakt van briefstemmen. Ik denk dat het in dit stadium nog veel te vroeg is om daar definitief een uitspraak over te kunnen doen, maar we staan er zeker niet afwijzend tegenover.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Mag ik het zo horen dat mevrouw Baay onze principiële vraag, waarin wij de minister om een reflectie gevraagd hebben, zal ondersteunen?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Die principiële vraag ondersteunt 50PLUS zeker.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dank.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik heb ook een principiële vraag aan mevrouw Baay-Timmerman van 50PLUS: is 50PLUS het met me eens dat de verkiezingen zeker door moeten gaan?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

50PLUS vindt natuurlijk dat deze verkiezingen door moeten gaan, al is het maar om duidelijkheid te verkrijgen over wat er niet veranderd zou moeten worden in het politieke landschap in de komende tijd. Maar nood breekt wet. We weten allemaal dat er omstandigheden zijn, bijvoorbeeld als 90% van de kiesgerechtigden met corona ziek thuis in bed ligt, die aanleiding kunnen zijn om de Tweede Kamerverkiezingen uit te stellen. Maar vooralsnog is het absoluut zeker dat deze verkiezingen moeten doorgaan.

De heer Van Hattem (PVV):

Dat is in beginsel duidelijk, maar ik zou toch het volgende willen vragen. U zegt: nood breekt wet, bijvoorbeeld als 90% ziek thuis ligt. Dan heb je het over absolute doemscenario's. Maar er zijn wat 50PLUS betreft dus duidelijk geen lichtere scenario's denkbaar waarbij de verkiezingen zullen worden uitgesteld. Het is gewoon doorgaan en alles op alles zetten om dat te laten gebeuren.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Vooralsnog zie ik helemaal geen obstructies om de verkiezingen door te laten gaan.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baay. Dan is het woord aan de heer Van der Linden namens de Fractie-Van Pareren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Linden i (Fractie-Van Pareren):

Voorzitter. Nog 50 dagen en dan mag Nederland weer naar de stembus. Dan mag Nederland zich eindelijk weer uitspreken over welke kant het op moet. Geen peperduur onzinnig klimaatbeleid, geen ongecontroleerde immigratie en geen alsmaar uitdijende Europese Unie, maar wel soevereiniteit, wel veiligheid en wel welvaart. Ondanks deze inleiding spreken we vandaag niet over de inhoud van die verkiezingen, maar over het proces, een wetsvoorstel om de verkiezingen op twee punten anders te organiseren. Ten eerste. Er kan fysiek langer en eerder worden gestemd. Ten tweede. Mensen van 70 jaar kunnen per brief stemmen.

Met deze wet beoogt het kabinet zo veel mogelijk mensen de gelegenheid te geven om te stemmen tijdens de covidpandemie. Het wetsvoorstel is dan ook van tijdelijke aard. Deze wet vervalt automatisch per 1 juli 2021. Wanneer we echter kijken naar het amateurisme waarmee het vaccinatieprogramma in Nederland wordt uitgerold, is de pandemie per 1 juli echter nog lang niet onder controle. Nederland bungelt onderaan de vaccinatielijst. Alleen Bulgarije doet het slechter. Het is eind januari, we zitten nog niet op een vaccinatiegraad van 1% en in dit tempo zullen we eind juni pas op 6% zitten. Vraag aan de minister: hoe realistisch is die einddatum van 1 juli 2021 eigenlijk? Heeft de minister soms al een verlengingsvoorstel in de maak?

Voorzitter. Dan naar het verkiezingsproces. Een betrouwbaar verkiezingsproces is afhankelijk van acht vuistregels. Die vuistregels zijn: transparantie, controleerbaarheid, integriteit, kiesgerechtigdheid, stemvrijheid, stemgeheim, uniciteit en toegankelijkheid. Die acht vuistregels hebben niet wij verzonnen, maar de adviescommissie-Korthals Altes in 2007. Ze staan in het rapport Stemmen met vertrouwen.

Voorzitter. Wanneer je dit wetsvoorstel, met name het briefstemmen, langs de meetlat legt van die acht vuistregels van de commissie-Korthals Altes, dan ziet dat er niet best uit. Ja, de toegankelijkheid verbetert. Mensen kunnen een paar dagen eerder stemmen en briefstemmen maakt de verkiezingen toegankelijker voor 70-plussers die niet naar een stemlokaal durven of willen in verband met corona. Zij hadden al de mogelijkheid van de volmacht, maar nu dus ook de briefstem. Qua stemvrijheid echter is dit voorstel een verslechtering. In het kieshokje werkt het gordijntje als een bonus voor stemvrijheid. Anoniem kan, vrij van beïnvloeding, daar gestemd worden. Daar is toezicht op in het stembureau. Dat is bij briefstemmen absoluut niet zo. Het formulier kan overal worden ingevuld en briefstemmers kunnen onder druk worden gezet om een andere stemkeuze te maken, door familie, door bekenden of door ronselaars. Dat kan grootschalig.

Voorzitter. Een ander pijnpunt is het stemgeheim. Is een uitgebrachte stem per brief eigenlijk wel geheim? Bij de stemmenteller kan de teller zien wat een individu per brief stemt. Laat ik een voorbeeld geven. Kleinzoon Pieter, actief stemmenteller op het stembureau in Appingedam, ziet tijdens het tellen van de briefstemmen de stem van zijn oma Truus voorbijkomen. Zij heeft het vakje aangekruist van Jesse Klaver. Oma Truus schaamt zich daarvoor en wil dat niemand dat weet, maar nu weet kleinzoon Pieter het wel. Hij komt — inhoudelijk begrijp ik dat nog wel — daarover later verhaal halen. Het is maar een voorbeeld, maar hoe taxeert de minister zo'n situatie in het groot, waarbij het stemgeheim weg is omdat op briefstemmen de initialen en de namen zijn opgenomen? Dat is toch onwenselijk? Mijn fractie zou graag nog eens van de minister horen hoe zij deze wet beoordeelt aan de hand van de acht vuistregels van de commissie-Korthals Altes. Op welke vuistregels wordt het nou beter en op welke slechter?

Voorzitter, er wordt een hoop gesproken in de zaal. Ik weet niet …

De voorzitter:

Kan het misschien iets rustiger zijn in de zaal? De spreker heeft er last van. Als u wilt overleggen met de fractie, dan graag buiten de zaal.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Is de minister het met ons eens dat dit voorstel eigenlijk alleen qua toegankelijkheid een verbetering is en dat het verder een verslechtering of hoogstens neutraal is? Hoe wordt dat gewogen?

De heer Nicolaï i (PvdD):

Ik ben blij dat de heer Van der Linden die acht punten nog eens opsomt, want het is zeker de moeite waard om daar goed naar te kijken. Hij geeft een mooi voorbeeld over het briefgeheim, dat niet helemaal veilig is omdat degene die de brief opent en dat bekijkt inderdaad kan zien wie gestemd heeft. Dat is een risico, maar dat risico neemt de briefstemmer zelf. Is de heer Van der Linden dat met mij eens? Hij hoeft niet via de brief te stemmen. Als hij dat niet erg vindt, kan hij zijn briefstem uitbrengen. Als hij het wel erg vindt, kan hij of naar het stemlokaal gaan, of met een volmacht werken.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Dit is natuurlijk niet waar. Het klopt dat de briefstemmer dat risico neemt, maar de briefstemmer kan wel wensen dat zijn stemgeheim wordt gewaarborgd. Het kan zijn dat hij bang is om naar het stemlokaal te gaan, omdat hij kwetsbaar of oud is en dat een te groot risico vindt. Die kiezer kan dan voor een geweldig dilemma komen te staan.

De heer Nicolaï (PvdD):

Zoals we nu telkens in deze Kamer zeggen, is het een afweging. Dat is het ook voor de briefstemmer en dat is zijn verantwoordelijkheid. Het is een tijdelijke maatregel die uit nood geboren is. Dan kunnen dit soort situaties zich voordoen. Het is vervolgens aan de briefstemmer om te bepalen hoe hij daarmee omgaat. Maar om daarmee nu aan te tonen dat het proces niet deugt, zoals de heer Van der Linden eigenlijk aan het vertellen was. Ik wil daar toch graag een nadere reflectie van de heer Van der Linden op horen.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Ik breng deze reflectie ook naar voren omdat ik een aantal partijen er net al voor hoorde pleiten om het briefstemmen structureel mogelijk te maken. Ik denk dat de covidpandemie duidelijk maakt dat dit als noodmaatregel gerechtvaardigd is, maar als je het in de toekomst altijd wilt doen, moet er veel breder naar die acht waarborgen worden gekeken. Er moet dan gekeken en gewogen worden of de toegankelijkheid die duidelijk toeneemt, wel opweegt tegen al die nadelen die er ook zijn. Ik denk dat dat wel belangrijk is. Nu dit uit nood geboren is, zeg ik "ja", maar een aantal partijen zeggen al dat dit altijd moet kunnen en dan is het volgens mij heel belangrijk om alle aspecten goed af te wegen.

De voorzitter:

De heer Nicolaï, tot slot.

De heer Nicolaï (PvdD):

De minister heeft in haar antwoorden uitgelegd dat het alternatief is om een volmacht te gebruiken. Mijn vraag aan de heer Van der Linden is dan: als je een volmacht gebruikt, is het stemgeheim toch eigenlijk helemaal niet meer verzekerd? Dan weet degene aan wie je die volmacht geeft immers ook alles. Dat is één. En twee: je weet helemaal niet of degene die de volmacht heeft gekregen ook wel gaat doen wat je hebt gevraagd.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Dat klopt. Het dilemma dat ik net heb geschetst, heeft dus vooral betrekking op mensen die wel willen dat hun stem geheim blijft, maar die ook bang zijn om naar het stemlokaal te gaan vanwege kwetsbaarheid voor corona. Daar treedt dat dilemma op. Wat u schetst over de volmacht die al regulier is, is zo. Dat is de huidige gang van zaken. Dat ben ik met u eens.

De heer Koole i (PvdA):

De heer Van der Linden schetst problemen die zouden kunnen ontstaan bij briefstemmen. Ik vind het terecht dat hij aandacht vraagt voor de principiële kanten van de zaak en dat hij zegt dat de zorgvuldigheid van het kiesproces meegewogen moet worden in een principiële discussie over briefstemmen. Maar waar haalt de heer Van der Linden het idee vandaan dat dit voorstel het mogelijk maakt dat de kleinzoon kan zien wat oma heeft gestemd? In dit voorstel is het zo dat een briefstem in twee enveloppen moet. In één enveloppe zit echt de stem. Die gaat in een andere enveloppe, waar de briefstempas in zit. Dat wordt in het telbureau uit elkaar gehaald. Dan weet je dat diegene gerechtigd was om te stemmen. Maar de kleine enveloppe wordt pas bij het tellen van de stemmen opengemaakt. Dan kun je niet meer zien van wie dat briefje afkomstig is. Dat staat niet op het stembiljet. Dus hoe kan de heer Van der Linden nou zeggen dat de kleinzoon kan zien wat oma heeft gestemd?

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Volgens mij is het wel degelijk mogelijk. Aan mensen die per brief stemmen wordt ook gevraagd om hun handtekening op de formulieren te zetten. Die worden bewaard voor late doeleinden, voor het geval er signalen van fraude zijn bijvoorbeeld. Het is gewoon zo dat er bij dit briefstemmen op enig moment wel degelijk een relatie valt te leggen tussen de persoonsgegevens en de stem. Dat risico is aanwezig.

De heer Koole (PvdA):

Ik heb het voorstel zo begrepen dat er op het stembiljet zelf geen enkele informatie staat. Daarop staat geen handtekening. Die staat hoogstens op de begeleidende formulieren bij de stempas, maar niet op het stembiljet zelf. Dat zou natuurlijk heel raar zijn. U kunt zich toch ook niet voorstellen dat dat ooit bedacht zou zijn? Ik vind het toch een beetje stemmingmakerij tegen briefstemmen. Waarom zegt u nou dat de kleinzoon kan lezen wat oma heeft gestemd? Dit voorstel ziet er nu juist op om dat onmogelijk te maken.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Ik heb dit voorbeeld, deze anekdote gebruikt om aan te geven waar wij een risico zien en welke zorgen wij hebben over de waarborging van het stemgeheim. De heer Koole geeft aan dat hij dat op een andere manier heeft gelezen. Laten we de vraag ook aan de minister stellen: zijn de anonimiteit en het stemgeheim met dit briefstemmen absoluut volledig gewaarborgd, of is het mogelijk om op een later moment, achteraf nog een relatie te leggen tussen de identiteit van de stemmer en de uitgebrachte stem?

De voorzitter:

De heer Koole, derde.

De heer Koole (PvdA):

Prima om het aan de minister te vragen. Als het antwoord is dat dat inderdaad absoluut gewaarborgd is, dan neemt de heer Van der Linden zijn woorden op dit punt terug.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Ik heb een voorbeeld gegeven en daaruit een vraag aan de minister gedestilleerd. Laten we de beantwoording afwachten en in de tweede termijn daarop terugkomen.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

U begrijpt dat mijn hart een sprongetje maakte, want zelfs de heer Van der Linden heeft nu door dat de klimaatgeneratie, de 70-plussers zich zo zorgen maken over de toekomst van hun kleinkind dat ze op GroenLinks gaan stemmen. Dat doet mij heel goed. Ik heb de volgende vraag. De heer Van der Linden suggereert dat allerlei partijen hier zeggen dat ze heel erg voor briefstemmen zijn. Ik heb dat zelf niet zo gehoord. Ik heb wel gehoord dat ze zeiden: als je het structureel wilt doen, dan moet je principiële vragen gaan stellen. Dat gold in ieder geval voor ons. Mijn vraag is of de heer Van der Linden het daar niet gewoon mee eens is. Er wordt eigenlijk gezegd: inderdaad, we hebben die principes; als we praten over de toekomst, laten we dan goed evalueren wat er nu gebeurt en dan ook de principiële vraag stellen onder welke condities dat al dan niet wenselijk zou zijn. Is de heer Van der Linden het daarmee eens? Want dat is eigenlijk wat ik tot nu toe breed vanuit de Kamer hoor. Het is niet zo dat iedereen zegt: ach, doe maar.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Daar ben ik het helemaal mee eens, want die vraag moet gesteld worden. In kom daar in het vervolg van mijn bijdrage op terug, ook gelet op wat er elders aan ervaringen daarmee is, bijvoorbeeld aan de overkant van de oceaan.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Voorzitter. Er is nog iets merkwaardigs aan de hand met dat briefstemmen en dat heeft betrekking op de handtekening daarbij. Een briefstemmer moet een handtekening op de stem(plus)pas zetten die hij of zij instuurt, maar of die handtekening nu wel of niet wordt gezet, de stem wordt sowieso geteld, zo blijkt uit de beantwoording van onze vragen. Of die handtekening überhaupt klopt, is niet verifieerbaar. Dat wordt ook niet gecontroleerd. Slechts in heel uitzonderlijke gevallen gebeurt dat. Ik ben dus toch benieuwd naar een reactie van de minister op dit punt. Kan zij nog eens duidelijk uitleggen waarom die handeling van het zetten van een handtekening wordt verricht? Onze fractie is namelijk niet overtuigd van het nut daarvan.

Voorzitter. Een laatste punt van aandacht waarbij mijn fractie wil stilstaan, is dat er door dit briefstemmen nieuwe grootschalige mogelijkheden tot fraude zouden kunnen ontstaan. Denk aan ronselen — het is al een keer genoemd — formulieren per post afvangen, of weggegooide formulieren verzamelen en alsnog insturen. Dat zijn zomaar wat voorbeelden. Grootschalige fraude is niet ondenkbaar. Het idee van grootschalige fraude kan via media en social media al snel zorgen voor een breed maatschappelijk onbehagen en twijfel over de integriteit van het verkiezingsproces. Neem de recente verkiezingen in de Verenigde Staten. Uit een enquête van persbureau Reuters/Ipsos in november bleek dat de helft van de republikeinse stemmers dacht dat Trump heeft verloren vanwege wijdverspreide stemfraude, met name bij dat briefstemmen. We hebben het dan over de helft van 74 miljoen Trumpstemmers. Nederland is weliswaar een ander land met een ander stelsel, maar we moeten hier echt wel van leren. Daarom doet mijn fractie hiervoor twee handreikingen en twee voorstellen.

De eerste is een uitgebreid extern fraudeassessment. Wij hebben hiernaar gevraagd in de voorbereiding, maar we kregen een ontwijkend antwoord. We gaan er dus van uit dat er geen uitvoerig extern fraudeassessmentonderzoek heeft plaatsgevonden. We willen dat een of meerdere daarin gespecialiseerde externe partijen zo snel onderzoek doen naar nieuwe risico's op significante fraude die als gevolg van dit nieuwe briefstemmen worden geïntroduceerd en naar de daarbij behorende beheersingsmaatregelen om dat te voorkomen. Daarover moet publiek gerapporteerd worden. Dat is transparant. Ik hoor graag van de minister of ze zo'n onderzoek wil toezeggen. Wij overwegen een motie op dat punt.

En dan het tweede voorstel: transparantie vooraf over de risico's van briefstemmen. Een slimme publiekscampagne kan ervoor zorgen dat de samenleving actief en voorafgaand aan de verkiezingen wordt geïnformeerd over de manier waarop de overheid, ondanks de introductie van 2,4 miljoen nieuwe briefstemmen, een integere uitslag van de verkiezingen kan garanderen. Zo krijg je daar vooraf debat en discussie over en kan het kabinet kritiek vooraf pareren of bijsturen, in plaats van achteraf. Graag hoor ik van de minister of ze zo'n campagne wil toezeggen. Ook op dit punt overwegen wij een motie.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Ganzevoort.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Een vraag over de fraudebestrijding. Op zichzelf is het heel goed om daarnaar te kijken en daar kritisch op te zijn. Als we terugkijken naar de manier waarop dat in Amerika ging, is de heer Van der Linden het dan met mij eens dat er uiteindelijk heel weinig aanwijzingen voor fraude waren, en dat het grote probleem was dat dit vanuit politieke kringen werd aangewakkerd? In een vorm van politiek hooliganism werd de uitslag aangevochten en werd voortdurend geprobeerd om het idee van fraude boven de markt te laten hangen. Was dat niet het echte probleem? Los je dat op met heel veel fraudebestrijding, of los je dat op met verantwoordelijke politici?

De voorzitter:

Ik stel wel voor dat we binnen de context van dit wetsvoorstel blijven.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Ik denk met beide. Daarom is mijn oproep: zorg ervoor dat je aan de voorkant heel goed duidelijk maakt of die mogelijkheden er zijn. Er zijn mogelijkheden om te frauderen. Dat wordt ook onderkend. Er zijn nieuwe mogelijkheden door het grootschalig briefstemmen. Wees er vooraf heel duidelijk over waar die risico's zich bevinden en welke maatregelen je hebt getroffen om ze te voorkomen. Wees daar heel transparant over en zorg ervoor dat je de bevolking en de samenleving daarover heel duidelijk vooraf informeert, voor de verkiezingen. Dan kun je discussies achteraf voorkomen. Daar hebben we nu nog weinig van gezien, maar daar roepen we wel toe op. Doe dat nou voor de verkiezingen en laat zien hoe dat geregeld is, zodat je daar veel minder discussie over kunt krijgen.

De heer Van Hattem i (PVV):

De heer Van der Linden heeft veel terechte kritiek op het briefstemmen en de integriteit van het verkiezingsproces. Ik zou hem willen vragen of hij het met mij eens is dat de verkiezingen hoe dan ook zullen moeten doorgaan, ondanks deze kritiek, die zeer terecht is. Ik zal dat zo meteen ook nog betogen.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Ja. Dit land is toe aan nieuw leiderschap en nieuw beleid, dus ze moeten zeker doorgaan.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik sluit me aan bij de heer Ganzevoort. Hij zegt dat het op zichzelf heel goed is als de vragen over fraude nog eens een keer goed de revue passeren. Ook een campagne zou waarschijnlijk zinvol zijn. Mijn vraag aan de heer Van der Linden is welke fraude zich zou kunnen voordoen bij het briefstemmen die zich niet ook zou kunnen voordoen bij de al tig jaar bestaande mogelijkheid om bij volmacht te stemmen?

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Ik noemde net al een voorbeeld. Iemand krijgt bijvoorbeeld de formulieren toegestuurd en gooit ze weg. Hij gaat niet stemmen en mikt ze in de papierbak. Ze worden dan afgevangen en met een stem ingestuurd. Dat zou een mogelijkheid kunnen zijn. Wellicht kan dat grootschaliger zijn dan bij volmachten. Ik noem maar een voorbeeld.

Mijn oproep bij zo'n fraudeassessment is om al die mogelijkheden in kaart te brengen. Laat op een rijtje zetten welke mogelijkheden er zijn en welke beheersmaatregelen er zijn. Dan worden die vormen benoemd en kan worden uitgesloten dat de verkiezingen daadwerkelijk negatief beïnvloed worden door fraude.

De heer Nicolaï (PvdD):

Toch nog even naar dat ene voorbeeld. De volmachtformulieren kunnen ook in de papierbak gegooid worden.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Volgens mij werkt dat anders. Die zijn voor een specifiek stembureau. Grootschalig afvangen kan daarbij ook moeilijk, want je kan met maximaal twee van die volmachten, of nu drie, naar een stembureau. Misschien kun je per persoon wel 100 weggegooide formulieren voor briefstemmen afvangen. Die hoef je niet zelf bij het stembureau in te brengen. Je hoeft niet zelf langs te gaan. Volgens mij is dat een verschil.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank u, voorzitter. Essentieel is dat de Tweede Kamerverkiezingen, ondanks alle corona-omstandigheden, gewoon op woensdag 17 maart aanstaande door kunnen gaan. Daarvoor is dit wetsvoorstel nodig. Uitstel van de verkiezingen zou absoluut onwenselijk zijn. Bovendien moeten er voorwaarden geschapen worden waardoor de opkomst zo hoog mogelijk kan worden en waardoor iedereen in de gelegenheid wordt gesteld zijn stem verantwoord te kunnen uitbrengen.

Bij de herindelingsverkiezingen in november is al onder een aantal coronamaatregelen gewerkt. Dat brengt mij op mijn eerste vraag. Kan de minister aangeven of de opkomst bij deze verkiezingen hoger of lager was dan normaal?

Hopelijk zijn we zo snel mogelijk van de totaal disproportionele en onnodige avondklok af. Maar met het wispelturige demissionaire kabinet-Rutte weet je het maar nooit. Wie weet geldt op 17 maart de avondklok nog steeds, of heeft het kabinet opnieuw zo'n onzalig dwangbevel aan de Nederlandse burgers opgelegd. Kan de minister aangeven of een eventuele avondklok het doorgaan van de Tweede Kamerverkiezingen op 17 maart zal verhinderen? Mocht er die dag onverhoopt een avondklok van kracht zijn, kan de minister dan garanderen dat kiezers ongestraft tot 21.00 uur kunnen stemmen, en dat ze na 21.00 uur ook nog naar huis kunnen terugkeren, zonder dat er belemmeringen worden opgeworpen? Kan de minister tevens garanderen dat het stemmentellen daarna openbaar toegankelijk blijft, ondanks een eventuele avondklok?

Verder moeten de nu voorgestelde maatregelen, zoals de uitbreiding van de volmachten, de vervroegde openstelling en met name het briefstemmen, wel écht veilig en zorgvuldig zijn. De minister geeft zelf aan dat briefstemmen de nodige nadelen heeft. Dat is zojuist ook al genoemd. Het stemgeheim en de stemvrijheid zijn niet op dezelfde wijze te waarborgen als in het stemlokaal. Dat is in 2007 al door de adviescommissie inrichting verkiezingsproces, de adviescommissie-Korthals Altes, aangegeven in een risicoanalyse: het briefstemmen introduceert nieuwe risico's in het verkiezingsproces. Dat is toen al duidelijk aangegeven.

De kiezer die gebruikmaakt van een stem(plus)pas moet deze ondertekenen. Maar als de handtekening ontbreekt, is de stem(plus)pas volgens dit wetsvoorstel toch nog steeds geldig. Volgens de minister is de handtekening nodig voor een eventueel onderzoek achteraf, indien er aanwijzingen zijn voor fraude. Maar hoe onlogisch is dat? Iemand die wil frauderen, laat de handtekening wel achterwege, omdat de stem(plus)pas ook zonder die handtekening geldig is. Nu die niet noodzakelijk is, is dit extra fraudegevoelig. Graag een reactie van de minister op deze onlogische redenering. Wat gaat zij preventief doen om zulke fraude te voorkomen?

De VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, vraagt zich in haar advies af waarom bij de stem(plus)pas geen kopie van een ID hoeft te worden meegestuurd, terwijl bij in persoon stemmen legitimeren wel noodzakelijk is. Gaat dit niet ten koste van de controleerbaarheid en de integriteit, zoals de VNG stelt? Graag een reactie van de minister.

Bij het terugzenden van stembescheiden per post mist de gebruikelijke controle in het stembureau. Op de schriftelijke vragen van onze fractie over de risico's van ronselen van stembescheiden, gaf de minister een antwoord dat focust op het oneigenlijke gebruik van het briefstembiljet in een stemlokaal. Maar daar gaat het niet om. Bij het briefstemmen per post ontbreekt de identiteitscontrole, waardoor het risico op ronselen groter kan worden. De minister stelt slechts dat het de eigen verantwoordelijkheid van de kiezer is om dat te voorkomen. Maar ronselen kan zeer geraffineerd gebeuren, zeker bij de kwetsbare doelgroep van ouderen bij het briefstemmen. Niet voor niets geeft de Kiesraad in zijn risicoanalyse over briefstemmen aan: "Op het moment dat de kiezer thuis het stembiljet invult, zijn er geen stembureauleden of waarnemers aanwezig om erop toe te zien dat de kiezer vrij van beïnvloeding zelfstandig het stembiljet invult. Bij beïnvloeding door naasten of omstanders kan gedacht worden aan family voting, maar ook aan het op grotere schaal, bijvoorbeeld in tehuizen, ronselen, kopen of ontvreemden van stemmen."

De heer Nicolaï i (PvdD):

Ik ken het citaat. Is dat bij de volmacht niet net zo aan de orde? De volmacht kennen we eigenlijk al decennia.

De heer Van Hattem (PVV):

Een volmacht is net iets anders van karakter. Daarbij wordt aan iemand persoonlijk en in vertrouwen een volmacht gegeven. Dat is net iets directer dan bij het briefstemmen. Maar ik ben het met de heer Nicolaï eens dat dat risico bij volmachten ook bestaat. Daar is al voor gewaarschuwd door de Kiesraad. In 2015 hebben ze al een onderzoek gevraagd om daar nader naar te kijken. In hun advies hebben ze gezegd: kijk nader naar de risico's van ronselen met volmachten. Nu wordt het aantal volmachten uitgebreid, dus het risico neemt toe. Ik ben het met de heer Nicolaï eens dat dit een risico is, maar dat risico wordt nu verder vergroot door het briefstemmen ook in te voeren. Daar zit het zorgpunt.

De heer Nicolaï (PvdD):

Nog even een vraag aan de heer Van Hattem. U zegt: het wordt vergroot. Maar de kiezer heeft het volmachtformulier en het briefstemformulier. Wat wordt er dan vergroot?

De heer Van Hattem (PVV):

Er wordt nog een andere extra mogelijkheid gegeven om niet in persoon in een stembureau te gaan stemmen, waarmee er voor kwaadwillenden nog een mogelijkheid bestaat om bijvoorbeeld ronselpraktijken toe te passen. Die stembrieven kunnen gewoon worden meegenomen uit bijvoorbeeld een verzorgingshuis als iemand daarvoor beïnvloedbaar is. Dat zijn mogelijkheden. Of ze kunnen worden afgegeven in een bepaalde locatie. Het risico wordt uitgebreid en het is nog anoniemer dan het stemmen per volmacht.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

De heer Van Hattem (PVV):

Gelet op het voorgaande citaat: kan de minister aangeven wat ze eraan gaat doen om te voorkomen dat bijvoorbeeld in een moskee met family voting door omstanders de lange arm van Erdogan de stemvrijheid kan beïnvloeden, of dat, zeker in islamitische kringen, de vrouwen helemaal geen eigen stem kunnen uitbrengen?

Voorts stelt de Kiesraad: "Vanaf het moment dat de kiezer het stembiljet in de (brieven)bus steekt, kan er slecht toezicht worden gehouden op eventuele frauduleuze handelingen die plaatsvinden als de briefstem onderweg is naar het briefstembureau. Hierbij kan worden gedacht aan onderschepping en vervanging van de stembiljetten. Dit risico kan zich tevens voordoen bij de verzending naar de kiezer." De minister geeft weliswaar aan dat PostNL hiervoor een speciaal geautomatiseerd proces doorloopt, maar in hoeverre kan waterdicht worden uitgesloten dat kwaadwillenden hiermee toch kunnen frauderen? Kan de minister de veiligheidswaarborgen nader toelichten? Graag dus een nadere uitleg wat de minister gaat doen om zulke ronselpraktijken met briefstemmen per post te voorkomen.

Heeft de minister al overleg gehad met het Openbaar Ministerie over de voorbereiding van de Tweede Kamerverkiezingen, zoals ze aankondigde in haar schriftelijke beantwoording aan de Tweede Kamer? Zijn er al afspraken gemaakt met het OM om fraude te voorkomen en aan te pakken?

Hetzelfde geldt voor de volmachten. De minister gaf in de schriftelijke ronde slechts aan dat het ronselen van volmachten strafbaar is en dat bij eventuele signalen contact moet worden opgenomen met het Openbaar Ministerie en aangifte gedaan moet worden. Maar de minister geeft niet aan of ze ook preventieve maatregelen neemt om ronselen van volmachten te voorkomen. Graag een reactie: in hoeverre mogen we ook preventieve acties verwachten van de minister?

Bij het vervroegd stemmen moeten de op 15 en 16 maart uitgebrachte stemmen beveiligd worden vervoerd en opgeslagen om te voorkomen dat ongetelde stembiljetten verdwijnen of worden toegevoegd. De minister heeft nog niet aangegeven hoe dit concreet moet gebeuren en welke veiligheidseisen en -voorwaarden hieraan worden gesteld. Ze heeft slechts aangegeven dat dit zal worden uitgewerkt in een ministeriële regeling. Kan de minister aangeven of die regeling er al is, of in ieder geval duidelijk maken wat de insteek en opzet van die regeling wordt?

Ook geeft de VNG aan dat niet alle gemeenten beschikken over kluisruimtes die hiervoor geschikt zijn en dat er soms gewerkt wordt met externe locaties. Kan de minister aangeven wat dit concreet betekent voor de beveiliging van de stembiljetten?

Verder geeft de Kiesraad aan dat bij het vaststellen van de uitslag software wordt gebruikt voor het optellen. De Kiesraad stelt dat bij deze Ondersteunende Software Verkiezingen 2020, OSV2020, de mogelijkheden om deze op tijd aan te passen beperkt zijn en thans niet goed te overzien. Bovendien zou de ministeriële regeling die hiervoor de modellen bepaalt, nog niet zijn vastgesteld. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken is? Onze Tweede Kamercollega Martin Bosma heeft over deze optelsoftware Kamervragen gesteld die helaas nog niet beantwoord zijn. Deze software zou ontwikkeld zijn door de omstreden Duitse firma IVU Traffic Technologies AG, die aan Duitsland een niet goed werkend systeem leverde. Een van de directieleden van dit bedrijf is een Nederlandse oud-bestuurder van een ov-onderneming die betrokken was bij het grote ov-aanbestedingsschandaal in Limburg enkele jaren geleden. Daar werden willens en wetens schijnconstructies toegepast om de ov-aanbesteding binnen te halen. Kan de minister aangeven waarom zij de kern van het verkiezingsproces, het optellen van de stemmen, overlaat aan de software van een bedrijf met zo'n dubieuze staat van dienst? Waarom niet gewoon met de hand tellen?

Tot slot. De mogelijkheid wordt geschetst voor een eventuele schorsing bij het tellen van de stemmen. Kan de minister aangeven welke maatregelen worden genomen om de aanwezige stembrieven zo goed mogelijk te beveiligen tijdens een schorsing? Welke concrete waarborgen worden hieraan verbonden tijdens een schorsing?

Voorzitter, tot zover in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. De heer Koole.

De heer Koole i (PvdA):

De heer Van Hattem zei in het begin dat de verkiezingen koste wat kost absoluut moeten doorgaan. Ik dacht dat hij daar later nog op terug zou komen, maar dat bleek niet het geval. Daarom toch een vraag hierover. Kan de heer Van Hattem zich een situatie voorstellen waarin de verkiezingen toch niet door kunnen gaan?

De heer Van Hattem (PVV):

Er kan bij wijze van spreken een gigantische meteoriet inslaan die het land wegvaagt. Dan gaan de verkiezingen ook niet door. Theoretisch zijn er altijd mogelijkheden. Maar gegeven de huidige omstandigheden, waar ook deze wet op ziet, is het gewoon zaak om de verkiezingen door te laten gaan. We hebben een coronasituatie die nu al bijna een jaar duurt. In dat jaar hebben we al een keer verkiezingen gehouden, namelijk in november. Tot nu toe is er nog geen gelegenheid geweest waarvan wij zeggen: dat is reden om het niet door te laten gaan. Op dit moment voorzien we ook geen enkele reden waarom de verkiezingen niet door zouden moeten gaan. Sterker, het is hoogstnoodzakelijk om ze wél door te laten gaan. Er ligt nu een wetsvoorstel dat weliswaar een hoop mitsen en maren en misschien ook nog zorgvuldigheden bevat, maar het is wel essentieel dat de verkiezingen koste wat kost doorgaan. Ze dulden geen uitstel.

De heer Koole (PvdA):

Ook wij willen graag dat de verkiezingen doorgaan, maar het moet wel zorgvuldig kunnen. Nu zegt de heer Van Hattem opnieuw "koste wat kost". Hij noemde een meteoriet. Daarnet zei hij: als 90% in quarantaine is, is er misschien een reden. Ik leid hier toch uit af dat er ook volgens de heer Van Hattem een mogelijkheid is dat de verkiezingen niet doorgaan. Dat absolute karakter van "altijd moeten doorgaan" is dus niet zo absoluut, vraag ik de heer Van Hattem.

De heer Van Hattem (PVV):

Als de situatie zich zou voordoen dat Nederland totaal niet meer bestaat of als er totaal geen menselijk verkeer meer mogelijk is, dan is het wat anders. Maar gegeven de huidige omstandigheden is er geen enkele reden om de verkiezingen uit te stellen. Ik beredeneer het iets anders dan de PvdA-fractie. Ik hoorde de heer Koole zojuist zeggen dat het een soort conditio sine qua non is dat het verantwoord moet gebeuren en dat het anders niet door kan gaan. De PvdA-fractie neemt dus al een voorschot op het niet door laten gaan. Wij draaien het juist om: het moet koste wat kost doorgaan. Alleen in het uitzonderlijke geval van een oorlog of weet ik veel wat, is het anders. Maar onder de gegeven omstandigheden moeten er verkiezingen plaatsvinden op 17 maart.

De voorzitter:

De heer Koole tot slot.

De heer Koole (PvdA):

De PvdA neemt helemaal geen voorschot op het niet doorgaan, zij vraagt alleen naar de criteria op basis waarvan daartoe onverhoopt wordt besloten. Ik constateer dat ook de heer Van Hattem zegt dat er omstandigheden kunnen zijn waaronder de verkiezingen niet doorgaan.

De heer Nicolaï (PvdD):

We hebben het al gehad over het houden van peilingen over de opkomstbereidheid. Stel dat uit die peilingen blijkt dat 40% van de mensen uit angst voor corona — we weten niet hoe het dan is — niet gaat stemmen. Vindt de heer Van Hattem dat dan relevant of niet?

De heer Van Hattem (PVV):

Dat is nogal een als-danvraag. Juist met de wet die nu voorligt, nemen we maatregelen om ervoor te zorgen dat de verkiezingen op een verantwoorde manier kunnen doorgaan. Dan moeten we ze ook gewoon door laten gaan.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik zou toch graag een antwoord op mijn vraag krijgen. Vindt de heer Van Hattem het een relevant gegeven als zou blijken dat 40% van de mensen ook onder deze wet, als die wordt aangenomen, niet zou gaan stemmen?

De heer Van Hattem (PVV):

Zoals gezegd, zijn er genoeg mogelijkheden. Het aantal volmachten wordt uitgebreid, briefstemmen wordt gerealiseerd en stembureaus worden vervroegd opengesteld. Er wordt dus genoeg gelegenheid geschapen. De verkiezingen moeten gewoon doorgaan, daar ben ik heel duidelijk in.

De voorzitter:

De heer Nicolaï tot slot.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik constateer dat de heer Van Hattem geen antwoord geeft en dat is jammer.

De heer Van Hattem (PVV):

Mijn antwoord is heel duidelijk, ook naar de heer Koole, die zegt dat ik het niet absoluut maak, toe. Ik maak het wel absoluut dat op 17 maart de verkiezingen moeten doorgaan. Onder normale omstandigheden gaan wij hier gewoon mee door. Al die als-dansituaties die nu worden geschetst, zijn wat mij betreft niet van toepassing. De kiezingen gaan gewoon door op 17 maart. Daarvoor zetten we alles op alles.

Tot zover in eerste termijn, voorzitter.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Dittrich namens de fractie van D66.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dittrich i (D66):

Voorzitter. In de wereldgeschiedenis toonden democratieën hun weerbaarheid door verkiezingen in crisistijd te laten doorgaan. Denk aan de verkiezingen tijdens de Amerikaanse burgeroorlog, aan de verkiezingen tijdens de Spaanse grieppandemie of, op veel kleinere schaal en veel dichter bij huis, aan november 2020, toen er gemeentelijke herindelingsverkiezingen werden gehouden tijdens de coronapandemie in Nederland.

Voorzitter. Wij gaan ervan uit dat de Tweede Kamerverkiezing van 17 maart gewoon doorgaat en dat inderdaad alles op alles zal worden gezet om die verkiezing veilig te doen zijn. Het is, zo hebben wij begrepen, een enorme organisatorische en logistieke operatie om dat hele proces soepel te laten verlopen, ondanks de pandemie en ondanks de vrees voor de Engelse variant van het coronavirus. Maar verkiezingen zijn het kloppend hart van een democratie. De raderen van de verkiezing moeten dan ook goed draaien en de mensen achter de schermen van een verkiezing zijn van essentieel belang. Dat bewijst ook dit wetsvoorstel. De fractie van D66 heeft waardering voor al die mensen die meewerken aan deze grote operatie. In de wereldgeschiedenis waren er dictators die zeiden: niet de mensen die stemmen bepalen een verkiezing, maar de mensen die de stemmen tellen. Dat is natuurlijk wel een hele cynische uitspraak, maar dat de organisatie achter een verkiezing van eminent belang is, is duidelijk. Laat ik dan ook beginnen met een compliment te geven aan de minister en via haar aan alle betrokkenen bij de organisatie van de aankomende verkiezingen, zeker ook de vrijwilligers die geworven worden. Sinds de laatste gegevens in de memorie van antwoord van 15 januari zijn er alweer twee weken verstreken, dus ik zou graag aan de minister willen vragen of zij de laatste stand van zaken kan geven met betrekking tot alle voorbereidingen in de gemeenten. Loopt alles volgens planning? Zijn er voldoende vrijwilligers? Mevrouw Baay-Timmerman heeft vragen gesteld over de avondklok. Dezelfde vraag had ik ook, dus ik sluit mij kortheidshalve bij haar aan.

In het wetsvoorstel introduceert de minister drie belangrijke nieuwe elementen voor de komende verkiezingen. Allereerst het stemmen per brief voor kiezers van 70 jaar en ouder. Ik moet eerlijk zeggen dat wij aanvankelijk nogal wat vreemd aankeken tegen die leeftijdsgrens: zou het geen ongeoorloofde leeftijdsdiscriminatie zijn? Maar de minister heeft ons in de stukken overtuigd dat er valide redenen zijn om het briefstemmen te beperken tot een generieke groep van 2,4 miljoen 70-plussers, die volgens het RIVM erg kwetsbaar zijn voor besmetting met het covidvirus. Uitbreiding van de groep naar mensen die om andere redenen kwetsbaar zijn, zou daarnaast op onoverkomelijke uitvoeringsproblemen stuiten. Wij van D66 vinden het briefstemmen interessant en zijn benieuwd hoe het gaat uitpakken en of het ook bij reguliere verkiezingen geïntroduceerd kan worden. Hoe kijkt de minister daartegen aan? In EU-landen als Duitsland, Spanje en Oostenrijk is briefstemmen heel gewoon, net zoals in Groot-Brittannië. Wij vinden wel dat briefstemmen een principieel debat rechtvaardigt en ik sluit me daarom aan bij de woorden die de heer Ganzevoort heeft uitgesproken in zijn termijn.

De tweede vernieuwing, het vroegtijdig stemmen op 15 en 16 maart voor in beginsel kwetsbare groepen, is geïntroduceerd in dit wetsvoorstel om de druk op 17 maart enigszins van de ketel te halen. We hebben er goede nota van genomen dat anderen die niet tot de kwetsbare groepen behoren, maar die ook niet op 17 maart kunnen of willen stemmen, niet zullen worden weggestuurd wanneer zij zich op 15 of 16 maart bij het stemlokaal melden. Mijn vraag aan de minister is of alle mensen bij de stemlokalen daar goed over zijn geïnstrueerd. De mogelijkheid van eerder stemmen vindt D66 een interessante noviteit. Als het goed gaat bij deze verkiezing, kan het wat ons betreft, nadat we daar natuurlijk inhoudelijk verder over gediscussieerd hebben, standaard worden ingevoerd bij volgende verkiezingen en wellicht met meer dagen worden uitgebreid. Hoe staat de minister daartegenover? Uiteraard zal dat bij de evaluatie van deze verkiezing aan de orde komen. We zullen daar dan nader op terugkomen.

Het derde is het uitbreiden van het aantal volmachtstemmen van twee naar drie. In het verleden hebben we gezien dat er nog weleens incidenten waren rond het ronselen van stemmen. De fractie van D66 gaat ervan uit dat er scherp op wordt toegezien dat ongeoorloofde handelingen met volmachtstemmen worden tegengegaan, evenals rond het stemmen per brief. We zijn dan ook benieuwd naar de evaluatie van deze verkiezing en welke lessen eruit kunnen worden getrokken voor andere verkiezingen.

Voorzitter. Ik kom al tot een afronding. Wij wensen bijna alle politieke partijen en alle betrokkenen bij de organisatie van de verkiezingen veel succes. We hebben gezien dat in een land als de Verenigde Staten, waar tijdens de coronapandemie verkiezingen werden gehouden, lange rijen voor de stemlokalen stonden. Lange rijen mensen met een mondkapje op, 1,5 meter van elkaar. Zij stonden daar met de wil om hun stem te laten horen, om hun betrokkenheid bij het bestuur van het land te tonen en hun invloed te doen gelden. Wij vinden dat hoopgevend. Helaas hebben we geconstateerd, vandaag en onlangs, dat er op social media oproepen zijn om de verkiezingen te verstoren, dus ik vraag aan de minister daar rekening mee te houden. Kan zij ons in dit debat er alvast iets over vertellen hoe we ons daartegen wapenen, mocht dat onverhoopt plaatsvinden? Ik zou willen afronden met te zeggen: laten wij in ieder geval hopen dat de verkiezing van 17 maart in Nederland een mooi feest voor de democratie mag zijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dittrich. De heer Van Hattem.

De heer Van Hattem i (PVV):

Op dat laatste punt ben ik het uiteraard helemaal eens met de heer Dittrich. Daarom wil ik hem allereerst de vraag stellen of hij het met mij eens is dat de verkiezingen ook echt op 17 maart door moeten gaan. Maar mijn aanvankelijke interruptie is de volgende. Ik hoor de heer Dittrich enerzijds over het briefstemmen betogen dat het heel normaal is en dat het in veel andere landen plaatsvindt. Hij noemde daarbij verschillende landen op. Maar tegelijkertijd onderkent hij ook in zijn betoog de risico's die eraan zitten ten aanzien van de fraudegevoeligheid. Is dat juist niet tegenstrijdig met elkaar? Moeten we juist niet voorkomen dat er een fraudegevoelig systeem wordt opgetuigd en dan in plaats van daarover een breed debat te gaan voeren, waartoe hij oproept, om dat te zijner tijd permanent in te voeren, ervoor te zorgen dat dit een noodmaatregel is waar we uiteindelijk weer van af moeten zien zo gauw dat weer kan?

De heer Dittrich (D66):

In de stukken hebben we al met de minister gediscussieerd over een eventueel risico dat zich kan manifesteren, zowel bij het briefstemmen als bij het volmachtstemmen, dat wordt uitgebreid van twee naar drie. Dat moeten we onderkennen. We weten dat in andere landen briefstemmen al heel erg lang gedaan wordt en normaal is. Daar willen ze ook niet dat er gefraudeerd wordt bij hun briefstemmen. We kunnen dus ook leren van andere EU-landen, van ons omringende landen die dat briefstemmen hebben. Daarom denk ik dat het erg belangrijk is dat deze verkiezingen en dit wetsvoorstel geëvalueerd worden en dat we lessen kunnen trekken uit wat dan de bevindingen zullen zijn. Dan zullen we kijken hoe het ervoor staat.

De heer Van Hattem (PVV):

Dan is het wat de heer Dittrich betreft dus ook nog te vroeg om nu al te spreken over een breed debat om dat briefstemmen mogelijk te maken. Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vraag of u het met mij eens bent dat de verkiezingen op 17 maart door moeten gaan.

De heer Dittrich (D66):

Die vraag stelt u aan iedereen, maar als die vraag aan u gesteld wordt, zegt u: ja, maar er zijn toch mogelijkheden dat ze toch niet doorgaan, als er een meteoriet valt of iets dergelijks. Ik ga me helemaal niet in casus verdiepen. Wij gaan ervan uit dat de verkiezingen doorgaan, gesteld nu dat als de regering aan de Tweede en de Eerste Kamer laat weten dat de verkiezingen niet kunnen doorgaan, wij aan zet zijn. Dan gaan wij erover spreken of we het daarmee eens zijn of niet.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Uiteraard is onze fractie ook van mening dat de verkiezingen moeten doorgaan, laat daar geen misverstand over bestaan. De heer Dittrich haalde net de verkiezingen in de Verenigde Staten aan als voorbeeld van hoe je de verkiezingen toch kunt laten doorgaan. Ik kom ook even terug op wat de heer Van Hattem eerder zei, namelijk dat het tellen van de stemmen in de Verenigde Staten heel transparant en in de openbaarheid gebeurt. In andere landen is dat ook zo. Iedereen kan daar kijken wat er gebeurt. In Nederland is het niet zo'n transparant gebeuren. Ik heb zelf ook een aantal keren meegemaakt dat er gewoon geen publiek wordt toegelaten, zeker niet wanneer de aggregatie van de stemmen plaatsvindt. Dat is onderzocht en dat is een zwak punt in het systeem. Is de heer Dittrich het met mij eens dat met name het tellen van de stemmen en de aggregatie van de stemmen op een hoger niveau veel transparanter zou moeten zijn en dat het eigenlijk een gemiste kans is dat dat hierin niet is meegenomen?

De heer Dittrich (D66):

Ja, ik ben het er eigenlijk mee eens dat het transparanter zou moeten en zou kunnen. Ik vraag via u ook aan de minister hoe zij daartegen aankijkt. Ik heb wel gezien dat het extra vertrouwen geeft in het proces als mensen via de webcam of op een anders manier, soms zelfs in het tellokaal op een tribune, kunnen meekijken, zoals in de Verenigde Staten gebeurt.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat is goed om te horen. Ik heb nog een tweede vraag aan de heer Dittrich. We hebben bij een aantal verkiezingen gezien dat de burgemeester het tellen van de stemmen plotseling staakte. Dat gebeurde bijvoorbeeld in Amsterdam, waar ik toen 's avonds laat toevallig de heer Van der Burg nog tegen het lijf liep in de Stopera. Bij een aantal verkiezingen werd plotseling gezegd: we stoppen met tellen. Dat vond ik een heel rare gang van zaken. Is de heer Dittrich het ook met mij eens dat we dat soort praktijken niet moeten hebben op 17 maart?

De heer Dittrich (D66):

Dat vind ik wel een heel specifieke casus. Ik ken de omstandigheden helemaal niet, maar de wet biedt de mogelijkheid om stemmen te tellen nadat de stemlokalen gesloten zijn. Dat is om negen uur 's avonds geworden op 17 maart. Dan moeten we alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat dat zorgvuldig gebeurt. Er zijn ook mensen die dat controleren. Die rapporteren daarover. Dat komt uiteindelijk weer bij de Tweede en de Eerste Kamer terecht en dan zullen we daarover spreken. Als er incidenten zijn, dan worden die gemeld. We moeten dat veel mogelijk zien te voorkomen.

De heer Raven i (OSF):

Ik merk bij diverse sprekers dat we de verkiezingen een beetje zien als experiment, zo van "we gaan het briefstemmen introduceren en laten we eens afwachten hoe dat gaat". Daarvoor zou ik wel willen waarschuwen. Ik denk dat we nu volwaardige verkiezingen tegemoetgaan, die in principe voor vier jaar gelden. Je moet dan de garantie hebben dat die goed functioneren. Mijn vraag aan de heer Dittrich is: heeft u ondanks dat het een experimenteel karakter heeft, wel het gevoel dat dit volwaardig is en dat er nu al met dat briefstemmen kan worden begonnen, terwijl er nog heel veel vragen zijn?

De heer Dittrich (D66):

In beginsel vinden wij briefstemmen — en ook het eerder stemmen, early voting — erg interessant. Het moet uiteraard goed gaan. Er komt ook een evaluatie en dan krijgen we natuurlijk ook weer allemaal adviezen van allerlei mensen. Op basis daarvan moeten we op een rustig moment kijken naar de vraag of dit iets is wat we bij komende verkiezingen echt kunnen introduceren. Dan zal de Kieswet ook moeten worden aangepast, want dit is een noodwet in verband met de coronabesmetting. In die zin is dit dus wel een bepaald soort experiment.

De voorzitter:

De heer Raven, tot slot.

De heer Raven (OSF):

U zegt nu weer dat we te zijner tijd eens moeten kijken wat er allemaal uitkomt, maar we gaan volwaardige verkiezingen tegemoet, die voor vier jaar staan. We krijgen een nieuwe Kamer. Dan moet je de garantie hebben dat er geen enkele discussie over de uitslag kan zijn.

De heer Dittrich (D66):

Nou ja, we hebben een Kiesraad en die Kiesraad gaat over de uitslag. Daar kan bezwaar tegen worden gemaakt. Daar is al in voorzien. Maar er is geen enkele aanleiding om nu te denken dat er van alles misgaat of zal misgaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de heer Nicolaï namens de fractie van de Partij voor de Dieren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Wij hebben geen wettelijke stemplicht of opkomstplicht meer. Tot 1970 vonden we het stemmen zo belangrijk om gestalte te geven aan het functioneren van de democratie dat er een opkomstplicht was. De verantwoordelijkheid om gebruik te maken van het stemrecht ligt nu bij de kiezer. Velen voelen dat als een burgerplicht, en dat vindt onze fractie begrijpelijk. Onze samenleving staat nu voor grote uitdagingen. De komende verkiezingen vormen bij uitstek een moment om een nieuwe richting te geven aan onze omgang met elkaar en met deze planeet. Degenen die het als een plicht voelen om te gaan stemmen, begrijpen wij dus heel goed.

Tegelijkertijd vormen de komende verkiezingen een gevaar voor degenen die hun plicht willen volbrengen. Het is Nederlands grootste evenement en dat vindt plaats in een situatie waarin evenementen zijn verboden om de verspreiding van COVID-19 te beperken. We mogen niet samenkomen, we dienen onze verplaatsingen te verminderen en we worden na 21.00 uur thuis gehouden. De angst voor nieuwe varianten van het virus grijpt ons aan. Het OMT komt met steeds ingrijpendere maatregelen. Een evenement als verkiezingen zonder deugdelijke aanvullende maatregelen laten doorgaan past niet in dat beeld.

Uit onderzoek door het Institute of Labor Economic is gebleken dat in de vijf weken na de Franse gemeenteraadverkiezingen van maart verleden jaar, de mortaliteit aanzienlijk steeg. De onderzoekers concludeerden zelfs, uitgaande van het opkomstpercentage van 2014, dat het aantal doden onder de ouderen 21,8% hoger zou zijn geweest. Voor wie zijn gezond verstand gebruikt, is het logisch dat al die samenkomsten in kieslokalen een boost zullen geven aan de verspreiding van het virus. Een evenement van deze omvang zal voor een aantal landgenoten een dodelijke vergissing kunnen blijken.

Voorzitter. Wat zegt het OMT over dit grootste evenement in Nederland? Uit het antwoord van de regering op onze vragen blijkt dat er in het geheel geen advies gevraagd is aan het OMT. Het lijkt erop dat de regering dat ook in de komende tijd niet van plan is te doen. Dat vindt onze fractie onbegrijpelijk. De regering verwijst naar adviezen die in 2019 aan het RIVM zijn gevraagd. Alsof er sindsdien niets veranderd is. Alsof er op dit moment geen deskundige virologen zijn die alarm slaan over de nieuwe varianten en het verstandig vinden de verkiezingen in maart naar later te verschuiven als er geen veilige aanpassingen komen, zoals het briefstemmen. "Dan moet je het maar even afzeggen", aldus Diederik Gommers in de NRC van 13 januari jongstleden. Kan de minister aangeven wanneer het OMT gevraagd wordt om advies uit te brengen over het laten doorgaan van dit evenement? Kan de minister toezeggen dat als het OMT daartoe adviseert, dat advies tot uitstel of aanpassingen van de verkiezingen zal moeten leiden? Ik overweeg een motie op dit punt.

Voorzitter. Zo'n beslissing tot uitstel zou niet nodig zijn als de regering het briefstemmen voor iedereen zou hebben opengesteld. Dat is niet het geval, waardoor veel kiezers gedwongen worden aan een voor hun gevoel onveilige samenkomst deel te nemen om het kiesrecht te kunnen uitoefenen. Helaas zullen kiezers afhaken, volgens onderzoek van bijvoorbeeld Maurice de Hond. Van alle kiezers die het voornemen hebben te gaan stemmen, geeft 11% aan niet aan de verkiezingen deel te nemen als er niet per brief gestemd kan worden. De onderzoeksresultaten bij de herindelingsverkiezingen liggen daarmee in lijn. Ik citeer: "Bijna een op de vijf niet-stemmers geeft aan dat zij vanwege corona niet zijn gaan stemmen." Aldus de conclusie. Dat wijst op een regelrechte aantasting van de democratische rechten die kiezers hebben. Ik wil graag van de minister weten hoe zij deze voor ons verontrustende cijfers beoordeelt. Beschikt zij over andere cijfers? Zo ja, wil zij die dan voorafgaand aan de stemmingen met ons delen?

Voorzitter. Niet alleen de 70-plussers zijn kwetsbaar; naast de groep ouderen wijst het RIVM ook groepen volwassenen met onderliggende aandoeningen aan als kwetsbaar voor het coronavirus. Het gaat om mensen met chronische luchtweg- of longproblemen, hartpatiënten, mensen met suikerziekte, nierziekte, ernstige leverziekte of ernstig overgewicht en patiënten met verminderde weerstand, bijvoorbeeld kankerpatiënten tijdens chemotherapie en/of bestraling. Deze groep omvat meer dan 2 miljoen kiezers. In feite komt het erop neer dat mensen die kwetsbaar zijn voor het virus of bang zijn om naar een stemlokaal te gaan van hun stemrecht worden beroofd. Graag een heldere reactie van de minister hoe ze dit meent te kunnen rechtvaardigen.

Voorzitter. Hoewel de minister tijdens het debat in de Tweede Kamer aangaf dat het praktisch niet uitvoerbaar was om voor alle kiezers briefstembescheiden op tijd te drukken, blijkt uit haar antwoord op onze vragen dat dit wel degelijk mogelijk is. En, zeg ik er maar bij, als het drukproces over verschillende drukkerijen wordt verdeeld, valt ook nog tijd te winnen.

Voorzitter. Het kiesrecht is een heilig recht. De overheid is verplicht om de mogelijkheid om van je recht gebruik te maken zo veel mogelijk te bevorderen. Wie zelf zijn stem wil uitbrengen en niet met anderen wil delen op wie hij stemt, zal of naar een stemlokaal moeten gaan of de mogelijkheid moeten hebben om per brief te stemmen. De wetgever staat niet toe dat twee kiezers tegelijk in een stemhokje plaatsnemen om ongewenste beïnvloeding te voorkomen. Waarom meent het kabinet dan dat miljoenen kiezers hun stemvoorkeur dan maar moeten delen met mensen die ze moeten machtigen, met wie ze kopieën van hun legitimatiebewijs moeten delen en die ze moeten vertrouwen dat ze hun stem correct uitbrengen? Graag een reactie. Waarom kunnen kwetsbare kiezers niet op een gemakkelijke manier, bijvoorbeeld via hun DigiD, kenbaar maken in aanmerking te willen komen voor briefstemmen?

Voorzitter. Praktische hindernissen om voor iedereen het briefstemmen mogelijk te maken, behoort een overheid gewoon op te lossen. Dat kan ook als creativiteit en inzet maar groot genoeg zijn. Juist van een minister van een partij die "democraten" in haar naam voert, mag men verwachten dat ze haar uiterste best doet om praktische hindernissen voor het briefstemmen voor iedereen op te lossen. Is dat echt niet mogelijk op deze termijn? Dan rest maar één beslissing: het uitstellen van de verkiezingen om het proces van briefstemmen voor iedereen alsnog mogelijk te maken. Niet omdat onze partij dat zo graag wil, maar uit zorg voor eerlijke verkiezingen en twijfel over de rechtmatigheid van artikel 7b van de Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19.

De heer Van Hattem i (PVV):

De heer Nicolaï van de Partij voor de Dieren pleit ervoor om de verkiezingen uit te stellen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Nee, dat hoort u mij niet zeggen.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik wilde daaraan toevoegen: als dat verhaal rond het briefstemmen niet voor iedereen mogelijk wordt gemaakt. Tegelijkertijd hoor ik de heer Nicolaï zeggen dat het briefstemmen het nadeel heeft dat mensen daarvoor hun gegevens moeten delen. Ze kunnen niet in persoon gaan stemmen. Maar het moet van tweeën één zijn. Kan de heer Nicolaï aangeven waarom hij die verkiezingen per se wil uitstellen als dat briefstemmen niet doorgaat, terwijl hij tegelijkertijd onderkent dat het briefstemmen een groot nadeel heeft ten aanzien van het stemmen in persoon?

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik denk dat de heer Van Hattem niet goed geluisterd heeft. Ik gaf als voorbeeld dat die nadelen die ik noemde zich voordoen als je een volmacht moet geven. Ik zei dat omdat het kabinet als argument om het briefstemmen niet voor iedereen mogelijk te maken geeft: ja, maar ze kunnen het met volmacht doen. Ik heb ook tegen de heer Van der Linden en tegen u al gezegd dat er juist van alles mis kan gaan met het geven van een volmacht. Dan moet je met iemand delen op wie je gaat stemmen. Dan moet je er maar op vertrouwen dat de betrokkene de volmacht gaat uitvoeren zoals je die hebt meegegeven. Als je zelf een brief in een enveloppe stopt en hem op de post doet of aan iemand geeft die hem afgeeft bij zo'n afgiftebureau, is die beïnvloeding juist niet mogelijk.

De heer Van Hattem (PVV):

Ook dat is maar ten dele waar, want zoals de heer Van der Linden — ik zie hem al aankomen — straks al heeft betoogd, moet er ook een stem(plus)pas worden ingevuld met de gegevens erop die bij een stembureau door iemand tegelijkertijd uit de enveloppe moet worden gehaald. Dus helemaal anoniem is het niet. Bovendien kan de persoon de briefstem die je hem meegeeft om te posten, onderweg ook bij het grofvuil gooien of verscheuren. Dat is ook maar iets waar je op moet vertrouwen. Dus het briefstemmen is geen absoluut gegarandeerd systeem. Integendeel. Het rigoureuze besluit om de verkiezingen uit te stellen en daarmee nog veel meer kiezers van de mogelijkheid te onthouden om op dit cruciale moment hun stem uit te kunnen brengen, is toch veel verstrekkender dan het eventuele risico dat er bestaat …

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Hattem (PVV):

… ten aanzien van de beperkte mogelijkheden rond briefstemmen en volmachtstemmen?

De heer Nicolaï (PvdD):

De heer Van Hattem noemt nu allerlei nadelen die niks te maken hebben met beïnvloeding, wat hij eerst zei. Natuurlijk kan de brief bij de post kwijtraken en natuurlijk kan degene aan wie je de enveloppe meegeeft hem weggooien; dat klopt. Maar u had het over fraudegevoeligheid, dat je stemmen die op de ene partij zijn gegeven zou kunnen veranderen in een stem op een andere partij. Dat doet zich nu juist helemaal niet voor. U had het over beïnvloeding, dat iemand ernaast staat. Dat doet zich ook niet voor. Het kan helemaal persoonlijk gedaan worden. Dat is een.

Twee: in het vervolg van mijn betoog zal ik aangegeven dat wij grote twijfels hebben of het eigenlijk wel rechtmatig is dat die grens gelegd wordt bij de leeftijd van 70 jaar.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we dat betoog dan even afwachten. Anders krijgen we twee keer een vervolg van het betoog. Is dat goed, meneer Van Hattem?

De heer Van Hattem (PVV):

Ja, voorzitter, maar laat ik duidelijk maken dat het in de kern gaat om de grote impact van het uitstellen van de verkiezingen op een veel grotere groep kiezers dan het beperkte deel waar u het nu over heeft. Dat is toch veel verstrekkender dan de discussie die we nu voeren? Dat is een element dat ik niet terug hoor komen in uw betoog. Tot zover, voorzitter.

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter, als u mij toestaat, wil ik daar toch nog even op reageren. Waar het mij om gaat is dat als die varianten rond gaan vliegen, het mogelijk is dat 30% tot 40% van de mensen zeggen "ik durf niet meer" — dat geldt vooral voor de kwetsbaren onder de 70 die niet kunnen gaan briefstemmen — en dat we die mensen hun stemrecht ontnemen. Dat moet je meewegen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van der Linden.

De heer Van der Linden i (Fractie-Van Pareren):

Ik krijg bij de interrupties toch het idee dat de heer Nicolaï van mening is dat het risico op ronselen en de impact voor fraude even groot of misschien wel kleiner is bij briefstemmen dan bij volmachten. Ik wil hem dan toch vragen of hij zich bewust is dat de omvang van zulke fraude veel sneller groter kan zijn bij briefstemmen, omdat dat veel schaalbaarder is. Bij een volmacht mag je per persoon maximaal twee of drie volmachten meenemen naar het bureau en die moet je samen inbrengen om te stemmen. Dus heb je voor 60 volmachten 20 mensen nodig. Maar bij briefstemmen is dat natuurlijk op veel grotere schaal. Je kunt bijvoorbeeld bij een verzorgingstehuis alles inzamelen voordat er iets is ingevuld en dat met één persoon misschien wel 100 keer invullen en opsturen. U bent het er toch mee eens dat die schaalbaarheid veel groter is en het risico ook groter?

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik denk dat we eerst even moeten afwachten wat de minister daarover gaat zeggen. We moeten ook afwachten wat een onderzoek naar de fraudegevoeligheid, wat de heer Van der Linden voorstelt, door deskundigen uitwijst. U bent niet deskundig en ik ben ook niet deskundig en ik kan niet helemaal uitsluiten dat u gelijk heeft, maar ik kan ook niet uitsluiten dat u ongelijk heeft. Laten we dat eerst eens even afwachten.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter. Juist bij het beschermen van het in de democratie heilige kiesrecht, dient het gelijkheidsbeginsel in acht te worden genomen. Of je kan briefstemmen of niet hangt nu uitsluitend af van een willekeurige leeftijdsgrens. De reden die in het ontwerp wordt aangevoerd, is immers dat 70-plussers generiek kwetsbaar zijn voor het coronavirus. Als het kwetsbaar zijn voor COVID-19 als grondslag wordt genomen, dienen andere kwetsbaren een gelijk recht te krijgen. Het voorstel van de Kiesraad om het briefstemmen op aanvraag mogelijk te maken, was volgens de regering, zo volgde uit de toelichting op het ontwerp, praktisch niet goed uitvoerbaar. Maar door het briefstemmen niet voor aanvragers maar voor iedereen open te stellen, wordt in feite bereikt dat degenen die daaraan behoefte hebben en die in het voorstel van de Kiesraad daartoe een aanvraag zouden doen, gebruik kunnen maken van die extra mogelijkheid. Om die groep gaat het. Anderen zullen gewoon naar het stemlokaal gaan. De regering heeft tussentijds geen enkele inzet getoond om dat praktisch mogelijk te maken en met een spoedwetje te komen om de 70-jaargrens te schrappen.

Voorzitter. Een gelijke behandeling van kiezers is voor mijn fractie van het grootste belang. Dat zou voor alle fracties moeten gelden. Ik leg de minister enkele voorbeelden voor van kiezers die nu geen briefstemrecht krijgen. Een 55-jarige man met longemfyseem die van zijn longarts te horen heeft gekregen dat hij extra kwetsbaar is voor COVID-19. Een 48-jarige kankerpatiënt die chemotherapie ondergaat en terecht bang is voor besmetting. Een 23-jarige student wiens oma aan COVID-19 is overleden en die met angstvisioenen kampt dat hij ook besmet zal raken. Een 38-jarige kiezer die zeer zorgvuldig alle RIVM-adviezen opvolgt om zo veel mogelijk thuis te blijven, zo min mogelijk contact legt en erop rekent dat hij 100% veilig moet kunnen stemmen. Kan de minister uitleggen hoe zij het verdedigbaar vindt dat die vier kiezers geen briefstemrecht hebben en een gezonde man of vrouw van 72 jaar wel? Graag een reactie; ik overweeg een motie op dit punt.

Voorzitter. Tot slot een heel andere bedenking. Het is goed dat coronakwetsbaren tegemoet wordt gekomen in deze tijdelijke kieswet. Het zou juist zijn als alle kwetsbaren de mogelijkheid hadden gekregen om per brief te stemmen, maar zover meent de regering niet te kunnen gaan. Dat heeft geleid tot de leeftijdsgrens. Maar staat Nederland straks niet in zijn hemd als terecht de vraag wordt opgeworpen of deze tijdelijke kieswet ertoe leidt dat bepaalde politieke partijen worden voorgetrokken? Uit kiezersonderzoek blijkt bijvoorbeeld dat vooral het CDA goed scoort bij 70-plus en dat D66 en GroenLinks weinig kans op steun maken. Door de 70-plussers — hoe goed bedoeld ook — een extra stemmogelijkheid te geven die anderen die bang zijn om naar het stemlokaal te gaan niet krijgen, komt de vraag op of deze wet niet leidt tot een onaanvaardbare en rechtens verboden beïnvloeding van verkiezingsresultaten. Die vraag wordt straks maar al te graag gesteld door landen die wij als rapporteur bij verkiezingen de les hebben gelezen. Is de regering zich hiervan bewust? Graag een helder en onwrikbaar oordeel van de minister hierover.

Ja, voorzitter, ik was aan het slot gekomen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. De heer Ganzevoort.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik snap deze zorg van de heer Nicolaï aan het einde wel, maar ik vind het ook heel ingewikkeld om het hier te gaan hebben over mogelijke effecten als een argument om bepaalde vormen niet te willen. Ik zou willen inzetten om al die 70-plussers te overtuigen van het belang om zich voor het klimaat in te zetten. Ik zou voor mezelf wat weg willen blijven bij het risico dat we partijpolitieke overwegingen laten meekomen in staatsrechtelijke afwegingen. Hoe ziet de heer Nicolaï dat?

De heer Nicolaï (PvdD):

U bedoelt mijn laatste opmerking over de eventuele beïnvloeding van de kiesresultaten?

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Zeker. De heer Nicolaï suggereert dat de ongelijke verdeling van verkiezingsuitkomsten over verschillende leeftijdsgroepen een argument zou moeten zijn om te bekijken. Dat vind ik ingewikkeld.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik vind niet dat het een argument is om naar te kijken. Ik zeg alleen maar: wij controleren als democratisch land hoe het elders op de wereld met verkiezingen toegaat. Ik moet er niet aan denken dat op een gegeven moment gezegd wordt: jullie hebben door in de wet de 70-plussers een extra stemmogelijkheid te geven, wanneer uit onderzoek blijkt dat die 70-plussers met name bepaalde partijen steunen, zonder het te willen — maar het is wel het effect — de verkiezingsresultaten beïnvloed. Daar gaat het mij om.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Mijn pleidooi tegenover de heer Nicolaï zou dan toch wel zijn om het debat vooral te voeren over de staatsrechtelijke structuur en over hoe alle burgers gelijke kansen hebben. Daar ben ik het helemaal mee eens en dat moet vooral uitgezocht worden. Misschien moeten we wat wegblijven bij de vraag of dat niet het risico heeft dat bepaalde partijen daar voor- of nadeel van ondervinden. Ik vind het een ingewikkelde redenering en ik hoop dat de heer Nicolaï herkent dat het ingewikkeld is.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik denk dat het vanuit juridisch oogpunt niet zo'n ingewikkelde redenering is. De vraag is of het, als wij een voordeel geven aan bepaalde kiesgerechtigden, ertoe kan leiden dat wij dat verwijt krijgen.

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Hoor ik de heer Nicolaï nou zeggen dat de groep waar het nu over gaat, de 70-plussers, een extra stem zou kunnen krijgen, of heeft hij het over een extra stemmogelijkheid?

De heer Nicolaï (PvdD):

Precies wat u nu zegt. Ik heb het over een extra stemmogelijkheid. Iemand die kwetsbaar is, één van die vier mensen die ik genoemd heb in mijn voorbeeld, gaat niet naar het stemlokaal en kan ook niet per brief stemmen. Die krijgt niet die mogelijkheid die een 70-plusser wel krijgt. Daar moeten we als Eerste Kamer, lettend op rechtsstatelijkheid, gelijkheid enzovoort even goed naar kijken. Het kan in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel, maar we kunnen nog een stap verder gaan. We kunnen die best ingewikkelde vraag naar voren brengen of het er niet toe kan leiden dat wij straks het verwijt krijgen dat wij eigenlijk bepaalde kiezers een voordeel gunnen dat doorwerkt in het verkiezingsresultaat.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Ik zou graag van de heer Nicolaï horen hoe hij het ziet dat andere kwetsbaren die nog niet de leeftijd van 70 jaar hebben bereikt, met die extra mogelijkheid tekort wordt gedaan. Die hebben altijd nog de mogelijkheid om een volmacht te geven. Natuurlijk is er een verschil tussen het per brief stemmen en het afgeven van een volmacht, maar het gaat mij veel te ver om te zeggen dat zij op dat moment geen mogelijkheid hebben om hun stem uit te brengen zonder dat zij daarvoor naar een stemlokaal hoeven te gaan.

De heer Nicolaï (PvdD):

In theorie klopt dat, maar er zullen ook mensen zijn die zeggen: ik heb helemaal geen zin om een volmacht te geven, want ik wil niet dat degene die de volmacht gaat uitoefenen weet op welke partij ik stem. Dat moet je respecteren. Die mogelijkheid geldt overigens ook voor de 70-plusser. Die zou toch ook met een volmacht kunnen stemmen? Dat is precies hetzelfde verhaal, maar die 70-plusser mag nu iets extra's doen. En ik ben er helemaal niet tegen dat er een briefstemming plaatsvindt, ik stel alleen maar aan de orde om op te passen. We maken nu een grens, en is dat wel juist? Onze fractie heeft daar grote twijfels over. Ik vraag mij ook af of het juridisch houdbaar is. En als we daarover nadenken, laten we er dan voor zorgen dat die grens wegvalt door alle mensen de mogelijkheid van briefstemmen te geven.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Ik wil toch wel een keer herhalen dat het hier over noodwetgeving gaat. Ik had het daar net in het debatje met de heer Ganzevoort ook al over. Als we op een gegeven moment een principiële keus gaan maken, die in wetgeving moet worden vastgelegd, dat briefstemmen een mogelijkheid wordt, dan zou het in mijn ogen absoluut onwenselijk zijn om dat te verbinden aan een bepaalde categorie. Maar we hebben het hier over noodwetgeving, dat is punt één. Punt twee: het lijkt mij dat er verschil zit tussen iemand in de samenleving die kwetsbaar is maar nog wel een heel netwerk heeft om die volmacht aan af te geven, of de ouderen, met name de zeer ouderen vanaf 80 of 85 jaar, die dat netwerk niet meer hebben. Die kunnen geen volmacht meer afgeven. Dat was een criterium.

De voorzitter:

De heer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

Het criterium of je een netwerk hebt, staat niet in de wet. Ik hoorde van mevrouw Baay dat er genoeg 70-plussers zijn die gewoon naar het stemlokaal gaan. Dat is het punt niet. Het gaat hier om de juridische grens die er gelegd wordt. Ik ben het met u eens dat het hier om noodwetgeving gaat. Maar wij kijken als rapporteurs in landen waar verkiezingen plaatsvinden, en dat zijn vaak landen waar veel met noodwetten en dat soort dingen geregeld wordt. Dan kijken we ook heel serieus.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor de heer Nicolaï zeggen: ouderen worden bevoordeeld of benadeeld. Het is natuurlijk een feit dat ouderen vaak meer gaan stemmen. Er zijn dan ook veel stembureaus in bejaardentehuizen en noem maar op. Is de heer Nicolaï het niet met mij eens dat het in navolging van heel veel andere landen in de wereld veel beter zou zijn om op zondag te stemmen? Dan hebben ook mensen die werken de tijd om te stemmen. Dat wordt al heel lang tegengehouden door bepaalde minderheidsgroepen vanuit een religieuze hoek. Bent u het niet met mij eens dat het eigenlijk beter is voor de opkomstbevordering? Werkenden moeten nu tussen de bedrijven door op een woensdag naar de stembureaus. Het zou veel beter zijn om dat net als in grote delen van de wereld op zondag te doen. Wat vindt u daarvan?

De heer Nicolaï (PvdD):

Het gaat een beetje buiten het onderwerp van vandaag, maar ik kan de heer Otten zeggen: wij hebben er geen enkel bezwaar tegen als er ook een mogelijkheid komt om op zondag te stemmen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van der Burg namens de fractie van de VVD.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Burg i (VVD):

Dank u wel, voorzitter, en ook dank aan de minister voor de snelle beantwoording van alle vragen die zijn gesteld door mijn collega's in de schriftelijke rondes. Tot afgelopen vrijdag heeft u nog vragen van ons als Kamer beantwoord, en dit alles met de gedachte dat we zo snel mogelijk de burgemeesters die verantwoordelijk zijn voor alle zaken die geregeld moeten worden duidelijkheid kunnen geven over wat er wel en niet kan. Het wordt nog een hele klus om verkiezingen te organiseren.

U heeft in de beantwoording van de schriftelijke rondes ook op een aantal punten duidelijk antwoord gegeven. Het hoofdthema was de 70-plusstem versus de kwetsbare stem, ook hier al meerdere keren aan de orde gekomen. Terecht overigens dat die vragen worden gesteld en terecht ook dat de vraag wordt gesteld of die grens niet lager zou kunnen dan 70. Zou die voor iedereen kunnen gelden? Ik denk dat de minister glashelder duidelijk heeft gemaakt dat er vooral organisatorische redenen zijn om dat niet te doen. Gewoon praktisch: we hebben te weinig tijd.

Daarmee moet de principiële discussie, zeg ik richting GroenLinks, uiteraard gevoerd worden. Alleen, het gaat hier inderdaad om noodwetgeving. In die zin richt ik me tot mevrouw Baay-Timmerman, die haar verhaal begon met: nood breekt wet. De heer Kox, onze nestor, zegt altijd: nee, het goede aan de discussie die wij continu voeren is dat nood géén wet breekt. We komen met noodwetten om dat te voorkomen, en dat doet de minister ook. Zo moeten we dit ook zien. Dus in het kader van deze noodwetgeving ten behoeve van de verkiezingen heeft de minister duidelijk gemaakt: nu kan het niet. Daarna horen we de principiële discussie met elkaar te voeren zoals aangegeven door GroenLinks. Dan kan het argument van logistieke problemen richting bijvoorbeeld de Partij voor de Dieren uiteraard nooit meer gelden als er wordt gekozen voor briefstemmen. Dan is duidelijk hoe het zit.

Ook heeft de minister goed duidelijk gemaakt waarom het niet voor kwetsbaren kan. In onze bevolkingsregisters ligt immers terecht niet vast wie er kwetsbaar is en wie niet, en anders zou je het moeten overlaten aan de voorzitter van het stembureau, die je daarmee een onmogelijke taak geeft. Dus ook daarin volgt de VVD de minister. Het is overigens wel goed — dat is zowel door de SP als door de Partij voor de Dieren gevraagd — om alle scenario's met elkaar te bekijken; ook het scenario over uitstel. Ik zei het net al even in een interruptiedebatje.

Geen misverstand: alhoewel ik al droom niet alleen van Rutte IV, maar ook van Rutte V en van Rutte VI, vind ik dat de verkiezingen door moeten gaan. Juist als regeringspartij, juist als partij die nu een drager c.q. de drager is van de regering moet je ernaar streven dat verkiezingen doorgaan opdat de bevolking zich kan uitspreken over het beleid in de afgelopen tijd. Het is wel goed dat de minister scenario's onderzoekt en het is wel goed dat als-danvragen worden gesteld. Wij weten immers niet wat er over twee weken gebeurt — collega Janssen van de SP zei dat net ook al — laat staan over zes, zeven weken of 50 dagen, om de Fractie-Van Pareren maar even te citeren.

De voorzitter:

Rondt u eerst uw betoog af, dan gaan we naar de interrupties.

De heer Van der Burg (VVD):

Dank u, voorzitter. Ook goed dat de minister aangeeft dat 15 en 16 maart weliswaar bedoeld zijn als dagen voor de kwetsbaren, maar dat dit alleen maar een bedoeling is. Iedereen kan komen stemmen op 15 en 16 maart, ook hier weer om te voorkomen dat de voorzitter van een stembureau keuzes moet maken: komt u komende woensdag maar terug, en u mag nu wel naar binnen. Dat mag je niet van een voorzitter vragen. Ik snap wel de angsten die er leven. Ik ging hier net staan, en zoals altijd werd hier fantastisch schoongemaakt door een van de bodes. Ik sta hier in een soort stemhokje. Na iedere stemming — in dit geval het woord voeren — wordt dit volledig schoongemaakt en gedesinfecteerd. Ik snap de angsten die er bij mensen leven voor het uitbrengen van hun stem. Ik vind dat daarin goed is voorzien door de combinatie van uitbreiding van het stemmen per machtiging en het mogelijk maken van briefstemmen als de andere regeling die is opgenomen in de wet- en regelgeving.

Terecht is de vraag gesteld, ook vanuit de VVD richting de minister — want ook dat hoort bij het uitwerken van een scenario — wat als onverhoopt op 9 februari niet 9 februari de einddatum van de avondklok blijkt te zijn, maar als die avondklok nog geldt op 15, 16 en 17 maart?

De voorzitter:

Uw spreektijd is al een tijdje voorbij, meneer Van der Burg.

De heer Van der Burg (VVD):

En daarom ga ik nu ook afronden, voorzitter, met een compliment aan die duizenden mensen die op dit moment bezig zijn de verkiezingen voor te bereiden. Die duizenden mensen maken het mogelijk dat er op 15, 16 en 17 maart verkiezingen zijn. Ook heb ik grote bewondering voor de burgemeesters en hun staven die in deze moeilijke tijden het heilige recht van verkiezingen mogelijk maken.

De voorzitter:

Dank u wel. We hebben tijd voor enkele korte interrupties, dus graag één vraag. De minister heeft aangegeven nog naar een ander overleg te moeten. Gaat uw gang, mevrouw Baay.

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Dank, voorzitter. Het is overigens niet 9 februari, maar 10 februari. Maar goed. Ik hoor de kreet dat "nood breekt wet" niet van toepassing zou zijn omdat er nu noodmaatregelen worden getroffen, noodwetten worden aangenomen. Mag ik een korte reflectie op al de inbreuken van de grondrechten die de afgelopen tijd hebben plaatsgevonden?

De heer Van der Burg (VVD):

Wij hebben als parlement, zowel aan de overkant als aan deze kant, met zekere regelmatigheid noodwetten aangenomen waarmee het beleid dat door het kabinet wordt voorgesteld door u, door mij en door onze collega's een wettelijke basis krijgt. Dat doen we ook in het kader hiervan, ook als het gaat om het invoeren van bijvoorbeeld de avondklok. Dat ligt gewoon vast in de wet. Nog sterker: juist bij de avondklok was er helemaal geen toestemming van de Tweede Kamer nodig, want dat lag al vast in de wet. De regering is zelfs verder gegaan dan noodzakelijk was bij het invoeren van die maatregel. Alle maatregelen die de afgelopen tijd zijn genomen, zijn ofwel op basis van bestaande wet- en regelgeving doorgevoerd, ofwel op basis van noodwettenregelgeving.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Baay, tot slot.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Tot slot, voorzitter. Dat betekent wel dat noodmaatregelen noodgedwongen een wettelijke basis hebben moeten krijgen, want de wetten die voorheen golden hadden niet de opening om de grondrechten in te perken.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Nicolaï, een enkele vraag graag.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Met de heer Van der Burg denk ik dat alle fracties hier willen dat de verkiezingen doorgaan. Ik heb dat overal gehoord. Stel nou eens dat de ontwikkeling zodanig is en het advies van het OMT zodanig is dat we er eenvoudig niet aan ontkomen dat het wordt uitgesteld. Is de fractie van de VVD dan bereid om in die uitstelperiode naar de principiële vraag te kijken van het briefstemmen? Dan kunnen we misschien toch nog regelen dat, als de verkiezingen op de uitgestelde datum plaatsvinden, het briefstemmen misschien voor iedereen openstaat.

De heer Van der Burg (VVD):

Ik vind dat we heel ver moeten gaan om de verkiezingen door te laten gaan. Ik kan me de discussie nog herinneren die vlak na 6 mei 2002 werd gevoerd, toen nota bene een van de lijsttrekkers werd vermoord. Dat had enorme impact op de Nederlandse samenleving. Ook toen hebben we, uit mijn hoofd gezegd, negen dagen later de verkiezingen door laten gaan. We moeten er alles aan doen om de verkiezingen door te laten gaan. Als we de verkiezingen al moeten uitstellen, om welke reden dan ook, dan moet je dat zo beperkt mogelijk doen. Dan vervalt voor een deel het argument van de minister met betrekking tot de logistieke problemen. Als het twee maanden wordt uitgesteld krijgt zij 60 of 61 dagen winst. Dat zou mee kunnen spelen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van der Burg (VVD):

De principiële discussie moeten we niet voeren in relatie tot de verkiezingen van 2021. Die moeten we, zoals al door heer Ganzevoort gezegd, met elkaar voeren ten behoeve van alle verkiezingen die de komende decennia nog komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is ten slotte het woord aan de heer Rombouts namens de fractie van het CDA.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rombouts i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. De overheid moet in de eerste plaats ruimte maken voor degenen die het eigenlijke werk moeten doen en in de tweede plaats hun samenwerking bevorderen. Onze fractie was aanvankelijk niet van plan hier vandaag het woord te voeren. Zij kon en kan zich nog steeds vinden in de aanpak van het kabinet om de verkiezingen van 17 maart soepel en zo veilig mogelijk te laten verlopen. Drie dagen de gelegenheid om je stem uit te brengen in plaats van één, de mogelijkheid voor 70-plussers om per brief te stemmen en drie machtigingen om voor iemand anders te stemmen in plaats van twee: ziehier de drie belangrijkste maatregelen waarmee het kabinet naar onze mening een subtiel evenwicht heeft gevonden tussen enerzijds de gezondheidsrisico's van met name de oudere en de kwetsbare kiesgerechtigden en anderzijds de uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen door de gemeenten.

Over dit laatste, dat subtiele evenwicht, zijn vriend en vijand het eens. De Raad van State had geen opmerkingen. De Tweede Kamer stemde vrijwel unaniem in met de voorstellen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft goede afspraken met deze minister kunnen maken over de uitvoerbaarheid van de maatregelen en de vergoeding van de extra kosten. En de ANBO en de VGN hebben ook geen hel of verdoemenis laten horen over de voorstellen. Niemand zou er dus van opgekeken hebben als deze Kamer ervoor gekozen zou hebben om dit voorstel te hameren, temeer daar er grote haast geboden is. Het kabinet spreekt in onze richting van "uiterst spoedeisend". Begrijpelijk, want de verkiezingen zijn al over zeven weken.

Meneer de voorzitter, verwacht van de kant van mijn fractie dan ook geen vraag aan deze minister, hooguit een aansporing om te handelen in de geest van het citaat van professor Gabriël van den Brink dat ik daarnet aan het begin gebruikte: geef ruimte aan degenen die het eigenlijke werk moeten doen, in casu de gemeenten, en bevorder deze samenwerking. In casu betekent dat goede ideeën van elkaar overnemen, ideeën zoals in de Tweede Kamer in moties zijn vastgelegd: over zo min mogelijk exitpolls, over postverwerking à la de rouwpost, over stembureaus in de openlucht. En — zo voeg ik er zelf aan toe als Bosschenaar, waar je vandaag even iets minder trots op bent dan eergisteren — denk ook aan drive-instemlokalen op parkeerterreinen of in grote hallen, zoals twee maanden geleden succesvol uitgeprobeerd bij de herindelingsverkiezingen in mijn buurgemeente Vught.

Meneer de voorzitter. Mijn fractie wil, in navolging van de heer Van der Burg, in de eerste plaats steun betuigen aan al die Nederlanders die bereid zijn om ook in deze coronatijd de stembureaus te bevolken en het eigenlijke werk te doen, maar wil ook het kabinet complimenteren met de aanpak tot nu toe. Mijn fractie hoort graag van de minister — dat is dan toch één vraag - hoe zij tegen de achtergrond van de uitspraak van professor Van den Brink haar overleg met de gemeenten de komende weken gaat inrichten: ruimte geven en samenwerking bevorderen teneinde te bereiken dat zo min mogelijk mensen zich geremd voelen om ook tijdens deze pandemie naar de stembus te gaan. Want daar zal het toch ook ons om gaan.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rombouts. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord?

De heer Van Hattem heeft nog een interruptie op de heer Rombouts. Een enkele vraag alstublieft, meneer Van Hattem.

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank u, voorzitter. Aangezien ik de vraag heb gesteld aan vrijwel iedereen die daar niet duidelijk over was, vraag ik ook aan de heer Rombouts: bent u het met mij eens dat de verkiezingen op 17 maart gewoon moeten doorgaan?

De heer Rombouts (CDA):

Meneer de voorzitter, mag ik met een tegenvraag antwoorden? Hoe komt het toch dat de heer Van Hattem, die ik in dit huis al zo vaak heb zien interrumperen, één vraag aan alle fracties expliciet stelt? Welk staatsrechtelijk geweten kwelt hem toch zo? Of zit zijn politieke geweten hem een beetje dwars in deze kwestie?

De voorzitter:

Ik ga gezien de tijd helaas geen interruptie meer toestaan, meneer Van Hattem.

De heer Rombouts (CDA):

De verkiezingen moeten doorgaan, overigens.

De voorzitter:

Dan schors ik de beraadslaging en de vergadering voor een lunchpauze tot 13.30 uur.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 11.53 uur tot 13.29 uur geschorst.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Mededelingen

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Op verzoek van de Fractie-Van Pareren heb ik op grond van artikel 36 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer aangewezen:

  • het lid Van der Linden als lid van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) in plaats van het lid Van Pareren, als lid van de commissie voor Financiën (FIN) in plaats van het lid Berkhout en als lid van de commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV); de commissielidmaatschappen die de heer Van der Linden namens zijn vorige fractie bekleedde, zijn hiermee beëindigd;
  • het lid Van Wely als lid van de commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) in plaats van het lid Beukering;
  • het lid Van Pareren als lid van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in plaats van het lid Berkhout;
  • het lid Pouw-Verweij als lid van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Bekijk de video van dit verslagpunt

Hamerstukken

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek) (35462);
  • het wetsvoorstel Uitvoering van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (PbEU, L 130) (Uitvoeringswet Verordening conflictmineralen) (35506);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (Zesde incidentele suppletoire begroting inzake financiering meerkosten voor de inhaal- en ondersteuningsprogramma’s in verband met COVID-19) (35596);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (35611);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-I);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van de Staten Generaal (IIA) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-IIA);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-IIB);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-III);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES fonds (H) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-IV);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-V);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-VI);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-VII);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-IX);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-X);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XII);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XIII);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XIV);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XVI);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XVII);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-A);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-B);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-C);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-J).

Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Verlangt iemand aantekening? Mevrouw Faber.

Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):

Voorzitter. De PVV-fractie vraagt aantekening voor wetsvoorstel 35462 betreffende het hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Faber. De heer Van der Linden.

De heer Van der Linden i (Fractie-Van Pareren):

Voorzitter. Mijn fractie wil graag aantekening bij wetsvoorstel 35650-X, de wijziging van de begrotingsstaat Defensie 2020.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Linden. De heer Koffeman.

De heer Koffeman i (PvdD):

Voorzitter. Mijn fractie wil graag aantekening bij het wetsvoorstel 35462.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koffeman. De heer Janssen namens de SP.

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter. Mijn fractie wil graag aantekening bij wetsvoorstel 35462, het onderdeel I onder J.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Janssen.

Wenst een van de overige leden aantekening? Dat is niet het geval.

De leden van de fracties van de SP, de PvdD en de PVV wordt conform artikel 112 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek) (35462) te hebben kunnen verenigen.

De leden van de fractie van Fractie-Van Pareren wordt conform artikel 112 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-X) te hebben kunnen verenigen.

Thans zijn aan de orde de stemmingen.

Ik heet de heer Van Raak en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die namens de regering bij de stemmingen aanwezig is van harte welkom in de Eerste Kamer.

Hebben voldoende leden de presentielijst getekend? Dat is het geval.

Vorige week is afgesproken dat we eerst over de motie stemmen.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Stemmingen

Stemming motie Opneming bepalingen correctief referendum in Grondwet

Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum,

te weten:

  • de motie-Ganzevoort c.s. over een novelle inzake de uitkomstdrempel (35129, letter H).

(Zie vergadering van 19 januari 2021.)


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Wenst een van de leden een stemverklaring af te leggen? Desgewenst kunt u ook meteen een stemverklaring over het wetsvoorstel afleggen. Dat kan ook straks.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Dittrich.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dittrich i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik doe het voor beide, de motie en het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel heeft in de Tweede Kamer bij amendement een hele hoge uitkomstdrempel geïntroduceerd. De motie vraagt nu om een novelleprocedure, een wetsvoorstel richting de Tweede Kamer om de uitkomstdrempel zoals die nu is geformuleerd, eruit te halen. De D66-fractie zal tegen die motie stemmen, omdat wij niet denken dat de indieners en de voorstanders van het amendement in de Tweede Kamer door het debat in de Eerste Kamer op andere gedachten zijn gebracht. Wij hebben totaal geen aanleiding om dat te denken. Daarnaast moet de Raad van State nog adviseren, omdat dit een wetsvoorstel is. Dit zou allemaal nog voor de verkiezingen van 19 maart moeten plaatsvinden. Wij denken dat dit geen begaanbare weg is.

Het wetsvoorstel zelf zullen wij wel steunen. Met pijn in het hart, moet ik erbij zeggen, omdat ook D66 de uitkomstdrempel erg hoog vindt. Maar in de afweging van wat we moeten doen, denken we toch dat het beter is om één vogel in de hand te hebben dan tien in de lucht. Als we tegen het wetsvoorstel zouden stemmen, zouden we hier met zijn allen sterven in schoonheid.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dittrich. De heer Verkerk namens de ChristenUnie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Voorzitter. Hartelijk dank voor het woord. De fractie van de ChristenUnie zal tegen de motie-Ganzevoort c.s. inzake de novelle stemmen. Als eerste vinden wij het staatsrechtelijk minder fraai om de indiener met een novelle terug te sturen naar de Tweede Kamer. In de tweede plaats zijn wij tegen een lagere uitkomstdrempel.

Als het over de wet gaat, hebben wij in het debat een aantal antwoorden gekregen. Daar zijn wij blij om. Een belangrijk aandachtspunt blijft voor onze fractie de verdediging van de positie en de belangen van minderheden. Ook zijn wij er niet van overtuigd dat het politieke democratische klimaat optimaal is voor een referendum. Toch zullen wij voor dit wetsvoorstel stemmen. De belangrijkste reden is dat dit referendum, dat geamendeerd is, toch als een soort noodrem kan fungeren en daarmee een belangrijke aanvulling is op de representatieve democratie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Verkerk. De heer Schalk namens de SGP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Eerst ten aanzien van de novelle. De novelle wil bewerkstelligen dat er een lagere uitkomstdrempel komt. De SGP zou juist liever een hogere drempel hebben en kan deze motie dus niet ondersteunen.

Wij zijn blij dat er een heldere brief is gekomen van de minister, die duidelijk heeft gemaakt dat artikel 137 van de Grondwet over het splitsingsrecht hier niet van toepassing kan zijn op het ontrafelen van de uitkomstdrempel vanuit de wet. Dat komt goed uit. Ook als het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal de fractie van de SGP dat wetsvoorstel overigens niet steunen. Dat is duidelijk geworden uit het debat.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan de heer Van der Linden namens de fractie-Van Pareren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Linden i (Fractie-Van Pareren):

Voorzitter. Als hartstochtelijk pleitbezorger van het bindend referendum viel de afweging tussen de novelle en het wetsvoorstel zwaar. Een unieke kans om het bindend referendum grondwettelijk te verankeren, maar met een onaantrekkelijk hogere uitkomstdrempel, versus de wet terugsturen naar de Tweede Kamer met de oproep om die uitkomstdrempel, die ze zelf heeft aangenomen, weer ongedaan te maken. Het gevolg is waarschijnlijk een flinke vertraging en alsnog een onzekere uitkomst.

Wij vinden het een unieke kans om het bindend referendum na meer dan twintig jaar politieke discussie met die beperkingen nu eindelijk grondwettelijk te verankeren. Wij zullen alles afwegende dan ook voor deze grondwetswijziging stemmen en tegen de motie, met als gevolg dat ook initiërende en raadgevende referenda de komende jaren politieke realiteit worden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Linden. Dan de heer Van Hattem namens de PVV. Ik wijs u erop dat degenen die alleen over het wetsvoorstel een stemverklaring willen afleggen dat ook na stemming over de motie kunnen doen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. De PVV-fractie is voor een laagdrempelig correctief bindend referendum. De motie die er nu ligt, lijkt echter meer het resultaat te zijn van een politiek spel dan een echte verbetering van het voorstel. Dit zorgt ervoor dat de wet onnodig lang wordt vertraagd en opgehouden en uiteindelijk helemaal van tafel verdwijnt. Daarom zullen wij voor het wetsvoorstel stemmen om te zorgen dat het correctief bindend referendum in ieder geval een voet tussen de deur houdt, weliswaar met een hoge uitkomstdrempel. Die is onnodig hoog, maar de komende jaren kan er genoeg aan worden gedaan om die aan te passen. Dan is het correctief bindend referendum in ieder geval in de Grondwet geregeld. Daar gaan we op dit moment voor. We zullen tegen de motie stemmen en voor het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Wenst een van de overige leden op dit moment een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval.

Dan stemmen wij nu eerst over de motie van het lid Ganzevoort c.s., motie 35129, letter H, over een novelle inzake de uitkomstdrempel.

In stemming komt de motie-Ganzevoort c.s. (35129, letter H).

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van Fractie-Otten, GroenLinks, 50PLUS, de PvdA, de PvdD en FVD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, het CDA, de VVD, de SP, de OSF, D66, de PVV, de ChristenUnie en Fractie-Van Pareren ertegen, zodat zij is verworpen.

Stemming Opneming bepalingen correctief referendum in Grondwet

Aan de orde is de stemming in verband met het Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (35129).

(Zie vergadering van 19 januari 2021.)


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Vervolgens stemmen we over het wetsvoorstel 35129 zelf, Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum. Wenst een van de leden een stemverklaring af te leggen?

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Ganzevoort.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben ons uiterste best gedaan om dit, door amendering zo gehavende, wetsvoorstel te redden. We delen de intenties van de initiatiefnemer, maar constateren dat de uitkomstdrempel een effectief referendum zo goed als onmogelijk maakt. Nu onze reddingsoperatie is mislukt, kunnen we niet anders dan deze gemaltraiteerde patiënt doodverklaren. Wij hadden beter gewild. Daarom zal mijn fractie, met pijn in het hart, in grote meerderheid tegenstemmen. Voor ons lid Farah Karimi valt de afweging anders uit. Dat reflecteert onze positieve betrokkenheid bij referenduminitatieven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ganzevoort. Dan kijk ik naar mevrouw Baay-Timmerman, namens 50PLUS.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Dank voorzitter. 50PLUS heeft de motie van collega Ganzevoort over het vragen om een novelle in verband met de verlaging van de in het wetsvoorstel voorgestelde uitkomstdrempel niet voor niets ondertekend. Het behalen van de uitkomstdrempel is noodzakelijk om rechtskracht te geven aan de uitkomst van een gehouden correctief referendum, zodat het aangenomen wetsvoorstel daadwerkelijk vervalt. De motie is thans door deze Kamer verworpen. Mijn fractie is deswege gedwongen om een keuze te maken tussen twee kwaden: accepteren dat het instrument van een bindend correctief referendum gekoppeld is aan een te hoge uitkomstdrempel die in de praktijk qua uitvoering niet het resultaat oplevert waarvoor het bedoeld was, of accepteren dat, door tegen dit wetsvoorstel te stemmen, een termijn van vier jaar verloren gaat, voordat zich opnieuw een kans voordoet om een bindend correctief referendum met een lagere uitkomstdrempel te realiseren.

Alles afwegende en in de overtuiging dat 50PLUS samen met andere fracties nadrukkelijk heeft gewezen op deze, in haar ogen, omissie in het wetsvoorstel zal mijn fractie met de nodige degout voor het wetsvoorstel stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Baay. De heer Koole van de Partij van de Arbeid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koole i (PvdA):

Voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid is zeer voor een correctief wetgevingsreferendum. We hadden graag onze stem aan het oorspronkelijke wetsvoorstel gegeven. Maar het referendum is helaas kapot geamendeerd, zeggen alle geraadpleegde experts. Het is een fopspeen en het belooft iets wat niet kan worden waargemaakt. De veel te hoge uitkomstdrempel maakt het referendum in feite onmogelijk en getuigt bovendien van wantrouwen in de burgers. Het is daarmee een recept voor teleurstellingen geworden. Een verbetering van de referendumwet is nodig, maar dat kan niet met dit wetsvoorstel. Daarom stemmen wij tegen dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koole. De heer Raven namens OSF.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Raven i (OSF):

Voorzitter. Wij kunnen vandaag historie schrijven. De fractie van de OSF wil daar graag aan meewerken. Ik heb vorige week in mijn bijdrage gezegd dat het nu een kwestie van knopen tellen is. Wij hebben de knopen geteld. Wij hebben niet voor de motie gestemd, maar stemmen wel voor dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Raven. Wenst een van de overige leden een stemverklaring af te leggen? De heer Otten, namens de Fractie-Otten.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. Onze fractie is zeer voorstander van een correctief bindend referendum. Maar dan willen we wel graag de kiezer serieus nemen. Door — wat ik al noemde— het killeramendement van de ChristenUnie is de uitkomstdrempel naar alle standaarden veel te hoog geworden. Het is een recept voor teleurstelling bij de kiezer. Maar nu alle stemverklaringen gehoord hebbende en snel even gerekend hebbende, hebben wij gezien dat het aannemen van dit correctief bindend referendum nu van onze fractie afhangt. Met pijn in het hart, vanwege de hoge uitkomstdrempel, zullen wij toch voor dit wetsvoorstel stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Otten. Wenst een van de overige leden een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van Fractie-Otten, de SP, 50PLUS, de OSF, D66, de PvdD, de PVV, de ChristenUnie, FVD en Fractie-Van Pareren en het lid Karimi voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, het CDA, de VVD, GroenLinks, met uitzondering van het lid Karimi, en de PvdA ertegen, zodat het is aangenomen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de stemmingen. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken, zodat u de initiatiefnemer kunt feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2021 (Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19) (35654).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van het wetsvoorstel 35654, Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2021.

De beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

We zijn toe aan het antwoord van de regering in eerste termijn. Ik verzoek de leden hun plaatsen in te nemen en stilte te betrachten in de zaal. Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. O, ik begrijp dat uw microfoon het niet doet. Ik schors de vergadering voor een momentje.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Ollongren i:

Dank, voorzitter. We hebben een praktische oplossing gevonden; ik ben een tafeltje opgeschoven. Het is heel fijn om hier weer te zijn en het is heel fijn dat deze Kamer dit wetsvoorstel met de nodige voortvarendheid heeft willen behandelen, want het is een belangrijk wetsvoorstel. Ik heb gemerkt dat u zowel aan de schriftelijke ronde als aan het inplannen van dit plenaire debat voorrang heeft gegeven. Daar ben ik u zeer dankbaar voor.

Over minder dan twee maanden zijn de Tweede Kamerverkiezingen. De dag van de kandidaatstelling is al volgende week, namelijk 1 februari. Vandaar dat het wenselijk is dat we vandaag hierover te spreken. Ik begrijp dat u ook voornemens bent om vandaag te stemmen; ik hoop dat in ieder geval. Er zijn veel waarderende woorden gesproken over iedereen die aan het werk is met het organiseren van de verkiezingen. Ik heb dat gehoord en ik breng dat vanzelfsprekend over, want het is inderdaad nogal een klus. Het organiseren van verkiezingen is sowieso een klus, maar dat geldt in het bijzonder voor deze verkiezingen.

Ik zal de vragen in drie delen beantwoorden. De vragen over de voorbereiding, organisatie en uitstel is één deel. Een tweede, belangrijk, onderwerp voor veel sprekers is het briefstemmen. Ik ga in op alle vragen die daarover zijn gesteld. Tot slot: alle andere onderwerpen. Ik zal het heel kort inleiden, maar ik kom al vrij snel tot de beantwoording van de vele vragen.

We hebben het over een tijdelijke wet die nodig is om de maatregelen die we willen treffen, ook te kunnen doen. Alles wat in Nederland rond verkiezingen gebeurt, is wettelijk verankerd of behoeft wettelijke verankering. Vandaar ook dat ik voor de tweede keer met een wetsvoorstel bij u ben. Er moet ook veel gebeuren, zodat het voor kiezers veilig is en de stembureauleden veilig hun werk kunnen doen. We hebben het hier eerder al gehad over de praktische maatregelen: de 1,5 meter, de hygiënemaatregelen met de desinfectie, de mondkapjes, de kuchschermen — we kennen het allemaal; tegenwoordig is het bijna normaal geworden — maar ook de uitbreiding van de volmacht, het briefstemmen voor 70-plussers en andere maatregelen, zoals early voting, zodat iedereen kan deelnemen. Want het moeten natuurlijk volwaardige verkiezingen kunnen zijn. Naar het oordeel van het kabinet kan dat. Dat kan door de door ons voorgestelde maatregelen. Wij zien geen reden om de Tweede Kamerverkiezingen uit te stellen; ik kom daar zo nog op terug.

Ik wil na het debat hier — dus als ik verzekerd ben van steun in deze Kamer — zo snel mogelijk beide Kamers een update sturen van de stand van zaken rond de voorbereiding van de Tweede Kamerverkiezingen. Daarin zal ik ook meer en détail in kunnen gaan — ik ga er zo in de beantwoording op in — op de precieze stand van zaken bij de gemeenten in hun voorbereidingen, zodat ook deze Kamer zich steeds en voortdurend op de hoogte gehouden weet van de voorbereidingen die we treffen.

Voorzitter. Het eerste onderdeel bestaat uit de organisatie en de vragen over uitstel en andere zaken. Ik begin even met de vragen over heel praktische zaken, dus de stemlokalen, de stembureauleden et cetera. Ik zou ook hier willen zeggen dat de gemeenten echt op tijd begonnen zijn. We zijn ook heel tijdig het overleg aangegaan met de gemeenten. Gemeenten zijn dus voortvarend en op tijd begonnen met de organisatie van die verkiezingen. Het is nogal wat. Het is een organisatorische uitdaging voor de gemeenten. Zij moeten nieuwe procedures implementeren die gewoon anders zijn dan ze gewend zijn, bijvoorbeeld early voting en briefstemmen. De gemeenten doen dit werk. Dat is werk dat bij hen hoort en dat ze ook graag willen doen, maar ze moeten zich natuurlijk ondersteund weten door het ministerie en ze worden ook ondersteund door het ministerie. De gemeenten hebben er vertrouwen in dat die organisatie gaat lukken. Ze, de gemeenten en de VNG, zeggen daar wel bij dat er dan niet nog meer maatregelen moeten worden geïntroduceerd. Er is wel een grens aan wat we kunnen vragen aan de gemeenten. Dat proces ronden we eigenlijk hier vandaag af met de behandeling van deze wet, deze tijdelijke wet, moet ik er steeds bij zeggen.

Het ministerie heeft dus een inventarisatie uitgevoerd. Het heeft met de gemeenten overlegd hoe het staat met de voorbereiding. Op basis van deze inventarisatie — dat zijn ook de contacten die het ondersteuningsteam stemlokalen heeft met de gemeenten — is het beeld dat we daar nu van hebben dat het aantal stemlokalen zeker op peil blijft ten opzichte van de vorige Tweede Kamerverkiezingen. In 2017 waren er ongeveer 9.300 stemlokalen. Dat zullen er op 15, 16 en 17 maart substantieel meer moeten zijn, ook vanwege de mogelijkheid van early voting. Over het geheel genomen is het beeld op dit moment rondom de stemlokalen positief. We zijn er nog niet. Het is niet zo dat iedere gemeente zegt: we zijn helemaal klaar met de aantallen stemlokalen. Maar het beeld geeft reden om daar voorzichtig positief en optimistisch over te zijn.

Hetzelfde geldt eigenlijk voor de stembureauleden. U heeft gezien dat we begin december zijn gestart met een wervingscampagne: Elke Stem Telt. Die is er om gemeenten te helpen met het werven van stembureauleden. Die campagne loopt eigenlijk heel goed en leidt tot heel veel aanmeldingen. Dat zijn aanmeldingen die centraal binnenkomen op de website Elkestemtelt.nl en aanmeldingen die rechtstreeks bij de gemeenten binnenkomen. Die aanmeldingen stromen nog steeds binnen. Ook hier geldt dat er over het geheel genomen een heel positief beeld is, waarmee nog niet gezegd is dat iedere gemeente al helemaal voorzien is van voldoende stembureauleden. Dat gaat ook nog over de verdeling, de matching aan de behoeften van de betreffende gemeenten. Natuurlijk moet je er ook rekening mee houden dat mensen zich wel hebben aangemeld, maar zich toch om wat voor reden dan ook weer afmelden. Grosso modo is er op dit moment een positief beeld. Dat betekent dat de verwachting is dat de gemeenten zullen kunnen beschikken over voldoende stembureauleden en voldoende tellers en ook daarbij op de ondersteuning van het ministerie kunnen rekenen.

De heer Janssen vroeg nog naar de financiële compensatie voor de gemeenten. Is die nou voldoende? Dat was in het interruptiedebat met de heer Koole ook nog een vraag. In overleg met de VNG is in totaal 52 miljoen extra aan compensatie overeengekomen, zodat de gemeenten deze verkiezingen goed kunnen voorbereiden. Dat is meer dan het dubbele van wat gemeenten regulier vergoed krijgen uit het Gemeentefonds. Ze krijgen dus volop ondersteuning. We hebben de communicatiecampagne. We hebben het ondersteuningsteam stemlokalen. We hebben de landelijke wervingscampagne. Er zijn webinars, inloopspreekuren en gerichte ondersteuning, ook voor gemeenteambtenaren. In mijn opvatting kunnen de gemeenten dus met deze financiële vergoeding de verkiezing op een goede manier organiseren, maar het gesprek daarover blijft altijd open en dat weten de gemeenten en de VNG.

De heer Koole i (PvdA):

De minister is optimistisch over het halen van de benodigde stembureauleden en stemmentellers. Het is heel goed om dat te horen, want ik hoop dat dat er inderdaad voldoende zullen zijn. Mijn vraag in de eerste termijn was ook: wat als er nu toch een aantal gemeenten is dat niet voldoende mensen heeft? Is er dan vanuit het Rijk, vanuit de overheid, een ondersteuning waardoor er bijvoorbeeld mensen vanuit de ene gemeente naar de andere worden overgeplaatst, of er boa's worden ingezet bij die gemeentes waar ze uiteindelijk niet voldoende mensen hebben, terwijl daar de verkiezingen natuurlijk ook gewoon door moeten gaan?

Minister Ollongren:

Vanzelfsprekend. Dat is een hele terechte vraag. Ik ga ervan uit. We zullen wat we nu hebben onderzocht, in de vorm van de inventarisatie bij de gemeenten, nog een keer herhalen, dichter op de verkiezingen. Dan kun je natuurlijk ook heel gericht te werk gaan, want dan weet je precies waar er nog knelpunten zitten en welke oplossing daar het meest passend bij is.

We hebben bijvoorbeeld gezegd: wij maken het voor ambtenaren mogelijk om stembureaulid te zijn. Ze hoeven daar geen dag voor vrij te nemen; ze kunnen gewoon aan het werk gaan als stembureaulid. Dat kan een oplossing zijn in sommige gevallen.

Een andere mogelijkheid zou het volgende zijn. Er zijn nu al mensen die teleurgesteld worden. Ze melden zich en de gemeente zegt: we hebben eigenlijk al genoeg mensen. Dus op basis daarvan kan gekeken worden of een herverdeling in de regio mogelijk zou zijn. Dat zou een andere optie zijn.

Er zijn overigens ook bedrijven die zich gemeld hebben. Zij zeggen: ik wil ook graag mijn werknemers beschikbaar stellen voor de stembureaus, als daar behoefte aan is, als dat nuttig of nodig is.

Dus ik denk dat we bij de volgende inventarisatie naar díe gemeenten moeten kijken waar we knelpunten zien — maar dat moet maatwerk zijn — om te zorgen dat er wordt aangevuld, zodat we zeker weten dat er op 15, 16 en 17 maart voldoende mensen zijn.

De heer Koole (PvdA):

Ik ben blij te horen dat er bijvoorbeeld ambtenaren of mensen vanuit bedrijven zouden kunnen worden ingezet. Ik vraag dan aan de minister: gebeurt dat op tijd? Dat hoop ik, want die mensen moeten natuurlijk allemaal nog wel een cursus volgen en goed geïnstrueerd zijn, zodanig dat ze op de dag van de verkiezingen ook hun werk kunnen doen.

Minister Ollongren:

Eens. Ik meen dat de volgende inventarisatie, dus het overleg met de gemeenten, eind februari is. Dat moet inderdaad ruim op tijd zijn voor lastminutetrainingen, zodat iedereen geprepareerd aan het werk kan als stembureaulid.

De heer Janssen i (SP):

Nog even over de financiën. De minister zegt dat er 50 miljoen is afgesproken. Dat is in december gebeurd bij het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen. Mijn vraag aan de minister luidt als volgt. Het is geen doeluitkering; het gaat in het Gemeentefonds. Is daar de afspraak gemaakt dat je, wat je niet gebruikt, niet terug hoeft te geven, maar dat dit gewoon een compensatie is? Is dat dan een soort finale kwijting, of is het een tussenstand, als blijkt dat gemeenten door de situatie in maart heel veel meer kosten moeten maken? Er is geschat dat het met 50 miljoen uit kan. Maar als nou blijkt dat dat niet zo is, wordt er dan verwezen naar de afspraak in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen, of wordt er dan gezegd: als het door omstandigheden meer geworden is, is het goed dat u heeft meegewerkt, maar dan moeten we daar opnieuw naar kijken?

Minister Ollongren:

Nee, ik overleg specifiek met de gemeenten, juist over het organiseren van de verkiezingen. We denken — dat denkt de VNG ook — dat de gemeenten met deze afspraak uit de voeten kunnen. Mocht dat niet zo zijn, dan is er altijd de mogelijkheid om dat overleg weer op te starten en te kijken waar het heeft gekneld. Dan zullen we dat compenseren. Dus ik wil dat zo gericht mogelijk doen. De financiën zijn op geen enkele manier een knelpunt bij het organiseren van deze verkiezingen, niet vooraf en ook niet achteraf.

De heer Janssen (SP):

Dan ben ik blij met deze toezegging van de minister dat het bedrag dat is afgesproken in december niet het eindbedrag hoeft te zijn als de omstandigheden anders zijn en dat het, als er meer nodig blijkt te zijn om deze verkiezingen veilig door te kunnen laten gaan op 17 maart, ook gecompenseerd zal worden.

Minister Ollongren:

Ja. Daarbij merk ik wel op dat ik ook heb gezegd dat we niet nog aanvullende maatregelen moeten gaan nemen. Dus het zijn de maatregelen die we na vandaag definitief maken. De gemeenten hebben ook gezegd: wij zijn logistiek niet in staat om nog meer maatregelen te treffen. Dat is ook niet nodig om het veilig te organiseren, maar mocht er toch een verkeerde inschatting zijn gemaakt van de kosten van de maatregelen die nu voorliggen en de maatregelen van vóór de tijdelijke wet, dan geldt precies de afspraak zoals de heer Janssen deze nu verwoordt.

De voorzitter:

Meneer Janssen, uw derde interruptie.

De heer Janssen (SP):

Dank op dit moment. Dan zal ik later nog terugkomen op de vraag: wat als er nog extra maatregelen nodig zijn? Dat is namelijk ook een inhoudelijk debat.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Ik hoorde net over de aanvullende maatregelen. Wij hebben gevraagd: waarom wordt er niet bij een teststraat een stembureau geopend voor mensen die bijvoorbeeld op de dag zelf coronaverschijnselen krijgen of mensen die een dag eerder met het vliegtuig teruggekomen zijn? Ik hoor net tot mijn vreugde dat heel veel bedrijven, werknemers, enzovoorts, zich aanmelden, die kunnen gaan helpen. Ligt er niet ook een stukje regie bij de centrale overheid om daar de gemeentes mee te ondersteunen en die mogelijkheid te openen?

Minister Ollongren:

Ik kom zo nog op de vragen over de stemlokalen, de mobiele stemlokalen en dat soort zaken. De heer Nicolaï heeft eerder geïnformeerd naar het organiseren van een stemlokaal bij de coronateststraat. Ik heb toen steeds gezegd dat we deze twee dingen gescheiden houden. In de teststraten kunnen mensen met klachten zich laten testen. Als deze mensen willen stemmen, dan worden zij geacht een volmacht uit te brengen aan iemand anders. Zo kunnen zij wél hun stem uitbrengen. Wij voorzien niet in een combinatie van een teststraat met een stembureau.

De heer Nicolaï (PvdD):

Het was mij al bekend dat het antwoord van de minister was: wij voorzien daar niet in. Mijn vraag is echter: waarom niet? U zegt dat je met een volmacht mag stemmen. Voor veel mensen die 's morgens om 11 uur merken dat zij ineens verschijnselen krijgen, is het waarschijnlijk niet meer mogelijk om met de volmacht te werken. Dit geldt ook voor mensen die in quarantaine zitten. Als zij naar een situatie gaan waar mensen met dezelfde verschijnselen komen omdat ze moeten worden getest, dan zou het heel praktisch zijn om daar een stembureau te vestigen. Mijn vraag is dus: waarom kan dat niet?

Minister Ollongren:

Het zou misschien praktisch zijn, maar dan zou je het stembureau toch anders moeten inrichten dan wij nu voorzien. Wij voorzien nu stembureaus waar alle maatregelen worden genomen die het RIVM heeft aanbevolen, zoals mondkapjes, kuchschermen, hygiëne, afstanden en looprichtingen. Het wordt allemaal zo ingericht. Om de maximale veiligheid in de stembureaus te kunnen garanderen, vragen wij aan mensen met klachten om daar niet naartoe te gaan. Mensen die klachten hebben, worden natuurlijk wel geadviseerd om zich te laten testen. Dat doen zij op afspraak, omdat zij klachten hebben. Het vermengen van deze twee dingen doet afbreuk aan het verhaal dat wij aan alle kiezers vertellen, namelijk: u kunt veilig stemmen op de stembureaus. Vandaar dat ik het echt belangrijk vind om dit te scheiden.

Ik ben het ook niet eens met de conclusie van de heer Nicolaï, dat er voor iemand die op de dag van de verkiezingen klachten ontwikkelt geen mogelijkheid zou zijn om te stemmen. Die mogelijkheid is namelijk de volmacht en de extra volmacht. Ik denk dat het niet hoeft voor te komen dat je niemand in je omgeving hebt die namens jou die stem zou kunnen uitbrengen.

Voorzitter. Dan de vragen over uitstel. Ik begrijp natuurlijk heel goed dat leden mij daarom vragen. In de buitenwereld krijgen we daar tenslotte ook vragen over. Ik vind het belangrijk om hier te herhalen dat echt alles erop is gericht, en ook steeds is geweest, om de verkiezingen te laten doorgaan. Verkiezingen zijn van wezenlijk belang voor onze democratische rechtstaat. Het kabinet zal zich daar dus tot het uiterste voor inzetten. Onder de huidige omstandigheden ziet het kabinet geen reden voor uitstel van de verkiezingen.

We hebben natuurlijk niet alles in de hand. Dat moet ik ook eerlijk zeggen. Dat is natuurlijk zo; dat is altijd zo. We hebben ook het verloop van het coronavirus niet in de hand. In de onvoorziene omstandigheid dat het nog veel erger wordt dan het nu is, moet je natuurlijk wel weten wat je moet doen op het moment dat uitstel noodzakelijk zou zijn. Ik heb er steeds op gewezen dat het in dat geval niet alleen aan het kabinet is, maar ook aan het parlement. Het is niet alleen aan het kabinet en de Tweede Kamer, maar het is ook aan de Eerste Kamer. Het moet immers bij wet worden geregeld. Het zal dan ook een gezamenlijk besluit zijn van de regering en het parlement. Ik zei al dat ik de Eerste Kamer steeds op de hoogte zal houden van alle zaken rondom de voorbereiding van de verkiezingen.

Ik dacht dat het de heer Koole was, die vroeg: tot wanneer zou dan eventueel zo'n uitstel kunnen wachten? Wanneer moet het besluit uiterlijk worden genomen? Wij denken dat dit nog kort voor de verkiezingen kan, namelijk in de week van 8 maart. Het is allemaal nogal theoretisch, maar het zou wel kunnen in de week van 8 maart. Aangezien het zo'n zwaarwegend besluit is, zou ik, mocht het nodig zijn om dat te overwegen, daar dan ook advies over vragen aan de Raad van State, natuurlijk aan de Kiesraad, en ook aan het OMT in verband met de coronapandemie.

Er zijn natuurlijk verschillende afwegingen. De rechtstatelijke afwegingen gaan over het houden van verkiezingen in crisisomstandigheden. Andere afwegingen gaan ook over het waarborgen van het verkiezingsproces — dat is ook heel belangrijk — de transparantie, de toegankelijkheid van de verkiezingen en het gezondheidsperspectief. Die drie adviseurs zouden daar dan hun visie op kunnen geven.

Maar nogmaals, met de genomen maatregelen en met de inzet van alle betrokkenen, ook bij de gemeenten, het ministerie en de Kiesraad, zijn we juist bezig om ervoor te zorgen dat medio maart betrouwbare en veilige verkiezingen kunnen worden gehouden. Ik heb daar vertrouwen in. Ik zal eind februari beide Kamers opnieuw informeren over de stand van zaken.

De heer Koole (PvdA):

Ik dank de minister voor deze extra informatie dat ze in ieder geval nog tot de week van 8 maart eventueel zou kunnen besluiten dat de verkiezingen niet doorgaan. Ik ben het met de minister eens dat alles erop gericht moet zijn dat de verkiezingen doorgaan. Ik denk dat iedereen dat wil; wij zeker ook. Maar wat zijn nu de criteria op grond waarvan de minister onverhoopt toch zal moeten besluiten een wet in beide Kamers in te dienen? Op grond waarvan zou dat zijn? Wanneer is het zover? De minister zei net: onvoorziene omstandigheden; er is nu nog geen reden tot uitstel. Maar je moet op een gegeven moment dan wel weten wat je moet doen. Ik ben blij dat allerlei instanties terecht om advies wordt gevraagd, maar wanneer gaat de minister dat advies dan vragen? Wanneer gaat de minister die wet indienen? Wat zijn daarbij de criteria?

Minister Ollongren:

Ik dank de heer Koole voor het verduidelijken van zijn vraag. Hij zei dat ook in zijn eerste termijn. De reden dat ik dat niet heb geantwoord langs de lijn van criteria x, y en z, is dat ik het niet wil verabsoluteren. Ik hoop dat de heer Koole mij dat vergeeft. Maar als wij hier nu met elkaar een bepaald criterium neerzetten, dan wordt dat hetgeen waarop gestuurd zal worden, terwijl ik eerder denk dat we op een aantal vlakken moeten weten hoe het staat. Is de organisatie op orde? Hoe is het verloop van de ontwikkeling met COVID-19? Wat is het te verwachten effect op de opkomst bij de verkiezingen? Dat zijn allemaal relevante onderwerpen. Aan de ene kant zijn wij het denk ik eens dat het ontzettend belangrijk is dat je verkiezingen kunt houden en dat het lukt om die te organiseren, maar aan de andere kant erkennen we dat er een hele bijzondere situatie speelt met een virus dat ons noopt tot allerlei maatregelen die effect kunnen hebben op de opkomst bij de verkiezingen. Die balans gaan we steeds zoeken en houden we steeds in de gaten. Op een gegeven moment komen we dan tot een oordeel dat het nu misschien toch verstandig is om er nog één keer bij stil te staan met elkaar en aan de drie genoemde adviseurs te vragen hoe zij ertegen aankijken. Dan komen we gezamenlijk, dus kabinet en parlement, tot een afweging. De onderwerpen waar het om gaat, zijn denk ik duidelijk, maar er is geen harde afbakeningsgrens waarboven of waaronder je zegt: nu kan het wel of nu kan het niet.

De heer Koole (PvdA):

Dat begrijp ik. Welke term gebruik je precies? Ik gebruikte de term "criteria" en de minister gebruikt de term "vlakken". Ik zou zeggen: dat is bijna hetzelfde. Het zijn terreinen, gebieden en aandachtspunten waar je op let, zoals de gezondheidssituatie. De minister noemt ook de verwachte opkomst. Zo zijn er meer vlakken die mee zouden kunnen spelen bij het uiteindelijke besluit om al dan niet zo'n wet in te dienen.

Minister Ollongren:

Ik denk dat de heer Koole dat heel goed zegt. Het is dus een weging waarbij je al die vlakken, of onderwerpen, meeweegt om tot een eindoordeel te kunnen komen. In het kader van de ontwikkeling van het virus kan je natuurlijk allerlei dingen meten, maar het is niet zo dat je aan een van die cijfers een automatisme kunt koppelen ten aanzien van de verkiezingen. Daar spelen meer overwegingen een rol bij. Maar ik denk dat het op deze manier voor het kabinet mogelijk is om op het goede moment daarover het debat met het parlement aan te gaan en tot een gezamenlijke conclusie te komen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben blij dat de minister al drie van die wegingscriteria heeft genoemd. Een van de wegingscriteria is de mogelijkheid dat er minder opkomst is. Op dit moment staat eigenlijk op basis van twee onderzoeken al vast dat 10% van de mensen niet gaat stemmen in verband met corona, maar de verkiezingen gaan gewoon door, dus kennelijk is dat nog onder het criterium van de minister. Maar ik ben dan toch benieuwd: als u nu al een criterium hanteert, dan moet u ook een beetje kunnen aangeven in welke range we straks zitten om te zeggen dat het toch wel problematisch wordt om de verkiezingen door te laten gaan.

Minister Ollongren:

Dat is een beetje hetzelfde punt, hè? Ik denk niet dat het verstandig is om daar een hard getal aan te koppelen. Ik wil de onderzoeken op dat punt ook niet te veel verabsoluteren. Gister is een onderzoek uitgekomen dat eigenlijk liet zien dat de overgrote meerderheid van de kiezers op dit moment vindt dat de verkiezingen door moeten gaan. Slechts een hele kleine minderheid vindt dat je zou moeten overwegen om dat niet te doen. Dat is mooi. Ik zal maar zeggen dat ik dat wel beschouw als ondersteuning van de koers, maar dat is uiteindelijk niet het enige doorslaggevende. Ik denk dat het wel belangrijk is dat wij, ook in onze communicatie, steeds uitstralen en uitleggen wat er gebeurt om die verkiezingen veilig te maken om te proberen om de mensen die zorgen hebben over hun eigen gezondheid of kwetsbaarheid en die aarzelen of zij gaan — die mensen zijn er natuurlijk en bij hen zou er dus ontegenzeggelijk een bepaald effect kunnen zijn — zo veel mogelijk over de streep te halen.

Maar zoals ik net al zei, zou het een combinatie moeten zijn van de ontwikkeling van de pandemie, de mogelijkheid voor de gemeenten om de verkiezingen gewoon goed te organiseren en de mogelijke effecten van die beide zaken op de bereidheid van mensen om te gaan stemmen. Want je wilt uiteindelijk natuurlijk wel verkiezingen hebben waarvan je later, na afloop, zegt dat de legitimiteit van de verkiezingen natuurlijk niet ter discussie mag staan.

De heer Nicolaï (PvdD):

De minister heeft gezegd dat zij de Kamer eind februari gaat informeren. Zegt de minister nu toe dat zij dan op deze drie punten die informatie zal geven, zodat wij inzicht krijgen in de covidsituatie, in de organisatie en in wat er op dat moment bekend is over de opkomstpercentages?

Minister Ollongren:

Nee, zo heb ik het niet gezegd. Over de ontwikkeling van de pandemie krijgt u regelmatig updates van de minister, mijn collega van VWS, van het RIVM en van andere instanties. Dat laat ik graag daar. Ik zal beide Kamers steeds op de hoogte houden van de ontwikkeling bij de organisatie van de verkiezingen. Dat doe ik niet pas eind februari; dat ga ik ook heel snel na dit debat doen met, zoals ik net schetste, een tussenstand, ook met betrekking tot een heleboel praktische zaken, zoals de stembureaus, de stembureauleden en de beelden die wij op dit moment hebben op basis van onderzoek en hoe mensen erin zitten. Dat zal ik eind februari herhalen, zodat beide Kamers vlak voor de verkiezingen ook gewoon weten wat de laatste stand van zaken is. U mag dus van mij verwachten dat ik de Kamer steeds op de hoogte hou van alle aspecten die over de verkiezingen gaan. Daarbij is natuurlijk relevant hoe het coronavirus zich verder ontwikkelt, maar dat zou ik dan meewegen. Ik heb het net gehad over het onverhoopte en ongewenste geval dat het zo ernstig is dat je zou moeten overwegen om de verkiezingen uit te stellen. Dan zal dat er natuurlijk ook bij worden betrokken, maar ik was niet van plan om in mijn berichtgeving nog specifiek de ontwikkelingen rondom de pandemie mee te nemen.

De voorzitter:

De heer Nicolaï, derde.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dan is mij toch nog niet helemaal helder wat er eind februari gedeeld wordt met de Kamers, want de vraag van de heer Koole was wanneer u nou uiteindelijk kunt beslissen. Ik hoorde ergens "8 maart", maar toen zei de minister vervolgens: "Maar ik ga u in ieder geval eind februari informeren". Dat gaat dus over het al of niet doorgaan van de verkiezingen. Als het al of niet doorgaan van de verkiezingen afhankelijk is van criteria waarvan de minister er tot nu toe al drie heeft genoemd, dan mag ik toch verwachten dat wij als Kamers worden geïnformeerd over de toepassing van die criteria op dat moment in de weging van de regering om de verkiezingen al of niet door te laten gaan? Daar wil ik toch graag helderheid over.

De voorzitter:

De minister, tot slot op dit punt.

Minister Ollongren:

Ik heb al eerder toegezegd, en dat blijf ik herhalen, dat ik alle voor de Kamer relevante overwegingen natuurlijk deel met beide Kamers, ook met de Eerste Kamer. Ik zal dat deze week doen over de stand van zaken nu en ik zal dat eind februari doen over de stand van zaken op dat moment. Dat gaat over de hele breedte van het organiseren van de verkiezingen, van de financiën tot en met het aantal vrijwilligers voor de stembureaus en de peilingen, zoals die bekend zijn, over de opkomst en dat soort zaken.

Daarom nam ik een klein beetje afstand van het woord "criteria". Het zijn wat mij betreft overwegingen die allemaal in samenhang relevant zijn. De ontwikkeling van het virus, zoals bijgehouden wordt door VWS, is natuurlijk precies de reden waarom we deze verkiezingen zo anders moeten organiseren dan anders. Natuurlijk is dat een relevant gegeven, maar het is niet zo dat ik met een blik op het dashboard van VWS kan zeggen: o, zitten we daar, dan kunnen die verkiezingen niet doorgaan. Ik vind dat het iets complexer is dan dat en dat probeer ik hier met u te delen.

De heer Koole (PvdA):

De drie vlakken of wegingscriteria — pandemie, gemeentelijke organisatie en de effecten op de opkomst — worden in samenhang bekeken en dat horen we dan eind februari. Betekent in samenhang bekijken ook dat beide Kamers de relevante gegevens over die drie vlakken — en misschien zijn er nog meer — ook ontvangen, vraag ik in eerste instantie aan de minister.

Mijn tweede vraag gaat over de opkomst, als dat wordt meegewogen. Ik had de vraag gesteld, maar misschien komt de minister daar nog op, of het ministerie zelf vanaf begin februari bijvoorbeeld wekelijks voeling houdt hoe de mensen denken over het gaan stemmen bij de verkiezingen, dus door eigen onderzoek. Gister was Peter Kanne aan het woord bij Op1; daar refereerde de minister ook aan. We hebben ook Maurice de Hond gehoord. We hebben het onderzoek over de gemeentelijke herindeling, met weer andere percentages. Het zou goed zijn als er een goed, systematisch onderzoek wordt gedaan door experts of onafhankelijke bureaus die aan de hand van vragen in kaart brengen om welke reden mensen niet gaan stemmen. De ontwikkeling zag er gister nog goed uit volgens Peter Kanne. Als er een dramatische ontwikkeling zou zijn in de bereidheid om op te komen bij de verkiezingen — ik weet het niet, maar dat zou kunnen — zou de minister de Kamers dat soort informatie dan willen organiseren door onafhankelijk onderzoek en willen delen met de Kamers?

Minister Ollongren:

Zeker, zeker. Dat is al in gang gezet. De brief die ik deze week aan de Kamers hoop te sturen, zal de eerste uitkomst daarvan weergeven. Overigens lijkt die heel erg te corresponderen met datgene wat gister bij Op1 te zien was, dus van Peter Kanne. Dat wordt herhaald en dat zal ook onderdeel uitmaken van de informatie die ik eind februari aan beide Kamers kan zenden. Wat de heer Koole suggereert, is inderdaad al georganiseerd. De enige nuance die ik daarbij zou willen aanbrengen, is dat BZK onderzoek laat doen en dat er ook instanties zijn die eigener beweging of in opdracht van anderen onderzoek doen. Ik denk dat je steeds naar het hele palet moet kijken. Uiteindelijk is dat een van de overwegingen en een hele relevante, maar we bepalen natuurlijk niet of verkiezingen wel of niet doorgaan aan de hand van peilingen. Er zijn meer aspecten die daarbij relevant zijn. Mocht het er onverhoopt minder goed uit gaan zien, dan wil ik inderdaad ook advies hebben van de Raad van State, de Kiesraad en het OMT, naast de eigen onderzoeken die we doen. Ik zeg dat toe aan de heer Koole; het komt eraan. Dan heb ik ook de vraag van de heer Nicolaï beantwoord of het OMT in beeld zou kunnen komen op het moment dat uitstel serieus moet worden overwogen.

Een punt dat enigszins gerelateerd is — de heer Van Hattem vroeg ernaar en mevrouw Baay-Timmerman ook — is de avondklok. We hebben nu een avondklok die ingaat om 21.00 uur 's avonds. In principe is die avondklok tot en met 9 februari. De minister-president heeft het, dacht ik, heel zorgvuldig geformuleerd: de bedoeling is dat die zo snel mogelijk vervalt als instrument. Het is het eerste instrument dat we in de prullenbak willen hebben. Maar ja, je moet natuurlijk altijd de optie openhouden, om redenen van de ontwikkeling van de pandemie, dat die toch nog van kracht zou kunnen zijn. Onze Kieswet gaat uit van openingstijden tot 21.00 uur 's avonds. Kiezers die heel laat stemmen, moeten daarna ook nog naar huis kunnen. Mocht het zo zijn dat de avondklok zou worden verlengd en nog geldig is op die data — daar wil ik helemaal niet op vooruitlopen, maar die vraag is mij gesteld — dan moeten we daar een oplossing voor bedenken. We weten wat er in de Kieswet staat, namelijk: tot 21.00 uur. Nogmaals, dit is wel een heel erge als-dansituatie, maar omdat u daarop wees, wil ik die toch noemen.

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Het lijkt me inderdaad belangrijk dat daar een oplossing voor komt. Maar ik had er ook nog een tweede ding aan gekoppeld: het in het openbaar tellen van de stemmen. Dus dat mensen die daarvoor belangstellend zijn, daar ook gewoon bij aanwezig kunnen zijn en door een eventuele avondklok — waarvan we hopen dat die dan inderdaad niet meer van toepassing zal zijn — toch aanwezig kunnen zijn en niet thuis moeten blijven zitten voor dit belangrijke stukje openbaarheid en democratische controle.

Minister Ollongren:

Ik denk dat dat een terechte aanvulling is van de heer Van Hattem. Dus het gaat over de kiezers, die moeten kunnen stemmen tot 21.00 uur en ook nog naar huis moeten kunnen. Het gaat over de stembureauleden, die hun werk moeten kunnen doen, ook na 21.00 uur, dus als teller. En het gaat inderdaad ook over de mensen die het tellen moeten kunnen bijwonen. Maar nogmaals, dat is dus vooruitlopen op een situatie die zich hopelijk niet zal voordoen.

Er waren veel vragen en opmerkingen over het briefstemmen. De heer Ganzevoort had er zelfs het enige onderwerp van gemaakt in zijn inbreng, dus kan je nagaan hoe belangrijk het is. Het is ook nieuw. Het is iets wat we natuurlijk in Nederland — behalve voor kiezers in het buitenland — op deze manier nog nooit eerder hebben gedaan. Dus ik begrijp ook heel goed de vragen daarover en de overwegingen die daarbij meespelen.

Allereerst de kwestie van de leeftijdsgrens. Nou, leeftijdsonderscheid moet wel uitlegbaar zijn en wel verdedigbaar zijn. Dus niet elk onderscheid op grond van leeftijd is een ongerechtvaardigd onderscheid, want dat zou niet mogen. Maar dit onderscheid is toegestaan omdat er een legitiem doel voor is. Het is een legitiem doel omdat 70-plussers volgens het RIVM, waaraan we advies hebben gevraagd, generiek kwetsbaar zijn voor de gevolgen van een besmetting met het coronavirus. Vandaar dat we hebben ingezet op het geven van deze extra mogelijkheid voor mensen van 70 jaar en ouder om hun stem per brief uit te brengen, zodat zij, als zij dat niet willen, niet naar het stemlokaal hoeven te gaan. Het mag wel. Dus het is een maatregel die specifiek ziet op dit doel, en die ook niet verder gaat dan strikt genomen noodzakelijk is. En daarom is het in mijn ogen een geschikte en passende maatregel om het doel te bereiken dat ook mensen van 70 jaar en ouder, die dus extra kwetsbaar zijn voor het virus, wel kunnen stemmen. En daarmee is het een proportionele maatregel.

Nou zei de heer Ganzevoort: een bijzondere maatregel bij bijzondere verkiezingen. Maar hij vroeg eigenlijk: hoe moet je dat verder beoordelen; zou je niet in het algemeen moeten reflecteren op welke vorm van briefstemmen, als je briefstemmen wilt toestaan, eigenlijk goed of beter zou zijn? Ik herhaal hier — en ik dacht dat de heer Ganzevoort en anderen dat ook zeiden — dat dit een tijdelijke wet is, die deze vorm van briefstemmen introduceert voor alleen deze verkiezingen. Daarmee loop je dus op geen enkele manier vooruit op wat bij andere verkiezingen wenselijk zou zijn. Het is natuurlijk wel relevant om te kijken hoe deze verkiezingen verlopen, en heel specifiek hoe dat briefstemmen dan ook verloopt bij deze verkiezingen. Dus ik zal dat natuurlijk ook betrekken bij de evaluatie. Die evaluatie zal worden gehouden over de verkiezingen in het algemeen, en we zullen in het bijzonder natuurlijk ook kijken naar het briefstemmen. Maar het is een noodzakelijke maatregel vanwege de pandemie en vanwege de generieke kwetsbaarheid van deze groep mensen.

Als je zou kijken naar briefstemmen meer in het algemeen, dan kennen we de bezwaren die daartegen bestaan. De Kiesraad heeft dat ook heel helder benoemd, en we weten ook uit onderzoek uit het verleden dat er een kwetsbaarheid zit in briefstemmen. Dat is ook relevant, net zoals het relevant is dat je, als je opnieuw zou willen kijken naar briefstemmen, dan wel zou kunnen onderzoeken of je briefstemmen op aanvraag zou kunnen doen; een mogelijkheid die we nu niet hebben kunnen en willen bieden.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik hoorde de minister uitleggen waarom de grens bij die 70 jaar gelegd was. En ik proefde een beetje dat dat haar antwoord ook was op de vraag of het nou eigenlijk wel rechtmatig is om het onderscheid daar te leggen. Ik neem aan dat dat ook haar antwoord is, en dat ze daar niet meer op terugkomt. Daarom wil ik haar toch nog even dit voorhouden. Kijk, het gelijkheidsbeginsel zegt dat je altijd moet kijken in welk opzicht je gevallen kan vergelijken en wat de achtergrond van die vergelijking is. De achtergrond hiervan is dat je kwetsbare mensen de kans wil geven, een extra stemmogelijkheid wil geven, door briefstemmen in te voeren. Dan is dus het criterium of je kwetsbaar bent. Dan moet je dus kijken of iedereen boven de 70 jaar, waarvan alleen maar is vastgesteld dat ze tot de generiek kwetsbare groepen behoren, nu even kwetsbaar is als mensen onder de 70 jaar die volgens het RIVM ook tot de kwetsbare groepen horen. Als ze beiden eigenlijk even kwetsbaar zijn, dan zijn ze in een gelijke positie, waarbij het recht zegt dat je ze niet ongelijk mag behandelen. Dat is eigenlijk het punt waar het om gaat. De minister antwoordt waarom het proportioneel is dat de 70-jarigen en de 70-plussers een extra mogelijkheid krijgen, maar de vraag is of je mensen die in een gelijke positie verkeren ongelijk mag behandelen. Dat is de vraag en ik wil graag dat de minister daarop reflecteert.

Minister Ollongren:

Het is een combinatie van een aantal afwegingen. Een: het is een feit dat iedereen van 70 jaar en ouder kwetsbaar is bij het oplopen van een besmetting met het coronavirus. Dat is een uitspraak van het RIVM. Dat verzin ik niet. Dat is een advies van het RIVM. Als je 70 jaar of ouder bent, ben je veel vatbaarder voor een heel ernstig verloop van de ziekte als je een coronabesmetting krijgt. Dat is een feit en dat kunt u op de site van het RIVM ook nalezen. Vandaar dat deze groep generiek kwetsbaar is.

Dat neemt niet weg dat er ook mensen onder de 70 jaar zijn die ook kwetsbaar zijn voor het virus. De vraag is dan of je die mensen dan ook op een goede manier de gelegenheid geeft om toch hun stem uit te brengen, weliswaar niet via het briefstemmen, dat we alleen voor de groep 70-plus hebben gedaan, maar op andere manieren. En het antwoord is ja, want we zorgen dat er op 15 en 16 maart stemlokalen open zijn, zodat we op die manier zorgen voor spreiding. We zullen in de campagne ook juist die mensen die zich kwetsbaar weten of voelen voor het virus, oproepen om dan te gaan stemmen, terwijl de andere mensen gewoon op woensdag, op 17 maart, zullen kunnen stemmen. De derde mogelijkheid is om een volmacht te geven aan iemand anders. Ik vind dat we op deze manier een breed palet aan mogelijkheden creëren, ook voor mensen die zeggen: ik wil om wat voor gezondheidsreden dan ook eigenlijk niet in dat stemlokaal zijn op 17 maart. Ga dan een of twee dagen eerder of zorg voor een volmacht.

De heer Nicolaï (PvdD):

Als je op de RIVM-site kijkt, waar de minister terecht naar verwijst, dan zie je dat ook mensen met een ernstige longziekte als generiek kwetsbaar worden beoordeeld. Dus dat is ook een groep die generiek kwetsbaar is. Ik vraag de minister nogmaals uit te leggen waarom de ene generieke groep wel en de andere generieke groep niet die extra stemmogelijkheid krijgt. Dat is een. Twee: de minister zegt dat er voor die andere groep die niet 70-plus is, wel drie andere mogelijkheden openstaan, zoals de volmacht. Maar die mogelijkheden staan ook open voor de 70-plussers. Dus wat die mogelijkheden betreft zijn beiden gelijk, maar alleen de groep van 70-plus krijgt iets extra's. En dat "iets extra's" wil zeggen dat je ongelijk gaat behandelen. De minister heb ik nog steeds niet kunnen horen uitleggen waarom die ongelijke behandeling gerechtvaardigd is, terwijl het gaat om twee groepen die beide generiek kwetsbaar zijn.

Minister Ollongren:

Daar komt natuurlijk het punt bij ... De heer Nicolaï heeft natuurlijk gelijk dat er ook andere groepen zijn die om gezondheidsredenen ook kwetsbaarder zijn. Dat is waar. Alleen, die kan ik niet onderscheiden op basis van een objectief criterium, namelijk leeftijd. Bij de mensen die 70 jaar of ouder zijn, waarvan je dus weet dat ze generiek kwetsbaar zijn, kan dat wel. Dat is gewoon een hard gegeven: je bent 70 of ouder, of je bent dat niet. Daarentegen kun je mensen met een medische aandoening op die manier natuurlijk niet onderscheiden. Dus dan zou je — ik geloof dat de heer Nicolaï daar een beetje op hintte — het briefstemmen voor iedereen mogelijk moeten maken. Maar dat heeft weer andere risico's in zich, namelijk dat bijvoorbeeld de Kiesraad, die sowieso niet enthousiast is over het hele briefstemmen, erop wijst dat dat veel te veel kwetsbaarheid voor het gehele verkiezingsproces in zich zou houden. De andere optie zou zijn het briefstemmen op aanvraag, hetgeen logistiek weer een enorme operatie is wat je dan weer opnieuw zo moeten overwegen. Daar hebben we inderdaad niet voor gekozen en dat is logistiek ook nauwelijks uitvoerbaar.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik beluister het antwoord, maar het antwoord gaat over wat er dan eventueel aan logistieke stappen gezet zouden moeten worden om dat mogelijk te maken, maar het antwoord gaat er niet over waarom de een het recht krijgt dat de ander wordt ontzegd. Daar blijf ik bij. Ik denk dat de minister daar onvoldoende oog voor heeft. Ik denk dat het juridisch zelfs aanvechtbaar is. De enige mogelijkheid is — dat ben ik met de minister eens — dat je de mensen weer gelijk gaat behandelen. En gelijk behandelen betekent het briefstemmen voor eenieder openstellen. Dat is wat wij van het begin af aan als fractie hebben gezegd. Dat is de weg die bewandeld moet worden. Als de minister dan zegt "dat is logistiek niet mogelijk", moet ze aantonen dat het logistiek niet mogelijk is. En ook dat is niet voldoende aangetoond. Dank u wel.

Minister Ollongren:

Mag ik nog reageren, voorzitter?

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Minister Ollongren:

In mijn schriftelijke beantwoording ga ik erop in hoe logistiek ingewikkeld het al is om dit voor elkaar te krijgen, terwijl dit een overzichtelijke en afgebakende groep is op basis van een objectief criterium. Het voor iedereen openstellen of op aanvraag openstellen, is logistiek nog ingewikkelder. Nogmaals, het gaat over verschillende dimensies en een van de dimensies die ik bij de heer Nicolaï steeds mis, is de dimensie dat je eigenlijk, als het niet zou hoeven, het briefstemmen niet zou willen gebruiken. Voor deze groep zou het anders echter oneerlijk zijn, omdat zij generiek allemaal kwetsbaarder zijn dan mensen onder de 70, nog even los van de problemen die mensen onder de 70 ook kunnen hebben. Het zou anders voor deze groep veel moeilijker zijn om hun stemrecht daadwerkelijk uit te oefenen. Door hen dit voor deze keer te bieden, zorgen we voor die groep. Voor de andere groepen zijn er andere voorzieningen, zoals het early voten en de extra volmacht.

De voorzitter:

De heer Ganzevoort, GroenLinks.

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Ik zou het de minister net iets makkelijker willen maken, want ze hoeft mij niet te overtuigen. Ik denk dat het een afweging is die ik in deze bijzondere omstandigheden snap. Ik vraag haar wel of ze begrip heeft voor het schuren, waar de heer Nicolaï op wijst en waarnaar ik heb gevraagd. Er zit ten principale toch iets van die ongelijkheid in. Als we dat met elkaar erkennen, hoeven we niet te zeggen "nu moet het toch deze keer". Sure! Als we nou deze situatie gebruiken om er achteraf nog eens echt principieel over door te reflecteren, zit er dan niet net nog iets meer ongelijkheid in, zoals de heer Nicolaï terecht aangeeft, dan de minister in haar verdedigingslinie gebruikt?

Minister Ollongren:

Het is een smaakkwestie of je het woord "ongelijkheid" wilt gebruiken. Feit is wel dat het een weging is. Het is het zoeken naar een goede balans met aan de ene kant de Kiesraad, die wijst op de kwetsbaarheid van briefstemmen überhaupt, ook voor deze groep, en aan de andere kant het risico dat juist deze groep anders misschien veel minder dan normaal naar de stembus zal gaan, wat ook niet eerlijk is. De derde dimensie is dat er inderdaad ook nog andere mensen in onze samenleving zijn die al maandenlang de deur niet uitgaan en ook niet van plan zijn dat te gaan doen bij de verkiezingen. Die hebben dan niet de mogelijkheid van briefstemmen, maar wel de mogelijkheid van de volmacht. Ik hoop die mensen ook nog zo ver te krijgen dat ze op maandag of dinsdag gaan stemmen.

Er is sprake van een keuze en die leidt tot verschillen. Als de heer Ganzevoort dat betoogt, ben ik het met hem eens. Als je geen 70 jaar bent, kun je niet briefstemmen. Dat kun je zeker een ongelijkheid noemen. Maar er is wel zo veel mogelijk gelijkheid, omdat er verschillende opties zijn voor verschillende mensen en verschillende doelgroepen om wel hun stem uit te brengen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

De een heeft meer opties dan de ander en daar zit een deel van de ongelijkheid in. Ik snap heel goed dat er gezegd wordt dat je andere groepen niet zo objectief kunt afbakenen. Als dat wel zou kunnen, denk ik dat de minister een heel ingewikkelde verdedigingslinie had, want dan zou ze moeten zeggen: ik moet ook andere groepen die ik objectief kan afbakenen, dezelfde kans geven. Als we het daarover eens zijn, hebben we een goed startpunt voor de evaluatie, de reflectie naar de toekomst toe en de discussie over de vraag of we dit nou echt willen. Dan komen alle andere afwegingen rond het briefstemmen op tafel. Het helpt als we het ongemak met elkaar delen en vaststellen dat hier wel degelijk een stukje ongelijkheid wordt aangebracht. We zeggen dan dat we dat acceptabel vinden voor deze situatie, maar dat toch echt zo min mogelijk willen.

Minister Ollongren:

Dat zijn de heer Ganzevoort en ik met elkaar eens. Uiteindelijk, als je dat allemaal bij elkaar neemt en het belang ziet dat we allemaal hechten aan het houden van vrije verkiezingen in onze democratische rechtsstaat en dat we steeds op zoek zijn naar een zo goed mogelijke manier om dit voor iedereen in deze omstandigheden te organiseren, zullen we hierop uitkomen. Je moet inderdaad keuzes maken. Dat leidt voor de een tot een bepaalde mogelijkheid die de ander dan niet heeft. Per saldo leidt het ertoe dat iedereen wel kan gaan stemmen en we tegen iedereen kunnen zeggen: deze verkiezingen zijn voor u en voor iedereen veilig. Volgens mij zijn we op dat punt heel dicht bij elkaar gekomen.

De voorzitter:

De heer Raven namens de Onafhankelijke Senaatsfractie.

De heer Raven i (OSF):

Nood breekt wet, daar zijn we het over eens, en dus is er een noodwet aangeboden. De vraag is tot welke prijs. Ik zit hier om de rechtmatigheid, de rechtszekerheid, de uitvoerbaarheid en de juridische houdbaarheid namens de Eerste Kamer te controleren en het wetsvoorstel op die punten te beoordelen. Het is al een paar keer aan de orde geweest dat er een spanningsveld zit tussen het wetsvoorstel en de grondrechten. Het zijn niet de minste grondrechten, want het gaat over het gelijkheidsbeginsel en leeftijdsdiscriminatie. Dit zijn twee belangrijke thema's, waar je een goede verantwoording voor moet hebben als je ervan wilt afwijken. De onderbouwing die de minister gebruikt, is niet op alle punten even scherp. Ik hoor — dat heb ik vanochtend gezegd — dat we toch wat veel in de experimentensfeer zitten: laten we maar even kijken en het nu zo doen en dan zien we wel in de toekomst. Maar dit zijn belangrijke verkiezingen, die vier jaar gelden.

De voorzitter:

Wat is uw vraag, meneer Raven?

De heer Raven (OSF):

De vraag komt erop neer ... De ongelijkheid is al aangetoond door vorige sprekers. U zult toch meer moeten toezeggen op het punt van de kwetsbaren. Ik ben zelf geen 70, maar ik ben wel hartpatiënt en heb suikerziekte. Ik behoor dus ook tot die kwetsbare groep. Er zijn talloze anderen, meer dan 2 miljoen mensen, die dat ook doen.

De voorzitter:

Ik denk dat uw vraag duidelijk is, meneer Raven.

De heer Raven (OSF):

U zou daar dus toch iets op moeten toezeggen.

Minister Ollongren:

Laat ik nadrukkelijk zeggen dat ik het heel goed begrijp. Er zijn heel veel mensen in Nederland die nog geen 70 zijn en die een onderliggende aandoening hebben. Die kun je niet zien, maar die hebben die mensen wel en om die reden zijn ze voorzichtig. Maar we zetten alles op alles om deze verkiezingen veilig te laten verlopen, zo veilig dat je ook met een onderliggende kwetsbaarheid op 17 maart gewoon kunt gaan stemmen. Toch is er twijfel over en zijn mensen extra voorzichtig. Daar heb ik alle begrip voor. Daarom is er de mogelijkheid om maandag of dinsdag te gaan stemmen. We organiseren het zo dat er spreiding komt en dat je op maandag en dinsdag in alle rust in het stembureau terechtkunt. Dat geldt overigens voor iedereen, want er wordt niet bij de ingang getoetst of iemand die kwetsbaarheid wel heeft. We zullen er door communicatie voor zorgen dat mensen weten welke dag voor hen het beste is om te gaan stemmen. Nogmaals, het briefstemmen voor 70-plus vind ik gelegitimeerd vanwege het feit dat dit een grote groep is in Nederland, 2,4 miljoen mensen die generiek kwetsbaar zijn voor de gevolgen van het virus, mochten ze daarmee besmet worden. Het is een extra maatregel voor die mensen boven de 70 bij wie je in alle statistieken een veel groter risico ziet op ernstige gevolgen. Dat doet niets af aan het feit dat er andere mensen zijn in Nederland voor wie dat ook geldt.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we doorgaan naar het volgende punt. Meneer Raven, tot slot.

De heer Raven (OSF):

Ik had het over de juridische houdbaarheid. Wat gebeurt er op het moment dat dit wordt voorgelegd aan een rechter en vervolgens blijkt dat die rechter er toch iets anders over denkt?

Minister Ollongren:

Ik heb net betoogd waarom ik dat niet zou verwachten. Ik denk dat het professioneel, uitlegbaar en ook juridisch houdbaar is. Ik heb daar alle vertrouwen in.

De voorzitter:

Dit punt sluiten we nu af. Nog een ander punt, meneer Nicolaï?

De heer Nicolaï (PvdD):

Dit punt is klaar, voorzitter. Dat ben ik helemaal met u eens. We spraken net over de juridische houdbaarheid van het onderscheid naar 70-plus. Helemaal aan het slot van mijn eerste termijn heb ik nog op een ander punt gewezen. Ik weet niet of de minister daar nog op ingaat of dat het in het blokje over de aanvaardbaarheid van de 70-plus was inbegrepen. In dat laatste geval heb ik het antwoord daarop gemist. Ik heb de minister erop gewezen dat uit kiezersonderzoek blijkt dat jongeren en ouderen in hun voorkeuren sterk verschillen. In het laatste onderzoek, over 2017 staat: gemiddeld vindt men de jongste kiezers bij DENK, Forum voor Democratie en D66 en de oudste bij 50PLUS, PvdA en CDA. Ik had het daar in mijn eerste termijn al over. Het CDA wordt oververtegenwoordigd bij de 70-plussers. Betekent dat nou niet dat, als je nu een extra stemmogelijkheid geeft aan die 70-plussers terwijl je weet dat die 70-plussers bepaalde politieke partijen eerder steunen dan de rest van de kiezers, je daarmee de kans loopt dat je een criterium hebt gehanteerd dat doorwerkt in de verkiezingsuitslag?

Minister Ollongren:

Neemt u maar van mij aan dat ik daar op geen enkele manier rekening mee heb gehouden. Dat zou ook niet kunnen. Ik kan de keuze van maatregelen niet laten bepalen door wat bepaalde groepen kiezers wel of niet zouden gaan doen. Dat heeft op geen enkele manier meegespeeld. U kunt dat van deze D66-minister ook aannemen in het geval dat de heer Nicolaï hier schetst.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik verwachtte niet anders, want dan zitten we echt in een bananenrepubliek. Dan hoeven we niet eens naar Malta. Maar mijn vraag was: als dit gegeven er nou ligt en als u dat doorrekent en ziet wat de gevolgen zijn, staan we dan als Nederland niet een beetje in ons hemd? Andere landen zouden kunnen zeggen: kijk, die hebben ook verkiezingen georganiseerd met criteria waarbij je van tevoren kunt zien — hoewel het niet zo bedoeld is — dat bepaalde partijen een kans krijgen om meer stemmen binnen te halen.

Minister Ollongren:

Nee, mijn zorg is dat iedereen die wil gaan stemmen, zijn stem kan uitbrengen. Het voorstel dat ik doe, is gebalanceerd en ik heb steeds de weging gemaakt wat je extra moet doen om ervoor te zorgen dat iedereen kan stemmen en hoe je toch garandeert dat de verkiezingen zo eerlijk mogelijk zijn. Ik kom straks op de kwetsbaarheden die er zijn bij het briefstemmen en bij de volmachten. We weten dat die er zijn. De Kiesraad heeft daarop gewezen. Ik wil er eigenlijk heel terughoudend mee zijn. Toch denk ik — en met mij beide Kamers, denk ik — dat we extra dingen moeten doen om deze bijzondere verkiezingen in deze bijzondere omstandigheden doorgang te kunnen laten vinden.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Nicolaï.

De heer Nicolaï (PvdD):

De minister gaat toch de vraag uit de weg. Natuurlijk doen we ons best om iedereen zo veel mogelijk te laten stemmen. Maar we zien dat 70-plussers een extra mogelijkheid krijgen. Daar gaat het om. Het gaat erom of dat rechtens verstandig en houdbaar is. Als dat doorwerkt in de verkiezingsuitslag, en je kunt dat nu al zien, dan komt de vraag op of je niet het verwijt kunt krijgen dat je onbedoeld een criterium hanteert waarmee je de verkiezingsresultaten beïnvloedt. Op die vraag hebben we nog steeds geen antwoord en ik verwacht ook nu het antwoord niet op mijn derde poging, dus ik stop er maar mee.

Minister Ollongren:

Maar de weging is volgens mij duidelijk. Ik begon met te zeggen dat mensen van 70 jaar en ouder generiek kwetsbaar zijn. Had ik dit voorstel niet gedaan, dan had iemand anders dan de heer Nicolaï mij vermoedelijk het omgekeerde gevraagd. 70-plussers zijn bijzonder in het nadeel en dat hebben we willen voorkomen, maar wel op zo'n manier dat alle kiezers van alle leeftijden, althans van 18 jaar en ouder, ongeacht hun medische omstandigheden hun stem kunnen uitbrengen.

Het briefstemmen. Ik denk dat daar inmiddels al veel over gezegd is. De heer Van der Linden had een aantal opmerkingen over de waarborgen in het verkiezingsproces. Dat geldt natuurlijk bij het briefstemmen ook. We kenden het fenomeen overigens al, want briefstemmen kwamen voorheen uit het buitenland. Daar gold al dat er een zekere kwetsbaarheid zat in het verkiezingsproces. Datzelfde geldt voor het stemmen bij volmacht. Dat is ook iets wat we al kenden in ons verkiezingsproces. Hoe kun je voldoende waarborgen inbouwen en toch dit soort mogelijkheden openlaten? De heer Van der Linden zal het met mij eens zijn dat die waarborgen niet absoluut zijn. Ik zei dat net al tegen de heer Nicolaï. Je moet steeds een weging maken. Daarbij onderkennen wij het ene aspect, zeker in de buitengewone omstandigheden waar we nu in zitten, maar de toegankelijkheid weegt nu wat zwaarder, vandaar de mogelijkheid om per brief te stemmen. Overigens geldt ook voor deze groep dat ze niet per brief hóéven te stemmen. Het zou ook kunnen dat een groot aantal 70-plussers gewoon naar het stemlokaal gaat. Ik ben het wel eens met de heer Van der Linden dat je dat steeds goed in de gaten moet houden.

De heer Van der Linden vroeg ook specifiek naar het stemgeheim. Dat kan inderdaad niet helemaal gewaarborgd worden bij briefstemmen, maar wel zo veel mogelijk. Een voorbeeld is de aparte envelop, waar het stembiljet in moet worden gedaan door de kiezer zelf. Bij het openen van de briefstem worden die twee van elkaar gescheiden. Aan de ene kant heb je dus de stempas — voor de briefstemmers heet deze de stem(plus)pas — en aan de andere kant de briefstem-envelop. Die twee worden van elkaar gescheiden, zonder dat voor degene die de envelop opent, op dat moment zichtbaar is wat de kiezer heeft gestemd. Dat zit immers in een andere envelop. Als de stem(plus)pas geldig is en het nummer niet voorkomt in het register van ongeldige stempassen, wordt het stembiljet in een stembus gedaan. Dat wordt dus niet gezien. Het wordt uit de envelop gehaald en ongeopend in de stembus gedaan. Pas bij het tellen wordt het opengemaakt en opengevouwen.

De voorzitter:

De heer Van der Linden namens de Fractie-Van Pareren.

De heer Van der Linden i (Fractie-Van Pareren):

Dat is helder. Er zit een kwetsbaarheid, maar die wordt zo veel mogelijk ondervangen. Maar juist op die stem(plus)pas moet een handtekening worden gezet. Daar hebben we ook vragen over gesteld. Als die gelijk aan de kant wordt gelegd en het daarna niet meer te traceren is wat het effect ervan is, wat heeft die handtekening dan voor zin, als aan het einde blijkt dat er iets mis is? Daarmee kan nooit meer worden aangetoond wat het effect is geweest op de verkiezingen.

Minister Ollongren:

Ik kom zo nog even terug op die handtekening. Daar was een aparte vraag over gesteld, waar ik zo nog op terugkom. Ik ben wel blij dat de heer Van der Linden nu overtuigd is bij het voorbeeld dat hij gaf van het openen van de envelop.

De heer Van der Linden vroeg ook of wij bij het briefstemmen niet vooraf nog een extern fraudeassessment zouden moeten doen. Dat vond ik een relevante vraag, net zoals zijn andere vragen. Ik zou tegen hem willen zeggen dat wij de risico's kennen. Eigenlijk kennen wij die al heel lang. De adviescommissie onder leiding van de heer Korthals Altes — dan spreek ik over dertien à veertien jaar geleden — heeft al goed geanalyseerd wat de risico's zijn van alle vormen van stemmen. Wij hebben voorafgaand aan het doen van dit voorstel de risico's die briefstemmen met zich meebrengt, onderkend en ook gewogen. Zaken als het stemgeheim, de stemvrijheid en de toegankelijkheid hebben wij allemaal meegenomen, zoals overigens is toegelicht in de memorie van toelichting. Wij hebben dus ook de waarborg ingebracht van de gescheiden verzending van de briefstembescheiden. Dat is echt een drempel die wij hebben opgeworpen.

Daarnaast noem ik nog dat een kiezer die zijn stem(plus)pas niet krijgt, een vervangende pas kan aanvragen en zo misbruik van de niet ontvangen pas kan voorkomen, want die wordt dan geblokkeerd. Er zijn heel veel van dat soort specifieke waarborgen ingebouwd in het proces.

Ten slotte zeg ik ten overvloede — in elk geval voor de aanwezigen hier, maar misschien niet voor de buitenwacht — dat het misbruik maken van de stempas van een ander strafbaar is.

De heer Nicolaï (PvdD):

De heer Van der Linden heeft er ook op gewezen — ik geloof dat hij verwees naar de antwoorden in de schriftelijke ronde — dat als een stem(plus)pas niet ondertekend is, dat niet betekent dat dan de stem niet zou meetellen. Maar in artikel 11c lees ik: "De kiezer ondertekent de op de stempluspas gestelde verklaring dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld". Dan staat toch gewoon in de wet dat je moet tekenen?

Minister Ollongren:

Ja, dat klopt. Ik kom daar zo op terug. Je moet tekenen, tenzij je niet kunt tekenen. Ik kom daar zo op terug, voorzitter.

De heer Van der Linden vroeg ook wat wij nog doen aan publiekscampagnes om te zorgen dat mensen echt goed geïnformeerd zijn, ook over de introductie van het briefstemmen. Ik heb al gewezen op de website elkestemtelt.nl. Die website schenkt aandacht aan onder andere het stemmen per brief en alle maatregelen die worden genomen om ervoor te zorgen dat de briefstem die door de kiezer is uitgebracht, ook daadwerkelijk meetelt. De kiezers die per brief kunnen stemmen, worden ook zelf geïnformeerd over hoe dat stemmen per brief verloopt. Zo worden deze kiezers erop gewezen dat zij hun briefstem kunnen afgeven bij het gemeentelijk afgiftepunt, zodat zij ook zelf kunnen constateren dat hun briefstem is ontvangen, en dat er op de briefstem een datumstempel staat, waaruit blijkt dat de stem op tijd is uitgebracht. Over al dat soort zaken zullen wij uitvoerig communiceren met de mensen, uiteraard ook over de uitleg hoe het precies werkt en hoe je hier veilig mee omgaat.

Mevrouw Baay-Timmerman vroeg om de garantie dat een briefstembiljet dat bij een stembureau is afgegeven ook wordt meegeteld. Die garantie kan ik geven. Het uitgangspunt is dat de geadresseerde retourenvelop met daarin de briefstem bij een daartoe ingesteld afgiftepunt wordt afgegeven, of per post wordt opgestuurd en op die manier bij het stembureau belandt. Mocht de kiezer een retourenvelop afgeven bij een gewoon stembureau, dan bewaart het stembureau die envelop en na de stemming wordt deze dan overgebracht naar het briefstembureau, zodat ook die stem meetelt. Dus alle drie de routes leiden ertoe dat de stem telt.

Mevrouw Baay-Timmerman vroeg ook wat er gebeurt als een briefstem in een gewone stembus zou belanden. Die stem is dan wel ongeldig. Dat kan ook niet anders, want een kiezer kan maar één keer stemmen. Dit betekent dat je, als je met je briefstem bij een stembureau komt, die briefstem afgeeft aan een lid van het stembureau en niet in de stembus stopt. Dat kan ook eigenlijk niet gebeuren, want er is altijd één lid van het stembureau dat de stembus in de gaten houdt. Daar kunnen dus alleen maar de in het stemhokje ingevulde stembiljetten in belanden. Dat zijn de kiezers die langs de stembus weer het stembureau verlaten. Als iemand dus van buiten naar binnen zou lopen, rechtstreeks naar de stembus, dan zou die worden tegengehouden.

De heer Van Hattem had een vraag over het identiteitsbewijs en de stem(plus)pas. Zijn suggestie was dat briefstemmers een kopie van hun ID zouden meesturen. Dat zou wel een hoge drempel opwerpen, want dan moeten mensen op een of andere manier zorgen voor een kopie van hun ID. Lang niet iedereen heeft de spullen in huis om dat thuis te regelen. Om dat te doen, zou je weer ergens naartoe moeten, terwijl het nu net gaat over mensen die misschien het huis niet graag verlaten. Dat is dus wel een hoge drempel. Bovendien is ons beleid nou juist om vanwege fraude heel terughoudend te zijn met het verstrekken van kopieën van je ID. We moedigen het dus ook niet aan om thuis kopieën van je ID te hebben. In het proces zoals het nu is ingericht, is het ook niet nodig.

De heer Van Hattem vroeg ook of er afspraken zijn gemaakt met het OM, bijvoorbeeld over het tegengaan van ronselen met briefstemmen of met volmachtstemmen. Hij vroeg ook wat voor preventieve maatregelen daarvoor zijn getroffen. Deze week vindt er overleg plaats tussen de Kiesraad en het Openbaar Ministerie. De uitkomst van dat overleg zal ik betrekken bij een volgende brief die ik uw Kamer zal doen toekomen. Ik zei net al dat op de stempas en op de stem(plus)pas nadrukkelijk wordt vermeld dat misbruik strafbaar is. Mochten er aanwijzingen van ronselen zijn, dan moet daarvan aangifte worden gedaan, zodat het OM in actie kan komen.

Dan de kwestie van de handtekening op de stem(plus)pas. Door een handtekening op de stem(plus)pas te zetten, verklaart de kiezer dat hij het briefstembiljet persoonlijk heeft ingevuld. Dat is het doel daarvan. Het is dus strafbaar als iemand anders dat zou gebruiken; dat staat er ook op. Mocht de handtekening ontbreken, dan is de stem(plus)pas nog steeds geldig. De reden daarvoor is dat niet alle kiezers in staat zijn om zelf een handtekening te zetten. Als die kiezers dan niet mee zouden mogen stemmen, dan zou die groep worden benadeeld. Ongeldigheid van de stem(plus)pas om die reden vonden wij dan ook te ver gaan. Overigens zijn dat mensen die op hun ID hebben staan dat ze om fysieke redenen niet in staat zijn om een handtekening te zetten. Van alle mensen die wél een handtekening kunnen zetten, willen wij die graag toch omdat, als er achteraf aanwijzingen van fraude zijn, die handtekening dan nog onderzocht kan worden. In het kader van een eventueel strafrechtelijk onderzoek — ik hoop niet dat dat allemaal nodig is, maar dat zou wel kunnen — kunnen experts kijken of de geplaatste handtekening klopt en van die persoon is. We hadden het zonder handtekening kunnen doen, maar dan zou er achteraf geen enkel strafrechtelijk onderzoek meer mogelijk zijn.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik hoor de minister zeggen dat een stem(plus)pas zonder handtekening in principe geldig of zelfs altijd geldig is. Tegelijkertijd hoor ik haar zeggen dat mensen die geen handtekening kunnen zetten, voor wie het ook bedoeld is, hiervoor een speciale aantekening op hun ID hebben staan. Zou het dan, om fraude te voorkomen, niet beter zijn om echt alleen die stempassen geldig te verklaren waarbij sprake is van een dergelijke aantekening op het ID en andere stempassen alsnog ongeldig te verklaren?

Minister Ollongren:

Maar als er geen handtekening wordt gezet, dan zou alsnog een kopie van het ID-bewijs vereist moeten worden van iedereen. Ik heb net betoogd dat ik dat een kwetsbaarheid in het proces vind. De keuze die gemaakt is, is dat het niet hoeft. We weten dat er een groep is die niet in staat is om een handtekening te zetten. Ik verwacht dat daarmee corresponderend een aantal stem(plus)passen zal worden aangetroffen zonder handtekening. We zullen het in de praktijk zien, maar dit lijkt ons een werkbare manier om het op te lossen.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar dan krijg je dus de situatie die ik in mijn eerste termijn heb geschetst: als iemand echt bewust kwaadwillend is en fraude wil plegen, dan is de makkelijkste weg daarvoor geen handtekening zetten, want de stem(plus)pas is toch altijd geldig. Is er dan niet een manier te bedenken waarop dat toch beter te verifiëren is en een stem(plus)pas zonder handtekening ook echt gekoppeld kan worden met een aantekening op het ID-bewijs, in plaats van dat deze stem(plus)pas nu altijd geldig wordt verklaard? Is daar niet een soort veiligheidsklep voor in te bouwen?

Minister Ollongren:

Dit is ook weer een keuze. De heer Van Hattem zou liever zien dat we deze mogelijke vorm van misbruik of fraude voorkomen door wel de kopie van het ID te eisen. Ik heb net betoogd dat dat weer risico's en belemmeringen brengt voor andere mensen, voor wie het lastig is om zo'n kopie te bemachtigen. Nogmaals, het is een afweging. Dat geef ik toe. Als je 100% of 99.9% zeker zou willen weten dat het echt helemaal nooit kan gebeuren dat er op deze manier misbruik van wordt gemaakt, dan zou je misschien de route-Van Hattem moeten kiezen. Aan de andere kant zou je daarmee andere mensen tekortdoen, die dan hun stem niet kunnen uitbrengen. Dit is de keuze die we hebben gemaakt.

Nogmaals, misbruik maken van deze mogelijkheid van stemmen mag niet. De stem van iemand anders gebruiken is een verboden handeling. Het mag niet. We hebben waarborgen ingebouwd, bijvoorbeeld het gescheiden opsturen van de stem(plus)pas en het stembiljet, om te voorkomen dat de envelop met beide in verkeerde handen zou komen. Dat soort veiligheidskleppen zijn ingebouwd. In mijn ogen is dat voldoende.

De voorzitter:

De heer Van Hattem, derde.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik vind het toch altijd wat kortzichtig om te denken dat het voldoende is om het op die manier te doen. Er zit namelijk gewoon een risico in dat kwaadwillenden van deze gelegenheid misbruik kunnen maken. Tegelijkertijd zegt de minister dat ze een redelijk beeld heeft van het aantal mensen dat zo'n aantekening heeft in hun ID, dus dat het er nooit zo heel veel kunnen zijn. Maar wat kun je dan met die informatie achteraf? Vrij weinig. Moeten de verkiezingen ongeldig worden verklaard als blijkt dat er ineens een veel groter aantal van die stemmen zonder handtekening zijn uitgebracht? Hoe kun je hier nou nog een serieus middel gebruiken om fraude tegen te gaan, om fraude op te sporen en om te zorgen dat hier geen misbruik van wordt gemaakt als het toch in alle gevallen een geldige stem(plus)pas is?

Minister Ollongren:

Als de heer Van Hattem vraagt of ik kan garanderen dat er in alle gevallen geen misbruik van kan worden gemaakt, dan zeg ik: dat kan ik niet garanderen. Maar dat is de keuze die het briefstemmen nou eenmaal met zich meebrengt. Daar zitten risico's in. De enige manier om 100% zeker te weten dat iemand zelf z'n stem uitbrengt, is als stembureaulid te constateren dat iemand alleen het stemhokje in gaat en er ook weer uit komt en het biljet in de stembus doet. Dat is de enige manier om daar 100% zeker van te zijn. Dat is ook precies de reden dat bijvoorbeeld de Kiesraad kritisch is op het fenomeen briefstemmen.

Als je dat briefstemmen toch wilt doen, vanwege het feit dat er nu bijzondere redenen zijn, die ik niet ga herhalen, dan accepteer je ook dat er een risico in zit. Dat probeer je zo veel mogelijk te beperken door een reeks aan maatregelen, inclusief het zetten van de handtekening op de stem(plus)pas. Binnen die groep is er een kleinere groep die daar niet toe in staat is. Wij vinden dat het ook voor die mensen mogelijk moet zijn om te stemmen. Daarmee accepteren we inderdaad een klein risico. Daar staat tegenover dat door het wel zetten van die handtekening, in ieder geval in andere gevallen, de mogelijkheid voor strafrechtelijk onderzoek wel openstaat.

De heer Nicolaï (PvdD):

De minister heeft het over gemaakte keuzes. Ik ben maar een eenvoudige jurist, maar het volgende is wettelijk bepaald: "De kiezer ondertekent de op de stempluspas gestelde verklaring dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld." Er staat niet achter: tenzij de betrokkene niet in staat is een handtekening te zetten. Daar staat dus gewoon dat ieder briefstembiljet ondertekend moet zijn. Het is mooi dat de minister dit hier zo aanvoert, nog even afgezien van de vraag om hoeveel mensen het nou precies gaat. Wettelijk is het in ieder geval zo geregeld dat er een handtekening op moet staan. Dat stelde mij ook gerust. Ik ben enigszins verbaasd dat er nu gezegd wordt dat je ook zonder handtekening een geldige verklaring kunt afgeven. Ik ben het dus wel een beetje met de heer Van Hattem eens. Om hoeveel mensen gaat het nu? Ik neem aan dat het mensen zijn die misschien lichamelijk gehandicapt zijn. Die zullen toch geholpen worden door andere mensen. Als mensen hen helpen, kunnen ze ook eventueel een kopie van het ID bijvoegen waaruit blijkt dat de betrokkene z'n handtekening niet kan zetten.

De voorzitter:

De minister.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik zou toch de minister willen vragen of zij de toezegging kan doen dat ze dit alsnog met een spoedwetje goed regelt. Anders denk ik dat de mensen die zeggen dat er geknoeid wordt, gelijk krijgen, of dat we straks bij de rechter ruzie krijgen en mensen zeggen dat er stembiljetten meegeteld zijn die niet meegeteld hadden mogen worden.

Minister Ollongren:

Ik ga geen spoedwetje toezeggen. Ik heb aan het begin juist gezegd dat dat niet meer kan. Maar ik wil wel nog één poging doen om het uit te leggen. De stem(plus)pas wordt voorzien van een handtekening door iedereen die in staat is om een handtekening te zetten. Er is een groep mensen — ik zal kijken of ik nog kan nagaan hoe groot die groep is — die niet fysiek in staat zijn om die handtekening te zetten en die dat ook in hun eigen ID gemarkeerd hebben staan. De reden, om dus de stem(plus)passen te tellen die niet voorzien zijn van een handtekening, is dat niet iedere kiezer in staat is om zelf een handtekening te zetten. Die groep zou worden benadeeld op het moment dat je dat niet zou meetellen. Vandaar dat we niet hebben willen overgaan tot ongeldigheidsverklaring van die stem(plus)passen zonder handtekening. Dat is de uitleg.

De heer Nicolaï (PvdD):

Kan de minister mij dan de bepaling aangeven waaruit blijkt dat sommige mensen het niet hoeven te ondertekenen?

Minister Ollongren:

Daar kom ik zo nog op terug in de tweede termijn, als het daar al uit blijkt. Maar het is het enkele feit dat we weten dat er een groep mensen is die ook in hun eigen ID de handtekening niet hebben gezet. Voor die groep mensen is deze voorziening getroffen. En voor de overgrote groep geldt: je zet een handtekening op je stem(plus)pas.

De voorzitter:

U komt er nog op terug.

De heer Van der Burg i (VVD):

Op 16 en 17 maart is het de bedoeling dat de mensen gaan stemmen die kwetsbaar zijn. Maar als dan ook niet-kwetsbaren gaan stemmen, worden ze niet geweigerd, omdat je het niet kunt controleren. Dus als ik mij meld op 16 maart, kan ik gewoon stemmen, omdat niemand weet of ik wel of niet kwetsbaar ben. Ik heb het even opgezocht, want de heer Nicolaï ziet eruit als een jonge god, maar is inmiddels de 70 gepasseerd. Als meneer Nicolaï nu per brief stemt zonder zijn handtekening te zetten, dan is volgens mij zijn stem geldig, omdat niemand kan controleren of de heer Nicolaï in staat is om zijn handtekening te zetten, want het is gescheiden. Vanwaar dan wel de verplichting bij briefstemmen om de handtekening te zetten, terwijl je die verplichting niet laat gelden op 16 en 17 maart, omdat het niet controleerbaar is?

Minister Ollongren:

15 en 16 maart bedoelt de heer Van der Burg. Ik hoor hem "excuus" zeggen, maar dat geeft niks. Ik moet even nadenken. Het zijn twee verschillende situaties. Het klopt wel wat de heer Van der Burg zegt. Als je op 15 en 16 maart gaat stemmen, zal er niemand bij het stembureau staan om te vragen of je wel tot een groep kwetsbaren behoort. Dus dat doen we alleen maar in de communicatie. Ik reken erop dat die communicatie, en ook een beetje de gewoonte die we hebben om op woensdag te gaan stemmen — 17 maart zijn dé verkiezingen — inderdaad zullen leiden tot spreiding en tot rustige stemlokalen op 15 en 16 maart. Dat is in mijn ogen toch een andere situatie, namelijk het niet controleren van de kwetsbaarheid van iemands gezondheid, dan de handtekening, want daarbij gaat het om het briefstemmen. Dat zijn twee totaal verschillende situaties. Dus wat de heer Van der Burg schetst, klopt wel, alleen zie ik de parallel nog niet helemaal.

De heer Van der Burg (VVD):

Er zijn, geloof ik, 2,4 miljoen mensen die het recht krijgen op briefstemmen. Laten we zeggen dat daar 2 miljoen mensen van gaan stemmen. Stel, dat 1 miljoen van die 2 miljoen mensen hun handtekening om wat voor reden dan ook niet zetten, dan is dat substantieel veel meer dan de mensen die in hun paspoort hebben staan dat ze geen handtekening kunnen zetten. Maar dat zal er niet toe leiden dat het enig effect heeft op de uitslag, omdat al die miljoen stemmen toch geldig worden verklaard. Klopt dat?

Minister Ollongren:

Ja, dat klopt. Maar laten we ook even reëel zijn. Mensen krijgen de mogelijkheid tot briefstemmen. Die gaan kijken hoe ze dat moeten doen. Als eerste staat er: zet uw handtekening op de stempas, want daarmee geeft u aan dat u zelf die stem heeft uitgebracht. Mijn verwachting is dat het overgrote deel van degenen die gaan briefstemmen dat ook gaat doen. We kunnen hier natuurlijk heel veel reclame gaan maken voor het niet zetten van die handtekening. Nee, dat is niet de instructie die mensen mee gaan krijgen. De mensen van 70-plus die gaan briefstemmen, krijgen als instructie "handtekening zetten op de stem(plus)pas" om daarmee aan te tonen dat zij zelf de keuze hebben gemaakt die op het stembiljet is ingevuld.

De voorzitter:

De heer Van der Burg, uw derde interruptie.

De heer Van der Burg (VVD):

Dat is dus de laatste, voorzitter. Uiteraard pleit ik hier niet voor het niet zetten van de handtekening. Maar ik kan mij nauwelijks voorstellen dat er mensen zijn die niet hun handtekening kunnen zetten, maar wel zelfstandig het stembiljet kunnen invullen. Dus op het moment dat je niet je handtekening kunt zetten, moet je geholpen worden bij het invullen van het stembiljet, en dan — dat zei de heer Van Hattem, geloof ik — kan je dus ook gevraagd worden om bijvoorbeeld een kopie van het paspoort bij te voegen, waaruit blijkt dat jij niet je handtekening hoeft te zetten.

De voorzitter:

Tot slot, de minister.

Minister Ollongren:

Ik moet hier de feiten geven. Het is een feit dat de volgende afspraak is gemaakt: als er een stem(plus)pas binnenkomt waar geen handtekening op staat, dan telt deze stem wel. Dat zal over een kleine groep gaan. Het overgrote deel van de briefstemmers zal de handtekening netjes hebben gezet. Dit gaat over het kleine aantal mensen dat niet zelf een handtekening kan zetten, maar wel in staat is om zelf een stem uit te brengen. Dat is een kleine groep, maar het is wel eerlijk voor die groep om hen niet te benadelen.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik wil daar toch nog even op doorgaan. Het werd net ook terecht opgemerkt door de heer Van der Burg. Er moet toch een mogelijkheid zijn om te voorkomen dat die kleine groep die geen handtekening kan zetten, straks in een keer ontaardt in een hele grote groep stem(plus)passen die zonder handtekeningen worden ingestuurd? Deze stem(plus)passen moeten dan toch geldig worden verklaard, waardoor er twijfel ontstaat over dat deze mogelijk frauduleus zouden kunnen zijn.

Ik vraag me het volgende af. De minister had er bedenkingen bij om een kopie van het ID op te sturen. Ik begrijp dat dit praktische en veiligheidsbezwaren heeft. Er zijn ook andere mogelijkheden om aan te tonen dat iemand geen handtekening kan zetten en een aantekening heeft in zijn ID, bijvoorbeeld door het ID-nummer in te vullen op het formulier. Daarmee is het verifieerbaar of het ID een ID met een aantekening is. Het kan bijvoorbeeld ook door het toevoegen van een doktersverklaring. Als mensen bijvoorbeeld geen handtekening kunnen zetten voor een notarisakte, dan moeten zij daar ook een machtiging afleveren. Er zijn dus heel veel situaties waarbij dit aan de orde is. Dan moet ook iets worden geregeld. Het kan bijvoorbeeld ook met DigiD. Als mensen toch al moeten worden geholpen met het invullen van de papieren, dan kan er ook iets worden geregeld met DigiD.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Van Hattem (PVV):

Ik heb de volgende vraag: kan de minister echt niet kijken naar een veilige tussenstap, die eenvoudig kan worden uitgevoerd, zoals het invullen van het documentnummer, zodat deze tussenstap op deze manier nog in het proces kan worden gebracht? Volgens mij zit er nog ruimte in de tijd en in de mogelijkheden om een formulier te maken waarmee dit kan worden geregeld.

Minister Ollongren:

Ik waardeer het feit dat hier goed naar wordt gekeken en dat erop wordt doorgevraagd, maar ik heb ook gezegd dat wat hier nu ligt, hetgeen is wij kunnen doen. Alles wat ik zou willen veranderen, zou ik wettelijk moeten veranderen. Daar is geen tijd meer voor. Ik wijs erop dat de reden van het zetten van de handtekening op de stem(plus)pas is dat wij graag willen dat kiezers weten hoe dit proces werkt. Met het zetten van hun handtekening geven zij aan dat zij zelf hun stem hebben uitgebracht. Bij het overgrote aantal van de uitgebrachte briefstemmen zal dat dus ook het geval zijn.

Het is vanzelfsprekend dat ik dit betrek bij de evaluatie. Ik zal bij de evaluatie ook bezien of dit in grote mate is voorgekomen. Als er veel meer stem(plus)passen zonder handtekening zijn dan je van tevoren had verwacht, dan kan dit misschien ook een aanwijzing zijn om daar nog een keer heel goed naar te kijken. Maar het omgekeerde is ook waar. Daar vraag ik wel de aandacht voor van de heer Van Hattem en anderen. Als we achteraf op basis van aanwijzingen zouden willen kijken of er fraude is gepleegd, dan zou het juist nuttig kunnen zijn dat voor het overgrote deel die handtekeningen wel zijn gezet. Het is dus wel een risico, maar in mijn ogen is het een overzichtelijk risico, dat ook is afgewogen tegen andere nadelen. Dit is de keuze die is gemaakt. Ik wil de Kamer graag toezeggen om bij de evaluatie daar heel goed op te gaan letten.

De voorzitter:

Van Hattem, tot slot.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik dank de minister voor de toezegging. Maar dat is wijsheid achteraf en dan is het kwaad mogelijk al geschied. Het punt is nu juist dat als dit gebeurt, we straks misschien met een hele stapel ongetekende stem(plus)passen zitten. Dat moeten we zien te voorkomen. De minister zegt: ik moet het wettelijk regelen. Volgens mij is dat niet noodzakelijk, want in de wet staat dat er een handtekening op moet staan. Dat is het uitgangspunt. Volgens mij zijn deze aanvullende regelingen gewoon in een ministeriële regeling of in een besluit op te nemen, en die kunnen makkelijker worden aangepast. Misschien moeten die zelfs nog wel worden vastgesteld. Dus als de minister een ministeriële regeling voor het formulier vaststelt, dan kan dat nog opnieuw worden gedaan of aangepast worden. Volgens mij hoeft hier de wet niet per se voor gewijzigd te worden, maar ik hoor het graag van de minister.

Minister Ollongren:

Ik zei dat ik het niemand meer aan zou willen doen om nog wijzigingen toe te passen op het proces dat we nu hebben ingericht. De gemeenten wachten ook met smart op de uitkomst van dit debat. Die willen graag weten waar zij aan toe zijn. Ik vind het belangrijk dat als we iets rondom de verkiezingen wijzigen, we dat helemaal langs de koninklijke weg doen, dus alles gewoon vastleggen in de wet. We hebben het briefstemmen nu zo georganiseerd dat we hebben afgesproken dat de ondertekening van de stem(plus)pas de uiting van de kiezer is dat hij of zij het stembiljet hoogstpersoonlijk heeft ingevuld. We communiceren bovendien uitgebreid dat het strafbaar is om de stem(plus)pas van iemand anders te gebruiken. Er wordt ook gecontroleerd bij het openen van de envelop of de stem(plus)pas echt is. Ook daarbij speelt de handtekening een rol.

Nou wijst de heer Van Hattem erop dat er mogelijkerwijs in een beperkt aantal gevallen een stem zou worden meegeteld waar geen handtekening op staat. Dan kan je niet meer terug traceren of er sprake is van fraude. Hij weegt dat zwaarder dan het belang dat ik meeweeg, namelijk dat iedereen die wil stemmen, ook moet kunnen stemmen, ook die mensen die fysiek niet in staat zijn om die handtekening te zetten. Dat is het verschil dat hier nu ligt. Dat is een feit. Er is een verschil van inzicht, maar dat maakt de verkiezingen in mijn ogen niet ondoenlijk. Dit is echt een heel klein onderdeel. Ik zeg de Kamer wel toe hier bij de evaluatie aandacht voor te hebben.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Over dat laatste ben ik tevreden, want dan kan blijken of er onregelmatigheden waren. Maar het blijft wel een beetje schuren dat enerzijds de handtekening wordt gebruikt om de integriteit van een stem te waarborgen — dat die echt is — maar anderzijds die stem wel meetelt als die er vervolgens niet op staat. Mensen die kwaad willen, zullen dan natuurlijk zorgen voor het insturen van stemformulieren zonder handtekening erop, want ze tellen wel mee. Het is niet te verifiëren. Hoe ziet de minister dit nu voor zich? Stel dat er een x-aantal stemlokalen in Nederland zijn waar bijvoorbeeld blijkt dat er twintig keer zoveel ongetekende formulieren binnen zijn gekomen dan in andere stemlokalen. Kan dat ertoe leiden dat dan de uitslag van die stemlokalen ongeldig wordt verklaard?

Minister Ollongren:

Nee. Wat wel kan, is dat de Kiesraad of iemand anders daar aanleiding in ziet om dat nader te onderzoeken of er zelfs aangifte van te doen, zodat het OM dat nader kan onderzoeken. Ik vind dus dat we hiermee op dezelfde manier zouden moeten omgaan als met eventuele aanwijzingen voor ronselen: aangifte en onderzoek. Dat zijn strafbare feiten en daar moet serieus mee worden omgegaan.

Voorzitter. Nog een paar vragen op dit onderdeel voordat ik bij de overige punten kom. De heer Van Hattem vroeg naar PostNL. PostNL heeft aangegeven een apart proces te zullen inrichten voor het verwerken van de briefstemmen. Ik heb het dan over de kiezers die het biljet zelf in de brievenbus doen. PostNL zal ervoor zorgen dat er zo min mogelijk schakels zitten in hun proces. Iedere schakel minder is weer een reductie van de mogelijkheid van fouten. Ze zullen extra vaste medewerkers inzetten voor het sorteren tot en met het afleveren bij de gemeente. En er is een handmatige honderdprocentcontrole op de machinale verwerking. Ook bij PostNL zijn ze zich volledig bewust van het feit dat we hier iets nieuws doen en dat ze daar een belangrijke rol in hebben. Zij onderkennen het belang van een heel zorgvuldige verwerking van die briefstemmen dus zeer.

De heer Van Hattem (PVV):

Op zich lijken dat voldoende maatregelen te zijn. Je legt alleen wel een heel belangrijk deel van het verkiezingsproces in handen van een op zichzelf privaat bedrijf. Ik heb zelf de ervaring dat het aanvragen van een postbus waarbij een klein foutje wordt gemaakt, al zorgt voor een maandenlange exercitie van het kastje naar de muur. Maar nu moeten we er in één keer op vertrouwen dat het bij dit bedrijf wel in één keer goed gaat lopen. Gaat de minister ervoor zorgen dat er bijvoorbeeld waarnemers vanuit de overheid binnen PostNL aanwezig zijn om te controleren of die processen daar allemaal ook daadwerkelijk opgevolgd worden? Of wordt het echt volledig aan het bedrijf overgelaten?

Minister Ollongren:

Er zijn natuurlijk ook andere onderdelen van het proces die door private partijen worden gedaan; denk aan het drukken van de biljetten en dat soort zaken. Op zichzelf hebben we PostNL gewoon nodig om dit te doen. Ik zei net dat ik eigenlijk juist blij ben dat PostNL ook zegt dat het het belang hiervan begrijpt en dat het ook bereid is om daar in zijn proces rekening mee te houden, bijvoorbeeld door te zorgen voor zo min mogelijk schakels en door ervoor te zorgen dat er echt een honderdprocentcontrole is op alles wat daar machinaal gebeurt. We hebben daar goede afspraken over gemaakt. We hebben er met PostNL ook goede afspraken over gemaakt dat we achteraf met hen op basis van hun eigen audit van het hele proces ook kunnen toetsen of het goed is gegaan. Er is dus een hele goede samenwerking, vind ik. Mocht het niet goed zijn gegaan, dan zal ik u daar ook over berichten. Maar natuurlijk is het een onderdeel van de afspraken met PostNL dat we daar ook voldoende inzicht in hebben.

De heer Van Hattem (PVV):

Inzicht is goed, maar controle is beter. Ziet de minister echt geen noodzaak om binnen het bedrijfsproces van PostNL mensen neer te zetten vanuit de overheid, het ministerie, die ook fysiek controleren of dit proces goed wordt opgevolgd, of er geen onrechtmatige handelingen plaatsvinden bij het sorteren van die brieven? Wordt er op wat voor manier dan ook meegekeken binnen dit proces, zodat het op een betere manier gegarandeerd wordt en we niet achteraf hele postzakken met briefstemmen aantreffen die door een uitzendkracht terzijde zijn gesteld?

Minister Ollongren:

We hebben hier te maken met een professioneel bedrijf dat volgens mij nooit postzakken met brieven ergens in een hoekje laat staan en zeker nu niet. Die garantie krijg ik vooraf en we zullen ook achteraf toetsen of dat goed is gegaan. Ik heb daar alle vertrouwen in.

De heer Raven (OSF):

Ik vroeg me af of we niet een soort vierkantstelling erin kunnen aanbrengen, waarbij de kiezer op een centrale plek meldt dat hij schriftelijk gestemd heeft, en de stemmen die binnenkomen via PostNL inderdaad netjes geteld worden. Dan heb je een vierkantstelling, net zoals de andere stemmen bij een stemlokaal of stembureau worden gecontroleerd. Dan heb je een een-op-eenrelatie. Nu laat u door het aan PostNL over te laten ook de controle een stukje los.

Minister Ollongren:

De briefstemmer heeft verschillende manieren om zijn stem uit te brengen. Als je als briefstemmer zeker wilt weten dat de briefstem is aangekomen, dan is er het afgiftepunt bij de gemeente. Dan zou je niet op 15, 16 of 17 maart, maar al eerder naar de gemeente kunnen gaan en zelf de brief afgeven of dat door iemand anders laten doen die je goed kent en vertrouwt. Maar tegen iedereen die zegt: briefstemmen doe ik door het op de bus te doen, zou ik willen zeggen dat dit ook veilig is in Nederland. We hebben een goede postvoorziening en we hebben nu afspraken gemaakt met het bedrijf om dat juist vanwege het belang van het verkiezingsproces nog zorgvuldiger te doen, met minder schakels.

Het stemgeheim moet gerespecteerd worden, dus het is lastig om een proces te introduceren waarbij de stem op de een of andere manier terug te traceren is tot de verzender. Ik denk dat we dat hebben ondervangen door de manier waarop we de briefstemmen en de andere stemmen van elkaar kunnen onderscheiden. Ik schetste net het proces van het openen van de envelop en dat met de briefstem doen op de plek waar die ook geteld kan worden. Aan het eind, bij de evaluatie, hebben we dan een goed overzicht van hoe mensen gestemd hebben. Hebben ze zelf gestemd of per brief? Als mensen per brief hebben gestemd, hoeveel mensen hebben de brief dan op de bus gedaan en hoeveel mensen hebben die bij het afgiftepunt of zelfs op het stembureau afgegeven? Dat zijn allemaal zaken die achteraf in beeld kunnen worden gebracht en waar we vervolgens onze conclusies aan kunnen verbinden.

De heer Raven (OSF):

Daarmee heeft u nog niet het hiaat van het mogelijk verdwijnen van post bij PostNL ondervangen. Een vierkant systeem zou daar wel verbetering in kunnen aanbrengen. Dan kan je zien dat er zoveel stemmen binnen zouden komen via de post en dat er minder binnen zijn gekomen — meer kan niet. Dan heb je daar directe controle op, zoals bij de stemlokalen gebruikelijk is. De opkomst wordt geteld en zoveel stemmen moeten er ook uit de bus komen.

Minister Ollongren:

De heer Raven doet alsof er allerlei risico's zitten in het briefstemmen, maar dat is natuurlijk niet zo. Wij sturen hier veel met de post, bijvoorbeeld de stempassen. Die gaan allemaal per post naar ons toe, ook voor degenen die niet briefstemmen maar die gewoon zelf hun stem gaan uitbrengen. In dat opzicht vind ik niet dat er extra risico's worden geïntroduceerd in dat onderdeel van het proces.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Raven.

De heer Raven (OSF):

Het is niet ongebruikelijk dat kiezers hun stempas niet gehad hebben. Er zijn inderdaad bepaalde mechanismen om dat te corrigeren. Dan kun je je bij het centrale stembureau of bij de gemeente melden, dat is bekend. Als een stem via PostNL niet aankomt, is er verder geen controle en dat vind ik toch jammer.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Dan wou ik doorgaan met de overige vragen die gesteld zijn, om te beginnen de vraag van de heer Van der Linden over de einddatum van de wet, 1 juli van dit jaar. Het is een tijdelijke wet, en die moet natuurlijk een einddatum hebben. We hebben in deze tijdelijke wet voorzien dat die verkiezingen nu worden gehouden op 17 maart. Nou, we weten natuurlijk niet of verderop in de tijd deze wet nog nodig zal zijn. Vandaar dat de wet voorziet in de mogelijkheid van een verlenging. Dus er staat in dat hij bij koninklijk besluit telkens zes maanden kan worden verlengd; artikel 30, lid 2. Dan zou inderdaad een verkiezing onder dezelfde regels kunnen plaatsvinden, als dat nodig is. Het is overigens een KB dat zal worden voorgehangen bij beide Kamers. Het is een verlenging die ik nu niet in voorbereiding heb, maar die wel geregeld zou kunnen worden richting mei/juni. We hebben in ieder geval herindelingsverkiezingen in november.

Over herindelingsverkiezingen gesproken ... Daar werden ook wat vragen over gesteld. "Hoe zat het eigenlijk toen met de opkomst?", was een van de vragen. Bij de herindelingsverkiezingen die we hebben gehouden in november jongstleden was de opkomst stabiel. De opkomst was 45% tot 51% in de verschillende gemeenten. Dat is gebruikelijk bij herindelingsverkiezingen. En uit onderzoek is gebleken dat van de niet-stemmers ongeveer 20% corona heeft genoemd als hoofdreden of bijkomende reden. Ik heb net al gezegd dat er inmiddels ook onderzoeken ten aanzien van de Tweede Kamerverkiezingen zijn. Ik had het net al even over I&O Research, dat bij Op1 was gisteren. Ik geloof dat de heer Nicolaï een peiling van De Hond heeft aangehaald. Nou, bij I&O Research was het maar een heel klein percentage dat zei dat ze niet zouden gaan stemmen vanwege corona. Ik heb al gezegd dat wij zelf ook onderzoek laten doen, dat ik de uitkomst daarvan op heel korte termijn naar de Kamer zal sturen en dat ik dat zal herhalen; dat zei ik net in reactie op de heer Koole. Maar het beeld dat daaruit oprijst, is ongeveer hetzelfde, dus dat het op dit moment maar om een kleine groep gaat die om die reden niet zou willen gaan stemmen.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Een klein vraagje ter verduidelijking. De minister heeft het over een mogelijke verlenging. Dit is een wet die gaat over de Tweede Kamerverkiezingen, maar zij heeft het nu over herindelingsverkiezingen. Is deze wet daar dan zomaar op van toepassing, of hoe moet ik dat zien?

Minister Ollongren:

Ja. Bij de herindelingsverkiezingen die we hebben gehouden, was de vorige wet al van kracht. Dus een aantal maatregelen uit die wet golden toen ook al. Dat ging bijvoorbeeld over de inrichting van de stemlokalen en dat soort zaken. Maar dat maakt natuurlijk niet uit voor wat voor verkiezingen het zijn. Dus die 1,5 meter, hygiënemaatregelen en dat soort dingen waren in die wet geregeld, en de uitbreidingen die we in deze wet voorzien, zou je eventueel ook op andere verkiezingen van toepassing kunnen verklaren.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

"Van toepassing kunnen verklaren". De vraag is: zijn ze dat per definitie? Want als ik in ieder geval de aanhef van deze wet lees, gaat het specifiek over Tweede Kamerverkiezingen. Dus dan is het automatisch van toepassing op alle verkiezingen in deze periode?

Minister Ollongren:

Ja, deze maatregelen kun je dan toepassen bij verkiezingen, daar waar het ziet op dat wij allemaal als Nederlandse burgers onze stem gaan uitbrengen. Daar ziet het op. Maar dan moeten we wel de wet verlengen, want anders kan dat natuurlijk niet. Die ziet dus vooralsnog alleen maar op deze verkiezingen, omdat die ook gewoon stopt per 1 juli.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Maar dat is nu even mijn vraag. U zegt nu steeds: "kun" je van toepassing verklaren. Mijn vraag is: is deze wet daarop per definitie van toepassing, want de aanhef van de wet zegt "dit gaat over de Tweede Kamer". Dus daar zit dan toch een verwarring in over of die dan überhaupt wel geldig is in zichzelve.

Minister Ollongren:

Dit is een tijdelijke wet, die geldt tot 1 juli. In die periode is er maar één verkiezing voorzien, en dat zijn de Tweede Kamerverkiezingen van 15, 16 en 17 maart. Als je de wet zou willen verlengen en voor andere verkiezingen zou willen gebruiken, zijn het natuurlijk precies dezelfde maatregelen, laten we eerlijk zijn. Ik zal dit nog even nagaan. Ik zal in tweede termijn een nóg preciezer antwoord op deze vraag geven.

De heer Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Ik snap dat, op het moment dat wij in mei/juni er zicht op hebben dat we bij de verkiezingen in november nog steeds niet op een normale manier zouden kunnen stemmen — lees: anderhalf jaar geleden en daarvóór — u deze wet wilt verlengen. Maar de argumenten die de minister tegen de heer Nicolaï gebruikt — zo zeg ik het eventjes — om het briefstemmen te beperken tot 70-jarigen, die gaan dan in ieder geval niet meer op. Want als wij in juni weten dat we in november bij de herindelingsverkiezingen met briefstemmen gaan stemmen, kan het argument van "wij kunnen nooit 13 miljoen briefstempassen drukken" niet meer gebruikt worden. Dus dan zou dat onderdeel toch aangepast c.q. vervangen moeten worden? Vindt u dat ook niet, minister?

Minister Ollongren:

Dit is een tijdelijke wet. Die ziet overigens op alle verkiezingen, zeg ik nog even in de richting van de heer Ganzevoort; ik heb het net even nagekeken. Dus als je de wet verlengt, kan die ook gebruikt worden voor herindelingsverkiezingen of andere verkiezingen. Ik ben het met de heer Van der Burg heel erg eens dat wij nu helemaal niet kunnen overzien hoe de situatie is in het najaar, laat staan die in het voorjaar, laat staan die bij volgende verkiezingen. Ik kan mij heel goed voorstellen dat ook door de ontwikkelingen van vaccins, het virus en alle maatregelen die we met elkaar treffen, de wereld er ook weer anders uitziet. Daar komt bij dat wat mij betreft en, ik dacht, ook wat betreft deze Kamer, deze vorm van briefstemmen passend is bij de huidige omstandigheden. Dus als de omstandigheden wijzigen, kan ik mij voorstellen dat je het anders zou willen. Dan zou een een-op-eenverlenging van deze wet minder voor de hand liggen. Ik denk dat de heer Van der Burg en ik het daarover eens zijn.

Ik kom op de volmachten. Mevrouw Baay-Timmerman vroeg naar de uitbreiding van twee naar drie. Zij en ook anderen wezen er terecht op dat er altijd risico's zitten aan het stemmen met volmachten. Dat klopt. Alleen, ik heb die risico's afgewogen tegen het feit dat die volmacht een vangnet is voor mensen die anders niet zouden kunnen stemmen. Om die mensen juist in deze omstandigheden met corona toch die mogelijkheid te bieden, heb ik dat zwaarder laten wegen. Dat heeft dus heel erg te maken met de huidige omstandigheden, want anders zou je dat liever niet doen. We weten van de kwetsbaarheid. Ook hierbij geldt dat de volmachtnemer de volmachtstem alleen mag uitbrengen tegelijk met zijn of haar eigen stem en met een kopie van het identiteitsbewijs van de volmachtgever. Voor diezelfde mensen is het wel belangrijk — dat zei de heer Koole ook — dat ze ook weten dat die mogelijkheid er is. We zullen dat ook onderdeel laten zijn van de landelijke informatiecampagne.

Centraal in die campagne staan alle maatregelen die worden getroffen om het stemmen veilig te laten verlopen in de stemlokalen, maar in die campagne zal ook aandacht worden besteed aan de andere mogelijkheden die je als kiezer hebt, dus de volmacht en de briefstem voor 70-plus. Ik denk dat we op basis van alle communicatie die er plaatsvindt, zowel met de campagne als met de communicatie die je als kiezer krijgt als je je spullen thuis ontvangt, in voldoende mate duidelijk kunnen maken aan iedereen welke opties er zijn. Nogmaals, ik zal de Kamer daar in ieder geval nog twee keer uitvoerig over informeren.

In een soort tussendebatje tussen de heer Otten en de heer Dittrich kwam zo-even de schorsing van het tellen aan de orde. Misschien is het goed dat punt nog even te preciseren, want daar bevat deze wet ook regels voor. Het tellen van de stemmen die worden uitgebracht op de reguliere stembureaus, begint om 21.00 uur op 17 maart. Dat tellen kan best wel lang duren. Bij de Tweede Kamerverkiezingen is de opkomst traditioneel altijd hoog. De stembiljetten zijn groot. We weten nu overigens nog niet eens hoe groot. Dat zal ook afhangen van het aantal partijen dat meedoet. Als de tellers op een gegeven moment zo vermoeid raken dat van een zorgvuldige telling redelijkerwijs geen sprake meer kan zijn, dan kan de voorzitter van het stembureau de telling schorsen en die de volgende dag continueren. Dat moet overigens altijd gebeuren in overeenstemming en afstemming met de burgemeester en kan ook pas nadat de totalen per partij zijn vastgesteld. Op dat moment geldt dat er regels zijn voor de opslag van de stembescheiden. Dus dat moet met bewaking en beveiliging gedurende de nacht en ook als dat nodig is voor het vervoer ernaartoe. Dus dat zal heel zorgvuldig gebeuren. Die optie bestaat en er zal zeker ook gebruik van worden gemaakt, maar dat gebeurt met veel waarborgen omgeven.

Verder is gevraagd naar het tellen van de briefstemmen. Er staat inderdaad in de stukken — de heer Janssen merkte dat op — dat dat al kan beginnen op woensdagochtend. O, dat was niet de heer Janssen, nou dan was het een van de andere sprekers, excuses. Het tellen van de briefstemmen kan dus beginnen op woensdagochtend of later; dat bepaalt het college van B en W. Bij dat deel van het tellen mogen ook kiezers aanwezig zijn. Dat is ook openbaar. Dus de locatie waar geteld wordt en het tijdstip waarop het tellen begint, moeten allemaal gecommuniceerd worden. Dat moet openbare informatie zijn. Dat kan op de gemeentelijke website, in de huis-aan-huisbladen of waar dan ook, zodat belangstellenden weten waar en hoe laat ze daar terechtkunnen.

De openbaarheid van dat tellen vind ik ook een groot goed. We weten natuurlijk dat dat nu anders zal zijn vanwege corona. De gewone coronaregels zullen gerespecteerd moeten worden. Afhankelijk van de locatie betekent dat misschien dat er minder mensen bij kunnen en dat er misschien wat gerouleerd moet worden. Het is openbaar, dus iedereen die dat wil, moet daarvan een deel kunnen meemaken.

De heer Koole (PvdA):

Ik denk dat ik die vraag over het tellen in de vroege morgen stelde. Ik had gevraagd of dat kan. In het antwoord staat: de briefstemmen en de stemmen die zijn uitgebracht op maandag 15 en dinsdag 16 maart worden allemaal op woensdag 17 maart in het openbaar geteld. Tegelijkertijd staat er dat dit kan gebeuren vanaf 07.30 uur 's morgens. Ik herhaal mijn vraag nu. Als iemand die telling wil bijwonen, hoe laat moet hij dan naar dat tellokaal? Om 07.30 uur 's morgens? Om 21.00 uur 's avonds? Of moet hij de hele dag wachten tot de voorzitter van het stemlokaal zegt "we gaan tellen"? Dan zou die voorzitter, als hij kwaad in de zin heeft, kunnen wachten tot het moment dat zo iemand net even is gaan lunchen.

De voorzitter:

Was het niet de heer Otten die die vraag stelde?

Minister Ollongren:

Ik weet niet waarom ik de heren Koole, Otten en Janssen door elkaar zou halen. Daar is geen enkele aanleiding voor, maar het is wel gebeurd.

Het antwoord is dat de gewone telling start na het sluiten van de stembussen, om 21.00 uur 's avonds. Mensen die dat willen, kunnen de telling vanaf dat moment bijwonen op de plek waar geteld wordt. Er wordt niet in ieder stembureau geteld. Als het stembureau wel geschikt is om te stemmen maar niet om te tellen, worden de stemmen verplaatst naar een andere plek. Als een gemeente dat wil, kan de gemeente al eerder beginnen met het tellen van de briefstemmen. Vandaar dat ik net zei: de gemeente moet kenbaar maken aan de inwoners waar en vanaf wanneer er wordt geteld. Dus, vanaf 07.30 uur 's morgens, althans als u in een gemeente woont waar het tellen ook inderdaad op dat moment begint. Raadpleegt u daarvoor de website van uw gemeente.

De heer Koole (PvdA):

Maar dat betekent dat die mensen die het gehele stemproces willen bijwonen, zowel van de gewone stemmen als van de briefstemmen, vanaf 07.30 uur 's morgens tot 's avonds laat na 21.00 uur op de locatie aanwezig zouden moeten zijn waar wordt geteld.

Minister Ollongren:

Ik weet niet of de heer Koole mensen kent die werkelijk het hele telproces zouden willen bijwonen, maar dat zou wel de consequentie zijn. Het hangt ook nog weer af van hoe het bij de verschillende gemeenten is georganiseerd.

De voorzitter:

Koole, derde.

Minister Ollongren:

Als er nou heel veel belangstelling voor is, kan ik me voorstellen dat gemeenten ook vragen om een klein beetje te rouleren zodat ook andere belangstellenden deelgenoot kunnen zijn van het tellen.

De heer Koole (PvdA):

Het is een recht voor elke individuele burger om de telling bij te wonen. Het hangt niet van de hoeveelheid belangstelling af. Als één burger dat wil — er zijn burgers die er de hele tijd bij willen zitten — zou het kunnen zijn dat hij vanaf 07.30 uur 's morgens tot 's avonds laat erbij aanwezig moet zijn.

Minister Ollongren:

Als iemand dat graag wil, is dat zo. Het is openbaar. Het is voor iedereen toegankelijk. Ik zei net al dat vanwege de beperkte ruimte en eventuele grote belangstelling het mogelijk zou kunnen zijn dat gemeenten — ik zeg dat hier ter plekke — aan mensen gaan vragen of ze bereid zijn om plaats te maken voor anderen. Wat de heer Koole schetst, zou kunnen. Als iemand daar op staat en dat wil en kan volhouden, zou dat kunnen.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Koole.

De heer Koole (PvdA):

Waarom wordt de gemeenten dan niet gesuggereerd om de telling van alle stemmen pas na 21.00 uur te beginnen?

Minister Ollongren:

Dat zei ik net al. Er zal een hoge opkomst zijn en het kost sowieso meer tijd omdat ook de tellers de 1,5 meter moeten respecteren en moeten werken met de hygiënemaatregelen. Daar komt ook nog het briefstemmen bij en mogelijk ook nog grotere stembiljetten. Er zijn allerlei redenen waarom het tellen van de stemmen echt wel wat tijd zal kosten. Het scheelt heel erg veel als je alvast die briefstemmen hebt kunnen tellen. Dan heb je dat deel alvast gehad. Hiermee kunnen ook de mensen worden ontzien die vanaf 21.00 uur 's avonds aan het tellen zijn. Het is een hele praktische reden en die doet niets af aan de openbaarheid van het tellen.

De heer Otten maakte een opmerking over de mogelijkheid van webcams bij het tellen. De heer Otten is er niet, zie ik. Het is openbaar, dus iedereen die het wil bijwonen, moet de gelegenheid krijgen. Er is op zichzelf geen wettelijke belemmering voor gemeenten om webcams in te zetten, maar het moet dan wel in lijn zijn met de AVG. Dit betekent dat mensen die dit niet willen, niet herkenbaar in beeld mogen komen. Dat geldt dan met name voor de tellers die er aan het werk zijn. Het zou dus kunnen, mits daaraan is gedacht. De heer Van Hattem vroeg naar het vervoer van de stembescheiden. Dat hebben we in een ministeriële regeling vastgesteld, die tegelijk met deze wet in werking treedt. De hoofdlijnen van die regels zijn als volgt. Het vervoer moet onder toezicht van ten minste twee personen plaatsvinden. Vervoer en opslag van de stembus enerzijds en het proces-verbaal anderzijds moeten gescheiden. De gescheiden opslag vindt plaats in een daarvoor geschikte voorziening, bijvoorbeeld een gesloten, inbraakwerende waardekast of kluis, of in een ruimte die uitgerust is met inbraakalarmsystemen en die in verbinding staat met een toegelaten alarmcentrale. De derde optie is een ruimte die onder permanente fysieke bewaking staat.

Dan de vroegstemlocaties. De Kamer weet dat we hebben gezegd: afhankelijk van de grootte van de gemeente minimaal één en voor grote gemeenten minimaal twintig. Dat loopt op in zo'n staffel. Het is best moeilijk voor de gemeente om voldoende plekken voor drie dagen te vinden, locaties die ook nog geschikt zijn voor de coronaregels. Het is voor de gemeente dus niet uitvoerbaar om alle stembureaus alle drie de dagen te bemensen met vier stembureauleden. Daarom hebben we een minimumaantal stemlokalen voorgeschreven dat open is op maandag en dinsdag, naar rato van het aantal kiesgerechtigden. Dat is dus minimaal één voor echt kleine gemeenten, minder dan 10.000 kiesgerechtigden. Maar het staat gemeenten wel vrij om er meer aan te wijzen dan het minimum.

De heer Van Hattem (PVV):

Ik hoor de minister zeggen dat de stemmen die op maandag en dinsdag al zijn uitgebracht, moeten worden opgeslagen in beveiligde ruimtes et cetera. Nu stond in het advies van de VNG juist dat sommige gemeenten niet over dergelijke ruimtes of over geschikte kluisruimtes beschikken. Kan de minister aangeven wat er concreet wordt gedaan om te zorgen dat dat wel op een adequate manier wordt opgelost?

Minister Ollongren:

Ik schetste de drie mogelijkheden die daarvoor bestaan. Gemeenten moeten over een van die mogelijkheden kunnen beschikken als zij daarvoor moeten zorgen. Heb je geen inbraakwerende waardekluis, dan kun je ook kiezen voor een ruimte die onder 24-uursbewaking staat. Er zijn dus drie verschillende opties.

Ik heb nog een enkele vraag te beantwoorden. Mevrouw Baay-Timmerman vroeg aandacht voor het testen van stembureauleden. Ik heb al eerder gezegd dat we niet kunnen overgaan tot het verplichten van een PCR-test voor mensen die lid van een stembureau willen zijn. We zorgen in ieder geval dat de gemeente actief de gezondheidscheck onder de aandacht brengt bij alle stembureauleden. Stembureauleden worden daar van tevoren op gewezen. Heb je als stembureaulid klachten, dan kun je helaas niet aan het werk gaan. Daarom weten de gemeenten dat ze een ruime voorraad mensen in reserve moeten hebben die last minute inzetbaar zijn voor het geval er mensen moeten afhaken. Ik heb al eerder tegen mevrouw Baay gezegd dat ik in overleg ben met VWS om te kijken hoe je het voor stembureauleden die dat willen, mogelijk kunt maken om zo'n test te ondergaan.

Tot slot was er een vraag van de heer Van Hattem over de software voor de verkiezingen. Hij noemde een mogelijk risico bij een bedrijf. Er is een discussie in Duitsland over de kwetsbaarheid in een product bij elektronisch stemmen, maar dat gaat over een heel andere programmatuur dan de programmatuur waar de Kiesraad gebruik van maakt. Het risico waaraan hij refereerde dat in Duitsland speelt, geldt hier dus niet bij.

Ik voeg daaraan toe: we stemmen handmatig, met het rode potlood, op papier. We tellen ook handmatig en leggen dat vast in een proces-verbaal. Daar komt geen programmatuur aan te pas. De uitslagen per stembureau worden openbaar gemaakt en zijn voor iedereen na te gaan. De optellingen die daarna plaatsvinden, worden door de gemeente en de Kiesraad uitgevoerd met behulp van die ondersteunende software, OSV. Dat maakt het mogelijk om de uitslagberekening in korte tijd zorgvuldig uit te voeren. De Kiesraad laat de ondersteunende software voor elke verkiezing testen en onderzoeken. HackDefense heeft dat in opdracht van de Kiesraad gedaan. De uitkomsten zijn door de Kiesraad gepubliceerd. De aanbevelingen worden door de Kiesraad opgevolgd.

Ik zal op korte termijn beide Kamers informeren over het voorstel dat de Kiesraad en de VNG doen om controletellingen uit te voeren. Die zijn bedoeld om vast te stellen dat de ondersteunde software de optellingen juist heeft gemaakt.

Mevrouw Baay-Timmerman i (50PLUS):

Ik was eventjes wat te laat voor het sneltesten. Ik begrijp dat dit niet als een verplichting kan worden opgelegd aan de leden van het stembureau. Aan de andere kant hoor ik de minister zeggen dat er wel ruimte moet komen en mogelijkheden moeten worden geschapen voor degenen die zich willen laten testen. Kan ik dat beschouwen als een toezegging dat de minister van VWS daarvoor gaat zorgdragen?

Minister Ollongren:

Mijn toezegging is dat ik gestart ben, ook naar aanleiding van ons vorige debat hier, om in overleg met VWS te kijken wat wenselijk en wat mogelijk is voor stembureauleden. Het gaat dus niet om een verplichting tot testen, maar om te kijken of we de mogelijkheid kunnen bieden aan stembureauleden om de test desgewenst te ondergaan. Ik heb het overigens in principe over PCR-testen. In een eerdere fase van het debat heb ik gezegd dat we niet precies weten hoe het proces van sneltesten zich gaat ontwikkelen. Ik had toen nog de mogelijkheid opengehouden dat we in het voorjaar misschien al veel meer met sneltesten zouden werken bij evenementen of op werklocaties. Dat zie je nu toch wat minder dan we op dat moment hadden voorzien. Nogmaals, het staat op de agenda van mij en collega De Jonge om te kijken of en zo ja, hoe we iets met testen kunnen doen op weg naar 15, 16 en 17 maart.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Tot slot, voorzitter. Aan welke termijn moet ik denken? Wanneer zal dat bekend zijn?

Minister Ollongren:

Ik zal de Kamer op twee momenten informeren over de voorbereiding van de verkiezingen. Het eerste moment is deze week al. Het tweede moment is eind februari. Het ligt voor de hand om dan uitsluitsel hierover te geven.

De heer Nicolaï (PvdD):

Nog even aansluitend op dat punt. Ik hoor de minister zeggen dat ze in overleg gaat met de minister van VWS over de wenselijkheid en de mogelijkheid. Is de minister het niet met mij, en ik neem aan ook met mevrouw Baay, eens dat het, vanuit haar regie met betrekking tot de verkiezingen, gewoon wenselijk is dat die sneltest daar aanwezig is? Of het mogelijk is, weet je nooit bij VWS, want daar wordt altijd veel beloofd wat niet uitkomt. Maar wenselijk is het toch in ieder geval wel, althans volgens onze fractie. Ik zou graag de mening van de minister daarover horen.

De voorzitter:

Dat vond ik een niet heel hoffelijke opmerking jegens de ambtenaren en de minister van VWS. Als u dat wilt terugnemen, zou ik dat op prijs stellen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Bij dezen teruggenomen.

Minister Ollongren:

Dank, voorzitter. Nee, eigenlijk niet. Alles wat wij en alles wat de gemeenten nu aan het doen zijn, is erop gericht dat de stemlokalen en alle organisatie rondom de drie dagen dat er verkiezingen kunnen worden gehouden, zo worden ingericht dat het veilig is. Dat is net zoals bij ons in de Kamer en op iedere werklocatie die wij vandaag de dag kennen, waar alles erop gericht is dat mensen die klachten hebben niet naar hun werk gaan en niet op plekken komen waar andere mensen komen. Dat is de basis van alles. Dat vind ik heel belangrijk. Die stemlokalen zijn veilige plekken, omdat daar alle coronaregels 100% worden gerespecteerd, van de afstand tot en met de hygiëne. Dat is de basis voor alles. We vragen ook aan mensen die in andere sectoren werken niet om iedere dag een test te doen voordat ze naar hun werk gaan. Dat is niet nodig. Op deze manier kunnen we het goed met elkaar organiseren.

Desalniettemin kan ik me voorstellen — de verkiezingen zijn bijzonder en dit zijn mensen die zich vrijwillig melden om dit werk te komen doen in de stembureaus en om na 21.00 uur te tellen — dat we hen desgewenst de mogelijkheid bieden om een test te doen. Dat vind ik wat anders. Ik zou niet zo ver willen gaan dat ik het een noodzakelijkheid vind om deze verkiezingen veilig te organiseren. Op basis van alles wat er nu allemaal ligt, durf ik te zeggen dat het veilig is. Het is veilig voor de kiezers die gaan stemmen en het is veilig voor degenen die in het stembureau werken. Maar ik begrijp de wens heel goed en ik kan me ook goed voorstellen dat er mensen zijn die zeggen: als mij de mogelijkheid wordt geboden om vooraf te testen, dan zal ik daar gebruik van maken. Dat is het overleg dat ik met VWS voer.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik begrijp de minister ineens niet meer. Ik hoor haar zeggen dat het allemaal zo is ingericht dat het veilig is. Maar dan zou het ook veilig zijn als er mensen naartoe gaan die coronaverschijnselen hebben, want er zijn spatschermen en er wordt 1,5 meter afstand gehouden enzovoorts. Dat begrijp ik niet van de minister. Ik denk dat nog steeds overeind blijft staan dat mensen die op die dag coronaverschijnselen hebben, daar niet naartoe moeten gaan, ook al is het in de visie van de minister veilig. Als dat zo is, dan ligt het toch ook voor de hand dat je zegt: het is wenselijk dat de mensen die daar sowieso zitten, functioneel, een sneltest ondergaan. Ik zeg niet "noodzakelijk", maar "wenselijk".

Minister Ollongren:

Ik denk dat de heer Nicolaï het met mij eens zal zijn dat wij verwachten dat mensen met klachten thuisblijven. Dat geldt ook hier vandaag, niet omdat hier de regels niet worden nageleefd, want ik stel vast dat de regels hier heel erg goed worden nageleefd. Desalniettemin stellen wij het allemaal op prijs dat mensen als zij klachten hebben, toch niet komen, om ieder risico uit te sluiten. Nogmaals, ik vind de suggestie van mevrouw Baay-Timmerman om dit aan te bieden aan de mensen die bij de stembureaus werken een te overwegen suggestie, als het zou kunnen. Maar ik vind het niet een noodzakelijkheid om dit werk op die dagen op deze manier te kunnen uitvoeren.

De voorzitter:

De heer Nicolaï, derde.

De heer Nicolaï (PvdD):

Het is ja of nee. Maar vindt de minister het wenselijk?

Minister Ollongren:

Ik vind het niet noodzakelijk. Ik zie dat sommige mensen het wenselijk vinden. Daar heb ik ook niets tegen. Overigens heb ik net gezegd dat ik het in principe over de PCR-testen heb, dus niet over de sneltesten, ook omdat er bij sneltesten sprake is van een percentage vals-negatief. Dan heb je ook helemaal niets aan zo'n test. Dat moet je natuurlijk ook nog meewegen.

Voorzitter, daarmee ben ik aan het eind van mijn beantwoording gekomen.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Dan schors ik voor een kort moment, tot 15.55 uur exact.

De vergadering wordt van 15.50 uur tot 15.55 uur geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Ganzevoort namens de fractie van GroenLinks.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Het organiseren van het feest van de democratie — verkiezingen — is een verheven taak en een heidens karwei. We zijn er altijd bijzonder van onder de indruk dat het onder normale omstandigheden zo goed gaat, maar zeker onder deze omstandigheden. Ook in de beantwoording van de vele vragen valt mij op aan hoeveel zaken er is gedacht. Natuurlijk is er altijd wel iemand die nog een — terechte — vraag kan stellen over een rafelrandje. Iets waarvan je denkt: hoe zit dat dan precies? Wij kunnen ermee leven dat het nog niet allemaal, tot op alle punten en komma's, 100% rond is. Ik vind dat heel erg veel wel goed verankerd is.

Mijn enige punt van vandaag betrof het verschil, de ongelijkheid — het is een beetje een semantisch verschil tussen die twee woorden — tussen de verschillende groepen die wel of niet van het briefstemmen gebruik mogen maken. Ik denk dat we heel erg dicht bij elkaar zitten, maar ik zou alleen nog graag expliciet de toezegging van de minister krijgen dat we bij het entameren van het gesprek over briefstemming, goed afwegen wat we wel en niet willen, dat we een kritische reflectie op het punt van de verschillende groepen die daar wel of niet gebruik van kunnen maken daarin meenemen, evenals de vraag of dat nu wel of niet schuurt met de rechtsstatelijke beginselen. Als ze expliciet wil toezeggen dat mee te nemen, dan zijn wij tevreden voor vandaag.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ganzevoort. Dan is het woord aan de heer Koole namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Hij is nog niet aanwezig, dus ik geef het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Janssen i (SP):

Voorzitter, dank u wel. Als we één ding zeker weten, dan is dat dat we niet zeker weten hoe Nederland er voor zal staan op 17 maart. We moeten dus overal rekening mee houden. In dat verband verbaasde ik mij enigszins over het interruptiedebat met de minister over de financiën, waarin ze zei: wat in de wet staat, dat is het. En: meer komt er niet. We krijgen hier iedere week spoedwetgeving, omdat er toch nog iets moet gebeuren of omdat er toch nog iets moet veranderen om het wel mogelijk te maken. Ik zou daar ook voor zijn, namelijk zorgen dat wij met elkaar regelen dat op 17 maart verkiezingen gehouden kunnen worden. Maar de minister zei ook: meer dan wat er vastligt, kunnen gemeenten niet aan. Ik vroeg bijvoorbeeld naar stemstraten, geen teststraten dus, waarbij je een combinatie zou kunnen maken van een stemstraat met een vroegstemlocatie voor mensen die eerder willen gaan stemmen maar die dat graag per auto doen, of mensen die toch nog enig risico lopen en liever niet naar het stembureau gaan. Dat zou een combinatie kunnen zijn; dat hoeft niet allemaal naast elkaar. Dingen kunnen gecombineerd worden en daarvoor hoeven we de wet volgens mij niet aan te passen.

Ik miste nog een antwoord van de minister op mijn vraag over mensen in quarantaine. Hoe moeten mensen die in quarantaine zitten, gaan stemmen? Zeker de mensen — daarom verwees ik ook naar de aangekondigde quarantaineplicht — die eventueel verplicht in quarantaine zitten ten tijde van de verkiezingen. Hoe moeten die gaan stemmen? Het stemrecht is toch wel heel belangrijk en dat kun je niet afnemen door mensen verplicht in quarantaine te zetten. Dat zou op zich een middel kunnen zijn om de verkiezingen te beïnvloeden, wil ik heel flauw maar even zeggen. Maar dat moeten we vooral niet willen. Die vragen heb ik dus nog.

Ik wil me van harte aansluiten bij wat de heer Dittrich zei: met dank aan alle vrijwilligers. Ik heb acht jaar gedeputeerde mogen zijn in de provincie Zuid-Holland, de provincie waar wij nu ook verblijven, en mij beziggehouden met cultureel erfgoed. Als vrijwilligers morgen stoppen, komt het hele land tot stilstand. De vrijwilligers zijn we heel veel dank verschuldigd, ook vanuit de SP.

Over het briefstemmen hebben we het gehad. Mijn punt was met name of we ons niet moeten voorbereiden. Is het nu altijd nodig om een kleine, extra groep via een spoedwet nog toe te voegen aan dat briefstemmen, waardoor dat dan ook zou kunnen? Dat geldt voor de stemstraten, voor de vroegstemlocaties en voor gemeenten die hun gemeentehuizen hebben afgeschaft en paspoorten bij de mensen thuisbrengen. Omgekeerd zou je ook kunnen zeggen: gemeenteambtenaren zouden stemmen op kunnen gaan halen bij mensen die het huis niet uit kunnen. Gebruik alles wat mogelijk is om te zorgen dat we dit op een veilige manier kunnen doen.

Voorzitter. Dank aan de minister voor de toezegging dat de afspraken in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen geen eindafrekening waren, maar dat er nog een soort van open einde is als blijkt dat er meer komt of als de gemeenten en de minister zich verrekend hebben, waardoor er nog extra gecompenseerd kan worden. Ik ga er ook van uit, en ik vertrouw erop, dat de gemeenten en de minister duidelijk met elkaar hebben afgesproken dat deze uitkering, omdat het geen doeluitkering is, maar een uitkering in het Gemeentefonds, bedoeld is om te gebruiken voor de verkiezingen en niet voor de algemene middelen. Ik ga ervan uit dat dat onderling helder is en is afgesproken.

Voorzitter. Ik zal mijn fractie sowieso adviseren om voor dit wetsvoorstel te stemmen. Ik vind het belangrijk dat we dit met elkaar door laten gaan. Ik zou in de richting van de heer Van der Burg, die aangaf al te dromen van Rutte IV en zelfs V en VI, willen afsluiten met een citaat van Willem Elsschot: een droom die werkelijkheid wordt, vervloeit als water tussen de vingers.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dat verdient even stilte. Dank u wel, meneer Janssen. Dan is het woord aan de heer Koole namens de Partij van de Arbeid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Koole i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor de souplesse. Ik kwam wat te laat binnen. Ik reken nog steeds op een bel, maar die heb ik niet gehoord. Ik had het ook zelf kunnen weten. Het is mijn verantwoordelijkheid.

Dank ook aan de minister voor het beantwoorden van de vragen. Ik denk dat het een nuttig debat was. Er zijn veel technische vragen gesteld. Het was een nuttig debat, al was het maar omdat we nu ook weten dat een tellende kleinzoon in ieder geval niet kan zien wat oma heeft gestemd. Dat zeg ik in de richting van de heer Van der Linden. Het was nuttig omdat er ook andere inzichten naar voren zijn gekomen.

Ik had nog wel één vraag naar aanleiding van de inbreng van de heer Ganzevoort. Geldt deze wet bij een verlenging nu ook bij andere verkiezingen dan Tweede Kamerverkiezingen? Op welk artikel is dat nou precies gebaseerd? Inderdaad, de wet heet gewoon Tweede Kamerverkiezingen. Bij de aanhef, waar de Koning spreekt aan het begin van de wet, staat uitdrukkelijk dat het gaat over de Tweede Kamerverkiezingen. Waar staat dan dat hij ook zou kunnen gelden voor andere verkiezingen bij verlenging?

Ik ben blij met de opmerking van de minister over de wegingscriteria die zij noemt: het verloop van de pandemie, de gemeentelijke organisatie en de effecten op de opkomst. Ik ben blij met de toezegging dat ook regelmatig, wekelijks, het verloop van de bereidheid van mensen om te gaan stemmen wordt gemonitord. Daar heb ik nog een aanvullende vraag bij: wordt er bij die monitoring ook echt gekeken naar verschillen in de bereidheid tot opkomst per leeftijdsgroep? Dat is natuurlijk van belang om te kijken of bepaalde specifieke maatregelen uitwerken.

Er is ook gesproken over briefstemmen. De minister zei dat het briefstemmen in de evaluatie wordt meegenomen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken hoe het in de praktijk werkt met niet-ondertekende stempassen. Mijn vraag aan de minister met betrekking tot briefstemmen is of er bij die evaluatie ook specifiek wordt gekeken naar de 70-plussers en ook naar hun partijpolitieke richting. We kunnen dat van tevoren niet weten. Ik ga er ook van uit dat het in de overwegingen van de minister op geen enkele manier heeft meegespeeld, maar in een evaluatie kun je ook kijken of er inderdaad een partijpolitieke bias is bij zo'n extra instrument om briefstemmen te introduceren. Als we later die principiële discussie krijgen waar de heer Ganzevoort het over had, kunnen we dat soort informatie meenemen bij de vraag of we dat briefstemmen willen voor de hele kiezersgroep.

De Partij van de Arbeid vindt echt dat dit debat ertoe leidt dat de wet er zou moeten komen. We zullen dus zeker voorstemmen. We hopen ook dat de verkiezingen doorgaan, mits het natuurlijk verantwoord kan. Ik sluit me geheel aan bij de anderen die de vrijwilligers die zich daarvoor inzetten danken. Dank ook aan de ambtenaren die zich daarvoor inzetten. Ik zal mijn fractie in ieder geval adviseren om voor te stemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koole. Dan is het woord aan de heer Van der Linden van de fractie-Van Pareren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Linden i (Fractie-Van Pareren):

Voorzitter, dank u wel. Ik begon mijn bijdrage in de eerste termijn met aftellen: nog 50 dagen. Maar dat blijken er eigenlijk 48 te zijn, aangezien mensen al twee dagen eerder — als zij kwetsbaar zijn, maar dat wordt niet gecontroleerd — naar het stembureau gaan. Ik had vier aandachtspunten in de eerste termijn.

Het eerste was dat tot 1 juli de verlenging van die wet inderdaad ook gericht was op eventuele herindelingsverkiezingen in november. Overigens staat die einddatum in de vorige wet die we hadden, die juist weer gericht was op die herindelingsverkiezingen afgelopen jaar. Dus ik ben ook benieuwd naar het antwoord op de vraag van de heer Koole op dat punt van zojuist.

Het tweede punt ging over de afweging tussen toegankelijkheid als pluspunt en stemgeheim, stemvrijheid en wat andere zaken als negatieve punten. Dat wringt wel, maar dat onderkent de minister ook. Mijn fractie weegt het voordeel van die toegankelijkheid wel zwaarder dan de nadelen die er evident ook zijn. Wij zullen deze wet dan ook steunen.

Het derde punt van aandacht was de handtekening op het stem(plus)pasformulier. Dat blijft toch een vreemde eend in de bijt. Wij constateren dat het nuttig is voor analyse achteraf, maar dat het vooraf eigenlijk niet echt waarde heeft. Ik had nog wel even een vraag om te controleren bij de minister. Is het zo dat het feit of er al dan niet een handtekening staat op die stempassen, wordt vermeld in het proces-verbaal bij de tellingen, zodat die analyses achteraf ook wel vastliggen, of dat de mogelijkheden daartoe vastliggen? Dat is wel belangrijk. Worden gemeentes daarover geïnstrueerd?

Het laatste punt ging over frauderisico's en beheersingsmaatregelen. Aanvankelijk vroeg ik: kan daar niet ook in de publieke campagne aandacht aan worden besteed? De minister wijst op een passieve campagne via de website. Onze oproep is: doe dat ook wat actiever. Besteed aandacht aan de frauderisico's en hoe daarmee om wordt gegaan.

Mijn fractie wenst toch, om de frauderisico's in kaart te brengen, een motie in te dienen. Dat komt omdat er toch wat nieuwe elementen zijn ten opzichte van 2007, waar de minister naar verwees, toen dat ook al is onderzocht. Er zijn nu bijvoorbeeld 2,4 miljoen mensen die per brief kunnen stemmen, waar dat er in het verleden veel minder waren. 70-plus is nu bijvoorbeeld qua leeftijdsgrens nieuw ten opzichte van wat er toen is onderzocht. En wat ook belangrijk is in de vergelijking tussen 2007 en 2021, het jaar waarin we nu leven: de modernisering van de techniek. Dat is een wereld van verschil qua technologie. Dat is van belang qua risico's, maar ook qua beheersingsmaatregelen die je kunt nemen om die risico's af te dekken. Dus er zijn nieuwe elementen die wat ons betreft vragen om een nieuw fraude-assessment uit te voeren. Vandaar dat mijn fractie de volgende motie indient.

De voorzitter:

Door het lid Van der Linden wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat:

  • een significant deel van de kiesgerechtigden, circa 2,4 miljoen, bij de aankomende Tweede Kamerverkiezing voor het eerst per brief mogen stemmen, omdat zij 70 jaar of ouder zijn;
  • briefstemmen ten opzichte van het stemmen in het stemlokaal belangrijke nadelen kent en nieuwe risico's in het verkiezingsproces introduceert;
  • de risicoanalyse van de adviescommissie-Korthals Altes uit 2007 stamt;
  • in het wetsvoorstel weliswaar de nodige maatregelen worden getroffen om fraude tegen te gaan, maar geen uitvoerige externe frauderisicoassessment is uitgevoerd om alle mogelijke (significante) frauderisico's en bijbehorende beheersingsmaatregelen in kaart te brengen;

overwegende dat het wenselijk is dat alle (significante) frauderisico's en bijbehorende beheersingsmaatregelen vooraf in kaart worden gebracht, om integer briefstemmen te kunnen waarborgen;

verzoekt het kabinet om één of meerdere daarin gespecialiseerde externe partijen zo snel mogelijk onderzoek te laten doen naar alle nieuwe risico's op significante fraude die als gevolg van dit nieuwe briefstemmen worden geïntroduceerd en in kaart te (laten) brengen welke beheersingsmaatregelen worden genomen om die risico's zo veel mogelijk te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter H (35654).

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Linden. Dan is het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank, voorzitter. Dankzij de nodige interrupties in eerste termijn kan ik relatief kort zijn. Allereerst kom ik op het briefstemmen. Zojuist is daaraan ook al gememoreerd. Onze fractie heeft nog steeds de nodige bedenkingen bij het systeem, de integriteit van het systeem en de risico's die eraan zitten. Daarover hebben we net al flink van gedachten gewisseld. Onverminderd hebben wij daarover nog steeds vragen. Ik vind het vooral vervelend dat de minister in eerste termijn aangaf: we zitten al heel ver in het voorbereidingsproces en het is ondoenlijk om nu nog zaken aan te passen. We zitten vandaag ook met een voorliggend wetsvoorstel. Stel dat deze Kamer onverhoopt het wetsvoorstel zou verwerpen, dan zou het verkiezingsproces ook aangepast moeten worden. Ik verzoek de minister dus toch te kijken naar de voorgestelde opties om de zaken op de pakken. Dat betreft het beter kunnen controleren van de zaken bij PostNL, het beter neerzetten van de kwestie rond de handtekeningen en alle andere kwesties die het briefstemmen mogelijk tot een zwakke plek in het verkiezingsproces maken.

Voorzitter. Als deze wet, die vandaag hopelijk wordt aangenomen, er ligt, dan moet de publicatie in het Staatsblad nog plaatsvinden. Kan de minister aangeven op welke termijn zij de publicatie in het Staatsblad wil hebben? Ook vraag ik of zij dan zo snel mogelijk het contraseign erop wil zetten.

Voorts gaf de minister aan dat het verloop van de pandemie een van de factoren is voor het doorgaan van de verkiezingen, die absoluut op 17 maart moeten plaatsvinden. Ik wil toch nog even voorhouden wat een van de adviseurs in deze kwestie, de heer Diederik Gommers, op 11 januari heeft aangegeven over het doorgaan van de verkiezingen. Hij zei: "als er sprake is van een exponentiele groei, dan moet je het maar even afzeggen". Ik had toch nog graag een reactie van de minister op deze uitspraak. Worden wij straks niet met een situatie geconfronteerd waarin bijvoorbeeld alle supermarkten in Nederland nog gewoon open zijn en mensen massaal naar de supermarkt kunnen, terwijl de stembureaus dicht moeten blijven? De stembureaus zouden dan dicht blijven door een advies met betrekking tot exponentiele groei, of door een ander rekenkundig model waarvan het nog maar de vraag is of het gaat uitkomen.

Daarbij merk ik op dat er in stembureaus vaak relatief weinig mensen bij elkaar staan. Bovendien is dat goed te organiseren met doorloopmogelijkheden en dergelijke. Kan de minister aangeven of zulke praktische zaken meegenomen kunnen worden in het proces rond de verkiezingsdag, in plaats van het geheel afgelasten van de verkiezingen, als dat aan de orde zou zijn? Wat de PVV-fractie betref moet dat laatste echt niet gebeuren.

Dan kom ik op het ronselen van stembrieven en volmachten. Ik heb herhaaldelijk gevraagd naar meer preventieve maatregelen. Ik blijf dat toch benadrukken. Het is echt wenselijk om daarnaar te blijven kijken. Dat betreft het fenomeen van family votes en het over de schouder meekijken dan wel het door anderen laten invullen van stembrieven, misschien zelfs door mensen die helemaal niet stemgerechtigd zijn. Ik heb twee punten aangegeven, die behoorlijk serieus zijn. Ik had het over de lange arm van Erdogan die misschien een rol speelt bij zulke praktijken. Kan de minister aangeven wat er wordt gedaan om zulke beïnvloeding vanuit het buitenland tegen te gaan? Er ligt nu toch een reëel risico met de anoniem in te vullen stembrieven. Ik vind de positie van vrouwen ook nog wel een kwestie. Met name in de islamitische cultuur kan het zomaar gebeuren dat mannen het stembiljet niet door de vrouw zelf laten invullen. Is dat een factor die wordt meegewogen bij dit systeem van uitgebreide volmachten en briefstemmen?

Tot slot, voorzitter. Wat de PVV betreft moeten de verkiezingen absoluut doorgaan op 17 maart. Deze wet is daarvoor een handig en noodzakelijk hulpmiddel en daarom zullen wij voor dit wetsvoorstel stemmen.

Voorzitter, tot zover in tweede termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Dan is het woord aan de heer Dittrich namens de fractie van D66.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dittrich i (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor haar uitvoerige beantwoording. Ik heb overigens geconstateerd dat een heleboel van wat in dit debat vandaag hier mondeling werd gezegd, eigenlijk ook al schriftelijk aan de orde is geweest in de voorfase. Ik heb geprobeerd mezelf te richten op de hoofdlijnen van het wetsvoorstel. Desalniettemin zijn er natuurlijk toch nog een aantal zaken wat duidelijker geworden in vergelijking met die voorfase. Dus dank voor die beantwoording.

Het is ons, de fractie van D66, ook heel erg duidelijk dat heel veel van wat in dit wetsvoorstel geregeld is, met name neerkomt op de gemeenten, de burgemeesters, de stemmentellers en de vrijwilligers. Wij denken dat het belangrijk is dat er snel duidelijkheid komt over wat wij nu allemaal besproken hebben en wat er geregeld gaat worden. Zij zijn als het ware degenen die aan de knoppen zitten. Het is dus ook heel goed dat er vandaag duidelijkheid komt. Nou hoorde ik veel van de voorgaande sprekers zeggen dat zij voor het wetsvoorstel zullen stemmen. Dat geldt uiteraard ook voor D66, maar wat ons betreft hoeft er niet eens gestemd te worden. We kunnen dit wat ons betreft gewoon aannemen.

Rest mij niets anders dan iedereen die bij de operatie achter de verkiezingen betrokken is, en overigens ook ons allemaal, heel veel succes te wensen. Het is een belangrijke gebeurtenis in een democratie. Ik spreek de hoop uit dat de verkiezingen ook niet verstoord gaan worden. Dat was een vraag die ik in de eerste termijn aan de minister heb gesteld en waarop ik volgens mij nog geen antwoord heb gekregen: ik ga ervan uit dat er in goed overleg met de politie en het Openbaar Ministerie goed gekeken gaat worden om te zorgen dat het feest van de democratie niet verstoord kan worden en dat we met z'n allen kunnen genieten van een hoogtepunt van de democratie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Dittrich. Dan is het woord aan de heer Nicolaï namens de fractie van de Partij voor de Dieren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording en vooral ook voor de toezegging dat wij als Kamer eind februari in ieder geval een hoop informatie krijgen omtrent de weging of het wel veilig is om de verkiezingen in maart te laten doorgaan. Ik had in mijn betoog in eerste termijn gewezen op een onderzoek naar de Franse gemeenteraadsverkiezingen, waaruit bleek dat de mortaliteit aanzienlijk gestegen was. Er werd voor die stijging zelfs een percentage van 21,8% naar voren gebracht. Ook voor de eventuele ambtenaren vermeld ik dat dit gaat over IZA Discussion Paper nummer 13335. Is de minister bereid te kijken of er onderzoeken zijn met betrekking tot verkiezingen die al hebben plaatsgevonden in de coronaperiode? Daar werden overigens ook de coronamaatregelen gerespecteerd. Is daar iets uit te halen wat van belang is met betrekking tot het gevaar dat wij lopen als wij naar die stemlokalen gaan?

In verband daarmee heb ik ook gevraagd waarom het OMT nog steeds niet om advies is gevraagd. Ik heb daar geen duidelijk antwoord op gekregen. Ik denk dat het voor velen hier van groot belang is dat het OMT om advies gevraagd wordt. Op dat punt wil ik graag een motie indienen. Die luidt als volgt:

De voorzitter:

Door de leden Nicolaï en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is dat het OMT gevraagd wordt te adviseren over de vraag of het realiseren van de verkiezingen in maart 2021 verantwoord is met het oog op het voorkomen van verdere verspreiding van COVID-19;

verzoekt de regering om op korte termijn bij het OMT advies in te winnen over de vraag of het realiseren van de verkiezingen in maart 2021 verantwoord is met het oog op het voorkomen van verdere verspreiding van COVID-19, en wekelijks aan het OMT te vragen het advies te actualiseren naar de stand van zaken op dat moment, en deze adviezen aan de Eerste Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter I (35654).

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter. Ik heb uitvoerig aandacht besteed aan de vraag of het gelijkheidsbeginsel niet geschonden wordt door de bepaling in de wet dat briefstemmen uitsluitend voor 70-plussers wordt opengesteld. Ik heb gemerkt dat bij andere Kamerleden toch wel een zekere schroom aan de orde is. De vraag is of we niet bezig zijn met een wet waarbij een criterium wordt gehanteerd waardoor het gelijkheidsbeginsel inderdaad geschonden wordt. Ik heb ook gemerkt dat bij anderen de bereidheid om er nu direct wat aan te doen niet aanwezig is, maar ik hoorde de heer Van der Burg ook zeggen dat we als de verkiezingen eventueel worden uitgesteld, een hele nieuwe situatie krijgen. Mijn fractie zou het toch wel heel belangrijk vinden om dan toch nog eens te kijken naar de mogelijkheid om dat briefstemmen voor iedereen open te stellen. Op dat punt heb ik een motie en die wil ik graag voorlezen.

De voorzitter:

Door de leden Nicolaï en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering heeft aangegeven dat het logistiek niet mogelijk zou zijn om voor de verkiezingen in maart 2021 briefstemmen voor iedere kiezer mogelijk te maken;

overwegende dat er een kans bestaat dat zich een situatie gaat voordoen waarin de verkiezingen moeten worden uitgesteld in verband met de COVID-19-epidemie;

overwegende dat als er geen logistieke onmogelijkheid meer is om briefstemmen voor iedere kiezer mogelijk te maken, het wenselijk is dat de regering heroverweegt of die mogelijkheid kan worden ingevoerd om ook andere kwetsbaren te beschermen;

verzoekt de regering om te onderzoeken of bij uitstel van de verkiezingen de wet met spoed kan worden aangepast teneinde uitsluitend voor de Tweede Kamerverkiezing in 2021 voor eenieder de mogelijkheid te openen om per brief te stemmen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter J (35654).

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter, dan het laatste punt. Mijn fractie is voor briefstemmen, maar dan moet het ook wel veilig en zonder fraudegevoeligheid kunnen. Het verbaasde mij enigszins dat de minister zich op het standpunt stelde dat ook een stempas die niet ondertekend is, kan meetellen. De minister zei het al, maar ik wil nogmaals vragen of zij kan vertellen uit welke bepaling in de wet voortvloeit dat die verplichting in artikel 11c, derde lid — "de kiezer ondertekent de op de stempas gestelde verklaring dat hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld" — voor sommigen niet zou gelden. Dat is de eerste vraag.

Daar wil ik een tweede vraag aan toevoegen, uit belangstelling. Er zijn kennelijk mensen die niet in staat zijn hun handtekening te zetten, daar hebben we het over gehad. Nou hebben we dat briefstemmen ingevoerd, maar dat was er vroeger niet. Hoe zat het dan als die mensen een volmacht wilden tekenen? Dat moet toch ook gebeurd zijn? En ik neem aan dat dat in zo'n situatie wel kon, maar ook met een verklaring erbij of een identiteitsbewijs waaruit bleek dat betrokkene niet in staat was om die handtekening te zetten. Dat brengt mij toch weer een beetje tot de vraag die andere leden ook gesteld hebben: zou het niet zinvol zijn om daar nog eens goed naar te kijken, om te voorkomen dat we in een situatie komen dat er straks bij de rechter gesteggeld gaat worden over de vraag of stembiljetten zijn meegeteld die niet meegeteld hadden mogen worden?

Voorzitter, dat was mijn laatste punt.

De voorzitter:

Dank, meneer Nicolaï. De heer Dittrich.

De heer Dittrich i (D66):

Eén vraag over de eerste motie, over het OMT en de adviezen die het OMT moet geven. Ik heb de motie niet bij de hand, maar volgens mij vraagt u dat het OMT periodiek moet informeren en dat zij uiteindelijk ook moeten adviseren of de verkiezingen moeten doorgaan of niet. Mijn vraag aan de heer Nicolaï is: vindt u het niet gevaarlijk om dan als het ware een politieke beslissing neer te leggen op het bordje van het OMT? Het OMT zijn toch wetenschappers die vanuit hun perspectief moeten kijken naar de volksgezondheidsaspecten, en uiteindelijk is het dan toch aan de politiek om te overwegen: wat gaan we doen met deze adviezen? Haalt u het niet door elkaar, en brengt u het OMT niet in een gevaarlijke positie als u dat zo aan het OMT vraagt? Ik vraag dat uit belangstelling. Ik ben gewoon een beetje aan het kauwen op het voorstel van u, dus graag een reactie.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ja, het is goed dat die vraag nog een keer gesteld wordt. Ik bedoel, uiteindelijk is het natuurlijk niet het OMT dat de beslissing neemt of de verkiezingen al of niet doorgaan. Het OMT geeft een advies over hoe veilig het is met betrekking tot de verspreiding van COVID-19 om die verkiezingen te laten plaatsvinden. En als de wetenschappers dan zeggen dat dat eigenlijk net zo onveilig is als naar een theater of bioscoop of een ander evenement gaan, en die onveiligere situatie ook niet is op te lossen op een andere manier, dan is dat natuurlijk een gegeven voor iedereen, ook voor deze Kamer, waar we rekening mee kunnen houden met betrekking tot de vraag: gaan wij ermee akkoord dat die verkiezingen plaatsvinden, of gaan wij erop aansturen dat de verkiezingen worden uitgesteld? Dat is het doel van de motie.

De heer Dittrich (D66):

Maar uiteindelijk komt het dan toch op het bordje van het OMT terecht om dat advies te geven, wat heel kort voor de verkiezing van 17 maart zal zijn. En ik kan me zo voorstellen dat het OMT denkt: wij willen die verantwoordelijkheid niet; laat de politiek dat maar beslissen. En als ik zo naar uw motie kijk, die ik inmiddels in mijn handen heb, dan staat daar ook helemaal niet een termijn of iets dergelijks in waarin u dat advies zou willen hebben. Dus laat ik het erbij laten dat ik mijn zorg uitspreek dat door de motie het OMT in een politiek debat wordt getrokken waar het niet in getrokken zou moeten worden. Daarom ben ik belangstellend naar het antwoord van de minister op uw motie.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik had de minister al horen zeggen dat ze het OMT ook zou raadplegen, dus dat gaat sowieso gebeuren. Mijn motie vraagt om dat op korte termijn te doen. En mijn motie zegt ook dat we iedere keer weer moeten kijken hoe de situatie zich ontwikkelt, dus daar willen we dan ook graag advies over. En tja, ik begrijp niet helemaal wat de heer Dittrich nou eigenlijk naar voren brengt, want het OMT heeft ook voor de avondklok geadviseerd en die wordt vervolgens ingevoerd. Dus: je hebt adviezen en je hebt de verantwoordelijken. En de verantwoordelijke is natuurlijk niet het OMT. Dat is de regering, of in dit geval het parlement, want als de verkiezingen worden uitgesteld, dan worden de Kamers daar ook bij betrokken.

De heer Raven i (OSF):

Ik vroeg me af of er niet ook een rol voor de veiligheidsregio's is weggelegd. De afgelopen jaren hebben we namelijk regelmatig gezien dat de veiligheidsregio's op het laatste moment activiteiten wel of niet hebben afgelast. Zou zich zo'n situatie dan ook niet kunnen voordoen in het geval van verkiezingen op lokaal niveau?

De heer Nicolaï (PvdD):

Wat moet ik daarop zeggen? Ik zou het niet weten. Uiteindelijk is het een weging en die weging komt eerst bij het kabinet. Het kabinet kan al of niet voorstellen om de wet aan te passen zodat de verkiezingen worden uitgesteld. Daar zijn we gewoon straks bij betrokken. De veiligheidsregio is er helemaal niet bij betrokken, wij zijn erbij betrokken.

De heer Raven (OSF):

Het was misschien ook een vraag voor de minister om daar nog eens op te reflecteren, maar ikzelf denk dat de veiligheidsregio daar wel per regio een taak heeft.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik heb daar geen antwoord op.

De heer Janssen i (SP):

Nog even om het scherp te krijgen, ook wat betreft het interruptiedebatje tussen de heer Nicolaï en de heer Dittrich. De heer Nicolaï is het toch met mij eens dat waar hij in zijn motie het OMT een oordeel vraagt of iets verantwoord is, dat toch niet aan het OMT is? Ik sla een beetje aan op het woord "verantwoord", want daar gaat het niet om. De minister heeft gezegd dat zij het OMT gaat vragen wat de gevolgen zijn als de verkiezingen op 17 maart worden georganiseerd. Dat doe je dan ruim voor 8 maart, heb ik als datum meegekregen. Maar dit is dan toch anders dan zoals het nu werkt met een advies van het OMT, dat eigenlijk een bestuurlijk afstemmingsoverleg betreft, waarna vervolgens het kabinet besluit? Het is toch niet aan het OMT om te vragen of iets verantwoord is? Je kunt toch alleen feitelijk aan het OMT vragen wat de gevolgen zijn als wij op 17 maart die verkiezingen organiseren? Maar dat kun je pas doen heel kort voor 17 maart, want nu kun je nog niet inschatten wat er op 17 maart aan de hand is.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik heb het idee dat de adviezen die regelmatig worden ingewonnen bij het OMT niet zo luiden zoals de heer Janssen naar voren brengt. Als gevraagd wordt of een avondklok nodig is, wordt daarop geantwoord. Ik begrijp overigens wel, ook in het verhaal van de heer Janssen en de heer Dittrich, dat we heel goed moeten onderscheiden waar de politieke verantwoordelijkheid ligt en waar de deskundigenadvisering ligt. Mijn motie is er niet op gericht om het OMT de keuze te laten maken. Mijn motie is erop gericht om, waar de minister heeft toegezegd om het OMT iets te vragen, daar advies over te vragen. Dan is vervolgens de weging aan de politiek.

De heer Janssen (SP):

Het gaat er dan dus om het OMT in kaart te laten brengen wat de gevolgen zijn van het organiseren van verkiezingen op 17 maart. Maar dat kun je niet zes weken van tevoren gaan doen. Dan moet je in allerlei modellen gaan denken. Dat zou kunnen, maar het is toch het meest effectief om dat in de eerste week van maart te doen. Dan kun je kijken wat de situatie is. Je kunt dan twee weken vooruitkijken en bekijken wat de gevolgen zijn. Dan is het aan de politiek om ermee te doen wat ze ermee wil doen. Maar dat "verantwoord" of "nodig" is niet wat volgens mij van het OMT gevraagd mag worden.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat laatste ben ik eens met de heer Janssen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is ten slotte het woord aan de heer Rombouts, die echter niet aanwezig is. O, de heer Rombouts is wel aanwezig. Dan is het woord aan de heer Rombouts namens het CDA. Hij was even buiten mijn gezichtsveld.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rombouts i (CDA):

Voorzitter, excuus dat u mij even niet kon vinden, maar mijn stad staat in brand, dus werd ik even geroepen. Het is overigens niet meer mijn stad, maar ik werd toch even geroepen.

Het is een wonderlijk fenomeen, hè: mensen die kritiek op voorstellen hebben, krijgen op elke vraag antwoord en degene die complimenteus is naar een kabinet stelt een vraag en krijgt geen antwoord. Je leert ermee leven, want dit is niet de eerste keer.

In de ene minuut die ik heb, wil ik nog het volgende zeggen. De meeste mensen deugen. De meeste ambtenaren deugen. Zij zullen ook bij deze verkiezingen ervoor zorgen dat die zorgvuldig en transparant verlopen in al die gemeenten. Vrijwilligers deugen. Vrijwilligers zijn mensen die bereid zijn om in stemlokalen zitting te nemen. Zij gaan secuur en hardwerkend van 's morgens vroeg tot 's avonds laat hun werk doen. Ik ken dat uit de praktijk. Maar ook mensen hier in Den Haag deugen. Ministers hebben hier bij ons een pakket aan maatregelen neergelegd — ik heb het in eerste termijn ook al gezegd — dat de CDA-fractie het vertrouwen geeft dat dit het subtiele evenwicht is tussen wat moet en wat kan.

Ik heb gezegd.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Rombouts.

Wenst een van de leden in tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval.

Minister, bent u in de gelegenheid om meteen te antwoorden? Nee? Dan schorsen wij voor tien minuten.

De vergadering wordt van 16.35 uur tot 16.45 uur geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Ollongren i:

Heel veel dank, voorzitter. Laat ik beginnen met de heer Rombouts aan te halen. Hij is nog aan de telefoon. Dat is hem in deze bijzondere tijden zeker vergeven. Hij zei net: de meeste mensen deugen. Dat is een heel mooi motto. Het is zijn motto en ik denk dat het het motto is van veel Nederlanders. Het is tegenwoordig trouwens ook een bestseller. Ik vind het mooie woorden. In mijn eerste termijn heb ik hem geheel ten onrechte niet aangehaald. Ik kan hem verzekeren dat zijn woorden gehoord zijn, niet alleen hier, maar bijvoorbeeld ook in de ambtenarenkamer, waar een spontaan applaus schijnt te zijn uitgebarsten. Dat zegt natuurlijk niets partijpolitieks, maar het zegt wel iets over de waarde van zijn woorden, waar ik hem voor wil bedanken.

Ik kom ook even terug op zijn citaat in eerste termijn. Hij citeerde Gabriël van den Brink, die ik al een hele tijd volg, omdat hij altijd zulke verstandige en mooie dingen zegt. Het ging over het ruimte geven aan mensen, de mensen die het echt moeten doen. Dat zijn precies die mensen, de gemeenteambtenaren en de vrijwilligers die zich nu allemaal massaal melden om mee te helpen op 15, 16 en 17 maart. Ik vind het heel belangrijk om die mensen te steunen en dat hier uit te spreken. Heel veel dank daarvoor.

Ik hoop dat ik in mijn eerste termijn in voldoende mate heb geschetst hoe wij samenwerken met de gemeenten en hoe wij ondersteunen waar het kan en moet, bijvoorbeeld in hun zoektocht naar de stemlokalen, bij de werving van de stembureauleden, met de financiële compensatie en met wetgeving die het mogelijk maakt om de organisatie van de verkiezingen op maat te doen. Op die manier kunnen wij allemaal tegen de kiezers en de vrijwilligers zeggen: kom stemmen, het is veilig en het kan op deze manier. Wij trekken echt samen op.

Voorzitter. Dan de in de tweede termijn gemaakte opmerkingen. Allereerst de heer Ganzevoort, die ook al in zijn eerste termijn terecht benoemde dat wij nu in bijzondere omstandigheden bijzondere maatregelen treffen, die ertoe leiden dat verschillende mensen op verschillende manieren kunnen stemmen. Een bepaalde groep, de 70-plussers, kan briefstemmen, wat voor andere mensen niet mogelijk is. Ik ga graag in op zijn uitnodiging om de kritische reflectie te doen die nodig is. Wij doen dit op deze manier in principe eenmalig. Daar moeten we van uitgaan. We hebben dit gemaakt in een lastige afweging, waarin we een balans hebben geprobeerd te zoeken tussen wat nodig is, wat kan en wat uitlegbaar is. Ik denk dat we daar de goede balans in hebben gevonden, maar daar hoort altijd bij dat je evalueert, dat je openstaat, dat je zelf kritisch wilt reflecteren op hoe het gegaan is en dat je kijkt naar de conclusies die je eraan zou willen verbinden — als je er conclusies aan wilt verbinden — voor de toekomst en voor het hele kiesproces. De toezegging die de heer Ganzevoort expliciet vroeg, doe ik bij dezen graag.

Dan ben ik bij de heer Janssen van de SP. Volgens mij hadden we het over twee verschillende dingen. Ik zei dat we het de gemeenten — dat hadden zij ook gevraagd — niet kunnen aandoen om hun nog meer te vragen dan ze al moeten doen om deze verkiezingen goed te organiseren. Er zit nu echt een hard einde aan wat wij hun extra vragen om te doen om de verkiezingen te organiseren. Bij nog een wet hier overheen met nog meer aanpassingen zullen de gemeenten terecht zeggen — en daar zou ik hen in steunen — nu overvraagt u ons, dat kan niet meer.

Dat gaat niet zozeer over de financiën. Over de financiering van deze verkiezingen hebben we goede afspraken gemaakt met de gemeenten, in twee etappes. Dat heeft geleid tot het vergoeden van de ramingen die zij hebben gemaakt voor de extra kosten. Natuurlijk kan het gesprek daarover altijd gaande blijven. Mocht blijken dat ze bepaalde uitgaven toch over het hoofd hebben gezien, dan mogen zij sowieso weer bij mij aankloppen.

De heer Janssen i (SP):

Toch over het eerste punt, om de zuiverheid. Waar ik mij zorgen over maak — zeker gelet op de historie van de afgelopen weken dat wij toch steeds extra maatregelen moeten nemen waarvan wij een week geleden niet hadden gedacht dat wij die moesten nemen — is dat er toch iets kan zijn in de komende tijd waardoor de situatie verslechtert. Dat zou er toch toe kunnen leiden dat we met een aantal extra maatregelen de verkiezingen wel door kunnen laten gaan. Dat vraagt iets extra's van de gemeenten. Maar ik kan me heel goed voorstellen dat we de gemeenten niet vragen om zelf tenten op te bouwen voor een stemstraat. Dat kan de rijksoverheid ook doen. Er zijn meer voorbeelden. De politie kan daar ook een rol in spelen. Dat kunnen we met elkaar doen. Het gaat mij erom dat ik wil wegnemen dat de minister zegt: dit is het en als er ook maar iets extra's moet gebeuren, dan gaan we de verkiezingen uitstellen, want dat kunnen we niet meer vragen van de gemeenten. Die flexibiliteit kunnen we ons denk ik de komende tijd niet veroorloven, gelet op wat er nog aankomt.

Minister Ollongren:

Dan begrijp ik de heer Janssen zo dat hij vraagt of er bereidheid is om ernaar te kijken als er binnen het huidige wettelijke palet aan mogelijkheden dat wij hebben gecreëerd nog aanvullende wensen zijn. We zijn natuurlijk al volop bezig met de gemeentes om te kijken naar stemlocaties. Dat zal ook heel expliciet in de brief staan die de Kamers deze week zullen ontvangen. Niet iedere gemeente is al zo ver. Natuurlijk is die bereidheid er. Ik heb overigens heel veel vertrouwen in gemeenten. De heer Janssen zal zien dat gemeenten heel creatief zijn en nu al bezig zijn met nadenken over zogenaamde drive-throughstemlocaties en dat soort opties. Ik denk dat we ook veel aan de creativiteit van de gemeenten kunnen overlaten. Die kennen hun inwoners en de omgeving goed en doen vervolgens wat passend is bij die omgeving. Die bereidheid heb ik natuurlijk wel, zeg ik tegen de heer Janssen.

De heer Janssen (SP):

Dan ben ik blij dat dat misverstand weg is en dat het niet zo is dat we, als er nog iets extra's moet gebeuren, los van wettelijke maatregelen die ik ook niet helemaal kan uitsluiten, de gemeenten aan hun lot overlaten, waardoor ze door hun hoeven zakken en zeggen: we kunnen het niet meer. Ik ben blij dat er dan met steun van andere overheden naar een oplossing gezocht wordt om met elkaar ervoor te zorgen dat de verkiezingen kunnen doorgaan.

Minister Ollongren:

Om het heel concreet te maken: gemeenten hebben bijvoorbeeld ook locaties nodig voor het vaccineren. Dat kan concurreren met een locatie die voorzien was als stemlocatie. Stel dat gemeenten zeggen dat ze die locaties echt moeten inzetten voor het vaccineren, maar dat ze met extra geld tenten kunnen neerzetten als stembureau, dan heb ik daar alle begrip voor. Dat zijn logistieke knelpunten, waarbij ik meer dan bereid ben om te helpen die op te lossen. Dat is overigens zonder de uitvoerende verantwoordelijkheid over te nemen van gemeenten. Dat kan natuurlijk niet, maar dat zouden ze ook niet willen.

De heer Janssen vroeg ook nog naar de situatie van mensen in quarantaine en hoe zij zouden moeten stemmen. Voor mensen in quarantaine is maar één manier om te stemmen en dat is met volmacht. Dat is de enige manier, want quarantaine betekent dat je thuisblijft en dat je niet in contact bent met andere mensen. Het betekent dus ook dat je niet naar het stemlokaal gaat. Tenzij het iemand van 70-plus betreft, want die zou ook een briefstem kunnen uitbrengen.

Dan ben ik bij de heer Koole. Hij vroeg nog, net als een aantal andere leden: hoe kan het nou dat die wet voor alle verkiezingen geldt? Met het oog op de titel zou je denken dat de wet alleen over de Tweede Kamerverkiezingen gaat. Ik zal het heel precies formuleren. Dit is een wijzigingswet met het oog op de Tweede Kamerverkiezing. Vandaar de titel. De wijzigingswet gaat op in de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19. Die hadden we ook over de herindelingsverkiezingen. Daarin zit de inwerkingtredingsbepaling en de vervalbepaling. Dat is een tijdelijke wet die geldt tot 1 juli 2021. Hij kan worden verlengd bij koninklijk besluit. Hij kan ook bij koninklijk besluit weer vervallen. Zo kunnen we per verkiezing bekijken of deze tijdelijke maatregelen nog nodig zijn. Alle artikelen van deze tijdelijke wet zijn algemeen geformuleerd, net als in de Kieswet, zodat ze van toepassing kunnen zijn op alle verkiezingen. Bij verlenging van de wet moet je iedere keer bepalen of je al die mogelijkheden op die manier wilt behouden. Ook een wijziging van de tijdelijke wet is mogelijk.

Ik kijk nog even naar wat de heer Koole verder vroeg. Als we straks terugkijken op hoe alles gegaan is, kunnen we dan ook bij het briefstemmen kijken of er misschien toch iets van een partijpolitieke bias is geweest? Het lijkt me lastig om dat te doen in onze eigen evaluatie, maar ik kan me wel voorstellen dat het Nationaal Kiezersonderzoek probeert om dat eruit te halen. Dan gebeurt het dus aan de kant van de wetenschap.

Ik wilde nog op één punt van de heer Koole reageren. Ik geloof dat hij suggereerde dat wij iedere week dit soort onderzoeken uitvoeren of laten uitvoeren. Dat is niet zo. We hebben nu een onderzoek gedaan. Dat is afgerond en daar zal ik de Kamer op heel korte termijn over informeren. We zullen het herhalen in februari. Dat is de toezegging die ik heb gedaan over de brief van eind februari. We doen het dus periodiek, maar niet op wekelijkse basis.

Dan ben ik bij de heer Van der Linden. Hij had een vraag over de tijdelijkheid van de wet. Hij merkte op — dat deed de heer Van Hattem ook — dat hij nog blijft zitten met een paar vragen over de handtekening op de stempas. Ik kan hem en de heer Van Hattem toezeggen dat wij zullen zorgen dat wordt bijgehouden hoeveel in het totaal van de uitgebrachte stem(plus)passen er geen handtekening hebben, ook vanwege mijn stelling dat het overgrote deel gewoon van een handtekening zal worden voorzien, want dat is immers de instructie en de regel. Ik wil graag toezeggen om dat bij te houden, zodat u na afloop kunt constateren of uw zorg terecht was, dan wel dat wij hierin toch de goede afweging hebben gemaakt. Het komt dus niet in het proces-verbaal, maar ik zal wel zorgen dat wij daar een totaalbeeld van hebben.

Dan zal ik meteen maar de motie van de heer Van der Linden behandelen, de motie met de letter H, inzake een fraudeassessment. In mijn eerste termijn heb ik geprobeerd te schetsen dat wij eigenlijk alle risico's omtrent briefstemmen, stemmen met volmachten en andere vormen van stemmen kennen. Die zijn onderkend, al veel eerder. Ik heb in dit verband de analyse van de adviescommissie-Korthals Altes genoemd, die nog steeds waardevol is. Wij weten het ook van de Kiesraad, en wij weten het ook van onze eigen benadering van dit gebalanceerde pakket aan maatregelen. Zo staat het ook in de memorie van toelichting beschreven. Vandaar ook dat wij hebben gekozen voor de gescheiden verzending van de stembescheiden, het kunnen blokkeren van een pas als de ontvanger aangeeft de pas niet te hebben ontvangen en dat soort zaken. Dus wij kennen de risico's. Wij hebben de specifieke risico's afgewogen tegen het belang van het in staat stellen van mensen om te gaan stemmen bij deze bijzondere verkiezingen. Daarom ontraad ik de motie, omdat ik denk dat wij dat gedeelte eigenlijk al hebben gedaan. Maar de heer Van der Linden heeft wel mijn toezegging gehoord voor het specifieke onderdeel van die handtekening voor de evaluatie.

De heer Van der Linden i (Fractie-Van Pareren):

Het was bekend dat de minister verwees naar de adviescommissie-Korthals Altes, die dat in 2007 in kaart heeft gebracht. Ik heb in mijn tweede termijn betoogd dat het inmiddels 2021 is en dat het briefstemmen voor 70-plussers een nieuw element is. Ook heb ik gewezen op de grootschaligheid ervan. De motie is eigenlijk bedoeld als een soort second opinion, waarbij nog eens een externe blik wordt gegeven op de risico's — hoe groot zijn die en wat kan zich voordoen? — en waarbij vervolgens wordt aangegeven welke beheersingsmaatregelen het ministerie heeft getroffen om die risico's af te dekken. Daarbij wordt gezegd dat het ook goed zou zijn voor de publieke opinie om heel duidelijk te laten zien: dit onderkennen wij en dit zijn de maatregelen die wij getroffen hebben. Dit juist om in de samenleving het gevoel te vergroten dat dit integer verloopt. Is er met die uitleg toch niet een reden om het advies over de motie te heroverwegen?

Minister Ollongren:

Ik heb de heer Van der Linden zonet in mijn eerste termijn bedankt voor de punten die hij heeft gemaakt. Dat zijn heel valide punten. Ik ben het ook met hem eens dat het onderzoek van Korthals Altes van 2007 is, dus heel oud. Alleen is het kiesproces eigenlijk in zoverre niet gewijzigd dat de risico's en de kwetsbaarheden waar toen op werd gewezen, ongewijzigd zijn. Het feit dat wij nu het briefstemmen voor een grotere groep mogelijk maken, betekent inderdaad dat ook het risico groter wordt. Dat onderken ik. Ik heb ook niet betoogd dat er geen risico's aan het briefstemmen zijn verbonden. Die zijn er. Maar het is een afweging. Het is een balans tussen het accepteren van dat risico en het wel mogelijk maken voor deze groep stemmers om gewoon hun stem te kunnen uitbrengen. Ik denk dat het onderzoek dat de heer Van der Linden nu nog extra vraagt dat ook weer aan het licht zal brengen. Daar zal niets aan veranderen. Dat onderzoek zal wijzen op het risico dat er is.

In mijn eerste termijn heb ik al gezegd dat ik de communicatie naar de kiezers heel belangrijk vind, zeker ook naar de groep die in aanmerking komt voor het briefstemmen. Voor hen moet het glashelder zijn op welke wijze zij moeten omgaan met het briefstemmen, hoe belangrijk het is dat die briefstem alleen door henzelf wordt gebruikt en dat ze ook precies weten hoe dat moet, zodat er niets fout gaat. Nogmaals, het risico helemaal wegnemen, kan niet op het moment dat je het briefstemmen introduceert.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

De minister geeft aan het risico in kaart te hebben en dat alles goed is georganiseerd en geregeld. Maar voorkomen is in dit geval toch echt beter dan genezen. We zouden het nog eens aan een externe blik kunnen onderwerpen. We hebben gespecialiseerde firma's die dat met veel liefde voor de democratie en voor het land graag nog eens bekijken. Dat kan snel gebeuren. Is voorkomen dan niet beter dan genezen en daar achteraf achterkomen?

Minister Ollongren:

Mijn probleem is dat ik het niet kan voorkomen. Er is geen manier om te voorkomen dat er een kwetsbaarheid zit in het briefstemmen, omdat mensen thuis briefstemmen. Er is geen stembureau dat toezicht houdt. Er is geen stemhokje waar je in je eentje, ongestoord en zonder beïnvloeding van wie dan ook, je stem kunt uitbrengen. Er is geen toezicht op het feit dat je zelf je stembiljet in de stembus doet. Dat kan ik niet veranderen; dat brengt briefstemmen nu eenmaal met zich mee. Dat is ook precies de reden waarom de Kiesraad daar terecht op heeft gewezen. Maar dit is de afweging die wij met elkaar maken. Het is dus een politieke afweging, waarin we een zeker risico accepteren. Daar staat tegenover dat deze groep, generiek kwetsbaar voor het COVID-19-virus, in staat wordt gesteld om mee te doen bij de aanstaande verkiezingen.

De heer Van der Linden (Fractie-Van Pareren):

Dat klopt, maar er kan ook duidelijk worden aangegeven dat dit een bekend risico is en dat dit een risico is dat we accepteren. Daarover naar de samenleving duidelijk zijn, kan ook het draagvlak voor de integriteit van het verloop van die verkiezingen, het tellen van de stemmen, vergroten. Maar het gaat nu juist om de elementen die nog niet ontdekt zijn en waar een second opinion misschien nieuwe inzichten kan geven vóór de verkiezingen in plaats van erna.

Minister Ollongren:

Nogmaals, ik waardeer de poging van de heer Van der Linden. Maar ik denk dat bijvoorbeeld het gescheiden toezenden van de stem(plus)pas en het stembiljet maatregelen zijn die echt helpen om de kwetsbaarheid die je kunt ondervangen, ook te ondervangen. Maar de ultieme kwetsbaarheid, namelijk het feit dat je niet in het stembureau in een stemhokje stemt maar thuis, valt niet weg te nemen, met welk onderzoek dan ook.

De heer Janssen (SP):

Nog even hierop voortbordurend. De risico's rond de procedure zijn mij helder. Korthals Altes is daar ook op ingegaan. Maar een brief in 2007 is iets anders dan een brief in 2021. 2007 was de tijd waarin we allemaal een telefoon hadden waarmee we gelukkig konden bellen en waarmee we van die kleine onleesbare berichtjes konden ontvangen en meer niet. Intussen zijn er heel veel technieken. Ik denk dat er in fraudeland — zo hoor ik ook het verhaal van de heer Van der Linden — ondertussen heel veel mogelijk is met allerlei technieken, waardoor er heel andere risico's kunnen zijn dan alleen rond de procedure die wij nu met elkaar in kaart brengen. Zo heb ik de oproep van de heer Van der Linden begrepen, namelijk om nog een keer te kijken of er op dat aspect kwetsbaarheden in een brief zitten als falsificaties, dupliceren, et cetera. Op dat punt wil ik de heer Van der Linden wel bijvallen, dus niet zozeer op het punt van de procedure, want die was bij Korthals Altes ook duidelijk, maar juist op het punt van de nieuwe technieken en de nieuwe risico's.

Minister Ollongren:

Natuurlijk, de wereld is totaal veranderd sinds 2007. Ik heb zeker niet willen zeggen dat toen al bekend was hoe wij nu met elkaar zouden omgaan en welke technische mogelijkheden er zijn. Het ging om welke risico's er in het proces zitten en welke waarborgen je aan die kant kunt inbouwen. We introduceren iets nieuws en dat hebben we weloverwogen gedaan. We hebben de waarschuwingen van de Kiesraad ook echt meegewogen. Ik heb uitvoerig in deze Kamer gedebatteerd over de waarborgen die zijn ingebouwd, ook in technische zin. Briefstemmers hebben een ander stembiljet, dat te onderscheiden is van de gewone stembiljetten die je krijgt als je naar het stembureau gaat, twee enveloppen en dat soort zaken. De kern van de kwetsbaarheid zit 'm erin dat je niet kunt controleren of de kiezer wel zelf z'n briefstem in de envelop heeft gedaan en opgestuurd. De kern van de kwetsbaarheid is dat je dus niet kunt garanderen dat er niet een bepaalde mate van beïnvloeding is geweest omdat het in de thuissituatie van de kiezer is. Dat gaat niet over techniek, maar dat gaat gewoon over de organisatie van het proces. Als je dat helemaal niet wilt accepteren, dan kun je niet briefstemmen. Dat is eigenlijk de bottomline van dit alles.

Ik zou bij de evaluatie wel deze aspecten van de handtekening, van hoe het briefstemmen uitpakt en hoe je dat beoordeelt, willen betrekken. Dat wil ik ook betrekken bij de reflectie die ik de heer Ganzevoort heb toegezegd, want we moeten er natuurlijk wel van leren. Maar ik denk dat als we deze keuze maken en als u voor deze wet stemt, u niet anders kunt dan accepteren dat we die kwetsbaarheid, met welke techniek dan ook, niet kunnen wegnemen.

De heer Janssen (SP):

Ik heb al gezegd: wij stemmen voor de wet. Ik accepteer ook die kwetsbaarheid in het proces, maar ik denk dat het niet zou schaden om te kijken of er technische risico's zijn, en dan niet achteraf, maar vooraf. In fraudeland is er namelijk meer tussen hemel en aarde dan wij met elkaar kunnen voorstellen. Er zijn mogelijkheden waar we hier nog niet eens van gehoord hebben, schat ik zo in. Het zou niet schaden om daarnaar te laten kijken. Dat kan snel. Dat kan kort. Als die risico's er niet zijn, dan zijn ze er niet, maar ik wil ze wel graag vooraf weten en niet achteraf. Ik vind het jammer dat de minister juist op dat beperkte aspect zegt dat het achteraf wel komt. Dat zou ik graag anders zien.

Minister Ollongren:

Ik heb gezegd over de motie wat ik gezegd heb. Ik blijf dus bij mijn oordeel over de motie.

De heer Nicolaï i (PvdD):

Aansluitend op de twee vorige sprekers zou ik toch graag van de minister willen weten welk nadeel er nou aan is verbonden om het verzoek in te willigen dat in de motie van de heer Van der Linden staat en dat is toegelicht door de heer Janssen.

Minister Ollongren:

We weten natuurlijk wel dat er kwetsbaarheden in het proces zitten. Daarover zijn de heer Van der Linden en ik het eens, volgens mij. Mijn punt is dat ik niet denk dat een aanvullend onderzoek op dat punt nu nog iets oplevert waar we nu nog iets aan zouden kunnen doen. We hebben het ingericht. De stukken worden gedrukt en gemaakt. De enveloppen liggen klaar. Wanneer hier dat besluit valt, wordt dat proces morgen in gang gezet. Niets wat uit een technisch onderzoek in de komende zes weken zou komen, is op dat moment nog te veranderen. Daar wil ik gewoon eerlijk over zijn. Dat is het besluit dat we vandaag met elkaar nemen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Dat gaat eigenlijk over de gevolgen die je eventueel aan de resultaten van dat onderzoek gaat verbinden. Als de minister zegt dat dat dan niet meer te stoppen is, dan is dat een gevolg dat daaraan verbonden wordt, maar mijn vraag was: wat voor nadeel is er nou aan verbonden als dat onderzoek plaatsvindt?

Minister Ollongren:

Ik vind niet dat we nu onderzoeken zouden moeten doen waarvan ik met de uitkomsten vervolgens in het proces niks meer kan doen. Ik wil heel graag dit proces zo goed mogelijk inrichten. Dat doen we. We hebben nu alles op alles gezet om alle kwetsbaarheden die we eruit kunnen halen, er ook uit te halen. Ik zeg de Kamer toe dat we na afloop, terugkijkend, de hele boel evalueren en daar dat soort eventuele risico's bij zullen onderkennen. Nogmaals, ik zeg niet dat er geen risico's zijn. Ik zeg juist met nadruk dat die er wel zijn, maar dat ik die niet kan oplossen via de techniek.

De voorzitter:

De heer Nicolaï, derde.

De heer Nicolaï (PvdD):

Het lijkt net alsof de minister zegt dat zij de deskundige is en het allemaal al weet, maar de vraag is om deskundigen ernaar te laten kijken. Ik heb nog steeds geen antwoord op de vraag wat voor nadeel daar nou aan verbonden is. Er is wel een voordeel aan verbonden. Mocht het zo zijn, wat we niet hopen, dat die verkiezingen uitgesteld worden, dan hebben we in ieder geval al een onderzoeksresultaat waar we rekening mee kunnen houden als we een aantal maanden later die verkiezingen houden.

De voorzitter:

De minister tot slot.

Minister Ollongren:

Dan loopt de heer Nicolaï vooruit op zijn vragen. Hij heeft inderdaad een opmerking gemaakt over dat uitstel. Daar zal ik zo op ingaan. Laat ik dat bewaren tot ik bij zijn vragen aankom.

Ik wilde even doorgaan met de vragen die zijn gesteld door de PVV. Ik heb al de toezegging gedaan om bij te houden hoeveel stem(plus)passen zonder handtekening er uiteindelijk bij de stembureaus zijn beland.

Als deze Kamer vandaag met deze wet instemt, dan komt hij voor 1 februari in het Staatsblad, zodat hij dus per 1 februari ingaat.

De heer Van Hattem informeerde ook nog naar een uitlating van de heer Gommers, lid van het OMT. Iedereen kan natuurlijk zijn opvatting geven in de openbaarheid. Daar heb ik helemaal geen enkele moeite mee. Ik denk wel dat het goed is om er met elkaar aan vast te houden dat uiteindelijke besluiten over het al dan niet doorgaan van verkiezingen niet afhangen van dit soort uitlatingen van individuele OMT-leden in de media, maar dat die juist een gezamenlijke afweging zijn van ons hier.

De heer Van Hattem vroeg ook aandacht voor mogelijkheden van beïnvloeding. Hij noemde het buitenland. Hij noemde vrouwen. Die vallen in de categorie "bekende mogelijkheden van beïnvloeding die we al kenden bij volmachten". In het algemeen is het heel belangrijk dat mensen weten dat er, als je stemgerechtigd bent, maar één iemand is die bepaalt wat je stemt, en dat ben je zelf. Daar moeten wij in onze communicatie veel aandacht aan besteden.

De heer Dittrich informeerde nog naar de mogelijkheid van openbare-ordeverstoringen. Ik begrijp, gegeven de actualiteit, heel goed dat hij die vraag stelt. Maar het is natuurlijk uiteindelijk iets waar de burgemeesters in de driehoek in alle gemeenten over gaan. Het is lastig om te reageren op basis van wat er nu aan de hand is. Laten we ervan uitgaan dat het weer kalmeert, dat de situatie gewoon onder controle komt en straks ook blijft, en dat de verkiezingen niet door dit soort zaken zullen worden verstoord. Maar het is natuurlijk verstandig, en dat geldt voor alle gemeenten, om daar wel rekening mee te houden en daar heel alert op te zijn.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik hoorde haar zeggen dat in de communicatie vooral rekening moet worden gehouden met de onwenselijkheid van ronselen of de strafbaarheid daarvan. Maar ik zou toch graag willen weten hoe de minister dat concreet gaat vormgeven in de communicatie. Is daar een plan voor, wordt daar extra op ingezet, extra veel over duidelijk gemaakt? En wordt daar ook nadrukkelijk rekening mee gehouden — dan heb ik het bijvoorbeeld over de positie van de vrouw — in de beeldvorming die dit ministerie, het ministerie van BZK, zelf uit doet gaan? Want ik kan me herinneren dat er bij de viering van 100 jaar kiesrecht een filmpje werd getwitterd, onder anderen door de minister, waarin onder andere beelden te zien waren van een echtpaar dat gezamenlijk in een stemhokje stond. Dat lijkt me nou niet het goeie voorbeeld dat we moeten geven. Dus kan daar heel zorgvuldig naar gekeken worden, en is er een actieplan of iets dergelijks?

Minister Ollongren:

Er is algemene communicatie. Dat is voor deze verkiezingen ook niet anders dan voor andere verkiezingen: beïnvloeding mag nooit bij verkiezingen. Ik moet van de heer Van Hattem aannemen dat wat hij zegt blijkbaar op Twitter is gebeurd. Maar je mag niet met z'n tweeën in een stemhokje, tenzij; er kunnen redenen zijn waarom er wel begeleiding in het stemhokje is. Dat weet de heer Van Hattem ook. Maar we zullen op de normale wijze onder de aandacht van de mensen brengen dat alleen jij zelf bepaalt wat je stemt en dat niemand anders dat voor jou kan doen.

Voorzitter. Ik ben bij de heer Nicolaï. Hij had het over de Franse gemeenteraadsverkiezingen. Ik meen dat dat de verkiezingen waren die gehouden werden helemaal in het begin van de coronapandemie, in het voorjaar van 2020. Ik zal dat nog even nagaan, maar ik meen dat dat zo was. Uiteraard hebben verschillende landen verschillende afwegingen gemaakt. In Frankrijk is toen de tweede ronde niet doorgegaan. Er zijn landen geweest die het hebben uitgesteld. Maar naarmate je ook verder in deze pandemie bent en beter weet hoe je het virus onder controle moet houden, kun je matregelen treffen en kun je verkiezingen door laten gaan. Het bekendste voorbeeld van waar de verkiezingen gewoon door zijn gegaan midden in de pandemie zijn de Verenigde Staten. Maar ik vind het relevant wat hij vraagt: zijn er ook onderzoeken gedaan in het buitenland? Ik wil dat graag via het Europees verkiezingsnetwerk opvragen en in de gaten houden, kijken of we daar ook van kunnen leren en natuurlijk zorgen dat we dat voor onze eigen verkiezingen goed in de gaten houden.

Dan kom ik op zijn punt over het OMT.

De heer Nicolaï (PvdD):

De minister zegt toe dat ze ernaar gaat kijken. Mijn vraag was ook of wij dan als Kamer de resultaten van dat onderzoek toegezonden kunnen krijgen.

Minister Ollongren:

Dat hangt er wel van af wat er is, want dat weet ik niet. De heer Nicolaï heeft een onderzoek aangehaald. Ik zeg hem toe dat ik zal navragen bij het Europees verkiezingsnetwerk wat er bekend is. Als daar relevante informatie is, zal ik de Kamer die graag doen toekomen.

Het OMT. Ik meende dat ik in mijn eerste termijn al een antwoord had gegeven op die vraag van de heer Nicolaï, omdat ik ook juist het volgende gezegd heb.

Ten eerste is er, ten behoeve van het opstellen van die tijdelijke wetgeving — dat geldt voor de vorige en voor deze — twee keer advies gevraagd aan het RIVM. Dat ging over de verkiezingen en welke maatregelen we moeten nemen ter vermijding van gezondheidsrisico's. Die adviezen zijn verwerkt in de nu voorliggende wetgeving. Die zien op het veilig stemmen. Het OMT zou wat mij betreft in beeld kunnen komen als wij als kabinet in het uiterste geval zouden moeten overwegen dat de verkiezingen weleens niet door zouden kunnen gaan. Dat is natuurlijk een zwaarwegend besluit, dat ook gezamenlijk moet worden genomen. Ik kan me goed voorstellen dat op dat moment het kabinet advies zou vragen aan het OMT, maar ook aan de Raad van State en aan de Kiesraad. Iemand noemde ook nog de veiligheidsregio's; het lijkt me niet dat we hen daarover moeten raadplegen, maar die andere drie instanties zou ik op dat moment wel willen raadplegen.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben blij dat de minister heeft gezegd dat het OMT in ieder geval geraadpleegd gaat worden. Maar ik begrijp uit haar woorden dat dat pas gebeurt als er twijfel ontstaat of de verkiezingen onder de dan spelende omstandigheden kunnen doorgaan. Of die twijfel ontstaat, hangt juist af van de inschatting van deskundigen hoe gevaarlijk het is als er mensen naar de stemlokalen gaan. Ik zou dus toch het volgende aan de minister willen vragen. Is het niet rationeel vereist dat je daar op een gegeven moment zicht op krijgt? Dan kun je een afweging maken of het überhaupt verstandig is om de verkiezingen te laten doorgaan. Hoort de regering niet op enig moment advies aan het OMT te vragen? Ik neem aan dat dat in ieder geval in februari zal zijn, want de Kamer wordt hierover eind februari geïnformeerd. Dat advies krijgt de regering, dat krijgen wij ook en dan kunnen we met z'n allen wegen of het verstandig is dat de verkiezingen doorgaan. Het is namelijk een politieke afweging.

Minister Ollongren:

Nee. Ik denk dat het de verantwoordelijkheid van de regering is om er alles aan te doen dat de verkiezingen kunnen doorgaan en om te weten hoe dat zou moeten. Vandaar de vraag aan het RIVM hoe we verkiezingen zouden moeten organiseren om te zorgen dat ze veilig zijn, en coronaproof in deze coronatijd. Dat is wat we hebben gedaan. Daar zien deze maatregelen ook op. Indien we onverhoopt, door omstandigheden, het gevoel krijgen dat het zo veel erger is dan we het kennen uit de afgelopen periode, dan kun je je voorstellen dat er vragen ontstaan. Ik denk dat we het daarover in de eerste termijn uitgebreid gehad hebben. Dat zijn vragen over de mogelijkheid om de verkiezingen überhaupt te organiseren. Dat gaat namelijk ook over de bezetting van de stembureaus. Het zou ook gaan over de bereidheid van kiezers om te gaan stemmen.

Dat zijn natuurlijk relevante afwegingen in zo'n onverhoopte situatie. Dan zou het OMT wat mij betreft in beeld kunnen komen, om aan het OMT te vragen wat het effect zou zijn als je de verkiezingen door zou laten gaan, of een vraag van dergelijke orde. Het gaat over iets zo wezenlijks in onze democratische rechtsstaat, dat het uiteindelijk een afweging moet zijn van ons allemaal, van de Tweede Kamer, de Eerste Kamer en het kabinet. We moeten die afweging baseren op een zo breed mogelijke overweging, waarbij het gezondheidsaspect, en dus het OMT-advies, een rol speelt. Wat mij betreft zouden ook de Kiesraad en de Raad van State daarin moeten adviseren, zodat wij tot een gewogen en verstandig oordeel kunnen komen.

De voorzitter:

De heer Nicolaï, uw derde interruptie, tot slot.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben het er helemaal mee eens dat al die andere organen daarover ook moeten adviseren. De RIVM-adviezen dateren echter al van anderhalf jaar geleden. Het kan toch niet zo zijn dat de minister doet alsof er nu geen andere situatie is dan in die periode? We horen over allerlei varianten die komen. Er is nu zelfs een avondklok ingevoerd. We hebben nu dus gewoon een andere situatie. In deze situatie lijkt het mij toch alleszins passend dat je ergens in februari aan het OMT de vraag stelt hoeveel gevaar we lopen als de verkiezingen onder deze omstandigheden worden georganiseerd. Ik zou dus toch graag willen dat de minister daarover een toezegging zou doen. Ik zeg niet dat wij gebonden zijn aan het OMT-advies. Het is logisch dat er ook allerlei andere adviezen moeten komen, maar de feitelijke informatie zal voor ons in ieder geval beschikbaar moeten zijn.

De voorzitter:

Uw vraag is duidelijk. De minister, tot slot op dit punt.

Minister Ollongren:

Als de heer Nicolaï gelijk had dat het RIVM-advies anderhalf jaar oud was, dan zou ik wat uit te leggen hebben. Maar dat is natuurlijk niet zo. Dat RIVM-advies is gewoon van tijdens deze crisis. De adviezen van het RIVM over hoe om te gaan met het virus en het besmettingsgevaar staan nog steeds als een huis. Dat gaat over: was je handen, blijf thuis bij klachten, houd 1,5 meter, draag een mondneusmasker en houd rekening met elkaar. Dat is precies zoals we deze verkiezingen nu organiseren. Met andere woorden, we organiseren ze veilig.

Ik voel me gesteund door een heel groot deel van deze Kamer, dat het ook ongelofelijk belangrijk vindt dat de verkiezingen doorgaan. Daar is alles dus op gericht. Nogmaals, mocht het zeer verslechteren en mocht ons allemaal de vraag bekruipen of onder die omstandigheden de kiezers nog wel komen, we de stembureauleden nog hebben en de gemeenten het nog kunnen organiseren, dan zou op dat moment ook het OMT in beeld kunnen komen. Maar dat heb ik al gezegd tegen de heer Nicolaï. Dan zou het inderdaad relevant zijn om die adviesvraag bij het OMT neer te leggen.

De heer Janssen (SP):

Ik vind het toch verwonderlijk. Bij iedere maatregel die we nemen, wordt er altijd gekeken wat dat doet voor de R-waarde. Wat doet dat in het samenstel van maatregelen? Moeten we iets plussen of minnen? Zouden we bij een zo'n groot event, waarbij we in maart al die kiezers op de been brengen, niet vooraf willen weten wat het effect gaat zijn op alle andere maatregelen? Willen we dan niet weten of we daardoor misschien daarna weer extra maatregelen moeten nemen vanwege de besmettingsgraad? Het is toch niet alleen zo dat we dat moeten doen om te bepalen of de verkiezingen doorgaan of niet? We moeten dat toch gewoon weten in het samenstel van maatregelen die we andere mensen ook opleggen, om te kijken wat de effecten zullen zijn van die verkiezing, bijvoorbeeld op de R-waarde?

Minister Ollongren:

Dit gaat toch over iets anders. Dit is heel specifiek, op drie dagen, waarbij we een grote groep ook nog de mogelijkheid geven van briefstemmen. Waarom doen we dat? Om te zorgen dat die verkiezingen veilig zijn, om te zorgen voor spreiding, om te zorgen dat er geen extra contacten zijn tussen mensen die te dicht bij elkaar komen. We organiseren die verkiezingen dus juist veilig. Dit is iets anders dan het besluit of de kappers wel of niet open kunnen. Dat is een maatregel waarmee ze open blijven vanaf het moment dat ze open zijn. Nee, hier organiseren we iets uitzonderlijks, één keer in de vier jaar, op één dag. Dit keer komen daar — nogmaals, vanwege die coronaomstandigheden — twee dagen bij om de spreiding te organiseren. Dan vind ik het dus een beetje gek om zo'n belangrijk moment in onze democratie vooraf te willen toetsen op een eventueel effect op de R-waarde, waarvan ik vermoed dat het niet meetbaar is, terwijl we het juist hebben willen omdraaien en hebben willen zeggen: wat moeten we doen? Die vraag hebben we ook gesteld aan het RIVM om het veilig te doen. Zo organiseren we het ook.

De heer Janssen (SP):

Als we het effect op de R-waarde kunnen meten van een avondklok, waardoor we in Nederland een gedeelte van de dag thuis moeten blijven, vind ik het heel verwonderlijk dat de minister zegt dat dat effect van een dag waarop we miljoenen kiezers op de been brengen om naar locaties te gaan volgens haar niet meetbaar is. Ik kan me niet voorstellen dat deze verkiezingen geen invloed hebben op de uitkomsten van alle reisbewegingen. Wij gaan vanavond allemaal voor 19.00 uur naar huis.

De voorzitter:

Dat hopen we.

De heer Janssen (SP):

Dat hopen we. Ik zal het daarom kort houden, voorzitter; ik begrijp de hint. Maar wij gaan vanavond allemaal op tijd naar huis. We hebben debatten afgezegd. En dan zou het op de been brengen van miljoenen kiezers …

De voorzitter:

Dus uw vraag is?

De heer Janssen (SP):

... geen effect hebben? Ik kan me dat niet voorstellen. Het is toch ondenkbaar dat we niet vooraf weten wat de effecten zijn van het op de been brengen van alle kiezers …

De voorzitter:

De minister.

De heer Janssen (SP):

… al was het maar om daarna te kunnen zeggen welke andere maatregelen we dan moeten nemen om dat eventueel weer te compenseren?

De voorzitter:

De minister en dan gaan we de minister het verhaal even laten afmaken.

Minister Ollongren:

We brengen de kiezers op de been om te stemmen op een veilige manier, op 1,5 meter, met alle voorzorgsmaatregelen die we nu in coronatijd nemen en met een extra stembureaulid. Het zijn veilige verkiezingen. Laten we hier nou niet de suggestie wekken dat dat anders is.

De voorzitter:

Meneer Koole, ik heb net voorgesteld om de minister het verhaal even te laten afmaken. Dan kijken we daarna nog welke interrupties er zijn. Kunt u daarmee akkoord gaan? Ik accepteer dat als een ja.

Minister Ollongren:

Er was ook een motie die hierop zag, maar gelet op wat ik net heb geschetst, zult u begrijpen dat ik die motie moet ontraden. Dat was de motie onder letter I.

Ik zal ook maar meteen de motie doen die ziet op uitstel. Dat is de motie onder letter J. Met die motie wordt de regering verzocht om te onderzoeken of bij uitstel van de verkiezingen de wet met spoed kan worden aangepast teneinde voor eenieder de mogelijkheid te openen om per brief te stemmen.

De voorzitter:

Mag ik de leden verzoeken niet in de zaal te bellen, alstublieft?

Minister Ollongren:

Ik betoog hier dat …

De voorzitter:

Een ogenblikje, minister. Is het mogelijk om aan dat verzoek te voldoen? Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.

Minister Ollongren:

Dank u wel. Ik betoog hier dat uitstel nu niet in beeld is. Ik heb wel gezegd dat het in beeld zou kunnen komen. Mocht dat in beeld komen — dat hopen we natuurlijk allemaal niet — dan is dat het moment om te bepalen wanneer die verkiezingen dan wel zouden moeten worden gehouden en onder welke omstandigheden. Daarbij is natuurlijk heel nadrukkelijk de mogelijkheid open dat je zegt dat die verkiezingen zo snel mogelijk na het thans voorziene moment zouden moeten worden gehouden en met de huidige maatregelen. Een andere keuze is ook denkbaar, maar deze keuze lijkt mij in ieder geval wenselijk. Ik zou er nu dus niet op willen vooruitlopen dat er bij een uitstel voor iedereen sowieso de mogelijkheid zou moeten zijn om per brief te stemmen. Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik hoorde een telefoon en ik keek al naar de heer Otten, maar aan die kant was er niets.

De voorzitter:

Otten belt mij. Dat was Otten.

(Hilariteit)

De heer Nicolaï (PvdD):

Tegen de minister zeg ik: dat vraagt deze motie ook niet. De motie vraagt alleen maar om te onderzoeken of dat mogelijk zou zijn. Dat is de vraag en daar heb ik eigenlijk nog geen antwoord op gekregen van de minister.

Minister Ollongren:

Ik heb in mijn eerste termijn gezegd, en dat heeft u ook in de stukken kunnen aantreffen, waarom we de keuze gemaakt hebben om briefstemmen voor 70-plussers mogelijk te maken en niet voor iedereen. Dat heeft niet alleen te maken met de situatie rond corona. Dat is de reden voor de generieke uitzondering, maar een reden is ook dat je een balans probeert te zoeken tussen de risico's en de wenselijkheid om zo veel mogelijk mensen mee te laten doen bij de verkiezingen. Die balans hebben we gevonden, denk ik, door te kiezen voor 70-plus en briefstemmen en niet voor het mogelijk maken van briefstemmen voor iedereen, want er zijn ook grote risico's verbonden aan briefstemmen. Daarover hebben we uitvoerig in het interruptiedebat gewisseld. Ik vind dat de motie vooruitloopt op een mogelijkheid die ik eigenlijk onwenselijk vind, namelijk dat iedereen in Nederland zou kunnen briefstemmen.

De voorzitter:

Ik laat de minister even het verhaal afmaken, zoals afgesproken.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Nog een paar punten. De heer Nicolaï wilde nog iets preciezer weten hoe het zit met die handtekening en de stem(plus)pas. Hij haalde artikel 11c een paar keer aan. Daarin staat inderdaad hoe je als kiezer een briefstem uitbrengt, welke handelingen daarvoor nodig zijn. Daar hoort bij dat je die stem(plus)pas ondertekent. Dat is de basisregel. Daarmee druk je uit dat je zelf je stem hebt uitgebracht, zoals ik eerder heb gezegd. Vervolgens heb ik in eerste termijn betoogd dat er mensen zijn die geen handtekening kunnen zetten. Daarom is aan het ontbreken van een handtekening geen consequentie verbonden voor het accepteren van een stempas. Dat blijkt uit de wetsartikelen 11g en 11h, die gaan over de vooropening van ontvangen retourenveloppen. In artikel 11g, tweede lid, staat dat het briefstembureau alleen de echtheid van de stem(plus)pas controleert en vervolgens of de stempas niet in het register van ongeldige stempassen voorkomt. Als een stempas echt is en niet in dat register is opgenomen, wordt de envelop met het stembiljet in de stembus gedaan. Er wordt dus niet gecontroleerd of de handtekening is gezet. De tekst van de wet en de bedoeling van de wetgever zijn helder op dat punt, en zo staat het ook in de memorie van toelichting. Dat bij wijze van uitgebreide beantwoording van de vraag van de heer Nicolaï.

De voorzitter:

Ik laat de minister even haar verhaal afmaken.

Minister Ollongren:

De laatste vraag was hoe het zat met de handtekening bij de volmacht. Daar moet een kopie van het ID-bewijs bij. Daarop staat aangegeven of het zo iemand betreft. Dat staat op het ID.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het einde van uw termijn, minister?

Minister Ollongren:

Ja, eigenlijk wel, want de heer Rombouts had ik als eerste beantwoord. Ik denk dat ik daarmee aan het einde ben van mijn termijn.

De heer Nicolaï (PvdD):

Ik ben blij met het laatste antwoord, want daaruit blijkt dat wanneer het gaat om een volmacht die niet getekend kan worden, omdat iemand niet kan ondertekenen, genoegen wordt genomen met een stuk waaruit blijkt dat de betrokkene niet in staat is te ondertekenen. Een aantal Kamerleden heeft gezegd dat dit ook hier zou moeten gelden. Mijn vraag is: als dat altijd al gold bij die volmacht, waarom zou dat dan hier niet ingevoerd kunnen worden? Dat is gevraagd, maar ik krijg daar eigenlijk geen antwoord op.

Punt twee is: als de redenering van de minister klopt dat het bepaalde in 11g en 11h bepalend zou zijn, dan wordt 11c, derde lid, waar staat dat er een verplichting is om de stem(plus)pas te ondertekenen, eigenlijk tot een dode letter verklaard. De heer Van der Burg heeft daar ook al op gewezen. Dat lijkt mij niet erg logisch. Veel logischer is het als gezegd wordt dat er een stem(plus)pas in die envelop hoort te zitten, in de zin van de wet, en dat is een ondertekende stem(plus)pas. Als dat de redenering is — en ik denk dat dit juridisch de enige redenering is die geldt — dan klopt het verhaal van de minister niet. Ik ben heel erg bang dat we als het verhaal van de minister gevolgd wordt en dat niet alsnog een beetje wordt aangepast, straks bij de rechter discussie gaan krijgen over stem(plus)passen die niet getekend zijn, terwijl de stemmen wel zijn meegeteld.

Minister Ollongren:

Op dat laatste punt heb ik net precies en heel uitvoerig betoogd hoe het zit. Op het eerste punt heb ik in mijn eerste termijn echt een heel uitvoerig antwoord gegeven.

De voorzitter:

Dank u. De heer Koole.

Minister Ollongren:

Dus ik verwijs naar mijn eerdere antwoord.

De heer Koole i (PvdA):

Dank u wel, voorzitter, dat ik toch nog even de gelegenheid krijg om de minister iets te vragen over het OMT, waarover zonet gesproken werd. En ik breng dat in relatie tot die criteria waar we het ook eerder in het debat over hadden: de wegingscriteria. De minister heeft gezegd dat in ieder geval worden meegewogen het verloop van de pandemie, de gezondheidsaspecten, de gemeentelijke organisatie en of die dat aankan, en de effecten op de opkomst. De minister heeft zonet aan de heer Nicolaï geantwoord dat ze nu niet spontaan het OMT gaat vragen om een advies over de verkiezingen. Maar stel nu dat vanuit het OMT of het RIVM, dus vanuit die organisaties, spontaan iets gezegd wordt over de effecten van verkiezingen op het mogelijke verloop van de pandemie; dus niet het mogelijke verloop van de pandemie en het effect daarvan op de verkiezingen, maar andersom; dus als dat wordt ingebracht, en niet via toevallige media-uitingen. Vandaag komt het nieuws dat het RIVM zegt minder optimistisch te worden omdat de Britse variant heel heftig aan het uitbreiden is in Nederland. Nou, stel dat dat doorzet en ze komen op een gegeven moment binnen de geijkte verbanden spontaan met een advies naar de regering of de minister, is de minister dan bereid dat als een — zeg maar — vierde vlak of vierde criterium mee te wegen, namelijk de effecten van een verkiezing op het mogelijke verloop van de pandemie?

Minister Ollongren:

Natuurlijk. Natuurlijk zouden we dat — denk ik — met elkaar willen meewegen, als dat zo is. Maar de vraag was: gaan we vooraf, en op dit moment al, dat advies vragen? Nou, ik heb geschetst dat ik niet voornemens ben dat te doen. Maar ik neem alle wetenschappelijke adviezen, en zeker ook die uit het OMT of kringen rond het OMT komen, natuurlijk heel erg serieus.

De heer Koole (PvdA):

Ik begrijp dus van de minister dat het OMT en het RIVM dat ook spontaan kunnen adviseren, en dat dat dan zal worden meegenomen?

Minister Ollongren:

Jazeker. En ik denk dat dat een deel van de afweging van deze Kamer, de Tweede Kamer en het kabinet zal bepalen. Maar ik hoop ook dat de heer Koole het met mij eens is dat dat niet de enige afweging zal zijn die we met elkaar hebben te maken op het moment dat dat aan de orde zou zijn. Maar natuurlijk is het een belangrijke, en daarom zei ik ook dat er onvoorziene ontwikkelingen kunnen zijn. Het is alleen zo ongelofelijk lastig om te weten hoe het zit. Want laten we eerlijk zijn: we weten nog steeds niet precies hoe het zit met die Britse mutant. Die is voor kerst gesignaleerd. Dat leidt natuurlijk tot heel veel onrust. En je kunt — denk ik — het besluit over wel of niet verkiezingen, niet baseren op onrust; daar moet je toch zo veel mogelijk harde feiten voor hebben. Maar ik sta altijd open voor suggesties, wetenschappelijke inzichten, die relevant zijn, ook als het gaat over de verkiezingen.

De voorzitter:

Meneer Koole, uw derde.

De heer Koole (PvdA):

Ik ben blij met dit antwoord. Ik begrijp daaruit dat de weegcriteria in ieder geval ook met een mogelijke vierde worden aangevuld. Dat betekent dat niet één punt allesbepalend is, maar dat het in onderlinge samenhang wordt bekeken. En daarover ben ik het met de minister eens.

Minister Ollongren:

Dan zijn de heer Koole en ik het helemaal eens. En overigens dacht ik dat dit al onderdeel was van een van de drie overwegingen die ik noemde, namelijk: hoe ontwikkelt zich de pandemie?

De voorzitter:

De heer Nicolaï, tot slot.

De heer Nicolaï (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Het is heel belangrijk wat de heer Koole net gevraagd heeft, en ook de toezegging van de minister dat dat vierde wegingscriterium ook wordt meegenomen. Maar als je dat vierde wegingscriterium hanteert, dan staat dus vast dat het advies van het OMT relevant kan zijn. Maar als dat relevant kan zijn, dan begrijp ik niet waarom de minister niet kan toezeggen dat ze dat advies gaat vragen.

Minister Ollongren:

Omdat wij op dit moment, wat het kabinet betreft — en wij zitten tweewekelijks met Jaap van Dissel, wij worden heel goed bijgehouden, net zoals de Kamers natuurlijk ook goed op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen — geen reden zien om te veronderstellen dat wij de verkiezingen zouden moeten uitstellen. Dat is ons standpunt op basis van de huidige stand van de pandemie en de huidige stand van de organisatie, en op basis van wat wij weten van hoe mensen tegen die verkiezingen aankijken. Dat is ons standpunt op dit moment. Er is, nogmaals, geen reden, ook niet op basis van de signalen die van Van Dissel of wie dan ook komen, om daar nu iets anders over te zeggen. Ik ben vandaag nog in de vergadering geweest van de ministeriële commissie die hierover gaat, en daarin hebben we ook hierover gesproken. Dus dat is ons standpunt en, nogmaals, gebaseerd op de allernieuwste inzichten die we hebben meegekregen van het OMT.

De voorzitter:

Ik heb niet het idee dat de minister gaat doen wat u wenst, meneer Nicolaï. Probeert u het nog een keer? Nee, u ziet ervan af.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over dit wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat we zo dadelijk stemmen over het wetsvoorstel, na een korte schorsing. Tevens stel ik voor dat we volgende week stemmen over de ingediende moties. Dan schors ik de vergadering voor tien minuten, tot 17.45 uur.

De vergadering wordt van 17.33 uur tot 17.45 uur geschorst.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Stemmingen

Stemming Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2021 (Tijdelijke wet Tweede Kamerverkiezing covid-19) (35654).

(Zie vergadering van heden.)


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

We stemmen over wetsvoorstel 35654, Wijziging van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 ten behoeve van de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer in 2021. Wenst een van de leden een stemverklaring af te leggen?

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Nicolaï.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Nicolaï i (PvdD):

Voorzitter. Onze fractie is er natuurlijk voor dat de verkiezingen doorgaan, maar is zich er ook van bewust dat we hier in de Eerste Kamer geen wetten moeten laten passeren die niet deugen. Onze fractie steunt de twee miljoen andere generiek kwetsbaren die nu niet de gelegenheid krijgen om aan het briefstemmen te kunnen deelnemen. Wij achten de grens die nu getrokken wordt in de wet waarbij dus alleen maar een bepaalde groep dat recht krijgt, in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Dat is voor ons al reden genoeg om te zeggen dat deze wet niet deugt. We zullen dan ook tegenstemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan de heer Verkerk namens de ChristenUnie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verkerk i (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie hecht heel veel waarde aan de kwaliteit van de democratie. We vinden dat er met deze wet een goede balans is tussen kwaliteit aan de ene kant en veiligheid aan de andere kant. Wij danken dan ook de minister, alle ambtenaren en alle gemeenten voor het vele werk dat is gebeurd. Perfect is het niet, maar dat kan ook niet in deze situatie. Dus wij zullen ook van harte voorstemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Verkerk. Wenst een van de overige leden een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval. We stemmen bij zitten en opstaan.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, het CDA, de VVD, Fractie-Otten, GroenLinks, de SP, 50PLUS, de PvdA, de OSF, D66, de PVV, de ChristenUnie en Fractie-Van Pareren voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fractie van de PvdD ertegen, zodat het is aangenomen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Ik merk hierbij op dat de fractie van Forum voor Democratie afwezig is.

Dan zijn we nu gekomen aan het einde van de vergadering. Ik dank alle leden en medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt en wens u wel thuis.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Sluiting

Sluiting 17.45 uur.


Bijlages

Lijst van besluiten en ingekomen stukken

Lijst van besluiten:

De Voorzitter heeft na overleg met het College van Senioren besloten om:

a. de stemming over de volgende motie en wetsvoorstel te doen plaatsvinden op 26 januari 2021:

Motie van het lid Ganzevoort c.s. over een novelle inzake de uitkomstdrempel (35129, H);

Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum (35129);

b. de behandeling van de volgende hamerstukken te doen plaatsvinden op 26 januari 2021:

Wijziging van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek) (35462);

Uitvoering van Verordening (EU) 2017/821 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van verplichtingen inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen voor Unie-importeurs van tin, tantaal en wolfraam, de overeenkomstige ertsen, en goud uit conflict- en hoogrisicogebieden (PbEU, L 130) (Uitvoeringswet Verordening conflictmineralen) (35506);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 (Zesde incidentele suppletoire begroting inzake financiering meerkosten voor de inhaal- en ondersteuningsprogramma's in verband met COVID-19) (35596);

Wijziging van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en diverse andere wetten in verband met het opnemen van invoeringsrecht in en het overbrengen van overgangsrecht naar de Wet voortgezet onderwijs 2020 en wegens aanpassing van verwijzingen in andere wetten (Invoerings- en aanpassingswet WVO 2020) (35611);

Wijziging van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-I);

Wijziging van de begrotingsstaat van de Staten Generaal (IIA) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-IIA);

Wijziging van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-IIB);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-III);

Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES fonds (H) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-IV);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-V);

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-VI);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-VII);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-X);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-X);

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XII);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XIII);

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XIV);

Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XVI);

Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-XVII);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-A);

Wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-B);

Wijziging van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-C);

Wijziging van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2020 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota) (35650-J);

c. het voorbereidend onderzoek van het volgende wetsvoorstel door de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad te doen plaatsvinden op 2 februari 2021 en de plenaire behandeling op 9 februari 2021 (onder voorbehoud):

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de tijdelijke verlenging van de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken (35604);

d. de plenaire behandeling van het volgende wetvoorstel te doen plaatsvinden op 9 maart 2021:

Voorstel van wet van het lid Karabulut tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met de invoering van een verdringingstoets (Wet verdringingstoets) (34325).

De lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane voorstellen:

1. de volgende regeringsmissives:

een, van de minister-President, minister van Algemene Zaken, inzake kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (griffienr. 168129.02);

een, van de minister van Buitenlandse Zaken, inzake kabinetsreactie op het overzichtsrapport van Universiteit Utrecht over de rechtsstatelijkheid van de EU (griffienr. 168268);

een, van alsvoren, inzake goedkeuring van het op 5 november 2019 te Brussel tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens (|Trb. 2019, 169 en Trb. 2020, 110), alsmede een toelichtende nota bij het verdrag (griffienr. 168282);

een, van alsvoren, inzake goedkeuring van het op 11 oktober 2019 te Bonn tot stand gekomen Besluit van de Overeenkomstsluitende Partijen bij de Overeenkomst inzake samenwerking bij de bestrijding van verontreiniging van de Noordzee door olie en andere schadelijke stoffen inzake de uitbreiding van de toepassingsreikwijdte van de Overeenkomst met het oog op samenwerking bij het toezicht op de vereisten van Bijlage VI bij het MARPOL-verdrag (Trb. 2020, 55), alsmede een toelichtende nota bij het Besluit (griffienr. 168281);

een, van alsvoren, inzake de geannoteerde agenda voor de informele videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2021 en de informele videoconferentie van de leden van de Europese Raad van 21 januari 2021 (griffienr. 168280);

een, van alsvoren, inzake Wijzigingen van Bijlagen I en II van de Europese Overeenkomst inzake belangrijke lijnen voor het internationaal gecombineerd vervoer en daarmee samenhangende installaties (AGTC); Genève, 1 november 2019 (griffienr. 168286);

een, van alsvoren, inzake briefwisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie der Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) betreffende de belangrijkste viering van de Internationale Dag van de Persvrijheid 2020, te 's-Gravenhage, Nederland, op 9 en 10 december 2020; Parijs, 3 december 2020 (griffienr. 168285);

een, van alsvoren, inzake goedkeuring van het op 3 juni 2020 te Bern tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Vorstendom Liechtenstein tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het vermogen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol (Trb. 2020, 60 en Trb. 2020, 95), alsmede een toelichtende nota bij dit verdrag (griffienr. 168270);

een, van alsvoren, inzake Wijzigingen van de Voorschriften bij het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN); Genève, 15 juli 2020 (griffienr. 168284);

een, van alsvoren, inzake fiche 1: LHBTIQ-strategie 2020 - 2025 (griffienr. 168291);

een, van alsvoren, inzake verslag van de bijeenkomst van NAVO-ministers van Buitenlandse Zaken op 1 en 2 december 2020 (griffienr. 167955.01);

een, van de minister voor Rechtsbescherming, inzake voorhang vierde verlengingsbesluit tijdelijke COVID-19-voorzieningen (griffienr. 167290.1565);

een, van alsvoren, inzake jaarverslag en toezichtsrapport College van Toezicht collectieve beheersorganisaties Auteursrechten (griffienr. 168267);

een, van de minister van Financiën, inzake geannoteerde agenda eurogroep en Ecofin-Raad 18 en 19 januari 2021 (griffienr. 168271);

een, van de staatssecretarissen van Financiën, inzake Beleidsdoorlichting dienstverlening Belastingdienst (griffienr. 168264|);

een, van de minister van Financiën, inzake aanvulling op de geannoteerde agenda van de eurogroep van 16 december 2020 (griffienr. 168065.02);

een, van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, inzake OFL-rapportage geborgde zetels in waterschapsbesturen (griffienr. 168269);

een, van de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, inzake verslag informele videoconferentie Transportministers d.d. 8 december 2020 (griffienr. 167990.01);

een, van de minister van Economische Zaken en Klimaat, inzake toepassen van de rijkscoördinatieregeling op 150 kV-onderdelen van hoogspanningsverbinding Zuid-West 380 kV Oost en hoogspanningsstation Tilburg (griffienr. 168298);

een, van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 25 januari 2021 (griffienr. 168297);

een, van de minister en staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake stand van de uitvoering (griffienr. 168295);

een, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake vrijstellingsregeling en het transitie-ftk (griffienr. 168289);

een van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake gemeenten en SZW - Samen aan de slag (griffienr. 168287);

een, van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, inzake regelingen tot wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 voor Europees Nederland en de BES-eilanden in verband met negatieve testverplichtingen (griffienr. 167290.156);

een, van alsvoren, inzake regeling tot wijziging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in verband met het verlengen van de verzwaarde maatregelen voor onderwijsinstellingen van kinderopvang (griffienr.167290.154).

De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd bij de Directie Inhoud ter inzage voor de leden;

2. de volgende geschriften:

een, van R.J., inzake aandacht voor politiegeweld tijdens demonstraties (griffienr. 168294).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid;

een, van L.D., inzake wet huurprijzen en inkomensgrenzen (35518) (griffienr. 168277).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning;

een, van J.t.W. te L., inzake conflict met de Nederlandse Staat en de Belastingdienst (griffienr. 168279);.

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

een, van D.v.S., inzake wet stikstofreductie en natuurverbetering (griffienr. 165639.18);

een, van M.M., inzake verzoek controversieel verklaren van het wetsvoorstel Natuurverbetering in de Omgevingswet (griffienr. 165639.17);

een, van D.S., inzake annuleren van de stikstofwet (griffienr. 165639.16);

een, van P.v.K., inzake inzage in rapport omtrent haalbaarheid van natuurgebieden (griffienr. 168262).

Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

een, van J.V., inzake nadere uitwerking pensioenakkoord met betrekking tot WSW'ers met voorheen zware beroepen die op 64-jarige leeftijd eerder kunnen stoppen met werken (griffienrs. 167020.07 en 167020.08).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

een, van J.S., inzake winter in vluchtelingenkamp Moria (griffienr. 168044.01).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad.

De Voorzitter stelt voor deze geschriften voor kennisgeving aan te nemen.