Behandeling (eerste termijn Kamer)



Verslag van de vergadering van 13 december 2021 (2021/2022 nr. 10)

Aanvang: 17.31 uur

Status: gecorrigeerd


Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022) (35927);
  • het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2022) (35928);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet bronbelasting 2021, de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft de maatregel om mismatches door een omgekeerde hybride tegen te gaan (PbEU 2017, L 144/1) (Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking) (35931);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met het oog op het tegengaan van enkele mismatches die ontstaan bij de toepassing van het zakelijkheidsbeginsel in de vennootschapsbelasting (Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel) (35933);
  • het wetsvoorstel Wijziging van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de Wet inkomstenbelasting 2001 tot intrekking van de Baangerelateerde Investeringskorting (35873).

Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Thans is aan de orde de gezamenlijke behandeling van de wetsvoorstellen 35927, Belastingplan 2022; 35928, Overige fiscale maatregelen 2022; 35931, Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking; 35933, Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel; en 35873, Intrekking van de Baangerelateerde Investeringskorting.

Ik meld u voor de goede orde dat de behandeling van wetsvoorstel 35932, Verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijkse wijziging bedragen heffingsverminderingen, dat ook deel uitmaakt van het Belastingplan 2022, morgenochtend separaat wordt behandeld.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Vendrik namens de fractie van GroenLinks.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Het is vermoedelijk niet eenvoudig om staatssecretaris van Financiën te zijn. Je bent zijinstromer, je werkt snoeihard, het zit er bijna op en dan verschijnt op zaterdag de digitale Volkskrant op je scherm. "Ons belastingstelsel is zo rot als een mispel" was de kop boven een uiterst lezenswaardig interview met hoogleraar Bas Jacobs onlangs in deze krant. Jacobs maakt in dit interview korte metten met het huidige belastingstelsel. De druk op arbeid is te hoog, op vermogen te laag, in het bijzonder bij het eigen huis in box 2.

Ik voeg eraan toe dat het huidige stelsel voorts niet groen genoeg is. Er zijn nog tal van fossiele subsidies in het fiscale stelsel en een brede, dus effectieve CO2-beprijzing is ondanks alle voornemens nog niet gerealiseerd. Het stelsel faciliteert, ondanks de inspanning van deze staatssecretaris, nog vormen van belastingontwijking. Zie daarvoor het rapport van de commissie-Ter Haar II. Op sociaal vastgoed rust de vermaledijde verhuurderheffing — dat debat hebben we morgen — en beleggers in vastgoed hebben vrij spel. De autobelastingen wachten met smart op rekeningrijden. Het stelsel is bovendien te complex en lastig uitvoerbaar. De Belastingdienst is de afgelopen jaren losgegaan in een ongekende fraudejacht op toeslag- en belastingplichtigen in het toeslag- en het FSV-schandaal en de dienst zelf zakt bijna door zijn hoeven. Ziehier de stand van zaken anno 2021, de erfenis van tien jaar kabinetten-Rutte. Hoe kijkt staatssecretaris Vijlbrief hiernaar? Moet niet de conclusie zijn dat deze analyse, ondanks stapjes in de goede richting die ook deze staatssecretaris de afgelopen jaren heeft gezet, nog immer valide is en eigenlijk dezelfde is als in 2017?

Voorzitter. Over vergroening. Het kabinet heeft in de nasleep van Glasgow besloten om de exportkredietverzekering te sluiten voor buitenlandse fossiele projecten. Dat is geen fiscaal onderwerp, maar wel de verantwoordelijkheid van deze staatssecretaris van Belastingen. Het is een uitstekend besluit. Hulde daarvoor. Dit moet ook consequenties hebben voor het punt dat ik net al maakte. Ik vraag het kabinet nogmaals om fiscale fossiele subsidies te identificeren en uit te faseren. Wat is nu het aanvalsplan van deze staatssecretaris? Graag reactie.

Voorzitter, over het proces van belastingwetgeving en uitvoerbaarheid door de dienst. De minister van Financiën heeft aangegeven te bezien of en hoe het begrotingsproces komende jaren eerder in het jaar zijn beslag kan krijgen, dit mede naar aanleiding van advisering van de Raad van State. Dit heeft dan waarschijnlijk ook gevolgen voor het ritme van de fiscale wetgeving. Ik vraag de staatssecretaris naar de mogelijke gevolgen voor de jaarlijkse planning van het fiscale wetgevingstraject. Wat geeft hij hiermee aan zijn opvolger? Zie ik goed dat in de toekomst niet alle fiscale wijzigingen meer opgespaard worden voor het wetgevingstraject in het najaar, maar dat die voortaan zullen worden gespreid? Dat zou winst zijn. Graag reactie.

Voorzitter. Een pleidooi voor een diepe hervorming van het fiscale stelsel — ik zeg dat Bas Jacobs ook weer na — roept niet voor het eerst de vraag op, naast de politieke haalbaarheid van een stevig en doortimmerd plan, wat de Belastingdienst vervolgens in de komende jaren eigenlijk kan behappen. Ook dat debat hebben we eerder gevoerd. Ik vraag nogmaals de staatssecretaris om zijn appreciatie. Ook hier: wat is de legacy? Waar hebben we in de komende jaren rekening mee te houden?

Voorzitter. Ik heb de staatssecretaris vorig jaar gevraagd wat het beleid is ter zake van het innen van uitgestelde belastingschulden als gevolg van fiscale coronasteun. De teller staat, zo meen ik, op ruim 19 miljard euro. Wat wordt nu het beleid van de dienst ter zake? Is daar meer helderheid over te geven?

Voorzitter. Over belastingontwijking. De fractie van GroenLinks heeft waardering voor de pogingen van de staatssecretaris om de oude praktijk van Nederland om voluit belastingontwijking te faciliteren aan te passen. Hij grijpt in; dat is een goede zaak. Er is evenwel nog een heel lange weg te gaan. Wat ons betreft: geef gas, ga door en roei deze praktijk met wortel en tak uit. Daarom vraag ik nogmaals — tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer miste ik het antwoord van de minister van Financiën — wat het demissionaire kabinet bezielde om onlangs toch nog een rondje langs politieke partijen te maken om de dividendbelasting wellicht af te schaffen, op de dag dat Shell het vertrek van het hoofdkantoor naar Londen kenbaar maakte. Waarom deed het kabinet dat? Was dat een oude impuls? Graag helderheid van staatssecretaris Vijlbrief.

Voorzitter. Dan de al genoemde commissie-Ter Haar II. Opnieuw legt Ter Haar de vinger op de zere plek. Het zijn nu 12.000 doorstroomvennootschappen. Deze zijn hoofdzakelijk fiscaal gedreven en hebben nauwelijks substance en economische activiteit. Dit is opnieuw door Nederland gefaciliteerde ontwijking en waarschijnlijk is er veel schade voor derde landen. Wat is de reactie van het kabinet en van deze staatssecretaris op het rapport van Ter Haar?

Een nieuw element in het rapport betreft de rol van investeringsverdragen die bedrijven een titel geven om staten voor het gerecht te dagen. Wat zegt het kabinet daarop? Is dit niet ook een praktijk om kritisch tegen het licht te houden? Ik wijs ook nog maar eens even op mijn recent aangenomen motie ter zake van de aanpak van witwassen door Nederland en de relatie met het fiscale stelsel. Wat gaat het kabinet hier doen? Graag reactie.

Voorzitter. Voorts vraag ik de staatssecretaris wat nu in zijn ogen in de komende jaren de rol van het fiscale stelsel moet zijn in het vestigingsklimaat. Bij de Algemene Financiële Beschouwingen heb ik al laten blijken dat wij gecharmeerd waren van de woorden van CDA-woordvoerder Van Kesteren hieromtrent, mede naar aanleiding van het vertrek van Shell. In mijn woorden: de tijd is voorbij om een economie in de benen te houden met fiscale voordelen ten koste van anderen. The game is over. Dat wisten we ook al in 2009, zeg ik alsnog tegen de minister van Financiën die destijds een sympathieke investering deed die op onhandige wijze was gestructureerd via een belastingparadijs. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Op dit punt vraag ik ten slotte aan de staatssecretaris naar zijn appreciatie van de stand van zaken met betrekking tot de discussie over de moraal van belastingadviserend Nederland. Dat kwam eerder voorbij, ook vorig jaar hier in de Eerste Kamer. We zien ook de laatste tijd hoe ongemeen fel soms in de publieke discussie wordt geacteerd. Hoe staat het met de ethiek van deze beroepsgroep? Wat is de oproep die de staatssecretaris hier vandaag en morgen wil doen?

De heer Van Strien i (PVV):

Ik hoor net dat het maar eens moet ophouden met fiscale voordelen en voordeeltjes. Geldt dit ook voor alle groene voordeeltjes?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar kom ik op in mijn tekst. Ik zou denken dat het avontuur voorbij moet zijn waarbij bedrijven fiscaal bevoordeeld worden om deze bedrijven naar Nederland te lokken, ongeacht de economische activiteit en ten koste van belastinginkomsten elders in de wereld. Maak daar een einde aan. In plaats daarvan ben ik er een zeer groot voorstander van — ik heb daar tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen ruimschoots aandacht aan besteed — dat we naar een duurzame, inclusieve economie moeten met een ondernemende staat die goedgericht gelden ter beschikking stelt voor het bedrijfsleven om die verduurzaming mogelijk te maken.

De heer Van Strien (PVV):

Dat is allemaal mooi en aardig, maar al die groene voordelen maken het belastingstelsel evengoed ingewikkeld. Dat geldt niet alleen voor andere fiscale voordelen. Daar geldt precies hetzelfde voor.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij zouden we ook in de groene belastingen heel goed opruiming kunnen houden, want ook daar gebeuren allerlei dingen waarvan ik denk: dat is niet meer nodig; dat zouden we veel efficiënter kunnen doen. Ik heb net het voorbeeld van rekeningrijden gegeven. We weten dat de autobelastingen in Nederland een drama zijn. Dat we dat nog steeds niet hebben opgelost, komt door het taboe van rechts Nederland, waar de heer Van Strien bij hoort, op het invoeren van het rekeningrijden. Rekeningrijden maakt het stelsel veel uitvoerbaarder en veel eenvoudiger. Mijn partij kan al dertig jaar niet wachten. U laat, meneer Van Strien, al vele jaren een kans voor vereenvoudiging van het stelsel en diepgaande vergroening lopen. Zonde.

De heer Van Strien (PVV):

Wij hebben de afgelopen tien jaar niet de kans gehad om enige ingreep in het belastingstelsel te doen. We hebben er zeer voor gepleit, maar ik ben blij om van de heer Vendrik te horen dat hij ook voor vereenvoudiging van het belastingstelsel is.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, meneer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Goed, voorzitter. Ik was gebleven bij de oproep van de staatssecretaris aan de over belasting adviserende beroepsgroep van Nederland. Ik ga door met de FSV-lijst en de toeslagen. Het bericht over de FSV-lijst bij de Belastingdienst heeft ook bij mijn fractie diepe ongenoegens achtergelaten. Beter gezegd, "lijsten", want het zijn er meerdere, begrijp ik. De praktijk van de Belastingdienst in de afgelopen jaren om lukraak mensen op een fraudelijst te plaatsen en vervolgens dwars te zitten, is ronduit stuitend. Alle geboden van de rechtsstaat en spelregels voor dataverzameling zijn hier met voeten getreden en het zijn waarschijnlijk lijsten die zich vermoedelijk kenmerken door institutionele discriminatie. Ik vraag de staatssecretaris naar een reactie, de actuele stand van zaken en wat het kabinet gaat doen om gedupeerden van deze lijsten schadeloos te stellen. De vraag blijft natuurlijk: hoe kon dit gebeuren?

Extra verontrustend is het gegeven dat naar schatting — ik laat me graag door de staatssecretaris corrigeren als het anders is — 8.000 mensen die al verstrikt waren geraakt in het toeslagenschandaal, eveneens voorkwamen op deze lijst, waardoor ze dus extra werden dwarsgezeten door de Belastingdienst. Ik begrijp dat hier extra actie op wordt ondernomen. Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris en ik hoor graag hoe die actie eruitziet.

Wat betreft het toeslagenschandaal heb ik twee punten. Ik begrijp dat er deze week in de Tweede Kamer verder wordt gesproken met staatssecretaris Van Huffelen over de actuele stand van zaken van de hersteloperatie. Ik laat dat hier even. Twee punten dus. In de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel met delegatiebepalingen voor. Ook daarover heeft de staatssecretaris vorige week met onze collega's aan de overkant gesproken. Die bepalingen geven de staatssecretaris ruimte om nadien specifieke hersteloperaties mogelijk te maken, ten behoeve van onder andere ex-partners en gedupeerden, inzake het kindgebonden budget. Daarnaast is er nog een breder wetsvoorstel aangekondigd, dat de gehele hersteloperatie zou bestrijken. Kan de staatssecretaris ophelderen wat hier nu precies de bedoeling van is en wat zij de komende tijd van het parlement verwacht?

Het tweede en laatste punt. De afgelopen tijd zijn er vele rapportages verschenen over het toeslagenschandaal, onlangs nog van de bestuursrechters en de Raad van State. De democratische rechtsstaat heeft gefaald, zo is de korte, maar crue samenvatting. Hamvraag is hoe dat in de toekomst wordt voorkomen. Ik snap goed dat alle aandacht van de bewindslieden, in het bijzonder die van staatssecretaris Van Huffelen, nu uitgaat naar het op de rails krijgen en houden van de hersteloperatie. Dat is al een hele klus en dat duurt toch al te lang. Toch pleit ik ervoor om daarnaast een brede blik op dit schandaal te gaan hanteren en te bezien wat er nodig is om herhaling van zo'n ontsporing van de trias politica te voorkomen. Dat zou toch het beste kunnen aan de hand van een nadere appreciatie van het kabinet, waarin deze rapportages en bevindingen van diverse partijen die een rol hebben gespeeld in het toeslagendrama worden samengenomen. Graag hoor ik van de bewindslieden of zij hiertoe bereid en in staat zijn. Anders zou het parlement misschien het voortouw hierin moeten nemen. Graag een reactie.

Voorzitter. Dan nog enkele specifieke opmerkingen over de onderscheiden wetsvoorstellen. Het Belastingplan 2022 bevat een aantal aanpassingen die de koopkracht voor 2022 moeten ondersteunen. Dat blijkt geen vetpot. Voor 2022 stonden de meeste huishoudens al op nul of in de min. Daar speelt de oplopende inflatie nu een belangrijke rol bij. Die loopt harder op dan gedacht, dus de oude koopkrachtcijfers zijn inmiddels versleten. Wat is de laatste stand van zaken en welke nadere acties overweegt het kabinet voor 2022? Wat zou er nog kunnen als er een nieuw kabinet is aangetreden? Waarom is het wel mogelijk dat het kabinet op de valreep een incidentele suppletoire wet op de begroting 2022 van OC&W indient om een schilderij van Rembrandt aan te kopen, maar blijft het demissionaire kabinet hier zwijgen?

Een specifiek punt betreft de stijging van de energielasten. Dit is ook al besproken tijdens de AFB. Die stijging bestond uit de stijging van de gasprijs, die vooral mensen met een smalle beurs treft, zeker zij die in een tochtige huurwoning leven. Het kabinet heeft besloten tot compensatie hiervan ter waarde van 3,2 miljard euro. Daarbij is de politieke keuze gemaakt om huishoudens direct — en alléén direct — via de energierekening te compenseren. Dat leidt ertoe dat de compensatiegelden overal terechtkomen, terwijl vervolgens gezinnen met energiearmoede onvoldoende recht wordt gedaan. Het debat is in de Tweede Kamer gevoerd en ook hier bij de AFB. Mijn fiscale vraag is: waarom deze keuze? Waarom moest compensatie uitsluitend via de energierekening?

Voorzitter. Het kabinet heeft één klein amendement gemaakt op zijn eigen benadering, door de Kamer vorige week te vertellen alsnog 200 miljoen via bijzondere bijstand te verstrekken voor gezinnen op het minimum. Ik vraag om nader toe te lichten hoe dat zit en duidelijk te maken of dat voldoende is om mensen op het minimum met hoge energielasten recht te doen. Daar was het namelijk voor bedoeld.

Voorzitter. Dan de winstbelasting. Zoals ik bij de AFB ook al zei, hebben we bij de AFB met grote belangstelling kennisgenomen van het voorstel van de VVD om de verhoging van de salarissen te financieren uit een lichte verhoging van het algemeen tarief van de Vpb. Dat zouden we vaker moeten doen. Het enige overgebleven twistpunt in deze Kamer is nu de verlenging van de schijf in de Vpb voor het verlaagde tarief en de stimulans die dat biedt om via constructies de Vpb te ontwijken. De staatssecretaris kent het debat. Het is gevoerd, niet in de laatste plaats ook door zijn eigen ambtenaren in ESB. Ik vraag de staatssecretaris of ik goed snap dat hij toch is gaan twijfelen over dit punt en dat hij eigen zijn wetsvoorstel van vorig jaar hier heroverweegt. In de Tweede Kamer zei hij over het risico van ontwijking via het opknippen van bedrijven in verschillende bv's: "Dat is een waarheid als een koe." Hij gaat onderzoek doen en hij heroverweegt dit. Als de staatssecretaris nu zelf al nattigheid voelt, net als zijn ambtenaren en velen buiten de deur — zie alle publicaties in Het Financieele Dagblad — laten we het karwei hier dan afmaken. Staatssecretaris, kom deze week met een novelle en maak deze verlenging ongedaan. Ik overweeg op dit punt een motie.

Voorzitter. Enkele opmerkingen over box 3 naar aanleiding van het wetsvoorstel inzake overige fiscale maatregelen. De staatssecretaris heeft in de Tweede Kamer een tipje van de sluier opgelicht omtrent de komende contourennota. Zo heet die, meen ik. Een reële heffing op vermogensinkomsten, rente, dividend en waardestijging van bezittingen zit eraan te komen, mogelijk in 2025. Dat is heel goed nieuws. Daar pleiten wij al pak 'm beet 25 jaar voor. Mijn vraag is of in deze contourennota ook breder wordt gekeken naar het belasten van kapitaal en vermogen. Zie de oproep van Jacobs om dat breed en integraal te zien. Mijn vraag is ook of herziening van box 3 gecombineerd wordt met bijvoorbeeld wat er in box 2 en elders aan vermogensaanwas en inkomsten onbelast blijft.

Voorzitter. Dit raakt ook aan het grote en voor een deel onterecht onbekende vraagstuk van de vermogensverhouding in Nederland, waar we ook volgens de staatssecretaris te weinig van weten. Wat is hier de route vooruit? Wat ligt er klaar voor het volgende kabinet?

Voorzitter. Dan het wetsvoorstel over mismatches. Het voorstel komt voort uit Ter Haar I en heeft onze hartelijke steun, want het gaat fiscale ontwijking en duikgedrag tegen. Verkoop van intellectueel eigendom binnen het eigen concern hoort geen belastingvoordeel op te leveren. Het is goed dat de staatssecretaris hier ingrijpt. Een punt van zorg van mijn fractie, net als aan de overkant, betreft de reikwijdte van dit wetsvoorstel en de ingangsdatum. Leningen vallen er wel onder en kapitaalstortingen niet. Hoezo niet, vraag ik me toch maar weer eens af. Waarom is niet zeker gesteld dat het wetsvoorstel alle zakelijke aankooptransacties betreft wanneer sprake is van een bv in een belastingparadijs waar geen of nauwelijks winstbelasting wordt geheven? Terugwerkende kracht is geen probleem, maar waarom, staatssecretaris, precies tot 1 juli 2019? Er zijn een paar concerns die hier heel vorstelijk de dans mee gaan ontspringen. Dat mag van ons eerder. Waarom?

Voorzitter. Het wetsvoorstel ATAD 2 heeft vanzelfsprekend ook onze steun. Daar heeft Europa zich al eerder op verenigd. Ik grijp dit wetsvoorstel aan voor een verzoek. De staatssecretaris heeft het nodige werk verzet om belastingontwijking tegen te gaan. Het is evenwel niet eenvoudig om goed zicht te houden op de effectieve werking van de inmiddels opeenvolgende voorstellen die in praktijk zijn gebracht. We worden daarbij gehinderd door een gebrek aan goede data, zoals de beide commissies-Ter Haar hebben geconstateerd en ook al eerder is benoemd door Tax Justice International. Het zijn, zeg maar, de "tien donkere steegjes van D66". Zo heet dat aan de overkant, geloof ik. Ik vraag de staatssecretaris toe te zeggen dat het nieuwe kabinet hierover jaarlijks in het voorjaar een monitoringsrapportage naar het parlement stuurt die inzicht biedt in de voortgang en effectiviteit van de agenda ter bestrijding van belastingontwijking. Ook op dit punt is een motie misschien behulpzaam, zeg ik maar tegen de staatssecretaris.

Voorzitter. De staatssecretaris zal begrijpen dat de fractie van GroenLinks het wetsvoorstel inzake intrekking BIK met instemming heeft gelezen. Het is het laatste bedrijf van een dramatisch fiscaal theaterstuk in vier episodes. De symboliek van dit wetsvoorstel is eigenlijk heel groot. Wat begon in 2017, toen de premier aangaf tot in zijn diepste vezels te voelen dat de dividendbelasting moest worden afgeschaft, is nu via een beoogde verlaging van de Vpb en via de invoering van de BIK vorig jaar, geëindigd in de intrekking daarvan. Ik nodig de staatssecretaris uit hier nog eens een bespiegeling ten beste te geven. Wat is hier nou gebeurd?

Voorzitter. De politieke symboliek schuilt naar mijn oordeel erin dat zelfs een kabinet met CDA en VVD in deze tijd tot de conclusie heeft moeten komen — en dat is goed nieuws — dat het oude politieke project van fiscale competitie op de belasting op inkomen uit kapitaal en vermogen ten einde is. We gaan echt een ander tijdperk in. De heer Van Kesteren zei dat al. We gaan een decennium in waarin ook Nederland een fenomenale duurzame transitie staat te wachten en waarin het grote vraagstukken van ongelijkheid te lijf moet gaan. Het sturen en ondersteunen van duurzame markten en groene ondernemingen en het bieden van tegenwicht aan ongelijke processen van met name vermogensverwerving, behoren bovenaan de fiscale agenda te staan. Ik vier dit wetsvoorstel daarom als de impliciete erkenning daarvan en ik nodig de staatssecretaris uit — hij is toch aan het einde van zijn demissionaire Latijn, dus dat kan best — hier dan ook maar positief op te reageren.

Voorzitter. Ik dank ten slotte beide bewindslieden voor hun werk, politieke meningsverschillen daargelaten. Ze zijn tussentijds ingesprongen en dat is moedig en dat verdient respect. Onze dank daarvoor.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vendrik. Dan is nu het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen slaagde de minister Van Financiën er laatst aardig in de lust tot debatteren bij meerdere woordvoerders te ontnemen door vragen te negeren of te ontwijken, met een voortdurende verwijzing naar de formatie en de demissionaire status van dit kabinet. Ik vermoed zomaar dat de staatssecretaris van Financiën ook meerdere malen naar de formatie zal verwijzen en mogelijk naar het coalitieakkoord dat nu bijna af schijnt te zijn, maar dat wij hier niet kennen. Dat maakt het debatteren toch wat lastiger. We hopen vanavond en morgen wel op een levendiger debat dan de vorige keer. Demissionair of niet, er ligt nu wel een belastingplan op tafel dat dit keer weliswaar niet heel omvangrijk of ingrijpend is, maar waarover toch nog wel wat noten te kraken zijn.

De discussie zal dan onvermijdelijk ook gaan over wat er nog meer in of anders aan had gemoeten. De staatssecretaris zal dan vermoedelijk zeggen dat dit aan het volgende kabinet is. Maar als dit kabinet demissionair is — en het is driedubbel demissionair — hoe haalt het zich dan in het hoofd om in die driedubbele demissionaire status alsnog een ultieme poging te doen tot afschaffing van de dividendbelasting? Collega Vendrik had het hier net ook al over. Het is toch een gotspe om als demissionair kabinet — een kabinet dat zich telkens beroept op zijn demissionaire status, bijvoorbeeld als het gaat om de weigering te komen tot een verdere aanpak van de wooncrisis — in blessuretijd een knieval te maken voor het grootkapitaal en specifiek voor één enkele multinational? Volgens velen is dat Nederlands trots, maar kennelijk was die trots niet wederzijds. Maar als je dan toch van mening bent dat we het hoofdkantoor van deze fossiele reus beter hadden kunnen houden, laten we ons dan door dat bedrijf op die manier gijzelen? Kennelijk was deze staatssecretaris daartoe bereid. Graag een reactie.

Toch is er met het voorliggende pakket wel sprake van stappen, oftewel stapjes, in de goede richting. Per saldo is dit pakket naar het oordeel van mijn fractie een verbetering. Eén stap in de goede richting is dat de winstbelasting in het hoge tarief met 0,8% omhooggaat. Enerzijds is dit slechts een stapje in de goede richting, anderzijds is deze stap historisch. Na decennia alleen maar gedaald te zijn, gaat de winstbelasting voor het eerst omhoog, en dat terwijl deze regering deze eerst nog wilde verlagen. Deze omslag, deze eerste stap richting een rechtvaardiger verdeling van de lasten tussen arbeid en kapitaal, is mooi al gaan de credits hier natuurlijk niet naar het kabinet, maar naar de meerderheid van de Tweede Kamer die voor de motie van de ChristenUnie en de SP heeft gestemd, waarin dit de dekking was voor wat nu eindelijk ook is gerealiseerd: een structurele verhoging van de salarissen in de zorg.

Aan de staatssecretaris toch nog de vraag of hij een reflectie kan geven op deze verhoging van de Vpb. Met zijn directe voorganger hadden wij nog aan het begin van deze kabinetsperiode een debat over de toen voorgenomen verlaging. Toen heette die nog nodig te zijn voor een aantrekkelijk investeringsklimaat. Het was toch een manier, zo werd ook in dit huis door sommige collega's betoogd, om de concurrentie van nabije landen zoals Duitsland of Frankrijk af te troeven. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Zijn dat nog steeds valide argumenten om de Vpb eventueel later weer te verlagen? Of is op dit punt bij de regering en de staatssecretaris toch sprake van voortschrijdend inzicht? Mijn fractie hoopt het laatste.

Minder blij is onze fractie met de gevolgen van de al eerder besloten verlenging — collega Vendrik had het er ook al over — van de schijf van het lage winstbelastingtarief dat vanaf volgend jaar geldt tot een bedrag van €395.000 in plaats van de huidige €245.000. Vorige maand konden we in een kop op de voorpagina van Het Financieele Dagblad lezen dat hiermee het kabinet, en ik citeer: "de deur openzet voor belastingontwijking". En ik dacht dat deze regering en deze staatssecretaris zich nu wilden inzetten om eindelijk af te komen van die massale belastingontwijking! Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voor veel grotere bedrijven wordt het nu ineens fiscaal interessant om zich op te splitsen. Van de kant van de demissionaire regering horen we dat het niet zo'n vaart zal lopen, of althans dat men eerst de effecten wil afwachten. Maar het is inmiddels toch wel duidelijk wat het effect zal zijn? Ik citeer uit het genoemde artikel in Het Financieele Dagblad de heer Overwater, voorzitter van de beroepsvereniging Register Belastingadviseurs. "De hele advieswereld is klaar om hier voor hun klanten op in te spelen." Nou, dan weet je toch wel hoe laat het is? Waarom heeft de regering er niet voor gekozen dat misbruik te voorkomen door het onmogelijk te maken dat bedrijven zich op deze manier en om deze reden opsplitsen?

Moeten we nu echt gaan meemaken dat deze voorspelde belastingontwijking inderdaad gaat toenemen, voordat dan de opvolger van deze staatssecretaris actie onderneemt? Van het kalf en de put en zo. Graag een reactie van de staatssecretaris. Ook mijn fractie overwoog een motie op dit punt, maar ik zal mij verstaan met collega Vendrik. Misschien is een motie niet nodig en is er sprake van voortschrijdend inzicht bij de staatssecretaris en krijgen wij een toezegging voor een novelle. Dat zou helemaal mooi zijn, voorzitter.

Voorzitter. Als het gaat om belastingontwijking is mijn fractie blij met het wetsvoorstel tot het tegengaan van belastingontwijking via zogenaamde mismatches. Maar wij vinden het wel onbegrijpelijk en eeuwig zonde dat bedrijven die zich nog tot juli 2019 schuldig maakten aan dit soort praktijken, nu de dans ontspringen omdat constructies die toen al bestonden, gewoon mogen blijven voortbestaan. Bijvoorbeeld Uber, dat in april 2019 zijn intellectueel eigendom in een Nederlandse bv onderbracht om zo de belasting te ontwijken, ontspringt de dans en mag dus nog vele jaren via een afschrijvingsconstructie belasting blijven ontwijken. Eerder zou de peildatum, zo stond in het conceptwetsvoorstel dat de consultatie inging, nog 1 januari 2017 zijn. Maar toen kwam de lobby van grote bedrijven en van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op gang en werd het juli 2019.

Ook vallen bepaalde vormen van de zogenaamde dubbele niet-heffing bewust buiten het wetsvoorstel. Gegeven deze mazen in de wet spreekt hoogleraar Belastingrecht Jan van de Streek, geciteerd in NRC Handelsblad, zelfs van "een wassen neus". In de beantwoording van onze vragen hierover stelt de regering dat pas vanaf 2019 bedrijven konden vermoeden dat deze vorm van belastingontwijking aangepakt zou worden. Alsof de aanpak van deze soort van belastingontwijking niet allang op de politieke agenda stond, ook internationaal. Bovendien zouden bedrijven die zich schuldig maken aan belastingontwijking zich, naar mening van mijn fractie, altijd zorgen moeten maken dat de wetgever hieraan op een gegeven moment nog weleens iets zou kunnen gaan doen. Immers, het ontwijken van belastingen is een maatschappelijk onwenselijke en immorele praktijk. Of ziet de staatssecretaris dat anders? Als dit ook al voor 2017 erkend was als een vorm van belastingontwijking, waarom zouden bedrijven hun handen dan nog in onschuld kunnen wassen wat betreft deze regering? Graag een reactie.

Voorzitter. Op het terrein van de belastingontwijking worden internationaal ook stappen gezet. Ik denk hierbij met name aan het OESO-akkoord. De vraag is echter hoe historisch dat akkoord nu eigenlijk is en of het niet ook teleurstelt wegens de beperkte reikwijdte en het toch relatief lage minimumtarief van 15%. Dit is onder andere de kritiek van het Tax Justice Network. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: in hoeverre deelt hij deze kritiek, of is hij tevreden met de uitkomst? Er is internationaal en ook nationaal nog heel veel werk te verzetten als het gaat om het aanpakken van belastingontwijking. Vorig jaar heb ik opgemerkt dat Nederland nog altijd ergens bovenaan de foute lijstjes van belastingparadijzen staat. Ook dit jaar, zo blijkt uit de recente publicatie van Tax Justice Nederland, want daar staat Nederland op de vierde plaats, achter Bermuda, de Kaaimaneilanden en de inmiddels ook bij onze minister van Financiën welbekende Britse Maagdeneilanden. Beschamend. Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris met mij de hoop deelt dat als we over enkele jaren met zijn opvolger hierover debatteren, wij ver op deze foute ranglijst zijn gezakt.

Voorzitter. Dan de intrekking van de vorig jaar aangenomen Wet baangerelateerde investeringskorting. Dat was niet alleen een qua uitvoerbaarheid en, naar gebleken is, Europeesrechtelijke houdbaarheid een slecht doordachte en overhaast ingevoerde wet. Het was bovendien, net als de eerder voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting, een geheel onnodig en ondoelmatig cadeau voor het bedrijfsleven. Het was ook een voorstel dat rechtstreeks uit de koker van de werkgevers kwam en binnen de coalitie eigenlijk alleen door de VVD gewild werd. We gaan het debat van vorig jaar hier niet overdoen, maar ik vraag me toch af welke lessen de staatssecretaris en ook de coalitiepartijen, die dit misschien tegen beter weten in steunden, hieruit trekken. Betreurt de staatssecretaris nu echt alleen maar dat het is een stukgelopen op de juridische houdbaarheid, of is hij het diep in zijn hart toch eens met onze fractie dat dit sowieso een slecht voorstel was en dat we blij mogen zijn, al is het beschamend dat het op die manier moet, dat we er dankzij Brussel nu weer vanaf zijn?

Voorzitter. Belastingen raken ook het verdelingsvraagstuk. Belastingen moeten eerlijk zijn. Het heffen van belastingen is een belangrijk instrument om tot een eerlijker verdeling van inkomens en vermogens te komen, en om ervoor te zorgen dat de vervuiler betaalt en dat we tot een eerlijke verdeling van de kosten van de klimaattransitie komen. Ons huidige belastingstelsel schiet echter op al deze punten nog ernstig tekort. Ik ga het dit keer niet hebben over het eindelijk invoeren van een miljonairsbelasting om de vermogensongelijkheid aan te pakken. Dit debat zetten we graag voort met de nieuwe regering. Wel wil ik opmerken dat wat we doen in naam van de vergroening soms erg onrechtvaardig uitpakt, zoals het subsidiëren van Tesla's terwijl mensen die zich zo'n auto niet kunnen veroorloven, veel meer moeten betalen. Onrechtvaardig is ook dat de huishoudens 30 keer zo veel betalen voor hun gasverbruik als bedrijven. Dat steekt des te meer nu we worden geconfronteerd met een energiecrisis en een ongekend oplopende inflatie, twee zaken die juist mensen met lagere inkomens enorm hard treffen. Ik heb het tijdens de Financiële Beschouwingen al gehad over het toenemende probleem van energiearmoede. Daar wordt nu iets aan gedaan door de regering, maar mijn fractie vreesde en vreest nog steeds dat het niet voldoende zal zijn, zeker niet nu de inflatie voor hele grote groepen tot een flink koopkrachtverlies zal leiden. De staatssecretaris zal vermoedelijk zeggen dat het aan het nieuwe kabinet is om hiernaar te kijken, maar de mensen zitten nu wel volgend jaar, in 2022, met de gevolgen. Graag een reactie.

Voorzitter. Dit kabinet is demissionair, maar heeft zich missionair verklaard met betrekking tot de afhandeling van het toeslagenschandaal en dus de hersteloperatie. Maar hoe staat het nu met deze missie? Moeizaam, heel moeizaam. We praten hier nu al bijna twee jaar over met deze staatssecretaris. Inmiddels zitten we bij de negende voortgangsrapportage. Die stemt evenmin vrolijk. Zoals ik tijdens de Financiële Beschouwingen ook al memoreerde, is slechts 10% van alle gemelde gevallen van gedupeerden volledig afgehandeld. Hoe reflecteert de staatssecretaris hier zelf op en hoe ziet zij het in een volgende coalitie dan toch eindelijk beter gaan met de uitvoering? Ze kan daarbij ook refereren aan de wetgeving die mogelijk nog onze kant op komt. Wanneer komt er voor de nog vele duizenden ouders een einde aan de onzekerheid, aan hun wanhoop en hun gevoel van vernedering, nu hun al die jaren dat onrecht is aangedaan en het herstel, de terugbetaling en de compensatie, ondanks alle mooie woorden vaak nog steeds op zich laten wachten?

Natuurlijk moeten we af van het hele toeslagensysteem. Daar zijn we het allemaal wel ongeveer over eens. De vraag is alleen op welke wijze. Er moet een einde komen aan het rondpompen van al dat geld, iets wat tot al deze ellende heeft geleid. We zijn benieuwd waar het nieuwe kabinet mee gaat komen. Maar wat de SP betreft, moet de kinderopvang gewoon een publieke voorziening zijn, halen we die dus uit de markt en geven we alle ouders recht op vier dagen gratis kinderopvang.

Voorzitter, ik sluit af. Ik weet niet of we deze staatssecretarissen zullen terugzien en eventueel in welke rol in een volgend kabinet, maar ik kijk in ieder geval uit naar de beantwoording en het debat van morgen.

Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is nu het woord aan de heer Van Strien namens de fractie van de PVV.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Strien i (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Over het toeslagenschandaal is al heel veel gezegd, vooral ook in de Tweede Kamer. Ik wil dit onderwerp daarom hier beperkt houden. Wat ik van de regering en in de beantwoording in de Tweede Kamer door de staatssecretaris echter nog steeds mis, is een tijdschema. We zijn inmiddels al vanaf 2017 bezig en het probleem lijkt alleen maar groter te worden; denk aan de uithuisplaatsingen van kinderen. Maar ook de oplossingen lijken steeds ingewikkelder te worden en verder uit het zicht te komen. Dat verontrust de PVV zeer. Misschien kan de staatssecretaris hierop reageren en uiteindelijk duidelijkheid omtrent een tijdschema verschaffen.

Voorzitter. Het onlangs uitgebrachte advies, de zogenaamde conclusie van de advocaat-generaal, aan de Hoge Raad dat de regeling van het belasten van spaargeld en overig vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting op stelselniveau in strijd is met het recht van eigendom en het gelijkheidsbeginsel in het EVRM heeft nogal wat stof doen opwaaien. Het eerste wat de staatssecretaris daarover in de Tweede Kamer zei, was: het is nog geen uitspraak van de Hoge Raad. Typerend voor de kabinetten-Rutte, zou ik zeggen, want men weet dat de belastingbetaler in box 3 gewoon getild wordt. Bij de start van box 3 in 2001 werd voor het forfaitaire rendement een vast percentage van 4% gehanteerd. Daarover betaalde je 30%, waarmee de vermogensrendementsheffing uitkwam op 1,2%. U kent allemaal de uitspraak van Zalm van destijds: "Elke sukkel haalt meer dan 4% rendement. Wie dat niet lukt kan bij mij staatsobligaties krijgen, met een procent of zes rendement."

Daartegen kwam steeds groter bezwaar toen de rente door de ECB-ingrepen — lees: vanwege de financiering van de Zuid-Europese schulden — steeds verder onder die 4% zakte. De commissie-Van Dijkhuizen heeft in 2012 nog voorgesteld de toenmalige 4% te vervangen door de gemiddelde spaarrente in de laatste vijf jaar, maar dat ging de kabinetten-Rutte natuurlijk te veel geld kosten. Dus wordt sinds 2017 het fictieve rendement berekend op basis van een fictieve indeling in soorten beleggingen, afhankelijk van de hoogte van het vermogen en historisch gemiddeld behaalde rendementen per soort beleggingen. Lekker ingewikkeld en nauwelijks controleerbaar, met dank aan de toenmalige VVD-staatssecretaris Belastingen Wiebes, die maar al te graag zelfs ongevraagd bereid was PvdA-beleid te bedenken en uit te voeren.

Voorzitter. Ik heb begrepen dat men bij de Hoge Raad ook onze verslagen leest. Daarom herhaal ik hier nog maar eens wat ik enkele jaren geleden ook al naar voren bracht. Het kabinet wist al in 2016 dat men over de schreef ging. Ik citeer uit de nota Heffing box 3 op basis van werkelijk rendement, uit dat jaar, 2016 dus: "Daardoor zou de opbrengst van een heffing op het werkelijke rendement bij hypothetische invoering in de jaren 2017-2019 met een rendement zoals nu verwacht voor die jaren, lager zijn dan die van de forfaitaire heffing." Het verschil met het invoeren van een heffing op basis van het werkelijk rendement leverde de Staat volgens diezelfde voortgangsnota van het ministerie enkele miljarden op. Dat sommige mensen dat gewoon diefstal noemen, lijkt mij logisch.

Voorzitter. Dat er maar geen oplossing komt, komt door de fixatie van het kabinet op een mooie, vaste opbrengst van een paar miljard per jaar. Heffing op basis van werkelijk rendement zal immers in tijden van een crisis neer kunnen komen op een negatieve opbrengst; een schrikbeeld voor het kabinet. Illustratief is dat vorig jaar bij de verhoging van de belastingvrije voet compensatie gevonden moest worden in de verhoging van de tarieven voor de spaarders en beleggers met een wat groter vermogen, teneinde de totale opbrengst gelijk te houden; over principes gesproken. De gedupeerden waar we het hier over hebben, zijn veelal middenstanders die na een bedrijfsbeëindiging hun geld enigszins voorzichtig weg willen zetten voor hun oude dag. Dat was de groep waar ooit de VVD beweerde voor op te komen. De echt rijke mensen zitten niet in box 3. Je hoeft de Quote 500 maar open te slaan en dan zie je dat die in box 2 zitten.

Voorzitter. Tot slot nog wat over autobelastingen en grenseffecten. "U betaalt geen motorrijtuigenbelasting voor een volledig elektrische auto" zegt de belastingsite. Het belastingvoordeel voor elektrische auto's is verlengd tot en met 2024. De rijksoverheid wil zo volledig elektrisch rijden stimuleren. Ook betaal je in het geheel geen bpm bij de aanschaf van elektrische auto's. Uit CBS-cijfers blijkt dat de laatste jaren het aandeel elektriciteit in het energieverbruik stijgt. Logisch: meer warmtepompen, meer elektrische auto's. De windmolentjes en de zonnepanelen produceren voor zover wind en zon toelaten maximaal, maar leveren desondanks maar een fractie van de totale elektriciteitsproductie. De rest wordt opgewekt met kolen en gas. De marginale toename van het elektriciteitsverbruik wordt dus geproduceerd met kolen. Afgelopen jaar is de hoeveelheid elektriciteit opgewekt met steenkool zelfs verdubbeld. Ergo, de Tesla van de linkse elite, een extra gebruiker van elektriciteit, rijdt dus op kolen. En dat gesubsidieerde linkse statusobject wordt nu betaald door de gewone man, door Henk en Ingrid, die zeker de laatste tijd de volle mep betalen voor een tweedehands benzineauto. Kortom, een ronduit bizarre fiscale stimulering. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. In de gehele grensstreek zijn tal van benzinepompen in deze kabinetsperiode opgedoekt. Het verschil in prijs voor autobrandstoffen tussen Nederland enerzijds en Duitsland en België anderzijds was tien jaar geleden vrijwel nul en bedraagt nu, aan het eind van Rutte III, voor gewone benzine circa €0,30 per liter. Ook de middenstand, die door de torenhoge benzineprijzen zijn klandizie naar het buitenland ziet verdwijnen, leidt een zieltogend bestaan door de bizarre accijns- en btw-tarieven, met dank aan de kabinetten-Rutte.

Hoe men ook zijn best doet in de grensstreek, de winkelleegstand is in Limburg, de provincie met de langste buitengrens, volgens het CBS gigantisch veel hoger dan het landelijk gemiddelde van 8%. In de gemeenten Bergen in Limburg staat een kwart van de winkelpanden leeg. Dat is het hoogste percentage van heel Nederland. In Vaals en Sittard-Geleen staan respectievelijk 22% en 21% van de winkels leeg. Een kabinet dat 8 miljard extra voor klimaathysterie uittrekt, kan zich niet verschuilen achter zijn demissionaire karakter om niets aan deze problematiek te doen. Graag een reactie van de regering.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Dan is nu het woord aan mevrouw Prast namens de Partij voor de Dieren.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prast i (PvdD):

Dank, voorzitter. Meer dan 40 jaar geleden zaten de staatssecretaris voor belastingen en ik samen in de collegebanken. Hij waarschijnlijk vaker dan ik, en hij heeft vast ook korter over de economiestudie gedaan! Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen bleek de minister van Financiën moeite te hebben met het verschil tussen een aanbod- en een vraagschok. De toenmalige minister voor Handel wist tijdens het debat over Invest International conjunctuur- en structuurbeleid niet van elkaar te onderscheiden. Ik verwacht meer van de staatssecretaris en hoop zeer dat hij die verwachtingen waar kan maken.

Laat ik beginnen met de hoofdconclusie die mijn fractie trekt uit het Belastingplan. Wij hebben niet veel tijd meer om onze samenleving in evenwicht te brengen met de natuur. Dit Belastingplan geeft er in onze ogen geen blijk van dat het kabinet dit beseft en het laat toekomstige generaties in de kou staan. De brede welvaart is gediend met het verbeteren van uitvoeringsorganisaties en het stimuleren van ouderschapsverlof, want kinderen die in het eerste levensjaar thuis worden verzorgd door iemand die van ze houdt, zijn later mentaal gezonder en hebben betere schoolprestaties. Het bevriezen van de kinderbijslag om deze uitgaven te financieren, is in onze ogen dan ook onaanvaardbaar. Juist mensen met minderjarige kinderen investeren in de toekomst van onze samenleving. Het is ongebruikelijk dat het kabinet alleen daar de rekening wil neerleggen. Volgens het CBS hebben mensen in de leeftijd van 25 jaar tot 65 jaar, waar de ouders met minderjarige kinderen zitten, een drie tot vier keer zo hoog risico op armoede als 65-plussers. Van waar, vraag ik de staatssecretaris, dit omgekeerde Robin-Hoodbeleid?

Of vindt de regering het hebben van kinderen iets wat de samenleving schaadt? Het kabinet wil het betaalde ouderschapsverlof financieren door de inkomensafhankelijke combinatiekorting te verlagen. Dat is een herverdeling van alleenstaande, werkende ouders en van de minstverdienende partner in tweeverdienersgezinnen naar de rest van de bevolking. Dit voorstel treft werkende vrouwen in lagere-inkomensgezinnen extra. Ook hier stel ik de vraag naar het waarom van dit omgekeerde Robin-Hoodbeleid, dat bovendien het werken van vrouwen ontmoedigt.

Voorzitter. Het gebruik van fictief rendement stimuleert het nemen van risico met spaargeld. Niet alleen worden mensen met meer dan €50.000 spaargeld op de bank financieel gestraft. Ook geeft de huidige regeling hun de boodschap dat het abnormaal is om geen risico te nemen met vermogen boven de €50.000; collega Van Strien gaf al het citaat van de heer Zalm. Er zijn genoeg gewone mensen die geld opzij hebben gelegd of moeten leggen, bijvoorbeeld omdat ze zzp'er of ondernemer zijn en een tegenslag willen kunnen opvangen. Binnenkort mogen mensen die met pensioen gaan 10% van hun pensioenvermogen als bedrag ineens opnemen. Je moet er toch niet aan denken dat ze daarmee naar de beurs gaan!

Continuering van het fictief rendement verhoudt zich slecht tot het beleid op het gebied van bescherming van de financiële consument. Volgens de AFM belegt 66% van de niet professionele beleggers met geld dat ze nu of later niet kunnen missen, en kunnen velen van hen in ernstige financiële problemen komen. Met de Markets in Financial Instruments Directive is een hele kerstboom opgetuigd om te voorkomen dat banken mensen aansporen te veel beleggingsrisico te nemen en de AFM onderzoekt of belegginsapps mensen tot te veel risico aansporen, maar intussen stuurt het kabinet met de regeling voor fictief rendement gewone mensen de aandelenmarkt op en straft het mensen die voorzichtig met hun geld moeten of willen omgaan. Ik vraag de staatssecretaris om de toezegging dat het fictief rendement op spaargeld wordt afgeschaft of opgeschort zolang de rente op spaarrekeningen lager is dan het door de overheid gehanteerde fictief rendement. De advocaat-generaal van de Hoge Raad heeft onlangs vastgesteld dat de heffing in box 3 in strijd is met Europees recht. Hoe wil de staatssecretaris daarmee omgaan en op welke termijn? Ik overweeg een motie hierover.

Vrijwel alle EU-landen maken gebruik van de mogelijkheid om twee lage btw-tarieven te hanteren. Ze gebruiken die voor differentiatie in heffing op basisbehoeften en minder essentiële consumptie. Groente en fruit vallen in die landen dan ook onder het allerlaagste tarief. Een extra laag tarief zou de kans bieden om andere producten waarvan de consumptie het algemeen belang dient, minder te belasten. Nederland maakt geen gebruik van deze differentiatiemogelijkheid en daarmee dus ook niet van een nuttig instrument om een gezonde leefstijl te bevorderen zonder de keuzevrijheid te beperken. Volgens het RIVM eet driekwart van de Nederlanders te weinig fruit en twee derde te weinig groente. Groente en fruit zijn de afgelopen twintig jaar in prijs gestegen met respectievelijk 34% en 57%.

De regering schrijft in de Miljoenennota zich zorgen te maken over de houdbaarheid van de financiering van de zorg en benadrukt het belang van preventie. We weten dat goede voeding veel ziektelast kan voorkomen. De EU wil groente en fruit btw-vrij maken. Het kabinet heeft intussen de invoering van een extra laag btw-tarief afgewezen, omdat de Belastingdienst dat niet aan zou kunnen. Als de belastingdienst in andere landen in staat is om met twee lage btw-tarieven te kunnen werken, moeten we dat in Nederland toch ook voor elkaar kunnen krijgen? Is de staatssecretaris bereid daar stappen toe te zetten? Graag een reactie. Collega Van der Linden en ik overwegen een motie hierover in te dienen.

Voorzitter. De Partij voor de Dieren wil de ware kosten van vlees in de prijs weerspiegeld zien via een slachttaks. De Tweede Kamerfractie heeft een initiatiefwetsvoorstel voorbereid, dat hopelijk ook in deze Kamer behandeld zal worden. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij kijkt naar de negatieve externe effecten van vlees en zuivel. Is hij met ons van mening dat die tot uitdrukking zouden moeten komen in de prijs, ook in het belang van toekomstige generaties?

Ik wijs in dit verband ook op de negatieve effecten van de bio-industrie op de gezondheid. Mensen in de buurt van een megastal krijgen significant vaker een longziekte. Megastallen betekenen een groot risico op een gevaarlijke zoönose. Het antwoord van de regering is niet het verbieden van megastallen of het fiscaal ontmoedigen ervan, maar het preventief ruimen van dieren. Dit jaar waren het er weer miljoenen. Is de staatssecretaris bereid, al was het maar omwille van de volksgezondheid, het fiscale instrument in te zetten om megastallen te ontmoedigen en biologische landbouw aan te moedigen?

In afwijking van nogal wat EU-landen heft Nederland btw op openbaar vervoer ter land. Vliegen en scheepvaart zijn vrijgesteld van btw. Dat levert deze sectoren een jaarlijks voordeel van 3,5 miljard op, of andersom gezegd: daardoor loopt de schatkist per jaar 3,5 miljard mis. Dat geld zou kunnen worden ingezet voor bijvoorbeeld de zorg. Welke onderbouwing heeft de staatssecretaris voor het heffen van btw op het reizen met ov op het land? Waarom stelt hij vliegen en scheepvaart vrij van btw? Hoe past dit bij de claims over duurzaamheid?

Voorzitter. Ik weet het: verschillende EU-landen, waaronder Nederland, hebben een vliegtaks ingevoerd. Duitsland hanteert €12,90 voor korte vluchten, €33 voor middellange vluchten en een kleine €60 voor lange vluchten. Italië hanteert €13 voor korte vluchten en €18 voor lange vluchten. In Oostenrijk is het €30. In verschillende landen geldt een hoger tarief voor businessclass. Met een hoger tarief bedoel ik een hogere vliegtaks. Het kabinet wil een Europese vliegtaks om concurrentievervalsing tegen te gaan, maar is met een lage vliegtaks van €7,50 zelf een grote vervalser. Waarom voert het kabinet in aanloop naar een mogelijke Europese vliegtaks geen taks in die qua hoogte meer aansluit bij de genoemde landen? Hoe kijkt de staatssecretaris naar een hogere vliegtaks voor businessclasstickets?

Voorzitter. Ik blijf nog even in de lucht. Klopt het dat KLM uitstel heeft gekregen van het betalen van belasting voor een bedrag ter waarde van ongeveer 1,4 miljard euro en, zo ja, kan de staatssecretaris dit toelichten? Belastingen zijn gerelateerd aan inkomsten. Een goed functionerend bedrijf zet de te betalen belasting opzij. Waar is dat geld gebleven? KLM was ook de grootste ontvanger van NOW-steun en kreeg een overheidslening en een staatsgewaardeerde banklening. Lufthansa heeft de covidsteun al terugbetaald. Waarom lukt dat KLM niet en heeft zij kennelijk uitstel van belastingbetaling nodig? Tot wanneer heeft KLM uitstel gekregen? Hoe kijkt de staatssecretaris aan tegen de dubbelrol van de overheid als aandeelhouder in KLM en als heffer en in dit geval uitsteller van belastingen? Meet de fiscus hier met twee maten?

Is de staatssecretaris het met mijn fractie eens dat er een risico is dat toekomstige zoönosen opnieuw de internationale mobiliteit raken? Is dat dan inmiddels niet een ondernemersrisico waarop een onderneming als KLM zich met haar bedrijfsvoering zou moeten voorbereiden?

Voorzitter. De export van zakelijke gereden elektrische auto's neemt toe. Het is toe te juichen dat er een markt voor tweedehands elektrische auto's ontstaat, maar dan toch bij voorkeur in Nederland. Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of elektrische auto's van vijf jaar en ouder onder de youngtimerregeling gebracht kunnen worden, waarbij de bijtelling wordt gebaseerd op de werkelijke waarde, zodat ze behouden blijven voor Nederland?

Afgelopen oktober schreven ambtenaren van Financiën in het economenvakblad ESB — complimenten aan de staatssecretaris dat ze dat mogen doen — dat 80% van de innovatieboxbelastingkorting bij nog geen twintig grote bedrijven terecht is gekomen, die zo samen anderhalf miljard euro hebben opgestreken. Deze korting wordt toegekend nadat de innovatie succesvol en winstgevend is gebleken. De fiscus stelt geen eisen aan de duurzaamheid van de innovatie en eist evenmin dat het geld in nieuwe innovatie wordt gestoken. Booking.com is een voorbeeld van een onduurzaam bedrijf dat op grote schaal geprofiteerd heeft. Klopt deze informatie en is de innovatieboxkorting in de ogen van de staatssecretaris een optimale benutting van belastinggeld? Graag een antwoord.

Nu ik het toch over een box heb, zojuist bereikte mij het bericht dat werknemers van de Belastingdienst als kerstpakket, als ik het zo mag noemen, een borrelbox hebben ontvangen met behalve chips, bier en wijn daarin ook gedroogde worst. Ik vraag de staatssecretaris of dit nu een goed voorbeeld is van een goed geschenk in deze tijd.

Voorzitter. Dan kom ik op mijn laatste punt. De koning is vrijgesteld van inkomstenbelasting, ozb, bpm en goeddeels van vermogensrendementsheffing en erfbelasting. Hij heeft wel, zoals bekend, een jaarlijkse subsidie van €700.000 aangevraagd voor het beheer van het Kroondomein. Ik zal een motie indienen die de koning oproept een royaal gebaar te maken en af te zien van subsidies zolang hij belastingvrijdom geniet.

Dit waren mijn vragen en ik zie vol verwachting uit naar de antwoorden van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Prast. Dan is nu het woord aan de heer Van Rooijen namens de fractie van 50PLUS.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Het Belastingplan 2022 is een demissionair Belastingplan van een al negen maanden demissionair kabinet. Maar de Tweede Kamer is niet demissionair en heeft fors aan medewetgeving gedaan, niet het minst door aanvaarding van de motie-Hermans c.s., met maatregelen voor 2 miljard, met voor elk wat wils. Het kabinet bleef niet achter, gelukkig, met een steunpakket van 3,2 miljard als lastenverlichting voor de gasprijsexplosie.

Het voorliggende Belastingplan is toch nog omvangrijk, met veel voorstellen, die overigens weinig met de eigenlijke en zuivere fiscale wetgeving van doen hebben. Dat is een helaas niet te keren proces, waarbij de Belastingdienst de uitvoering van steeds meer nevendoeleinden en taken krijgt opgedragen. De Belastingdienst is daarbij weerloos, want ik ken geen kabinet dat de Belastingdienst beschermt tegen steeds meer taken, die ook steeds minder goed uitvoerbaar worden, door een opeenstapeling van nieuwe regels.

De Belastingdienst als kop van Jut en staatssecretarissen van Financiën als schietschijf; het is een groot drama. Mijn fractie heeft groot respect voor de twee staatssecretarissen van Financiën van D66-huize, Van Huffelen en Vijlbrief, die er niet voor weglopen deze hondenbanen te vervullen. Banen die in menig opzicht zwaarder zijn dan van menig minister of andere staatssecretarissen. Maar komt er voor staatssecretaris Vijlbrief een "functie elders", zo vraag ik. En komt er een aparte minister van Belasting, zoals mijn motie morgen vraagt, of komt er een minister van Toeslagen bij Sociale Zaken, zo vermoed ik ineens vanavond? Graag, misschien heel bescheiden, een reactie van de bewindslieden, met name staatssecretaris Vijlbrief.

Ik kom dan op koopkracht en inkomensbeleid voor gepensioneerden. Het fiscale beleid en de pensioenindexatieregels hebben grote gevolgen voor de koopkracht van gepensioneerden. Deze indexatieregels hebben er ook toe geleid dat er sinds de onderhandelingen over het pensioenakkoord geen indexatie van pensioenen heeft plaatsgevonden. En omdat het voorbereiden van het wetsontwerp Pensioenen voor de toekomst — zo heet het — steeds langer op zich laat wachten, wachten 3 miljoen gepensioneerden, maar ook 7 miljoen werknemers op een eerlijke en fatsoenlijke verhoging van het ingegane pensioen en de verhoging van de gedane opbouw van werknemers. Invoering duurt bij aanvaarding nog vier jaar, en intussen is er niets geregeld voor indexatie in de overgangsperiode. De belofte van indexatie in 2022 met terugwerkende kracht als gevolg van de motie-Van Dijk blijkt een fopspeen: slechts een op de tien gepensioneerden krijgt een beetje indexatie. Immers, de eis van 105% beleidsdekkingsgraad is veel te zwaar, en bovendien moet je je eigen pensioenrecht op het offerblok leggen; onteigening door invaren. Het ABP, Zorg en Welzijn en de twee metaalpensioenfondsen verhogen in 2021 en 2022 de pensioenen niet.

Geen indexatie is erg bij de lage inflatie van de laatste veertien jaar van gemiddeld 1,5%, maar is vreselijk, een vreselijke koopkrachtklap, bij 7% inflatie, ten minste, in dit jaar en volgend jaar. 3 miljoen gepensioneerden verkeren de komende jaren in martelende onzekerheid over de koopkracht van hun pensioen, omdat een eventuele nieuwe Pensioenwet eerst in het Staatsblad zou moeten staan voordat er duidelijkheid is over indexatie. Immers, het transitie-ftk voor de overgangsperiode tot 2027 is onderdeel van die wet, evenals de aangekondigde algemene maatregel van bestuur, als uitvoering van de motie-Van Dijk. Ik noem dat: koppelverkoop in optima forma. Maar ook het woord "chantage" vind ik in dit geval, helaas, niet ongepast. Bedenk dat veel ouderen die al vijftien jaar geen indexatie hebben ontvangen — ik ben er een; bij het ABP — niet alleen geen koopkracht meer hebben — ik wel, om andere redenen — maar zij hebben ook niet meer zo veel jaren te leven over. Let wel: niet meer zo veel jaren te leven over. "Laten we maar niet protesteren", hoor ik dan, "het heeft toch geen zin meer, en 1% erbij is beter dan 0%". Deze gelaten reactie van veel mensen, ook in mails die ik krijg, maakt mij heel verdrietig, maar ik hoor het helaas steeds vaker.

Voorzitter. In elk belastingplan moet het inkomensbeleid een prominente rol spelen, maar des te meer omdat de koopkracht van gepensioneerden bij 7% inflatie in deze twee jaren een harde klap krijgt. Gepensioneerden voelen dat direct in hun portemonnee, en daarom is de fiscale wetgeving heel belangrijk als aanvulling. Maar omdat het kabinet demissionair is, zijn er geen beleidsmaatregelen voorgesteld, met als gevolg dat ook AOW'ers geen extra belastingverlaging krijgen. Dat is extra navrant als ook je pensioen bevroren is. De inflatie in 2021 wordt nu geschat op gemiddeld 2,7%, maar is op een huidig niveau van 5,2%, en zelfs 5,9% als we kijken naar de Europese zogenaamde HICP-inflatie-index. Dat is veel hoger dan de in de MEV geraamde 1,9%. De verwachte inflatie in 2022 van 3,5% komt al veel hoger uit dan de geraamde 1,8% in de MEV. De koopkracht van iedereen daalt, maar van gepensioneerden het hardst. De gasprijsstijging treft ouderen harder, zoals blijkt uit de brief van de staatssecretaris van EZK van 15 oktober: 2% voor AOW'ers en 1,4% voor niet-AOW'ers. AOW'ers krijgen een compensatie van 0,8%, zodat een extra koopkrachtdaling van ruim 1% resteert. De koopkracht voor '21 stond in de MEV voor ouderen al op 0% en komt zo, in totaal, ruim 1% in de min. Maar dat is nog zonder de grote inflatieklap van de laatste vier weken, die er nog bovenop komt. Onze schatting is dat gepensioneerden er in 2021 2% tot 3% op achteruitgaan.

Er is daarbij nog een verschil in koopkrachtdaling tussen AOW'ers en niet-AOW'ers van bijna 2%. Ik geef een voorbeeld van iemand met een inkomen van €40.000, een beetje modaal. Je hebt een werknemer met een loon van €40.000 en je hebt een AOW'er met een AOW van €17.000 en dan dus €23.000 pensioen. Het loon stijgt gelukkig, gemiddeld met 2,5% over die €40.000. Dat is precies €1.000. De AOW stijgt met 2% over €17.000. Dat is €340. Het pensioen van €23.000 staat gewoon stil en is bevroren. De totale stijging voor de gepensioneerde is dus €340. Van werkenden is die gelukkig €1.000. Het is een verschil van €660. Daar kunnen we kennis van nemen. De werknemer krijgt via de heffingskortingen ook nog €57 meer belastingverlaging dan de AOW'er: €104 ten opzichte van €48. Conclusie: een vertraagde verhoging van de AOW bij vliegende inflatie, geen pensioenverhoging in '21 en '22 en een schamele kruimel in het Belastingplan.

In het Belastingplan zijn in de memorie van toelichting zegge en schrijve twee alinea's gewijd aan het inkomensbeleid. Dat is weleens anders geweest. De algemene heffingskorting wordt bijvoorbeeld met €36 verhoogd. Later is daar nog €14 bijgekomen, zodat die nu €50 is. AOW'ers krijgen echter maar de helft van die verhogingen, dus €25 op jaarbasis. Dat is precies €2 per maand, nog geen kopje koffie. Fiscale discriminatie moet er immers zijn en blijven. Gepensioneerden delen niet in de groei van de economie van 3,5% in 2021 en 2022.

Voorzitter. Dan de AOW-uitkering zelf. De AOW-uitkering gaat in 2021 bijna 2% omhoog, met €24 bruto van €1.266 naar €1.290 per maand. Op 1 juli volgt dan, althans voorlopig, nog 1%. Dat is dan €12. €36 in anderhalf jaar. Dat is bijna 3% verhoging van de AOW bij een prijsstijging van minstens 7% in die twee jaar. En omdat pensioenen niet worden verhoogd in 2022, denkt mijn fractie aan een verhoging van de AOW-uitkering. Ik kom daar nog op terug.

In de schriftelijke voorbereiding wezen wij speciaal naar de 350.000 AOW'ers zonder pensioen of met een klein pensioen tot €500 per maand. Wij vroegen of verzilvering van de algemene heffingskorting voor deze groep mogelijk zou zijn. Dat zou volgens de ANBO €736 minder belasting betekenen voor die AOW'ers. De staatssecretaris ziet in antwoord op onze vraag — we hebben daar wel begrip voor; hij knikt al, maar ik ook — helaas geen mogelijkheid in het huidige stelsel om die verzilvering mogelijk te maken.

Omtzigt vroeg vorige week in een motie in de Tweede Kamer om 4% extra verhoging van het minimumloon. In zijn motie stond niets over de koppeling aan de AOW en de uitkeringen, maar gelukkig heeft hij dat duidelijk rechtgezet. Ook Omtzigt wil een gekoppelde verhoging van het minimumloon. Ik vraag de staatssecretaris of een niet-gekoppelde verhoging van het minimumloon, zoals het CPB suggereert, voor dit kabinet een optie is. Het zou dit gedeeltelijk kunnen doen: het minimumloon 5% extra erbij en de AOW slechts 2,5%, bijvoorbeeld, dus een halve koppeling. Maar kunt u dit voor mijn fractie uitsluiten? Want 50PLUS zal vechten voor het behoud van de koppeling van de volledige 100% van de AOW en de bijstand aan het minimumloon. Wij vinden dat een kwestie van beschaving.

Staatssecretaris Wiersma heeft, naar aanleiding van het debat hierover bij de begroting van Sociale Zaken op 10 december, vorige week een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij aan de laagste inkomens een extra compensatie van €200 geeft voor de energiekostenstijging, vooral de recente. In de brief lees ik tot mijn verbijstering — een ander woord kan ik er niet voor vinden — dat alleen AOW'ers zonder pensioen in aanmerking komen en ook nog alleen op aanvraag bij de gemeente. Mijn vraag is: hoe groot is die groep van AOW'ers zonder pensioen? Als dat 150.000 mensen zouden zijn — ik weet het niet — dan betekent dit dat er naar schatting een groep van 200.000 AOW'ers is met een klein pensioen tot €500 bruto per maand. Dat zal betekenen dat mensen met een pensioen van €50 of €100 per maand die €200 helemaal niet krijgen. De AOW'ers zonder pensioen moeten die uitkering van €200 overigens zelf aanvragen bij de gemeente. Ik noem dat bedelen bij de gemeente. Ik noem dat een nieuwe vorm van armenzorg. Dat kan toch niet waar zijn?

Onze fractie vroeg naar de mogelijkheden om de AOW met 2% extra te verhogen of om deze apart met €300 extra op jaarbasis te verhogen. In de uitvoerige en heldere beantwoording van de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het eindverslag wijst de staatssecretaris in relatie tot de €300 op de tegemoetkoming AOW. Hij zegt: die verhoging vergt een wetswijziging die zes maanden duurt en die met terugwerkende kracht mogelijk is, omdat het een zogenaamde begunstigende — dat is een mooi woord — maatregel is. Voor een verhoging van de AOW-uitkering zelf met 2% is een wetswijziging nodig, maar die duurt achttien maanden. Er moet ook een uitvoeringstoets worden gemaakt. Wat vindt de staatssecretaris tegen de achtergrond van zijn antwoord en onze vraag van een eenmalige verhoging van €300 extra en van de gesuggereerde techniek van de tegemoetkoming? Die tegemoetkoming heeft toch de naam "Koopkrachttegemoetkoming AOW" en bedraagt nu €26 per maand boven op de gewone AOW-uitkering? Globaal gaat het dan volgend jaar om een eenmalige verhoging met 2%. Mijn fractie overweegt een motie in tweede termijn. Wij zijn uiteraard buitengewoon geïnteresseerd in de reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. Uit onze schriftelijke vragen en uit mijn bijdrage aan dit debat blijkt onze grote zorg over de steeds grotere koopkrachtdaling van de ouderen, van 3 miljoen AOW'ers. De 50PLUS-fractie moet steeds weer de fiscale leeftijdsdiscriminatie aan de orde stellen. Deze fiscale lijdensweg voor ouderen wordt steeds beklemmender. Ik moet de fiscale voorstellen hier dan ook op beoordelen. Onder het motto "lagere belasting op arbeid" worden de ouderen steeds harder gepakt, want belastingheffing is een zero-sumgame: wat je de een geeft, pak je weg bij de ander.

Ook hoor en lees ik weer geruchten over de kabinetsformatie, namelijk dat de belasting op arbeid verder omlaag zal moeten. Inkomsten- en loonbelasting worden geheven over inkomsten uit arbeid. Dat is volgens de wet: loon en uitgesteld loon over vroegere arbeid, pensioen dus. Volgens de wet bestaat er geen belasting op arbeid. Men heeft echter de fiscale truc uitgevonden om het arbeidskostenforfait om te toveren tot een belastingsubsidie voor werkenden. Dat biedt ongekende manieren om aan de koopkrachtknoppen te draaien en het ook als een supernivelleringsinstrument te gebruiken door het extra instrument van de inkomensafhankelijke afbouw.

Mevrouw Prast i (PvdD):

Ik hoorde de term "fiscale leeftijdsdiscriminatie", maar ik dacht eigenlijk dat AOW'ers een gunstigere inkomstenbelasting hadden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, dat is mij ook bekend, maar de AOW is een volksverzekering. Het CDA, ik, mijn fractie en hopelijk ook andere fracties vinden dat nog steeds zo. Dat betekent dat je premie betaalt tot je AOW. Als je met AOW gaat, betaal je geen AOW-premie meer. Dat lijkt mij toch helder. Het is een volksverzekering.

Mevrouw Prast (PvdD):

Bedoelde u dat met "fiscale leeftijdsdiscriminatie"?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Met "fiscale leeftijdsdiscriminatie" bedoel ik dat werkenden ... Laat ik het anders zeggen. Gepensioneerden hebben maar de halve algemene heffingskorting. De werkenden hebben een arbeidskorting van dik €4.000, terwijl de ouderen een ouderenkorting hebben van €1.600 tot €1.700. Ik kom daar dadelijk nog op terug met getallen. Dat is een gigantisch verschil.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Die arbeidskorting kost 24 miljard. Op onze vraag met welk percentage bij afschaffing van de arbeidskorting de tariefschijven kunnen worden verlaagd, was het antwoord van de staatssecretaris: bij 6,18%. Dan gaat het tarief naar 30%. Fantastisch! Let wel, dat is een verlaging voor iedereen, jong en oud. De arbeidskorting is €4.260. Samen met de algemene heffingskorting van €2.888 hebben werkenden een totale heffingskorting van €7.148. Ter vergelijking: AOW'ers hebben een totale heffingskorting van €3.220. Werkenden hebben dus een belastingvoordeel, mevrouw Prast, van bijna €4.000 per jaar netto, €340 netto per maand. Als dat geen discriminatie is, dan weet ik het niet meer.

De arbeidskorting heeft nog een ander voordeel in petto voor werkenden. Zij betalen in de praktijk bijna geen AOW-premie. Werknemers, zo blijkt uit de antwoorden op onze vragen, betalen 1,5% tot 8% in plaats van 18% premie. Zzp'ers betalen helemaal geen AOW-premie. Het voordeel van een 12% lagere AOW-premie loopt op tot €4.000, mevrouw Prast. Nog eens €4.000 dus! De arbeidskorting is dolgedraaid, maar de politiek is er dol op, onder het mom van arbeidsmarktbeleid, waar de niet meer werkenden uiteraard niet onder vallen. Je kunt die blijven verhogen en dan betalen uiteindelijk alle werkenden geen AOW-premie meer. Alleen de AOW'ers, mevrouw Prast, betalen dan wel 18% premie of, onder een andere naam, 18% belasting. Gekker moet het niet worden; het is de wereld op z'n kop.

En er is nog een adder onder het gras. Werknemers betalen niet de 7% zorgpremie. Die betaalt de baas en dat is sinds 2013 de beruchte Wul, de Wet uniformering loonbegrip. Dat is sinds toen onbelast loon geworden. Dat is nog eens een belastingvoordeel voor werkenden van €1.000. AOW'ers, mevrouw Prast, moeten die 6% zorgpremie zelf betalen en dat loopt op tot ruim €3.000 zorgpremie. Dat is de beruchte inkomensafhankelijke zorgbijdrage. Waarom vermeld ik deze discriminatie? Omdat aan de lijdensweg van fiscale discriminatie geen einde lijkt te komen. 50PLUS wil die weg blokkeren en wil op die weg een stopbord plaatsen.

Voorzitter, ik ben aan het slot van mijn betoog. Als u het goed vindt, wil ik nog één opmerking maken. Ik heb al gezegd dat ik grote waardering heb voor beide bewindslieden die hier zitten. Ik kijk uit naar een gedachtewisseling met hen en ik wens hen in de laatste fase van deze functie als staatssecretaris van Financiën veel kracht en wijsheid toe. Ik zeg het nu alvast, omdat het nu wel op z'n plaats is in de eerste termijn. Ik kijk uit naar de gedachtewisseling.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord voor een interruptie aan de heer Van Raven van de Onafhankelijke Senaatsfractie.

De heer Raven i (OSF):

De heer Van Rooijen heeft een aantal punten genoemd waar inderdaad een stukje achterstelling van de ouderen uit blijkt. Het is heel overtuigend wat hij verteld heeft. Ik miste daar één heel belangrijke in. U heeft het punt wel geraakt in het begin van uw betoog, maar u ging er verder niet op in. Dat is namelijk de indexering. De indexering van de afgelopen dertien jaar, oplopend tot een bedrag van ongeveer 40 miljard euro, wat niet uitbetaald is. Hoe kijkt u daartegen aan? Want ik hoor u daar niet over praten.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb mij dit keer maar eens ingehouden op dit dossier, omdat het niet altijd past in de debatten.

De voorzitter:

Een kort antwoord.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb zelfs het woord "rekenrente" niet genoemd. Bij dezen dan wel. Maar het is natuurlijk zo dat door de rekenrente van nul de indexatie ook nul is. U had het over 40 miljard. Dat klopt. Volgens mij is het 43 miljard aan gemiste indexatie. De pensioenen zijn al vijftien jaar niet geïndexeerd en zullen ook de komende jaren niet geïndexeerd worden. Volgens mij heb ik dat duidelijk aangegeven; dat is omdat we moeten wachten op die nieuwe wet over vier jaar. Als er niet geïndexeerd wordt bij de vliegende inflatie van 7% of 10% in twee jaar, vind ik daarom dat de AOW in ieder geval volgend jaar eenmalig verhoogd kan worden. En als het minimumloon structureel verhoogd zou worden — dat weten we morgenavond — dan gaat door koppeling de AOW, waarvan ik moet en wil uitgaan, ook omhoog. Dan loopt een verhoging met €300 daar een halfjaar op vooruit. Wellicht ga ik daar een motie over indienen.

De heer Raven (OSF):

Ik wil u een beetje helpen. Ik hoop dat u mij ook wilt steunen. In diezelfde periode zijn de reserves van de pensioenfondsen met 1.200 miljard gestegen. 40 miljard daarvan is achtergehouden. Professoren hebben berekend dat de maatregel om niet te indexeren 0,25% heeft uitgemaakt van hetgeen eigenlijk betaald had moeten worden. Dat heeft dus eigenlijk geen enkel effect gehad. Mijn vraag is om toch nog correctie daarvan na te streven, wellicht in breder verband, maar ook in deze Kamer. We moeten dat niet laten liggen. We moeten de oudere generatie niet met een fooitje laten wegzetten. Ze hebben er jaren voor betaald. We hebben mensen die met pensioen zijn in een positie gebracht waarin ze zich niet kunnen verweren en waarin dit hun allemaal wordt aangedaan. Ik hoop hierin op uw steun.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb twee à drie jaar geleden een initiatiefwetsvoorstel voor een tijdelijke rekenrente van 2% bij de Tweede Kamer ingediend. Dat is weggelachen en -gehoond in de Tweede Kamer. Corrie van Brenk, mijn collega van de 50PLUS-fractie toen ik naar de Eerste Kamer ging, heeft dat initiatiefwetsvoorstel weer ingediend voor de duur van de transitiefase. Gelukkig heeft de fractie van de Socialistische Partij dat initiatiefwetsvoorstel overgenomen, met weer tijdelijk 2%. Dat kan dus nog voor de gemeenteraadsverkiezingen aan de overkant in stemming komen. Dat verwacht ik ook. Als het vlak voor die verkiezingen wordt aangenomen, en dat verwacht ik ook, verwacht ik dat het hier komt en steun krijgt, ook van u.

De heer Schalk i (SGP):

Met grote bewondering voor de enorme cijferkennis van de heer Van Rooijen ga ik een klein stukje terug in zijn betoog. Ik heb begrepen dat hij aangaf dat oudere gepensioneerden die €17.000 AOW krijgen plus €23.000 pensioen, dus €40.000 in totaal, er volgend jaar €350 op vooruit zouden gaan, en werkenden ongeveer €1.000. Heeft hij bij die €1.000 dan bruto of netto in gedachten? Dat zou ik graag willen weten.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat was uiteraard bruto. Het loon is bruto, dus 2% daarvan is dat ook. Ik dacht dat u een vraag zou stellen over de eenverdiener. Daar zijn we het namelijk altijd heel erg over eens. Die kans krijgen we samen nog wel.

De heer Schalk (SGP):

Ik wil meneer Van Rooijen natuurlijk niet teleurstellen, dus ik wil zijn vraag over de eenverdiener onmiddellijk beantwoorden.

De voorzitter:

Dat was uitlokking.

De heer Schalk (SGP):

Ja, dat was uitlokking. Weet de heer Van Rooijen dat de marginale druk voor tweeverdieners bij €40.000 41% is? Van die €1.000 hou je dus €590 over. Voor eenverdieners is dat 77%. Zij houden dus maar €230 over. Is de heer Van Rooijen het met mij eens dat het voor eenverdieners nog erger is dan voor ouderen?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Van die €340 AOW wordt ook de helft weggehaald, of althans minstens een derde. Ik ben het met u eens: je kunt zeggen dat eenverdieners naast de ouderen gediscrimineerd worden ten opzichte van tweeverdieners. Vroeger waren het alleen maar de eenverdieners. Daar hebben we veel debatten over gehad, aan de overkant en hier. De SGP en 50PLUS waren en zijn het erover eens dat dit eigenlijk rechtgetrokken moet worden. Ik heb dat gevoel ook bij het CDA, maar dat horen we misschien nog wel.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Ik hoor dat de heer Van Rooijen zich zorgen maakt over de positie van AOW-gerechtigden met geen of een heel klein beetje pensioen. Dat snap ik als je kijkt naar bijvoorbeeld de inflatie, de energielasten, et cetera. Zou die zorg niet ook moet gelden voor mensen die niet tot de categorie ouderen behoren, maar die gewoon moeten sappelen met een minimumuitkering of een WAO-uitkering? Dat is tenminste hoe ik het in mijn bijdrage van zojuist richting het kabinet heb willen verwoorden. Zij zitten toch in hetzelfde schuitje? Zou het dan niet chic zijn, vraag ik de heer Van Rooijen, om het in dit debat niet alleen maar te willen opnemen voor de ouderen die hier last van hebben, maar ook voor die groep?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat is een heel terechte vraag. Daar heb ik ook over nagedacht. Ik ga ervan uit dat in het regeerakkoord het minimumloon structureel omhoog gaat. Als dat niet gebeurt, verwacht ik dat de Tweede Kamer dat zelf zal eisen, eventueel met een initiatiefwetsvoorstel, maar ik kan me dat niet voorstellen. Dan zijn de AOW en de bijstand daaraan gekoppeld. Mijn fractie is van mening dat dat een 100%-koppeling moet blijven. Waar we het nu over hebben, is dat de mensen die AOW hebben en geen of een heel klein pensioen, heel hard getroffen worden — dat geldt overigens ook voor bijstandtrekkers — door die vliegende inflatie. Wij hebben gezegd: laten we in ieder geval voor de AOW'ers met hele kleine pensioenen volgend jaar eenmalig de AOW verhogen met wat de "tegemoetkoming AOW'ers" heet. Dit is een bestaande regeling. Maar ik ben het helemaal met u eens dat de bijstand wat dat betreft ook aandacht verdient. Wellicht kunnen we daar in deze Kamer in de volgende termijn samen nog op terugkomen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan zou het winst zijn als de heer Van Rooijen, wellicht morgen, een nader voorstel doet dat niet alleen ten gunste komt van AOW'ers met geen of een klein pensioen, maar dat ook iets doet voor de groep waar we het net over hadden: bijstandsgerechtigden, WAO'ers en mensen die om wat voor reden dan ook moeten rondkomen van een minimaal inkomen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja. Ik heb dat voorstel schriftelijk ingebracht in dit debat, omdat op 23 november een motie van mijn fractie over een AOW-duurtetoeslag van €200 al 37 stemmen haalde. Ik dacht: als ik die nu weer indien en door de vliegende inflatie met een iets hoger bedrag, dan kan deze wellicht morgen of volgende week bij de stemming op steun rekenen. Maar ik wil graag met u kijken of we op dat punt niet nog iets kunnen doen. Overigens heeft uw fractie die motie enkele weken geleden ook gesteund, waarvoor dank.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nog een andere vraag, als u mij dat toestaat. De heer Van Rooijen maakte indruk op deze Kamer met een filippica tegen fiscale leeftijdsdiscriminatie. Kan de heer Van Rooijen mij vertellen wat de twee allergrootste fiscale subsidies zijn die ons fiscale stelsel kent?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Even los van de vraag wat een "fiscale subsidie" is, maar als ik me in u verplaats, dan doelt u wellicht op de hypotheekrenteaftrek en de pensioenpremieaftrek. Heb ik dat goed?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ja.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat is één. De hypotheekrenteaftrek wordt natuurlijk al beperkt en die wordt nog verder beperkt. Gelukkig zijn er geen voorstellen om de aftrek van pensioenpremies te beperken of af te schaffen. Want realiseert u zich wel dat, doordat die pensioenpremies aftrekbaar zijn, de pensioenuitkeringen belast zijn? Alleen om die reden: aftrek premie, uitkering belast. Inmiddels zit er 1.800 miljard in die pot. De pensioenuitkeringen zijn al ruim 40 miljard. Daar ontvangt de Staat ieder jaar 13 miljard van. Dat is veel meer dan de aftrek van de pensioenpremies, tegen hele lage tarieven, kost. Dat is eigenlijk het antwoord. De Staat is de grootste belegger in Nederland omdat die eigenlijk de stille aandeelhouder is van een derde van het pensioenvermogen, met een belastingclaim van inmiddels 450 tot 500 miljard. Staatssecretaris Vijlbrief weet dat ook. De Staat gaat de komende decennia bijna 500 miljard aan belastingen over extra pensioenuitkeringen ontvangen. We hebben een fantastisch systeem en de Staat is spekkoper.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zoek in dit debat naar de balans, naar evenwicht. Ik moet dus toch van de heer Van Rooijen horen waar de balans in zijn verhaal zit. Aan de ene kant somt hij alle nadelen op. Een aantal klopte niet helemaal volgens mij, maar daar wil ik van afwezen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nou, dat moet u dan maar eens uitleggen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Hij somt allerlei nadelen in het fiscale stelsel ten laste van ouderen op, terwijl de twee grootste fiscale subsidies die op het pensioen en het eigen huis zijn. De achterban van de heer Van Rooijen is dus de grootste genieter van die fiscale subsidie. Als we echt goed willen nadenken over een toekomstbestendig fiscaal stelsel, dan moeten we ook in ogenschouw willen nemen dat die fiscale subsidies ergens landen in het fiscale stelsel, wat leidt tot een bepaalde belastingdruk, die we in Nederland meestal neerleggen bij werkende mensen of bij consumptie. Dat is decennialang de praktijk geweest van het fiscale stelsel: twee vorstelijke subsidies waar bepaalde groepen in zeer aanzienlijke mate van profiteren. Ik denk dat dat de balans in het debat over de vraag wie er in Nederland nou terecht of onterecht, gelijk of ongelijk wordt behandeld, echt ten goede zou komen. Het zou de heer Van Rooijen sieren als hij dat voortaan in zijn beschouwingen zou meenemen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Volgens mij daalt de heer Vendrik een beetje af van het pad dat hij opging, omdat hij nu ook begint over de belasting eigen huis. Hij mag van mij wel weten dat mijn fractie — met het CDA, de heer Van Kesteren vorige keer — mordicus tegen de verhuizing van de eigen woning naar box 3 is. De ouderen worden daar weer extreem zwaar getroffen, omdat zij degenen zijn die hun hypotheek hebben afgelost en dus helemaal voor de volle waarde van het huis worden belast, terwijl de werkenden, de jongeren, een hypotheek hebben en daardoor veel minder getroffen zullen worden. Ieder voorbeeld dat ik noem of dat in de politiek op tafel komt, is een ramp voor ouderen. Ik zal er nog een noemen. Uw fractie is daar ook voor. Voorzitter, als u mij toestaat.

De voorzitter:

Kort graag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

GroenLinks wil de fiscalisering van de AOW ook nog. Dat betekent een lastenverzwaring op de AOW van 11 miljard, waarvan na de compensatie voor de AOW op basis van netto-netto 6 miljard belastingverhoging voor AOW'ers overblijft. Als ik u nóg niet duidelijk genoeg heb gemaakt hoe ouderen worden gepakt, dan weet ik het niet meer. Maar misschien moeten we daar een andere keer nog maar eens verder over praten.

De voorzitter:

Dat lijkt me een goed voorstel.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ben benieuwd of u bereid bent morgen het voorstel in uw programma over de fiscalisering van de AOW in te trekken.

De voorzitter:

U krijgt nog een tweede termijn, waarin u hierop door kunt gaan. Ik ga nu door naar de volgende spreker. Dat is de heer Essers. Tussendoor meld ik nog voor de goede orde, meneer Van Rooijen, dat een aangehouden motie eigenlijk niet opnieuw wordt ingediend. Maar ze kan alsnog door u voorgedragen worden om in stemming gebracht te worden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ja, dat is gebeurd.

De voorzitter:

De heer Essers namens het CDA.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Essers i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Mij past bescheidenheid na al dit geweld van collega Van Rooijen, maar ik zal toch een poging doen. Vanwege de demissionaire status van het huidige kabinet bestempelt de regering het belastingpakket 2022 als "beleidsmatig beperkt in omvang". Dat laat onverlet dat de leden van de commissie voor Financiën kilo's papier hebben moeten verwerken om dit beleidsmatig beperkte pakket tot zich te kunnen nemen. Op vele vragen die deze leden hebben gesteld, antwoordt de regering dat zij door die demissionaire status daar niet op kan ingaan. Hoe begrijpelijk dat wellicht ook moge zijn, het belooft niet veel goeds voor de inhoudelijke kwaliteit van het debat dat we vandaag en morgen met elkaar voeren.

Desalniettemin hoop en reken ik er ook op dat de aanwezige bewindslieden van Financiën zich niet zullen verschuilen achter deze gemakkelijke uitvlucht — zo ken ik ze ook niet — maar dat zij de gelegenheid te baat zullen nemen en de uitdaging aanvaarden om vlak voor de start van een nieuw kabinet terug te blikken op de afgelopen vier jaren fiscaal beleid en daarbij tevens een vooruitblik te werpen op noodzakelijk nieuw beleid. Noodzakelijk, want de problemen met het huidige belasting- en toeslagenstelsel stapelen zich op. Die zijn niet langer met een tariefmaatregel hier of een fiscale incentive daar op te lossen. Aan een grondige fundamentele herziening van dat stelsel is niet meer te ontkomen. In één adem moet hier ook bij worden vermeld dat het functioneren en de capaciteit van de Belasting- en Toeslagendienst drastisch moeten worden verbeterd, niet in de laatste plaats als het gaat om de ICT-capaciteit en -kwaliteit. Ook zorgelijk is dat de verhouding tussen de Belastingdienst c.q. het departement met de belastingadviseurs en hun beroepsorganisaties de laatste tijd onder druk staat. Ik kom daar later in mijn betoog op terug.

Maar, voorzitter, er zijn thans actuele ontwikkelingen gaande die verder uitstel niet gedogen. Dan doel ik onder meer op de uit de hand lopende inflatie. Deze treft vooral mensen die wat gespaard hebben en AOW'ers met een klein pensioentje. Wat wordt er gedaan aan de verbetering van de koopkracht van de laatstgenoemden, zo vraag ik het kabinet uitdrukkelijk. En in hoeverre heeft de stijgende inflatie invloed op de plannen van dit kabinet om in box 3 het feitelijke rendement te belasten? Is dat feitelijk rendement, zoals het hoort, inderdaad het rendement gecorrigeerd voor inflatie?

Dan nu enkele andere, meer structurele problemen van ons belastingstelsel. Het kernprobleem zit in het feit dat een van de belangrijkste beginselen van het belastingrecht, het gelijkheidsbeginsel, volstrekt onvoldoende wordt gerespecteerd. Bij de toetsing van dit beginsel is iedere keer weer de vraag of de bestaande juridische verschillen ook de verschillen in fiscale behandeling rechtvaardigen. Zonder ook maar enigszins naar volledigheid te streven, noem ik de verschillen in behandeling tussen ondernemers/zzp'ers en werknemers, tussen woningbezitters en huurders, tussen beleggers en andere categorieën belastingplichtigen, maar ook tussen beleggers onderling, tussen toeslaggerechtigden onderling, tussen ib-ondernemers en dga's met hun bv's, tussen het mkb en grote, vaak multinationale ondernemingen. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Vorig jaar heeft deze Kamer onder meer aandacht gevraagd voor het probleem van het ontbreken van een globaal evenwicht tussen de belastingheffing van de ib-ondernemer en de dga en zijn bv. Een tijdens dat debat Kamerbreed aangenomen motie heeft onlangs geresulteerd in een fraai overzicht van de zijde van het kabinet met de oorzaken van het ontbreken van dat globale evenwicht en mogelijke oplossingen. Het maken van keuzes tussen deze oplossingen wordt echter, niet verrassend, aan een volgend kabinet overgelaten.

Voorzitter. Maar wat schetst onze verbazing als in de memorie van antwoord op een vraag van de CDA-fractie wordt opgemerkt dat een grote herziening van het belastingstelsel niet per se nodig zou zijn om het verschil in belastingdruk tussen ib-ondernemers, resultaatgenieters, werknemers en dga's met hun bv te verminderen? Dit antwoord riekt helaas naar pappen-en-nathoudenmaatregelen en symptoom bestrijdende lapmiddelen, zoals we bijvoorbeeld zien bij het aangehouden wetsvoorstel Excessief lenen, dat alleen geldt voor leningen door de bv aan de dga van meer dan een half miljoen euro. Er zijn fundamentele verschillen aan de orde, die je niet met dit soort maatregelen kunt oplossen. Zie bijvoorbeeld het fundamentele verschil in behandeling in het onderscheiden tussen ondernemings- en beleggingsvermogen bij een ib-ondernemer, waarbij dat geschiedt op basis van de leer van de vermogensetikettering, en het afwezig zijn van dit onderscheid bij de bv op grond van de ondernemingsfictie van artikel 2, lid 5 Wet vennootschapsbelasting, waardoor dga's box 3-beleggingen in hun bv kunnen onderbrengen en box 2-heffingen kunnen uitstellen. Ook kan een bv zakelijke loon- en huurbetalingen aan haar dga voor de toepassing van de vennootschapsbelasting in aftrek brengen bij de winstberekening, terwijl een ib-ondernemer dat niet kan. De dga heeft weer te maken met een gebruikelijkloonregeling en terbeschikkingstellingsregeling, een ib-ondernemer niet. Een ib-ondernemer kan ook geen civielrechtelijk en fiscaal erkende lening aangaan bij zijn ib-onderneming, in tegenstelling tot de dga bij zijn bv.

Als je alleen al naar deze voorbeelden kijkt, dan is het toch meer dan duidelijk dat je er niet bent met een eenvoudige aanpassing van de tarieven om deze verschillen op te lossen. Hierbij zal het gehele boxenstelsel in aanmerking moeten worden genomen. De ib-ondernemer valt immers in box 1, met veel ondernemingsfaciliteiten, en de dga in box 2, met veel mogelijkheden tot inkomensuitstel. De beleggingen van de ib-ondernemer worden belast in box 3, terwijl de in de bv ondergebrachte beleggingen fictief worden aangemerkt als ondernemingsvermogen. Soortgelijke vragen kunnen worden gesteld ten aanzien van de zzp-problematiek in relatie tot de fiscale behandeling van werknemers. Wij verzoeken de staatssecretaris van Financiën hierop te reflecteren, met daarbij graag speciale aandacht voor de werking van artikel 2, lid 5 Wet vennootschapsbelasting en de te verwachten toekomst van het aangehouden wetsvoorstel Excessief lenen. Is de staatssecretaris het met de CDA-fractie eens dat, door in een nieuw stelsel meer ruimte te bieden aan dga's en hun bv's met reële ondernemingsactiviteiten, de huidige fiscale winsttarieven voor mkb-ondernemingen substantieel kunnen worden verlaagd?

De heer Crone i (PvdA):

Ik wacht even, want ik denk dat u het blokje over de ondernemers en de vermogensbelasting in het algemeen heeft gehad?

De heer Essers (CDA):

Ja.

De heer Crone (PvdA):

Kunt u commentaar geven op het artikel van Cnossen en Jacobs, overigens een voorstel uit hun boekje van vorig jaar, dat je alle vermogens juist gelijk moet behandelen, wat u in feite impliciet zegt, en dat je dan met één aanpak, met gelijke grondslagen en gelijke tarieven, al die arbitrage weghaalt?

De heer Essers (CDA):

Als u mij vraagt naar mijn mening ten opzichte van het artikel van Bas Jacobs: dat is mij voor een heel groot deel uit het hart gegrepen. Maar ik roep dat al heel lang. Ik sta hier al een tijdje. Als u mijn bijdragen leest aan al die belastingplannen van afgelopen jaren, dan zult u zien dat dit continu mijn betoog was. Je moet gelijke gevallen gelijk behandelen en ongelijke gevallen naar rato van de ongelijkheid.

De heer Crone (PvdA):

Misschien kunnen we afspreken dat als we volgend jaar hier spreken — misschien bent u dan wel staatssecretaris of minister, maar los daarvan — we van het nieuwe kabinet verlangen dat daar een voorstel voor ligt. We zeggen dit al jaren tegen elkaar. De Eerste Kamer heeft dan natuurlijk een belangrijke rol — zeker, zonder ons heeft u ook geen meerderheid — om volgend jaar samen op dat punt door te bijten.

De heer Essers (CDA):

Ik nodig de heer Crone daar van harte toe uit. Tot dusverre worden de problemen die ik heb aangestipt wel aangepakt, maar het is vaak symptoombestrijding. Als je dit grondig wilt doen, dan moet je echt stippen aan de horizon zetten en ernaartoe werken. Die stippen aan de horizon ontbreken nog veel te veel.

De voorzitter:

De heer Crone, tot slot.

De heer Crone (PvdA):

Ik zie nu voor het eerst hoop gloren bij deze nieuwe coalitieonderhandelingen, want ik verwacht dat dit allemaal niet zomaar gezegd wordt, dus dat we volgend jaar een mooi vermogensbelastingdebat kunnen hebben.

De heer Essers (CDA):

...

De heer Vendrik i (GroenLinks):

De heer Esser roept de staatssecretaris op tot reflectie over de afgelopen vier jaar.

De voorzitter:

Essers.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Essers, excuus. Bij dezen doe ik dat richting de heer Essers. Wat is er de afgelopen vier jaar gebeurd in dat fiscale debat? Hoe zat het regeerakkoord eigenlijk in elkaar? Waarom heeft het kabinet niet gedaan wat u hier bepleit? Waarom lijkt u hier dezelfde analyse te maken als vier jaar geleden? Wat hebben we gedaan?

De heer Essers (CDA):

Wat hebben we gedaan? Het begint natuurlijk met plannen maken. We moeten afwachten wat in het nieuwe regeerakkoord gaat staan, maar je ziet toch heel snel dat men zich aanpast aan de hitte van de dag. Je moet beginnen met het maken van plannen die over een jaar of vier daadwerkelijk tot resultaten leiden. Als je dat niet doet, dan blijf je natuurlijk achter de feiten aan lopen. Dan heb je een wetsvoorstel Excessief lenen dat wel iets oplost, maar waar de praktijk zich heel makkelijk aan kan aanpassen. Dat is geen fundamentele oplossing voor het probleem van box 2 in relatie tot box 3 en box 1. Zolang je dat niet doet ... Je hebt dat de laatste keer kunnen zien bij de Wet inkomstenbelasting 2001. Dat is alweer heel wat jaren geleden. Als je steeds verdergaat in dat patroon, dan kom je niet tot fundamentele oplossingen. En als het nu niet gebeurt, zitten we over vier jaar weer hetzelfde verhaal te houden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

In het kader van een beetje zelfreflectie: het CDA was in 2017 een van de formerende partijen, net als nu. Waarom heeft het CDA dat dan destijds niet afgedwongen? Waarom heeft de Eerste Kamerfractie van het CDA in 2017 niet meteen gezegd: zo gaan we het niet doen; we hebben die fundamentele fiscale herziening nodig? Waarom is dat niet gebeurd?

De heer Essers (CDA):

Ik kan daar geen verantwoordelijkheid voor nemen. Ik roep even het debat in herinnering dat u net had met collega Van Rooijen. Het gaat natuurlijk om het geheel. Het gaat niet alleen maar om de fiscaliteit. Het gaat om een totaalpakket en je moet daar keuzes in maken. Dat snap ik heel goed. Alleen moet je soms onderkennen dat het niet maken van keuzes op het fiscale terrein doorwoekert op heel veel andere terreinen. Daar moet je op een gegeven moment een prijs voor betalen. Als wij bezuinigen op de Belastingdienst, dan krijg je wat je gezaaid hebt. Dan weet je dat een dienst op een gegeven moment die uitdaging niet aankan. Op het moment dat we dat erkennen, moeten we bereid zijn om daarin te investeren.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mag ik het dan zo opvatten dat de heer Essers hier eigenlijk zegt: als het nieuwe regeerakkoord niet echt een dekkend, omvangrijk, stevig pakket van fiscale hervormingen bevat waarin we de zaken goed aanpakken, dan kan het nieuwe kabinet met deze CDA-fractie geen zaken doen?

De heer Essers (CDA):

Nee, die conclusie mag u niet trekken. Ik hoop en verwacht dat er op het fiscale terrein belangrijke keuzes worden gemaakt, maar ik begrijp ook dat er afwegingen worden gemaakt, dat het CDA niet de enige partij is in deze coalitie, dat er vier partijen zijn en dat het sowieso al een heel moeilijke zaak is om tot een compromis te komen. Ik loop al een tijdje mee. Wat dat betreft zijn mijn verwachtingen ook weer niet al te hoog gestemd, maar je moet wel, vind ik, vanuit de Kamer er iedere keer weer op blijven wijzen: waar schort het aan? Laten we ons nou niet wijsmaken dat al die maatregelen echt tot een fundamentele herziening leiden.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, meneer Essers.

De heer Essers (CDA):

Dan ga ik het over de eigen woning hebben. Ook het fiscale regime voor de eigen woning is volgens ons toe aan een grondige herziening, al was het maar door de grote complexiteit van de wirwar aan regelingen. Wij vragen de staatssecretaris om hierover zijn licht te laten schijnen, met speciale oplossingsrichtingen, waarbij ik speciale aandacht vraag voor een defiscalisering van de eigen woning. Door de eigen woning niet langer in box 1 te betrekken, maar deze ook niet over te hevelen naar box 3 — het naar onze mening terecht bekritiseerde voorstel van De Nederlandsche Bank — lijken met defiscalisering veel van de aan het huidige eigenwoningregime klevende nadelen te verdwijnen.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik wilde nog even terugkomen op de Wet excessief lenen. Daar hebben wij ook onlangs een motie over ingediend, die niet is gesteund door het CDA. Als ik het goed begrijp, bent u voorstander van die wetgeving. Begrijp ik dat nu net goed uit uw betoog, meneer Essers?

De heer Essers (CDA):

Nee, ik heb gezegd: het is symptoombestrijding. Symptoombestrijding betekent dat je niet de kern van het probleem oplost. Niettemin kan het soms ook goed zijn om een symptoom weg te nemen, want dan heb je in ieder geval een stapje in die richting gezet, maar het is geen fundamentele oplossing.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Nee, dat het geen oplossing is, dat ben ik helemaal met u eens. Daarom heb ik onze motie toen ingediend. Maar ik wil er wel even op wijzen dat het gaat over vijf ton. In de meeste grote steden kun je daar amper een etage voor kopen. De huizenprijzen zijn natuurlijk enorm gestegen. Ik krijg nu heel veel mails en bezorgde berichten van ondernemers die nu al anticiperen op die wetgeving. Daarom hebben wij ook gezegd: geef duidelijkheid en stel het uit. Want zeker met de corona zijn heel veel ondernemers al extra getroffen. Dus dit hangt voor veel mensen nu als een nieuwe molensteen boven hun hoofd. Is de heer Essers met mij eens dat het nou echt bepaald bevorderlijk is voor het mkb om uit de coronacrisis te komen als je met dit soort nieuwe maatregelen komt, al is het volgens hem symptoombestrijding?

De heer Essers (CDA):

Collega benadert het van een andere kant, namelijk: in hoeverre is het nou in het voordeel van dga's? Natuurlijk, zo'n wet beperkt hun mogelijkheden. Ik heb het nu vooral over de problematiek van box 2, met de mogelijkheid van inkomensuitstel, in relatie tot box 3 en box 1. Ib-ondernemers kunnen helemaal geen lening bij hun onderneming opnemen. Dat kan alleen een dga, omdat de bv wordt gezien als een aparte rechtspersoon. Dat is geen oplossing voor het probleem. U zegt dat veel mensen dat geld nu nodig hebben in het kader van de coronacrisis. Ja, dat is een ander verhaal. Maar daar had ik het nu niet over.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Nee, maar u bent bij de patiënt een probleem in zijn been aan het oplossen, terwijl hij ondertussen aan zijn hart een probleem krijgt. Dus u maakt het probleem eigenlijk daarmee nog erger. Door de corona staat er nog 16 miljard uit aan belastingschulden. Dat heeft de staatssecretaris de vorige keer gezegd. Als deze wet daarbovenop komt, waar iedereen nu al op anticipeert, gaan heel veel mensen denken … En heel veel mensen hebben natuurlijk geld geleend van een bv in de coronacrisis, omdat er gewoon geen inkomsten waren. Ik zou toch echt het CDA met klem willen adviseren om er nog eens goed over na te denken.

De heer Essers (CDA):

Dat doen we voortdurend. Ik wil toch wel het volgende opmerken. Ik ben ervan overtuigd: als je een goede oplossing zoekt, kun je mkb'ers met echte, reële ondernemersactiviteiten tegemoetkomen met veel lagere tarieven. Het probleem is nu dat heel makkelijk beleggingen in een bv kunnen worden ondergebracht. De vraag is of je daar nou de coronacrisis mee gaat oplossen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, meneer Essers.

De heer Essers (CDA):

Een andere vraag aan de staatssecretaris betreft de problematiek van de beleggers die woningen opkopen, om deze vervolgens tegen hoge huren te verhuren. Wordt het niet tijd om de grens met ondernemerschap dan wel inkomsten uit overige werkzaamheden duidelijker in de wet te markeren ten opzichte van beleggen, in plaats van te blijven vertrouwen op het vage, in de praktijk niet goed werkbare begrip "normaal vermogensbeheer", zoals dat in de rechtspraak is ontwikkeld?

Voorzitter. Dan de toeslagenproblematiek, het kinderopvangtoeslagschandaal voorop. Hierover is al veel gezegd en er zal ongetwijfeld nog veel over worden gezegd in deze Kamer, ook naar aanleiding van een door de werkgroep van de Eerste Kamer uitgevoerde evaluatie over haar eigen rol in dat verband.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Ik wist niet dat de heer Essers, mede door de interruptie, even bij het eigen huis stopte. Hij zei dat hij met 50PLUS tegen de verhuizing naar box 3 is. Ik hoorde hem zeggen dat hij eigenlijk voor defiscalisering is, dus dat je het ook uit box 1 haalt. Ik heb dat bij de Algemeen Financiële Beschouwingen ook naar voren gebracht. Ik vraag de heer Essers eigenlijk of we niet samen de komende tijd kunnen bezien hoe we dat gaan realiseren als het kabinet daar niet mee komt en het zelfs onverhoopt naar box 3 gaat fietsen. Kunnen wij de woning dan uit box 1 fietsen, defiscaliseren?

De heer Essers (CDA):

Ik ben altijd bereid om naar goede voorstellen te luisteren en samen te werken, maar ik hoop toch ook van het kabinet te horen dat het het voorstel van De Nederlandsche Bank geen goed idee vindt, zeker gelet op de huidige constellatie van heel hoge prijzen. Dat is geen goed idee. Dat zal geen bijdrage leveren aan het wegnemen van de woningcrisis.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor het duidelijke antwoord. Ten slotte, vindt u niet met mij — ik kijk ook naar de bewindslieden — dat het raar is dat Klaas Knot, de president van de onafhankelijke Nederlandsche Bank, dat roept? Volgens mij is dat niet zijn toezichttaak, niet zijn regelgevende taak en noem maar op. Mij verbaast het dat er van de zijde van het kabinet en van sommige fracties, anders dan de uwe en de mijne, geen reactie komt, waardoor misschien de indruk ontstaat bij de formerende fracties, waar het CDA overigens gelukkig bij hoort, dat ze dat kunnen doen, dat ze dat naar box 3 kunnen verhuizen. Als het huis naar box 3 gaat, dan leidt dat tot een lastenverzwaring van 5 miljard tot 8 miljard voor de mensen. Lees De Telegraaf van vorige week, waar dat nog eens keurig in staat. Met name de ouderen worden dan geraakt, omdat die hun hypotheek al hebben afgelost. Die gaan dus over de volle overwaarde — dat is dan de hele waarde — 1% belasting betalen. Dat is zo €5.000 bij een woning van 5 ton.

De heer Essers (CDA):

Ik vind het altijd goed dat een gerenommeerd instituut als De Nederlandsche Bank meedenkt en met adviezen en voorstellen komt, maar dit vond ik niet het beste voorstel. Dat ben ik met de heer Van Rooijen eens.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Essers (CDA):

Voorzitter. Wat ons veel zorgen baart bij de toeslagenproblematiek, is hoe wordt omgegaan met de compensatie van de getroffen ouders. Dreigt hier niet het volgende debacle te ontstaan of is daar niet al sprake van? Het ene compensatievoorstel buitelt over het andere, maar intussen neemt de groep gedupeerde ouders die nog altijd niet zijn gecompenseerd, alleen maar toe. Wij verzoeken de voor de toeslagen verantwoordelijke staatssecretaris hierop in te gaan en daarbij in het bijzonder aandacht te geven aan haar voornemen om niet alleen de gedupeerde ouders tegemoet te komen, maar tegelijkertijd ook de gedupeerde kinderen, voormalige echtgenoten en schuldeisers.

Naar onze mening zou het veel beter en efficiënter zijn om nu eerst de gedupeerde ouders volledig te compenseren en pas daarna de andere categorieën. Nu lijkt de staatssecretaris de toch al hoge frustraties van de gedupeerden alleen maar aan te wakkeren, omdat de wachtlijsten van degenen die al veel te lang wachten op compensatie, alleen maar toenemen, terwijl zich steeds maar nieuwe gegadigden aanmelden. Graag een reactie. Daarbij verzoek ik de staatssecretaris ook om een reactie te geven op het recente, onthullende artikel van Jesse Frederik in De Correspondent met de titel Hoe de compensatieregeling van de toeslagenaffaire gierend uit de hand loopt.

Dan vragen wij aandacht voor enkele EU- en OECD-ontwikkelingen. Onderdeel van dit belastingpakket is een voorstel van de regering als reactie op het zogenaamde Sofina-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie over een zaak waarin Frankrijk werd veroordeeld wegens schending van de vrijheid van kapitaalverkeer, omdat dit land buitenlandse verlieslijdende aandeelhouders slechter behandelde dan verlieslijdende binnenlandse aandeelhouders. De vraag is of de in het belastingpakket voorgestelde oplossing om de mogelijkheid te beperken van binnenlandse aandeelhouders om dividendbelasting te verrekenen niet op gespannen voet staat met het uitgangspunt van het Hof van Justitie in dat Sofina-arrest. Is het terecht om binnenlandse beleggers zwaarder te belasten vanwege een beslissing van het Hof die er nou net op was gericht om de verrekening van voorheffingen internationaal zo soepel mogelijk te laten verlopen met het oog op de EU-verdragsvrijheden, in dit geval de vrijheid van kapitaalverkeer en de interne markt? Wordt daarmee niet ten onrechte de indruk gewekt dat deze lastenverzwaring te wijten is aan Europa? Het gevolg is dat de Europese gedachte van vrijheid van kapitaalverkeer wordt geschaad, zoals we met name hebben gezien bij de aanpak van de fiscale eenheid. Graag een reactie.

In het belastingpakket 2022 wordt ook de intrekking van de vorig jaar veelbesproken — dat was ook in deze Kamer zo — Baangerelateerde Investeringskorting, de BIK, geregeld. Volgens de regering was dit nodig omdat de Europese Commissie geen zekerheid wenste te geven dat de BIK zou kwalificeren als geoorloofde staatssteun. Inmiddels zijn de met de BIK gemoeide gelden deels alweer voor hele andere doeleinden door de regering en de Tweede Kamer bestemd. Ook nu wordt de EU weer als zondebok aangewezen. De vraag is echter in hoeverre de kans op verboden staatssteun reëel was, gelet op het generieke karakter van de BIK. Daarbij komt dat deze maatregel was ingegeven door de coronacrisis. In veel andere lidstaten zullen soortgelijke maatregelen ook zijn bedacht. In hoeverre is het dan aannemelijk dat de Europese Commissie deze regeling zou aanmerken als verboden staatssteun? Wat waren precies de redenen voor de Europese Commissie om het generieke karakter van de BIK ter discussie te stellen? Het is belangrijk om dat te weten in verband met mogelijke toekomstige voorstellen op dit gebied. Of is het zo dat het intrekken van de BIK de regering politiek gezien helemaal niet zo slecht uitkwam, zeker in de formatietijd, en was het argument van de verboden staatssteun snel gevonden?

Op de BIK is veel terechte kritiek geweest, maar dat kwam vooral vanwege de gebrekkige voorbereiding en vormgeving. Zo was de naam verkeerd: er was helemaal geen directe koppeling met banen. Er ontbrak een desinvesteringsregeling. Bovendien maakte de regeling deel uit van een veel omvangrijker pakket, waardoor de Eerste Kamer wegens het ontbreken van het recht van amendement geen recht werd gedaan. Maar de gedachte om via de BIK zowel investeringen te stimuleren als de lasten op arbeid terug te brengen, was helemaal zo gek nog niet. Die kan wellicht nog als inspiratie dienen voor de toekomstige vormgeving van fiscale ondernemingsfaciliteiten die gericht zijn op lastenverlichting voor arbeid in ruil voor lastenverzwaring voor vervuiling.

Waar de EU en met name het Hof van Justitie van de Europese Unie in het verleden op fiscaal terrein opvielen als voorvechters van de vier vrijheden en daarmee van het beschermen van de burgers voor fiscale aanslagen op het gelijke speelveld, werpt de EU zich de laatste jaren vooral op als bestrijder van multinationals die het gebrek aan harmonisatie op fiscaal terrein benutten door gebruik te maken van belasting vermijdende constructies. Staatsteunprocedures tegen onder meer Starbucks en Apple, de al dan niet voorgenomen invoering van BEPS, ATAD en BEFIT in combinatie met de spectaculaire plannen van de G20 en OECD voor de introductie van een aangepast transfer-pricingstelsel in pillar 1 en een wereldwijd minimum Vpb-tarief van 15% in pillar 2, zijn in het oog springende voorbeelden hiervan. Ook het oorspronkelijk als tegemoetkoming aan het bedrijfsleven bedoelde idee van een grensoverschrijdende, gemeenschappelijke en geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting, CCCTB, met de mogelijkheid van grensoverschrijdende verliesverrekening, is inmiddels met de voorziene opvolger, BEFIT, overwegend in het teken komen te staan van de voorkoming van belastingontwijking.

Nu juichen wij de aandacht voor het tegengaan van agressieve belastingconstructies alleen maar toe — laat dat duidelijk zijn — maar dan moet de aanpak voor het behouden van draagvlak wel gepaard gaan met een helder bestedingsplan voor de daaruit resulterende extra opbrengsten en vooral evenwichtig zijn. Hierbij past dat er bijvoorbeeld ruimte is voor tegenbewijsmogelijkheden voor belastingplichtigen, dat de focus niet alleen ligt op het voorkomen van dubbele niet-heffing en dat dubbele heffing niet wordt gezien als bijkomende onvermijdelijke schade die belastingplichtigen zichzelf zouden aandoen.

Ook tijdens de behandeling van het onderhavige belastingpakket hebben wij weer een paar staaltjes gezien van zogenoemde prohibitieve wetgeving, waarbij een beroep op proportionaliteit en op voorkoming van dubbele heffing kennelijk niet serieus wordt genomen. Ik zou in dit verband de staatssecretaris willen vragen — gelet op de tijd ga ik nu niet verder in op de schriftelijke gedachtewisseling die we hebben gehad over artikel 8b tot en met 8d in het kader van de matchingverschillen — om in een artikel nog eens aandacht te besteden aan de verhouding met niet-onderworpen of vrijgestelde lichamen. Daar is heel veel onduidelijkheid over in de praktijk. Minstens zo belangrijk is dat alle energie die gaat zitten in het tot stand brengen van al deze anti-ontgaansmaatregelen, niet ten koste mag gaan van het bestrijden van de vele nog steeds bestaande fiscale barrières binnen Europa. Daar vernemen we de laatste tijd niet zo heel veel meer over. Is de staatssecretaris het met die analyse eens?

Gelet op het zeer beperkte terrein waarop de maatregelen van de G20 en de OECD inzake pillar 2 van toepassing zijn — de omzet moet hoger zijn dan 750 miljoen euro — is de vraag of er niet te veel van wordt verwacht bij het tegengaan van oneigenlijke fiscale concurrentie en agressieve belastingplanning. Er blijven immers door die hoge grens nog vele bedrijven buiten de werking van die maatregel. Bovendien zijn onder meer investeringsfondsen en staatsbedrijven ervan vrijgesteld. Geeft die laatste vrijstelling niet extra veel vrijheid aan sommige landen waar staatsbedrijven veel voorkomen? Worden daarmee niet "gewone" Vpb-plichtige bedrijven achtergesteld? Graag een reactie van de staatssecretaris op deze zorgen.

Voorzitter, ter afronding. We vragen de bewindslieden om te reflecteren op de positie van de Belastingdienst. Komt het nog goed — en zo ja, wanneer — met de versterking van de ICT-structuren en de aandacht voor de cruciale rol die de Belastingdienst heeft bij de rechtsbescherming van burgers? Komt het nog goed met het zelfvertrouwen en het vroeger zo sterke esprit de corps van de dienst; fortiter in re, suaviter in modo? Wordt het bovendien niet hoog tijd dat de belastinginspecteur weer een menselijk gezicht krijgt en er gewoon weer een loket komt waar de mensen naar binnen kunnen lopen met hun vragen?

Ook stellen wij vraagtekens bij de recente ontwikkelingen in de verhouding tussen de Belastingdienst/ministerie van Financiën en de beroepsorganisaties van belastingadviseurs, met name de NOB en het RB. Met stijgende verbazing hebben wij de discussie over het al dan niet beantwoorden door de staatssecretaris van de wetgevingsadviezen van de NOB gevolgd. Alsof er een soort staatsrechtelijk dogma zou bestaan dat deze adviezen een hogere status zouden hebben dan de adviezen van andere belangenorganisaties. Anderzijds geeft het toch ook geen pas om deze adviezen bij voorbaat als eenzijdig en partijdig weg te zetten. Parlementariërs zijn goed in staat om wat dat betreft hun eigen afweging te maken.

Meer in het algemeen is deze discussie kenmerkend voor de verharding van de toon waarop fiscalisten de laatste tijd met elkaar in debat treden, terwijl zij elkaar in een steeds complexer wordende samenleving nu juist harder dan ooit nodig hebben. Of is de geest van samenwerking die begin eenentwintigste eeuw is versterkt door de introductie van het destijds revolutionaire concept van horizontaal toezicht, in combinatie met de invoering van het Tax Control Framework, vijftien jaar geleden, alweer naar de verre horizon verdwenen? Graag vernemen wij hierover de mening van de staatssecretaris van Financiën.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Essers. Dan is het woord aan de heer Crone namens de fractie van de Partij van de Arbeid.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Crone i (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik ben nummer zeven en ik ben ook de zevende in een gezin van acht kinderen, dus ik weet dat je de boel dan weer een beetje moet oppeppen, overigens niet ten nadele van het zeer interessante verhaal van de heer Essers, dat ik op heel veel punten steun.

Allereerst dank aan beide staatssecretarissen voor de klus die ze aan het klaren zijn tot nu toe, want dat is niet makkelijk. Ik weet nog het laatste debat dat ik met de heer Snel had. Toen deed hij een toezegging aan mij en drie dagen later is hij afgetreden. Zijn laatste toezegging ging overigens over de energiebelasting en had niks te maken met zijn aftreden. Dus u moet mij geen toezeggingen doen; zo val je in je eigen zwaard, dank u wel, mevrouw Jorritsma.

De staatssecretaris heeft natuurlijk wel een klus gekregen en nu veel dingen moeten doen, maar ik vind het mooi dat hij het open debat altijd leuk vind en daar dank ik hem op voorhand voor; een beetje zoals de oude directeur van het CPB, als economen onder elkaar. Ik hoop dat hij dat blijft doen, in welke rol dan ook. Dan zullen we heus wel corrigeren. Dat moest bij Zalm ook. Die ging soms mee in dingen en dan dacht hij opeens: o, dat kan politiek eigenlijk niet meer. Dat heb ik liever dan dat duiken en niet antwoorden, zoals we een paar weken geleden met zijn minister hebben meegemaakt.

Ook zeer veel respect voor mevrouw Van Huffelen, natuurlijk. Ik ga helaas niet uitgebreid in op de toeslagenaffaire, omdat binnenkort — waarschijnlijk deze week — een interne werkgroep van de Eerste Kamer rapporteert over wat wij als wetgever beter hadden moeten doen. Dat wordt interessant. We zijn zelf ook onderdeel van het probleem. De anderen hebben al vragen gesteld waar ik graag het antwoord op afwacht.

De algemene lijn zal voor mij zijn: heffen moet je toch op dingen doen die je wilt ontmoedigen, en je moet lasten verlagen op punten die je wilt bevorderen. Dit kabinet heeft helaas in dit Belastingplan een paar keuzes precies de verkeerde kant op gemaakt — ik kom daar straks op terug — waardoor inkomensverschillen groter worden, arbeid wordt ontmoedigd en het milieu niet beter wordt geholpen. Ik heb vorig jaar voorspeld dat ik dit keer alleen wilde spreken over vergroening, maar dan vooral over: hoe zorg je dat vergroening in het algemeen, de transitie, ook eerlijk landt? Want dingen duurder maken, dat is één kant en daar ben ik voor, maar hoe compenseer je dan soms mensen en help je ze? Maar vol verwachting klopt mijn groene hart. Ik had natuurlijk in mijn tekst geschreven dat vandaag het regeerakkoord helemaal zou uitkomen, want dat was vorige week beloofd. Dat kan nu niet meer, dus ik hoop dat de staatssecretaris antwoord geeft als oud-directeur CPB, en dan laat zien hoe het zou moeten. Dan kunnen wij woensdag zien of het zo is gegaan. Dus zegt u alstublieft zo veel mogelijk uit uw hart.

Een belangrijke studie die net is uitgekomen, is van de Universiteit Leiden en het CBS over de inkomensverdeling in Nederland van de afgelopen 30 jaar, vanaf 1990. Opmerkelijk: Koen Caminada en anderen tonen aan dat er een opmerkelijke ontzettend constante netto-inkomensverdeling in Nederland is. Dat geloofde niemand, want we hebben toch allemaal gezien dat er bruto zo veel verschillen zijn ontstaan. Maar belastingbeleid doet er dus toe. We kunnen ze via het belastingbeleid heel goed corrigeren, al die verschillen die er zijn geweest, door belastingtarieven, kortingen, toeslagen, sociaalzekerheidsstelsel enzovoort. En dat is opmerkelijk, want ik ben er altijd trots op dat we de scheefheid van de markt kunnen corrigeren — jammer dus dat het kabinet een paar foutjes maakt; daar kom ik straks op terug — maar de PvdA zal hieraan blijven werken. En opmerkelijk: dit is niet alleen gebeurd als wij in de coalitie zaten; juist rechtse kabinetten willen dat ook altijd, want anders gaan wij oppositie voeren daartegen. Dus het is opmerkelijk hoe constant die inkomensverdeling is. Precies, ik denk dat in Nederland iedereen vindt dat we een vrij constante eerlijke inkomensverdeling moeten hebben! Mevrouw Jorritsma leest nu voor de tweede keer mijn tekst, en een zin eerder dan ik. We kennen elkaar al zo lang.

Maar goed, ik ben er dus trots op dat we die constante verdeling hebben gehad, maar dat wil niet zeggen dat die goed is; want "constant" wil niet zeggen "goed". Dat heeft mevrouw Jorritsma vast nog niet gelezen: de hoogste inkomens betalen te weinig, 49,5%. Toen ik ooit in de Eerste Kamer kwam, was dat nog 72,5%. Ik zeg niet dat dat terug moet, maar het kabinet heeft zich wel klemgezet, want met zo'n laag toptarief moet dus alles betaald worden door de middeninkomens; want natuurlijk hebben we ook een ondergrens. En dan gaan we dat toptarief natuurlijk voor een deel corrigeren door inkomensafhankelijke afbouw van de kortingen, waardoor ook middeninkomens denken: "Hoezo 49,5%? Ik betaal meer door die afbouw van die kortingen". De middeninkomens komen klem, want die krijgen dan gecompenseerde toeslagen. Nou, het woord "ellende" is alweer gevallen. En omgekeerd, voor de onderkant valt er natuurlijk ook niks te halen. Ik heb daar vragen over gesteld, maar de antwoorden vind ik niet bevredigend. Maar ik ben dus heel benieuwd of de staatssecretaris ook even met de benen op tafel kan zeggen hoe dat nu gaat. Want het nieuwe kabinet gaat natuurlijk veel investeren. Dat is hartstikke goed, maar gaan ze het dan weer weghalen bij de middeninkomens? Dat kan niet anders, want het toptarief staat klem. Of kunnen we het perspectief krijgen dat er weer een hoog toptarief komt? Ik kan daar straks nog een extra argument voor aangeven.

Waar het misgaat bij het kabinet over de inkomensontwikkeling, is de energiecompensatie. Het kabinet kiest voor een variant waarin de lage inkomens 1% dalen en de hoge inkomens maar 0,5%. Waarom eigenlijk? Waarom zorgt u niet dat juist de mensen aan de onderkant, die het minst flexibel zijn in hun koopkracht, de betere inkomenscompensatie krijgen? Maar het kabinet is niet achterlijk, dus staatssecretaris Wiersma heeft vrijdag een gebaar van goede wil gemaakt: mensen aan de onderkant krijgen wat extra's. Maar daar gaan we weer een soort toeslagencircus voor opbouwen. Dan moet je naar de gemeente, een bureaucratische aanpak, en die kost zomaar 20 à 30 miljoen, las ik ergens. Mensen moeten zich melden. Maar bovendien: dat is toch niet waardig, dat mensen zich moeten melden; dat is armoedebeleid. En ik zou in dit geval willen vragen aan staatssecretaris Van Huffelen, maar ook aan de andere staatssecretaris: gaat dit dan weer gekort worden op de toeslagen? Dus dan krijg je €200, wordt dat dan weer gekort op de toeslagen, of wordt dat pas na een jaar gedaan? Dat is dan allemaal prachtig. Het klinkt elegant, maar het is niet mooi. Het was toch fraaier om gewoon de huurtoeslag iets te verhogen, in plaats van alleen maar de energienota. En met een kleine correctie op de huurtoeslag — dat kost administratief helemaal niks — krijgen mensen het automatisch. Mijn vraag is heel concreet: kunnen we alsnog de huurtoeslag verhogen in plaats van die — laten we maar zeggen — fooienaanpak van staatssecretaris Wiersma? Een technisch supersimpel en superieur instrument. Overigens hebben de Woonbond en de FNV laten zien dat de koopkrachtverdeling dan veel eerlijker is voor de betrokkenen.

Dat wat betreft de energiecompensatie. Er is net ook al veel gesproken over de algemene koopkracht: er is een onvoldoende eerlijke koopkrachtreparatie. Ik sluit me aan bij de vragen van de heer Van Rooijen. Waarom gaat niet voor iedereen — de heer Vendrik zei het al — het wml omhoog, en niet alleen de AOW? Dan heeft iedereen voordeel van die €200 of €300 eenmalig. Waarom kiest het kabinet niet voor een algemene inkomenstoeslag?

Voorzitter. Het hoofdpunt is voor mij de marginale druk. Ik heb dat in vorige debatten ook gezegd. De marginale druk blijft hoog. Gelukkig is die nu wel wat afgevlakt. Althans, de schokken zijn eruit. Maar de marginale druk is voor hoge inkomens eigenlijk helemaal zo hoog. Hoge inkomens hebben een marginale druk van 49,5%. Maar de middeninkomens — de bouwvakkers, de verpleegkundigen, de onderwijzers — hebben een marginale druk van 60%, 70%, zelfs 80%. Wat is dat voor wereld op zijn kop? We willen toch juist dat die mensen niet alleen goed verdienen, maar ook extra gaan werken, extra arbeidsuren gaan inzetten? Anders kan het kabinet al zijn plannen ook niet uitvoeren. Dus waarom is de marginale druk voor de middeninkomens 60%, 70%, 80%, terwijl de marginale druk als je boven een ton zit, niet eens 50% is? Dus een goed argument om het toptarief te verhogen is: het toptarief moet gelijk zijn aan de marginale druk van de middeninkomens. Kan daarover een paragraaf in het regeerakkoord komen? Ik denk dat de ex-directeur van het CPB deze redenering zal onderschrijven: als je meer mensen, meer uren, in de arbeidsmarkt wilt hebben, moet je dat doen.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Nu is de heer Crone toch echt het paard achter de wagen aan het spannen. Het is absoluut het geval dat de marginale druk bij de middeninkomens veel te hoog is. Voor alleenstaanden met €30.000 is het al 81%, zag ik in de memorie van antwoord. Dat is natuurlijk absurd. Maar dan moet je natuurlijk niet zeggen: om dat recht te trekken gaan we de hoge inkomens nog meer belasten. Nee, we moeten meer naar een systeem zoals in Engeland. Volgens mij heeft u die motie van ons indertijd ook gesteund. Daar heb je een heel hoge personal allowance. Als je meer verdient, raak je die weer kwijt. Dan gaan de hoge inkomens daar weer voor betalen. Dat maakt het veel transparanter. Volgens mij heeft u dat idee van ons om daar onderzoek naar te doen toen ook gesteund, omdat dat het met name voor de lage en middeninkomens veel makkelijker maakt. Het is ook een veel simpeler en transparanter systeem dan weer allemaal nieuwe toeslagen invoeren en bij de gemeente dingen aanvragen. Ik ben het met u eens: dat moeten we allemaal niet doen. Dat maakt het veel te ingewikkeld. Is de heer Crone dat met me eens?

De heer Crone (PvdA):

Met uw eerste punt ben ik het zeker eens: hoe meer kortingen, hoe beter. Dat heb ik mee helpen invoeren in de vorige belastingherziening, in 2001. Korting is beter dan aftrekposten. Hoe hoger, hoe beter. Maar dit kabinet heeft ze allemaal weer afgebouwd. Het zijn nu een soort omgekeerde aftrekposten: hoe hoger je inkomen, hoe lager je korting wordt. Hierdoor wordt het onvoorspelbaar en ingewikkeld. De toeslagen maakten het nog erger. Daarom moet de korting generiek omhoog. Of het minimumloon moet omhoog. Dan heb je ook een generieke inkomensstijging. Dat is goed. Maar u ontloopt daarmee — want daar begon u mee — het toptarief. Waarom moeten mensen die … Ik heb die vraag letterlijk gesteld, over die tabellen over die marginale druk waar u ook naar verwijst. Ik heb over die tabellen een vraag gesteld. Daarin zie je dat als iemand met een hoog inkomen €1.000 meer gaat verdienen, hij daarover een belasting krijgt van 49,5%, terwijl een bouwvakker of een verpleegkundige die €1.000 meer gaat verdienen, 60% of 70% moet afdragen. U bent het toch met me eens dat dat niet eerlijk is?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, maar dat is toch een logische benadering? Die hoge inkomens gaan asymptotisch naar dat toptarief toe. U bent toch zelf econoom? Dat kunt u zelf ook bedenken. Dat is wat ik het paard achter de wagen spannen noem. Er moet vooral iets gebeuren aan de algemene heffingskorting aan de onderkant, voor de lagere en middeninkomens. Je kunt zeggen: daar is de druk te hoog, dus ga ik de druk boven nog hoger maken. Maar dat lost voor die mensen natuurlijk helemaal niks op. Dat lijkt me niet de goede aanpak.

De heer Crone (PvdA):

Kunnen we het er niet over eens worden dat we het allebei moeten doen? Dus aan de onderkant omhoog, met die kortingen, en aan de bovenkant het toptarief wat omhoog, want daarmee financier je dat ook. Je moet het ergens vandaan halen. Dan is het eerlijk en is het marginale tarief voor alle werkende mensen gelijk. Want waarom vindt u het eerlijk dat hoge inkomens minder belasting betalen dan lage inkomens? Er is geen land in de wereld waar dat zo is.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat is in principe niet zo beoogd in het tariefsysteem, maar die marginale druk leidt daar wel toe. Dan moet je het probleem dus daar oplossen. We kunnen ook minder geld aan allerlei andere zaken uitgeven. Het overheidsapparaat kost per jaar 10% van ons nationaal product. Ik heb al vaker gezegd dat daar best op te bezuinigen valt. Al dat gepolder: we hebben nu met corona gezien dat dat gewoon niet werkt. Er is dus een heleboel ruimte voor stroomlijning, waardoor ook belastingverlaging gefinancierd kan worden. Dat zou ons antwoord dan zijn aan de heer Crone.

De voorzitter:

Dan ga ik naar de heer Schalk.

De heer Schalk i (SGP):

Ik had ook een vraag naar aanleiding van die marginale druk. De heer Crone had het zojuist over de middeninkomens. Welke groep schaart hij daar ongeveer onder? Een modaal inkomen is zo'n €40.000. Wat bedoelt de heer Crone precies met de middeninkomens?

De heer Crone (PvdA):

Ik heb die vragen gesteld. In de memorie van antwoord — zo heet dat toch? Ja — zijn die allemaal keurig beantwoord met een mooie tabel en ook met een kleurengrafiek, waarin je precies ziet of de marginale druk door de tarieven of door de kortingen of door de toeslagen komt. Ik weet waar u naartoe wilt. Daar ben ik veel met u over in discussie. Het is natuurlijk voor alleenstaanden, alleenverdieners en tweeverdieners allemaal net iets anders, behalve voor de topinkomens, want die zitten altijd max op 49,5%. Maar dat is dus een van de redenen waarom ik eerdere vragen heb ondersteund om de kinderbijslag niet omlaag te doen, want dat is voor alle mensen verkeerd. Daarmee heb ik uw vraag, denk ik, beantwoord. Er zijn verschillende opties.

De heer Schalk (SGP):

Toch ietsje preciezer dan. Wat bedoelt de heer Crone precies met de middeninkomens? Is dat boven de €40.000, wat het modaal is, of daaronder?

De heer Crone (PvdA):

Nou, ik heb er geen strakke definitie van. Bij bijvoorbeeld tweeverdieners begint het middeninkomen bij €71.000. De 51% is bij €71.000, bij de tweeverdieners. Maar bij de alleenstaanden en de alleenverdieners is het natuurlijk wat hoger, omdat we die anders in het belastingstelsel hebben.

De heer Schalk (SGP):

Ik begrijp dus dat een middeninkomen ongeveer €71.000 zou zijn bij de Partij van de Arbeid, maar modaal is het inkomen in Nederland ongeveer €40.000. We hebben ook staatjes gekregen van de minister, in dat mooie blauwe boekje, waarin je ziet dat de helft van de werkenden ongeveer tussen de €18.000 en de €30.000 verdient. De middeninkomens zitten daar dus 2,5 keer zover boven. Als je bij de tweeverdieners bijvoorbeeld die €40.000 neemt, of neem €31.000, dan betalen ze 59%. Maar een alleenstaande — dan heb ik het nog niet eens over de eenverdiener — betaalt 88% belasting over elke extra verdiende euro. Die houdt €0,12 over.

De voorzitter:

Dus uw vraag is?

De heer Schalk (SGP):

Mijn vraag is: is de heer Crone het met mij eens dat we iets preciezer moeten kijken wat nou eigenlijk de groepen zijn waar we het hier over hebben? Bij €71.000 aan inkomen maak ik me eerlijk gezegd niet zo veel zorgen. Maar moeten we niet volop inzetten op de lage inkomens, en dan juist gericht op de alleenverdiener en de eenverdiener? Want daar loopt het helemaal ganselijk uit de hand.

De voorzitter:

De heer Crone, tot slot.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben het ten dele met u eens. Daar helpen zeker die hogere kortingen waar we net over spraken. Bij deze groep is de hoogste marginale druk. Voor het overige geldt, tot vrij hoog in het inkomensgebouw, dat iedereen last heeft van die hoge druk. Die is overal veel hoger dan die 49,5%. En dat was mijn punt. We moeten natuurlijk goed finetunen waar we op uit gaan komen. Ik denk dat de ex-directeur van het CPB mooie varianten neerlegt en dan zien we later wel of het ook zo in het regeerakkoord komt.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Ja, tot slot. Ik begrijp uit het hele betoog van de heer Crone dat hij zegt: we moeten mensen gelijk behandelen. Hier constateren we dat iets enorm uit de hand loopt. Moeten we daar dan niet de vinger bij leggen en vooral daarop focussen?

De voorzitter:

Mijnheer Crone, tot slot.

De heer Crone (PvdA):

Ja, eens. Ik leg het eerste accent op het punt dat de hoogste inkomens de laagste marginale druk hebben. Dat is ongelijke behandeling. U legt er wat dingen bij. Hoe ingewikkeld het ook is, ik kijk met u mee hoe we het kunnen oplossen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. De inkomensstudie van de Rijksuniversiteit Leiden die ik net zo prees, gaat niet over de vermogensongelijkheid. Dat zeggen ze ook expliciet. Daar zitten natuurlijk wel grote problemen, want de vermogensongelijkheid is natuurlijk toegenomen de afgelopen decennia. Ik wilde dus vragen of er nog een parade van Pen komt. Dat vond ik een mooi voorstel uit de Tweede Kamer. Dan kunnen we daar volgend jaar verder over spreken.

Nu gaat het vooral over verschillen bij de huurders en de eigen woningen — daar spreken we morgen over — en ik heb ook twee punten over de ondernemersvermogens. Allereerst is er de belastingontwijking. Daar hebben meerderen nu over gesproken. De staatssecretaris heeft heel royaal in de Eerste Kamer gezegd: het is een waarheid als een koe dat mensen door die tariefverschillen in de Vpb aan de onderkant arbitrage gaan zoeken. Ik neem aan en ik hoorde al dat op veel Rotaryclubs en aan veel borreltafels mensen aan het kijken zijn hoe ze deze belasting kunnen ontduiken. Het is te prijzen dat hij daar zo eerlijk in is, maar hij verliest ook zijn geloofwaardigheid als hij daar geen conclusie uit trekt. Ik kom toevallig uit een koeienprovincie, maar die melk, die koe ... volgend jaar zal er ook uit komen dat die arbitrage heeft plaatsgevonden. Ik steun het voorstel dus, of het nou een novelle of iets anders moet zijn, zoals de heer Vendrik zei. Waarom trekt u dit voorstel niet in? Dit is voor de geloofwaardigheid minstens zo erg als het andere punt waar ik het over wil hebben, namelijk box 3. Maar dit kan dus weg.

Dan box 3. Het is evident dat we vorig jaar een heel leuke discussie hadden over box 3. Staatssecretaris, u filosofeerde toen over de vermogensrendementsheffing, maar samen kwamen we algauw op het volgende uit. U kunt in plaats van een rendementsheffing en de fictie ook gewoon een platte vermogensheffing doen. Dan zeg je niet: u hebt rendement. Nee, je zegt: u krijgt gewoon een heffing, vrijstelling, over het vermogen. Daar ging u heel ver in mee, zodat het CDA en de VVD naar de microfoon stormden, zo van: dit is toch geen kabinetsbeleid? Staatssecretaris, het was toen volgens mij wel úw suggestie. Ik geloof dat het uit het verkiezingsprogramma van D66 kwam. Maar nu bent u in de stukken opeens heel enthousiast over een werkelijke vermogensrendementsheffing. U vraagt ook naar de PwC-studies en of dit nu allemaal goed te controleren valt, terwijl wij vorig jaar samen zeiden: dat wordt nog een papierwinkel. Gewone mensen kunnen hun vermogen niet verstoppen, want dat staat op je girorekening. Maar ieder ander gaat natuurlijk weer naar de belastingadviseurs.

Ik heb daar drie vragen over. Eén. Staatssecretaris, waarom bent u nu zo enthousiast? Je moet bijvoorbeeld nog beslissen of het huis erin zit en zo ja, tegen welke waarde. Twee. Je kunt je vermogen dan heel lang in je boxen laten zitten als uitgestelde liquiditeit. Je kunt dan mooi blijven beleggen op kosten van de belastingbetaler. Drie. Daar zit zowel het liquiditeitsmoment in als het uitstel van vermogen. Graag krijg ik ook uw commentaar op het volgende. Cnossen en Jacobs brengen nu naar voren: doe dan maar een vermogensrendementsbelasting, maar doe ook een forfaitaire voorheffing. Toen dacht ik: misschien zijn we het daar dan over eens. Je doet dan wel een heffing van tevoren, maar je rekent pas daarna af op basis van werkelijk rendement.

Voorzitter. Ik steun ook graag de vragen die zijn gesteld, onder anderen door de heer Vendrik, over de doorstroomvennootschap en de commissie-Ter Haar. Maar ik heb er zelf ook een vraag over gesteld, waar ik graag nu een beschouwing over wil horen. We zijn natuurlijk blij met het OESO- en G20-akkoord voor een algemeen tarief, namelijk 15%. Ik heb drie vragen. De eerste is: blijft Nederland een belastinghaven om belasting te kunnen ontduiken tot dat geëffectueerd is? Staatssecretaris, wat gaat u intussen doen om dat te voorkomen? Er zijn nog veel loopholes, zoals onder andere commissie-Ter Haar zegt.

Twee. Op welk tarief gaan we anticiperen? 15% is ver onder het Europees gemiddelde van 25%. Gaan we nu met z'n allen naar 15%? Maar nog erger, dat Europese gemiddelde van 25% is inclusief Oost-Europa. Het gemiddelde tarief in de westerse landen, onze concurrenten, is 30%. Bent u bereid om samen met de andere westerse economieën in Europa van de huidige 25% naar 30% te gaan? Dan is het allemaal gelijk. Nu loopt Nederland voorop met de belastingconcurrentie: 25,8%. Het is zelfs 15% voor de kleinere winsten. Dan zeggen de andere landen: Nederland staat op plaats één als belastingontduiker en Nederland loopt voorop in de ratrace van de vennootschapsbelasting. Ik ben dus ook benieuwd wat de ex-directeur van het CPB zegt en wat in het regeerakkoord zal komen.

Veel dank aan beide staatssecretarissen voor hun grote inzet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Crone. Blijft u nog even staan, want de heer Essers heeft een interruptie voor u.

De heer Essers i (CDA):

Ik heb het betoog van de heer Crone met veel interesse gevolgd. Ook ik herken er heel veel zaken in, maar één ding niet. Dat is het iedere keer erop duiden dat het Vpb-tarief niet hoog genoeg kan zijn. Dat snap ik niet. Het is toch een algemene economische regel — die kent de heer Crone ook — dat elke belasting wordt afgewenteld op burgers? Dus op het moment dat je dat Vpb-tarief gaat verhogen, gaan de lasten voor de burgers via de prijzen alleen maar omhoog. Ik ga er niet voor pleiten, maar ik wijs op het volgende. In 1992 hadden we een commissie-Ruding. Die pleitte ook voor een minimum Vpb-tarief. Deze commissie zei: je moet ook een maximum Vpb-tarief hebben. Wat vindt u daarvan?

De heer Crone (PvdA):

Allereerst ben ik het met u eens dat belasting altijd wordt ontdoken of ontweken als dat kan. Hef dus zo veel mogelijk op vastgoed. U steunt mij waarschijnlijk dat we het eigen huis enzovoorts ...

De heer Essers (CDA):

Nee, het wordt afgewenteld.

De heer Crone (PvdA):

Ja, maar sommige dingen kun je niet afwentelen, omdat ze gewoon vastzitten aan het land. Daarom is de Vpb eigenlijk een foute belasting. Maar we vinden toch allemaal dat ondernemers ook mee moeten betalen aan de voorzieningen waar ze van genieten, van research en development tot en met onderwijs en infrastructuur? Dus dan is het een simpele politieke keuze: hoe verdeel je de lasten tussen kapitaal en arbeid? Dan vind ik het heel redelijk dat je in Nederland een tarief doet, waarmee je niet vooroploopt in de ratrace, maar op zijn minst boven het gemiddelde zit. We zijn een rijk land en ondernemers zullen best iets meer belasting willen betalen, omdat we goede voorzieningen hebben. Dat zei overigens de heer Van Kesteren ook tijdens de Financiële Beschouwingen. Je kijkt dus niet alleen naar het belastingtarief, maar ook of je goede verbindingen, een goed rechtssysteem, goede werknemers enzovoorts hebt.

De heer Essers (CDA):

Maar iedere keer is het toch weer een kwestie van afwegen?

De heer Crone (PvdA):

Ja.

De heer Essers (CDA):

Je moet arbeid en kapitaal zo veel mogelijk gelijk belasten, maar voor mij gaat het te snel om te zeggen dat je ervan uitgaat dat het Vpb-tarief alvast omhoog moet. Nee, dat mag best omlaag, als de lasten op arbeid ook maar omlaaggaan. Je moet ook ten opzichte van het buitenland een goede positie blijven behouden.

De heer Crone (PvdA):

Die discussie hadden we altijd met premier Balkenende in de Tweede Kamer: de belasting moest omlaag, het financieringstekort moest omlaag en de overheidsuitgaven mochten niet omhoog. Dan zeg ik tegen u: het is kiezen. Als je wilt dat we investeren in de toekomst van onze kinderen, in onderwijs en klimaat en je wilt ook nog de inkomensverdeling een beetje gelijk houden, dan mogen ondernemers best een beetje meebetalen. En we komen uit belastingtarieven van 50% van de Vpb, dat weet u ook!

De voorzitter:

Tot slot, meneer Essers.

De heer Crone (PvdA):

In het buitenland is het zelfs nog meer.

De voorzitter:

De heer Essers is aan het woord.

De heer Essers (CDA):

Of we bedenken echt een circulair belastingstelsel, waarbij we zeggen dat we de vervuiler meer gaan belasten. Dat zou toch veel beter zijn? Dan moet je de lasten op arbeid verlagen. Daarom was de BIK helemaal nog niet zo'n slecht idee, want dat leidt tot verlaging van de lasten op arbeid. Daarmee heb je ook weer ruimte om de lasten op vervuiling te verhogen. Maar ik zie niet in dat de Vpb per se het middel is om ons uit het slop te halen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Ik ruil het zo in voor een vergroening. Ik hoorde afgelopen week Boswijk, maar ook de VVD-vertegenwoordiger in het landbouwdebat hierover. Ik ben verbaasd hoe progressief dit kabinet kan gaan worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van der Voort namens de fractie van D66.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Voort i (D66):

Voorzitter. Vanavond is het eerste deel van de plenaire behandeling van het Belastingplan 2022. Het betreft een beperkt aantal wetsvoorstellen. Het kabinet is nu bijna een jaar demissionair, met als gevolg dat er weinig nieuw beleid is. De demissionaire status zal de aanleiding zijn om weinig beleidsinhoudelijke belastingwetgeving naar de Kamer te sturen, maar de D66-fractie is daar niet gerust op. Het is een tijd waarin belangrijke vraagstukken om een oplossing vragen. Ik heb het dan niet eens over corona, maar over vraagstukken die op het oog minder overweldigend aandacht vragen. Het zijn echter vraagstukken die in beginsel een belangrijker bedreiging zijn voor ons bestaan: klimaat, stikstof, veiligheid en rechtsstaat, mensenrechten, om er maar een paar te noemen. En over wonen spreken we morgen.

De D66-fractie vindt het ongemakkelijk dat het demissionaire kabinet in de aanpak van deze vraagstukken het afgelopen jaar weinig progressie heeft geboekt. Ook de voorliggende wetsvoorstellen dragen aan de oplossing van deze problemen weinig bij. Dat is misschien begrijpelijk, maar bepaald niet geruststellend voor onze fractie.

Over de milieu- en klimaatgerelateerde onderwerpen in de voorliggende wetsvoorstellen is de D66-fractie verheugd dat de MIA wordt verhoogd. In het schriftelijke overleg hebben wij gevraagd waarom deze percentages niet nog hoger zijn gesteld. Immers, een verdere verhoging zou wellicht nog gunstiger voor milieu en klimaat uitpakken. De staatssecretaris antwoordde op deze vraag met de toelichting dat de nu voorgestelde hogere percentages meer effect hebben dan de nu geldende normen. Dat begrijpen we, maar de vraag is waarom er niet nog een schepje bovenop wordt gedaan. Eerlijk gezegd vindt onze fractie de fiscale maatregelen voor het komende jaar om ondernemers en burgers te stimuleren om klimaatvriendelijk gedrag te vertonen, op welke manier dan ook, nogal karig. Er is geen dag te verliezen in het pogen de klimaatdoelen te halen. Nederland loopt hierin bepaald niet voorop. Graag een beschouwing van de staatssecretaris op het weinig ambitieuze en fletse fiscale milieu- en klimaatbeleid.

In dat kader vraagt de D66-fractie zich ook af waarom er de komende jaren een afname van fiscale voordelen voor emissievrije auto's aan de orde is. In het algemeen kan gesteld worden dat het stimuleren van klimaatvriendelijk gedrag via fiscale constructies kan. Maar dit kan ook afgedwongen worden via andere dan fiscale wetgeving. Kan de staatssecretaris aangeven of de afbouw van de voorgestelde fiscale stimulering van emissievrije voertuigen gepaard gaat met niet-fiscale wetgeving om de klimaatdoelen voor mobiliteit te behalen? Zolang de beoogde CO2-reductie niet is bewerkstelligd, zal er linksom of rechtsom moeten worden gestuurd. Hoe rijmt het kabinet de hoge prioriteit die klimaat heeft dus met dit wetsvoorstel?

In het verlengde hiervan heeft onze fractie een vraag betreffende het besluit dat op de recente klimaattop in Glasgow uiteindelijk genomen is om te stoppen met investeringen in fossiele-energieprojecten.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik hoorde de heer Van der Voort zeggen dat emissievrije auto's gestimuleerd moeten worden om de klimaatdoelen te halen. Ik heb straks uitgelegd dat emissievrije auto's het klimaatdoel geen millimeter dichterbij brengen. Of is hij dat niet met mij eens?

De heer Van der Voort (D66):

In het bereiken van de klimaatdoelstellingen is mobiliteit een van de onderdelen die moeten bijdragen. Linksom of rechtsom zal dat ook de CO2-emissie moeten verminderen. Daar is een heel pakket aan maatregelen voor. Ook het stimuleren van elektrisch rijden is daar onderdeel van. Ik heb heel goed gehoord wat de heer Van Strien daarover heeft gezegd, maar wij denken dat ook op deze manier daaraan een bijdrage kan worden geleverd.

De heer Van Strien (PVV):

Dit kost miljarden aan niet-betaalde belasting op emissievrije auto's. Als u CO2 zo belangrijk vindt: dit levert geen gram minder CO2-uitstoot op. Natuurlijk kan dit onderdeel zijn van een totaalpakket, maar als het nou helemaal niets oplevert, zo veel geld kost en als in feite zo veel geld verschoven wordt naar de lagere inkomens, dan is het een heel slechte maatregel.

De heer Van der Voort (D66):

Daar zijn twee dingen over op te merken. Ten eerste zal de elektriciteit die volgens de heer Van Strien nu via kolen en gas wordt opgewekt, uiteindelijk ook op schone manieren worden opgewekt. Daarnaast is er een direct milieueffect. Ik werk in Groningen. Daar zijn alle bussen elektrisch. Het is echt heerlijk om in een stad rond te lopen waar geen uitlaatgassen uit de bussen komen. Behalve het klimaateffect is er bij emissievrije voertuigen dus ook een milieueffect.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Dat is verplaatsing. Die elektriciteitscentrale op kolen staat ongetwijfeld niet in de stad Groningen. Ik weet waar hij precies staat, maar die staat een eindje verderop. Op het totaal heeft dat dus geen enkel effect.

De heer Van der Voort (D66):

Ik denk dat wij hierover fundamenteel van inzicht verschillen. Dat zal in dit debat niet worden opgelost.

Mijn vraag over de klimaattop in Glasgow is of we goed begrijpen dat stoppen met investeringen in fossiele-energieprojecten een kwart van de staatsgaranties voor exportkredieten betreft. Er is hier verder veel over te zeggen, maar ik wil me beperken tot de vraag over de fiscaliteit: is er voor het stoppen van investeringen in fossiele-energieprojecten nog aanvullende fiscale wetgeving nodig? Kan de staatssecretaris daarop vooruitlopen?

Voorzitter. Een ander punt van aandacht voor de D66-fractie is de situatie van ondernemers.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

In Glasgow werd de Nederlandse regering uitgenodigd en uitgedaagd door het initiatief van de Engelsen om de ekv inderdaad te sluiten voor buitenlandse fossiele projecten. Er was nog een ander initiatief, van Denemarken en Costa Rico. Ik noemde dat even heel kort in mijn bijdrage. Dat hield in dat we eigenlijk moeten stoppen met nieuwe fossiele projecten. Daar kunnen we ook in Nederland iets aan doen, bijvoorbeeld door nieuwe toekenningen van fiscale fossiele subsidies die bij dit soort projecten gebruikt worden vanaf heden te beëindigen. Is de D66-fractie daarvoor te porren?

De heer Van der Voort (D66):

Ik denk dat de heer Vendrik en ik allebei het liefst zo snel mogelijk de klimaatdoelen willen halen, en liefst nog veel eerder dan nu de bedoeling is. Van alles wat daarvoor gebruikt kan worden, zal mijn fractie voorstander zijn. Het moet natuurlijk afgewogen worden en wij kijken dan ook reikhalzend uit naar het regeerakkoord dat nu aanstaande is. Wij hopen heel erg dat daar allerlei maatregelen in staan die tegemoetkomen aan deze wens.

De heer Vendrik (GroenLinks):

We hebben net gehoord dat de bewindslieden van D66 hier toch een beetje een fiscaal flets partijtje ten beste hebben gegeven. Dat had beter gemoeten. Dan moet dit antwoord ook beter. Dat zult ú zelfs met mij eens zijn, voorzitter.

De voorzitter:

Ik ben neutraal. De heer Van der Voort, tot slot.

De heer Van der Voort (D66):

Als het gaat om CO2-reductie, dan is het in mijn ogen nooit genoeg, totdat de doelen behaald zijn. Ik hoop dat dat voorziet in het antwoord dat de heer Vendrik graag van me hoort.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van der Voort (D66):

Een andere punt van aandacht voor de D66-fractie is de situatie van ondernemers. Een lichte verhoging van de vennootschapsbelasting voor winsten boven €395.000 is voorgesteld. Het tarief van 15% voor de lagere winsten blijft. Daarnaast is er een beperking van de renteaftrek: die wordt verlaagd van 30% naar 22% in de vennootschapsbelasting. In de memorie van antwoord heeft de staatssecretaris aangegeven dat het ondernemingsklimaat naar zijn inschatting desondanks goed blijft in Nederland. Hij betoogt dat in internationale vergelijkingen de positie van de ondernemers goed is. Onze interpretatie is dan ook dat de staatssecretaris vindt dat het wel een stootje kan hebben. Toch wil onze fractie benadrukken dat het in het oog houden van de fiscale situatie van ondernemers noodzakelijk blijft.

Daarop aansluitend: ondernemers ervaren nog dagelijks de gevolgen van de coronacrisis. Er zijn diverse regelingen geweest — en er lopen nog regelingen — om sectoren die economisch hinder ondervinden van de crisis te ondersteunen. Soms moet er ook terugbetaald worden, zoals in het geval van onterecht uitgekeerde steun. Daarnaast is de betaling van belasting uitgesteld. Het gaat hier om grote bedragen. Onze fractie vraagt zich af of de terugbetaling van regelingen en de betaling van uitgestelde belastingen op een redelijke wijze door de overheid uitgevoerd zullen worden, met inachtneming van de unieke situatie van individuele ondernemers. Dit geldt zeker ook voor zzp'ers. Kan de staatssecretaris hierover helderheid verschaffen? Over hoeveel miljard gaat het hier precies? Zijn er concrete plannen voor hoe dit ingevorderd gaat worden? Met de kinderopvangtoeslagaffaire in gedachten zouden we hierover graag een toelichting en een geruststelling van de staatssecretaris krijgen.

De staatssecretaris geeft overigens zelf in zijn schriftelijke antwoorden aan dat een betrouwbare overheid belangrijk is voor een goed ondernemersklimaat. Blijft hiervan sprake in dit geval? Een goede afhandeling zou helpen om burgers en ondernemers weer vertrouwen te geven in de Belastingdienst, welke door de kinderopvangtoeslagaffaire en het daarbinnen onrechtmatige en discriminerende gebruik van gegevens is aangetast. Immers, integriteit — in dit geval van de Belastingdienst — is een van de belangrijkste aanjagers van vertrouwen. Dus gaat de Belastingdienst de uitgestelde belastingbetaling op integere wijze invorderen?

Daarmee is meteen de link gelegd naar de kinderopvangtoeslagaffaire en de hersteloperatie. Staatssecretaris Van Huffelen heeft op 3 december een brief gestuurd over de aanpak. Het is duidelijk dat het hier een taai en complex vraagstuk betreft. Het aantal gedupeerden dat zich meldde, steeg van 9.000 naar ongeveer 50.000, hetgeen de uitvoering aanzienlijk bemoeilijkt. Hiervan is bij zo'n 40.000 een eerste zorgvuldige toets gedaan. Van de 23.000 erkende gedupeerden hebben 21.500 de beloofde minimale €30.000 uitbetaald gekregen. Hoewel er nog veel te doen is, verheugt het de D66-fractie dat de staatssecretaris al veel heeft bereikt en dat ze een goed overzicht heeft over de aantallen van zowel de afgehandelde als de niet-afgehandelde zaken. Ze heeft heldere stroomdiagrammen gemaakt aan de hand waarvan behandeling plaatsvindt. Maar veel belangrijker zijn de betrokkenheid en de persoonlijke benadering die deze staatssecretaris evident uitstraalt. De brief van 3 december geeft de visie weer van hoe de staatssecretaris met de uitvoering verder wil. Dat zal niet makkelijk zijn en dat zal ook tijd kosten, maar wij steunen de staatssecretaris in haar beleid.

Voorzitter. Dan het intrekken van de BIK. Het spijt ons te moeten zeggen dat ook de D66-fractie dit geen fraai proces vindt. De memorie van toelichting is voor ons duidelijk genoeg en daar zullen we het mee doen. Toch rest in retrospectie de vraag of een sondering vooraf niet had moeten gebeuren. Kan de staatssecretaris aangeven of ondernemers hiervan de dupe zijn geworden of dat er tijdig met hen is gecommuniceerd, voordat zij investeringen hebben gedaan?

Wat de afgelopen kabinetsperiode wel gelukt is, is de invoering van wetgeving omtrent het tegengaan van witwassen en belastingontduiking. Menno Snel heeft daarin al succesvol stappen gezet en de huidige staatssecretaris heeft hierop verder gebouwd. Ook in het voorliggende wetsvoorstel worden weer nieuwe stappen gezet in een internationaal steeds beter werkend systeem om ongewenste fiscale constructies minder gemakkelijk te maken. Dat vindt de D66-fractie noemenswaardig. Het is nog niet af, maar we zijn op de goede weg.

Tot slot, voorzitter, de voornemens van het spreiden van de belastingwetten over het jaar. Onze fractie vindt de beweging die de staatssecretaris hierin maakt, een goede en spoort de staatssecretaris aan om hierin verdere stappen te nemen. We zien uit naar de beantwoording van onze vragen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Voort. De heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat moet het kabinet in de ogen van de heer Van der Voort doen met die verlengde schijf Vpb, die allemaal constructies uitlokt? Ik hoorde net een compliment aan deze staatssecretaris voor zijn werk de andere kant op. Zouden we er niet gezamenlijk voor moeten pleiten om hier tegen het kabinet te zeggen: doe het niet; kom met een novelle, repareer dat?

De heer Van der Voort (D66):

Dat is een interessant punt. Ik ben erg benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris. Daar zullen we heel goed naar luisteren. Ik vind het nog te vroeg met mijn fractie om daar nu al een standpunt over in te nemen. Maar het is absoluut een punt dat aandacht behoeft en waar wij dus heel goed naar zullen kijken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Ester namens de fractie van de ChristenUnie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ester i (ChristenUnie):

Voorzitter. Met dit Belastingplan 2022 hoopt het kabinet zo'n €335 miljard binnen te halen, ter dekking van een kleine 95% van de rijksuitgaven. Een dergelijk omvangrijk bedrag vereist een zorgvuldige behandeling van het parlement, met een scherp oog voor uitvoering, impact en eenvoud van de voorgestelde fiscale maatregelen. Voor de ChristenUniefractie, voor mijn fractie, geldt dat het principe van verdelende rechtvaardigheid leidend moet zijn, met speciale aandacht voor minderbedeelde, kwetsbare groepen. Voor groepen zoals de working poor, die in deze onzekere coronatijden maar net de eindjes aan elkaar kunnen knopen. En met aandacht voor het klimaat, voor de schepping, in onze woorden.

Dit debat moet helaas toch beginnen met de beschamende toeslagenaffaire. Het beeld van een barmhartige overheid is aan duigen. Daarbij komt de schrijnende tragedie van het grote aantal uit huis geplaatste kinderen. Het parlement is, en ook wij zijn, bedolven onder de evaluaties en voortgangsrapportages. Toch overheerst de vaststelling dat het einde van deze vernederende affaire nog steeds niet in zicht is, ondanks de tomeloze inzet van de verantwoordelijke staatssecretaris en haar medewerkers. Laten we dit laatste vooral ook benadrukken.

Voorzitter. De ChristenUniefractie heeft behoefte aan een klip-en-klaar antwoord van de staatssecretaris op de vraag wanneer de grootste ellende achter de rug zal zijn. Wat zijn nu nog de belangrijkste hobbels die genomen moeten worden? Aan haar budget zal het niet liggen, dat is recent verhoogd met €1,1 miljard voor de verdere afwikkeling, bovenop de extra €1,3 miljard compensatie voor kinderen en ex-partners. Aan welke resultaatverplichting voelt zij zich gebonden? En wat gaat het beleid worden rond de infame zwarte lijst die de Belastingdienst hanteerde?

Voorzitter. Mijn fractie schrok van de stevige kritiek van de Raad van State op de hersteloperatie. Door de vele en snelle toezeggingen aan gedupeerden, is het schadeherstel dermate ingewikkeld geworden dat de Belastingdienst niet aan de gestelde verwachtingen zal kunnen voldoen. Er is, aldus de Raad, een wirwar van compensatieregelingen ontstaan waardoor de kwaliteit van het overheidsoptreden niet langer gegarandeerd kan worden. Hoe weegt de staatssecretaris deze al met al toch niet malse kritiek? De Raad van State trekt in een zelfonderzoek ook het boetekleed aan en stelt dat de raad te lang heeft vastgehouden aan de strenge alles-of-nietslijn in uitspraken over kinderopvangtoeslagen. Mijn fractie is zeer benieuwd hoe de staatssecretaris deze zelfreflectie beoordeelt.

Voorzitter. Dan nu naar het Belastingplan zelf, een plan dat gezien de demissionaire status van het kabinet wat magertjes uitvalt. Laat mij kort een aantal nieuwe maatregelen langslopen. De arbeidskorting wordt langzamer afgebouwd. Dat is goed nieuws voor werkenden. Maar welke effecten, zo vraagt mijn fractie, heeft dit op de hardnekkige verschillen in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners? Biedt het Belastingplan 2022 überhaupt fiscale verlichting aan eenverdieners? De 50 miljoen waarover het plan rept, maakt een wat schamele indruk. Hoe gaat dit bedrag worden aangewend om de kloof te dichten? Wat betekent dat eigenlijk voor alleenstaanden? De ChristenUniefractie hoopt dat het rapport van de Commissie Draagkracht een nieuw kabinet zal inspireren om veel verdergaande fiscale stappen te zetten.

De fiscale stimulering van emissievrije personenauto's kunnen wij steunen. Dat geldt ook voor de verlaging van de cap waarvoor de bijtellingskorting geldt, een verlaging die beduidend groter is dan de doelstellingen van het Klimaatakkoord. Maar hoe voorkomen we, zo vraag ik de staatssecretaris, dat deze auto's na verloop van tijd via de tweedehandsmarkt naar het buitenland verdwijnen? Nederland subsidieert dan in feite de automarkt in andere, vaak Oost-Europese landen. Is het vanwege milieuoverwegingen een idee, zo vraag ik de staatssecretaris, om het gebruik van deelauto's aan te moedigen? Graag een reactie daarop.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik heb, geloof ik, vandaag al eerder gehoord dat de export van elektrische auto's het buitenland zou subsidiëren. Dat begrijp ik niet, want er wordt geen belasting op geheven; dat is waar. Maar dat noemen wij "subsidie", "geen belasting heffen", omdat anderen die belasting nu moeten betalen. Het is niet zo dat de overheid er dan op een of andere manier extra geld bij doet, dus hoezo kost het geld als die auto verkocht wordt aan het buitenland?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik dacht dat ik heel goed naar u had geluisterd, maar kennelijk heb ik toch te weinig van u geleerd. Het idee was dat de CO2-emissie kan worden meegerekend in het betreffende, vaak Oost-Europese land en niet in het land van herkomst, zijnde Nederland. Dat was mijn insteek. Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de staatssecretaris daarop. Ik heb kennelijk niet de goede woorden gebruikt om u in mijn kamp te trekken, maar het gaat dus niet om een fiscale stimulering van andere, Oost-Europese landen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik begrijp het nu. Het zit in die milieu-klimaathocus pocus.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter, ik ga verder. De verhoging van de Milieu-investeringsaftrek, de MIA — het kwam al even aan de orde — kan mijn fractie eveneens billijken. Maar hoe voorkomen we dat bedrijven die toch al van zins waren om in vernieuwende en duurzame bedrijfsmiddelen te investeren, de extra aftrek alsnog incasseren? Dat we met deze maatregel de innovatieve voorhoede bereiken, lijkt mij wel duidelijk, maar geldt dat ook voor de achterblijvers? Is dit volgens de staatssecretaris een serieus probleem? En geldt dat bijvoorbeeld ook voor de fiscale consumentenmaatregelen?

De gerichte vrijstelling van thuiswerkkosten voor werknemers is een welkome compensatie in deze barre coronatijden. De vraag is wel of het vaste forfaitair bedrag van €2 per dag voldoende zoden aan de dijk zet, mede gezien de gierende inflatie van rond de 5%. Wordt het bedrag eigenlijk überhaupt geïndexeerd?

De intrekking van de Baangerelateerde Investeringskorting kan op begrip van de ChristenUniefractie rekenen. De huidige BIK-regeling was bedoeld als crisismaatregel om investeringen door Nederlandse bedrijven aan te moedigen, maar de beoogde baaneffecten waren van meet af aan omstreden. Informeel overleg, zo hebben wij begrepen, met de Europese Commissie leerde dat niet kon worden gegarandeerd dat het hier geoorloofde staatssteun betreft. Het risico zou groot zijn dat de BIK-regeling de rode vlag van de Commissie krijgt. Onze fractie heeft een paar vragen rond deze intrekkingswet. De informele consultatie dateert alweer van enige tijd geleden. Is er inmiddels een formeel antwoord van de Europese Commissie over de intrekking van de wet en de aanleiding daarvoor? De intrekking vindt, zo begrijpen wij, met terugwerkende kracht plaats tot 1 januari 2021. Wat betekent dat voor bedrijven die gebruik hebben gemaakt van de BIK-regeling en aanzienlijke investeringsverplichtingen zijn aangegaan? Is enige vorm van compensatie voorzien? De vrijval is zo'n 2 miljard voor 2021 en 2022 en wordt met name ingezet voor een verlaging van de AWf-premie voor werkgevers. Zijn er ook alternatieve aanwendingen overwogen? Wat betekent het loslaten van de BIK-regeling voor de bedrijfsinvesteringen in ons land?

De ChristenUniefractie is blij dat boven op de reeds aangekondigde energiemaatregelen huishoudens een incidentele belastingvermindering van €430 wordt geboden. Ook ons mkb deelt hierin, zeker na invoering van de motie-Grinwis en Stoffer. Dat biedt enig soelaas voor een geraamde stijging van de energierekening van gemiddeld €900 per huishouden. Prognoses tonen aan dat de inkomenseffecten negatiever worden naarmate het huishoudinkomen lager is. Mijn fractie is bezorgd over deze inkomenseffecten voor kwetsbare groepen. Geldt dat ook voor de staatssecretaris en welke consequenties verbindt hij hieraan? Moeten we, zo vraag ik hem, niet ook eens kritisch kijken naar het huidige beprijzingssysteem van gas en elektriciteit? De helft van de energierekening bestaat uit fiscale heffingen. Hebben we de balans tussen marktprijs en fiscaliteit wel op orde?

Voorzitter. Caribisch Nederland kan 2 miljoen extra compensatie tegemoetzien. Wat betekent dat voor huishoudens en bedrijven op de eilanden?

Voorzitter. Knot van DNB heeft onlangs de discussie weer aangekaart om de eigen woning fiscaal over te hevelen van box 1 naar box 3; het kwam al aan de orde. Dat zou de torenhoge huizenprijzen temperen. De overheveling belast de vermogens van huiseigenaren door woningbezit, inclusief de overwaarde, hetgeen de ongelijkheid zou wegnemen met huurders, die hun volledige vermogen zien belast in box 3. Tegenstanders wijzen erop dat Nederland al een eigenwoningforfait kent, dat de aftrekbaarheid reeds sinds 2014 steeds verder wordt begrensd en dat het voorstel tot forse herverdelingseffecten leidt en uitvoeringsproblemen oproept. Een aantal van die problemen kwamen vandaag al aan de orde. Mijn fractie is benieuwd hoe de staatssecretaris de voor- en nadelen van overheveling taxeert en tot welke conclusies hem dit brengt. Overigens is onze fractie blij dat het aangifteproces rond de overdrachtsbelasting voor notariaat en burger wordt vereenvoudigd.

Nu we het toch over box 3 hebben: het verduidelijken van de jaarlijkse herijking van de rendementspercentages is zeker een verbetering. Feit blijft dat belastingplichtigen het terecht als zeer onredelijk ervaren dat de heffing niet plaatsvindt op het werkelijk behaald rendement, maar op basis van fictief rendement. We discussiëren daar in dit huis al jarenlang over met opeenvolgende kabinetten. Ook dit Belastingplan komt niet verder dan het verdisconteren van een aantal macro-indicatoren zoals beleggingsindices waar de doorsnee belastingplichtige weinig boodschap aan heeft. Wat is de positie van de staatssecretaris in dit principiële rendementsdebat?

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Het is boeiend dat de heer Ester box 3 aan de orde stelt in verband met de eigen woning, omdat de ChristenUnie de enige partij is die in haar verkiezingsprogramma had staan dat de eigen woning moet verhuizen van box 1 als een doos naar box 3. Bent u dat nog steeds van mening, ook in de onderhandelingen? We zullen het morgen weten, maar vindt u het niet verstandig om alsnog terug te komen op dat standpunt? Ik heb duidelijk gemaakt — eerder heeft de CDA-fractie dat ook al gedaan, ook vanavond — dat het eigen huis niet naar box 3 moet, maar zelfs uit box 1 moet en dus gedefiscaliseerd moet worden. Bent u voorstander van box 3? Bent u het met Klaas Knot eens? Zo ja, kunt u dat onderbouwen?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik ga natuurlijk mijn eigen verkiezingsprogramma hier niet de nek omdraaien; dat zou u ook niet doen. Wat ik heb gedaan, is proberen de voor- en de nadelen te schetsen. Daar heb ik ook enige tijd voor genomen. Ik vraag simpelweg aan de staatssecretaris hoe hij die voor- en nadelen weegt. Ongetwijfeld wordt volgende week meer bekend over die kwestie van overheveling van box 1 naar box 3. Maar als u het mij toestaat, hou ik mijn kruit een beetje droog. Het heeft niet zoveel zin om hier hele stoere uitspraken te doen over een coalitieakkoord dat begin volgende week bekend zal worden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dat antwoord is een beetje ontwijkend, zoals we dat van Rutte ook vaak kennen, door op het verkiezingsprogramma in te gaan.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik vind het fijn dat u mij met Rutte vergelijkt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

U vraagt het aan de staatssecretaris, maar ik wil van u weten of u vindt dat de eigen woning naar box 3 zou moeten. U zegt: we hebben voor- en nadelen afgewogen. In het verkiezingsprogramma was het antwoord positief. Vindt u dat nog steeds? Dan kunt u niet zeggen: ik vraag het aan de staatssecretaris. Ik vraag het aan u.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik heb al gezegd waarom ik daar nou even niet op inga. Voor ons weegt wel zwaar — laat mij dat dan wel formuleren — de kwestie van de verdelingseffecten over de verschillende groepen. Die zijn niet helemaal gelijk. Dat is een kwestie waar ik graag aandacht voor vraag en ook heb gevraagd. En ja, in een debat gaat het zo dat je de staatssecretaris, als beantwoordend bewindspersoon, om een reactie vraagt. Ik zou zeggen: laten we even afwachten wat er volgende week allemaal gaat gebeuren en laten we nu vragen aan de staatssecretaris hoe hij daarover denkt.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

U wijst terecht op de gevolgen voor groepen. Het zal u niet ontgaan zijn dat ik in het debat heb aangegeven dat als dat zou gebeuren, ouderen die eigenlijk als regel hun hypotheek hebben afgelost, over de volle waarde — de overwaarde is dan de volle waarde — box 3-belasting gaan betalen. Bij een huis van vijf ton, een rijtjeshuis, is dat al 1%, €5.000. €.5.000 die je moet betalen zonder dat daar inkomen tegenover staat. Waar moeten mensen met AOW en een klein pensioen die in een huis van vijf ton wonen, die €5.000 vandaan halen? Dat kan toch niet?

De voorzitter:

Tot slot is het woord aan meneer Ester voor het laatste antwoord in deze interruptie.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik heb expliciet het punt genoemd waaraan u refereert als het gaat om ouderen. Dat neem ik ook niet terug. Dat is een kwestie die echt uitvoerig moet worden besproken. Die forse herverdelingseffecten, en overigens de uitvoeringsproblemen die erbij horen, laat ik zwaar wegen. Maar nogmaals, ik wacht rustig met u de reactie van de staatssecretaris af.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat de heer Ester zijn betoog vervolgt.

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijn fractievoorzitter is bepaald niet ingenomen met het voornemen van de staatssecretaris, als we het goed hebben begrepen, om de hervorming van de spaarbelasting weer op de lange baan te schuiven. Het argument dat ICT-systemen van de Belastingdienst het vaststellen van werkelijk rendement niet aankunnen, wordt zo langzamerhand, na al die jaren wel een beetje sleets. Is het eerlijke verhaal niet dat de huidige forfaitaire heffingswijze zo'n 4 miljard aan belastingopbrengsten oplevert? Ik hoor het graag.

Mijn fractie constateert dat komend jaar de accijns op tabak niet wordt verhoogd. Is dat niet in strijd met het breed gedeelde Nationaal Preventieakkoord en het kabinetsstreven naar een rookvrije generatie? Ik hoor hier graag een toelichting op.

Uit de koopkrachtplaatjes blijkt — de heer Crone ging er ook al op in — dat de inkomensongelijkheid in ons land niet ontspoord is in de afgelopen decennia. Dat doet deugd, maar de ongelijkheden zitten vooral aan de vermogenskant. Wat heeft het kabinet gedaan aan het beteugelen van die vermogensongelijkheid? Wat biedt dit Belastingplan aan corrigerend beleid?

Voorzitter. Ik ga nu over naar het internationale fiscale podium. De ChristenUnie-fractie is verheugd dat de G20 onlangs het OESO-akkoord heeft bekrachtigd om wereldwijd een minimumbelasting van 15% in te voeren, ongeacht het land waar multinationals zetelen. Dat moet overheden jaarlijks zo'n 150 miljard opleveren. Het is al met al een grootscheepse hervorming van het internationale belastingstelsel en een belangrijke stap voorwaarts naar een eerlijker fiscaal regime. Het voorkomt, althans in theorie, een fiscale race to the bottom.

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Net stelde de heer Ester vragen aan de staatssecretaris over vermogensongelijkheid: wat heeft dit kabinet de afgelopen tijd gedaan aan die grote vermogensongelijkheid in Nederland en wat vinden wij ervan terug in het Belastingplan? Even voor de goede orde, ik neem aan dat dat retorische vragen waren van de kant van de fractie van de ChristenUnie, want het antwoord is toch duidelijk? We zijn er de afgelopen vier jaar bij geweest, bij wat deze regering heeft gedaan. De partij van de heer Ester heeft daar zelf deel van uitgemaakt en maakt tot op heden deel uit van deze coalitie. We weten toch wat men eraan gedaan hebt? Namelijk niets. Of denkt de heer Ester aan bepaalde maatregelen die ik even gemist heb?

De heer Ester (ChristenUnie):

U heeft, denk ik, niet heel veel gemist. Mijn vraag is voor een deel retorisch — dat wil ik graag aan u meegeven. Tegelijkertijd hoor ik heel graag van de staatssecretaris of hij daar ook zo over denkt en of wij in de afgelopen periode voldoende hebben gedaan om met name de vermogensongelijkheid aan te pakken. Want volgens mij is dat op dit moment de kwestie die voorligt. Ik kan daar wel heel uitgebreid zelf op reflecteren, maar in deze fase ben ik benieuwd wat de staatssecretaris daar zelf van vindt, wat er in de afgelopen vier jaar gebeurd is en of de balans wat hem betreft positief of negatief uitvalt.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik ben met de heer Ester benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris op die deels retorische vragen, maar ik proef ook een beetje uit zijn woorden dat zijn conclusie in ieder geval is dat de balans negatief is, dat er onvoldoende gedaan is en dat er dus meer gedaan zou moeten worden. Aan welke maatregelen denkt de fractie van de ChristenUnie dan op dat punt?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat laat ik nu even liggen. Daar ga ik niet op in. Ik ben in deze fase vooral geïnteresseerd in de antwoorden van de staatssecretaris. U kunt uit mijn woorden proeven — u verwoordt dat heel goed — dat ik denk dat we misschien wel een paar stappen extra hadden kunnen zetten. Daar wou ik het even bij laten.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u uw betoog vervolgt. O, meneer Van Apeldoorn heeft nog een kleine vraag.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, tot slot. Ik ben dan, nogmaals, benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris. Ik ben ook benieuwd naar het coalitieakkoord waar de heer Ester al een paar keer naar verwezen heeft. Dat komt volgens mij niet volgende week maar morgen al. Het zal niet in deze Kamer komen, maar dan ben ik benieuwd wat de fractie van de ChristenUnie daarvan vindt. Staat daar voldoende in om die grote vermogensongelijkheid in Nederland eindelijk aan te pakken?

De voorzitter:

Dank u wel. En vervolgt u dan uw betoog, meneer Ester.

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat ga ik natuurlijk niet verklappen. Dat zult u begrijpen en ook waarderen. Overigens bedoel ik "deze week" en niet "volgende week". Voorzitter, kan ik verdergaan?

De voorzitter:

Graag. De tijd loopt in ieder geval.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik ga nu over naar het internationale podium. Ik noemde al de minimumwinstbelasting van 15%. Tegelijkertijd moeten we ervoor waken dat deze nieuwe minimumwinstbelasting in de praktijk verwordt tot een nieuw maximum. Deelt de staatssecretaris deze zorgen? We zijn ook benieuwd naar de vervolgstappen om het akkoord te implementeren. Het Financieele Dagblad meldde onlangs dat belastingkantoren op grote schaal bedrijven adviseren om zich op te splitsen in meerdere vennootschappen om zo onder het opstaptarief te vallen en daarmee winstbelasting te ontwijken. Graag een reactie daarop.

Voorzitter. Het tweede ATAD-voorstel van de EU zullen wij steunen. Belastingontwijking blijft een uitermate kwalijk fenomeen. Het tast de integriteit aan van onze economie en rechtsstaat, en benadeelt ontwikkelingslanden. Ik zou graag willen weten hoe de staatssecretaris op dit moment belastingontwijking in ons land ziet en beoordeelt. Hoe geraken wij in het linkerrijtje, om in voetbaltermen te spreken? Overigens komt er een heel pakket aan richtlijnen vanuit de Europese Commissie — meer dan 5.000 bladzijden — om witwassen te bestrijden. We komen daar nog apart over te spreken, maar ik ben even benieuwd naar de relatie met het voorliggende wetsvoorstel.

Voorzitter. Ik wil afsluiten met een prangende vraag naar de relatie tussen fiscaliteit en ethiek. Ik doel op de discussie die onlangs is aangezwengeld door twee jonge Leidse hoogleraren fiscaal recht. Zij wijzen erop dat het moreel kompas van fiscalisten niet altijd naar het noorden wijst, zoals de Pandora Papers duidelijk hebben gemaakt. Zij beargumenteren dat belastingadviseurs voortdurend op zoek zijn naar mazen in de fiscale wetgeving om hun cliënten via financieel geknutsel en vaak agressieve constructies aan belastingvoordelen te helpen. Zo worden de sluizen naar belastingontwijking opengezet. Meer dan de helft van de hoogleraren fiscaal recht blijkt een bijbaan in de commerciële fiscale adviessector te hebben.

De ChristenUnie-fractie vraagt de staatssecretaris naar zijn oordeel over het zelfreinigend vermogen en het ethisch besef van de fiscale adviessector en of een aanscherping van normen rond maatschappelijk verantwoorde fiscale advisering geboden is. Ik vraag de staatssecretaris: moeten we niet toe naar een vorm van een gedragscode voor de sector, zoals die ook voor de bankensector geldt, dus een soort van eed voor fiscale adviseurs? Ik ben zeer benieuwd. Ik hoop dat de staatssecretaris dit kan toezeggen.

Voorzitter. Ik ben aan het einde van mijn betoog. Ik zie uit naar de beantwoording van de beide staatssecretarissen op onze vragen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Ik sta nog een aantal korte interrupties toe. Gaat uw gang, meneer Vendrik.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

De laatste woorden van de heer Ester over het beroep van de belastingadviseurs zijn mij uit het hart gegrepen. Hij formuleert dat mooier dan ik deed, dus complimenten daarvoor. Zijn vragen richting de staatssecretaris zijn hierbij ook de mijne.

Mijn vraag gaat over belastingontwijking. De heer Ester maakte er terecht een groot punt van dat het ondermijnend is en de integriteit van de economie aantast. Er is één klein geval van belastingontwijking dat we vandaag kunnen regelen. Dat is de verlengde eerste schijf Vpb. Ik kijk naar de staatssecretaris en zie dan een hevig twijfelend mens zitten. Zullen we hem verlossen door hem te vragen deze week met een novelle te komen om die verlengde eerste schijf terug te brengen naar de oude staat, zodat we voor die bron van belastingontwijking — de heer Ester schreef daar net al die gevolgen aan toe en dat is terecht, denk ik — een stokje steken?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik heb er behoefte aan om daar eens even heel diep over na te denken. Ik ga nu ook niet toezeggen dat wij zomaar meegaan in een novelle. Ik ga heel goed luisteren naar wat de staatssecretaris gaat zeggen over uw terechte vragen. Daarna zullen we graag onze positie bepalen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nu de heer Ester aan het einde van zijn betoog is gekomen, wil ik graag nog terugkomen op een punt dat hij ergens halverwege zijn betoog maakte. Toen wilde ik ook naar de interruptiemicrofoon komen, maar dacht ik dat de heer Ester daar misschien nog wat meer over te zeggen had. Toen ging hij echter in sneltreinvaart al over tot het volgende punt. Mijn vraag gaat over de hoge energierekening. Volgens mij stelde de heer Ester vragen over de belastingen op energie en vroeg hij of de balans tussen de marktprijzen voor energie en de prijzen na belasting nog wel een goede is. Misschien was dat ook deels weer een retorische vraag van de heer Ester. Mijn vraag is nu of de heer Ester misschien iets kan concretiseren wat achter die vraag stak. Is de heer Ester het met mijn fractie eens dat er een bepaalde basisbehoefte is aan energie, dat het daarin kunnen voorzien eigenlijk een basisrecht is, dat het dus betaalbaar zou moeten zijn en dat de energiebelasting deels omlaag zou moeten, terwijl die voor andere groepen omhoog zou kunnen?

De heer Ester (ChristenUnie):

U merkt dat ik van retorische vragen hou. U begrijpt de achtergrond daarvan ook heel goed. Ik vind de energieprijzen een heel serieus probleem, met name voor kwetsbare groepen. Daar moeten we echt iets aan doen. Daar doet het kabinet trouwens ook het nodige aan, maar mij valt in de verhouding tussen de marktprijs en de fiscale heffing daarover op dat die laatste wel heel fors is. We hebben het over een orde van grootte van 50%. Dat is nogal wat. Ik kan me ook voorstellen dat als je iets wil doen voor bepaalde groepen, je dan eens heel kritisch gaat kijken naar die verhouding. Ik heb dat punt ook gemaakt bij de Algemene Financiële Beschouwingen, maar de minister schoof zo'n beetje alle belastingvragen door naar de discussie van vandaag en morgen. Ik ben dus, net als u, denk ik, heel benieuwd naar wat de staatssecretaris hierover te zeggen heeft.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Daar sluit ik me bij aan. Daar ben ik ook heel erg benieuwd naar. Om het toch nog wat concreter te maken: de belasting op aardgas is de afgelopen zeven jaar verdubbeld. Huishoudens betalen 30 keer zo veel voor aardgas als bedrijven. Daar zie je ook die scheefheid. Daar zou je concreet iets aan kunnen doen, om te proberen de energierekening voor huishoudens te verlagen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Daar zouden we heel serieus naar moeten kijken. Ik herinner mij dat u die vraag ook bij een eerdere gelegenheid aan mij heeft gesteld, dus ik geef maar hetzelfde antwoord, om niet uit de pas te lopen met mijzelf.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Het is mooi dat wij elkaar daar kunnen vinden. Dank, voorzitter.

De heer Essers i (CDA):

Ik zou graag de heer Ester gerust willen stellen dat er heel veel aandacht is in de fiscale opleiding in Nederland voor fiscale ethiek, en dat is al vrij lang aan de gang. In samenwerking met het ministerie van Financiën is er een soort governance code afgesproken; hoe ga je nou op een goede, ethisch verantwoorde manier om met belastingrecht. Ik ken de heer Ester ook als een genuanceerd man en algemeenheden zijn altijd gevaarlijk. We hebben het vaak over parttime-hoogleraren. Ik weet dat heel veel van hen ongelofelijk hard werken om hun studenten bij te staan, en dus ook veel meer doen dan op grond van hun aanstelling van ze zou moeten worden verwacht.

De voorzitter:

Dus uw vraag is?

De heer Essers (CDA):

Mijn vraag is of de heer Ester bereid is om die nuance mee te nemen bij de algemeenheden die vaak worden geuit als het gaat om het vak van belastingadviseur, het vak van wetenschapper die ook een andere aanstelling heeft. We doen geen recht aan die mensen en daarmee ook geen recht aan de werkelijke onjuistheden die we moeten aanpakken.

De heer Ester (ChristenUnie):

Het doet mij deugd dat collega Essers opkomt voor zijn beroepsgroep. Ik heb jarenlang als hoogleraar mogen werken aan dezelfde universiteit waar u nog steeds aan verbonden bent. Ik heb ook gezien dat de ethiek daarbij een grote rol speelt, maar het gaat mij in deze fase om het feit dat een aantal hoogleraren uit uw eigen beroepsgroep aan de bel hebben getrokken en hebben gezegd dat de rol van de ethiek wel wat aangescherpt kan worden; niet voor de goede fiscale adviseurs, waar u er ongetwijfeld een van bent, dat is het probleem niet. Het gaat erom dat die mensen hebben gezegd dat zij vinden dat zij het als beroepsgroep niet goed doen op dat aspect en dat ze graag een paar stappen verder willen gaan. Ik heb niet meer willen doen dan dat in mijn betoog verwerken en te vragen of de staatssecretaris iets ziet in een eed voor de sector, met het tuchtrecht dat daarbij hoort. Begrijp me goed, ik wil de goeden niet onder de kwaden laten lijden. Dat is absoluut niet mijn punt.

De heer Essers (CDA):

Dat doet me genoegen. Ik ben het graag met u eens. De discussie is een beetje uit de hand gelopen doordat alle focus werd gelegd op die parttimers die een dubbele pet hebben, zonder aan te geven wat nou precies het probleem is en waar dat nou precies zit. Daarmee wordt een hele beroepsgroep van parttime-hoogleraren in de hoek gezet. Ik ben blij met de nuance die u zelf aanbrengt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan schors ik nu voor enkele minuten voor een korte pauze.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Frentrop namens Forum voor Democratie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Frentrop i (FVD):

Voorzitter, dank u wel voor het optreden na de pauze. Het is de derde keer dat ik namens Forum voor Democratie in de decembermaand mee mag doen aan het debat over het Belastingplan. In die drie jaar is er met onze fractie heel veel gebeurd. Maar met het Nederlandse belastingstelsel niet, hoewel iedereen het erover eens is dat het belastingstelsel dringend herstel behoeft. Meneer Vendrik hoorde ik citeren "rot als een mispel" en de heer Essers van het CDA zei in beleefdere termen eigenlijk hetzelfde.

Vanaf 2010 tot 2017 is de Belastingdienst aangestuurd door VVD-politici en door hen gereorganiseerd, en dat is niet goed gegaan. Maar de daders liggen op het kerkhof, want handige politici vinden op tijd een "functie elders". En voor hoge ambtenaren draait de carrousel van de Algemene Bestuursdienst onverstoorbaar door. In 2017 nam D66 het stokje over en trof een totale puinhoop aan. In december 2019 vertelde toenmalig staatssecretaris Menno Snel deze Kamer dat de Belastingdienst kapot was qua mensen en qua systemen. De Belastingdienst kon geen veranderingen of nieuwe taken meer aan, en een serieus belastingplan kon hij eind 2019 dus niet presenteren. In 2020 werd door deze twee nieuwe staatssecretarissen een begin gemaakt met de schoonmaak: de ambtelijke top werd gezuiverd, de staatssecretaris deed zelf aangifte tegen de eigen ambtenaren. Op 18 mei werd een dikke notitie met bouwstenen voor een nieuw beleid gepresenteerd, maar daar werd al bij gezegd dat de regering daar niets mee zou doen; dat was voor de opvolger. En het is in december 2020, een jaar geleden, dat deze Kamer weer een belastingplan behandelde dat die naam dan ook niet echt kon dragen; dat was slechts een stukje pleisterwerk.

En nu zijn we weer een jaar verder, en liggen er enkele ideeën om het functioneren van de Algemene Bestuursdienst ietsepietsie te veranderen. Misschien dat we daardoor beter functionerende topambtenaren krijgen, maar voor ons ligt er nog steeds geen echt belastingplan; weer hebben we wat pleisterwerk voorliggen. In de woorden van de heer Essers van het CDA: pappen en nathouden.

Voorzitter. Niks doen is ook mismanagement. Het Nederlandse belastingstelsel is kapot. Het is om te beginnen belachelijk ingewikkeld. De Rekenkamer zei in mei van dit jaar nog: de regering moet snoeien in de wildgroei van fiscale regelingen die de afgelopen twintig jaar zijn ingevoerd. De Rekenkamer telde daarbij 116 aftrekposten, vrijstellingen en teruggaven. Totaal: 111 miljard euro vorig jaar. Volgens mij is daar nog niks mee gebeurd. De marginale druk, dat is eigenlijk het grootste probleem, en hij is hier al eerder aan de orde gesteld, zelfs door de heer Crone. Die marginale druk betekent dat meer dan 80% van iedere extra verdiende euro niet naar de daarvoor hard werkende Nederlander gaat, maar naar de schatkist. Dat hoort niet, dat moet niet, maar of er wat aan gebeurt, ligt verborgen in de schoot van de coalitieonderhandelingen.

Voorzitter. Over de toeslagenaffaire is al veel gezegd. Het is nu niet het moment om daar meer aan toe te voegen. Nu is wel het moment om ook eens te wijzen op de andere kant van het belastingbeleid. Want zoals we weten, is er sprake van een gigantische fiscale kloof in Nederland. Meer dan de helft van de belastingen, van de opbrengsten, wordt opgebracht door slechts 20% van de meestverdienende Nederlanders. Hun schouders dragen de lasten, ja. De publieke aandacht van de politiek gaat slechts uit naar de kwetsbaren, maar dit parlement hoort op te komen voor alle Nederlanders.

In dit verband verwijs ik nog maar eens, net als de afgelopen drie jaar, op het onrecht dat in box 3 wordt aangedaan onder de naam "vermogensrendementsheffing". Dat is bij eerdere sprekers ook aan de orde geweest. Veel pensioenfondsen verdienden de afgelopen tien jaar te weinig om te kunnen indexeren, maar deze staatssecretaris en al zijn voorgangers wilden van particulieren al die tijd ieder jaar evenveel belasting op het rendement op vermogen binnenhalen, ook al daalde de rente. Steeds schever werd de verhouding tussen werkelijk en wettelijk forfaitair rendement. Dus de regering ging sjoemelen, zoals in 2017 met de invoering van de gestaffelde rendementsgrondslag naar rato van de omvang van de beleggingsportefeuille. Iedereen ziet de onrechtvaardigheid van deze ficties in, maar de staatssecretaris stelt zich puur formeel-juridisch op en dwingt burgers tot jarenlange procesvoering.

Onlangs heeft de advocaat-generaal — ik meen dat zelfs de heer Ester van de ChristenUnie er problemen mee had — gezegd dat die staffelmethode in strijd is met elementaire mensenrechten. Maar in plaats van beschaafd toe te geven, zegt de staatssecretaris: ja, ik wil eerst de uitspraak afwachten. Net zoals de regering al drie jaar zit te wachten met de herziening van het belastingstelsel. Ik hoorde dat mevrouw Prast overweegt om een motie in te dienen die dat misschien gaat bespoedigen. Ik ben dan ook heel benieuwd naar wat er gaat komen.

Deze Kamer trekt de hele avond en morgen de hele dag uit, voor de derde keer op rij, voor de behandeling van een belastingplan dat dan de naam "Belastingplan" eigenlijk niet mag dragen. De fractie van Forum voor Democratie heeft dan ook eigenlijk geen nadere vragen aan de staatssecretaris en wil zich slechts aansluiten bij de heer Ester, die heel beleefd over de Belastingdienst vroeg: komt het nog goed en, zo ja, wanneer? En voor de rest moeten we maar wachten op een nieuw kabinet, zonder al te veel hoop overigens, wat ons betreft.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Frentrop. Dan is het woord aan mevrouw Geerdink namens de fractie van de VVD.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Geerdink i (VVD):

Excuus, voorzitter, want ik had iets te lang koffiepauze, maar het voordeel is dan wel dat nu in ieder geval weer wat meer mensen in de zaal zitten.

Op de grens van een nieuwe regeerperiode — er is een akkoord, las ik net — behandelen we vandaag en morgen een belastingpakket met een zestal wetsvoorstellen, twee verzamelwetten, een tweede deel van een implementatie van een Europese richtlijn, een intrekking van een wetsvoorstel, een wetsvoorstel dat misbruik terugdringt en de verlaging van de verhuurderheffing. Een beetje van alles wat. Veel technische wetsvoorstellen die in de schriftelijke inbreng al uitgebreid zijn behandeld. De vragen die overgebleven zijn, zal ik in deze plenaire bijdrage aan de orde stellen. Daarbij zijn de grote lijnen: de uitvoeringskracht van de Belastingdienst, de verhoging van de administratieve lasten, het effect van de maatregelen op het doenvermogen van belastingplichtigen en de effecten van de maatregelen op het Nederlandse vestigingsklimaat.

Om te beginnen de uitvoeringskracht van de Belastingdienst. De Belastingdienst maakt, zoals u weet, bij elke maatregel een uitvoeringstoets. Dit jaar bevatten deze uitvoeringstoetsen veel rode en gele vlaggen die waarschuwen voor de impact van de maatregelen. De gele en rode vlaggen worden deels veroorzaakt door complexe maatregelen en deels veroorzaakt door ICT-problemen die vertraging in de uitvoering veroorzaken. Dit jaar vermeldt de uitvoeringstoets bij de maatregel temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting dat de regeling uitvoerbaar is, mits wordt geaccepteerd dat de onzekerheidsbandbreedte ten koste gaat van tijdige en betrouwbare implementatie én dat er een herprioritering noodzakelijk is, hetgeen leidt tot verdringing van modernisering en vernieuwing in het informatievoorzieningsportfolio.

Vorig jaar, bij de vaststelling van de wijzigingen van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting liet de uitvoeringstoets bij dat wetsvoorstel een positieve uitvoeringstoets zien met de opmerking: mits wordt geaccepteerd dat deze maatregel in eerste instantie leidt tot een aanzienlijke beperking in de mogelijkheden voor wetgeving met automatiseringsgevolgen binnen het domein van de vennootschapsbelasting en de dividendbelasting in de komende jaren.

Het wetsvoorstel tegengaan mismatching bij toepassing zakelijkheidsbeginsel van dit jaar krijgt ook een rode vlag en twee gele vlaggen, waarbij de Belastingdienst van mening is dat het wetsvoorstel wetstechnisch complex is en dat er potentieel honderden transacties handmatig door de Belastingdienst moeten worden beoordeeld. Tel daarbij op de tendens dat Europese richtlijnen met impact op ons fiscale stelsel het afgelopen jaar herhaaldelijk met stoom en kokend water op het allerlaatste moment aan beide Kamers zijn voorgelegd, en dan is de vraag gerechtvaardigd: kan de Belastingdienst nieuwe wetgeving nog wel aan?

Kan er niet getemporiseerd worden? Wordt de Belastingdienst voldoende in positie gebracht bij het prioriteren van nieuwe wetgeving? Wat betekent de verminderde uitvoeringskracht voor de veranderkracht van de Belastingdienst? Wat doet dit met de interne bedrijfscultuur van de Belastingdienst? Kan de Belastingdienst de stroom richtlijnen uit de EU nog wel aan? En wat te denken van de OESO-voorstellen die er de komende jaren nog bovenop komen? De VVD-fractie is benieuwd naar de antwoorden van de staatssecretaris op deze vragen.

Wetgeving veroorzaakt uitvoeringslasten voor de Belastingdienst, maar ook administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Dit jaar nemen de administratieve lasten toe met bijvoorbeeld de regeling van gerichte vrijstelling voor thuiswerkkosten, in combinatie met de antisamenloopbepaling voor de gerichte vrijstelling reiskostenvergoeding van woon-werkverkeer. Daarbovenop is er nog de wijziging die eveneens per 1 januari 2022 ingaat en die maakt dat werkgevers alleen de daadwerkelijke reisdagen mee mogen laten tellen voor de onbelaste reiskostenvergoeding. Begrijpt u het nog?

Voor werkgevers betekent dit dat zij met alle werknemers nieuwe afspraken moeten maken, die daarna nog eens administratief verwerkt moeten worden. Voor grote bedrijven is dit een klus, maar voor het mkb is het een relatief nog veel grotere klus, in coronatijd, met alle bijbehorende onzekerheden: reiskosten, werktijd, thuiswerken et cetera. Mijn vraag aan de staatssecretaris is om hier nog eens goed naar te kijken. Hoe gaat de Belastingdienst ondernemers helpen om dit op tijd te verwerken? Wordt er in coronatijd met enige coulance door de Belastingdienst beoordeeld? En welke methodiek wordt er eigenlijk gehanteerd bij het meten en vaststellen van de administratieve lastendruk, zo vragen wij de staatssecretaris.

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Ik hoor mevrouw Geerdink hier een aantal voorbeelden noemen van het weer complexer maken van ons belastingsysteem en ik hoor haar daar haar ongenoegen over uitspreken. Mijn vraag is of zij, of de VVD-fractie, van mening is dat ons belastingstelsel de afgelopen tien jaar simpeler of complexer is geworden.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat is een heel eenvoudig antwoord: het is veel complexer geworden.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

U bent een grote fractie, in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer. U bent in die tien jaar ook leidend geweest in kabinetten. Als het complexer is geworden, welke mogelijkheden ziet u dan nog om dit te doorbreken? Blijkbaar is het niet gelukt in de tien jaar dat uw partij en uw fractie aan de macht zijn.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Complexiteit — de heer Essers was daar ook al vrij duidelijk over — ontstaat omdat er met hele goede redenen en met hele goede intenties uitzonderingen op uitzonderingen worden bedacht, of omdat er — coronatijd en thuiswerken zijn iets nieuws — weer iets nieuws bedacht wordt. Het is vaak met goede intenties. Alleen, het dijt uit als er op een gegeven moment geen punt op de horizon wordt geplaatst, zoals de heer Essers het noemde, en er niet eens even goed over nagedacht wordt. Het is dus aan alle kanten zeer van belang, niet alleen voor ondernemers, maar ook voor de Belastingdienst, om ervoor te zorgen dat de wetgeving zo min mogelijk complex wordt opgesteld. Daar hebben we het niet alleen bij dit Belastingplan, maar ook bij de voorgaande belastingplannen aandacht voor gevraagd. Ik ga er dus van uit dat het niet aan ons ligt. Het is wel iets waar we aandacht voor blijven vragen, net zolang totdat het op een gegeven moment misschien iets minder complex wordt vormgegeven.

De voorzitter:

De heer Van der Linden, derde.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

De probleemanalyse kan ik volgen. Dit analyseren we hier al jaren. Maar de oplossing die ik hier van u hoor, is: we blijven vragen stellen. Dat zou het dan moeten oplossen. Maar hoe gaan we het bereiken? Dat is toch de hoofdvraag? Hoe gaan we ervoor zorgen dat we het nou echt simpeler, eenvoudiger en beter maken?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Wij zijn in de rol waarin wij wetgeving toetsen op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en rechtmatigheid. Dat is wat wij hier nu doen. Wij toetsen dus op de uitvoering en wij zeggen wat wij daarvan vinden. Het echte eenvoudiger maken moet toch echt gebeuren door de regering — door andere wetsvoorstellen of doordat er misschien wetsvoorstellen af gaan — of doordat er in de Tweede Kamer op die manier naar wetsvoorstellen wordt gekeken. Die oproep kan ik hierbij doen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Geerdink (VVD):

We zijn bij het versterken van het doenvermogen. We gingen van uitvoeringslasten naar administratieve lasten, naar het versterken van het doenvermogen door belastingplichtigen. Vorig jaar en de jaren hiervoor hebben we in de Eerste Kamer uitgebreid gesproken over de wens van de Kamer om het doenvermogen van belastingplichtigen te versterken. Dit heeft geresulteerd in letterlijk één A4'tje in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Belastingplan 2022. Ik heb er expliciet naar gezocht. Uit de memorie van antwoord blijkt dat het doenvermogen niet is getoetst, voor zover sprake was van doenvermogen van grote ondernemingen, als er geen acties van mensen werden gevraagd of bij technische aanpassingen van wet- en regelgeving. De vraag van mijn fractie is: wat zijn nou technische aanpassingen in dit kader? Is de aanpassing van de eigenwoningregeling in partnerschapssituaties en bij overlijden een overwegend technische of een overwegend beleidsmatige aanpassing? Deze regeling is wel beoordeeld en wordt dan als relatief doenlijk gekarakteriseerd. Wat zegt zo'n oordeel? De centrale vraag is: welke consequenties verbindt de regering aan de doenvermogentoets?

De Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel geldt niet alleen voor grote ondernemingen. Is het waarschijnlijk dat deze niet zal zijn beoordeeld, omdat er geen acties van mensen worden gevraagd? De Belastingdienst neemt echter wel structureel 8 fte extra in dienst voor de uitvoering. Staatssecretaris, hoe zou een toets op de doenlijkheid voor ondernemingen bij dit wetsvoorstel met terugwerkende kracht, zonder eerbiedigende werking uitvallen?

Dat brengt mij bij het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. In de afgelopen jaren is met tomeloze energie en met succes ingezet op antibelastingontwijking. Eigenlijk is ingezet op het tegengaan van belastingontwijking. Aangekondigde tariefsverlagingen zijn echter niet geëffectueerd. Tegelijkertijd zijn vele grondslagverbredende maatregelen doorgevoerd en lijkt deze exercitie nog niet ten einde. Maatregelen die bedoeld waren om investeringen en innovaties uit te lokken, zoals de BIK, worden ingetrokken. De betrouwbaarheid van de overheid is daardoor verder afgenomen. Daar is ook al tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op ingegaan. Het is nog niet ten einde. De lijst met nog door te voeren lastenverzwaringen, de lijst-Ter Haar, is nog niet volledig omgezet in wetgeving. Er komen nog maatregelen aan. Andere fracties spraken daar ook over. Daarbovenop komen de EU- en OESO-voorstellen die gaan over het belasten van digitale diensten die de vergroening stimuleren of die een wereldwijde minimale winstbelasting introduceren.

Voorzitter. Niet alleen de Belastingdienst vraagt om rust en tijd om de veranderingen bij te benen, maar het Nederlandse bedrijfsleven vraagt dit ook. We kennen nu een effectieve vennootschapsbelastingdruk van 23,7%. We staan daarmee op de 23ste plaats op de EU-ranglijst in 2020. Wij zijn geen belastingparadijs. Sterker nog, de keerzijde van de medaille van de hoge effectieve vennootschapsbelasting en de dividendbelastingdruk is dat we enerzijds bedrijven zien gaan en dat anderzijds bedrijven er alles aan doen om zo laag mogelijke belastingdruk te ondergaan. Er is maar één stelregel die voor ogen gehouden moet worden: de belastingdruk moet in Nederland een neutrale basis hebben — collega Essers heeft het daar ook al over gehad — en niet leiden tot een belastingvlucht van bedrijven naar het buitenland. Het onderzoek voortvloeiend uit de motie bij het Belastingplan 2021 naar mogelijkheden voor rechtsvormneutrale belastingheffing biedt goede handvatten voor een komende regeerperiode, die aanstaande is. De VVD-fractie is benieuwd naar de uitkomsten, maar naar wij aannemen zal de staatssecretaris daar op dit moment geen mededelingen over doen. Het zou ons verbazen. De VVD-fractie, dat zal u niet verbazen, maakte zich zorgen over de voorgestelde wetgeving met betrekking tot excessief lenen, die gelukkig is aangehouden en door de nieuwe regering opnieuw zal worden bekeken. Excessief lenen aanpakken is, zoals de heer Ester ook al zei, symptoombestrijding. De echte oorzaak ligt in het niet-neutrale en niet-evenwichtige fiscale stelsel dat de afgelopen jaren sluipenderwijs is ontstaan. Wij hopen op een goede afloop en wachten af wat er gaat komen.

Voorzitter. Hoe zorgt de regering ervoor dat een stapeling van maatregelen niet doorslaat naar een fiscaal klimaat waarin reële bedrijven zich niet meer welkom voelen in Nederland? Of liever gezegd, hoe zorgt de regering ervoor dat reële bedrijven zich wél welkom voelen in Nederland? Het liefst reële, groene bedrijven. Blijven we ondernemers straks stimuleren, of straffen we ze met fiscale maatregelen af? Welk effect op het Nederlandse vestigingsklimaat en het investeringsklimaat beoogt de regering ten principale? Hoezeer hechten we daarbij aan onze belastingsoevereiniteit? De VVD-fractie is benieuwd naar de reflectie hierop van de regering.

Nu wacht ik even voordat ik naar een volgend blokje ga, want er komt een vraag.

De heer Vendrik i (GroenLinks):

Vindt mevrouw Geerdink belastingontwijking erg?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ja, dat vindt mevrouw Geerdink wel. Ik ben blij dat u deze vraag stelt, want ik heb vanavond een aantal keren gedacht: wat verstaat de Kamer onder belastingontwijking? Als belastingmaatregelen worden gebruikt om zo min mogelijk belasting te moeten betalen, is dat wat mij betreft niet per definitie belastingontwijking. Belastingontwijking is dat je bewust en buiten de grenzen van de wet te weinig belasting betaalt. Op het moment dat de wet is zoals hij is en door de Tweede Kamer is aanvaard, mogen ondernemers ervan uitgaan dat dat de wet is die beoogd is en waarbinnen gehandeld mag worden. Dat geldt voor ons allemaal, zoals wij hier zitten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik hoor mevrouw Geerdink zeggen: "buiten de wet". Dan hebben we het volgens mij over ontduiking. Dat is illegaal. Daar zijn we allemaal tegen, mag ik hopen. Daar gaat dit debat niet over. Mijn vraag gaat over legale vormen van ontduiking, zo u wilt; het gaat over belastingontwijking. Dat is het inzetten van constructies om zo min mogelijk belasting te betalen. Het kabinet heeft verschillende acties ondernomen. Twee wetsvoorstellen liggen hier op tafel, waarin vormen van belastingontwijking als ongewenst worden beschouwd. Ik hoor mevrouw Geerdink dat niet zeggen. Ik hoor mevrouw Geerdink niet zeggen dat ze het op dit punt met het kabinet eens is, namelijk dat het fiscale stelsel daar niet voor bedoeld is, dat het ten koste gaat van de belastingmoraal en dat van bedrijven een fair share verwacht mag worden bij de financiering van de publieke zaak. Is het zo moeilijk voor de VVD om dat te zeggen of luister ik gewoon slecht?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk dat u slecht luistert. Wij zijn echt tegen het misbruik maken en het ontwijken van belasting. Ik ben het helemaal met u eens dat bedrijven ook een fair share moeten betalen. Daarin verschillen wij absoluut niet van mening.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan heeft het dus ook zin om afscheid te nemen van dat oude fiscale beleid. Dat faciliteerde immers allerlei vormen van belastingontwijking. Dat deden wij als Nederland en niet zo zuinig ook, want we staan in de top drie van de wereld. Dan heeft het dus zin om toe te gaan naar een fiscaal beleid waarin we dat niet meer doen, maar waarmee we ons richten op een fair share van het bedrijfsleven hier en elders bij het financieren van de publieke zaak. Als belasting ontwijken dat in de weg staat, hebben we daar een taak. Is mevrouw Geerdink het met deze uitleg eens?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Daar is mevrouw Geerdink het helemaal mee eens. Mevrouw Geerdink hoopt ook nog dat wat er aan extra belastingontvangsten gaat komen, niet wordt aangewend om belasting te verhogen, maar om belasting te verlagen.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Even terug naar het vestigingsklimaat. Mevrouw Geerdink van de VVD heeft het over het fiscale vestigingsklimaat. Bij het vestigingsklimaat spelen echter vele zaken een rol. Het fiscale is er één aspect van, maar is, denk ik, niet altijd doorslaggevend. Het gaat natuurlijk ook vooral om de economische dynamiek, de aanwezigheid van talent, hoe snel je iets kunt ontplooien, en of er niet te veel bureaucratie is. Dat zet ik allemaal even aan de kant. Een aantrekkelijke regeling voor aandelenoptieplannen is bijvoorbeeld heel belangrijk voor het vestigingsklimaat van start-ups, waar u zo op uit bent en ik ook. Nederland is daarin toch wat minder competitief geworden, omdat er veel upfront betaald moet worden. Daardoor kiezen allerlei scale-ups voor andere landen. Hoe kijkt de VVD daartegen aan?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Volgens mij is de regeling voor aandelenopties nu even aangehouden. Ten principale is dat wel waar je aan zou kunnen denken bij het stimuleren van start-ups en scale-ups. Wij willen graag dat deze bedrijven zich ook in Nederland welkom voelen en blijven voelen. Ik snap dus niet helemaal waar u op uit bent. Volgens mij delen wij deze intentie.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Bent u van mening dat het huidige regime aantrekkelijk genoeg is om deze bedrijven naar Nederland te trekken?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk dat dat niet alleen afhankelijk is van het Nederlandse fiscale stelsel. Ik denk dat dat ook te maken heeft met hoe wij met het buitenland concurreren. Op dit moment hebben wij een aantal faciliteiten die daarop zien. Ik hoop dat die niet verdwijnen. Ik denk dan aan Innovatiebox en aan allerlei zaken die specifiek zien op het stimuleren van innovaties. In dat kader: u weet dat wij voorstander waren van de BIK. Zoiets, maar dan meer gericht op vergroening, zou best een goed instrument kunnen zijn.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat is niet helemaal duidelijk, maar ik geloof dat we het erover eens zijn dat het belangrijk is dat de economische dynamiek wordt gestimuleerd, dat die talent aantrekt en dat dat ook een doel moet zijn bij het fiscale beleid, zeker voor dit soort snelgroeiende bedrijven. Goed om te horen.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, mevrouw Geerdink.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Natuurlijk zijn er vele fiscale onderwerpen die niet in het belastingplanpakket 2022 zijn terug te vinden. De hervorming van box 3, waar we het al over hebben gehad, het toeslagenstelsel dat anders moet worden vormgegeven en de maatregelen die uit het rapport van de commissie-Borstlap komen, om er maar een paar te noemen: ze hebben dringend aandacht nodig, net als de alsmaar uitdijende complexiteit van het fiscale stelsel. Daar hebben we bij vorige belastingplannen al aandacht voor gevraagd.

Tot slot wil ik het nog hebben over de dubbelepettendiscussie van belastingadviseurs die zo prominent in de media wordt gevoerd, omdat deze de behandeling van fiscale wetsvoorstellen raakt. Bij bijna alle discussies is er een goede reden waarom ze gevoerd worden. Hier is een van de redenen dat deze discussie al te lang duurt, zonder dat er zichtbare maatregelen genomen worden door de beroepsgroep zelf. Ze worden ook niet genomen door de organisaties waar de andere pet gedragen wordt, of door de wetgever, die hierin een beslissende rol zou kunnen spelen. Zou het een idee zijn, staatssecretaris, om naar het voorbeeld van de Engelse Chartered Institute of Taxation de kwaliteit van de fiscale beroepsbeoefenaren op neutrale wijze centraal te stellen? Dan kan op die manier de kracht van fiscalisten toenemen zonder dat aan de neutraliteit getwijfeld behoeft te worden. Samenwerking van fiscalisten in verschillende rollen is niet per definitie verkeerd. Die kan ook ten goede worden aangewend, mits de rollen maar goed gescheiden worden uitgevoerd en voor de buitenwereld duidelijk is welke belangen er gediend worden. Wij zijn benieuwd naar de rol die de staatssecretaris zichzelf hierbij heeft toebedeeld. Gaat er ingegrepen worden, of laat u het aan de sector over?

Voorzitter. Er zijn vandaag twee staatssecretarissen aanwezig. In verband met de uitgestelde behandeling van de toeslagenwetgeving naar het voorjaar zijn de vragen van de VVD-fractie vooral gesteld aan de staatssecretaris die namens de regering de fiscale portefeuille beheert. Wij vragen daarvoor begrip. We zien met veel belangstelling uit naar de reflecties en de beantwoording op de vragen die zijn gesteld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Geerdink. Dan is het woord aan de heer Schalk namens de SGP.

De heer Schalk i (SGP):

Dank aan mevrouw Geerdink voor haar betoog, waarin het bedrijfsleven, de vennootschappen en weet ik het wat allemaal bedeeld zijn. Ik zat even te kijken in dit mooie blauwe boekje over de overheidsinkomsten. Daarin staat wat er nou echt uit het bedrijfsleven komt van die 334 miljard. Dat is ongeveer 50 miljard. De rest komt bij gewone mensen vandaan. Zou mevrouw Geerdink daarover nog iets kunnen zeggen? Er zijn een paar voorbeelden genoemd, onder anderen door de heer Van Rooijen, over ouderen die toch wat misdeeld zijn. De heer Ester heeft ook wat voorbeelden genoemd. De marginale druk is al een paar keer aan de orde geweest. Wat is de visie van de VVD op die situatie voor deze mensen?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Om even de link te leggen tussen deze mensen en het bedrijfsleven: wij hopen dat zo veel mogelijk mensen bij deze bedrijven werken. Dat is de eerste link die er is. Als je het hebt over evenwicht in belastingdruk, dan hoop je dat je zo min mogelijk op arbeid belast en dat er zo veel mogelijk transitie richting het belasten op grondstoffen gaat plaatsvinden, omdat je daarmee ook de klimaatbeweging in gang zet of in ieder geval versterkt. Daarmee hoop je ook dat de belasting op de vennootschapsbelasting zo laag mogelijk blijft, om te zorgen dat bedrijven kunnen innoveren en werknemers kunnen aannemen. Dat is het beeld in grote lijnen. De voorstellen zoals die nu in de belastingplannen zitten, zijn wat ons betreft evenwichtig. Daar kunnen wij ons dus in vinden. Dat is de reden waarom we daarop niet hebben ingezoomd.

De heer Schalk (SGP):

Ik ben het zeer met mevrouw Geerdink eens dat het heel fijn is dat al die bedrijven er zijn, want daardoor kunnen mensen geld verdienen. Vervolgens zegt mevrouw Geerdink: omdat ze er zijn, kunnen we de vennootschapsbelasting en dergelijke naar beneden doen. Maar ik vroeg hoe het zit met de marginale druk. Stel je voor dat iemand €1.000 meer gaat verdienen — het is vandaag al een keer genoemd — dan moet hij daar ruim €700 van inleveren aan belasting. Het zou zo aardig zijn als de VVD op zo'n onderwerp een scherpe visie had, want dat kan de staatssecretaris of ons nieuwe kabinet geweldig de goede richting in helpen.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Het liefst hebben wij een zo groot mogelijke arbeidsparticipatie. Dat betekent dat wij de marginale druk op arbeid het liefst zo klein mogelijk laten zijn om zo veel mogelijk mensen aan het werk te helpen. Dat is eigenlijk de algemene visie die daarachter zit.

De heer Schalk (SGP):

Dat vind ik een mooie visie: laat het zo laag mogelijk zijn. Is mevrouw Geerdink het dan ook met mij eens dat voor iedereen dan ongeveer hetzelfde moet gelden?

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Geerdink.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Ik denk dat wij een voorkeur geven aan de mensen die daadwerkelijk bijdragen in de vorm van arbeid. Wij zijn er in eerste instantie voor om de marginale druk daarvoor zo laag mogelijk te houden.

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Ik kan ingaan op de laatste zin van mevrouw Geerdink, over de mensen die via arbeid bijdragen aan de economie. Maar erkent u ook dat de ouderen, die 40 jaar gewerkt hebben en Nederland mee hebben opgebouwd, hebben bijgedragen? Overigens dragen ze ook op een andere manier bij, bijvoorbeeld als vrijwilliger. Of als een opa en oma die op de kleinkinderen passen; ik heb er ook zeven. Als ouderen niet meer op de kleinkinderen passen, ligt Nederland gewoon plat. Vindt u niet dat ook de ouderen in belastingen eerlijk mee moeten delen en dat de VVD ook daarvoor zou moeten opkomen? Mijn echte vraag was …

De voorzitter:

O, ik hoorde al een vraag.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Nee, dat was de eerste vraag en die is duidelijk. Over de tweede vraag hebben we eerder al een discussie met de ChristenUnie gehad: box 3. Wat vindt de VVD van het plan van Klaas Knot, die daar overigens niet over gaat, maar die wel invloed heeft, wat betreft het verhuizen van de eigen woning van box 1 naar box 3? Wij vinden, met anderen — ook het CDA dat in de coalitie zit, wat trouwens interessant is — dat die helemaal uit de belasting moet en dus gedefiscaliseerd moet worden.

De voorzitter:

Dat was twee halen, één betalen. Twee korte antwoorden is samen één.

Mevrouw Geerdink (VVD):

Dat probeer ik, voorzitter. Ik begin met vraag twee over het eigen huis. Volgens mij staat in ons verkiezingsprogramma dat dat gewoon in box 1 moet blijven. Daar kan ik dus redelijk helder over zijn. Ik weet niet wat er uit de onderhandelingen is gekomen, maar dat is het heldere antwoord op deze vraag op basis van ons verkiezingsprogramma.

De tweede vraag ging over de ouderen. Ouderen vormen voor ons, net als voor u, een hele grote groep waar wij ons Nederland aan te danken hebben. Dus ja, ik ben het er helemaal mee eens dat zij gedurende hun leven al veel belasting betaald hebben. Maar volgens mij is ons pensioenstelsel daar ook op ingericht: aftrek van pensioenpremies en betalen van belasting over datgene wat uitgekeerd wordt. Ik denk dus dat daar op dit moment een goed evenwicht is.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Rooijen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar bent u het met het CDA en met 50PLUS eens dat het eigenlijk nog verstandiger is om de eigen woning helemaal uit de belastingkaders te halen, een grote vereenvoudiging voor de Belastingdienst, een gigantische vereenvoudiging? De eigen woning dus uit box 1 halen en defiscaliseren, wat vindt u daarvan?

Mevrouw Geerdink (VVD):

Laat ik het zo zeggen: daar voel ik niet zo veel voor. Ik denk namelijk dat dat verstandig is: het eigen huis als een vermogensbestandsdeel en daar waar er inkomsten uit ... Kijk, we hebben nu het stelsel van het eigenwoningforfait en de aftrek van hypotheekrente. Voor ons voldoet dat. Ik weet natuurlijk niet wat er uit die onderhandelingen komt, maar op dit moment hou ik daaraan vast.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Raven namens de Onafhankelijke Senaatsfractie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Raven i (OSF):

Voorzitter. Het Belastingplan 2022, op de rand van de geboorte van een nieuw kabinet. Ik ben geen waarzegger, maar ik durf de voorspelling aan dat de waarde van dit debat redelijk tijdsbeperkt is, aangezien er morgen een nieuw regeerakkoord zal komen, waarin een aantal van de vandaag besproken zaken ongetwijfeld een andere richting zullen krijgen. Toch complimenten aan de collega's voor hun zeer interessante bijdrages en ook voor de vragen die gesteld zijn. Dat geldt met name voor de vragen van de 50PLUS-fractie over de indexering van de pensioenen. Intimi weten dat ik een petitie ben gestart in relatie tot de eenmalige compensatie van gemiste indexering over de afgelopen dertien jaar. Dat gaat over 40 miljard. Ik heb daar straks iets over opgemerkt bij een interruptie. Het aantal intimi groeit met de dag, want de petitie is nog steeds lopende.

Voorzitter. Ik hoorde in de bijdrage van met name de Partij van de Arbeid iets over het mogelijk instellen van een belasting voor superrijken. Ik kan me daar iets bij voorstellen. De cijfers die genoemd zijn, zijn zeker wezenlijk anders dan in het verleden en je zou daar best over mogen nadenken. Wat de opbrengst betreft zou ik het voorstel willen doen dat die, als dat ooit een keer doorgaat, bij de gemeenten en de provincies terechtkomt. U weet dat de OSF die twee gedecentraliseerde overheden met name probeert te vertegenwoordigen hier in dit huis. Dat betekent ook dat mijn bijdrage wellicht niet met name gaat over het Belastingplan als zodanig, maar wel over datgene wat er níét instaat, maar wat voor gemeenten en provincies wel heel belangrijk is.

Wij vragen ook aandacht voor een probleem dat inmiddels al meer dan tien jaar niet aangepakt wordt en waarvan we toch steeds de indruk hadden dat het ook in een belastingplan tot uitdrukking zou kunnen komen. Er zijn namelijk een aantal gemeenten in Nederland met grote industriële complexen en met grote industrieën, en die zijn niet in staat om een differentiatie in de ozb-tarieven te realiseren. Dat heeft grote consequenties voor de mkb'ers in die gemeenten. Dat is niet een thema dat in de afgelopen jaren ontstaan is; er wordt al jaren over gesproken. Maar dat probleem wordt steeds manifester, zeker nu we praten over de huidige coronacrisis. De mkb'ers worden geraakt door het feit dat in die gemeenten aan de grote industrieën een hoog ozb-tarief wordt opgelegd. Dat heeft ook te maken met de afschrijvingsmethodieken van dat soort bedrijven. De gemeenten worden eigenlijk verplicht gesteld om die ozb-tarieven wat hoger vast te stellen en nogmaals, daar worden de mkb'ers de dupe van. De concrete vraag is eigenlijk waarom er in dit Belastingplan wederom geen oplossing is voor dat probleem. Ik roep u, de vertegenwoordigers van het kabinet, op; het is weliswaar demissionair, maar ik hoop dat u namens de nieuwe regering inmiddels al kunt toezeggen dat u bij het Belastingplan 2023 mensen op het pad zet om daarvoor te zijner tijd met een oplossing te komen.

Voorzitter. Nog een tweede probleem waarmee gemeenten in toenemende mate worden geconfronteerd, is dat ze nogal wat last hebben van de no-cure-no-paybedrijven die jaarlijks gigantische aantallen bezwaren tegen de WOZ-waarde indienen. Inmiddels beloopt dat een bedrag van opgeteld 26 miljoen voor alle gemeenten in Nederland. Dit is toch een discutabel verdienmodel voor dat soort bedrijven, zeker in een tijd waarin de rechterlijke macht probeert de waarde van de woningtaxaties te beperken tot maximaal €1.000 verschil. We weten dat de woningwaardes elke maand gigantisch stijgen en dat het gewoon ondoenlijk is voor gemeenten om daar een fatsoenlijke taxatie tegenover te stellen. Dat betekent dat al die no-cure-no-paybedrijven altijd in het gelijk worden gesteld, met aan de andere kant kosten voor de belastingbetaler. Ik roep de kabinetsvertegenwoordigers op om hier aandacht aan te besteden. Graag ook een toezegging dat er een oplossing voor de gemeenten wordt gezocht, bijvoorbeeld in de compensatie van de genoemde 26 miljoen die de gemeenten inmiddels jaarlijks aan kosten hebben.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Raven. Dan is het woord aan de heer Van der Linden namens de Fractie-Nanninga. Ik herinner de leden er ondertussen graag aan dat als u geen 1,5 meter afstand kunt houden, het advies blijft om een mondkapje te dragen, ook vanwege de voorbeeldfunctie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Voorzitter. Ik wil het in onze bijdrage over de belastingplannen hebben over drie zaken: het verleden, toen wij met elkaar nog streefden naar een kleine overheid, het heden, ons huidige, complexe belastingstelsel waar al veel over gezegd is, en de toekomst, hoe dat anders kan en anders moet.

Het verleden: de kleine overheid. Het streven naar een kleine overheid met zo laag mogelijke overheidsuitgaven lijkt een relikwie uit vervlogen tijden, een soort oud normaal. Een kleine overheid wordt zelfs door de Mark Rutte-partij met argusogen bekeken. Angstdromen van een verfoeide negentiende-eeuwse nachtwakersstaat doemen kennelijk op, maar een kleine overheid is helemaal niet zo'n oud ideaal en was enkele decennia terug weinig omstreden. Was het ook niet vadertje Drees die uiteindelijk brak met de Partij van de Arbeid omdat de Staat onder de sociaaldemocraten in zijn beleving te groot groeide? Het nieuwe normaal, het nieuwe mainstream, is een grote, uitgedijde overheid. De overheid is al geruime tijd de grootste werkgever van Nederland, en dat terwijl het niet de overheid is die voor welvaart zorgt, maar het bedrijfsleven. Met name het mkb is van essentieel belang voor de werkgelegenheid en de vitaliteit van de Nederlandse economie. Juist het mkb wordt het niet makkelijk gemaakt. Een overschot aan regels, klagers, procesbegeleiders, complianceofficers en risicomanagers nekken het mkb in toenemende mate, terwijl een kleine overheid, lage overheidsuitgaven en beperkte bureaucratie de randvoorwaarden zijn om houdbare, eenvoudige en rechtvaardige belastingen te heffen bij burgers en bedrijven. Wij pleiten ervoor om het streven naar een kleine overheid te bevrijden uit de geschiedenisboeken en in het heden weer te gebruiken als uitgangspunt van beleid.

Dan het heden: ons belastingstelsel, de basis van de vandaag de voorliggende wetten. Ons belastingsysteem is op een aantal onderdelen hopeloos ouderwets en nodeloos complex. De Belastingdienst pompt in opdracht van de politiek jaarlijks tientallen miljarden rond aan belastingen, heffingen, aftrekposten en toeslagen. Dat rondpompen leidt tot enorme bureaucratie en uitvoeringsproblemen. Het kost veel energie en geld en werkt menselijk leed in de hand.

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Ik hoor de heer Van der Linden een heel betoog houden voor een kleinere overheid. Een hele simpele vraag: hoe dan? Hoe gaat u dat doen?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

We zouden kunnen schrappen in het aantal ministeries. We zouden kunnen schrappen in het aantal toeslagen. We zouden kunnen schrappen in de gigantische kosten van de energietransitie en de klimaatdoelstellingen. We zouden kunnen schrappen qua uitgaven op het gebied van immigratie. We zouden kunnen schrappen in het gigantische overheidsapparaat in Brussel, waar we een afdracht aan doen. Daar heeft u een aantal voorbeelden.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ja, maar dat gigantische overheidsapparaat in Brussel is relatief helemaal niet zo groot, vergeleken met het Nederlandse overheidsapparaat. Wilt u dan ook mensen ontslaan? Hoe moet ik dat zien? Hoe wilt u die overheidsrol terugdringen? Dit is natuurlijk in de praktijk heel belangrijk. Met welke concrete maatregelen wilt u dat bereiken? Het is natuurlijk makkelijk gezegd, maar hoe gaat u dat dan doen?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik heb de voorbeelden zojuist genoemd. Dat de heer Otten dat kennelijk slechte ideeën vindt, dat is aan hem. Ik heb het gehad over gigantische uitgaven voor klimaatbeleid, overheidsuitgaven aan klimaatbeleid. Dat is ook onderdeel van de overheidsuitgaven. Ik heb het gehad over de uitgaven op het gebied van immigratie en over de bijdrage aan Brussel, niet alleen voor het apparaat dat daar zit, maar ook voor het beleid dat daar wordt gevoerd.

De voorzitter:

De heer Otten, tot slot.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik hoor een hoop woorden, maar geen concrete manier hoe we hier dan komen. Misschien horen we dat wel een andere keer. Dank u.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Voorzitter. Dat rondpompen van geld leidt tot enorme bureaucratie en uitvoeringsproblemen. Het kost veel energie en geld en werkt menselijk leed in de hand, zoals we ook zien bij de kindertoeslagenaffaire. Het belastingstelsel, ons stelsel, moet wat ons betreft radicaal vereenvoudigd worden. De komende jaren moeten en kunnen daarvoor knopen worden doorgehakt. De tijd is er rijp voor. Er wordt al jaren over gesproken, maar opeenvolgende kabinetten kwamen niet over de brug. Sterker nog, zij slaagden het afgelopen decennium in consequent belastingen verhogen zoals de btw en de energiebelasting. De algehele belastingdruk is sinds 2010 met ruim 4 procentpunten gestegen en ligt inmiddels op bijna 40%. De marginale druk — er is vandaag al veel over gesproken: wat iemand meer overhoudt als hij of zij meer gaat verdienen — ontwikkelt zich ongunstig. Het loont voor veel mensen niet om te gaan werken, om meer te gaan werken of om promotie te maken. De extra bruto-inkomsten die daaruit voortvloeien, wegen simpelweg vaak niet op tegen de beperkte extra netto-inkomsten door wegvallende toeslagen.

Volgens het kabinet, in antwoord op onze vragen, is een hoge marginale druk nodig voor herverdeling van welvaart om minima te compenseren, maar dat is natuurlijk niet het hele verhaal. Dat kan namelijk ook prima nadat grondig is gesnoeid in het ingewikkelde toeslagencircus in ruil voor simpelere alternatieven zoals een lagere inkomstenbelasting en een hogere vrije voet en door eenvoudige standaardtoelagen in het leven te roepen. Standaardtoelagen rieken al snel naar een basisinkomen, maar in de praktijk hebben we dat al. Alleen ziet het er niet zo uit, omdat het een complexe brij is van allerhande specifieke regelingen. We noemen het anders, maar feitelijk kent dit land al een basisinkomen. Een simpeler en rechtvaardiger belastingstelsel moet wat ons betreft de marginale druk verminderen, zorgen dat meer werken altijd loont en bijdragen aan een kleinere en doelmatigere overheid op het gebied van uitvoering en belastingwetgeving: één die minder geld rondpompt dan in het heden.

Voorzitter, dan de toekomst. Het moet anders, maar hoe dan? Het is duidelijk dat het anders moet, maar als het eenvoudig was, dan was het allang doorgevoerd. We zijn benieuwd naar de formatie en wat daar uitkomt. Maar aangezien dezelfde partijen formeren die de afgelopen jaren regeerden, verwachten we op het punt van radicale vereenvoudiging van het belasting- en toeslagenstelsel geen doorbraak.

Het vorige kabinet presenteerde in het dossier Herziening belastingstelsel in mei 2020 — ik heb het net ook al gememoreerd — de rapporten Bouwstenen voor een beter belastingstelsel met als bijlage de Fichebundel beleidsopties: een menukaart van 306 pagina's met 169 zeer gevarieerde gerechten, van simpele prak zoals de btw verhogen tot exotische amuses zoals de slachttaks en accijnzen op aggregaten. Deze overdaad aan gerechten voor een beter belastingstelsel leidt net als een volle menukaart in een restaurant tot keuzestress, terwijl de aandacht gericht zou moeten zijn op de hoofdgang: een simpel en rechtvaardig stelsel. Wanneer men er in het regeerakkoord niet uitkomt, zou het van een nieuwe bestuurscultuur en nieuw elan getuigen als de Tweede Kamer, met misschien hulp van de Eerste Kamer, zelf het heft in handen neemt en probeert om, ondanks alle politieke tegenstellingen, daadwerkelijk de komende jaren tot een doorbraak te komen, waarbij iedereen wat water bij de wijn doet en men versimpeling van het belastingstelsel lostrekt van de eigen politieke stokpaardjes.

Voorzitter. Dan kan echt wel. Er zijn partijen die vorig jaar een poging waagden. Zo lieten D66, FVD en 50PLUS vorig jaar het CPB herzieningen van het sociale zekerheids- en belastingstelsel doorrekenen. Ik kan u als ervaringsdeskundige met een van die doorrekeningen vertellen: dat is geen sinecure. De versimpelingen moeten ten eerste niet leiden tot een onoverkomelijk tekort op de rijksbegroting …

Voorzitter, even een punt van orde. Er wordt echt ontzettend veel luidkeels gepraat hiernaast. Dat stoort bij het leveren van de bijdrage.

De voorzitter:

Dan is het verzoek aan de leden om dat minder te doen. U vervolgt uw betoog.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Het is geen sinecure. De versimpelingen moeten ten eerste niet leiden tot een onoverkomelijk tekort op de rijksbegroting en ten tweede niet grote groepen Nederlanders onevenredig benadelen in hun huishoudboekje, in de koopkrachtplaatjes. De genoemde drie partijen deden zoals gezegd een poging. Zowel D66 als FVD schrapten de huurtoeslag, het kindgebonden budget, de kinderbijslag en zorgtoeslag, alsook de hypotheekrenteaftrek, en introduceerden een verzilverbare heffingskorting op huishoudniveau. FVD en 50PLUS gingen verder en vervingen ook de algemene heffingskorting en arbeidskorting ten gunste van verzilverbare heffingskortingen. FVD trok dit zelfs door naar de AOW en de bijstand. 50PLUS schrapte overigens ook de hypotheekrenteaftrek, maar liet de huurtoeslag ongemoeid; een gemiste kans. Maar 50PLUS heeft qua verzilverbare heffingskorting in die doorrekening wel een belangrijke noviteit. De berekende verzilverbare heffingskorting was bij hen namelijk niet op huishoudniveau, maar een persoonlijke korting.

De uitkomst van die doorrekening — dat mag ook gezegd worden — was tamelijk spectaculair: vereenvoudiging, maar ook de koopkracht gemiddeld 5% hoger, en zowel werkenden, gepensioneerden als uitkeringsgerechtigden gingen erop vooruit, tegen "slechts" 6,5 miljard negatieve effecten op de rijksbegroting. Staatssecretaris Van Huffelen verwijst ook naar enkele van deze doorrekeningen in haar in december 2020 gepresenteerde beleidsopties voor alternatieven voor het toeslagenstelsel.

Voorzitter. Het punt dat wij willen maken hiermee vandaag, is er een van de verbindende kerstboodschap. De ingrediënten voor een eenvoudiger en rechtvaardiger belastingstelsel liggen klaar. Het is binnen handbereik, als de schouders daar gezamenlijk onder gaan. Daarna is er nog alle ruimte voor politieke meningsverschillen, het draaien aan de belastingknoppen en het berijden van de eigen stokpaardjes. Mijn vraag aan de bewindspersonen vandaag is: hoe zien zij de vervolgstappen nu voor de vereenvoudiging van dit stelsel? Zien zij daar een belangrijke rol voor het kabinet of is er een belangrijke rol weggelegd ook juist voor de Kamer, voor de Tweede Kamer en wellicht zelfs de Eerste?

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Ik heb met buitengewoon veel aandacht geluisterd naar de heer Van der Linden. Compliment dat hij zijn huiswerk zo goed doet en alle stukken nog weer eens goed heeft doorgenomen. Ik begrijp dat hij ook eerder betrokken is geweest bij de voorbereiding van zijn eigen stuk, zeg maar. De suggestie die hij doet, Tweede en Eerste Kamer, vind ik heel boeiend. Want als de Tweede Kamer iets wil en wij niet, schieten we er ook niks mee op, of omgekeerd; dus samen. Misschien is het een idee dat zijn fractie, de D66-fractie en de 50PLUS-fractie hier in deze Eerste Kamer misschien een initiatief ontwikkelen om dat samen met de Tweede Kamer een beetje apolitiek — het klinkt wat raar voor politici, "apolitiek", maar dat bedoelt u denk ik ook — op te pakken.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ja, dat is inderdaad een van de opties. Wellicht staat het vereenvoudigen, het radicaal vereenvoudigen van het stelsel op punt één van een nieuw kabinet. Dan bespaart het ons werk. Maar het is zeker een optie om daarover in gesprek te gaan. Wat ik hiermee maar wil aangeven, is dat je eigenlijk een knip zou moeten maken in enerzijds radicale versimpeling, vereenvoudiging — dat is echt belangrijk — en anderzijds dat er nog alle ruimte is daarnaast voor iedereen om zijn eigen politieke stokpaardjes te berijden. Daar ligt, denken wij, wel een kans.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik dank de heer Van der Linden voor dit antwoord. Ik wil hem nogmaals complimenteren met het vele werk dat hij heeft gedaan. Laten we kijken hoe we dit samen kunnen oppakken.

De voorzitter:

Voordat u elkaar snikkend in de armen valt, stel ik voor dat u uw betoog vervolgt, meneer Van der Linden.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Voorzitter, het is bijna kerstmis, hè.

Wij hebben natuurlijk zelf ook wel wat wensen. Ik behandel er tot slot van mijn eerste termijn vandaag twee. Dat is enerzijds box 3 — ook al een paar keer aangehaald — en anderzijds een punt over de btw.

De box 3-regeling is al jaren een monstrum, een gedrocht. Sparen en Hollandse zuinigheid worden zwaar bestraft. Spaarders betalen doordat zij belast worden voor fictief rendement. De zuinige spaarders betalen meer belasting over hun vermogen dan dat ze erop verdienen. Bij de huidige rentestanden, mede mogelijk gemaakt door de euro en de ECB, is dit niets anders dan spaarders oneigenlijk uitkleden. De advocaat-generaal van de Hoge Raad was er duidelijk over. Hij concludeerde dat deze belasting van spaarders in strijd is met het eigendomsrecht, maar dit wordt pas in 2025 gerepareerd. Waarom duurt dit zolang, vraag ik de staatssecretaris.

Suggesties van DNB en IMF om in Nederland de zuurverdiende eigen woning in box 3 te gaan belasten, zijn al helemaal de limit en voor ons onacceptabel. Het is weer de oude riedel: meer belasting om meer overheid te betalen. Laten we dat eens omdraaien. Dan kunnen we wellicht een aantal belastingen geheel schrappen.

Dan het tweede punt, de btw. Wij willen afsluiten met een stukje laaghangend fruit, of beter gezegd: laaghangende groente en fruit. Op groente en fruit zou onzes inziens een zo laag mogelijk btw-tarief moeten gelden. Het is gezond. We eten er te weinig van, terwijl Nederland een toonaangevende wereldspeler is in de agf-sector. We zijn er meer dan goed in. Het verheugt ons dat de Europese ministers van Financiën het vorige week dan ook eens zijn geworden om lidstaten de mogelijkheid te bieden om het btw-tarief op groente en fruit op 0% te zetten. Dat is nu nog minimaal 5%. Wij zien uit naar die 0% op groente en fruit en zijn daar voorstander van. Het is nu echter al mogelijk om binnen internationaal gemaakte afspraken niet één maar twee lage btw-tarieven te hanteren als lidstaat, dus naast het 9%-tarief ook bijvoorbeeld het laagste 5%-tarief. Wij juichen zo'n extra verlaagd tarief toe, specifiek voor groente en fruit.

Het is frustrerend dat een extra tarief al jaren niet kan worden ingevoerd omdat de computer van de Belastingdienst nee zegt, omdat het IT-aangiftesysteem van de Belastingdienst dat niet aankan. Nederland moet het klimaat redden in 2030, maar krijgt een extra vakje in de btw-aangifte niet geïmplementeerd. Dat kan toch niet waar zijn? Mijn vraag aan de minister of de staatssecretaris is: hoe staat het hiermee? Is er nou opdracht gegeven om dit technisch euvel te verhelpen? Waar staan we nu? Wij overwegen op dit punt een motie samen met collega Prast van de Partij voor de Dieren.

De voorzitter:

U bent bijna klaar, denk ik?

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ja.

De voorzitter:

Maakt u het even af. Daarna geef ik de heer Van Strien alle ruimte.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Oké, voorzitter. Wij pleiten ervoor om van het verleden weer het heden te maken voor wat betreft het streven naar een kleinere overheid. Wij pleiten ervoor om de status quo van het heden te doorbreken, waar het ons veel te complexe bureaucratische belasting- en toeslagenstelsel betreft. En wij pleiten voor een toekomstscenario waarin we met zo veel mogelijk politieke partijen samenwerken aan een simpeler en rechtvaardiger belasting- en toeslagenstelsel, met uiteraard ook ruimte voor politieke meningsverschillen. Dat lijkt ons een mooi wensenlijstje voor onder de kerstboom.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Strien heeft een vraag.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik heb de heer Van der Linden met genoegen beluisterd toen hij het had over vereenvoudiging van het belastingsysteem en de ideeën die hij daarvoor aanbrengt, maar tot mijn verbazing zei hij aan het eind van zijn betoog dat we nog een extra btw-tarief moeten invoeren. Dat kan ik even niet volgen. Dat lijkt mij volledig in strijd met het eerste deel van zijn betoog.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik begrijp die vraag wel, maar dat is natuurlijk niet zo, want de btw — één vakje met één percentage — is op zich een vrij eenvoudige maatregel. Natuurlijk kun je dat heel complex maken met de discussie wat precies in welke categorie moet, maar één vakje met 5% is in technische zin natuurlijk niet zo complex als al die toeslagen afhankelijk van allerlei inkomsten en tabelletjes. De btw is eigenlijk een vrij eenvoudige maatregel. Daarnaast stellen wij voor om die ook nog eens toe te voegen in het allerlaagste segment, dus lagere belastingen. Dat moet de heer Van Strien toch aanspreken?

De heer Van Strien (PVV):

Dat lagere tarief spreekt mij helemaal aan: 0%, fantastisch! Maar u zegt nu dat het eigenlijk niet zo moeilijk is. Dat is nou precies wat al die partijen iedere keer weer zeggen als het gaat om aanpassing van de belastingwetgeving: tariefje zus, tariefje zo. Het is allemaal heel simpel: bij elkaar maakt dat er één gigantische kluwen van.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik heb ook gevraagd aan de staatssecretaris hoe het hiermee staat. Als blijkt dat de computer nog steeds "nee" zegt en er een overtuigend verhaal komt waarom het echt onmogelijk is om dat ene vakje in de aangifte voor dat percentage op te nemen in onze stelsels, dan zullen we dat meenemen en betrekken bij onze tweede termijn.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Schalk namens de fractie van de SGP.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schalk i (SGP):

Voorzitter. Mag ik beginnen met twee observaties over vanavond? Terwijl de heer Essers bezig was met zijn betoog, kreeg ik een berichtje binnen dat de onderhandelaars een nieuw akkoord hebben bereikt. Ongeveer een halfuur daarvoor ging zijn telefoon. Dat is alleen maar een observatie. Dan mijn tweede observatie van vanavond. Aan het begin van de avond was het hier verschrikkelijk warm, maar sinds dat regeerakkoord bekend is, werd het een stuk frisser. Wie weet waar dat op duidt! Ik weet het gewoon niet.

Voorzitter. De burger van Nederland wordt geacht de wet te kennen. Laat ik eens beginnen met een klein testje met behulp van een citaat. Stel dat de burger zomaar even voor de fun door het Belastingplan 2022 zou bladeren. Dan komt hij bij de Wet op de vennootschapsbelasting. Daarvoor wordt een wijzing voorgesteld. Ik lees gewoon een citaatje voor. "Voor de toepassing van artikel 25a, vierde lid, worden de voor het voegingstijdstip van een maatschappij geheven voorheffingen die zijn voortgewenteld naar het jaar dat aanvangt op het voegingstijdstip (voorvoegingsvoorheffingen) verrekend met een aanslag van de moedermaatschappij van een jaar voor zover de maatschappij beschikt over een bedrag aan resterende voorvoegingsvoorheffingen." Voorzitter, bent u er nog? Ik schat in dat er burgers zijn die dit niet helemaal begrijpen. De staatssecretaris begrijpt het wel. Ik zie hem glunderen: wat een pareltje staat er in die wet! Ik heb daar bewondering voor, en ook voor zijn ambtenaren. Ze hebben ons een briefing gegeven die klonk als een klok; complimenten.

Voorzitter. Laat ik eens beginnen met iets waar de staatssecretaris niets aan kan doen, namelijk de torenhoge inflatie. Inmiddels staat de teller op 5,2%. Het is natuurlijk glashelder. De hoge energieprijzen, de schaarste aan artikelen door de vlucht die de economie ondanks de coronapandemie neemt en het schreeuwend tekort aan bouwproducten zijn zomaar drie elementen die de prijzen omhoogdrijven en daarmee de hoge inflatie mede bewerkstelligen. Mijn vraag is natuurlijk: wat betekent dat concreet voor mensen aan de onderkant van het loongebouw of voor mensen die moeten leven van een uitkering? Want ik ben niet zo bezorgd over allerlei mensen die misschien wel anderhalf of twee keer modaal verdienen. Die redden zich wel. Sterker nog, zij zijn medeveroorzakers van die inflatie door hun consumentengedrag. Maar hoe staat het met de bijstandsmoeder, met de eenverdiener die maar net zijn huis kan betalen en zijn gezin kan onderhouden of met de man die aan de lopende band staat en zorgt dat wij in een perfecte auto rijden? Hebben zij ook genoeg om van te leven?

Voorzitter. Dat is van belang. Natuurlijk kun je zeggen dat het wel weer rechtgetrokken wordt, want de salarissen zullen vanzelf gaan stijgen, maar het duurt wel even voordat een inflatie doorgerekend wordt in salarissen. Er zal wat afgeklaagd worden over de loongolf die eraan zit te komen. Voordat het zover is, zijn er miljoenen mensen die zich moeten redden met een inflatie van rond de 5% op dit moment. Als de portemonnee normaal in de derde week van de maand leeg is, dan zal dat nu veel vroeger worden. Mijn vraag is: zijn er structurele maatregelen te bedenken voor deze kwetsbaren in de samenleving?

Voorzitter. Deze kwestie staat niet op zichzelf. We spreken hier regelmatig over het bredewelvaartsbegrip. En we maken ons terecht zorgen over armoede. Welnu, wat wil nu het geval? Juist vorige week kwam het CBS met cijfers over armoede. In het rapport Armoede en sociale uitsluiting 2021 wordt uitgewerkt waar de kwetsbaren zitten. Het blijkt dat eenverdieners bijvoorbeeld zes keer zo veel kans hebben om in armoede te vervallen als tweeverdienersgezinnen. De vraag aan de staatssecretaris is of het klopt dat dit risico voor eenverdienersgezinnen mede is ontstaan door het belastingstelsel. En ziet hij ook dat er dringend actie nodig is? Wat geeft hij zijn opvolger mee op dit dossier?

Het verschil tussen die beide gezinnen komt ook naar voren bij het staatje over de marginale druk voor tweeverdieners. Dat heb ik in de schriftelijke ronde opgevraagd en ik dank de regering voor het consistente gedrag in het toesturen van de marginale druk voor eenverdieners, maar nu kreeg ik die ook voor tweeverdieners. Het leek mij van belang om dat eens te bezien. En wat blijkt? Ik heb het vandaag in een interruptiedebatje al gezegd. Bij een modaal inkomen van ongeveer €40.000 is de marginale druk voor een tweeverdiener 41% en voor een eenverdiener 77%. Simpel gezegd, als je een salarisverhoging krijgt van €100, dan houdt de tweeverdiener daar €59 van over en de eenverdiener €23. Mijn vraag aan de regering is: dat is toch absurd? Hoe komt dat? Is dat nu niet te repareren?

Mevrouw Prast i (PvdD):

Over een- en tweeverdieners is een bekend voorbeeld uit de colleges die de staatssecretaris en ik samen hebben gevolgd het volgende, excuus voor de stereotypering. Een man is alleenstaand en heeft een huishoudster. Hij trouwt met de huishoudster en nu gaat het bbp omlaag, want eerst verdiende ze geld op de markt als huishoudster en nu doet ze dat thuis als huisvrouw. Als je kijkt naar wat we insluiten in het nationaal product, dan zeggen de VN, de OECD, de Europese Commissie en de Wereldbank dat huishoudelijke productie binnen hetzelfde gezin productie is in de economische zin. Ik denk dat de heer Schalk het met mij eens zal zijn dat die productie waarde heeft. Maar die productie wordt niet belast …

De voorzitter:

Uw vraag is?

Mevrouw Prast (PvdD):

Noch inkomstenbelasting, noch btw. Mijn vraag is of we dat draagkrachtprincipe, die marginale druk niet moeten corrigeren voor het feit dat er zo veel huishoudelijke productie wordt geleverd binnen het gezin die niet belast wordt.

De heer Schalk (SGP):

Ik denk dat ik het heel ingewikkeld vind om de vraag helemaal te begrijpen. Als ik het goed snap, bedoelt mevrouw Prast dat iemand die bijvoorbeeld voor zijn gezin zorgt; stel, de vrouw werkt buitenshuis en de man zorgt voor de kinderen, sorry voor de stereotypes … Heeft dat nou waarde, wat die man doet? Moeten we dat dan belonen of moeten we dat bestraffen? Dat is de vraag aan mevrouw Prast.

De voorzitter:

Is dit uw wedervraag?

De heer Schalk (SGP):

Zeker.

De voorzitter:

Twee wedervragen. Mevrouw Prast.

Mevrouw Prast (PvdD):

Ik zie niet het verschil of dat thuis een man of een vrouw zou zijn. Wat ik bedoel te zeggen is dat er wordt geproduceerd binnen het gezin. Om puur pragmatische redenen tellen we dat niet mee in het bbp, om puur pragmatische redenen belasten we dat niet, maar het heeft wel een waarde. Mijn vraag was of je die marginale druk of de druk überhaupt niet zou moeten corrigeren voor die waarde. We hebben ook het aantal uren wat geproduceerd wordt binnen een huishouden, in eenverdienersgezinnen en tweeverdienersgezinnen. Daar zit een verschil van 1,7 tussen.

De heer Schalk (SGP):

Ik probeer nog steeds te vatten wat mevrouw Prast bedoelt. Misschien bedoelt ze hetzelfde als ik, namelijk: laten we stoppen met een marginale druk voor tweeverdieners en een voor eenverdieners. We hebben een heleboel toeslagen en bestraffingen voor het feit dat je besloten hebt dat die man dus voor het gezin zorgt, sorry voor het stereotype. Als u dat bedoelt, zeg ik: ja, inderdaad, laten we vragen aan de regering om daarmee te stoppen. En laten we gewoon een eerlijk ... Een vlaktaks zou natuurlijk interessant zijn, maar ook de manier waarop je kijkt naar het totale gezinsinkomen, en daarin wordt dat gezin dan gewoon op dezelfde manier afgerekend via de belastingen. Dat ik, denk ik, het meest eerlijke.

De voorzitter:

U kunt hier ook in de tweede termijn op terugkomen. Dan kunt u er nog even over nadenken. Mevrouw Prast is hiermee akkoord. U vervolgt uw betoog.

De heer Schalk (SGP):

Ja, het is wel interessant dat ze dat vraagt, want ik betoog natuurlijk al een hele tijd dat er een megaprobleem is voor die eenverdieners. Voor de duidelijkheid: vanavond zijn er al een paar mensen geweest die hebben verteld hoeveel jaren ze het al doen. Nou, ik doe het ook al een paar jaar: sinds 2015. Toen kon ik nog zeggen dat een eenverdiener vijf keer zo veel belasting betaalde. Inmiddels zitten we op zeven keer. Sorry, even heel precies, want dat is niet helemaal waar: het was vorig jaar 6,95 en nu is het 6,91 geworden. Dat komt doordat we aan een paar knoppen zitten te draaien. Je zou kunnen zeggen dat we aan een van de knoppen, de overdraagbare algemene heffingskorting, een forse slinger geven per jaar, waardoor die 6,5% — zeg maar — afloopt. En dan heb je twee andere kleine knopjes, en daar moet je heel voorzichtig aan draaien. Dat gebeurt, en dan krijg je dus die marginale verschillen met vorig jaar, waardoor het effect positief lijkt. Het effect gaat overigens ten koste van de tweeverdieners. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of het klopt dat de tweeverdieners dan het gelag betalen.

Maar nog even naar die 6,95 en nu 6,91. Ik heb uitgerekend wat dat betekent: dat gaat over €80 per jaar. Dat is €6,50 per maand, €1,50 per week. Laten we zeggen: een half broodje per week soelaas. Voorzitter, de ironie. Ik noemde net het rapport van het CBS met cijfers over armoede in gezinnen.

En dan nog iets: in deze Kamer ligt een wet te wachten op behandeling die de inflatie op de kinderbijslag bevriest. Met stoom en kokend water door de Tweede Kamer gehaald en zodra die hier binnenkwam, werd het ventiel losgedraaid; de stoom kon eraf. Blijkbaar zag de regering de torenhoge inflatie aankomen. Of misschien werden de knopen geteld, en was het wel duidelijk dat dit niet het juiste moment was om de wet aan de Eerste Kamer voor te leggen. Ik hoop dat ik mijn punt voldoende duidelijk heb gemaakt. Ik begrijp niet dat de regering niet begrijpt dat dit onverteerbaar en oneerlijk is. Ik zoek naar mogelijkheden om iets te doen voor de gezinnen, en ik vraag aan de staatssecretaris om met mij mee te denken.

Ik leg graag drie opties aan hem voor. De eerste is: bevries de afbouw van de overdraagbare algemene heffingskorting. Dat is goed voor iedereen. Twee: trek het wetsvoorstel over de bevriezing van de indexatie op kinderbijslag in. Dat kan hij niet, maar misschien met een klein telefoontje naar een collega-minister. En drie: doe iets substantieels voor eenverdieners aan de onderkant van het loongebouw. Zou de staatssecretaris willen reflecteren op deze drie opties, dan wel mogelijkheden toevoegen?

Voorzitter. Deze kwestie weegt zwaar en daarom geef ik daar zo veel aandacht aan, want er zijn natuurlijk nog andere zaken te benoemen. Ik heb nog een korte vraag over bijvoorbeeld de gerichte vrijstelling thuiswerkkosten. Logisch dat een samenloop met een gerichte vrijgestelde reiskostenvergoeding niet mogelijk is, maar de vraag is wel of de wisselende situaties door het grillige verloop van de coronapandemie hier invloed op hebben. Ook in de uitvoeringstoets wordt aandacht gevraagd voor de fraudegevoeligheid op dit punt. Waar ligt straks de bewijslast: bij werkgevers of bij werknemers?

De fractie van de SGP heeft ook nog een vraag naar aanleiding van een opmerking van de Raad van State over het toenemend gebruik van beleidsregels. Het probleem is niet zozeer bij de interpretatieve beleidsregels, maar meer bij de goedkeurende beleidsregels. Het kabinet heeft aangekondigd daartoe een kader te ontwikkelen waarin uiteengezet wordt onder welke voorwaarden het aanvaardbaar wordt geacht om beleidsbesluiten in te zetten. Dat leidt tot de volgende vragen. Is er een tijdpad voor het ontwikkelen van de betreffende kaders, en kan deze Kamer worden geïnformeerd over de kaders zodra die zijn vastgesteld?

En ten slotte, voorzitter, nog een paar opmerkingen, een paar vragen eigenlijk, rondom de toeslagenaffaire. Ik zie dat de staatssecretaris onmiddellijk de pen grijpt. Het is heel spannend wat er zich allemaal afspeelt. Eigenlijk heb ik vooral de vraag hoe de staatssecretaris ervoor zorgt dat er rust in het proces komt. Dan mijn tweede vraag: hoe voorkomen we nare verrassingen doordat we gedupeerden te veel beloven? Is de staatssecretaris het eens dat we eerst de lopende operatie op orde moeten krijgen voordat we nieuwe regelingen introduceren? En ten slotte: is er eigenlijk een planning zodat de voortgang van dit proces goed gecontroleerd en gemonitord kan worden?

Voorzitter, dat waren mijn vragen. Ik dank u voor uw aandacht.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Schalk. Dan is ten slotte in deze termijn het woord aan de heer Otten namens de fractie-Otten.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Otten i (Fractie-Otten):

Voorzitter. Allereerst is onze fractie verheugd dat als we de rooksignalen uit het Logement mogen geloven, we in het kabinet-Rutte IV voor het eerst in lange tijd weer eens kans maken dat een econoom minister wordt op het ministerie van Financiën, wellicht in de persoon van deze staatssecretaris Vijlbrief.

Vorig jaar heb ik uitgebreid kennisgemaakt met de staatssecretaris op het ministerie, want we spraken toen over een mogelijke invoering van de BIK-regeling, een regeling waar onze fractie niet per se onwelwillend tegenover stond. De volgende anekdote wil ik u niet onthouden. Het was al meerdere mensen opgevallen dat staatssecretaris Vijlbrief en ik enige gelijkenis vertonen. Ik vergeet dan ook nooit de bijzondere ontvangst die mij ten deel viel vorig jaar op het ministerie door de beveiligingsmedewerker die zich daar bij de ingang bevond: komt u maar mee, staatssecretaris, hier is de dienstlift. Het kostte mij toch minimaal een halve minuut om de overigens allervriendelijkste beveiligingsbeambte ervan te overtuigen dat ik toch echt niet de staatssecretaris was: ik ben Otten, niet Vijlbrief. Pas toen ik mijn paspoort liet zien, geloofde hij mij. We hadden overigens toen een productieve sessie, waarin we bespraken dat de BIK wellicht zou kunnen werken als het instrument erin zou slagen om reeds geplande en voorgenomen investeringen in de tijd naar voren te kunnen halen. Het risico dat de BIK toch als EU-steun zou worden aangemerkt waarbij ondernemers mogelijkerwijs de BIK later met rente weer terug moesten betalen, bleek later toch te groot en daarom behandelen wij vandaag de wet tot intrekking van de BIK. De EU zag de BIK niet zitten en zo schoot het kabinet een bok met de BIK.

Voorzitter. De inflatie neemt de laatste maanden bijzonder snel toe. Dat wil zeggen: ons geld wordt minder waard en onze koopkracht daalt in snel tempo. De marginale verhogingen van de heffingskortingen in dit Belastingplan kunnen deze inflatiestijging bij lange na niet compenseren. En dan loopt Nederland ook nog qua inflatie uit de pas met de gemiddelde inflatie van de eurozone. Dus wij hebben geen ingewikkelde rituele CPB-doorrekening nodig om te concluderen dat dit Belastingplan resulteert in forse reële koopkrachtdaling voor heel veel Nederlanders.

Maar nu de rente nog steeds laag is, bijna nul, is dit de laatste kans voor de Nederlandse Staat om gratis geld langdurig te lenen op de kapitaalmarkt met langdurige looptijden en om over tientallen jaren met geld, dat dan veel minder waard geworden is, deze leningen weer terug te betalen. Een aanpak die wij al enige jaren propageren in deze Eerste Kamer en nu wordt steeds duidelijker dat dit een intelligente aanpak is, zeker in de gegeven situatie. Hiermee kan een belastinghervorming en versimpeling van het belastingstelsel worden gefinancierd die natuurlijk allang had moeten plaatsvinden; ook andere sprekers wezen daarop. De koopkrachtgevolgen van de hogere inflatie kunnen dan ook gecompenseerd worden voor Nederlandse huishoudens en dan met name voor de lagere en middeninkomens. Ondertussen kan dan het dure en soms ineffectieve openbaarbestuursapparaat dat elk jaar meer dan 10% van ons nationaal inkomen opsoupeert, worden gereorganiseerd en gestroomlijnd.

Voorzitter. Het is de hoogste tijd om ons bestuurlijke polderlandschap eens flink op orde te brengen en te moderniseren. Als de coronacrisis iets aangetoond heeft, dan is het wel dat deze stroperige manier van werken echt totaal achterhaald is in 2022. Dit moet nu echt anders. Ik hoef alleen maar te wijzen op de permanente polderperikelen rondom de boosterprik, waarbij de traagheid veel mensen nu wel erg begint te irriteren. Het model voor besluitvorming moet minder complex, meer transparant en met duidelijker verantwoordelijkheden: wie is waarop aanspreekbaar? Dat kan dus nu ook.

Binnen de eurozone is deze belastinghervorming te financieren door een tijdelijk hogere staatsschuld. Dit is dan ook de enige rationele strategie. Dit heb ik ook al vaker aangekaart in debatten met staatssecretaris Vijlbrief, die, zoals wij weten, ook belangrijke functies binnen de eurogroep heeft vervuld. Vorig jaar is bij de onderhandelingen over het EU-herstelplan immers duidelijk gebleken dat Nederland niet in staat is om het beleid in de eurozone naar eigen inzichten vorm te geven. Massale en langdurige transfers naar Zuid-Europa zijn nu het gevolg, evenals het aangaan van gemeenschappelijke Europese schulden, waarvoor Nederland nu impliciet garant staat met de triple A-rating. "If you can't beat them, and if you don't want to get out, then join them" wordt dan het motto.

Wat moet er dan gebeuren met de belastingen? Verhoog de algemene heffingskorting met een fors bedrag voor alle werkenden en gepensioneerden, zodat er een stevige koopkrachtimpuls komt in deze moeilijke tijden, waarbij ook nog eens de inflatie de kop opsteekt. Het nieuwe mantra van centrale bankiers is dat deze inflatie slechts van tijdelijke aard is. Dat riepen de centrale banken ook in de jaren zeventig na de sterk stijgende olieprijzen. Eerder vandaag zagen we dat de Duitse groothandelsprijzen in november met bijna 17% zijn gestegen ten opzichte van dezelfde maand vorig jaar. Het gaat om de grootste stijging op jaarbasis sinds 1962. Dat is toch wel een zeer opmerkelijke ontwikkeling. Ook de gasprijs steeg vandaag ongeveer met 10%. Begin jaren tachtig gierde de inflatie uit de klauwen tot wel 15%. In 1980 besloot de nieuwe Amerikaanse Fed-president Paul Volcker dat het maar eens afgelopen moest zijn en hij verhoogde de federal funds rate, een belangrijke rentevoet, naar meer dan 20%. Dat leidde toen tot een flinke, wereldwijde recessie, maar in 1983 was de inflatie teruggebracht naar 3% en begon de economische boom van de jaren tachtig.

Voorzitter. Inflatie wordt vooral gedreven door inflatieverwachtingen. Als die niet verankerd zijn — of "anchored" in economisch jargon — dan loop je het risico van een loon-prijsspiraal, waardoor de inflatie zeer snel toeneemt. De prijzen stijgen, vakbonden en werknemers eisen hogere lonen ter compensatie van de stijgende prijzen, werkgevers rekenen dat weer door in hun kostprijs, waardoor de prijzen nog weer sneller stijgen, de werknemers willen weer compensatie et cetera. Onze vraag aan staatssecretaris Vijlbrief is hoe verankerd, naar zijn inschatting — hij is natuurlijk ook econoom en in de eurogroep actief geweest — die inflatieverwachtingen op dit moment zijn. Dat is toch wel een essentiële vraag, waar de fiscale strategie van Nederland op afgestemd moet worden. Als dit anker loslaat, dan kan de inflatie namelijk zeer snel toenemen.

Voorzitter. Wat dient er dan nu wel te gebeuren? Het nieuwe kabinet moet nu echt doorpakken en snel een minder complex en transparanter belastingstelsel realiseren. We hebben hier in het verleden ook al diverse moties over ingediend en we overwegen dit in tweede termijn wederom te doen. Hierbij moet ook de belastingdruk op arbeid fors worden verlaagd, zodat het weer loont om te werken en ook om méér te werken. De marginale belastingdruk — het is al veel gememoreerd vandaag — is nu veel te hoog. In de memorie van antwoord van de staatssecretaris hebben we op pagina 8 gezien dat de marginale belastingdruk voor een alleenstaande in 2022 al bij €27.000 brutoloon 89% bedraagt. Dat stimuleert natuurlijk niet bepaald tot extra inspanning en het motiveert ook niet. Daarom pleiten wij al jaren consistent voor een systeem met een veel hogere algemene heffingskorting, zoals bijvoorbeeld in Engeland. Dat is veel transparanter naar de bevolking toe, vermindert de uitvoeringscomplexiteit en resulteert in meer economische groei, zodat de schuldquote ook weer op peil blijft door de zogenaamde noemereffecten.

Ik heb het even nagekeken. In 2022 is in Engeland, Wales en Noord-Ierland de personal allowance — dus dat is de algemene heffingskorting waarover je geen belasting betaalt — 12.570 pond. Tegen de huidige koers van vandaag is dat circa €15.000. Daar betaal je dus geen belasting over. Daarboven komen dan drie schijven van 20%, 40% en 45%. Maar ze hebben ook iets bedacht om dit te corrigeren voor de hogere inkomens. Voor elke 2 pond die je boven een inkomen van 100.000 pond verdient, gaat de personal allowance van 12.570 pond met 1 pond naar beneden. Dus als je 125.000 pond verdient, dan is je hele personal allowance weer opgesoupeerd. Dat is ook heel eerlijk, fair, simpel, duidelijk en transparant. Maak het belastingstelsel dus veel simpeler en transparanter, zodat iedereen weet waar hij of zij aan toe is en zodat het weer loont om te werken en te ondernemen. Het is ook nog eens veel beter uitvoerbaar, dus waar wachten we nog op?

Net als bij de moeizame aanpak van de coronacrisis, moeten we nu onze blik openstellen voor andere landen en kijken wat werkt en wat niet werkt, in plaats van eindeloos te polderen en de economische navelstaarderij door het Centraal Planbureau; in een stuk las ik dat de staatssecretaris het zelf ook na een halfjaar voor gezien hield bij dit instituut, omdat hij een gebrek aan druk ervaarde.

Voorzitter. Verder missen wij in dit Belastingplan een vrijstelling van erf- en schenkbelasting tot een aanzienlijk bedrag, zodat de babyboomgeneratie, die al vijftig jaar economisch de wind relatief mee heeft gehad, de opgebouwde vermogens kan doorgeven aan de volgende generatie, die de klappen van allerlei achtereenvolgende crises en onverwachte tegenslagen kan opvangen. Stimuleer de solidariteit tussen de generaties via in ieder geval een aanzienlijke verlaging van de schenk- en erfbelasting.

Voorzitter. Tot slot de toeslagenaffaire. Het kabinet-Rutte is er op 15 januari 2021 over gevallen en is nu al bijna een jaar demissionair. Op zich is dat al een dubieuze prestatie van formaat. Tijdens een eerder debat met staatssecretaris Van Huffelen over de toeslagen, op 16 november, merkte ik al op dat onze fractie sprakeloos was over het gebrek aan oplossend vermogen. Een begin van de oplossing is om in ieder geval geen toeslagen- en belastingzaken meer te laten verrichten door het in opspraak geraakte kantoor Pels Rijcken, de landsadvocaat, waar voor vele miljoenen is gefraudeerd, nota bene door de topman. De staatssecretarissen willen met dat kantoor doorgaan alsof er niets aan de hand is. In de Tweede Kamer diende het lid Omtzigt bij de behandeling van dit Belastingplan daarom een zeer korte, maar krachtige motie in waarin werd verzocht om met onmiddellijke ingang geen gebruik meer te maken van de diensten van landsadvocaat Pels Rijcken voor belasting- en toeslagenzaken.

Deze motie had brede steun, maar kwam net een paar stemmen tekort in de Tweede Kamer. Daarom dienen wij haar vandaag opnieuw in, in deze Eerste Kamer, zodat de motie in de Eerste Kamer — als dezelfde partijen net zo stemmen als in de Tweede Kamer — met behulp van onze steun wél kan worden aangenomen. De verhoudingen liggen hier immers net even anders dan in de Tweede Kamer. Volgens onze berekening zou deze motie dan 38 stemmen moeten kunnen halen. Daardoor kan de samenwerking met Pels Rijcken dan alsnog worden beëindigd.

Voorzitter. Daarom dien ik in de eerste termijn de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Otten en De Vries wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Belastingdienst alleen gebruik moet maken van een advocatenkantoor dat niet besmet is door een grote fraudezaak;

verzoekt de regering voor belasting- en toeslagenzaken met onmiddellijke ingang geen gebruik meer te maken van de huidige landsadvocaat, Pels Rijcken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter G (35927).

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voor de kenners: dit is letterlijk dezelfde tekst als de motie-Omtzigt in de Tweede Kamer van enige tijd terug.

De voorzitter:

Bent u daarmee aan het eind van uw inbreng?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik wilde nog zeggen dat we uitzien naar de beantwoording van onze vragen door de staatssecretaris.

De heer Van der Linden i (Fractie-Nanninga):

Ik heb nog wel een vraag aan de heer Vijlbrief ... de heer Otten, sorry. Dat Engelse model, waarover hij net vertelde, klonk zeer interessant, met die hogere voet en dat het er weer vanaf gaat bij hogere inkomens. Ook Eerste Kamerfracties hebben toegang tot het CPB voor berekeningen van vereenvoudigingen van het socialezekerheidsstelsel. Is het wellicht een idee dat de heer Otten daarmee aan de slag gaat en dat we er volgend jaar over kunnen doorpraten met die suggestie van het Engelse model en het afschaffen van een aantal toeslagen?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik heb hier de motie 35302 van 10 december 2019, waarin precies dit wordt geadresseerd. Het Engelse model wordt er ook in genoemd, inclusief de 12.500 pond, dus €15.000. We hebben er op 16 november de motie op stuk nr. 35925, letter M over ingediend, om hier nogmaals de nadruk op te vestigen. Wij willen dit in tweede termijn wederom doen. Nu zijn wij persoonlijk niet zulke bewonderaars van eindeloze berekeningen door het Centraal Planbureau. Als ik het goed begrijp, staat het CPB ook bij het huidige regeerakkoord een beetje aan de zijlijn. In de huidige turbulente tijden, waar elke dag de gasprijzen met 10% stijgen en waar corona heerst, is zo'n berekening natuurlijk al snel achterhaald. Wij zijn altijd erin geïnteresseerd om alles door te rekenen, maar we willen vooral dat er concrete actie wordt ondernomen. Daarom hebben we al vanaf 10 december 2019, dus al meer dan twee jaar geleden, erop gehamerd via twee moties. Die eerste motie is aangenomen en die andere hebben we aangehouden. Dus ja, wij gaan het gewoon verder proberen. Ik heb uit uw betoog begrepen dat u dit ook steunt, meneer Van der Linden. Dat doet ons heel erg goed. We hopen dan ook dat we samen met zo veel mogelijk partijen deze goede plannen kunnen realiseren.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

De heer Otten maakt zich er wel een beetje gemakkelijk van af. Het is een motie voor het kabinet, maar dat gaat het ook weer laten berekenen. De motie wordt dus uitgevoerd door het CPB. Eigenlijk is mijn oproep: neem het heft in eigen hand en schakel het bureau zelf in. Dan kunt u het zelf volgen en kunt u er zelf aan sleutelen. Dan kunnen we als Kamer het heft in eigen hand nemen en laten zien dat er alternatieven zijn. Dat is eigenlijk mijn oproep.

De heer Otten (Fractie-Otten):

In tegenstelling tot de heer Van der Linden kunnen wij onze eigen berekeningen doen. We gaan ons niet afhankelijk maken van het Centraal Planbureau. De staatssecretaris heeft er korte tijd gewerkt en die kwam ook snel tot de conclusie dat hij weer iets anders ging doen. Dat begrijp ik wel. Er is niks mis met het Centraal Planbureau, maar zoals de heer Van der Linden misschien weet, worden heel veel onderzoeken bij het CPB ingekaderd. Er worden allerlei beperkingen aan gesteld, terwijl je gewoon out of the box moet gaan denken. Daar vinden wij de CPB-route niet de aangewezen weg voor.

De voorzitter:

Wenst een van de leden nog het woord in eerste termijn? Dat is niet het geval. Dan zijn wij hiermee aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Morgenochtend zal de beraadslaging worden voortgezet met het antwoord van de regering in eerste termijn. In tegenstelling tot wat vandaag eerder werd gezegd, is dat na het debat over het wetsvoorstel Verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijkse wijziging bedragen heffingsverminderingen. Dat debat vindt dus niet vandaag plaats, maar morgenochtend.

Ik schors de vergadering en wens u allen wel thuis.