Debat Geweldsaanwending opsporingsambtenaar



De Eerste Kamer debatteerde op 30 maart en 20 april met minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid over het wetsvoorstel Geweldsaanwending Opsporingsambtenaar. Het debat werd op 30 maart tijdens de eerste termijn van de Kamer op verzoek van de minister geschorst en op 20 april hervat. De Kamer stemt dinsdag 11 mei over het wetsvoorstel en vijf in het debat ingediende moties.

Tijdens het debat spraken de fracties van VVD, CDA, Fractie-Nanninga, PVV, ChristenUnie en Fractie-Otten hun steun uit aan het voorstel. Ze stelden nog wel enkele vragen, die door de minister naar hun tevredenheid werden beantwoord. Andere aan het debat deelnemende fracties waren kritischer. Zo hekelden de fracties van GroenLinks, D66, PvdA, SP en 50PLUS het feit dat de ambtsinstructie die beschrijft in welke situaties de politie een geweldsmiddel mag inzetten proportioneel is, onttrokken is aan parlementaire betrokkenheid en bepleitten een zogenoemde voorhangprocedure. De PvdD was daarbij kritisch op het onderscheid dat in het voorstel wordt gemaakt tussen zichtbaar en niet-zichtbaar. Bijna alle fracties vroegen speciale aandacht voor het tegengaan van etnisch profileren door de politie.

Wetsvoorstel

Het wetsvoorstel voegt aan het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering een kader toe voor het gebruik van geweld door opsporingsambtenaren, zoals politie en Koninklijke Marechaussee. Het kader bestaat uit drie onderdelen:

  • een specifieke strafuitsluitingsgrond voor opsporingsambtenaren die geweld hebben toegepast in de rechtmatige uitoefening van hun taak en zich daarbij aan de regels hebben gehouden,
  • strafbaarstelling van overtreding van de geweldsinstructie in gevallen waarin het schenden van deze instructie het gevolg is van een verwijtbare inschattingsfout of onvoorzichtigheid van de opsporingsambtenaar, en
  • een kader voor het doen van onderzoek naar het geweldsgebruik door een opsporingsambtenaar zonder dat deze als verdachte van een strafbaar feit hoeft te zijn aangemerkt.

Moties

De eerste motie, van senator Veldhoen (GroenLinks), verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat ten aanzien van de ambtsinstructie (die beschrijft in welke situaties de politie een geweldsmiddel mag inzetten. - red.) parlementaire betrokkenheid wordt gewaarborgd door middel van een voorhangprocedure.

De tweede motie, van senator Dittrich (D66), verzoekt de regering een stringentere clausulering van de inzet van de politiehond te bewerkstelligen en de Eerste Kamer daarover te rapporteren.

De derde motie, eveneens van senator Dittrich, verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken van een nieuw disciplinair systeem van onderzoek naar en beoordeling van de wijze waarop de politieambtenaar in concrete situaties onjuist heeft gehandeld, en de Eerste Kamer daarover te berichten.

De vierde motie, van senator Nicolaï (PvdD), verzoekt de regering maatregelen te treffen waarmee wordt tegemoetgekomen aan het belang van slachtoffers om een beroep op de rechter te kunnen doen als de politie zelf weigert sancties te treffen tegen de politieman die hen met overtreding van de geweldsinstructie leed heeft berokkend.

De vijfde motie, van senator Van Wely (Fractie-Nanninga), verzoekt de regering waar passend de opsporingsambtenaren in een handhavende rol te voorzien van bodycams. Bij deze motie laat de minister het oordeel aan de Kamer. De overige vier moties werden door Grapperhaus ontraden.

Impressie van het debat

GroenLinks-senator Veldhoen zei dat de behandeling van dit wetsvoorstel op een precair moment komt: het land is in crisis en er is maatschappelijke onrust over het gebruik van politiegeweld. Volgens Veldhoen kan in plaats van dit wetsvoorstel het tuchtrecht beter benut worden mits dit onafhankelijk, objectief en transparant wordt toegepast. De politie-organisatie leert naar verwachting meer van een tuchtrechtelijke uitspraak dan van een strafrechterlijke, aldus Veldhoen. Zij wees er verder op dat door afwezigheid van een voorhangprocedure de controle van het parlement ontbreekt op de ambtsinstructie waarin is vastgelegd wat een opsporingsambtenaar in welke situatie mag doen. Volgens Veldhoen is betrokkenheid van het parlement juist nodig. Daarnaast is een aantal middelen, dat voorheen werd uitgesloten, niet langer uitgesloten in de nieuwe ambtsinstructie, zoals het bijten door politiehonden en de inzet van geweld tegen kwetsbare (kinderen, ouderen) of verwarde personen. Een ondergrens bij geweldsinzet is nodig, zeker bij kwetsbare groepen. Invoering van deze wet leidt volgens Veldhoen tot verdere maatschappelijke onrust. Deze onrust hangt samen met het volgens haar etnisch profileren door de politie. De angst bestaat dat de politie met deze wet makkelijker wegkomt met geweld door etnisch profileren. Daarbij blijkt uit onderzoek dat in Nederland relatief veel mensen met een migratie-achtergrond overlijden door politiegeweld. Dat vraagt om nader onderzoek. Het zou daarbij helpen als de politie zelf diverser en inclusiever wordt, besloot Veldhoen haar betoog.

Senator Recourt (PvdA) plaatste het belang van deze wet in het licht van uitzonderlijke gevallen van geweld door politie tegen burgers. Die gevallen bepalen immers de beeldvorming over de politie, aldus Recourt. Met deze wet wordt politiegeweld nog steeds beoordeeld, maar met de mogelijkheid van een ander delict: verwijtbare schending van de geweldsinstructie. Verder vroeg Recourt zich of alle opsporingsambtenaren in alle aspecten van de nieuwe instructie opgeleid worden. Ook de PvdA is kritisch op de afwezigheid van parlementaire toetsing van de ambtsinstructie die beschrijft in welke situaties de politie een geweldsmiddel mag inzetten. Verruiming van deze ondergrens biedt agenten meer ruimte voor geweldsinzet, wat wellicht leidt tot meer geweld. Dit kan alleen als er transparant en onafhankelijk toezicht bestaat, aldus Recourt. Hij wilde verder graag weten hoe kritisch betrokkenen beter zicht krijgen op seponering (wanneer een zaak niet langer in behandeling wordt genomen - red.) En bij lichtere gevallen, die intern worden afgehandeld zou wellicht een tuchtcollege dat openbaar werkt, ingezet kunnen worden. Tot slot is de PvdA net als GroenLinks bezorgd over het beeld dat bestaat dat racistisch politiegeweld niet of nauwelijks wordt bestraft. Dit beeld wordt versterkt als de politie onvoldoende divers is. De PvdA is van mening dat het verbod op een hoofddoek bij ambtsuitoefening beperkend werkt voor de diversiteit van de politie. De fractie vraagt om aanpassing van de gedragscode op dit punt.

Volgens SP-senator Janssen heeft de minister bevestigd dat dit wetsvoorstel geen vrijbrief is voor politiegeweld. Hij stelde dat de bewaking van de openbare orde geen eenvoudige taak is en vraagt zich of de maatschappij zich voldoende bewust is dat de politie er voor de maatschappij is. Ten aanzien van het wetsvoorstel zei Janssen dat het goed is dat het Openbaar Ministerie besluit tot vervolging van een opsporingsambtenaar. Maar, zo voegde hij toe, er moet goed zicht komen op basis waarvan de officier van justitie besluit welk delict ten laste wordt gelegd. De SP drong daarom aan op een snelle evaluatie van de wet. Ook Janssen had vragen over de aanpassing van de ambtsinstructie. Met name het schrappen van de criteria voor kwetsbare groepen bevreemdt de SP. Ook is de inzet van de politiehond in de nieuwe ambtsinstructie onvoldoende goed geregeld, volgens Janssen. Tot slot vond Janssen dat de politie chronisch wordt overvraagd. Hierdoor kent de politie meer beroepszieken en leidt capaciteitsgebrek tot tunnelvisie bij de politie. Dit leidt weer tot een negatiever oordeel over de politie door de samenleving. Meer capaciteit is daarom noodzakelijk, aldus Janssen.

Ook D66-senator Dittrich betreurde de afwezigheid van toetsing door het parlement van de ambtsinstructie. Het nieuwe wetsvoorstel regelt met een nieuw artikel van het Wetboek van Strafrecht de strafbaarstelling van het overtreden van de ambtsinstructie. Vraag is echter hoe en waar de individuele agent kan terugvinden wat wel en niet kan: in de wet, de ambtsinstructie of de algemene maatregelen van bestuur die onder het voorstel hangen, vroeg Dittrich. Gezien de aard van het werk is het begrijpelijk dat agenten soms verkeerde keuzes maken. Regels moeten daarom duidelijk zijn.

Dittrich had daarnaast vragen over de rol van het Openbaar Ministerie, die kijkt of overtreding door de agent moet leiden tot vervolging of tot disciplinaire maatregelen. Wie bepaalt wanneer feitenonderzoek plaatsvindt om duidelijk te krijgen welke consequentie moet volgen op de overtreding, zo vroeg hij de minister. Ook D66 vindt dat onderzoek naar etniciteit bij geweldstoepassing nodig is. Voor het maatschappelijk draagvlak is het daarnaast nodig dat de politie zelf divers en inclusief is, aldus Dittrich. Hij had verder vragen over de inzet van bepaalde middelen. Zo stelt de minister dat de drempel voor inzet van de politiehond is verhoogd naar misdrijven waarop minstens vier jaar gevangenisstraf staat. In de praktijk werkt dit volgens D66 niet en kan de hond ook ingezet worden tegen een winkeldief die zich onttrekt aan zijn aanhouding. Tot slot vroeg Dittrich zich af hoe vaak het OM vindt dat er disciplinair moet worden opgetreden, maar dat de politieorganisatie zelf niet meer thuis geeft. Er is een cultuur nodig waar meldingen in openheid worden besproken en klokkenluiders worden beschermd. Hier is de interne cultuur niet op ingericht. Extern toezicht is nodig in de vorm van een onafhankelijke commissie, aldus Dittrich.

PVV-senator Bezaan zei dat de praktijk leert dat een politieagent in een split second moet besluiten of en welk geweldsmiddel hij of zij moet aanwenden. In alle gevallen zal het toegepaste geweld aan de omschrijving van geweldsdelicten voldoen. Volgens Bezaan is het goed dat met dit voorstel de agent niet direct als verdachte wordt aangemerkt. Voor de PVV dient waarheidsvinding voorop te staan. In het wetsvoorstel wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen feitenonderzoek en waarheidsonderzoek. Het feitenonderzoek gaat vooraf aan een eventueel strafrechtelijk onderzoek waarin wordt gekeken of een agent strafbare handelingen heeft verricht. Bezaan wilde van de minister weten wie het feitenonderzoek zal verrichten en wat er gebeurt als een opsporingsambtenaar een inschattingsfout maakt. Tot slot vroeg zij of het feitenonderzoek en waarheidsonderzoek gebruikt worden in het strafrechtelijk onderzoek.

VVD-senator Meijer zei dat zijn fractie positief staat tegenover het wetsvoorstel. Het is volgens hem in ieders belang dat onderzoek kan worden gedaan naar geweld door een opsporingsambtenaar, maar dan wel rekening houdend met het speciale takenpakket van de opsporingsambtenaar. Als oud-korpsbeheerder sprak hij uit eigen ervaring over de impact van een strafrechtelijk onderzoek op een agent en diens gezin. Meijer is blij met de toezegging aan de Tweede Kamer dat de wet na vier jaar wordt geëvalueerd. Evaluatie zal volgens hem de beste toetssteen zijn. Ten aanzien van de verruiming van de ambtsinstructie zei hij dat het voor een opsporingsambtenaar van grote waarde is dat er ruimte komt voor meerdere keuzemogelijkheden, afhankelijk van de situatie. Ook de VVD veroordeelt niet-proportionele aanwending van politiegeweld en etnisch profileren. Van de minister wilde Meijer weten of het Openbaar Ministerie ook in de nieuwe situatie nog steeds gebruik kan maken van de huidige wetgeving. Hij wilde daarmee het beeld wegnemen dat in de samenleving is ontstaan dat disproportioneel geweld wordt toegestaan met deze wet.

50PLUS-senator Baay-Timmerman wees erop dat de Tweede Kamer in oktober 2019 het wetsvoorstel bijna unaniem heeft aangenomen (alleen DENK stemde tegen). Waarom dan nu zoveel aandacht voor de behandeling in de Eerste Kamer, vroeg zij zich af en gaf zelf het antwoord: door het politiegeweld tijdens de coronademonstraties en de gewelddadige dood van George Floyd. Mede hierdoor ontstaat steeds de vraag of er buitensporig geweld werd gebruikt door de politie en of er sprake is van discriminatie tegen bepaalde groepen. Ze vroeg de minister hoe bereikt wordt dat etnisch profileren wordt uitgebannen. Wat staat de minister hierbij voor ogen? 50PLUS staat kritisch tegenover het gebruik van geweld, ook als dat door politieambtenaren gebeurt tijdens de uitoefening van hun taak. In de media werd dit wetsvoorstel volgens haar zelfs aangehaald als een license to kill . Baay vroeg hoe de minister denkt de onrust in de samenleving weg te nemen. 50PLUS wil dat in het jaarverslag van de politie ook een rapportage wordt opgenomen van gevallen van blijvend letsel bij burgers. Ook Baay betreurde het dat geen enkele parlementaire controle bestaat op de geweldsaanwending zelf. Ze is het eens met voorstellen van eerdere sprekers om dat in een algemene maatregel van bestuur aan het parlement voor te leggen. Wat Baay betreft is het inzetten van bijvoorbeeld een stroomstootwapen of een politiehond tegen kwetsbare groepen, zoals kinderen, ouderen en zwangere vrouwen, ontoelaatbaar. Ze vroeg de minister of dit - als blijkt dat het is gebeurd - kan worden meegenomen als strafverzwaring voor agenten.

PvdD-senator Nicolaï vroeg zich af of er zo speciaal moet worden omgegaan met opsporingsambtenaren. Volgens hem beschermt het wetsvoorstel mensen niet tegen disproportioneel geweld door de politie, en kan een politieambtenaar niet worden vervolgd. Dat valt niet aan de samenleving uit te leggen, aldus Nicolaï. Het is alleen strafbaar als er aantoonbaar letsel is toegebracht. Nicolaï zei dat een opsporingsambtenaar dan straffeloos zijn gang kan gaan, zo lang er geen zichtbaar letsel is. Dat is volgens hem het strafrechtelijk kader waarin deze wet voorziet. Schenden van een geweldsinstructie levert altijd letsel op, betoogde hij. Of dat ook lichamelijk letsel heeft opgeleverd is totaal niet van belang. Terwijl er juist letsel aan de samenleving is toegebracht en ook aan de politiedienst. Volgens Nicolaï beschermen disciplinaire maatregelen niet de burger maar de dienst. Hij wilde tot besluit van de minister weten wat ertegen is om ieder handelen in strijd met de geweldsinstructie als strafbaar feit te behandelen.

Senator Van Wely (Fractie-Nanninga) zei dat er in de huidige situatie geen onderscheid wordt gemaakt tussen gewone burgers aan de ene kant en opsporingsambtenaren aan de andere kant. Dit wetsvoorstel maakt een einde aan deze scheve situatie, aldus Van Wely. Opsporingsambtenaren hebben het geweldsmonopolie en komen vaker dan gewone burgers in bepaalde situaties terecht. Om die reden vindt zijn fractie dit een goed wetsvoorstel, aldus senator Van Wely..

CDA-senator Rombouts zei dat het aanmerken als verdachte voor agenten een vervreemdende ervaring was. Zo'n ervaring blijft vaak niet zonder gevolgen voor de motivatie van de betreffende ambtenaar en zijn collega's, volgens Rombouts. Als een agent zijn werk goed doet, moet hij of zij er op kunnen rekenen dat de overheid achter hem staat en blijft staan. Dit wetsvoorstel gaat ook over het vertrouwen van de samenleving in de politie en in de overheid en heeft tot grote bezorgdheid geleid bij burgers, zeker gezien de berichtgeving over misdragingen. Het CDA verwerpt ten stelligste het etnisch profileren door de politie van burgers. Hoe heeft de minister de korpsleiding hierop aangesproken, vroeg Rombouts. Hij maakte zich ook zorgen om de machocultuur binnen de politie. De CDA-fractie heeft geen behoefte aan een voorhangprocedure voor de ambtsinstructie. Volgens Rombouts doet het voorliggende wetsvoorstel recht aan de bijzondere positie van de politie in het rechtsbestel.

Volgens senator Otten (Fractie-Otten) is dit wetsvoorstel een noodzakelijke, adequate en proportionele modernisering van de bestaande wetgeving en wordt hiermee beter recht gedaan aan de opsporingsambtenaar. Wel vndt het gebruikelijke onderzoek door de Rijksrecherche plaats, maar een agent wordt niet direct als verdachte aangemerkt. Het optreden van de politie in Nederland wordt gekenmerkt door terughoudendheid, op enkele uitzonderingen na. Transparantie en onafhankelijkheid zijn van groot belang bij onderzoeken naar geweldsaanwending, betoogde Otten. Hij vroeg de minister of er nog steeds sprake is van concentratie van deze zaken bij de rechtbank Midden Nederland of dat de minister daar in navolging van het advies van de Raad van State van afgeweken is.

ChristenUnie-senator Talsma, die zijn maidenspeech hield, zei dat zijn fractie de lijn van het wetsvoorstel steunt. Het is volgens hem een stevige rugdekking voor elke ambtenaar die rechtsmatig geweld heeft gebruikt. Het wetsvoorstel draagt bij aan de bescherming van burgers en hun belangen, maar ook aan die van de betrokken opsporingsambtenaar. Voor de rechtsbescherming van zowel burgers als opsporingsambtenaar is de geweldsinstructie van wezenlijk belang. Volgens Talsma is deze wel erg beknopt en niet heel precies verwoord. Dit mag niet leiden tot meer strafvervolging. Hij zei te begrijpen dat de minister het andere uiterste (alles in details beschreven) niet wenselijk vindt, maar hij noemde het wel heel kwetsbaar. Dit vereist een heel grondige en herhaalde training van agenten over deze toch wel vage normen. Een training waarbij recente jurisprudentie wordt betrokken en die gaat om de vraag óf je schiet en niet of je ráák schiet, aldus Talsma. De ChristenUnie-fractie is net als de Fractie-Otten niet overtuigd van de bepaling om zaken alleen bij de Rechtbank Midden-Nederland te behandelen.

Beantwoording minister Grapperhaus

Minister Grapperhaus van Veiligheid en Justitie zei dat met dit wetsvoorstel de ambtsinstructie wordt geactualiseerd en verduidelijkt. De ambtsinstructie bevat dan nadere regels en biedt ook houvast aan de opsporingsambtenaar. De ambtsinstructie geeft nadere invulling aan de geweldsinstructie. Dit staat ook zo in de Politiewet en behoeft daarom ook geen voorhang bij het parlement, aldus de minister.

Het besluit tot vervolging blijft volgens Grapperhaus ook na deze aanpassing bij het Openbaar Ministerie liggen. De minister verwacht niet dat met de introductie van de nieuwe strafbaarstelling er meer onderzoeken komen.

Met betrekking tot etnisch profileren en discriminatie geeft de minister er de voorkeur aan dat de korpsleiding dit zelf oppakt. Hij ziet geen aanleiding om hiervoor bijvoorbeeld nog een extra orgaan in te stellen.

Over de aanwending van het stroomstootwapen en de bodycams zegde de minister toe een brief naar de Kamer te sturen.



Deel dit item: