Dit wetsvoorstel maakt deel uit van het pakket Belastingplan 2016. Het voorstel wijzigt een aantal belastingwetten en bevat maatregelen die per 1 januari 2016 budgettair effect hebben, waaronder een aantal maatregelen die naar de mening van de regering positief bijdragen aan de werkgelegenheid. Ook zijn maatregelen opgenomen die leiden tot een vereenvoudiging van de uitvoering voor de Belastingdienst. Daarnaast is in het voorstel een herziening van box 3 opgenomen.

Op 9 december 2015 is een wijziging van dit wetsvoorstel (novelle) bij de Tweede Kamer ingediend (34.360).

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK 34.302, D) is op 18 november 2015 aangenomen door de Tweede Kamer. Groep Bontes/Van Klaveren, CDA, VVD, Houwers, Van Vliet en PvdA stemden voor.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 22 december 2015 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. VVD, PvdA, CDA, OSF en D66 stemden voor. Tijdens de plenaire behandeling van het voorstel op 21 december 2015 werden drie moties ingediend waarover op 22 december 2015 is gestemd.

Het voorstel werd door de Eerste Kamer gezamenlijk met de rest van het pakket Belastingplan 2016 en het voorstel Wet Common Reporting Standard (34.276) behandeld.

Op 28 maart 2017 vond een gesprek plaats van de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) met de staatssecretaris van Financiën over de ontwikkelingen bij de Belastingdienst (naar aanleiding van toezegging 'Spreken over veranderingstrajecten bij de Belastingdienst' (T02289)). Van dit gesprek is een verslag (EK 34.552, O) beschikbaar.

Op 8 maart 2016 werd door medewerkers van het Centraal Planbureau (CPB) voor de commissie een technische briefing over de CPB-modellen verzorgd. Ter voorbereiding van de briefing had de Commissie Financiën via de minister van Economische Zaken op 4 februari 2016 een aantal vragen aan het CPB voorgelegd. De minister heeft de antwoorden bij brief van 1 maart 2016 aangeboden. Van dit schriftelijk overleg heeft de commissie op 4 maart 2016 een verslag (EK 34.302, P) uitgebracht.

Op 31 mei 2016 vond een deskundigenbijeenkomst over de positie van het CPB in het bestel plaats. Naar aanleiding van de deskundigenbijeenkomst heeft de commissie bij brieven van 14 juni 2016 het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) verzocht hun ideeën schriftelijk kenbaar te maken met betrekking tot mogelijkheden tot versterking van de institutionele inbedding van adviezen en rapporten van de planbureaus uit een oogpunt van pluriformiteit van de input voor Kamerleden.

De commissie heeft op 12 juli 2016 de reactie van beide planbureaus en het Centraal Planbureau (CPB) voor kennisgeving aangenomen. De planbureaus hebben bij brief van 14 december 2016 een nadere reactie aangeboden.

De commissie heeft op 25 juni 2019 besloten om na de Algemene politieke beschouwingen (Apb) en de Algemene financiële beschouwingen (Afb) 2019, de planbureaus uit te nodigen voor een gesprek over de institutionele inbedding van hun rapporten en adviezen. Zodoende kunnen fracties de rapportages van de planbureaus die rond Prinsjesdag 2019 zullen verschijnen, betrekken bij de voorbereidingen van de Apb en Afb en op basis hiervan met de planbureaus in gesprek gaan over de benutting van hun publicaties.


Kerngegevens

ingediend

15 september 2015

titel

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Onder toepassing van artikel 12 van de Wet raadgevend referendum treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2016, met dien verstande dat:
  • a. 
    artikel I, onderdelen B en C, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 3.5 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn toegepast;
  • b. 
    artikel I, onderdeel G, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel III, onderdeel C, van het Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn toegepast;
  • c. 
    artikel I, onderdeel H, onder 1, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel III, onderdeel D, van het Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn toegepast;
  • d. 
    artikel I, onderdelen I, J en L, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2016 is toegepast;
  • e. 
    indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2017 wordt toegepast: artikel II, onderdeel E, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2017 is toegepast;
  • f. 
    artikel XVII, onderdelen A en B, eerst toepassing vindt nadat de artikelen 20a, tweede lid, en 20b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 5.3 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn toegepast;
  • g. 
    artikel XVII, onderdeel C, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel VII, onderdeel C, van het Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn toegepast;
  • h. 
    artikel XVII, onderdeel D, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel VII, onderdeel D, van het Belastingplan 2014 bij het begin van het kalenderjaar 2016 zijn toegepast;
  • i. 
    artikel XVII, onderdeel E, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2016 is toegepast;
  • j. 
    artikel XLVI toepassing vindt voordat hoofdstuk III, artikel II, vierde lid, van de Invoeringswet fiscaal stelsel BES wordt toegepast;
  • k. 
    artikel XLVII eerst toepassing vindt nadat artikel 8.1 van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II bij het begin van het kalenderjaar 2016 is toegepast.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid treden artikel XLII, onderdelen A, B, C en D, en artikel L in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en:
    • a. 
      vinden deze eerst toepassing nadat artikel XLII, onderdelen Ba en Ca, is toegepast; en
    • b. 
      vinden deze toepassing met ingang van 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar na het tijdstip, bedoeld in de aanhef.
  • 3. 
    Artikel XLIV, onderdeel A, onder 1 en 2, onderdeel B, onder 1, en onderdeel C, werkt terug tot en met 15 september 2015, 15.15 uur.
  • 4. 
    Artikel XLIV, onderdeel A, onder 3, en onderdeel B, onder 2, werkt terug tot en met 29 oktober 2015, 23.15 uur.

Documenten

220
Bladeren:
[1-50] [51-100] [101-150] [151-200] [201-220] documenten
Bladeren:
[1-50] [51-100] [101-150] [151-200] [201-220] documenten