Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Vooruitblik rappel januari tot juli 2016)



Dit is het rappel vanaf 02-01-16 tot 02-07-16.

 




Toezegging Vergroten betrokkenheid jongeren (33.182) (T01781)

De staatssecretaris van SZW zal de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, schriftelijk informeren over de wijze waarop zij jongeren denkt te kunnen betrekken bij het verbeteren van de intergenerationele balans in pensioenfondsbesturen.


Kerngegevens

Nummer T01781
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2013
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
prof. mr. dr. E.M. Kneppers-Heijnert (VVD)
Mr. C.J. Kok (PVV)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
J.G. Nagel (50PLUS)
Drs. A. Postema (PvdA)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen jongeren
pensioenfondsen
zetelverdeling
Kamerstukken Wet versterking bestuur pensioenfondsen (33.182)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 72

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijn fractie heeft, samen met andere fracties, nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de intergenerationele balans. De staatssecretaris heeft zich daar volop achter gesteld. Een toekomstbestendig pensioenstelsel is een generatiebestendig pensioenstelsel. Mijn fractie vraagt de staatssecretaris om hieraan in het kader van de evaluatie aandacht te besteden, met name wat betreft het wegen van korte- en langetermijnbelangen, ook in het beleggingsbeleid en het risicobeheer. Met name daar moet de intergenerationele balans blijken. Kan de staatssecretaris dat toezeggen? Dat gaat dus verder dan een louter statistische rapportage over de leeftijdsverdeling van bestuurders van pensioenfondsen. Graag krijg ik daarop een reactie

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 74

De heer Thissen (GroenLinks):

Ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris over de intergenerationele balans. De staatssecretaris zegt het ermee eens te zijn, maar wat betekent dat? Gaat zij dat regelen? Deze Kamer, die ook in balans is wat betreft het intergenerationele aspect aangezien hier ook zo'n beetje alle leeftijdsgroepen zijn vertegenwoordigd, hecht er zeer aan dat dezelfde afspiegeling in de besturen van de pensioenfondsen zichtbaar is.

Handelingen I 2012-2013, nr. 35-16-blz. 77 - 78

Staatssecretaris Klijnsma:

Een ander punt, waar niet alleen de heer Hoekstra op in is gegaan, maar eigenlijk alle leden – dat snap ik heel goed, want dat vind ik zelf ook een heel wezenlijk punt – is de positie van jonge mensen in de context van de pensioenen. Daar hebben alle woordvoerders behartigenswaardige dingen over gezegd. Er is gevraagd hoe ik die positie wil stimuleren. Hoe wil ik ervoor zorgen dat die jonge mensen ook echt een plek krijgen in die pensioenbesturen? Ik ga daar ook voor mezelf nog even heel erg mee aan de slag. We hebben nu zaken als pensioenlaboratoria, waar jonge mensen ook acte de présence geven, maar dat kunnen we nog veel meer stimuleren.

Ik vind ook dat het kabinet daarin een rol te vervullen heeft. Noblesse oblige. Als we het met zijn allen zo wezenlijk vinden, moet ik daar ook een stevige voorzet voor plegen. Ik zeg de Kamer toe dat ik schriftelijk terugkom op de vraag wat je kunt doen om het enthousiasme van jonge mensen voor de oudedagvoorziening op te vijzelen en ervoor te zorgen dat ook zij erover mee gaan denken hoe dat moet. Ik heb daar natuurlijk wel ideeën over geventileerd. Ik zou heel makkelijk kunnen zeggen dat ik het bij de vakbeweging laat of dat de politieke partijen er lekker mee bezig zijn. Ik zie ook bij de universiteiten zaken opborrelen, maar dat is mij te makkelijk. Ik wil het allemaal eens voor deze Kamer op een rij zetten, maar ook voor mezelf, voor de Tweede Kamer en voor de jongeren en de ouderen in Nederland. Dan kom ik daarop terug.

De heer Hoekstra (CDA):

Dat lijkt mij een uitstekend idee van de staatssecretaris, maar ik wil er nog iets aan toevoegen. Zij geeft aan dat zij vooral wil ingaan op het enthousiasmeren van jongeren en het opnemen van jongeren in het bestuur. Dat is op zichzelf geen onaardige gedachte, maar dat is misschien nog maar een deel van waar het mijn fractie en ook andere fracties om ging. Het gaat vooral om de vraag hoe wij ervoor zorgen dat jongeren er niet alleen bij worden betrokken en er ook wat te vertellen hebben, maar dat de belangen van die groepering in bredere zin gewaarborgd worden. Als de staatssecretaris dat ook expliciet wil meenemen in haar schrijven aan deze Kamer, zou dat ons zeer gelukkig maken.

Staatssecretaris Klijnsma:

Wij spreken hier over een feuilleton of een continuing story. We hebben het hedenavond over de governance en binnenkort kom ik graag terug als het gaat om allerlei andere onderdelen die de pensioenwereld in brede zin behelzen. Dan spreek ik over het Witteveenkader, het ftk en noem maar op. De heer Hoekstra zegt dat het hem niet alleen gaat om de positie van jongeren in de besturen, in de context van wat wij vanavond bespreken, maar dat het hem ook gaat om de positie van jongeren in de toekomst wat betreft hun eigen pensioen. Over die intergenerationale balans – het is een moeilijk woord – ben ik het zeer met de heer Hoekstra eens. Ik weet zeker dat wij daarover ook in deze Kamer nog menigmaal zullen debatteren. Ik moet zeggen dat ik daarnaar uitkijk.

De heer Hoekstra (CDA):

Ik waardeer het grenzeloze enthousiasme van de staatssecretaris. Of dat voor het Witteveenkader helemaal op zijn plaats is, zou ik in het midden willen laten tot na het reces.

Staatssecretaris Klijnsma:

Nee, versta mij goed. Ik zei: ik verheug mij op het debat. Wat dan uiteindelijk de conclusie is, is stap 23, maar het debat als zodanig is essentieel. Het gaat om de belangen van oud en jong in de intergenerationale balans. [...] 

De heer Ester heeft ook de jongeren nog eens naar voren geschoven. Hij vroeg mij om te kijken naar de denkkracht, zodat je ook alternatieve organisatiemodellen zou kunnen porren, als ik me zo mag uitdrukken, om jonge mensen naar voren te schuiven. Ik heb al gezegd dat ik mijn eigen denkkracht ook zal benutten voor dit onderwerp. Als de heer Ester lumineuze ideeën over dit onderwerp heeft, hoor ik die graag. Wij zullen dit punt zeker betrekken bij de evaluatie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toekomstdiscussie oudedagsvoorziening (33.610 / 33.847) (T01967)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Reuten (SP), toe om in de toekomstdiscussie over de oudedagsvoorziening op de lange termijn de aspecten van de lagere vervangingsratio bij lagere inkomens, de kwestie van de werklozen en de kwestie van de levensverwachting serieus te zullen bekijken. Zij zal het resultaat daarvan in de eerst helft van 2015 aan de Kamer doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T01967
Status voldaan
Datum toezegging 20 mei 2014
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Toekomstdiscussie pensioenen
Kamerstukken Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33.847)
Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33.610)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 10

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

De heer Reuten van de SP heeft gezegd dat het huidige stelsel denivellerend is en dat het wetsvoorstel hier niets aan doet. Dat is natuurlijk ook een sterk politieke vraag. Het zal de heer Reuten niet verbazen dat ik het hier niet mee eens ben. Niet alleen door de aftopping leidt dit wetsvoorstel juist tot kleinere verschillen, maar ook door de daling van de opbouwpercentages, want er wordt fiscaal minder gefaciliteerd. Specifieke aspecten zoals het verschil in levensverwachting gaan over de omvang en vormgeving van de solidariteit in het stelsel. Ik wil die natuurlijk graag meenemen in de toekomstdiscussie waar ik het net over had. Dit hoort daarbij.

Mevrouw De Boer van GroenLinks heeft in haar interruptie gevraagd …

De heer Reuten (SP):

Ik waardeer die toezegging zeer. Betrekken wij in de toekomst hierbij zowel de lagere vervangingsratio bij lagere inkomens als de kwestie van de werklozen en de kwestie van de levensverwachting? Ik vraag de staatssecretaris geen harde toezegging om dat te doen, maar wil wel weten of zij het serieus gaat bekijken.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik weet zeker dat van de zijde van de verschillende stakeholders in de discussie deze zaken ook naar voren zullen worden gebracht. Zeker.

De heer Reuten (SP):

Dank u.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 14

De heer Reuten (SP):

[...]

Ik kom bij de, minstens, drie weeffouten: die van een lagere vervangingsratio bij een lager inkomen, die van werkloosheid en die van de levensverwachting. Ik dank de staatssecretaris van SZW voor de toezegging dat zij dit serieus gaat bekijken en dat zij gaat bezien of herstel van deze weeffouten mogelijk is. Ik leg haar nog wel de vraag voor wanneer wij dat eventuele herstel van de weeffouten kunnen verwachten, bij welk wetsvoorstel of hoe dan ook.

Handelingen I 2013-2014, nr. 30 - blz. 15

Staatssecretaris Klijnsma:

[...]

De heer Reuten (SP):

Ik heb gevraagd wanneer en bij welke gelegenheid u de toezegging over de weeffouten gestand gaat doen. Als u een toezegging doet, kan het namelijk ook over twintig jaar gebeuren.

Staatssecretaris Klijnsma:

Oké. Nee, ik heb gezegd dat in de opmaat naar de brede discussie natuurlijk tal van zaken aan de orde zullen worden gesteld. Ik weet heel zeker dat er participanten in die discussie zijn die ook deze zaak aan de orde zullen stellen. Het is dus niet zo dat ik alle bouwstenen aandraag voor de discussie. Ik vind het juist heel goed dat andere participanten aan de discussie de zaken naar voren zullen brengen die u aan snee hebt gebracht.

De heer Reuten (SP):

In 2014, uiterlijk in de tweede helft van 2015?

Staatssecretaris Klijnsma:

Eerste helft 2015 komt het resultaat daarvan bij u terug.

De heer Reuten (SP):

Dank.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bijzondere bijstand (33.716) (T01981)

De Minister van SWZ zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe het beroep op de bijzondere bijstand als gevolg van de gewijzigde regelgeving in het overgangsjaar te monitoren en te bezien of eventuele aanvullende middelen na 2015 nodig zijn. Beide Kamers zullen hierover tijdig worden geïnformeerd. 


Kerngegevens

Nummer T01981
Status voldaan
Datum toezegging 10 juni 2014
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Drs.ir. A.L. Koning (PvdA)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Mr. M.C. Scholten (D66)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen alleenstaande ouderkoptoeslag
bijzondere bijstand
kindgebonden budget
partnertoeslagen
Kamerstukken Wet hervorming kindregelingen (33.716)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-7

Minister Asscher:

Gezien het hier breed gedragen gevoel, zoals betoogd door de heer Hoekstra, mevrouw Koning en de heer Ester, zal ik het extra overgangsrecht op basis van het amendement-Hamer zodanig aanpassen, dat de volledige groep ouders die nu voor de bijstand als alleenstaande ouder wordt aangemerkt en straks door dat andere partnerbegrip niet in aanmerkingkomt voor de alleenstaande ouder-kop in het kindgebondenbudget, onder dat overgangsrecht begrepen moet worden. Dat geeft deze groep een jaar langer de tijd om zich voor te bereiden. Dat jaar wil ik gebruiken om de situatie goed te monitoren. Het gaat om een relatief kleine groep ten opzichte van de getallen die ik noemde. In beginsel beschikken gemeenten over voldoende middelen om in het individuele geval bijzondere bijstand te verstrekken voor die personen die na dat jaar in de problemen geraken. Ik zal monitoren hoe vaak bijzondere bijstand verstrekt gaat worden. Zo nodig zal ik bezien of aanvullende middelen in het kader van het Gemeentefonds nodig zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-8/9

Mevrouw Koning (PvdA):

Ik wil graag nog een vraag stellen ten aanzien van het monitoren tijdens het overgangsjaar. Ik denk dat aan de Kamer gerapporteerd moet worden wat dat monitoren oplevert, zodat we — gechargeerd gezegd — niet in december 2015 te horen krijgen dat het eigenlijk allemaal wel heel erg veel is en de gemeenten het met de bijzondere bijstand niet redden. Als u het monitoren daarom zo kunt inrichten dat dit voor de zomer van 2015 helder is, geeft dat in ieder geval meer zekerheid dat aan een uiteindelijke oplossing echt goed vormgegeven kan worden.

Minister Asscher:

Waar ik aangeef de situatie te zullen monitoren, ben ik zeker ook bereid daarvan beide Kamers op de hoogte te stellen. Dat zal ik ook tijdig doen, zodat aanvullende maatregelen en eventueel aanvullende middelen nog mogelijk gemaakt kunnen worden, mochten die nog nodig zijn. [...]

Om de tijd niet onze vijand te laten zijn, heb ik, gehoord de eerste termijn, gezocht naar mogelijkheden om te Kamer tegemoet te komen. Daarbij heb ik aansluiting gezocht bij het amendement dat gericht is op uitstel voor een jaar. Daar heb ik het niet bij gelaten. Ik heb ook toegezegd dat ik in dat jaar samen met de gemeenten zal bekijken hoe dit fenomeen zich ontwikkelt. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten voldoende middelen hebben om via de bijzondere bijstand die groep, die enkele duizenden personen omvat, van dienst te kunnen zijn in het licht van hun totale middelen voor bijzondere bijstand. Ik heb ook al aangegeven dat ik dit niet alleen wil monitoren en de Kamer daarover wil informeren, maar dat ik ook — als dat nodig zal zijn — wil terugkomen met voorstellen om de gemeenten daar ook financieel voor te compenseren. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen, maar dat kan in dat jaar besloten worden en dat kan hier dan aan de orde komen

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-19

Minister Asscher

Ik heb echter wel toegezegd dat ik het bestaande bestand wil bevriezen en op een eenvoudige manier een jaar lang wil sauveren, zodat je in dat jaar kunt bekijken welke nieuwe gevallen zich voordoen. Naar aanleiding daarvan kan ik verslag uitbrengen aan beide Kamers en kan worden overwogen of aanvullende maatregelen nodig zijn in het kader van een toevoeging aan het Gemeentefonds.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoring banenafspraak (33.981) (T02129)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Elzinga, toe om ook te monitoren of gemeenten middelen overhouden om mensen die (net) niet tot de doelgroep behoren, te begeleiden naar werk. 


Kerngegevens

Nummer T02129
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen arbeidsbeperkingen
arbeidsparticipatie
werklozen
Kamerstukken Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33.981)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 1/2

Staatssecretaris Klijnsma:

Er zit een monitoring in de wet. De heer Elzinga van de SP vraagt wat we kunnen doen als uit de monitoring blijkt dat er verdringing plaatsvindt. Het fenomeen van verdringing is ook breder aan de orde geweest. De afbakening van de huidige doelgroep draait om het wel of niet kunnen verdienen van het wml; ik zei het net al. Voor andere groepen, die niet onder de doelgroep van dit wetsvoorstel vallen, beschikken gemeenten en UWV over instrumenten en voorzieningen om deze mensen te blijven begeleiden naar werk. Deze mensen kunnen dus naar de gemeente of het UWV stappen voor attributen om naar werk begeleid te worden. De mensen uit de doelgroep worden bij uitstek geplaatst in de garantiebanen, omdat we het belangrijkvinden om deze mensen met voorrang te bejegenen. Zij hebben namelijk het meeste hulp nodig.

De heer Elzinga (SP):

Mag ik de staatssecretaris vragen of zij niet alleen strikt deze afspraken wil monitoren, maar of zij bij de monitoring ook de middelen wil betrekken die vanuit de gemeentemiddelen overblijven voor al die andere groepen die hierbuiten vallen? Zal een groot deel van deze middelen niet opgaan aan deze afspraken? Hierdoor staan de mensen die er net buiten vallen, met lege handen. Dat zou een signaal kunnenzijn aan ons om bij de vaststelling van de volgende begroting meer middelen voor dit doel uit te trekken voor de gemeenten.

Staatssecretaris Klijnsma:

Wij zijn natuurlijk zeer van zins om te monitoren. Wij zullende Participatiewet ook breed monitoren. Dan zullen we niet alleen inzoomen op deze doelgroep, maar ook op de rest van de wereld, als ik het zo mag uitdrukken. Het antwoord op de vraag is dus ja.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 14

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan kom ik bij de heer Elzinga. Hij vindt het plezierig dat we bij het monitoren niet alleen kijken naar de doelgroep die bij deze wet aan de orde is, maar ook breder naar wie er bij gemeenten aankloppen en wat dat allemaal betekent.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderbouwing quotaregelingen (33.981) (T02131)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Backer, toe om samen met het Sociaal en Cultureel Planbureau te komen tot een nadere onderbouwing van quota- of heffingsregelingen door ze in een bredere (Europese) context te plaatsen.


Kerngegevens

Nummer T02131
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen arbeidsparticipatie
onderzoek
quotumheffingen
werkgevers
Kamerstukken Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33.981)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-3-blz. 17

De heer Backer (D66):

Laten we even om ons heen kijken in Europa. In 20 van de28 landen bestaat een vorm van quota of heffing. Het fenomeen van quota in andere Europese landen is wel onderzocht, zoals ik ook lees in de memorie van antwoord, maar er zijn weinig empirische gegevens over bekend. Ik heb zelf nog eens nagekeken of er nog wat te vinden was. Er is een studie van het European Centre for Social Welfare Policy and Research in Wenen. Dat concludeert dat maatregelen, gebaseerd op anti-discriminatie, dus de civielrechtelijke kant, of strafrechtelijke bepalingen ongeveer evenveel voorkomen als quotaregelingen. Ik vond nog een TNO-rapport uit 2012 en een OECD-studie, maar het nadeel van al die studies is dat zij heel vaak onvergelijkbare regelingen in onvergelijkbare arbeidsmarkten aan de orde stellen. Daardoor is het als je kijkt naar de omgeving toch wel een beetje gissen wat nu doorslaggevend is voor werkgevers om op basis van empirie aan hun banenafspraak of aan hun quotum te voldoen. Is dat een intrinsieke motivatie? Is het geloof in gelijke kansen? Is het maatschappelijk verantwoord ondernemen? Of is het naming-and-shaming als je het niet doet? Wat mijn fractie intrigeert, is of er in de EU ook overleg over dit onderwerp is, ook recent nog en, zo ja, wat de status daarvan is. Zijn er best practices en, zo ja, zijn die ergens in de voorstellen verwerkt? Ik lees er eigenlijk niets over, terwijl dat toch wel relevant is in een Europese markt.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 10

De heer Backer (D66):

Ik heb nog één punt over Europa. De kern van wat mij opviel in het statistische materiaal en de studies is dat deze zaken zo slecht vergelijkbaar zijn. Ik vind het belangrijk dat we dat over twee jaar niet meer hoeven te zeggen. Het zou mooi zijn als bijvoorbeeld het SCP of een ander orgaan daar misschien systematisch naar zou kunnen kijken. Ik heb ook gevraagd wat de actualiteit van het debat in Europa is. Wordt hierover overleg gevoerd tussen de collega's? Wat is de stand van zaken? Of is dat overleg afwezigen is dat misschien iets om te initiëren? Die vraag was nog even blijven liggen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik vind het nog wel de moeite waard om samen met het SCP te bekijken of wij hierop iets zouden kunnen verrichten, ook in de onderbouwing. Dat vind ik helemaal niet verkeerd. Dat moeten we dan inderdaad in de internationale context doen. We hebben daar Europees gezien niet over bij elkander gezeten, maar wat treft het nu? Volgend jaar is Nederland voor een halfjaartje voorzitter van Europa. Dat zou een mooi moment kunnen zijn om ook een paar collega's uit te nodigen om hierover verder van gedachten te wisselen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 13

De heer Backer (D66):

Dank voor de toezegging ten aanzien van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Het is goed dat we een kompas hebben bij het volgen van beleidsvoornemens, met name binnen de komende twee jaar. [...] Dank dat u het initiatief wilt nemen om ook in EU-verband overleg hierover te voeren, al dan niet in het kader van het Europees voorzitterschap. Dat lijkt mij goed; wij kunnen dan van elkaar leren.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 15

Staatssecretaris Klijnsma:

Last but not least kom ik op de vragen van de heer Backer. Ik vind het de moeite waard om met het Sociaal en Cultureel Planbureau te kijken naar de bredere context en naar de Europese context. Dat heb ik al gezegd in mijn eerste termijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zelfstandigen (33.981) (T02134)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Backer, toe om - samen met cliëntenbelangenorganisaties - de belemmeringen die mensen met een arbeidsbeperking ondervinden als zij zich zelfstandig willen vestigen, in kaart te brengen en te bezien hoe de problemen kunnen worden opgelost. 


Kerngegevens

Nummer T02134
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen arbeidsbeperkingen
arbeidsparticipatie
zelfstandigen
Kamerstukken Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33.981)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 10

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Backer zei graag aandacht te willen vragen voor mensen met een arbeidsbeperking die zich zelfstandig willen vestigen. Zij kunnen natuurlijk allerlei problemen tegenkomen. Ik onderken dat zeer. Ik wacht de inbreng van de fractie van D66 in tweede termijn af, maar zeg alvast dat ik het heel erg de moeite waard vind om met betrokken organisatiesom tafel te gaan zitten om precies uit te vinden om welke problemen het gaat en hoe we die met z'n allen zouden kunnen oplossen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 13/ 14

De heer Backer (D66):

De staatssecretaris ging al even in op het punt van de zelfstandigen. Wij vinden het belangrijk dat de belemmeringen die er zijn om je zelfstandig te vestigen, al dan niet met

andere collega's, zo veel mogelijk in beeld worden gebracht en zo veel mogelijk worden verminderd, gemitigeerd of opgelost. Wij geloven dat zelfstandig ondernemerschap vanuit een positieve gedachte werkelijk een optie kan zijn. Er zijn belemmeringen om vanuit een uitkering te gaan werken. Er zijn belemmeringen in de sfeer van een gelijkspeelveld bij aanbestedingen. Er zijn verschillende belemmeringen in de arbeidsregio's, er zijn waarschijnlijk belemmeringen bij kredietverlening en er zijn belemmeringen in de urenbeperkingen. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris in samenspraak met een aantal organisatie, met name cliëntenbelangenorganisaties zoals Ieder(in), het Landelijk Platform GGz, de vereniging OLG en De Normaalste Zaak een meerjarenprogramma zou ontwikkelen om te bekijken hoe dit in kaart gebracht kan worden, maar vooral hoe de belemmeringen overwonnen kunnen worden met het uiteindelijke doel waar deze wet op is gericht: participatie. Als ik hierover een ruiterlijke toezegging zou kunnenkrijgen, om een woord te gebruiken dat ik vaker hoor van de staatssecretaris, dan zal het mij waarschijnlijk wel lukken om mijn fractie over de streep te trekken.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 15

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb al gezegd dat ik het een meerwaarde vind hebben om met belangenbehartigers zoals Ieder(in), De Normaalste Zaak en GGZ Nederland de belemmeringen voor zelfstandigen goed in kaart te brengen. Die hebben namelijk verstand van zaken en kunnen daarin goede onderdelen aandragen. Dank dat dit hier nog eens voor het voetlicht is gebracht. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging SER-advies Werken en leven in de toekomst (32.889) (T02140)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Sent over de zogenaamde deeltijdklem, toe de vraag naar het verbeteren van publieke voorzieningen waardoor vrouwen in staat worden gesteld meer te gaan werken, te betrekken in de adviesaanvraag aan de SER. Het SER-advies over werken en leven in de toekomst zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2016 verschijnen.


Kerngegevens

Nummer T02140
Status voldaan
Datum toezegging 7 april 2015
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen arbeidsparticipatie
deeltijdarbeid
vrouwen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Voortman en Heerma Wet flexibel werken (32.889)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 27 - item 6- blz. 5

Mevrouw Sent (PvdA):

Dan nog een vraag voor de minister. Met het voorliggende initiatiefvoorstel kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het doorbreken van de zogenaamde deeltijd-klem. Dat wil zeggen: omdat de meeste vrouwen in deeltijd werken, ontbreekt de noodzaak om publieke voorzieningen zoals scholen, kinderopvang en verlofregelingen aan te passen. Maar omgekeerd beletten schooltijden bijvoorbeeld moeders om meer uren te werken. Flexibeler werkwijzen en fiscale tegemoetkomingen dragen hopelijk bij aan het doorbreken van deze patstelling. Wat doet de minister om publieke voorzieningen te verbeteren zodat vrouwen niet gehinderd worden om te werken, zo vernemen wij graag. En welke voornemens heeft hij voorts op dit terrein?

Handelingen I 2014-2015, nr. 27 - item 6- blz. 11

Minister Asscher:

Mevrouw Sent vraagt namens de Partij van de Arbeid naar de inspanningen van het kabinet om publieke voorzieningen te verbeteren zodat vrouwen niet gehinderd worden, geen drempels tegenkomen, om te werken. Ik ben van plan om de SER een advies te vragen

over werken en leven in de toekomst. Dit advies moet gericht zijn op het beter faciliteren van de meervoudige verantwoordelijkheden die werknemers hebben. Ik zal deze vraag bij de adviesaanvraag betrekken.

Handelingen I 2014-2015, nr. 27 - item 6- blz. 12

Mevrouw Sent (PvdA):

Ten slotte ga ik nog in op de reactie van de minister op onze zorg omtrent het doorbreken van de deeltijdklem. Wij kijken uit naar het SER-advies over werken in de toekomst. Wij zijn blij met de toezegging van de minister om onze vraag betreffende het meenemen van mogelijkheden om de deeltijdklem te doorbreken, mee te nemen in de adviesvraag. Wij zijn alleen nog benieuwd naar de termijn waarop wij het SER-advies mogen ontvangen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 27 - item 6- blz. 14

Minister Asscher:

Voorzitter. Er was maar één vraag. Wanneer wordt het SER-advies over werk en leven in de toekomst verwacht? Dat wordt verwacht in het eerste kwartaal 2016.

Zie ook toezegging


Brondocumenten


Historie







Toezegging SER-advies werken en leven in de toekomst (34.073) (T02147)

De minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Vreeman, toe in de kabinetsreactie op het SER-advies over werken en leven in de toekomst, in te gaan op verlofregelingen zoals bijvoorbeeld Zweden die kent; ook zal de minister de SER vragen aandacht te besteden aan het Duitse model.


Kerngegevens

Nummer T02147
Status voldaan
Datum toezegging 22 september 2015
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Dr. R.L. Vreeman (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsparticipatie
arbeidsvoorzieningen
levensloop
Kamerstukken Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (34.073)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 3, blz. 9

De heer Vreeman (PvdA):

Ik spits mijn betoog toe op twee fases in het leven. De eerste is de spitstijd, mensen in de leeftijd 25 tot 45 jaar. [...] Nederland is op dit gebied zeker niet vooraanstaand; vergelijk bijvoorbeeld de geboorteverlofregelingen in Scandinavische landen en de familiezorg-tijdenwet in Duitsland. Een en ander geldt ook voor kinderopvang, schooltijden en studiefaciliteiten. Het lijkt mij belangrijk om integraal naar de spitstijd in het leven te kijken en aansluiting te zoeken bij de meest moderne regelingen in de industriële wereld. Het SER-advies Werken en leven kan hierbij in de toekomst een rol spelen.

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 10, blz. 6

Minister Asscher:

Ik heb de SER gevraagd om advies uit te brengen over werken, het moderne leven in de toekomst en de combinatie daarvan. Hoe geef je dat vorm? Precies zoals de heer Vreeman zegt: er zijn collectieve arrangementen nodig om mensen de ruimte te geven om hun eigen keuzes te maken. Ik ben heel benieuwd met welke nieuwe ideeën de SER komt. We hebben er de afgelopen jaren een aantal stappen in kunnen zetten, ondanks het feit dat het economisch moeilijk was.[...] Maar dat zijn stapjes; wat mij betreft is het nog niet het eindpunt waar je zou moeten zijn. In de kabinetsreactie op het SER-advies zullen we ook ingaan op mogelijkheden om verlof te delen, te sparen en te verzekeren, zoals die er bijvoorbeeld zijn in Zweden. Bovendien zal ik de SER vragen om aandacht te besteden aan het Duitse model dat de heer Vreeman aanhaalde.

Zie ook toezegging


Brondocumenten


Historie







Toezegging Arbeid en zorg in SER-advies (34.300) (T02157)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Barth (PvdA), toe dat het onderwerp 'combinatie arbeid en zorg' wordt meegenomen in het SER-advies over werken en leven in de toekomst, dat met een kabinetsreactie aan het parlement wordt aangeboden.


Kerngegevens

Nummer T02157
Status voldaan
Datum toezegging 13 oktober 2015
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen arbeid
Sociaal-Economische Raad
zorg
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 4, item 3 - blz. 24

Mevrouw Barth (PvdA): Mensen die juist chronisch tijd tekort komen, zijn (jonge) ouders. Het kabinet doet dit jaar een serieuze poging om hun worsteling om arbeid en zorg te combineren te verlichten. Als PvdA-fractie zijn we heel blij met de forse investeringen van het kabinet voor volgend jaar in kinderopvang, peuterspeelzalen en vaderschapsverlof. Deze zijn broodnodig en zullen zeker een positieve bijdrage leveren. Maar er blijft nog veel te wensen over. Nederland is absoluut geen koploper in het faciliteren van de combinatie van werken en zorgen. Ik zie jonge moeders die vastbesloten zijn om hun talenten niet onder de korenmaat te steken. En terecht, want meisjes presteren in het onderwijs aan alle kanten beter dan jongens. Ik zie ook jonge vaders die keihard werken: gemiddeld 40 uur per week, en dat is meer dan mannen werken in welke andere fase van hun leven. Dat doen zij vast niet allemaal om de poepluiers te ontlopen. Veel jonge mensen wonen in een (te) duur huis, onder water geraakt door de economische crisis en de kosten van kinderopvang zijn flink gestegen. Velen vallen sindsdien terug op informele opvang. Dat heeft mooie kanten. Maar je kunt als moeder 's nachts ook wakker liggen, als opa of oma opeens uitvalt en er op je werk net een belangrijke opdracht af moet. Of als vader, als je kind ongelukkig is op school en je het je niet kunt veroorloven om korter te gaan werken. Voor deze jonge mensen, die de samenleving zo veel positiefs voor de toekomst te bieden hebben: hun werklust, hun ideeën, de nieuwe generaties die zij groot brengen; voor deze jonge mensen zou het toch allemaal niet zo moeilijk moeten zijn? Als overheid zouden we hen toch juist maximale steun moeten willen bieden? In ons vergrijzende land hebben we er toch met zijn allen belang bij dat zij wel varen?

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 4, item 7 - blz. 44

Minister Rutte: Mevrouw Barth heeft ook gevraagd om te kijken naar een bredere agenda met voorstellen en ideeën om de hardwerkende ouders van jonge kinderen en kinderen van oudere ouders een steuntje in de rug te geven. We hebben in dat kader de Sociaal-Economische Raad, onder de voortreffelijke voorzitter mevrouw Mariëtte Hamer, om advies

gevraagd over werken en leven in de toekomst, inclusief de combinatie arbeid en zorg. Dat advies wordt begin 2016 verwacht. Ik heb bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer gezegd dat het eind 2015 komt. Ik kan nu melden dat die planning iets is verschoven. Dat is de Tweede Kamer inmiddels ook gemeld. Het advies zal dan zo snel mogelijk, voorzien van een kabinetsreactie, aan het parlement worden gezonden. Daarbij zullen al deze aspecten worden betrokken.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 4, item 7 - blz. 45

Mevrouw Barth (PvdA): Ik heb de minister-president wel gevraagd om het beter mogelijk te maken om mantelzorg met betaalde arbeid te combineren en om dit te vergemakkelijken. Ik ga er maar even van uit, zeg ik met een vraagteken, dat dit ook wordt meegenomen in het SER-advies waar de minister-president net naar verwees.

Minister Rutte: Jazeker. Ik keek even naar de minister van Sociale Zaken, want hij gaat over de SER-adviesaanvragen. Ik kan er ja op zeggen.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 4, item 7 - blz. 52

Mevrouw Barth (PvdA): Ik ben ook blij met de toezeggingen die hij heeft gedaan over de positie van laagopgeleiden en het advies dat er gaat komen van de SER over arbeid en zorg, met een reactie van het kabinet.

Zie ook toezegging


Brondocumenten


Historie