Rappelabele toezeggingen Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Rappel juli 2016)



Dit is het rappel tot 02-07-16.

 




Toezegging Jaarverslag kwaliteit en financiën jeugdzorg (33.674 / 33.684) (T01886)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Beuving (PvdA) toe de Kamer jaarlijks te informeren in het jaarverslag over de ontwikkeling en de kwaliteit van de jeugdhulp en de financiële randvoorwaarden waaronder dat moet gebeuren.


Kerngegevens

Nummer T01886
Status voldaan
Datum toezegging 11 februari 2014
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Mr.dr. J. Beuving (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen informatieverstrekking
jeugdhulpverlening
jeugdzorg
Kamerstukken Jeugdwet (33.684)
Gebruik burgerservicenummer in de jeugdzorg (33.674)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 55-56

Staatssecretaris Van Rijn:

(...)

Er is een aantal vragen gesteld over de manier waarop wij de vinger aan de pols houden. Een aantal woordvoerders heeft gevraagd om de implementatie van de Jeugdwet goed te volgen, zodat bijsturing mogelijk is als dat aan de orde is. Er is al een evaluatie afgesproken. Ik heb zojuist aangegeven dat de pilots daarbij kunnen worden gebruikt. Mevrouw Beuving vroeg of het niet goed zou zijn om de Kamer jaarlijks te informeren over de kwaliteit van de jeugdhulp en over de randvoorwaarden waarmee die plaatsvindt. Mij lijkt niet de begroting, maar het jaarverslag daarvoor de meest geëigende plaats omdat daarin de verantwoordingen samenkomen. Zo kunnen wij, zeker in de aanloopperiode, jaarlijks volgen wat de resultaten zijn van de Jeugdwet, waar knelpunten en problemen zitten en welke resultaten al worden bereikt. Ik zeg graag toe de Kamer jaarlijks te informeren over de ontwikkeling en de kwaliteit van de jeugdhulp en de randvoorwaarden waaronder dat moet gebeuren.

Mevrouw Beuving (PvdA):

De staatssecretaris is hier bezig een motie van mij hierover overbodig te maken. Ik ben hem daarvoor erkentelijk. Ik wil dit nog wel even aanscherpen. Ik had zelf in gedachten dat de Kamer geïnformeerd wordt over met name kwaliteit en toegankelijkheid van het nieuwe jeugdhulpsysteem, in relatie tot de financiële randvoorwaarden. Is dat ook wat de staatssecretaris bij dezen al voor zijn rekening wil nemen en wil toezeggen?

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik merk dat ik nu voorzichtig word. Dat heeft niet te maken met de onwil om er jaarlijks over te rapporteren. Wij hebben met elkaar een evaluatie over drie jaar afgesproken. Ik heb aangegeven dat ik van jaar tot jaar heel scherp wil volgen hoe het gaat. Ik vind een jaar wel heel erg kort om tot een afgewogen oordeel te kunnen komen over de vraag wat de kwaliteit van de jeugdhulp is en de vraag of de financiële randvoorwaarden voldoen. Dat oordeel zullen wij ons bij de evaluatie vormen. Als u mij vraagt of ik jaarlijks wil volgen hoe het zit met de kwaliteit van de jeugdhulp en de financiële randvoorwaarden – hoe gebruiken de gemeenten de middelen? – dan wil ik graag toezeggen dat ik dat zal doen ter gelegenheid van het jaarverslag. Ik waarschuw echter voor het te vroeg trekken van conclusies, nu wij nog maar net zijn begonnen.

Mevrouw Beuving (PvdA):

Ik begrijp dat de staatssecretaris de zaken wil loskoppelen: de informatie over de kwaliteit enerzijds en de financiële randvoorwaarden anderzijds, terwijl ik daartussen een relatie wil leggen. Dit betekent dat mijn fractie moet overwegen of wij een motie wel of niet nodig vinden.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 19, item 5 - blz. 75

Mevrouw Beuving (PvdA):

(...)

Ik kom op de moties die ik overwoog in te dienen. Het ging om twee moties. Allereerst een motie over kwaliteit en financiële randvoorwaarden. De staatssecretaris heeft aangegeven bereid te zijn om de Eerste Kamer jaarlijks te informeren over de kwaliteit van het jeugdhulpsysteem en de financiële randvoorwaarden. (...)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Cliëntenondersteuning bij overgang Wmo naar Wlz (33.891) (T02039)

De staatssecretaris van VWS zal, naar aanleiding van een opmerking van het lid Flierman, in overleg met gemeenten en zorgverzekeraars nagaan hoe bij de overgang van Wmo naar Wlz het behoud van cliëntenondersteuning kan worden bevorderd.


Kerngegevens

Nummer T02039
Status voldaan
Datum toezegging 25 november 2014
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Dr. A.H. Flierman (CDA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen cliëntenondersteuning
langdurige zorg
maatschappelijke ondersteuning
Kamerstukken Wet langdurige zorg (33.891)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr.9, item 8, blz. 31

Staatssecretaris Van Rijn:

De heer Flierman vroeg ook of de cliënt bij de overgang van de Wmo naar de Wlz zijn cliëntenondersteuning zou kunnen behouden omdat dit in sommige gevallen een steun en toeverlaat en een vertrouwd persoon is. Zodra een cliënt wordt toegelaten tot de Wet langdurige zorg gaat de verantwoordelijkheid voor zijn zorg en ondersteuning inderdaad over van gemeente naar het zorgkantoor. Ik realiseer mij dat dit kan betekenen dat men daarmee een andere cliëntenondersteuner krijgt. Behoud van de cliëntenondersteuner heeft de voorkeur. Daarover is overigens een motie ingediend in de Tweede Kamer. Ik heb toegezegd dat ik in overleg met betrokken partijen zal bezien of daar goede afspraken over te maken zijn, want ik onderschrijf die noodzaak. Ik maak daarbij wel één aantekening. Soms is het niet wenselijk. Cliënten in de Wet langdurige zorg hebben vaak heel andere zorgvragen. Ze moeten bijvoorbeeld ondersteuning hebben bij het zorgplan. Er zal dus wel rekening moeten worden gehouden met het feit dat na overgang van de Wmo naar de Wlz, een beroep kan worden gedaan op een cliëntondersteuner met een andere deskundigheid. Ik wil bevorderen dat waar het kan, er dezelfde cliëntondersteuner kan zijn. Er moet in ieder geval sprake zijn van een warme overdracht als er behoefte is aan een andere deskundigheid.

Handelingen I 2014-2015, nr.9, item 8, blz. 47

De heer Flierman:

Over de cliëntondersteuning wil ik nog wel de volgende opmerking maken wat betreft cliënten die van het ene naar het andere regime overgaan. Bij die cliënten neemt vaak de zorgvraag toe. Zij komen van de Wmo alsnog in de Wlz terecht. Juist in dat soort situaties lijkt het ons van belang dat we de cliëntondersteuning als het even kan in één hand houden, omdat de cliëntondersteuning bij die ingrijpende stappen een vertrouwde sparringpartner kan zijn.

Handelingen I 2014-2015, nr.9, item 8, blz. 55

Staatssecretaris Van Rijn:

De heer Flierman heeft nog eens mijn nadrukkelijke aandacht gevraagd voor zijn wens om de cliëntondersteuning zo veel mogelijk te laten doorlopen, ongeacht of daarvoor een andere deskundigheid nodig is. Dat onderschrijf ik. Ik heb in mijn bijdrage in eerste termijn gezegd dat ik met de gemeenten en de zorgverzekeraars zal bevorderen dat er op dit punt afspraken worden gemaakt, zodat de cliëntondersteuning zo veel mogelijk voortgezet kan worden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Vaardigheden zorgverleners (32.402) (T02176)

Naar aanleiding van een vraag van het lid Bredenoord, zal de minister van VWS de opleidende instellingen expliciet vragen aandacht te besteden aan het verbeteren van de professionele vaardigheden van zorgverleners, ter voorkoming van onnodige  juridisering en escalatie. Bij de jaarlijkse monitoring zullen ook het opleidingstraject en het leren van best practices worden meegenomen.


Kerngegevens

Nummer T02176
Status voldaan
Datum toezegging 29 september 2015
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Prof.dr. A.L. Bredenoord (D66)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen klachten
monitoring
opleidingen
scholing
zorgverleners
Kamerstukken Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (32.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 18

Mevrouw Bredenoord (D66):

In het verlengde hiervan mis ik aandacht voor hoe we de hulpverleners kunnen helpen beter om te gaan met een klacht of claim. De hulpverlener wordt weleens het "second victim" genoemd. Hij of zij schrikt er natuurlijk van dat er iets misgegaan is, of van bepaalde emoties of ontevredenheid bij de patiënt en zal daardoor wellicht ook minder professioneel naar de patiënt kunnen optreden. Hoe wil de minister investeren in de opvang van hulpverleners? Ik denk bijvoorbeeld aan het nog verder versterken van professionele vaardigheden en attitudes om hier goed mee om te gaan en het informele traject aan de voorkant te verbeteren.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 29

Mevrouw Bredenoord (D66):

De minister heeft het over best practices. Hoe gaat zij de hulpverleners daarin meenemen? Er is een bepaalde cultuurverandering nodig. Volgens mij krijg je die niet voor elkaar in een jaar.

Minister Schippers:

Nee, dat is mijn derde punt. Mevrouw Bredenoord zei terecht dat er een cultuuromslag nodig is. Dan heb je altijd voorlopers en achterblijvers. De opleiding is cruciaal daarbij. Ik zie dat men die cultuuromslag in de opleiding al maakt. In haar betoog zei mevrouw Bredenoord: we moeten niet alleen aan het eind maar ook vooraf zitten. Met het oog daarop is dit natuurlijk een ongelofelijk belangrijk element. Ik wil de Kamer dan ook toezeggen — dat was het derde punt aan het slot van mijn aanleiding — dat ik de opleiders expliciet zal vragen om meer aandacht hieraan te besteden. Allerlei elementen uit deze wet vragen om die cultuuromslag. Ik zal de opleiders vragen om die elementen veel explicieter in de opleiding te adresseren.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 43

Minister Schippers:

Ben ik van plan om te investeren in het informele traject aan de voorkant? Ik ben het helemaal met D66 eens dat de omslag naar een oplossingsgerichte informele aanpak van klachten met geen enkele wet kan worden afgedwongen. Daarvoor is meer nodig. Daarin moet je echt investeren. Wij willen niet onnodig juridiseren en escaleren. Als de wet is aangenomen, zal ik het land ingaan om zorgverleners daarin mee te nemen. Ik zal ervoor zorgen dat de vaardigheden van zorgverleners worden verbeterd. Ik zal een verzoek doen aan de opleidende instellingen dat deze beweging wordt gemaakt.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 48/49

Mevrouw Bredenoord (D66):

Daarnaast heb ik namens mijn fractie ook een heel aantal zorgen uitgesproken, die vooral te maken hebben met juridisering, toename van de claimcultuur en de vraag waarom er niet meer wordt geïnvesteerd in de-escalatie, in het traject aan de voorkant. Ik bedank de minister voor haar zeer uitgebreide antwoorden en specifiek voor de volgende twee toezeggingen. De minister is uitgebreid ingegaan op onze vraag om te investeren in die informele route, het traject aan de voorkant, om zo bij te dragen aan de cultuurverandering die nodig is om daadwerkelijk te de-escaleren, om dat goede gesprek op gang te krijgen en om best practices op dit gebied te ontwikkelen. Verder wil ik de minister bedanken voor de toezegging om de cijfers over het al of niet toenemen van klachten en claims jaarlijks te monitoren. Ik hoop dat de minister dan ook wil ingaan op dat opleidingsaspect waar ik net over sprak, en op het daadwerkelijk leren van die best practices.  [...] Mijn fractie heeft zorgen en aarzelingen uitgesproken over de juridisering en de claimcultuur. De minister heeft heel uitgebreid antwoord gegeven. Na de twee toezeggingen over monitoring en investeren in het informele traject is onze aarzeling niet helemaal weggenomen, maar wel een stuk minder geworden. Ik heb in ieder geval het gevoel dat de vinger aan de pols zal worden gehouden.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 50

Minister Schippers:

Mevrouw Bredenoord verzocht mij om bij de jaarlijkse monitoring het opleidingstraject en het leren van best practices mee te nemen. Dat zeg ik toe. Dit zullen we dus bij de monitoring meenemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ondersteuning eerstelijnsprofessionals (32.402) (T02177)

De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Don, toe de ondersteuning van de eerstelijnsprofessionals ter hand te nemen, en daarbij de brancheorganisaties en de cliënten- en patiëntenorganisaties te betrekken. 


Kerngegevens

Nummer T02177
Status voldaan
Datum toezegging 29 september 2015
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden H.M. Don (SP)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen eerstelijnszorg
ondersteuning
Kamerstukken Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (32.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 28

De heer Don (SP):

U praat over "een handreiking" en "het ondersteunen van de kleinere zorgaanbieders". Is het een idee om ook de brancheorganisaties van de zorgaanbieders nauw te betrekken bij de vraag hoe zo'n ondersteuningsplan eruit zou kunnen zien?

Minister Schippers:

Zeker, als wij zo'n ronde doen, dan is het gebruikelijk dat wij die samen met de brancheorganisaties organiseren of in ieder geval in overleg met de brancheorganisaties, opdat hun leden weten dat het plaats heeft, zij daar informatie kunnen halen en zij zorgen kunnen delen.

De heer Don (SP):

Er zit grote weerstand bij met name de eerstelijnsorganisaties. Ik wil het niet plat maken, maar het werkt niet om te zeggen: een rondje door Nederland en het probleem is opgelost. Ik zoek een beetje naar hoe u zo'n ronde handen en voeten geeft en naar wat u daadwerkelijk kunt bieden. Ik snap dat het wat kort door de bocht is om dat nu al uit te spreken, maar wat biedt u de eerstelijnswerkers daadwerkelijk voor versterking, aangezien u nogal wat van ze vraagt, zodat ze gaan handelen zoals u voor ogen hebt?

Minister Schippers:

Ik gaf net al een heel goed voorbeeld van hoe huisartsen in Zuid-Nederland het geregeld hebben. Die hebben het niet huisarts per huisarts geregeld. Die hebben het gemeenschappelijk geregeld. Je kunt namelijk als een groephuisartsen in de regio een klachtenfunctionaris delen of met elkaar aanstellen. Je kunt met elkaar regionaal zo'n procedure vormgeven. Dat hoef je niet één voor één te doen. In zo'n rondgang neem je bijvoorbeeld ook huisartsen mee die al volgens de Wkkgz werken en daar goede ervaring mee hebben opgedaan, zodat je van elkaar kunt leren en erachter komt wat er dan nog overblijft waar eventueel het ministerie nog een handreiking voor zou moeten doen. Dat zullen wij heel pragmatisch en praktisch moeten aanpakken.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 47

De heer Don (SP):

Het gaat dan met name over de ondersteuning van de eerstelijnsprofessionals bij de verandering die hun te wachten staat. Ik gaf dat zojuist in mijn interruptie ook aan, maar ik kan niet genoeg benadrukken dat dat op een constructieve manier moet gebeuren en dat de eerstelijnsprofessionals en de brancheorganisaties daar ook bij betrokken worden. Dat geldt natuurlijk ook voor de cliënten- en patiëntenorganisaties. Ook daar zal een verandering voor optreden en ook daar zal de boodschap verkondigd moeten worden. Ik denk dan aan organisaties als de NPCF, Zorgbelang en Ieder(in). Mocht dit wetsvoorstel wet worden, dan verzoek ik de minister om hen daarbij te betrekken en om bij hen onder de aandacht te brengen dat er voor de patiënten en de cliënten iets gaat veranderen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 50

Minister Schippers:

Mij is gevraagd om de ondersteuning van de eerstelijnsprofessionals constructief ter hand te nemen, net als de betrokkenheid van brancheorganisaties en de patiënten- en consumentenorganisaties daarbij. Dat zeg ik toe. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat doen, dat we helpen waar we kunnen en dat we handreikingen opstellen als dat nodig is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoek gevolgen netwerk- en ketenzorg (32.402) (T02178)

De minister van VWS zal de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, naar aanleiding van een vraag van het lid Nooren, vragen om in het onderzoek naar de gevolgen van de verschuiving naar netwerk- en ketenzorg aandacht te besteden aan de rolverdeling en de aanspreekbaarheid in de zorg. 


Kerngegevens

Nummer T02178
Status voldaan
Datum toezegging 29 september 2015
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen ketenzorg
netwerkzorg
zorgsector
Kamerstukken Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (32.402)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 15

Mevrouw Nooren (PvdA):

En is minister bereid om een onderzoek te laten uitvoeren, bijvoorbeeld door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, naar de implicaties van de verschuiving naar netwerk- en ketenzorg voor de rolverdeling in de zorg en de wetgeving op het gebied van kwaliteit?

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 40

Minister Schippers:

Ben ik bereid om onderzoek te laten doen, bijvoorbeeld door de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, naar implicaties van de verschuiving naar meer ketennetwerkzorg, naar de rolverdeling en de aanspreekbaarheid in de zorg en de wetgeving op het gebied van kwaliteit? De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg heeft in 2010 een advies uitgebracht, getiteld Gezondheid 2.0, dat ingaat op de thema's die mevrouw Nooren in haar vraag noemt: zorg georganiseerd rondom de vraag van de cliënt en de ontwikkeling van zorgstandaarden die passen binnen die visie. Naar aanleiding van een vraag die u al eerder in een overleg aan mij hebt gesteld, heb ik in een gesprek met de voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving gevraagd of dit niet een aardig thema zou zijn. Het gaat niet alleen om langdurige zorg die je liever aan huis geeft. Je ziet steeds meer ziekenhuiszorg ook thuis geleverd worden. Daarin speelt de mantelzorger een steeds belangrijkere rol. Stel dat de mantelzorger een heel ingewikkeld apparaat krijgt. Er gaat iets mis mee, omdat hij foute uitleg of geen uitleg heeft gekregen. Wie is dan aansprakelijk? Dat zijn interessante vraagstukken, die steeds actueler gaan worden. Ik heb dat dus al besproken met de voorzitter van de raad. Ik zal haar het verzoek doen om dit aspect expliciet erbij te betrekken, omdat het gewoon een belangrijke rol speelt inde ontwikkeling die wij zien gebeuren. Ik ben dat dus met u eens

Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 48

Mevrouw Nooren (PvdA):

We danken de minister ook voor haar bereidheid om een verkenning te doen wat ketenzorg of netwerkzorg betekent binnen de verhoudingen in de zorg. Zij heeft ook toegezegd om dit punt onder de aandacht te brengen bij de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Facultatief protocol (33.992 / 33.990) (T02290)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Bredenoord, Ganzevoort, Don en Barth, toe voor de zomer te komen met een standpuntbepaling (inclusief de te zetten stappen) ten aanzien van het facultatief protocol.


Kerngegevens

Nummer T02290
Status afgevoerd
Datum toezegging 12 april 2016
Deadline 1 januari 2021
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Prof.dr. A.L. Bredenoord (D66)
H.M. Don (SP)
Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen facultatieve protocollen
mensen met een beperking
verdragen
VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Kamerstukken Goedkeuring verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (33.992 (R2034))
Uitvoering verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (33.990)


Opmerking

Zie ook T02051

Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 2

Mevrouw Bredenoord (D66):

De regering heeft aangegeven dat ze het facultatief protocol nog niet ondertekend heeft omdat ze het facultatief protocolvan het VN-Verdrag inzake economische, sociale en cultu-rele rechten ook nog niet bekrachtigd heeft. [...] In Nederland is de regering al jaren aan het bestuderen wat de gevolgen van ratificatie van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten zouden zijn. Eerder is in dit huis de motie-Strik aangenomen, om precies te zijn op 18 maart 2014, waarin de Nederlandse regering opgeroepen wordt om haast te maken met de beslissing tot ratificatie bij het facultatief protocol bij het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. We zijn inmiddels twee jaar verder. Kan de staatssecretaris aangeven wat de redenen zijn dat beide protocollen nog steeds niet ondertekend zijn?

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 4

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik kom graag nog terug op het facultatieve protocol, behorend bij het verdrag. Dat maakt ruimte voor individueel klachtrecht. De helft van alle landen op de wereld heeft het inmiddels getekend en in een heel aantal gevallen ook geratificeerd. In 2014 heeft deze Kamer met een ruime meerderheid de regering al bij motie opgeroepen, haast te maken met de ratificatie. De toenmalige minister beloofde toen, de senaat te informeren over het tijdpad waarin de voorstellen tot ratificatie aan het parlement zullen worden aangeboden. De Tweede Kamer heeft bij de behandelingvan het verdrag hetzelfde gedaan. Toch komt de regering nu, twee jaar na die motie en die toezegging, in de memorievan antwoord niet verder dan te zeggen dat het facultatief protocol wordt bekeken in samenhang met de protocollen aangaande individueel klachtrecht bij het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten en het verdrag inzake de Rechten van het Kind. Geen woord over waarom dat nou weer zo lang duurt. Daarom onze ongeduldige vraag, waarom de regering zo talmt.

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 8

De heer Don (SP):

Kort wil ik nog even stilstaan bij het facultatief protocol. In het debat in de Tweede Kamer is er veel over gesproken. In de aangenomen motie van Van Gerven wordt opgeroepen tot een spoedige ondertekening van het facultatief protocol door de regering. De staatssecretaris kon nog geen tijdpad aangeven. Ik heb een simpele vraag voor de staatssecretaris; het leven kan soms heel eenvoudig zijn. Gaat de staatssecretaris het facultatief protocol nog deze regeringsperiode ondertekenen? Ik hoor graag een ja of een nee. Eenvoudiger kan het niet.

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 9

Mevrouw Barth (PvdA):

Onze fractie dringt er wel bij de regering op aan om nu spoedig het facultatief protocol te bekrachtigen, dat het voor mensen mogelijk maakt om in geval van niet-naleven van het verdrag na uitputting van alle nationale mogelijkheden rechtstreeks een klacht in te dienen bij het VN-comitévoor de rechten van personen met een beperking. Deze Kamer heeft daarover in maart 2014 de motie-Strik aangenomen, die door de PvdA-fractie mede was ondertekend.Wij vonden toen al dat dat facultatief protocol door Nederland moest worden omarmd. We zijn nu twee jaar verder en er is niets gebeurd. We vragen de staatssecretaris of hij kan aangeven waar deze traagheid toch vandaan komt. Waarom legt de Nederlandse regering zulke aarzeling aan de dag?

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 18/19

Staatssecretaris Van Rijn:

Inmiddels is er een aantal verdragen, waarin een facultatief protocol tot de mogelijkheden behoort. Dat regelt een extra rechtsgang naar een niet-bindend toezichthoudend orgaan ten aanzien van bijvoorbeeld de Europese Commissie of wat dies meer zij. Aan de ene kant heb je dus een convergentie, waar het gaat om de jurisprudentie, het klachtrecht en het in beroep gaan te kunnen stroomlijnen. Aan de andere kant zie je een soort uitwaaiering van toezichthoudende organen, ook nog internationaal, die de facultatieve protocollen moeten uitvoeren. Het is dus nogal ingewikkeld om met elkaar te beoordelen wat nou de werking is als je aan de ene kant aan het stroomlijnen bent en aan de andere kant aan het differentiëren. Dat betekent dat de regering naar die diverse protocollen aan het kijken is en bekijkt wat het nou eigenlijk betekent. Dat doet ze niet omdat ze er noodzakelijkerwijs tegen is. Sterker nog, ik ben ervoor. Tegelijkertijd moeten we wel met elkaar bekijken wat het nou precies betekent. Ik begrijp wel — dat versta ik ook goed — dat deze Kamer zegt: hoelang blijven jullie nog nadenken? Ik zeg het maar even simpel. Het is misschien goed om ook op dat terrein de aansporingen serieus te nemen. Met mijn collega's spreek ik af dat wij de Kamers nog voor de zomer zullen informeren over hoe we daar in finale zin over denken. Ik hoor dat sommige leden zeggen: ik wil niet alleen dat je een standpunt inneemt, maar ook weten wanneer je dat ongeveer wilt doen. Ik wil graag toezeggen om dat samen met mijn collega's te bevorderen. Ik vraag wel enig begrip voor het feit dat we een aantal vragen hebben, namelijk wat het nou precies betekent. Wordt het voor de burger nou gemakkelijker, ja of nee? Wat betekent dat voor de doorwerking in ons nationale recht? We hebben namelijk nationale uitspraken, inclusief uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens, aan de ene kant en niet-bindende uitspraken van internationale organen aan de andere kant. We zullen dus wel moeten bekijken wat dat precies betekent en of dat ook een versimpeling inhoudt.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik ben blij met de toezegging dat we in ieder geval na de zomer zicht krijgen op welke stappen er gezet gaan worden. Ik zou natuurlijk nog een stap verder willen. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat hij voor dat protocol is. Ik hoop dat ik dat mag lezen als "de regering gaat het facultatief protocol ook tekenen". Dat horen we dan na de zomer.

Ik had de volgende vraag gesteld: wat is ten principale het verschil tussen al die verdragen waarbij we wel een facultatief protocol hebben getekend en dit verdrag waar we dat niet doen? Waarom lijkt het meer op die twee waarover de regering nog aarzelt, dubt, twijfelt et cetera? Bij dat andere is het wel gedaan. Waar zit nou precies dat verschil?

Staatssecretaris Van Rijn:

Enerzijds is er een inhoudelijke kant, anderzijds een proceskant. De inhoudelijke kant is dat er een aantal verdragen zijn waarin er niet al een heel zware rechtsgang in Nederland is waarin het heel verstandig is om te zeggen: laten we een extra rechtsgang in het internationale recht creëren, een facultatief protocol. Daartegenover staat een groeiend aantal facultatieve protocollen, waarin er een vrij stevige en zware rechtsgang is in Nederland en waarin het aantal internationale toezichthoudende of aanbevelende organen aan het toenemen is. Dat heeft bij de regering tot de gedachte geleid dat we het wel elke keer van verdrag tot verdrag kunnen bekijken, maar dat het misschien verstandig is om dat toch een beetje in samenhang te zien, omdat we aan de ene kant ons nationale recht aan het vereenvoudigen zijn en aan de andere kant aan het divergeren zijn in het internationale recht. Dat komt vast bij elkaar. Er zijn vast veel knappere koppen dan ik die hierover een nog samenhangender verhaal kunnen houden. Ik vraag dus enig begrip voor het feit dat we dat heel goed moeten uitzoeken. We willen namelijk niet alleen maar zeggen dat we dat facultatief protocol gaan doen en een extra rechtsgang creëren, zonder dat we toch iets meer zicht hebben op wat dat betekent voor de rechtsdoorwerking in ons eigen systeem.

[...]

Ik zeg toe om niet alleen met een standpunt te komen, maar ook na de zomer te zeggen: zo gaan we het doen. Ik hoop dat ik de Kamer daarmee een klein beetje heb kunnen overtuigen van mijn ongeduld op dat punt.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik ben heel blij met deze toezegging van de staatssecretaris. Ook wij vinden dat de motie die in dit huis daarover aangenomen is, gewoon moet worden uitgevoerd. De timing is mij alleen even niet helder. Ik hoorde de staatssecretaris net zeggen "voor de zomer", de heer Ganzevoort zei "na de zomer" en nu zegt de staatssecretaris ook weer "na de zomer". Ik hoor het graag even volkomen klip-en-klaar. De staatssecretaris begon met "voor de zomer". Het zou mooi zijn als hij dat vasthoudt.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik rook mijn kans en probeerde het even. Nee, dat was een grapje. Laat ik beloven het voor de zomer te doen.

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 22

Mevrouw Bredenoord (D66):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden op onze vragen, onder andere over de ondertekening van het facultatieve protocol. [...] We zien de AMvB en het standpunt van de regering over het facultatief protocol voor de zomer — jawel, voor de zomer — met belangstelling tegemoet, overigens ook in het vertrouwen dat er uiteindelijk wordt besloten om gewoon tot ratificatie over te gaan.

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 23

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Ik ben overigens blij met de toezeggingen op dat punt: we horen voor de zomer over het facultatief protocol en na de zomer over het concrete plan voor de BES-eilanden; vandaar mijn verwarring over wat we wanneer krijgen. Gelukkig corrigeerde mevrouw Barth dat en hebben we dat nu weer helemaal scherp.

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 25

De heer Don (SP):

Voor de zomervakantie hebben we de positiebepaling van de regering rondom het facultatief protocol, zo heb ik begrepen

Mevrouw Barth (PvdA):

Uiteraard zijn wij ook heel content met de toezegging dat dat hij nog voor de zomer met een reactie komt op het facultatief protocol en het internationaal klachtrecht.

Handelingen I 2015-2016, nr. 27, item 8, blz. 27

Staatssecretaris Van Rijn:

Helaas moet ik aan mevrouw Barth toegeven dat ik moet bevestigen dat het voor de zomer is met die facultatieve protocollen. Dat had zij dus goed verankerd. Om aan alle misverstanden een einde te maken, zeg ik nog eens: ja, dat is voor de zomer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Platform inclusie (33.992 / 33.990) (T02293)

De staatssecretaris van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Barth, toe om de onderwijswereld  in een vroeg stadium te betrekken bij het Platform Inclusie. 


Kerngegevens

Nummer T02293
Status voldaan
Datum toezegging 12 april 2016
Deadline 1 juli 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Commissie commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen inclusie
mensen met een beperking
onderwijs
samenwerking
Kamerstukken Goedkeuring verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (33.992 (R2034))
Uitvoering verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (33.990)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 27,  item 8,  blz. 10

Mevrouw Barth (PvdA):

Toch heb ik een concreet verzoek aan de staatssecretaris. Hij schrijft dat hij snel aan de slag gaat met de uitvoering van het verdrag. Hij zal dat ambitieus doen en in dialoog met tal van betrokkenen, organisaties van mensen met een beperking, het bedrijfsleven en gemeenten. De onderwijsorganisaties zag ik daar niet bij staan. Wil de staatssecretaris hen, uiteraard in overleg met zijn collega's van OCW, expliciet bij het platform en het bestuurlijk overleg betrekken, zodat wij ons onderwijs in snel tempo inclusiever kunnen maken en wij onze kinderen van jongs af aan kunnen gaan leren wat het betekent om lid te zijn van een inclusieve samenleving, dat dit niet vanzelf gaat en vaak niet gemakkelijk is, dat dat schuurt en soms pijn doet, maar wel ontzettend de moeitewaard is?

Handelingen I 2015-2016, nr. 27,  item 8,  blz. 17

Staatssecretaris Van Rijn:

In verband met het Platform Inclusie heeft mevrouw Barth behartigenswaardige opmerkingen gemaakt over de betrokkenheid van het onderwijs. Dat is zeer belangrijk. Als we het onderwijs niet in een zeer vroegtijdig stadium erbij betrekken, dan zal de inclusie niet de goede inclusie zijn. Mensen met een beperking kunnen vaak voor het eerst volwaardig participeren in het onderwijs. Andersom zullen mensen zonder beperking in het onderwijs vaak voor het eerst te maken krijgen met het feit dat niet iedereen hetzelfde is als jij en dat iedereen verschillend is, soms met beperking en soms zonder beperking. Ik zie die functie van het onderwijs als een tweesnijdend mes: hoe kun je mensen met een beperking laten participeren en hoe kunnen wij zelf leren om mensen met een beperking zo normaal mogelijk te laten functioneren in de samenleving? Ik beschouw deze aansporing van mevrouw Barth als een grote aanmoediging om het onderwijs in een zeer vroeg stadium te betrekken bij het Platform Inclusie. Die toezegging doe ik haar gaarne bij dezen.

Handelingen I 2015-2016, nr. 27,  item 8,  blz. 25

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik bedank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Ik ben heel blij met de toezeggingen die hij heeft gedaan over het betrekken van de onderwijswereld bij het platform en het bestuurlijk overleg dat hij gaat instellen.


Brondocumenten


Historie