Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel voor juli 2018)



Dit is het rappel tot 02-07-18.

 




Toezegging Verkenning eenmalig onbeperkt shoprecht (34.255) (T02341)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van de (aangehouden) motie-Rinnooy Kan c.s., toe te verkennen of aan deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een pensioenfonds, die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een onbeperkt shoprecht kan worden verleend, waarbij de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling nadrukkelijk wordt betrokken.


Kerngegevens

Nummer T02341
Status afgevoerd
Datum toezegging 24 mei 2016
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen premieregelingen
shoprechten
variabel pensioen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Lodders Wet verbeterde premieregeling (34.255)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 40

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan zijn aan de orde de beide moties die zijn ingediend. De eerste motie is van de zijde van de heer Rinnooy Kan c.s. Daarin wordt de regering verzocht om, als het initiatiefvoorstel wordt aanvaard, een voorstel in voorbereiding te nemen om pensioengerechtigden die kiezen voor een variabel vervolg op hun pensioeningangsdatum op dat tijdstip eenmalig een onbeperkt shoprecht te gunnen. Kijk, ik doe wel aan verwachtingsmanagement, als ik me zo mag uitdrukken. Als ik de motie zo mag lezen dat ik mag verkennen of dat eenmalig shoprecht tot de mogelijkheden kan gaan behoren, kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Als de indieners ervan uitgaan dat we dat shoprecht onmiddellijk en onverwijld gaan invoeren, kan ik het oordeel over de motie niet aan de Kamer laten. Ik kijk ook even naar de indiener om te zien hoe ik deze motie dien te interpreteren. Een onbeperkt shoprecht gaat ten koste van de mogelijkheid om mee- en tegenvallers te spreiden. Je hebt daarvoor nou eenmaal de brede collectiviteit nodig. Ik vind dus dat ik best kan verkennen of deze eenmalige mogelijkheid aan de orde kan zijn, maar ik wil de motie dan ook wel als zodanig duiden.

De heer Rinnooy Kan (D66):

In onze interactie over dit onderwerp heb ik de indruk gekregen dat er bij de staatssecretaris zorgen bestaan over mogelijk onvoorziene consequenties van de invoering van een dergelijk shoprecht. Ik bied met de formulering dus ruimte om die consequenties te verkennen. Dat beschouw ik als het voorbereiden van een voorstel. Ik vraag de staatssecretaris ons te laten weten wat dat oplevert. Als die consequenties bij nader inzien mee blijken te vallen, dan zou ik ervan uit willen gaan dat vervolgens ook het voorstel zelf ter tafel kan komen. Ik bied hier dus ruimte voor deze eerste fase.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is goed gebruik tussen de regering en in dit geval de Eerste Kamer dat wij zaken kunnen onderzoeken en dat we het resultaat van het onderzoek bij de Kamer over het voetlicht brengen. Dat geldt ook voor lifecyclebeleggen. Dat doen we met een appreciatie onzerzijds. Dan is het aan ons allen om te bekijken hoe we vervolgens verder gaan. Als ik de motie op die manier mag interpreteren, dan kan ik het oordeel daarover aan de Kamer laten.

Brief 30 mei 2016 (34255, L), blz. 6

Staatssecretaris Klijnsma:

Het wetsvoorstel biedt alle deelnemers, ongeacht hun pensioenuitvoerder, de mogelijkheid om te kiezen tussen een vast of een variabel pensioen. Deze keuzemogelijkheid is de essentie van het wetsvoorstel. Om deze keuzemogelijkheid te bieden, wordt voor deelnemers bij een pensioenfonds met een premie- of kapitaalovereenkomst een wettelijk shoprecht geïntroduceerd. Op dit moment hebben deze deelnemers immers in het geheel geen shoprecht.

Deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling kunnen op pensioendatum altijd overstappen naar een andere pensioenuitvoerder. De enige restrictie daarbij is dat, als de deelnemer naar een pensioenfonds wil overstappen, hij daar al eerder aanspraken moet hebben opgebouwd.

In de motie die senator Rinnooy Kan aan de orde heeft gesteld, en die onder meer wordt gesteund door de senatoren Van de Ven (VVD) en Lintmeijer, is gevraagd een voorstel te onderzoeken om deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een pensioenfonds die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een onbeperkt shoprecht te gunnen. Met deze eenmalige mogelijkheid wordt beoogd ruimte te bieden voor een breed beschikbaar, gevarieerd productaanbod. Naar aanleiding van deze motie zal ik onderzoeken of een dergelijk eenmalig shoprecht tot de mogelijkheden kan gaan behoren. In dat verband wil ik wel alvast opmerken dat pensioenfondsen collectieve pensioenregelingen uitvoeren met een hoge mate van solidariteit. Die solidariteit kan onder druk komen te staan als de deelnemers zonder restricties bij hun pensioenfonds zouden kunnen vertrekken. Dat vraagstuk speelt bijvoorbeeld als het gaat om gaat om premieovereenkomsten met variabele uitkeringen, gebaseerd op collectieve risicodeling, die met dit wetsvoorstel mogelijk worden gemaakt. De mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling, zal dus nadrukkelijk betrokken moeten worden in een dergelijke verkenning.

Brief 10 juni 2016 (34255, M), blz. 4

Staatssecretaris Klijnsma:

Voor de volledigheid wijs ik hierbij, naar aanleiding van de motie Rinnooy Kan c.s., op mijn voornemen om te verkennen of aan deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst van een pensioenfonds die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een shoprecht kan worden verleend, waarbij de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling nadrukkelijk wordt betrokken.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 7

De heer Rinnooy Kan (D66):

Ik ben de staatssecretaris dus ook dankbaar voor het toegezegde onderzoek naar het eenmalige onbeperkte shoprecht. Mede namens de mede-indieners van de daaraan gewijde motie kondig ik nu vast aan dat ik deze motie graag wil aanhouden tot de uitslag van dat onderzoek bekend is.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 10-11

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Oomen heeft ook gevraagd of er echt een onderzoek naar het shoprecht nodig is. Het antwoord daarop is ja. Ik heb dit toegezegd en wij gaan dit doen

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik ben niet vlot genoeg, maar ik had de staatssecretaris een preciezere vraag gesteld over het shoprecht. In de brief zegt de staatssecretaris, anders dan in tweede termijn, dat zij bij het shoprecht wel onderscheid wenst te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling. Als zij dat doet, hoeft zij geen onderzoek meer te doen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is een breder onderzoek. Ik kan mij voorstellen dat de onderzoekers ook dit soort zaken meenemen, maar de vraag was of er onderzoek nodig is. Ik denk van wel.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 12

De heer Van de Ven (VVD):

Ik heb het even samengevat voor mezelf. De staatssecretaris heeft gesproken over het shoprecht dat onderzocht gaat worden. Daar komt dan ook de vraag bij van de privacyaspecten wat betreft het uitvragen bij de pensioendeelnemer en in hoeverre dat past bij dat shoprecht. Zo heb ik de toezegging van de staatssecretaris verstaan.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat is terecht. De heer Van de Ven heeft daar nog expliciet de aandacht op gevestigd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Stappenplan objectieve methodiek sociaal minimum Caribisch Nederland (34.550 IV) (T02383)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe de Kamer vóór 1 maart 2017 een stappenplan toe te sturen hoe te komen tot geobjectiveerde ijkbedragen voor het noodzakelijk levensonderhoud op de drie eilanden in Caribisch Nederland. Op basis van de uitkomsten van de benadering in het stappenplan zal de regering nader besluiten of het sociaal minimum gebaseerd blijft op het wettelijk minimumloon, dan wel dat gekozen moet worden voor een andere geobjectiveerde basis. In de tussentijd zal de regering zich inzetten voor de verdere verbetering van de levensomstandigheden in Caribisch Nederland, onder meer door zowel de bijzondere onderstand als de overige uitkeringen zo veel mogelijk omhoog te brengen.


Kerngegevens

Nummer T02383
Status voldaan
Datum toezegging 6 december 2016
Deadline 1 maart 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen Caribisch Nederland
sociaal minimum
Kamerstukken Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2017 (34.550 IV)


Uit de stukken

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 11.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

(...) Begrijp ik goed dat de staatssecretaris hiermee de toezegging doet dat zij wil werken aan wat deze Kamer gevraagd heeft, namelijk het komen tot een geobjectiveerde vaststelling van wat nodig is voor het levensonderhoud? Vervolgens is dan nog wel de vraag welk tijdpad daarbij realistisch is. Daar kunnen we dus nog over spreken, maar gaat de staatssecretaris wel het principe van de motie uitvoeren? Wil zij dus komen tot een geobjectiveerde basis van het sociaal minimum op basis van ijkpunten voor levensonderhoud? Die toezegging zou ik heel waardevol vinden.

verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12

Staatssecretaris Klijnsma:

Er rest mij een tweetal vragen. Ik zei zonet niet voor niets dat ik het zowel aan deze kant van de oceaan als aan de overkant belangrijk vind om op basis van objectieve gegevens te weten wat de basis van levensonderhoud zou kunnen zijn. Als men mij dus een stappenplan vraagt, wil ik best proberen om voor de verkiezingen inzicht te verschaffen. Ik vind dat ik dat wel aan de Kamer verplicht ben. Maar dat neemt niet weg dat ik niet aflaat om door te gaan met de armoedebestrijding op de drie eilanden en overigens ook in dit deel van Nederland. Ik wil dus best een stappenplan maken, maar laten we for the time being in ieder geval de koppeling tussen wettelijk minimumloon en uitkeringen gewoon gestand doen. Want nogmaals: het adagium moet ook zijn dat werken blijft lonen, ook op de drie eilanden. Echt.

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat is toch net niet het antwoord dat ik zocht. We willen heel graag dat u doorgaat met het armoedebeleid en alles wat daarbij hoort. Daar is geen discussie over. De discussie ging over de vraag of u bereid bent om inderdaad dat te bewerkstelligen wat gevraagd werd, namelijk een sociaal minimum dat gebaseerd is op een ijkbedrag voor noodzakelijk levensonderhoud. In het antwoord loopt u net weer een beetje bij die vraag weg. Dat vind ik jammer.

Staatssecretaris Klijnsma:

In mijn beleving probeer ik u nu toch enorm tegemoet te komen. Ik zei namelijk dat ik er alles aan wil doen om te bekijken hoe dat er precies uit zou kunnen komen te zien. Sterker nog: ik wil daar ook een stappenplan voor aanleveren, zodat niet alleen in deze Kamer maar ook aan de overkant en op de drie eilanden helder wordt hoe de tijdspanne er precies uit zou kunnen komen te zien. Ik vind, in alle duidelijkheid, dat we alsdan op basis van wat daaruit komt, moeten bekijken wat we doen. Hanteren we het wettelijk minimumloon, en dan een ordentelijk wettelijk minimumloon, of moeten we een andere onderlegger kiezen? Op dit moment zeg ik echter: laten we alsjeblieft dat wettelijk minimumloon blijven hanteren, omdat werken gewoon moet blijven lonen op de eilanden, net zo goed als hier. Laten we ook, als ik me zo onparlementair mag uitdrukken, blijven krammen en spijkeren als het gaat om de bijzondere onderstand, want soms kun je mensen ook gewoon heel praktisch … Ik wilde zeggen "de winter door helpen", maar dat geldt daar niet.

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12-13

De voorzitter:

(...) Dan zou ik het volgende willen concluderen.

  • De Staatssecretaris zegt ten eerste toe de motie in die zin uit te voeren dat er wordt gewerkt aan een systematiek om een objectiveerbare basis te leggen voor een sociaal minimum.
  • Ten tweede zegt de Staatssecretaris toe om daarvoor voor de verkiezingen een stappenplan met tijdsindicatie aan deze Kamer toe te sturen, en ongetwijfeld ook aan de overkant. Laat ik 1 maart als uitgangspunt nemen, of zoveel eerder als mogelijk.
  • Ten derde geeft de Staatssecretaris aan, in de tussentijd te werken aan de verdere verbetering van levensomstandigheden, onder meer door zowel de bijzondere onderstand als de overige uitkeringen zo veel mogelijk omhoog te brengen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb nog één aanvulling, voorzitter, als het mag.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb ook gezegd dat we natuurlijk voor nu het wettelijk minimumloon wel als onderlegger blijven hanteren. Ik moet namelijk wel helderheid blijven verschaffen aan de rest van de wereld.

De voorzitter:

Dat is genoteerd, maar dat was niet specifiek een toezegging van uw kant, daarom heb ik het niet herhaald. Maar het is wel genoteerd en in het verslag opgenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Regelmatig informeren over stand van zaken ten aanzien van de positie van zelfstandigen op de arbeidsmarkt (34.775/34.700) (T02514)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, toe de Kamer regelmatig te zullen informeren over de stand van zaken van maatregelen met betrekking tot de positie van zelfstandigen op de arbeidsmarkt en het overleg hierover met de sociale partners en de sector zelf.


Kerngegevens

Nummer T02514
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Hoofdverantwoordelijke)
Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidsmarkt
arbeidsrelatie
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties
zelfstandigen
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Kabinetsformatie 2017 (34.700)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz. 80

Staatssecretaris Snel:

Mevrouw Sent vroeg wanneer het kabinet gaat rapporteren over de zelfstandigen, omdat we een aantal beleidsinitiatieven hebben aangekondigd. Voor de vervanging van de Wet DBA wil het kabinet al in 2019 wetgeving afronden. Daaraan voorafgaand, uiteraard nog los van het wetsvoorstel zelf, zullen de minister van SZW en ik de Kamer regelmatig informeren over de stand van zaken, ook met betrekking tot de uitkomsten die wij met de sociale partners op dit terrein en de sector zelf hebben.


Brondocumenten


Historie