Rappelabele toezeggingen Financiën (Vooruitblik januari 2020)



Dit is het rappel vanaf 02-01-20 tot 02-07-20.

 




Toezegging Tussenlaag zzp-middeling (34.036) (T02259)

De Staatssecretaris van Financiën zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Strien (PVV), erop toe te zien dat de tussenlaag van zzp-bemiddeling wordt voorkomen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02259
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen tussenlaag zzp-bemiddeling
zorg
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.27

De heer Van Strien (PVV):

In het nieuwe stelsel hebben opdrachtnemer en opdrachtgever een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ze stellen immers samen een contract op of sluiten samen een of ander standaardcontract, terwijl die verantwoordelijkheid eerst vrijwel uitsluitend bij de opdrachtnemer lag. De opdrachtnemer hoefde immers alleen die VAR aan te vragen en toonde die desgewenst aan de opdrachtgever. Doordat nu de opdrachtgever ook effectief onderwerp van handhaving door de Belastingdienst kan worden, wat overigens op zich heel logisch lijkt, bestaat het risico dat opdrachtgevers middelen zoeken om eventuele risico's van inhuur van zzp'ers uit te sluiten. Het ontstaan van een tussenlaag van zzp-bemiddeling is in de pers genoemd. Een situatie waarbij de marges voor tussenpersonen bizar hoog zijn. Vooral in de zorg zou dit voorkomen. Het uiteindelijke gevolg zou kunnen zijn dat de zelfstandige hierdoor een lager tarief krijgt. Dat lijkt mijn fractie een ongewenste situatie. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de staatssecretaris vooral op dit punt uitgebreid in zou willen gaan. Mogelijk kan hij onze zorgen op dit punt wegnemen. Het gaat ons daar bij vooral om de volgende vragen. Ziet de staatssecretaris ook die ontwikkeling van tussenpersonen tussen zzp'er en uiteindelijke opdrachtgever? Zo ja, acht hij die ontwikkeling ook ongewenst? Is hij bereid om ongewenste ontwikkelingen als deze, indien die zich voordoen krachtig te bestrijden?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.42

Staatssecretaris Wiebes:

Disintermediation is in volle gang en dan zouden wij het tegenovergestelde gaan doen door het laten vervallen van de VAR. Dat is niet wenselijk en niet logisch. Ik kan ook niet bedenken waar dat aan zou kunnen liggen. De kern is namelijk dat intermediairs, zo ze bestaan en waar ze bestaan, ook ondernemingen zijn. Ze moeten zich op dezelfde manier aan dezelfde wet houden, met mogelijkerwijs modelovereenkomsten die van dezelfde site af komen. Voor hen geldt de DBA ook en zij worden ook gecontroleerd. Je kunt niet zeggen: ik word nu gecontroleerd, ik ben er verantwoordelijk voor, maar ik schuif het af naar iemand die buiten het blikveld zit. Dat kan niet want ook daar werkt de Belastingdienst. Ook voor intermediairs geldt dat een ondernemer een ondernemer is, een dienstverband een dienstverband en een werknemer een werknemer. De kaart van de payrolling wordt stevig getrokken, maar in veel gevallen heeft dit met andere dingen te maken dan met deze wet.

De heer Van Strien maakt zich zorgen of dit ook in de zorg zou kunnen gebeuren. Het lijkt mij onwenselijk als dit als gevolg hiervan gaat gebeuren. Het lijkt mij ook onlogisch. Ik verwerk het daarom in een toezegging. Ik ken nog twee andere collega's in het kabinet die dit onlogisch, maar ook zeer onwenselijk zouden vinden. Ik ga met hen afspreken dat wij er stevig op gaan letten. Ik ben ook bereid om, voordat de wet in werking treedt, terug te koppelen over wat wij zien gebeuren wat dit betreft. Als wij iets zien gebeuren, zal ik ook aangeven wat eraan te doen is. Er is namelijk geen reden voor, het levert geen maatschappelijke winst op, het is niet wenselijk en niet logisch, maar sommige onlogische dingen gebeuren echter toch. We zien ze nog niet, maar het is een belangrijk punt. Ik zeg daarom toe dat wij er speciaal op zullen letten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Openbaarheid kern van overeenkomst (nieuwe constructie) (34.036) (T02262)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat bepaalde gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond, op de site zal zetten en openbaar zal maken. (Dit betreft een nieuwe constructie, om net binnen de wet te blijven.)


Kerngegevens

Nummer T02262
Status openstaand
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen fiscale informatie
geanonimiseerd
kern
overeenkomsten
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.50

De heer Köhler (SP):

De staatssecretaris is eigenlijk op mijn uitdaging om met enige creativiteit te komen om het toch te kunnen doen —die openbaarheid — helemaal niet ingegaan. Ik doe daarom zelf maar een paar suggesties en verwacht van hem in tweede termijn een concrete toezegging zodat ik mijn fractie kan adviseren voor deze wet te stemmen. De eerste is dat de overeenkomsten niet alleen geanonimiseerd worden, maar ook worden ontdaan van alle bedrijfsspecifieke zaken zodat alleen de constructie overblijft, de kern van de over-eenkomst. Dat heeft mijn voorkeur. Het kan zijn dat de staatssecretaris dadelijk gaat antwoorden dat dat ook niet mag, omdat wij dan feitelijk die overeenkomst toch openbaar maken en de wet dat niet toestaat. Als de staatssecretaris van plan is om dat te antwoorden — ik ben dat overigens niet met hem eens — doe ik nog een andere suggestie. De Belastingdienst kan ook zelf kijken of er bij de vele aangeboden overeenkomsten, die hij voor de aanvrager niet mag publiceren, maar wel goedkeurt, niet een nieuw type overeenkomst zit. Een hele nieuwe constructie noem ik het maar even, om net binnen te wet te blijven. De Belastingdienst kan vervolgens zelf die constructie openbaar maken, in de vorm van een niet aanbevolen, maar wel mogelijke modelovereenkomst. Dat zou het minste zijn om tegemoet te komen aan ons dringende verlangen op dit punt.

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.51/52

Staatssecretaris Wiebes:

Ik vind zijn laatste idee creatief. De mensen die hiermee moeten werken, hebben hier razendsnel naar gekeken. Ik wil de heer Köhler de volgende toezegging doen voor het geval er daadwerkelijk een nieuwe constructie opduikt. Dat moet echt een nieuw inzicht zijn en geen kwestie van het verschuiven van bestaande knopjes of iets wat ergens in het midden tussen andere dingen uitkomt. Er moet echt iets opduiken waarvan wij kunnen zeggen dat het een nieuwe constructie is. Dat zal dan iemand zijn die op een andere manier dan de anderen probeert om onder het vaste dienst verband uit te komen, dan wel op andere manieren voordelen naar zich toe wil halen. Ik zeg toe dat ik die gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond dus, op de site zal zetten en openbaar zal maken. Ik loop daarmee wel een beetje langs het randje, maar ik zal ervoor zorgen dat het allemaal wel kan. Ik zeg er eerlijk bij dat ik hier baat bij heb. De geloofwaardigheid van de Belastingdienst is een van de dingen die in dit debat een rol hebben gespeeld. Ik heb baat bij een zo groot mogelijke geloofwaardigheid van de Belastingdienst. De toetsbaarheid maakt dat mensen kunnen zien wat er fout gaat. Ik geloof echter dat de geloofwaardigheid van de Belastingdienst hier op de lange termijn bij gebaat is. Ja, men kan zien dat de Belastingdienst soms iets fout doet, maar men kan ook zien dat eraan gewerkt wordt om dat te corrigeren. Men kan dan zien dat het hersteld wordt. Op die manier wordt de kwaliteit steeds hoger. Ik sta al in voor de kwaliteit, maar iedereen in deze zaal en ik zelf ook hebben er baat bij omdat zo toetsbaar en kwetsbaar mogelijk te doen, om open te zijn over wat er fout gaat en dat vervolgens te herstellen. Deze toezegging over de nieuwe constructies doe ik dus.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inschatting aandeel schijnzelfstandigheid bij de formele evaluatie na 3 jaar (34.036) (T02264)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat hij beziet of bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging gedaan kan worden om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten.


Kerngegevens

Nummer T02264
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
schijnzelfstandigheid
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.25

De heer Köhler (SP):

De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties kan bij een goede uitvoering leiden tot het meer aansprakelijk stellen van werkgevers die gebruikmaken van schijnzelfstandigen, met als achterliggend doel het aantal schijnzelfstandigen te laten afnemen en betrokkenen te helpen aan een normaal dienstverband als werknemer. Maar het is zeker niet vanzelfsprekend dat dit doel gehaald wordt. Sommige mensen vrezen dat er nieuwe schijnconstructies ontstaan, bijvoorbeeld door een langere keten van contracten via intermediairs, waardoor de zelfstandige uiteindelijk nog slechter af is.

Het is daarom goed dat de wet na invoering binnen drie jaar geëvalueerd wordt. Om te zien of de schijnzelfstandigheid afneemt, is het nuttig om met een nulmeting te werken. Is of komt er zo'n meting?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.45

Staatssecretaris Wiebes:

De tweede vraag van de heer Köhler was om nog even na te denken over de nulmeting. We hebben nu 2% tot 14%.Een nulmeting? Dat is een nulmeting van niets. Het is een prulmeting. Die is natuurlijk niet-benchmarkbaar. Die meting is geen grondslag voor een nauwkeurige vergelijking tussen nu en de toekomst. Ik kan toezeggen — dat kan ik nu al vastleggen — dat ik bezie of we bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging kunnen doen om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten. Dat is dan meer geschikt voor onafhankelijke oordeelsvorming dan voor vergelijking. Een vergelijking wordt nooit erg precies. Ik snap wel het verlangen van de heer Köhler om te weten of we maatschappelijk tevreden kunnen zijn met wat er ligt. Voor benchmarking is zij echter weinig geschikt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Budgettaire norm voor ontwikkeling zorguitgaven onderzoeken (34.775/34.700) (T02507)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe om in samenspraak met de het Centraal Planbureau en de WRR de mogelijkheid van een eigenstandige budgettaire norm voor de zorguitgaven, die is gekoppeld aan de ontwikkeling van het bbp, te zullen onderzoeken en de Kamer hierover een notitie te doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T02507
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Bruto Binnenlands Product
nationaal inkomen
zorgnorm
zorguitgaven
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Kabinetsformatie 2017 (34.700)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 3 - blz. 5

De heer De Grave (VVD):

Tevens leeft bij mijn fractie de gedachte of voor zorguitgaven niet aparte budgettaire afspraken zouden moeten worden gemaakt, een soort eigenstandige Zalmnorm; de Hoekstranorm mag die dan ook heten. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan een koppeling aan de groei van het bbp. Dit betekent dat de zorguitgaven in de regeerperiode als percentage van het bbp gelijk blijven, wellicht met afwijkingen als het bbp duidelijk meer of minder groeit dan het langjarig gemiddelde. Het grote voordeel hiervan is dat er dan geen sprake meer is van verdringing van andere belangrijke collectieve uitgaven als veiligheid en onderwijs,evenals een oplopende zorgrekening voor burgers en bedrijven. Afwijking van deze norm kan natuurlijk altijd ex post op basis van politieke besluiten. Dan moet tevens worden aangegeven ten laste van welke andere collectieve uitgaven dit gaat of dat dit ten laste gaat van burgers of bedrijven.

Mijn fractie vraagt de minister van Financiën of hij bereid zou zijn om in samenspraak met het CPB deze Kamer een notitie te doen toekomen waarin hij nader ingaat op de voor- en nadelen van een aparte budgettaire norm voor de zorg, gekoppeld aan de groei van het bbp. Ik kijk uit naar zijn reactie.

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz.32

Minister Hoekstra:

Om de heer De Grave verder te beantwoorden, zou ik nog een paar dingen willen opmerken. Ook de financieel woordvoerders in de Tweede Kamer hadden in grote meerderheid interesse in dit onderwerp, als dat de formulering is. Ook zij hebben gewezen op de risico’s die wij lopen door de verder oplopende zorgkosten. Zij hebben mij gevraagd de WRR te verzoeken om met een rapport tekomen over dit onderwerp. Daarover ben ik op dit momentmet de WRR in gesprek. Ik ga ook met het Planbureau in gesprek. Ik zou de heer De Grave om enige tijd willen vragen, zodat ik die dingen in samenhang kan bekijken en de Kamer daar in ieder geval schriftelijk, en indien gewenst en nodig ook mondeling, over kan informeren. Het probleem is evident. Ik denk dat we daar zeker de hulp van het Planbureau en de WRR bij kunnen gebruiken. Een belangrijkdeel van de vraag gaat over het hoe.

Dan nog even specifiek over die norm. Zou die daarbij kunnen helpen? Dat zou ik eigenlijk onderwerp willen maken van de dialoog met beide instituten. Dat lijkt mij zeer terecht. Ik zou die norm overigens graag direct willen omdopen tot de De Grave-norm, want als die er dan toch komt, lijkt het me verstandig dat ik niet beschuldigd word van nepotisme, maar uitsluitend van de inhoud.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarlijks informeren over pensioenen in eigen beheer directeuren-grootaandeelhouders (dga's) (34.775/34.700) (T02512)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rij (CDA), toe de Kamer te zullen informeren over het aantal belastingplichtingen dat in 2017 heeft gekozen voor een pensioen in eigen beheer. Tevens zal hij de Kamer - conform de toezegging van zijn ambtsvoorganger - jaarlijks informeren over het aantal dga’s wat gebruikmaakt van de afkoopregeling.


Kerngegevens

Nummer T02512
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. M.L.A. van Rij (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen afkoopregeling
directeur-grootaandeelhouders
pensioen in eigen beheer
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Kabinetsformatie 2017 (34.700)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, item 12, nr. 3 - blz. 21

De heer Van Rij (CDA)

Ook is er een bedrag van 1 miljard gereserveerd om in fiscale zin de doorsneesystematiek aan te pakken. Kan de staatssecretaris daarover al wat specifieker zijn? Wij weten uit ervaring in dit huis dat de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer een zeer lange weg heeft moeten afleggen, alvorens daar een parlementaire meerderheid voor ontstond. Deze wet is op 1 april jongstleden vertraagd ingegaan, nadat vorig jaar door de voorganger van deze staatssecretaris van Financiën werd besloten tot een novelle. Wanneer kan de staatsecretaris overigens aangeven hoeveel belastingplichtigen hebben gekozen voor een afkoop in 2017?

Handelingen I 2017-2018, item 12, nr. 7 - blz. 49

Staatssecretaris Snel:

Voorzitter. De heer Van Rij vroeg ook of ik kon aangeven hoeveel belastingplichtigen in 2017 hebben gekozen voor pensioen in eigen beheer. Daar heb ik het antwoord nog niet op, want dat krijg ik pas ietsje later, namelijk aan het eind van het eerste kwartaal 2018. De informatie wordt op dit moment door de Belastingdienst opgehaald. De laatste informatieformulieren over 2017 komen eind januari 2018 pas binnen en kort daarna kan ik een antwoord geven op die vraag. Overigens heeft mijn ambtsvoorganger al aangegeven dat wij uw Kamer jaarlijks zullen informeren over het aantal dga’s wat gebruik maakt van de afkoopregeling. Wij zullen dat beleid uiteraard niet aanpassen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren over hoe de 'doenvermogentoets' wordt gebruikt bij het wijzigen van belastingwetgeving (34.785) (T02586)

De Staatssecretaris van Financiën zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), schriftelijk informeren over hoe de door de WRR ontwikkelde 'doenvermogentoets' wordt toegepast bij het wijzigen van belastingwetgeving.


Kerngegevens

Nummer T02586
Status voldaan
Datum toezegging 5 juni 2018
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingwetgeving
Doenvermogentoets
redzaamheid
WRR-rapport
Kamerstukken Belastingplan 2018 (34.785)


Uit de stukken

Kamerstukken I, 2017-2018, 34785, K, p.14:

Mevrouw Sent (PvdA): Ik wil graag de staatssecretaris bedanken voor het enorme tempo waarmee hij een grote diversiteit aan onderwerpen heeft behandeld en belicht. In het verlengde van de vraag van de ChristenUnie over de vereenvoudiging van belastingwetgeving zou ik graag aandacht willen vragen voor het WRR-rapport "Weten is nog geen doen" en de in het verlengde daarvan ontwikkelde doenvermogentoets. In hoeverre wordt die doenvermogentoets gebruikt bij wijzigingen van belastingwetgeving? In hoeverre is de staatssecretaris bereid om daaraan aandacht te schenken?

Staatssecretaris Snel: Ik ben een beetje bang dat ik ietwat overvraagd word. Ik ken het rapport, althans ik weet van het bestaan ervan. Ik zal niet claimen dat ik het tot de laatste letter gelezen heb. Als je een belastingmaatregel invoert, doen we natuurlijk allerlei toetsen. Ik noem de wetgevingstoets, de uitvoeringstoets en de administratievelastentoets. Ik denk niet dat wij officieel de doenvermogentoets gebruiken. Het zou best kunnen dat de inzichten van het WRR-rapport ergens worden meegenomen, maar misschien is er iemand hier in het elftal die deze vraag wel kan beantwoorden.

De voorzitter: Dit lijkt mij typisch iets wat u even rustig kunt bekijken. Als u dan zo vriendelijk wilt zijn om toe te zeggen dat u dit schriftelijk zal beantwoorden, dan neem ik aan dat mevrouw Sent daarmee tevreden is, want het hoeft ook niet morgen te worden opgelost. Dan kan het in ieder geval even rustig worden uitgezocht. Zullen we dat zo doen, mevrouw Sent? U knikt instemmend. Dan is het woord aan meneer Rinnooy Kan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanbieden berekening Planbureau inzake houdbaarheidstekort (35.000) (T02635)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe de berekening van het Planbureau met betrekking tot het gasbesluit en het effect hiervan op het houdbaarheidstekort de Eerste Kamer aan te bieden.


Kerngegevens

Nummer T02635
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen gaswinning
Groningen
houdbaarheidstekort
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz.25

De heer Postema (PvdA):

Toch even om daar precies over te zijn. In de Miljoenennota lees ik op pagina 25 dat het houdbaarheidstekort er nu is. De houdbaarheidsraming leidt tot een houdbaarheidstekort van 0,4% bbp. Die prognose houdt nog geen rekening met het besluit om de gaswinning op termijn stop te zetten.

Minister Hoekstra:

Nogmaals, het zijn twee dingen. In de eerste plaats is er de derving van de opbrengsten. De heer Postema kan het teruglezen in mijn reactie richting de Raad van State: onze overtuiging als kabinet is, zo zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan, dat we die derving niet hebben gedekt met incidentele, maar met structurele meevallers. Dat heeft vanzelfsprekend geleid tot intensieve dialogen in het kabinet: hoe doen we dat op een verstandige manier? Maar daar ondervindt het houdbaarheidssaldo geen negatief effect van. Dat is anders bij het stuk schade en versterken. De rekening van schade en versterken is voor een deel nog onbekend. Dat is niet meegenomen in de laatste maal dat het houdbaarheidstekort is uitgerekend. Dat is voor het laatst uitgerekend bij de startnota of rond de kabinetsformatie. Het is goed om richting de heer Postema te zeggen dat ik aan de Kamer heb toegezegd om aan het Planbureau te vragen om ook dat sommetje nog een keer te maken, dus om het houdbaarheidstekort nog een keer uit te rekenen. Ik zal zorgen dat dit ook met de Eerste Kamer gedeeld wordt. Dat gaan we doen ergens tussen nu en de Miljoenennota van volgend jaar.

De heer Postema (PvdA):

Tot slot. Dat laatste stel ik sowieso op prijs. Dat zien we graag tegemoet. Maar ik ben toch wat in verwarring. Ik citeerde de Miljoenennota, waaruit blijkt dat die er nog niet in zit. Hierdoor loopt de overheid in de toekomst inkomsten mis. Dus het gaat wel degelijk over het eerste deel van mijn vraag. Uit de beantwoording van de minister leid ik af dat het dan weliswaar niet mee was genomen in de berekening van het houdbaarheidstekort, maar dat de minister daar inmiddels een andere mening over heeft of daar in ieder geval een andere invulling aan heeft gegeven.

Minister Hoekstra:

Het zijn twee keer twee dingen, om het helemaal volledig te zeggen. Net heb ik het met de heer Rinnooy Kan gehad over het saldo jaar op jaar, maar ook over het structureel saldo en het houdbaarheidstekort. Dat houdbaarheidstekort, dat überhaupt niet of nauwelijks terugkomt in de Miljoenennota, is al een tijd niet uitgerekend. Tegen de Tweede Kamer heb ik gezegd dat ik me goed kan voorstellen dat het nuttig is om dat nog een keer te doen. In de loop van 2019 zullen we dat doen. Wat betreft het houdbaarheidstekort voorzie ik geen extra schade omdat we de kraan dichtdoen. De gederfde inkomsten van de kraan compenseren we met structurele meevallers. Daar leidt het saldo geen schade onder. Dat is anders voor de extra uitgaven voor schade en versterken. Die lopen via de NAM. Dat gaat ook om niet kinderachtige bedragen. Die lopen, zo is de afspraak, in het saldo. Dat zal wel degelijk een effect hebben. Ik hoop dat ik het op die manier helder heb uitgelegd. Ik zal zorgen dat die berekeningen ook in de Eerste Kamer belanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoeksresultaten WRR en SER inzake zorgkosten aanbieden (35.000) (T02637)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Rinnooy Kan (D66) en Postema (PvdA), toe de onderzoeksresultaten van de WRR en de SER inzake de zorgkosten aan te bieden en het gesprek hierover voort te zetten met de ministers van VWS.


Kerngegevens

Nummer T02637
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen houdbaarheidssaldo
zorgkosten
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 2

De heer Postema (PvdA):

Dit brengt ons bij een volgend hoofdstuk waar de regering aandacht aan had kunnen en wat ons betreft had móeten besteden. Een belangrijke factor in het houdbaarheidssaldo zijn immers de zorguitgaven en de vergrijzing. Ook college Wever wees daarop in zijn maidenspeech. Dit zijn geen thema's om de verkiezingen mee te winnen, maar toch mogen wij van de minister van Financiën verwachten dat hij zijn collega's van VWS aanzet tot het ontwikkelen van een gedegen visie op dit vraagstuk. Het probleem is evident. De zorg is in 2019 niet alleen de grootste, maar ook de snelst groeiende uitgavenpost uit de collectieve middelen. Dit wordt onder meer vertaald in een sterke stijging van de zorgverzekeringspremie voor de burgers. De zorgverzekeraars kwamen deze maand met een premiestijging van tussen de €50 en €100 per jaar. Voor de grote verzekeraars is dat een toename van circa 7,5%. Veel cao's moeten dit jaar nog worden afgesloten, maar daarvan zullen er nogal wat zijn die op jaarbasis nog niet eens een derde van dit percentage stijgen. Daarmee gaan zorguitgaven een steeds groter beslag op ons inkomen leggen, als een autonome ontwikkeling waaraan geen integraal regeringsbeleid ten grondslag ligt.

Waar wel een duidelijke beleidskeuze ligt, of zou moeten liggen, is het waarborgen van de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. En dat maakt dit nu juist zo'n belangrijk en ingewikkeld vraagstuk: hoe wordt tot een verantwoord niveau van zorguitgaven gekomen binnen de harde randvoorwaarden van kwaliteit en toegankelijkheid? Welke keuzes dienen dan te worden gemaakt? Wij verwachten van de regering meer sturing op dit vraagstuk dan enkel een set kortetermijnakkoorden met de diverse branches in de zorg. Kan de minister aangeven hoe het kabinet met dit langere termijnvraagstuk wil omgaan, zodat ieder zeker kan zijn en blijven van de benodigde zorg?

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 7

De heer Rinnooy Kan (D66):

Voorzitter. Niet lang geleden herdachten wij in deze Kamer een van de grote voorgangers van deze minister, Wim Kok. Hij was zich als geen ander bewust van de grote bijdragen die juist vanuit het ministerie van Financiën geleverd kunnen worden aan de brede welvaart van ons land, juist ook in de betekenis die de Raad van State aan dat concept toekent. De belangrijke hervormingsprioriteiten die dit kabinet zich heeft gesteld zullen veelal ook dat ministerie raken, van arbeidsmarkt, gezondheidszorg en pensioenen — bij de twee laatste wachten we dus graag op de kabinetsvoorstellen — tot aan onderwijs, onderzoek en innovatie. Elk daarvan draagt bij aan de kernopgave om te streven naar een land waarin welvaart en welzijn duurzaam kunnen groeien en in solidariteit worden verdeeld. Dat is ook een land dat zich onderdeel weet van een sterk en verenigd Europa en dat zijn verantwoordelijkheid neemt in een onrustige wereld. De fractie van D66 ziet uit naar de bijdrage van deze minister en zijn staatssecretaris aan dat proces en naar hun reactie op onze punten van aandacht.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 32

Minister Hoekstra:

Een aantal specifieke opmerkingen. We hebben bij de start van het kabinet al maatregelen genomen waardoor de zorgkosten structureel minder hard stijgen dan het basispad, en wel met ruim 2,2 miljard. Daarmee zijn wij er nog niet, zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan en de heer Postema. Het heeft mijn nadrukkelijke aandacht en ook die van de beide ministers op VWS. We hebben inmiddels de WRR en de SER gevraagd om ons van een onderzoek te voorzien over hoe dit te doen. Daarnaast zijn de ministers en ik met een aantal experts uit het veld in gesprek over hoe je die dubbele doelstelling kunt verwezenlijken. Wat we allemaal niet willen, is dat we alleen maar naar de kosten gaan kijken. De opdracht is nu juist om ervoor te zorgen dat die heel goede zorg in Nederland — die hebben we echt — die ook voor iedereen beschikbaar moet blijven, betaalbaar blijft. Ik neem de Kamer graag mee in de uitkomsten van dat onderzoek en de acties die wij eraan verbinden. Misschien dat ik de heer Rinnooy Kan en Postema mag voorstellen om daarna samen met de ministers van VWS hierover het gesprek voort te zetten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanbieden jaarlijkse cijfers CPB inzake marginale belastingdruk (35.026) (T02668)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe de Kamer jaarlijks de cijfers van het CPB inzake marginale belastingdruk aan te bieden.


Kerngegevens

Nummer T02668
Status openstaand
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingdruk
eenverdieners
marginale druk
tweeverdieners
Kamerstukken Belastingplan 2019 (35.026)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 11

Staatssecretaris Snel:

Nee, dat zou ik zeker niet durven. U hebt nog 28 pagina's rondom dit thema tegoed. Ik moet die nog over weten te brengen. Ik doe mijn best. Mocht ik aan het eind van het blokje dit punt niet hebben beantwoord, dan doe ik dat graag alsnog, maar volgens mij komt ook deze vraag nog aan de orde. Het ging erom of er een einddoel was en ik heb gezegd dat het einddoel altijd afhankelijk is van verschillende thema's. Dan was er een vraag van de heer Schalk over de opties om te verkennen of de marginale druk tussen een- en tweeverdieners wat verkleind kan worden. De maatregelen van het kabinet verlagen inderdaad de marginale druk voor zowel een- als tweeverdieners. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het denken nooit stil moet staan. Dat heb ik ook al eerder tegen de heer Schalk gezegd. Samen met de minister van SZW ga ik daarom onderzoeken welke mogelijkheden er op de lange termijn nog zijn om de resterende pijnpunten in de marginale druk te beperken. Iedereen ziet wel dat daar nog issues over zijn. Richting de heer Schalk kan ik dan ook zeggen dat we in dit onderzoek specifiek zullen kijken naar de positie van de een- en tweeverdieners. Ik hoop het onderzoek voor de komende zomer aan u te kunnen doen toekomen. De heer Schalk sprak over een exorbitante marginale belastingdruk en hij vroeg of de belastingen als prikkel voor werk uiteindelijk niet zouden zorgen voor een mismatch. Ik ben het echt met de heer Schalk eens dat de marginale druk, zeker als die in de buurt van 100 of ver daarboven komt, absoluut onwenselijk is. Meer werk moet meer lonen. Het is overigens ook niet zo dat die marginale druk pieken op heel lange termijn zijn. Je ziet ze soms heel erg toenemen. Als je die ene euro meer verdient, voel je het, maar heb je er vijf of tien meer, dan neemt het af. Desalniettemin snap ik het gemaakte punt heel goed. Ik heb geprobeerd een toelichting te geven waarom wij voor de marginaledrukberekening 2021 dat nog niet zo makkelijk konden doen. We hebben vorig jaar de marginaledrukgrafieken in beeld gebracht, maar omdat het van jaar tot jaar verder gaat, is het niet nu al mogelijk om dat voor 2021 te doen. Ik hoop wel dat blijkt dat, als wij dit jaar op jaar volgen, wij zien dat in diezelfde tabel, die we dan wel een keer kunnen updaten, de marginale druk en zeker de pieken wat afnemen. Dat is de doelstelling die we hebben.

De heer Schalk (SGP):

Dank voor de toezegging voor het onderzoek richting de een- en tweeverdieners. Ten aanzien van de tabel 2020-2021 begrijp ik dat de staatssecretaris toezegt dat die volgend jaar gewoon meekomt met de stukken. We hoeven dat niet op te vragen, want die komt gewoon mee, omdat we dat jaar op jaar willen zien.

Staatssecretaris Snel:

Ja, volgens mij kunnen we dat doen. We hebben wel de berekening nodig van het planbureau. Ik weet niet precies hoe ze dat doen, of ze die maken voor ons. U wilt volgen wat er gebeurt met die marginale druk. We zijn allemaal bezig om daarnaar te kijken. Ik wil dat zeker meenemen. Ik zal even checken of ik niet iets toezeg wat het planbureau niet jaarlijks maakt en kom daar in tweede termijn op terug. Het idee is dat je inzicht kunt krijgen in hoe de ontwikkeling is naar aanleiding van ons beleid. Dat delen we. De heer Schalk had een wat uitgebreidere berekening over het marginaledruktraject. Ik zal niet helemaal narekenen wat hij heeft gedaan. Dat laat ik even zitten. Zijn point was duidelijk. Het is heel hoog en hij vraagt of we daar niet wat aan kunnen doen. Ik heb daar net een aantal dingen over gezegd. Ik heb nog wat kleinere vragen van de heer Schalk rond die marginale druk, maar die komen op hetzelfde neer. Ik snap zijn punt. Hij gaf dat met voorbeelden aan: op- en afbouwtrajecten, het stelsel betaalbaar houden. Ik kan nog een heel betoog houden over het individuele stelsel, maar met het oog op de tijd zal ik de vragen niet allemaal beantwoorden. Ik kijk even of de heer Schalk daarmee instemt. Dit is de kern van mijn toezegging. Hij is goed gehoord en we gaan ermee verder.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 14

Staatssecretaris Snel:

Ik krijg nog een heel kort briefje tussendoor. Dat ging om de toezegging om de jaarlijkse cijfers van de marginale druk. Ik hield mij nog even in, maar het antwoord dat ik doorkrijg is: ja, dat kan. Er staat nog iets bij, maar volgens mij is dit het belangrijkste. Ja, dat kan, dus dat gaan we doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Renteontwikkeling (35.300) (T02787)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Knapen (CDA), toe de brief over de gevolgen van de renteontwikkeling ook naar de Eerste Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T02787
Status voldaan
Datum toezegging 29 oktober 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. H.P.M. Knapen (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen renten
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 4, item 6 - blz. 2

De heer Knapen (CDA): Om dit af te maken: kan het kabinet eens wat strategischer in kaart laten brengen wat langdurige afwezigheid van rente eigenlijk voor een maatschappij betekent?

(…)

Handelingen I 2019-2020, nr. 4, item 6 - blz. 34-35

Minister Rutte: Hoe kijken jullie aan tegen de langdurige afwezigheid van rente? Wat betekent het nou eigenlijk voor een samenleving als je zo lang een lage rente hebt of eigenlijk geen rente? Dat is natuurlijk een belangrijke vraag, omdat deze ontwikkeling een effect heeft op tal van beleidsterreinen. Daar hebben Wopke Hoekstra en Menno Snel, de bewindslieden, overigens een bespiegeling op gegeven in deze Miljoenennota. Ook tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer is toegezegd om te kijken of we dat onderwerp niet nog eens even wat breder en dieper kunnen uitspitten, dus dat gaan we doen. De minister zal dan met een brief komen. Ik zal ervoor zorgen dat die ook naar de Eerste Kamer gaat. Misschien vormt die hier ook wel een aanleiding om er apart over te spreken. Maar die brief komt sowieso ook hiernaartoe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het CPB informeren over de suggestie om de discontovoet in de afweging van de methodologie mee te nemen (35.300) (T02799)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe het Centraal Planbureau te informeren over de suggestie van het lid Backer (D66) om de discontovoet in de afweging van de methodologie mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T02799
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen disconteringsvoet
Discontovoet
houdbaarheidscijfers
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 6

De heer Backer (D66):

Ik durf het bijna niet, maar ik wil Bas Jacobs toch nog één keer citeren, namelijk met een technische vraag. Is bij de houdbaarheidscijfers de discontovoet van 3%, de hoge reële discontovoet, gezien de rentestanden van de tienjarige Nederlandse staatsobligaties nog reëel? Als dat niet zo is, welke gevolgen heeft dat? Ik heb de minister in de schriftelijke voorbereiding gevraagd naar de methodologie van het CPB. Hij heeft geantwoord dat ze die tegen het licht gaan houden. Mijn vraag is: gaan ze dit dan ook tegen het licht houden? Hij doelde alleen op de productiviteitsstagnatie, maar het lijkt me allebei van belang. In de interruptie van mevrouw Sent kwam de vraag al aan de orde of het CPB bij de projecties nog steeds de goede methode heeft. Ik stel de kwaliteit en de autoriteit van het CPB niet ter discussie. Ik stel alleen vragen die voor ons van belang kunnen zijn bij het begroten.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 33

De heer Backer (D66):

Voorzitter, ik zou een toezegging aan mijn collega's van GroenLinks natuurlijk niet willen onderbreken, gezien het grote belang. Nog even terug naar de discontovoet. Dank voor het antwoord. Ik bedoelde niet dat wij het CPB dingen in de mond gaan leggen, maar op mijn schriftelijke vragen heeft de minister geantwoord dat het CPB zijn eigen systematiek nog tegen het licht zou houden. Het enige wat ik wil vragen is om dit onderwerp, op welke wijze dan ook, in die afweging mee te nemen, niet om naar ons toe te rekenen, maar als een intellectueel zuivere gedachte.

Minister Hoekstra:

Ik kan me die vraag heel goed voorstellen. Mag ik met de heer Backer afspreken dat ik het Planbureau laat weten dat ik in het debat de suggestie heb gekregen om ons op dit punt te beraden? Dan is het vervolgens aan het Planbureau om daar "yea or nay" tegen te zeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De resultaten van de uitvoering van de Tweede Kamer motie-Dijkhoff aan de Eerste Kamer aanbieden (35.300) (T02800)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Frentrop (FVD), toe de resultaten van de uitvoering van de Tweede Kamer motie-Dijkhoff inzake de ontwikkeling van de Nederlandse bevolking de Eerste Kamer aan te bieden.


Kerngegevens

Nummer T02800
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P.M.L. Frentrop (Fractie-Frentrop)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bevolkingsdichtheid
Bevolkingsgroei
bevolkingsprognose
Brede welvaart
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 1

De heer Frentrop (FVD):

Voorzitter. Dit land is nu echt overvol. Er zijn niet genoeg huizen. De treinen kunnen het aanbod van passagiers niet aan. De wegen slibben dicht. De regering eist van de burgers minder CO2-uitstoot, minder stikstofuitstoot en minder van allerlei chemicaliën in de bodem. Met dit minder-, minder-, minderbeleid denkt de regering de temperatuur op de hele aardbol te kunnen beïnvloeden. Maar ten aanzien van het aantal mensen op de 41.500 vierkante kilometer die Nederland telt, heeft de regering geen doelstellingen. Intussen zien we overal om ons heen de strijd om de beschikbare ruimte: voor woningbouw, voor landbouw, voor industrie, voor transport en voor groen. Daarvoor komen burgers naar het Malieveld, maar het ongebreideld voller worden van Nederland, kwam niet aan de orde bij de Algemene Beschouwingen en we lezen er ook niks over in de stukken die we vandaag bespreken. Kunnen wij de begroting, de Miljoenennota en de Macro Economische Verkenning serieus nemen? De Afdeling advies van de Raad van State riep ons vorig jaar op: "Beschouw het voorgenomen langetermijnbeleid aan hoe het bijdraagt aan brede welvaart." Hoe kunnen we vandaag debatteren over het beleid en zijn effecten op de brede welvaart zonder eerst over de beschikbare ruimte per Nederlander te spreken?

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 37

Minister Hoekstra:

Voorzitter. De heer Frentrop vroeg naar de bevolkingsprognose. Dat klonk mij bekend in de oren. In de Tweede Kamer is bij motie van de heer Dijkhoff gevraagd naar de ontwikkeling van de bevolking. Ik zeg toe dat ik de resultaten van de uitvoering van die motie ook met de Eerste Kamer laat delen zodra ze er zijn. Misschien is dat een goed antwoord richting de heer Frentrop.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer schriftelijk informeren inzake de stand van zake betreffende motie-Kox (35.300) (T02801)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe om contact op te nemen met de staatssecretaris van SZW inzake motie-Kox en hierover schriftelijk de Kamer te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02801
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 april 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen kinderarmoede
motie-Kox
reductiedoelstelling
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 15

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Ondanks het einde van de recessie in 2014, nam de armoede in ons land de afgelopen jaren niet of nauwelijks af en bleef met name het aantal langdurige armen en het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, schandalig hoog. De collega van de ChristenUnie, de heer Ester, refereerde daar net ook al aan. Dat aantal is nog steeds hoog. Ook hier is structureel beleid nodig op basis van duidelijke doelen, maar het kabinet weigert de wens van een ruime meerderheid van deze Kamer om ten aanzien van kinderarmoede tot een reductiedoelstelling te komen, zoals is neergelegd in de motie-Kox, uit te voeren. Deze minister beloofde mij tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van 2017 om "serieus werk te maken van deze motie". Uiteraard hoort de regering altijd serieus werk te maken van een motie van deze Kamer. Sterker nog, de regering hoort die gewoon uit te voeren. Ik vraag de minister dus om zijn belofte van toen nogmaals te bespreken met de staatssecretaris van SZW.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 39

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Ik moest wachten tot het eind van het blokje, maar ik heb nog een paar vragen. Even over de armoede onder kinderen. Daar heeft de minister een paar woorden aan gewijd, maar hoe staat het met de uitvoering van de motie die hier al enkele jaren geleden vrijwel Kamerbreed is aangenomen? De minister heeft toen aangegeven dat hij daar serieus werk van zou gaan maken, maar tot nog toe hebben wij dat niet gezien.

Minister Hoekstra:

Het zat in een ander blok, maar laat ik meteen antwoorden. Mijn waarneming is dat de staatssecretaris — ik had haar vanochtend nog aan de telefoon — daar wel degelijk werk van maakt. Ik zeg onmiddellijk ja tegen het verzoek na de inleiding van de heer Van Apeldoorn in eerste termijn. Zijn vraag was of ik nogmaals met de staatssecretaris in contract wil treden om te kijken wat de stand van het gewas is. Ik maak het nog mooier: ik ga niet alleen met haar in gesprek, ik zal ook zorgen dat zij of ik de heer Van Apeldoorn daar schriftelijk over bericht.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank voor die toezegging. Ik wacht dat met spanning af en hoop dat er alsnog serieus werk van wordt gemaakt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren over het overleg met de WRR en de SER inzake de zorguitgaven (35.300) (T02802)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Wever (VVD), toe om de Kamer te informeren over het overleg met de WRR en de SER inzake de zorguitgaven.


Kerngegevens

Nummer T02802
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. R. Wever (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Bruto Binnenlands Product
zorgnorm
zorguitgaven
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 7

De heer Wever (VVD):

Op het gebied van de uitgaven in de zorg blijft de vraag overeind staan, die wij als VVD-fractie al vaker hebben gesteld, of het niet verstandig is om de uitgaven in de zorg op een of andere wijze te koppelen aan de ontwikkeling van het bbp, zowel positief als negatief. Hiermee zou stabiliteit in de ontwikkeling kunnen ontstaan en kan je vaste kaders ontwikkelen waarbinnen zorguitgaven zich mogen bewegen. Daarnaast zal je je moeten blijven inzetten om bijvoorbeeld de kosten van medicijnen te blijven drukken. Hier wordt al hard aan gewerkt. Dat kan je niet alleen nationaal doen, maar dat zal je ook in Europees en in mondiaal verband moeten doen. Ook ten aanzien van de zorg roepen wij op om te blijven streven naar vermindering van regeldruk en bureaucratie. Dat kan nog behoorlijke besparingen opleveren. Wij zijn benieuwd hoe het kabinet daartegen aankijkt.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 – blz. 43

Minister Hoekstra:

Dan ben ik terug bij de heer Wever, die naar de zorguitgaven vroeg. Hij heeft overduidelijk met de heer De Grave van gedachten gewisseld, want die heeft mij hier ook wel eens gevraagd naar het koppelen van de zorguitgaven aan het bbp. Ik ben het zeer met de VVD-fractie en de heer Wever eens dat het ontzettend belangrijk is om te zorgen dat de zorg, die in Nederland van heel hoge kwaliteit is, van heel hoge kwaliteit blijft. Dat is één. Twee is dat we er met elkaar voor zorgen dat er, ongeacht wat iemand verdient, toegang is tot dat uitstekende systeem. Dat is een enorm voorrecht. Je hoeft maar in Amerika te komen en te zien hoeveel mensen daar met een rottend gebit in hun mond rondlopen om te bedenken wat de repercussies zijn van dat stelsel. En drie: het moet wel organiseerbaar en betaalbaar blijven. Het is heel terecht dat de VVD daar aandacht voor vraagt. Het is overigens zo dat beide ministers, en in het bijzonder de minister voor Medische Zorg, ten aanzien van de hoofdlijnakkoorden en een aantal andere zaken, bijvoorbeeld op het gebied van de medicijnen, proberen paal en perk te stellen aan die kosten. Ik wil me zelf graag laten inspireren door de SER en de WRR en zal dan ook met enthousiasme met beide betrokken bewindspersonen dit dossier hernemen.

(…)

De heer Wever (VVD):

Dank voor de beantwoording van de minister. Ik ben blij dat hij die zorg over de zorg ook uitspreekt. Ik ben erg benieuwd naar het overleg met de WRR en de SER. Op welke termijn wordt dat gevoerd en op welke termijn kunnen wij daarvan een terugkoppeling in deze Kamer krijgen?

Minister Hoekstra:

Ik heb eerder gezegd dat dat heel gedegen gebeurt en dat het er dus niet onmiddellijk is. Ik mag misschien in tweede termijn een inschatting maken van wanneer we denken dat die rapporten er zijn.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 – blz. 72

Minister Hoekstra:

Ik was de heer Wever nog een antwoord schuldig op een vraag in eerste termijn. Ik kom zo terug op zijn vraag in tweede termijn over de onderzoeken van de WRR en de SER. De WRR is begin 2019 gestart en is eind 2020, begin 2021 klaar, voor de verkiezingen. De SER is voornemens om in het voorjaar van 2020 de verkenning af te ronden. Dan zullen we dat gesprek ongetwijfeld hernemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer een afschrift sturen van het interdepartementale beleidsonderzoek inzake deeltijdwerk (35.300) (T02803)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe de Kamer een afschrift te sturen van het interdepartementale beleidsonderzoek inzake deeltijdwerk.


Kerngegevens

Nummer T02803
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 maart 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen deeltijdwerk
parttime
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7 item 8 – blz. 2

Mevrouw Sent (PvdA):

Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister van Financiën. Welke inspanningen mogen wij van hem verwachten om het geld wél uit te geven en zichtbare resultaten te boeken? Welke mogelijkheden ziet hij bijvoorbeeld om werken aantrekkelijker te maken voor mensen met een parttimecontract, om zo de werkdruk van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers te verlichten? Ziet de staatssecretaris van Financiën hierin een rol voor zichzelf weggelegd?

Handelingen I 2019-2020, nr. 7 item 8 - blz. 44

Minister Hoekstra:

Mevrouw Sent vroeg om deeltijdwerk aantrekkelijker te maken, een terechte vraag. Op dit moment wordt er een ibo deeltijdwerk afgerond. Daarin wordt ook ingegaan op de vraag van mevrouw Vos. Dat ibo wordt begin volgend jaar naar de Tweede Kamer gestuurd en ik zal zorgen dat het ook hier belandt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het onderwerp financiële prikkels onder de aandacht brengen bij de ambtenaren die onderzoek doen naar de bouwstenen voor een beter Belastingstelsel (35.300) (T02804)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe het onderwerp financiële prikkels onder de aandacht te brengen bij de ambtenaren die onderzoek doen naar de bouwstenen voor een beter Belastingstelsel.


Kerngegevens

Nummer T02804
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 april 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bouwstenen belastingstelsel
financiële prikkels
herziening belastingstelsel
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 56

Mevrouw Sent (PvdA):

Het is heel fijn dat de staatssecretaris dat wil. Ik ben heel erg benieuwd of hij ook bereid is om daarin in te gaan op de nieuwste inzichten van Esther Duflo en Abhijit Banerjee dat financiële prikkels maar beperkt effectief zijn.

Staatssecretaris Snel:

Op zichzelf vind ik dat een heel interessante vraag. Zoals gezegd, vind ik het goed om voor het Belastingplan iets over de arbeidskorting te zeggen. Hele bespiegelingen geven over financiële prikkels en de fiscaliteit lijkt mij in alle eerlijkheid prachtig, maar misschien kunnen we dat doen in de fiscale bouwstenen. Dan kunnen we nadenken over de vraag of al die precieze maatregeltjes wel helpen. Het lijkt mij lastig om die vraag voor de behandeling van het Belastingplan nog helemaal de diepte te geven die ze verdient.

Mevrouw Sent (PvdA):

Dat begrijp ik, dus voor het Belastingplan hoeft dat wat mij betreft niet. Kan de staatssecretaris er een andere deadline aan vastknopen?

Staatssecretaris Snel:

Ik denk dat de vraag hoe de fiscaliteit inclusief prikkels werkt, thuishoort in de bouwstenen voor het stelsel. Ik zal deze wens overbrengen aan de mensen die daarmee bezig zijn. Dat ben ik niet; het is een ambtelijke exercitie.

De voorzitter:

Mevrouw Sent, de derde.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ja, de derde en laatste. Wanneer worden wij over de voortgang geïnformeerd?

Staatssecretaris Snel:

Volgens mij is dat in het eerste kwartaal van volgend jaar, dus redelijk snel.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In de Voorjaarsnota 2021 ingaan op onderbesteding (35.300) (T02805)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe om in de Voorjaarsnota 2021 in te gaan op het onderwerp ‘onderbesteding’.


Kerngegevens

Nummer T02805
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen begrotingsbeleid
onderbesteding
overheidsinvesteringen
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 1-2

Mevrouw Sent (PvdA):

Het gevolg van de onderbesteding van 2,5 miljard is dat de economie 0,3% minder groeit. Achter die cijfers gaan schrijnende verhalen schuil van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers. Voor rechters en officieren van justitie is het steeds moelijker om hun werk te doen op het niveau waar onze samenleving recht op heeft. Leraren bezwijken onder de werkdruk en krijgen geen eerlijk salaris. Ook het academisch personeel is de werkdruk en de ondermaatse overheidsinvesteringen in het onderwijs zat. Volgens de vakbonden moet er veel meer geld bij Defensie. De zorg schreeuwt om personeel, maar hoge werkdruk jaagt verpleegkundigen weg. En bij de politie piept en kraakt het vanwege het personeelstekort.

Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister van Financiën. Welke inspanningen mogen wij van hem verwachten om het geld wél uit te geven en zichtbare resultaten te boeken? Welke mogelijkheden ziet hij bijvoorbeeld om werken aantrekkelijker te maken voor mensen met een parttimecontract, om zo de werkdruk van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers te verlichten? Ziet de staatssecretaris van Financiën hierin een rol voor zichzelf weggelegd?

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 72

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Mevrouw Sent vroeg opnieuw — begrijpelijk ook — aandacht voor de onderbesteding. Zij vroeg mij haar te informeren over hoe dat gaat. Misschien mag ik het zo met haar afspreken dat ik dat in ieder geval doe bij Voorjaarsnota. Het is wel een gesprek dat natuurlijk in de boezem van kabinet begint. Ik zal niet zeggen dat het daar een donker en duister werk is, maar het is wel iets wat ik ook primair met andere bewindspersonen te doen heb. Maar uiterlijk bij Voorjaarsnota zal ik daar de Kamers — meervoud — over informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren over het Invest-NL fonds (35.300) (T02806)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vragen en opmerkingen van de leden Wever (VVD), Van Kesteren (CDA), Vendrik (GroenLinks), Backer (D66), Otten (Fractie-Otten) en Schalk (SGP) toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2020 een brief te sturen inzake het Invest-NL fonds waarin hij onder meer ingaat op de ervaringen in het buitenland, de ervaringen met het FES-fonds, het budgetrecht, het type projecten en de governance.


Kerngegevens

Nummer T02806
Status voldaan
Datum toezegging 12 november 2019
Deadline 1 april 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA)
Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
P. Schalk (SGP)
C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Drs. R. Wever (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen FES-fonds
innovatie
Invest-NL
investeringen
Research and Development
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 10

De heer Wever (VVD):

(…)

Want ondanks die aangekondigde onderzoeken willen we al snel aan de slag met een investeringsfonds, lezen wij. Dit roept toch een aantal vragen op.

Ten eerste. Moet je niet eerst die onderzoeken afronden om te bezien wat de strategie is voor de komende jaren? Ten tweede. Zijn die onderzoeken geen basis voor een op te stellen groeiagenda? Ten derde. Is die groeiagenda vervolgens niet de basis voor een investeringsfonds? We hebben de investeringen voor 2019 positief ontvangen. Daarbij hebben we met het kabinet prioriteiten gesteld. Wat is de stand van zaken rondom deze investeringen?

Daarnaast maken we ons zorgen over het mogelijke voornemen om schulden aan te gaan voor een investeringsfonds. We zijn het met de premier eens dat je geen schulden moet aangaan voor consumptieve bestedingen, maar we hebben evenzeer twijfels bij het aangaan van schulden voor een investeringsfonds. We vinden in het kader van verantwoord financieel beleid dat de overheid niet nog meer schulden moet aangaan, ook al staat de rente op nul. Schulden moet je terugbetalen. Ook de Macro Economische Verkenningen en de Raad van State maken op dit punt kritische opmerkingen. We pleiten er nadrukkelijk voor om middelen vrij te maken in de reguliere begroting en om afspraken te maken over een percentage dat je mag inzetten voor zo’n investering.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 15

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister zei in de Tweede Kamer dat dit fonds moet bijdragen aan de lange termijn economische groei, en de minister van EZK werkt dus aan een groeiagenda. Dat klinkt toch een beetje ouderwets. Ik zou de minister in dit verband ter inspiratie om een reactie willen vragen op een prachtige publicatie van een groep topeconomen uit september jongstleden, werkzaam voor de OESO, Beyond Growth: Towards a New Economic Approach. Dat zou de leidraad van het investeringsfonds moeten zijn en de agenda van de minister van Economische Zaken en het kabinet. Wat betreft de GroenLinksfractie werkt het kabinet dus aan een publieke Investeringsagenda, die de brede welvaart en de daaraan verbonden transities als uitgangspunt neemt. Wij spreken daarom liever van een transitiefonds. Maar is dat nou ook de keuze van dit kabinet? Ik hoor het nog niet op deze manier verwoord. Ik hoor wel de minister van Financiën praten over nieuwe technologie, robotisering, artificial intelligence en vergrijzing, en dat is allemaal reuzerelevant, maar toch niet sturend of leidend voor deze Investeringsagenda en dit fonds?

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 18

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Oké,

Ik was bij het fonds waarvan ik zei dat de transitie veel geld zal kosten. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om lastenstijgingen voor burgers en bedrijven binnen de perken te houden. Dat betekent dat wij collectief veel kosten voor onze rekening zullen moeten nemen. Een fonds kan hierbij een goed middel zijn. Veel sectoren, landbouw, industrie, energie, bouw en transport, zullen moeten veranderen. Die verandering moet niet alleen leiden tot een beter klimaat, maar ook tot een structureel sterkere economie. Graag de visie van het kabinet hierop.

Het inzetten van een fonds kan ook dienstig zijn bij het bestrijden van een eventuele terugval van de economie. Meestal gaat de overheid bezuinigen als er geen economische groei is. Dat is ook bij de laatste crisis gebeurd en heeft de problemen vergroot in plaats van verkleind. We moeten daarvan leren. Een goed gevuld fonds kan, als het minder gaat, de economie op peil houden via investeringen, met de nadruk op investeringen. Het moet hier niet gaan om consumptieve uitgaven. Ook hierop graag een reactie van het kabinet.

Dat er enige spanning is ontstaan met de zogenaamde zalmnorm, zoals de Raad van State signaleert, vraagt om een nadere reactie van het kabinet.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 7

De heer Backer (D66):

Voorzitter, ik wil daar nu niet gedetailleerd op ingaan. De discussie over dat fonds wordt gevoerd. Het kabinet komt in het laatste kwartaal met een brief. Ook naar de wijze waarop dit wordt ingericht en wat de minister van Financiën daarover gaat zeggen, kijk ik met grote spanning uit. Ik en mijn fractie staan open voor allerlei opties, maar waar ik niet voor opensta, is een fonds dat geheel op afstand wordt gezet en zich gaat onttrekken aan de controle van de wetgevende macht, de Kamers, hierop. Ik denk dat er genoeg fondsen bekend zijn. Ook de Rekenkamer heeft nog weleens een rapport uitgebracht over de revolverende fondsen. Ik denk dat dat een punt is waar we heel goed naar moeten kijken.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 24

De heer Schalk (SGP):

(…)

Zowel bij de uitgaven als bij de inkomsten worden de vastgestelde plafonds en kaders overschreden, deels om het pensioen- en Klimaatakkoord mee te bekostigen, maar ook om het miljardencadeau aan de burgers mee te financieren. En wellicht wordt er straks ook nog geleend om een investeringsfonds op te zetten. Dit heb ik ook aangekaart tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. De minister-president probeerde zich hieruit te redden met een voor mij splinternieuwe term, namelijk de kadercorrecties. Ik vond het wel leuk gevonden, maar niet overtuigend. Daarom de volgende vragen over de lastenverlichting. Klopt het dat daarmee de vastgestelde kaders en normen worden overschreden? Moet ik constateren dat daarmee de zalmnorm is losgelaten?

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 45

Minister Hoekstra:

Maar ik kan nu alvast zeggen dat we heel nadrukkelijk twee dingen met elkaar zullen willen verenigen. Aan de ene kant wil je ervoor zorgen dat projecten echt voldoen aan die doelstellingen die ik net noemde en daadwerkelijk bijdragen aan het verdienvermogen. Dat vraagt dus een grote mate van disciplinering, en dat betekent ook iets voor het detailniveau waarop kan worden bijgestuurd. Dat is de ene kant. De andere kant is natuurlijk dat uiteindelijk, zoals bij alles, de Staten-Generaal het laatste woord heeft, en dat moet ook in een democratie. Dat zal hier dus ook gelden. We zullen heel nadrukkelijk daarbij ook kijken naar wat er nou heeft gewerkt in het buitenland, wat de ervaringen zijn geweest met het FES-fonds. Sommigen hier zullen dat herkennen. Je mag denk ik zeggen dat dat FES-fonds goed is begonnen, maar dat het uiteindelijk voor allerlei andere dingen is benut. Daar zullen wij dus op terugkomen, voorzitter.

En om heel veel teleurstelling bij de interrupties te voorkomen, wil ik nog wel benadrukken dat ik nu niet zal ingaan op de volgende vragen. Welke typen projecten worden het exact? Hoe komt die governance er precies uit te zien? Hoe zullen we het budgetrecht vormgeven? Hoe groot de verleiding ook is om uit de school te klappen over de enthousiasmerende gesprekken die ik met collega Wiebes en experts heb, ik ga echt wachten met het ingaan op die vragen tot het eerste kwartaal van 2020. Dat wil ik dan in één keer in alle rijkheid doen.

(…)

De heer Otten (Fractie-Otten):

Dat fonds heeft hele grote risico's. Dat soort zaken komt toch vaak meer voort uit de private sector. Mijn eerste vraag is dus: waarom geen lastenverlichting en wel geld lenen voor een fonds? En mijn tweede vraag gaat over buitenlandse fondsen waar naar wordt gekeken. Daar had de minister het over. Welke specifieke buitenlandse fondsen heeft hij dan op het oog als voorbeeld voor dat fonds, dus zeg maar als voorbeeld voor het Hoekstrafonds?

(…)

De heer Otten (Fractie-Otten):

We hebben het al gehad over de collectieve lastendruk. Nu gaat u nog meer via de overheid doen. U trekt nog meer geld weg dat niet bij de lastenverlichting terechtkomt, maar bij dat fonds. Ik hoor artificial intelligence, infrastructuur, het hoeft geen rendement op te leveren. Wat gaat dat fonds nou precies doen? Het wordt me eigenlijk een steeds groter raadsel wat het fonds precies gaat doen.


Brondocumenten


Historie