Toezegging Ingrijpen regering bij onvoldoende verhindering van vertragingsmiddelen (30.645) (T01298)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Eerste Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Doek (CDA), dat wanneer in de komende vier jaar blijkt dat de onderhavige wet en de middelen die de ontvanger ter beschikking staan onvoldoende verhinderen dat kwaadwillende belastingplichtigen door vertragingstechnieken middelen aan het zicht van de fiscus onttrekken of zelf vertrekken, de regering onmiddellijk zal ingrijpen en de Kamers hierover zal informeren.
Nummer | T01298 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 april 2011 |
Deadline | 1 oktober 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | drs. H.A. Doek (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | vertraging door belastingplichtigen vertragingstechnieken |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Dezentjé Hamming-Bluemink en Groot Rechtsbescherming belastingplichtigen bij controlehandelingen fiscus (30.645) |
Handelingen I 2010/11, nr. 24, item 2, blz. 3
De heer Doek (CDA):
Een andere kanttekening die we hebben geplaatst, zag op belastingplichtigen die echt iets te verbergen hebben en die door het maken van bezwaar en beroep tegen een informatiebeschikking kostbare tijd kunnen winnen, omdat zij op die manier de daadwerkelijke effecten van omkering en verzwaring van de bewijslast mogelijk kunnen uitstellen tot het oordeel van de rechter. In de memorie van antwoord bevestigen de initiatiefnemers in feite dat op deze wijze kwaadwillende belastingplichtigen wel degelijk kostbare tijd kunnen winnen, ook al staat de uiteindelijke omkering en verzwaring van de bewijslast al vast. Als gevolg van de gewonnen extra tijd bestaat immers het risico dat de fiscus alsnog achter het net vist. Hoe kijken de initiatiefnemers en de staatssecretaris tegen dit risico aan?
Handelingen I 2010/11, nr. 24, item 6, blz. 23
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink:
Van een dergelijk inhoudelijk geschil over informatieverplichtingen zal vaak geen sprake zijn met betrekking tot de categorie belastingplichtigen waarover de heer Doek sprak, namelijk zij die iets te verbergen hebben. Hij sprak de vrees uit dat het voorstel tot gevolg heeft dat die belastingplichtigen tijd kunnen rekken waardoor de Belastingdienst uiteindelijk achter het net vist. Hoewel ik altijd heb geweigerd om deze specifieke categorie die iets te verbergen heeft als uitgangspunt te nemen – ik ga namelijk uit van het goede in de mens en ben overigens van mening dat de goeden niet onder de kwaden moeten lijden – is hieraan toch vrij veel aandacht besteed in het voorstel. Het instellen van bezwaar en beroep met de enige bedoeling om tijd te rekken, is uitermate onaantrekkelijk gemaakt, sterker nog, het is geen loterij zonder nieten. Er zal sprake moeten zijn van een reëel inhoudelijk bezwaar tegen een informatieverzoek. Is dat niet het geval, dan riskeert de belastingplichtige de omkering en verzwaring van de bewijslast, een processuele maatregel waardoor juist deze categorie belastingplichtigen hard wordt getroffen.
Handelingen 2010/11, nr. 24, item 6, blz. 24
Staatssecretaris Weekers:
Als de Belastingdienst het gevoel heeft, lang aan het lijntje te worden gehouden, kan een informatieverzoek sneller de deur uit worden gedaan, zoals dat in het wetsvoorstel wordt geregeld, met uiteindelijk de omkering van de bewijslast als er niet aan wordt voldaan.
De heer Doek (CDA):
Overweegt de staatssecretaris dan ook om in die gevallen over te gaan tot versnelde invordering? Ik zou mij dat zeer goed kunnen voorstellen en ik zou hem dat zelfs aanraden. Ik heb het over gevallen waarin te duchten valt dat de belastingplichtige kwaadwillend is of dreigt te vertrekken. Dat zou aanleiding kunnen zijn, versneld invorderingsmaatregelen te nemen. Daar zou ik voorstander van zijn.
Staatssecretaris Weekers:
Ik wil daar twee dingen over zeggen. Het voorstel voorziet expliciet in een termijnverlenging voor de duur van de procedure. Met andere woorden, deze procedure kost tijd. Die tijd krijgt de Belastingdienst erbij om uiteindelijk de aanslag te kunnen opleggen. De heer Doek voegt daar nog een element aan toe, namelijk dat in de tussentijd de vogel gevlogen kan zijn of dat middelen aan het zicht van de fiscus en dus van de schatkist kunnen zijn onttrokken. De ontvanger kan tijdig zijn conserverende maatregelen treffen als dat nodig is. Dat zal ook zeker gebeuren. Ik hoop daarmee die ongerustheid te kunnen wegnemen. Het is mijn overtuiging dat met het uiteindelijke voorstel en met de middelen die de ontvanger ter beschikking staan, het risico is geminimaliseerd. Desalniettemin is het van belang om gedurende de rit de vinger aan de pols te houden. Als ik signalen krijg dat zaken niet goed zijn, zal ik onmiddellijk ingrijpen en met beide Kamers der Staten-Generaal de tussenstand bespreken. Over vier jaar hebben wij een evaluatiemoment voorzien.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling en stemming (zonder stemming aangenomen) Handelingen EK 2010/2011, nr. 24/6, blz: 22-27
-
behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 24/2, blz: 2-6
-
6 december 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
30 november 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën ter aanbieding van het rapport 'Evaluatie wet-Dezentjé'
op 6 december 2016 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën
EK, F
-
-
Evaluatierapport wet-Dezentje
-
-
7 juni 2016
nieuwe deadline: 1 oktober 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 mei 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2015
nieuwe deadline: 1 januari 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 22 september 2015
EK 34.302, B
-
-
8 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 september 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 8 september 2015
EK, E
-
-
12 april 2011
nieuwe status: openstaand -
12 april 2011
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie bedrijfsopvolgingsregeling op korte termijn (32.504/32.505/32.401) (T01326)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers en Ten Hoeve, toe dat de regering de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet op korte termijn zal evalueren.
Nummer | T01326 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 december 2010 |
Deadline | 1 juli 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) drs. H. ten Hoeve (OSF) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | bedrijfsopvolgingsregelingen schenk- en erfbelasting Successiewet 1956 |
Kamerstukken | Overige fiscale maatregelen 2011 (32.505) Belastingplan 2011 (32.504) Fiscale verzamelwet 2010 (32.401) |
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 - blz. 16
De heer Essers (CDA):
Wij zijn verheugd dat hij de vereenvoudiging van het belastingstelsel hoog in het vaandel heeft staan. Wij kunnen in dit verband volledig de veronderstelling van de staatssecretaris in de memorie van antwoord beamen dat de huidige bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet in de praktijk zeer lastig uitvoerbaar is. Wij moedigen de staatssecretaris dan ook aan om zijn aanbod in de memorie van antwoord, om deze regeling desgewenst eenvoudiger te maken, door te zetten. Hij zal daarbij de CDA-fractie aan zijn zijde vinden. Maar ook de huidige bedrijfsopvolgings- en doorschuivingsregelingen in de inkomstenbelasting blinken bepaald niet uit door consistentie en helderheid. Er is echt behoefte aan een integrale, coherente regeling hiervan.
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 - blz. 25
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik ben blij dat de faciliteiten voor de mkb-beleggingen niet doorgaan, want die zouden voor heel ingewikkelde regelgeving hebben gezorgd. Daar is vorig jaar al uitgebreid voor gewaarschuwd. In dit verband verbaast mij ook niet dat de Bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet uitvoeringsproblemen geeft, want ook die is te ingewikkeld gemaakt en ook daarvoor had ik vorig jaar al gewaarschuwd. Wat zal de staatssecretaris tegen dit laatste doen? Heeft hij daarvoor plannen?
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 5
Staatssecretaris Weekers:
Er zijn vragen gesteld door de heren Ten Hoeve en Biermans over de regeling voor bedrijfsopvolging in de erf- en schenkbelasting. De heer Essers heeft gevraagd om daarbij ook de inkomstenbelasting te betrekken. De aangepaste bedrijfsopvolgingsregeling is pas net van kracht. De evaluatie zal over twee jaar plaatsvinden. Ik zou het daar naartoe kunnen verplaatsen om die hele discussie te voeren. Als hier in de Kamer een gevoelen heerst dat dit toch echt veel sneller zou moeten worden aangepakt, dat dit eerder tegen het licht zou moeten worden gehouden, dan ben ik daar uiteraard van harte toe bereid. Er is ook terecht gewezen op het punt dat de Tweede Kamer het wetsvoorstel op het laatste moment heeft geamendeerd, waardoor het nog wat complexer is geworden. Als de Eerste Kamer zegt dat het gewoon kan worden meegenomen in de evaluatie over twee jaar, dan doe ik dat.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 5-6
De heer Essers (CDA):
Ik kan bevestigen dat wij heel veel geluiden uit de praktijk vernemen dat dit echt op grote problemen stuit. Dus hoe eerder hoe beter, zou ik zeggen.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 6
Staatssecretaris Weekers:
Dan zeg ik graag toe dat ik hier sneller naar zal kijken en dat ik daar niet nog twee jaar mee wacht.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 39
De heer Essers (CDA):
Ik ben blij met de toezegging dat de bedrijfsopvolgingsregeling, met name die in de Successiewet, schenk- en erfbelasting, op de kortst mogelijke termijn opnieuw wordt bekeken en dat wij daarop niet twee jaar hoeven te wachten. Daaruit blijkt dat deze staatssecretaris vatbaar is voor geluiden uit de praktijk. Bovendien blijkt daaruit dat amendementen die op het allerlaatste moment door de Tweede Kamer worden aangenomen, nogal eens tot grote problemen aanleiding geven omdat er niet echt een goede gedachtewisseling over heeft plaatsgevonden. Dat is bij dit amendement, waarmee beoogd wordt om de regeling voor de bedrijfsopvolging in de Successiewet op de schop te gooien, ook het geval.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 - blz. 43
De heer Ten Hoeve (OSF):
Ik was erg blij met de toezegging van de staatssecretaris op een vraag van de heer Essers. De staatssecretaris zegt dat hij onmiddellijk begint met de evaluatie en met het kijken naar eventuele wijzigingen in de bedrijfsopvolgingsregeling. Het komt mij inderdaad voor dat dit vrij urgent is.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 13, blz: 37-50
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 13, blz: 2-21
-
behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 12, blz: 9-32
-
7 juni 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
27 mei 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 april 2013
nieuwe deadline: 1 januari 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijkse stand van zaken toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën op 9 april 2013
voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor Koninkrijksrelaties op 16 april 2013
EK, F
-
-
9 oktober 2012
nieuwe deadline: 1 januari 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijks rappel toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 23 oktober 2012 door de commissie voor Koninkrijksrelaties
EK, B
-
-
24 april 2012
nieuwe deadline: 1 januari 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijks rappel toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 24 april 2012
EK, E
-
-
16 september 2011
nieuwe deadline: 1 januari 2012
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 december 2010
nieuwe status: openstaand -
20 december 2010
toezegging gedaan
Toezegging Monitoring en evaluatie afbouw heffingskortingen groene en maatschappelijke beleggingen (32.504/32.505/32.401) (T01336)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Leijnse, Essers, De Boer, Böhler en Engels, toe dat de regering de gevolgen van de afbouw van heffingskortingen zal blijven monitoren en jaarlijks zal evalueren. De regering zal daarbij het gesprek met de sector aangaan over de alternatieve regelingen voor de huidige voorstellen met betrekking tot de afschaffing van de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen, gegeven de budgettaire kaders. De regering sluit de mogelijkheid om het vastgestelde beleid aan te passen niet uit.
Nummer | T01336 |
---|---|
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 20 december 2010 |
Deadline | 1 juli 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | prof. mr. J.W.M. Engels (D66) Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | groen en maatschappelijk beleggen heffingskorting monitoring |
Kamerstukken | Overige fiscale maatregelen 2011 (32.505) Belastingplan 2011 (32.504) Fiscale verzamelwet 2010 (32.401) |
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 11
De heer Leijnse (PvdA):
Duurzaamheid en rentmeesterschap van onze leefomgeving moesten van de gedoogpartner van dit kabinet wat minder prominent worden in het beleid en dus kan er hier en daar in de milieusubsidies worden gesneden. Een klein, maar niet onbelangrijk element daarin is de voorgestelde vermindering van de fiscale tegemoetkoming voor groene en maatschappelijke beleggingen. Deze beleggingen zijn essentieel voor de financiering van belangrijke innovaties in duurzame land- en tuinbouw, energiebesparing et cetera. Het grote risico en lage rendement van deze noodzakelijke investeringen wordt door de fiscus terecht gecompenseerd met een vrijstelling van de vermogensrendementsheffing en een heffingskorting van 1,3%, tezamen een belastingsubsidie van 2,5%. Door een amendement van de ChristenUnie in de Tweede Kamer zal deze subsidie in 2011 nog 2,2% bedragen en daarna in drie jaar teruglopen naar alleen de vrijstelling van 1,2%. De Rabobank, die met bijna de helft van deze beleggingen in portefeuille marktleider is, heeft laten zien dat een tegemoetkoming van minimaal 2% nodig is om deze wijze van investeren rendabel te maken. Deze bank heeft er ook op gewezen dat innovatie en duurzaamheid in de land- en tuinbouw, waar ons land zich internationaal zo graag op laat voorstaan, niet zonder deze beleggingen kunnen. Mijn fractie is op deze gronden sterk gekant tegen de verlaging van de subsidies op groen en maatschappelijk beleggen. Zij meent dat met de stap die in het voorliggende Belastingplan wordt gemaakt naar verlaging van de heffingskorting tot 1% in 2011 de grens bereikt is. Het is budgettair mogelijk en uit duurzaamheidsoogpunt wenselijk dat het bij deze verlaging blijft, temeer daar de banken hebben aangegeven mogelijkheden te zien om het oneigenlijk beroep op de regeling te beperken door aanscherping van de voorwaarden. Ik verzoek de regering dan ook, uiterlijk bij indiening van het belastingplan voor 2012 voor te stellen, de heffingskorting op groen en maatschappelijk beleggen vanaf 1 januari 2012 te handhaven op 1%, met behoud van de vrijstelling.
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 14
De heer Essers (CDA):
De tot dusverre door de staatssecretaris uitgesproken bedenking tegen dit voorstel dat het openeindekarakter van de regeling geen garantie biedt op een stabiele budgettaire opbrengst die een solide alternatief zou zijn voor de afschaffing van de heffingskortingen, is begrijpelijk, maar telt minder zwaar als het Belastingplan – inclusief de afschaffing van de heffingskortingen – eenmaal is aangenomen en de bewijslast dat er een solide alternatief mogelijk is voornamelijk op de sector komt te berusten. Als uit het overleg zou volgen dat dit solide alternatief inderdaad mogelijk is, zou vervolgens de wet weer kunnen worden gewijzigd. Wij roepen de staatssecretaris dan ook op om over dit alternatief zo spoedig mogelijk met de sector in overleg te treden. Onderdeel van dit overleg zou ook moeten zijn een monitoring en evaluatie van de gevolgen van de desbetreffende in het Belastingplan voorkomende maatregelen voor de hier bedoelde sectoren. Het spreekt voor zich dat wij over dit overleg en de daarbij horende evaluatie graag periodiek wensen te worden geïnformeerd.
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 21
De heer De Boer (ChristenUnie):
Een zaak die we ook al eerder aan de orde stelden, is de heffingskorting in box 3 voor zowel maatschappelijke als culturele beleggingen. De geleidelijke afbouw daarvan die overeengekomen is met de Tweede Kamer, is een goede stap. We vroegen de regering schriftelijk om de ontwikkeling van deze fondsen te monitoren. Het antwoord was dat de regering wel wil optreden als postbode, namelijk door het toezenden aan de Kamer van door anderen gedane monitoring. Dat is voor onze fracties wel een erg eenvoudig antwoord. Monitoring betekent immers ook het beoordelen van gevolgen van ingezet beleid aan de hand van concrete gegevens en het zo nodig treffen van aanvullende of corrigerende maatregelen. We vragen daarom nogmaals om monitoring van deze maatregel, inclusief de gevolgen van het amendement-Slob. Het moge waar zijn dat de Triodosbank – de staatssecretaris noemt deze bank zelf – op de website een positief verhaal heeft, maar de werkelijkheid is toch dat de grote banken, die 80% van het volume in groenfinancieringen voor hun rekening nemen, aangeven dat zij op basis van deze maatregel zullen besluiten om de groenfondsen te sluiten, omdat er onvoldoende fiscaal voordeel is om een significant lagere financiering aan groenprojecten te kunnen aanbieden. Vandaar dat in samenwerking tussen het ministerie van Financiën en betrokken organisaties een monitoring vanaf 2011 gewenst is, teneinde conclusies te betrekken bij het Belastingplan 2012. Kan de staatssecretaris dit toezeggen?
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 26
De heer Engels (D66):
De aanvankelijk voorgenomen afschaffing van de heffingskorting van 1,3% in box 1 voor groene en sociaal-ethische beleggingen is als gevolg van het amendement-Slob omgezet in een gefaseerde afbouw in vier jaar. De maatschappelijke en economische effecten worden daardoor minder scherp en voor de korte termijn geeft dat enige rust op de spaar- en beleggingsmarkt. De pijn voor spaarders met meerjarige contracten wordt verzacht en ook aan de leenkant is de pijn minder hevig. Maar het is de vraag of het over vier jaar overblijvende fiscale voordeel van 1,2% vrijstelling op de vermogensrendementsheffing in box 3 op de langere termijn voldoende perspectief biedt om deze groene regelingen met succes te kunnen blijven uitvoeren. Zowel groene beleggers als groene en innovatieve ondernemers komen ontegenzeggelijk in een moeilijker positie. Als spaarders zich uit deze markt terugtrekken loopt de funding voor groene en sociaal-ethische investeringen terug met alle gevolgen van dien.
In dat licht zag ik wel iets in het voorstel van LTO en NVB zoals geformuleerd in hun brief van 27 november. Dat was een kostenneutraal verhaal bestaande uit twee elementen: een stapsgewijze verlaging van de heffingskorting tot 0,8% en een verlaging van het groene beleggingsvolume van 8 mld. naar 5 mld. Het kabinet kwalificeert dit voorstel echter als een openeinderegeling en heeft het om die reden terzijde gelegd. Dat besluit is moeilijk te begrijpen. Uit een nagezonden bericht van LTO en NVB blijkt dat op ambtelijk rijksniveau en volgens het agentschap dat de groenverklaringen afgeeft dit scenario deugdelijk en uitvoerbaar is. Ook de goede collega Essers wees daarop, als ik het mij goed herinner. Waarom grijpt de staatssecretaris deze mogelijkheid, die de derving van inkomstenbelasting neutraliseert, om op deze bijzondere en belangrijke markt continuïteit en stabiliteit te handhaven niet aan? Waarom niet voorop lopen in het waarborgen van een betrouwbare overheid? Waarom niet de kans grijpen om nog scherper afgebakende en daarmee de meest innovatieve projecten te blijven stimuleren? Als er al sprake was van overstimulering, dan is daarvan in de voorgestelde situatie geen sprake meer. Ik zal en wil nooit staatssecretaris van Financiën worden, maar anders zou ik het wel weten. Ik hoor graag meer over de afhoudende instelling van de staatssecretaris. Ik roep hem op om alsnog aan de slag te gaan met deze creatieve en coöperatieve voorstellen.
Handelingen I 2010-2011, nr. 12 – blz. 26-27
Mevrouw Böhler (GroenLinks):
Een belangrijk voorbeeld voor de manier hoe met duurzaamheid wordt omgegaan, is de afschaffing van de heffingskorting op maatschappelijk en groen beleggen. Wij zijn weliswaar blij met de wijzigingen door het amendement, zodat er een soort zachte landing komt, maar het feit blijft dat de heffingskorting op maatschappelijk en groen beleggen wordt afgeschaft, zij het langzamer dan de regering oorspronkelijk van plan was, namelijk pas over vier jaar. De vrijstelling – dat wil ik er meteen bij zeggen – in box 3 wordt gehandhaafd, maar de afschaffing van de heffingskorting zal niet zonder gevolgen blijven. Wij begrijpen die stap ook niet helemaal. De regering heeft zelf toegegeven dat juist de heffingskorting een duidelijk herkenbare stimulans is geweest om in groen en maatschappelijk ethische beleggingen te beleggen. Wat is dan eigenlijk de reden om die heffingskorting niet overeind te laten? Is het enkel en alleen een bezuinigingsmaatregel? Of zit ook hier weer een beleidsvisie achter die ik niet kon zien? In de memorie van antwoord spreekt de staatssecretaris in dit verband van een overstimulering. Andere sprekers hebben daar volgens mij ook al naar verwezen. Ik begrijp dat niet helemaal. Wat bedoelt de staatssecretaris met "overstimulering"? Is de staatssecretaris bereid – ik sluit mij ook hier aan bij vele andere sprekers – om de gevolgen van de afschaffing van de heffingskorting, nu die over een aantal jaren wordt verspreid, jaarlijks te laten evalueren? Daarmee bedoel ik toch ook echt meer dan het doorsturen van monitoringrapporten van anderen aan deze Kamer. Ik bedoel een onafhankelijke evaluatie die de regering laat uitvoeren en die vervolgens aan de Kamer ter beschikking wordt gesteld. Is de staatssecretaris bereid om op dat punt een toezegging te doen? Zo niet, dan overweeg ik in tweede termijn een motie op dat punt in te dienen. Er zijn twee heel kleine lichtpuntjes wat de duurzaamheid betreft en die wil ik niet onvermeld laten: de bpm-regeling die overeind blijft en het stimuleren van elektrische auto’s, maar dat is al met al toch echt bar weinig als het om duurzaamheid gaat.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 14
Staatssecretaris Weekers:
Gevraagd is of ik bereid ben de gevolgen van die afbouw van heffingskortingen te monitoren en of ik bereid ben om ook met de sectoren in overleg te treden over een alternatieve invulling. Dan moet ik toch eerst ingaan op het alternatief van de Nederlandse Vereniging van Banken, dat gisterenavond hier ook is aangehaald. De NVB stelt voor om het ingelegde projectvermogen te reduceren tot 5 mld. Dit leidt niet tot dezelfde bezuiniging als de gefaseerde afschaffing, tenzij ook nog eens flink in de heffingskortingen wordt gesneden of een reductie van de inleg plaatsvindt tot een bedrag lager dan genoemde 5 mld. Gelet op het aantal projecten dat nieuw instroomt en ervan uitgaande dat je de budgettaire taakstelling wilt halen, zou het in wezen betekenen dat de fondsen voor nieuwe projecten gesloten zouden moeten worden. De vraag is of dat in deze Kamer wordt gewenst. Dat zou ertoe leiden dat je het douceurtje voor de banken en voor de bestaande beleggers handhaaft, maar dat er eigenlijk geen enkel nieuw project, zoals een vernieuwend groenproject, een cultureel project of een sociaal-ethisch project, meer mogelijk is. Als je voor dit alternatief zou kiezen, zou je het bestaande nog wel faciliëren, maar dan zou je het voor outsiders of voor iets nieuws afsluiten. Dat kan volgens mij niet de bedoeling zijn. Dat zou met name D66 moeten aanspreken. De heer Essers heeft gisteren gevraagd of ik bereid ben om in de komende jaren eens heel goed te bekijken wat de effecten zijn van een gefaseerde afbouw, conform de motie van de heer Slob van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Zijn er geen projecten die nu eigenlijk tussen wal en schip vallen, maar die je met een concrete regeling wel zou kunnen helpen? Met name de heren De Boer en Essers hebben daar aandacht voor gevraagd. Natuurlijk ben ik bereid om in de komende jaren in de afbouwperiode te kijken of er niet een beter alternatief is dan het alternatief waarvoor wij hebben gekozen in het kader van het regeerakkoord en dat nu in het Belastingplan staat. Op dit moment zien wij dat niet. Het alternatief van de Nederlandse Vereniging van Banken lijkt ons geen beter alternatief. Dat hebben wij bestudeerd, maar om de reden die ik net noemde, is dat geen beter alternatief. Gelet op de budgettaire randvoorwaarden en gelet op het feit dat nu projecten worden gestimuleerd die deze stimulering eigenlijk niet nodig hebben, ben ik natuurlijk bereid om te kijken of er straks niks beters te bedenken is. In het voorkomend Belastingplan zal ik daar dan op terugkomen. Als je toezegt om te monitoren, moet je ook in beginsel bereid zijn om voortschrijdend inzicht te tonen als de feiten daar straks aanleiding toe geven. Monitoren is inderdaad meer, zo zeg ik tegen de heer De Boer, dan louter als postbode fungeren en wat jaarrapportages doorsturen.
De heer Essers (CDA):
Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging om constructief te blijven overleggen met de sector om te zoeken naar alternatieven.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 38
De heer Leijnse (PvdA):
Wat betreft de groene en maatschappelijke beleggingen heeft de staatssecretaris toegezegd om in overleg met de LTO en de bonden te bezien of een aanzienlijke beperking van het volume door het terugdringen van het oneigenlijk gebruik door oneigenlijke fondsen kan worden bewerkstelligd waardoor de budgettaire randvoorwaarden van de maatregel wellicht op andere wijze kunnen worden bereikt. Hij heeft mij ook toegezegd dat dit kan leiden tot een heroverweging van de afbouw van de heffingskorting, zoals die in het amendement-Slob is neergelegd. Dat lijkt mij goed nieuws. Het betekent in feite dat er het komende jaar ruimte ontstaat om in een nieuw debat met de sector goed te kijken naar de soort projecten en de wenselijke en misschien minder wenselijke effecten en om in dat debat ruimte te scheppen om te kijken of die heffingskorting helemaal moet worden afgebouwd of dat die op een wat andere wijze moet worden benaderd. De vrijstelling is uiteraard niet aan de orde.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 39
De heer Essers (CDA):
De staatssecretaris heeft een paar belangrijke toezeggingen gedaan, waarvoor ik dankbaar ben. Zo heeft hij gezegd dat hij met de sector het gesprek zal aangaan over de alternatieve regelingen voor de huidige voorstellen met betrekking tot de afschaffing van de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen. De staatssecretaris zei dat hij de sector uitnodigt voor een gesprek over de vraag of het aanbod van de sector een haalbare kaart is, gegeven de door de staatssecretaris aangegeven kaders. Dat zijn onder andere budgettaire kaders. Ik ben blij dat dit constructieve overleg nu gaat plaatsvinden en dat de mogelijkheid van een heroverweging niet wordt uitgesloten.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 41
De heer De Boer (ChristenUnie):
De staatssecretaris zal de heffingskorting monitoren en is in beginsel bereid, als de feiten daartoe aanleiding geven, om het beleid aan te passen. Hij wil constructief blijven overleggen met de sector.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 44
Mevrouw Böhler (GroenLinks):
Wij zijn uiteraard blij met de toezegging over de evaluatie van de heffingskorting. Ook ik had hierom gevraagd. Ik wil nog wel van de staatssecretaris weten wanneer hij denkt de eerste evaluatie gedaan te hebben – na het eerste jaar natuurlijk – en wanneer hij de Kamer over de uitkomst ervan kan informeren. Ik neem aan dit ergens begin 2012 kan zijn.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 45
De heer Biermans (VVD):
Wij zijn tevreden over het verhaal van de staatssecretaris over de heffingskorting, het monitoren en het overleg met de branche.
Handelingen I 2010-2011, nr. 13 – blz. 46
Staatssecretaris Weekers:
De heer Leijnse was niet geheel volledig als het gaat om mijn toezegging rondom de groene en maatschappelijke beleggingen. Hij heeft daarbij gezegd dat als ik mij openstel voor alternatieven, de vrijstellingen als zodanig niet aan de orde zijn. Ik heb juist tegen de heer Essers gezegd dat ik zal kijken naar het samenstel van de vrijstellingen en de heffingskortingen; de budgettaire taakstelling die in het regeerakkoord is afgesproken. Mocht men vanuit de samenleving met alternatieven komen, zal ik die met name toetsen op de projecten. Het gaat mij er niet om dat banken bepaalde beleggingsvormen in de lucht kunnen houden en ook niet om het geven van een douceurtje aan beleggers. Het gaat mij in wezen om de kern, om de oorsprong, waardoor oorspronkelijk dit soort fiscale faciliteiten in het leven zijn geroepen. In die zin zal de heer Leijnse mijn toezegging moeten verstaan. Het is belangrijk voor de Vereniging van Banken en LTO Nederland dat ze weten dat dit mijn randvoorwaarden zijn.
De heer Leijnse (PvdA):
Dat laatste is duidelijk, maar in het Belastingplan staat dat die vrijstelling voorlopig blijft bestaan. Deze wordt niet aangetast.
Staatssecretaris Weekers:
Dat klopt.
De heer Leijnse (PvdA):
Als de staatssecretaris kijkt naar modaliteiten voor de invoer van het Belastingplan 2011, ga ik er dus van uit dat het niet de vrijstellingen betreft, maar de wijze waarop de heffingskorting wordt afgebouwd.
Staatssecretaris Weekers:
Dat klopt. Het samenstel en de discussie gingen over deze twee maatregelen gezamenlijk. Je hebt de vrijstelling en je hebt de heffingskorting. Dat zorgt ervoor dat door de overheid een rendement wordt geboden van 2,5%. Het kabinet gaat ervan uit dat, met handhaving van de vrijstelling, een rendementsvergoeding van 1,2% voldoende moet zijn. Als de sector betere manieren weet om deze maatschappelijk belangrijke projecten te financieren en in leven te houden en nieuwe projecten te realiseren, dan vind ik dat je naar het geheel moet kijken. Zo heb ik de heer Essers verstaan. Dat was mijn toezegging. Het gaat mij er dus niet om om nu aan die vrijstellingen te morrelen; het gaat om de realisatie van die projecten. Ik denk dat wij het daar uiteindelijk wel over eens worden. Als er door amendering door het lid Slob van de Tweede Kamer iets verandert in het Belastingplan, zal ik uiteraard terugkomen naar beide Kamers. Dat spreekt voor zich.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 13, blz: 37-50
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 13, blz: 2-21
-
behandeling Handelingen EK 2010/2011, nr. 12, blz: 9-32
-
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2016
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 april 2012
nieuwe deadline: 1 juli 2012
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake halfjaarlijks rappel toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen op 24 april 2012
EK, E
-
-
16 september 2011
nieuwe deadline: 1 januari 2012
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 december 2010
nieuwe status: openstaand -
20 december 2010
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie bonusverbod (33.058) (T01528)
De Minister van Financiën, de heer mr.drs. J.C. de Jager, zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe om het bonusverbod binnen drie jaar omvattend en grondig te evalueren. De minister geeft aan daarbij ook de mogelijkheid boetes terug te laten vloeien naar de schatkist te willen betrekken.
Nummer | T01528 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 22 mei 2012 |
Deadline | 1 januari 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | bonusverbod evaluaties |
Kamerstukken | Wet aansprakelijkheidsbeperking De Nederlandsche Bank (DNB) en Autoriteit Financiële Markten (AFM) en bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen (33.058) |
Handelingen I 2011-2012, nr. 4, blz. 8.
De heer Ester (ChristenUnie):
(...)
Ik rond af met een laatste punt. De ChristenUnie-fractie is de minister erkentelijk voor de toezegging die hij in de schriftelijke vragenronde aan de fractie heeft gedaan om de bonusregeling na drie jaar te evalueren. Wij gaan ervan uit dat dit op een grondige, omvattende en gezaghebbende wijze zal gebeuren. Gezien het heftige maatschappelijke debat rond bonussen in de financiële sector kan het belang van een brede en diepgaande evaluatie niet genoeg beklemtoond worden. Wij zien de resultaten van deze studie dan ook met grote interesse tegemoet. Ik vraag de minister om vanmiddag ook hier nog eens publiekelijk te bevestigen dat de bonusregeling stevig geëvalueerd zal worden. Daar zal een juiste maatschappelijke signaalwerking van uitgaan, waarvoor onze dank.
Handelingen I 2011-2012, nr. 6, blz. 29.
Minister de Jager:
(...)
"De heer Ester vraagt of ik kan bevestigen dat de toegezegde evaluatie stevig zal zijn. Dat kan ik toezeggen. Deze zal ik ook doen binnen drie jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel."
Handelingen I 2011-2012, nr. 6, blz. 31.
De heer Ester (ChristenUnie):
(...)
"Wij zijn de minister zeer erkentelijk voor zijn toezegging aan mijn fractie om het bonusverbod binnen drie jaar omvattend en grondig te evalueren. Wij zien uit naar de resultaten daarvan. Dan blijkt of het gemis van zo'n sanctieregeling in het onderzoek naar voren komt en of er behoefte is aan een additionele, aangescherpte en directe sanctieregeling."
Handelingen I 2011-2012, nr. 6, blz. 32.
Minister De Jager:
(...)
"Ben ik bereid om boetes naar de schatkist te heroverwegen? Laten wij dat bij een volgende evaluatie, bijvoorbeeld de evaluatie die ik net heb bevestigd aan de ChristenUnie, nog eens meenemen. Dit is inderdaad geen principieel punt, zoals ik net ook heb gezegd tegen de heer Postema."
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling (zonder stemming aangenomen ) Handelingen EK 2011/2012, nr. 30, item 6, blz. 26- 33
-
behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 30, item 4, blz. 4- 12
-
memorie van antwoord EK, C
-
16 april 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 april 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 16 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, C
-
-
2 oktober 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
11 september 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 juli 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 april 2018
nieuwe deadline: 1 januari 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
23 maart 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 december 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
7 april 2015
nieuwe deadline: 1 januari 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
22 mei 2012
toezegging gedaan
Toezegging Monitoring invloed bankenbelasting op de kredietverlening (33.121) (T01580)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden Essers, De Grave, Sent, Reuten, Backer en Ester, toe tijdig, accuraat en passend te zullen reageren wanneer de groei van de kredietverlening twee kwartalen negatief is. Ook een forse krimp van de bancaire kredietverlening vormt een reden voor de staatssecretaris tot heroverweging. Per kwartaal zal worden gekeken wat de invloed is op de kredietverlening. DNB zal de resultaten monitoren. De resultaten zullen worden gedeeld met de Staten-Generaal. Na drie jaar vindt een complete evaluatie van de bankenbelasting plaats. Afhankelijk van de situatie kan de staatssecretaris, naast het mitigeren c.q. op nul stellen van het tarief van de bankenbelasting, eveneens besluiten tot het verder uitstellen van de invoering van de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel.
Nummer | T01580 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 3 juli 2012 |
Deadline | 1 januari 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) Dr. P. Ester (ChristenUnie) Mr. F.H.G. de Grave (VVD) dr. G.A.T.M. Reuten (SP) Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | bankenbelastingen kredietverlening |
Kamerstukken | Wet bankenbelasting (33.121) |
Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 77
Staatssecretaris Weekers:
Vrijwel alle sprekers – ik noem ze niet allemaal bij naam – stellen mij vragen over de effecten van de bankenbelasting op de kredietverlening. Zo vragen ze mij, een indicatie te geven wanneer het concrete punt wordt bereikt waarop sprake is van een substantieel negatief effect op de kredietverlening. Op voorhand valt geen exact omslagpunt te noemen.
[...]
Ik kan echter wel zeggen wat voor signalen voor mij aanleiding zouden zijn om de bankenbelasting te heroverwegen. Dat is gisteren in de Kamer ook aan de orde gekomen. Een eerste signaal dat ik grondig zal monitoren, is de groei van de kredietverlening. Als deze enkele opeenvolgende kwartalen negatief zal zijn, kunt u allen ervan uitgaan dat bij mij alle alarmbellen afgaan. Ook als er sprake is van een forse krimp van de bancaire kredietverlening, groter dan we de afgelopen tien jaar hebben meegemaakt, is dat voor mij een reden om te heroverwegen. Ook dan zal ik beoordelen of ik instrumenten nodig vind om de kredietverlening minder te belasten. Dat onderstreept dan ook het belang dat de Nederlandsche Bank conform mijn toezegging aan de Tweede Kamer de effecten op de kredietverlening van de verschillende maatregelen waarmee de banken worden geconfronteerd, goed zal monitoren. Op die manier kan, mocht dat nodig zijn, tijdig en accuraat worden gereageerd. Daar sta ik voor.
Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 78
De heer Essers (CDA):
[...] Als het KB eenmaal geslagen is en daarna blijkt dat de kredietverlening echt dramatisch afneemt, hoe gaat de staatssecretaris daar dan mee om?
Staatssecretaris Weekers:
Ik vind dat de zaak gemonitord moet worden. Ik zal niet accepteren dat de kredietverlening dramatisch verslechtert. Daarmee zou je namelijk veel schade toebrengen aan de reële economie. Als dat gebeurt, zal ik de zaak heroverwegen en teruggaan naar het kabinet. Ik zal daar niet lichtvaardig toe overgaan, want het is natuurlijk ook een maatregel in het kader van het begrotingsakkoord 2013. Het is ook niet voor niets dat aan de banken een bijdrage wordt gevraagd voor de impliciete overheidsgarantie. Maar als de reële economie echt fors wordt beschadigd wanneer wij als een blind paard doorgaan, dan zal ik op dat moment moeten kijken welke instrumenten ik beschikbaar heb. Een daarvan is het mitigeren van het tarief of de zaak zelfs verder uitstellen. Dat zou met een spoedwet of zelfs met een begunstigend beleidsbesluit kunnen. Of ik kan bezien of het verder uitstellen van de invoering van de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel wellicht soelaas biedt. Wees ervan overtuigd dat ik dit buitengewoon serieus zal bekijken, maar wel met inachtneming van de context dat van de banken wel een bijdrage wordt gevraagd in de crisis, ook voor de impliciete overheidsgarantie die wordt verstrekt.
[...]
Staatssecretaris Weekers:
[...]
De heren Essers, Van Rey en Ester hebben gevraagd naar het moment waarop kan worden ingegrepen indien uit de resultaten van de monitoring van DNB blijkt dat de kredietverlening substantieel negatief vermindert. De heer Backer vroeg gisteren wanneer ik het experiment bankenbelasting als geslaagd beschouw. Zojuist heb ik al tegen de heer Essers gezegd dat ik zal ingrijpen wanneer bij mij alle alarmbellen gaan rinkelen. Dan zal ik niet dralen en accuraat handelen. DNB zal de eerste resultaten monitoren in de loop van 2013. De resultaten zullen vanzelfsprekend worden gedeeld met de Staten-Generaal. Na drie jaar vindt een complete evaluatie van de bankenbelasting plaats. Als de tarieven op dat moment in het meest extreme geval op nul zouden zijn gesteld vanwege de monitoring, dan is het geen geslaagd experiment, zo zeg ik tegen de heer Backer.
Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 79
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Bij mij gaan de alarmbellen niet rinkelen als er één maand even een terugval is, maar wel als dat een aantal maanden op rij zo is. Als er twee kwartalen sprake is van een krimp in de economie, dan spreken wij van een recessie. Als er twee kwartalen sprake is van krimpende kredietverlening, dan zijn de effecten zodanig substantieel dat ik word genoopt tot ingrijpen.
[...]
De heer Van Rey (VVD):
Ik kom even terug op de rinkelende alarmbellen bij krimp of bij tegenvallende kwartalen. De staatssecretaris zei dat er dan tijdig en accuraat kan worden ingegrepen. Het belangrijkste woord heb ik daarbij gemist, namelijk "passend".
Staatssecretaris Weekers:
Dat spreekt toch voor zich.
De heer Van Rey (VVD):
Ik wil het toch even vastgelegd hebben. Bedoelt de staatssecretaris naast tijdig en accuraat ook passend?
Staatssecretaris Weekers:
Tijdig, accuraat en passend. Afhankelijk van de analyse betekent dat bijvoorbeeld dat je de ex ante financiering van het depositogarantiestelsel nader moet faseren. De procedure omtrent de richtlijn in Europa is ook nog niet afgerond. We hebben dus nog wel wat tijd. Als het probleem partieel is en niet generiek omdat je nog steeds een toename ziet van de kredietverlening, dan zul je andere maatregelen moeten treffen dan wanneer het zwarte scenario dat de Nederlandsche Bank in zijn laatste brief schetst, zich zal voltrekken. Als dat laatste het geval is, moet je stoppen met het innen van de bankenbelasting.
Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 88
De heer Essers (CDA):
[...] Ik ben blij met de veel duidelijkere toezeggingen van de staatssecretaris over het monitoren van de effecten op de kredietverlening. Dat is toch echt wat anders dan de vinger aan de pols houden. We hebben duidelijk gehoord dat per kwartaal wordt gekeken wat de invloed is op de kredietverlening en dat indien noodzakelijk onmiddellijk kan worden ingegrepen. Dat kan op verschillende manieren, maar belangrijk is dat we niet moeten wachten tot het Belastingplan 2014, maar dat er direct wordt ingegrepen, als de noodzaak daar is.
Handelingen I 2011-2012, nr. 36 – blz. 90-91
Staatssecretaris Weekers:
Dan heeft de heer Reuten nog gezegd: als je twee kwartalen achter elkaar de kredietverlening ziet dalen en je gaat over tot heroverweging, pas dan op dat je toch ook kijkt naar de effecten die "Basel" ook daadwerkelijk beoogt, dat er minder leverage plaatsvindt. Natuurlijk zal ik die ook wel in ogenschouw nemen, maar ik zal, zoals ik de Kamer daarstraks heb toegezegd, kijken naar dat complex van maatregelen waarvan de bankenbelasting er een is. Dat mag in elk geval niet de reële economie schaden. Dat is volgens mij de portee van de zorg in deze Kamer.
De heer Van Rey heb ik al bediend met de toezegging rondom de brief en met de toezegging rondom daadkracht. Ik zal ingrijpen als het nodig is, maar ik hoop van ganser harte dat het niet nodig is. Dan gaat het namelijk beter met de Nederlandse economie. Ik denk dat iedereen dat zal onderschrijven. Ik zal tijdig, accuraat en passend ingrijpen als dat nodig is, maar ik hoop dat het niet hoeft.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2011/2012, nr. 36, item 8, blz. 77-91
-
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
26 april 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
2 februari 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
26 januari 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
19 januari 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
19 januari 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
23 juni 2015
nieuwe deadline: 1 januari 2016
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
1 juni 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
7 april 2015
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 juli 2012
toezegging gedaan
Toezegging Mogelijkheden mitigeren gevolgen onderscheid commerciële en fiscale waarderingsstelsels bij pensioenen in eigen beheer (33.402 / 33.403 / 33.405 / 33.407) (T01732)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van de leden Bröcker (VVD) en Essers (CDA), toe te bezien of er mogelijkheden zijn om de gevolgen van het huidige onderscheid tussen commerciële en fiscale waarderingsregels bij pensioen in eigen beheer te mitigeren en de Kamer hierover uiterlijk op Prinsjesdag 2013 te berichten.
Nummer | T01732 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 18 december 2012 |
Deadline | 1 mei 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. W.L.J. Bröcker (VVD) Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | eigen beheer pensioenen waarderingsstelsels |
Kamerstukken | Wet verhuurderheffing (33.407) Wet herziening fiscale behandeling eigen woning (33.405) Overige fiscale maatregelen 2013 (33.403) Belastingplan 2013 (33.402) |
Handelingen I 2012-2013, nr. 18 – blz. 97
Staatssecretaris Weekers:
[...]
Ik ben mij ervan bewust dat het hanteren van twee waarderingsstelsels naast elkaar kan leiden tot onduidelijkheden en naar het gevoel van sommigen ook tot onevenwichtigheden. Om die reden zeg ik toe te kijken of er mogelijkheden zijn om de gevolgen van het huidige onderscheid tussen commerciële en fiscale waarderingsregels bij pensioen in eigen beheer te mitigeren. Ik stel voor dat ik de Kamer uiterlijk op Prinsjesdag hierover bericht.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2012/2013, nr. 12, item 18, blz. 96-126
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 april 2015
nieuwe deadline: 1 mei 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2014
nieuwe deadline: 1 juli 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 december 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 maart 2013
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief inzake fiscale toezeggingen en moties Eerste Kamer
voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën op 9 april 2013
EK, N
-
-
18 december 2012
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) (T01865)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Wet houdbare overheidsfinanciën te evalueren en daarbij de ontwikkeling van investeringen en andere factoren die het EMU-saldo van de decentrale overheden hebben beïnvloed betrekken. Medio 2015 wordt hier voor het eerst naar gekeken.
Nummer | T01865 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 26 november 2013 |
Deadline | 1 juli 2018 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | evaluaties houdbare overheidsfinanciën |
Kamerstukken | Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37
De heer Ester (ChristenUnie): De Wet Hof zal geëvalueerd worden. Is er overigens een reden dat het voorstel hiertoe niet zelf in de wet is opgenomen? Mijn fractie vraagt de minister, vooral de investeringskwestie een grote rol in de evaluatie te laten spelen. Dat is immers een kernpunt in de discussie tussen het Rijk, de gemeenten, provincies en waterschappen. Kan de minister dit toezeggen? Hier staan grote sociaaleconomische belangen en werkgelegenheidsbelangen op het spel. Decentrale overheden, zeker ook gemeenten, krijgen de komende paar jaar al genoeg voor de kiezen in het kader van de grote decentralisatietrajecten rond werk, jeugd en zorg.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 70
Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd waarom de wet geen evaluatiemoment bevat. Hij heeft ook gevraagd of er in de evaluatie aandacht zal zijn voor de investeringsniveaus. Zoals net al is gezegd, is met de decentrale overheden afgesproken dat medio 2015 wordt bezien of de verwachte daling van de norm zich ook aftekent en of de afgesproken verdere daling in 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is. De realisaties van het saldo in de dan achterliggende jaren dienen dan als input. Ook zullen wij de ontwikkeling van investeringen en andere factoren die het EMU-saldo van de decentrale overheden hebben beïnvloed, daarbij betrekken en bekijken of het verantwoord is om de tekortnorm geleidelijk aan te verlagen op weg naar dat begrotingsevenwicht op de middellange termijn. Het financieel akkoord dat wij met de decentrale overheden hebben gesloten, is een logische plek voor deze afspraak. Dat bestuurlijk overleg wordt dan hervat. Nogmaals, in de wet zelf zijn geen normen vastgelegd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 13 blz. 66-80
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 10, blz. 29-39
-
24 september 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 december 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 september 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 september 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Aanpassing zinsnede artikel 2b, lid 1, Wet verplicht schatkistbankieren, inzake negatieve rente (33.540) (T01868)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Reuten (SP), toe dat bij de eerstvolgende wijziging van de wet verplicht schatkistbankieren in artikel 2b, lid 1, de zinsnede "de rente kan niet negatief zijn" wordt vervangen door "de rente zal niet negatief zijn".
Nummer | T01868 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 26 november 2013 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | dr. G.A.T.M. Reuten (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | schatkistbankieren |
Kamerstukken | Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden (33.540) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 30
De heer Reuten (SP): (...) luidt artikel 2b, lid 1: "Openbare lichamen ontvangen rente over de liquide middelen die zij in 's Rijks schatkist aanhouden. De rente kan niet negatief zijn." Ik neem aan dat in het laatste zinnetje bedoeld is "de rente zal niet negatief zijn" want het kan uiteraard wel. Ik vraag de minister om dit bij de eerstvolgende gelegenheid te wijzigen.
Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 73-74
Minister Dijsselbloem: De heer Reuten heeft een opmerking gemaakt over de zinsnede "De rente kan niet negatief zijn". Hij zei dat daar moet staan: "De rente zal niet negatief zijn." Hij heeft gelijk. Bij een volgende wijziging van het wetsvoorstel zal dat worden gecorrigeerd. Want het kan natuurlijk wel, maar het is een beleidsmatige keuze om de rente niet negatief te laten zijn.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 13 blz. 66-80
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 10, item 10, blz. 29-39
-
12 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 januari 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 april 2015
nieuwe deadline: 1 januari 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging In Miljoenennota ingaan op overschot lopende rekening (33.750) (T01873)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe in de Miljoenennota aandacht te zullen besteden aan het overschot op de lopende rekening.
Nummer | T01873 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2013 |
Deadline | 1 december 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | lopende rekening |
Kamerstukken | Miljoenennota 2014 (33.750) |
Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 99-100
De heer De Grave (VVD):
[...]
Is de minister bereid om toe te zeggen dat hij bij de volgende Miljoenennota iets meer zal zeggen over het overschot op de lopende rekening? Waar slaat dit neer? Ik heb het idee dat het in belangrijke mate neerslaat bij het Nederlandse bedrijfsleven, vooral het grotere bedrijfsleven. Inmiddels staat dat er gelukkig goed voor, zoals de heer Knot ook al eens heeft opgemerkt. De vraag is wat men hiermee doet. Zouden er beleidsmatige mogelijkheden zijn om dit wat meer te laten leiden tot rechtstreekse investeringen in Nederland? Als zij zo veel kunnen exporteren, waarom zou er dan niet meer in Nederland worden geïnvesteerd? Ik vraag de minister om daar wat meer inzicht in te geven en hiervan ook wat meer beleidsmatige analyses te maken.
Handelingen I 2013-2014, 33750, nr. 9 - blz. 103
Minister Dijsselbloem:
[...]
De heer De Grave heeft ook gevraagd naar het overschot op de lopende rekening en vroeg waar dat neerslaat. Ik heb daarvan al een indicatie gegeven. Hij heeft gevraagd of daaraan in de Miljoenennota meer aandacht kan worden besteed. Ik zeg dat zonder meer toe. Wij zullen in het beschouwende deel van de Miljoenennota ingaan op dit thema. Hoe ziet het eruit voor Nederland? Waar komt het terecht? Wat doen wij er eigenlijk mee?
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene financiële beschouwingen Handelingen EK 2013/2014, nr. 9, item 11, blz. 76-106
-
21 maart 2017
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 december 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 april 2015
nieuwe deadline: 1 januari 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 maart 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2013
toezegging gedaan
Toezegging Toezending uitwerking toekomstperspectief pensioenen in eigen beheer (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01958)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA) en Bröcker (VVD), toe om de drie in de brief van 6 december 2013 over pensioenen in eigen beheer (33 752, E) genoemde opties voor het oplossen van de knelpunten die bij het pensioen in eigen beheer zijn geconstateerd, nader uit te werken en opties te verkennen om belemmeringen weg te nemen. De staatssecretaris streeft naar aanbieding hiervan aan de Kamers in het voorjaar van 2014.
Nummer | T01958 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 17 december 2013 |
Deadline | 1 juli 2014 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. W.L.J. Bröcker (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | pensioen in eigen beheer pensioenen |
Kamerstukken | Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755) Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754) Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753) Belastingplan 2014 (33.752) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 19
Staatssecretaris Weekers:
[...]
De heer Essers vraagt mij om een reactie op de voorstellen van het Register Belastingadviseurs, naar aanleiding van mijn brief over pensioen in eigen beheer. Deze voorstellen komen neer op een aanpassing van het door de Belastingdienst uitgevoerde beleid, te weten de uitleg aan het begrip "waarde in het economisch verkeer" van de pensioenverplichtingen. De uitleg van de Belastingdienst is gebaseerd op de wet en op jurisprudentie, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere situatie van eigen beheer. Ik zie de problematiek waarmee men te maken heeft. Ik heb deze uitvoerig geschetst in de brief over pensioen in eigen beheer. De gehanteerde rente en de fiscale benadering wijken af van de commerciële benadering. De benadering in de Vpb wijkt af van die in de loonbelasting.
In de loop van de tijd, ook als gevolg van jurisprudentie en allerlei reparatiewetgeving, is er een uitermate complex systeem ontstaan. Het zou mij een lief ding waard zijn als we het systeem fors kunnen vereenvoudigen. Daarbij moet ik wel rekening houden met budgettaire consequenties van wijzigingen in het systeem. De optie die ik heb geschetst om de commerciële benadering te hanteren, kost 1 miljard. Dat geld heb ik niet. Het zou minder kosten als de marktrente dichter in de buurt van 4% komt. Dan kun je het systeem aanpassen.
De tweede benadering leidt ook tot budgettaire consequenties. De derde benadering leidt tot een forse vereenvoudiging. Ik hoop dat ik in beide Kamers steun kan krijgen voor een vereenvoudiging voor de middellange en de langere termijn. Dat betekent dat je minder specialisten nodig hebt om je pensioen in eigen beheer op te bouwen. Ik snap dat belastingadviseurs liever producten hebben waarbij zij echt nodig zijn om die producten te verkopen. Ik kijk even in de richting van de heer Essers en de heer Bröcker. Ik vind dat we toch met elkaar moeten bekijken hoe we de zaak kunnen versimpelen. Dat is goed voor de ondernemer en het is goed voor de Belastingdienst. Die kan dan namelijk ook met 65 mensen minder toe. Ik wil echter niet de rechten aantasten van mensen die pensioen in eigen beheer hebben opgebouwd en dit bijvoorbeeld in een stichting hebben zitten of dit in een stichting willen zetten.
Ik zal hier nog eens even heel goed naar kijken. Ik ga graag de discussie met beide Kamers aan over het toekomstperspectief. Dat wil ik graag nader uitwerken, maar alleen als ik van de Kamers hoor dat ze het de moeite waard vinden. Op de korte termijn zal ik ook bekijken wat de consequenties zijn van het wegnemen van belemmeringen, zoals beide senatoren hebben gevraagd. Ik sluit niet uit dat er ook in variant twee sprake zal zijn van substantiële budgettaire consequenties. Tussen gisteren en vandaag is het mij uiteraard niet gelukt om dit nauwkeurig te bekijken. Ik zeg het wel graag toe. Ik zal daar begin volgend jaar op terugkomen. Het liefste heb ik iets wat in het kader van een uitvoeringsregeling simpel te hanteren is en waar de praktijk iets mee kan, zonder dat ik boze blikken krijg van de minister van Financiën omdat ik belastinginkomsten laat weglopen.
De heer Essers (CDA):
Kan de staatssecretaris iets specifieker zijn? Hij heeft het over begin volgend jaar. Hoe is de procedure? Welke stappen worden gezet? Het kabinet zet zwaar in op extra dividenduitkeringen, maar als deze zo belemmerd worden door de problematiek van pensioen in eigen beheer, komt er niet veel van. Dat is een kwestie van inschatting. Welke concrete stappen gaat de staatssecretaris zetten?
Staatssecretaris Weekers:
Ik hoor heel graag de opvatting van het parlement over het toekomstperspectief. Dat maakt het voor mij wat eenvoudiger om iets voor de korte termijn te doen en voor te sorteren op het toekomstperspectief. Als een kortetermijnoplossing geld kost maar we met elkaar een commitment hebben voor de wijze waarop we dat verder willen regelen, kan ik een en ander ook budgettair beter inpassen. Als we bijvoorbeeld de derde variant uitwerken en ik commitment heb van beide parlementen voor de contouren en de budgettaire consequentie, ben ik gaarne bereid om vooruitlopend daarop verlichting te bieden, zodat de dga's tot die dividenduitkering kunnen komen. Volgens de huidige benadering kan dit namelijk niet.
De heer Essers vraagt wanneer ik daarmee kom. Het hangt ervan af hoe er wordt omgesprongen met de brief die in beide Kamers ligt. Ik snap ook dat het weinig zin heeft om na de zomer over het jaar 2014 te spreken. Ik streef dus naar het einde van het eerste kwartaal, ergens in het voorjaar.
Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 22
De heer Bröcker (VVD):
[...]
Dank voor de toezegging om naar de problematiek rond dga-pensioenen te kijken. Ik schrok wel van het bedrag aan beklemd vermogen over 2009 van 34 miljard. Gezien de renteontwikkeling in de periode 2009–2014 kan er zo maar een flinke verhoging plaatsvinden. Ik wil het niet over een verdubbeling hebben, maar het gaat zeker om een aanzienlijk bedrag.
Wij steunen de verkenning van de staatssecretaris op korte termijn naar structurele oplossingen. Wij hopen ook dat hij de komende maanden in de door hem geschetste tweede optie stappen kan zetten. Naar ik begrepen heb, zijn er voldoende opties om dat budgettair-neutraal te doen. Wij wachten met spanning op de uitkomsten van de toezeggingen van de staatssecretaris op dat punt.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 14, item 2, blz. 2-27
-
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 maart 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over oplossingsrichtingen op het gebied van het pensioen in eigen beheer (PEB); oudedagssparen in eigen beheer of uitfaseren van PEB?
EK, AB
-
-
Bijlagen bij 33.752, AB: Beantwoording (technische) vragen AO 24 september 2015 in de Tweede Kamer (bijlage 1) en Enkele andere opties en een aandachtspunt (bijlage 2)
-
-
7 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 juli 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 april 2014
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 december 2013
toezegging gedaan
Toezegging Wetswijziging inzake partnerbegrip bij opvangsituaties (34.002) (T02078)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe in de loop van 2015 te komen met een voorstel voor een wetswijziging inzake het partnerbegrip voor de situatie waarin een volwassene met kind die gehuisvest wordt in een opvanghuis met een andere onbekende volwassene, verplicht de fiscaal- en toeslagpartner wordt van die andere persoon en vice versa. Of de wetswijziging ruimhartig zal terugwerken, is een onderzoeksvraag die bij de voorbereiding meegenomen wordt.
Nummer | T02078 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 december 2014 |
Deadline | 1 juli 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | fiscaal en toeslagpartner huisvesting in opvanghuis partnerbegrip |
Kamerstukken | Belastingplan 2015 (34.002) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 13, item 4 - blz. 4
De heer Essers (CDA):
Alle redelijkheid lijkt te zijn weggevallen als het gaat om de toepassing van het partnerbegrip bij opvangsituaties. Indien een persoon die dakloos is of bijvoorbeeld is weggelopen van een gewelddadige echtgenoot in een opvanghuis terechtkomt en met meerdere personen in wisselende combinaties met en zonder kinderen in dit tehuis woont, kunnen er ongewenste gevolgen optreden voor de regeling van onder andere de toeslagen. Als namelijk twee volwassenen op hetzelfde adres zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen en op dit adres een kind van een van hen staat ingeschreven, zijn ze voor de inkomstenbelasting en toeslagen verplicht partners. Er is slechts een tegenbewijsmogelijkheid opgenomen voor het geval van huur of onderhuur. De leden van de CDA-fractie roepen de regering op om aan deze absurde situatie, waarin mensen die niets met elkaar te maken hebben maar alleen toevallig in hetzelfde opvanghuis tijdelijk terecht zijn gekomen, als partners worden aangemerkt, een einde te maken. Dreigt hier niet de voorspelling van Stephen Hawking dat robots de mens gaan domineren waarheid te worden? Uiteindelijk moet de mens toch altijd in staat zijn om absurde uitkomsten van een computermodel te repareren? In dit verband ben ik blij met de opmerking van de staatssecretaris in de nota naar aanleiding van het verslag dat er op ambtelijk niveau een gesprek is geweest met de Federatie Opvang. We zijn uiteraard benieuwd of dit gesprek de staatssecretaris al tot de beslissing heeft gebracht om in dezen een uitzondering op het partnerbegrip te maken. Het zou in deze donker dagen voor Kerst een mooi gebaar zijn.
Handelingen I 2014-2015, nr. 14, item 11 - blz. 3
Staatssecretaris Wiebes:
De heer Essers heeft mij gevraagd of ik bereid ben om een uitzondering te maken op het partnerbegrip. Ik heb vanochtend een brief hierover gestuurd naar deze Kamer en naar de Tweede Kamer. Ik heb toegezegd om hierover te spreken. We hebben bekeken of er praktische oplossingen waren. Praktisch gesproken waren die praktische oplossingen er niet, maar ik ben bereid om na te denken over een of andere uitzonderingsvorm. In de loop van volgend jaar zal ik daarvoor een voorstel doen, zodat dit geval, ook naar het oordeel van de heer Essers, op een passende manier kan worden vormgegeven.
Handelingen I 2014-2015, nr. 14, item 11 - blz. 20
De heer Essers (CDA):
Ik kom te spreken over de wettelijke oplossing die is toegezegd voor de situatie van opvangtehuizen en de werking van de partnerregelingen bij de belastingen en toeslagen. Ik ben blij dat er een wettelijke oplossing komt. Het verbaast mij enigszins dat er geen praktische oplossing denkbaar was, want als het wettelijk kan, zou het praktisch toch eigenlijk ook moeten kunnen. Zo lijkt het in ieder geval. Graag zou ik willen weten om welke termijn het in dit verband gaat. De staatssecretaris zegt dat hij volgend jaar met een wetswijziging komt. Ik mag aannemen dat die zo ruimhartig mogelijk gaat terugwerken, zodat zo min mogelijk mensen geconfronteerd worden met de moeilijke situatie dat ze in een keer partner worden van iemand die ze helemaal niet kennen.
Handelingen I 2014-2015, nr. 14, item 11 - blz. 28
Staatssecretaris Wiebes:
De heer Essers heeft gevraagd op welke termijn wij het partnerbegrip werkend hebben. Een voorstel tot wijziging in de loop van volgend jaar zou haalbaar moeten zijn. De vraag of het ruimhartig terugwerkt, neem ik even als onderzoeksvraag mee. Ik interpreteer het vooralsnog als een wens. Op die wens heb ik het antwoord nog even niet, maar hij is genoteerd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 14, item 11
-
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 december 2014
toezegging gedaan
Toezegging Voorstellen verbetering systematiek EU-begroting (34.085 V) (T02112)
De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Strien, toe dat de minister van Financiën een brief zal sturen met daarin concrete voorstellen tot verbetering in de systematiek van de EU-begroting.
Nummer | T02112 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 31 maart 2015 |
Deadline | 1 januari 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | ir. drs. G.A. van Strien (PVV) |
Commissie | commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | EU-begroting systematiek |
Kamerstukken | Wijziging begrotingsstaten Buitenlandse Zaken 2014 (najaarsnota) (34.085 V) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 26, item 7, blz. 6
Minister Koenders:
De heer Van Strien (PVV):
Als ik het goed begrijp, gaat de minister de Kamer een brief sturen. In die brief gaat hij een aantal vragen, dat nu is gesteld, beantwoorden. Mag ik ervan uitgaan dat de minister ook mijn vragen beantwoordt, in die zin dat ik een vergelijking krijg met alle bni's, inclusief de schattingen, die daar een onderdeel van vormen, van alle lidstaten die deze bijdrage voor de EU samen leveren? Als ik het zo formuleer, mag ik ervan uitgaat dat die cijfers in de brief komen?
Minister Koenders:
Dat is niet de toezegging die ik heb gedaan. Ik heb geen toezegging gedaan over het schrijven van een brief. Ik heb aangegeven dat de minister van Financiën de Kamer een brief zal schrijven. In die brief wordt ingegaan op de mogelijkheden om het systeem te verbeteren.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 26, item 7
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 maart 2015
toezegging gedaan
Toezegging Vermogen resolutiefonds (34.155) (T02168)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Prast (D66), toe het risico dat het vermogen dat in het resolutiefonds wordt opgebouwd weer wordt belegd in systeembanken, in de gaten te houden.
Nummer | T02168 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 september 2015 |
Deadline | 1 januari 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. H.M. Prast (PvdD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Resolutiefondsen systeembanken |
Kamerstukken | Goedkeuring Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (34.155) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 39, item 7 - blz. 2
Mevrouw Prast:
Volgens het wetsvoorstel moeten de beleggingen voldoende geografisch en sectoraal gespreid zijn. Dit suggereert dat het fonds in de private sector belegd mag worden. Mijn fractie hoort graag van de minister of dit klopt. Zo ja, dan is mijn fractie benieuwd of het fonds belegd mag worden in aandelen en obligaties van systeembanken. Wij zien niet dat het wetsvoorstel dit uitsluit. Mijn fractie heeft de minister in de schriftelijke ronde gevraagd hoe wordt vermeden dat de waarde van het fonds meebeweegt met die van de banken. De minister antwoordt dat correlatie beperkt lijkt, omdat banken veel minder liquide activa aanhouden dan het afwikkelingsfonds. Is dit volgens de minister de enige vorm van correlatie? Als het fonds belegt in systeembanken, beweegt de waarde van de beleggingen van het fonds toch mee met die van de banken die het fonds eventueel moet helpen afwikkelen? En betekent het ook niet dat het fonds dan zelf een van de onverzekerde crediteuren is, die vallen onder een bail-in? Hoe denkt de minister te voorkomen dat besluitvorming in geval van dreigend falen hierdoor oneigenlijk wordt beïnvloed? En wat als het fonds belegt in beursgenoteerde bedrijven die crediteur zijn van de bank die in problemen komt, in bedrijven die daar rekeningen aanhouden? Leidt de bail-in dan niet tot waardedaling van het bedrijf en dus tot een vermindering van het fondsvermogen, juist op het moment dat het fonds het meest nodig is?
Handelingen I 2014-2015, nr. 39, item 7 - blz. 11
Minister Dijsselbloem:
Mevrouw Prast heeft een opmerking gemaakt over het risico dat het vermogen dat in het resolutiefonds wordt opgebouwd, weer wordt belegd in systeembanken. Dat kan een geweldig soort kruisrisico opleveren in het geval van een bankencrisis. Ik ben het met haar eens dat wij daar zeer terughoudend mee moeten zijn of er zelfs van zouden moeten afzien. Zoals ik al zei, is het gedelegeerd aan de Commissie om er nadere regels voor te stellen en is het vervolgens aan het bestuur van het fonds om dat prudent te doen. Ik zal dit punt wel in de gaten houden, zeg ik mevrouw Prast toe. Ik verwacht overigens dat de meeste middelen met hopelijk de nodige prudentie en met de nodige spreiding in staatsobligaties zullen worden belegd.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 39, item 7
-
21 februari 2017
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2015
toezegging gedaan
Toezegging Informeren van de Kamer over Banking Structural Reform verordening (34.155) (T02169)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Apeldoorn (SP), toe de Kamer met grote regelmaat te informeren over de voortgang van de onderhandelingen over de Banking Structural Reform verordening.
Nummer | T02169 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 september 2015 |
Deadline | 1 januari 2018 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Banking Structural Reform |
Kamerstukken | Goedkeuring Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (34.155) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 39, item 7 - blz. 6
De heer Van Apeldoorn:
Is de minister het met ons eens dat het probleem van too big to fail nog altijd niet is opgelost met deze bankenunie, en dat het resolutiefonds die oplossing ook niet gaat bieden? En dat terwijl er toch veel simpelere en doeltreffendere oplossingen denkbaar zijn. Als we nu eindelijk eens echt werk zouden maken van bijvoorbeeld de aanbeveling van de commissie-De Wit om banken te splitsen in een zakendeel en een nutsdeel, en als we banken kleiner, nationaler, in plaats van steeds groter en internationaler zouden maken, zouden we dan niet al een heel eind op weg zijn? Knip de banken op en zorg ervoor dat ze niet langer too big to fail zijn. Als we vervolgens het spaardeel van de banken in overheidshanden zouden brengen, er echte openbare nutsbedrijven van zouden maken, dan zouden we al helemaal op de goede weg zijn. Immers dit deel van het bankwezen vervult een kerntaak van publieke dienstverlening en mag daarom ook niet failliet gaan. De logica gebiedt dat wat niet failliet mag gaan, ook niet in private handen mag zijn. Dat is toch een logica die elke rechtgeaarde aanhanger van de vrijemarkteconomie zou moeten aanspreken, evenals elke rechtgeaarde socialist of sociaaldemocraat. Als we ook die vervolgstap zouden nemen, dan zou het overgebleven private deel van de bankensector, daar waar grote winsten gemaakt worden in het casino van de mondiale kapitaalmarkten, met alle risico's van dien, ook gewoon failliet kunnen gaan. Dan heb je het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds in onze visie helemaal niet nodig. En dan zouden we niet weer een nieuwe stap hoeven nemen die leidt tot een verdere uitholling van de nationale democratie.
Handelingen I 2014-2015, nr. 39, item 7 - blz. 12
Minister Dijsselbloem:
De heer Van Apeldoorn heeft nog gevraagd, als je alles overziet, of de too-big-to-failproblematiek is opgelost. Hij zou graag een ja of nee horen. Er ligt nog één bouwsteen die niet is uitgevoerd. Dat is het rapport van Liikanen. Dat gaat over het scheiden binnen een bank of het uit elkaar trekken buiten de bank van zaken en nutsactiviteiten. De onderhandelingen daarover vinden nog plaats in Brussel, in de Raad en in het Parlement. Het Parlement moet er nog een positie over innemen. Het gaat over de Banking Structural Reform verordening. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer met grote regelmaat wordt geïnformeerd over de voortgang daarmee. Nederland is overigens grosso modo tevreden over de voorstellen van de Commissie op dat punt. Wij denken dat de verdere scheiding van activiteiten de stabiliteit in de sector nog verder zal verbeteren.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2014/2015, nr. 39, item 7
-
3 april 2018
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 maart 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 september 2017
nieuwe deadline: 1 januari 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 februari 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 september 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 oktober 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
publicatie wet
nr. 339
-
-
8 september 2015
toezegging gedaan
Toezegging Informeren over gefaseerde verdere digitalisering van berichtenverkeer via de berichtenbox / gewenningsperiode (34.196) (T02170)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Knapen (CDA), toe voor de aangifte inkomstenbelasting, de uitnodiging daartoe en voor de voorlopige en definitieve aanslagen een gewenningsperiode van twee jaar te hanteren.
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prast (D66), toe alle berichten op het gebied van de invordering van belastingen en toeslagen de komende jaren nog op papier verzonden worden.
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Prast (D66), toe vooraf de Kamer te informeren over (de toename van) het gebruik van de Berichtenbox en over digitalisering van genoemde berichten.
Nummer | T02170 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 6 oktober 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Dr. H.P.M. Knapen (CDA) Prof.dr. H.M. Prast (PvdD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | aangiften aanmaningen belastingen Berichten berichtenbox gewenningsperiode inkomstenbelasting invorderingen toeslagen |
Kamerstukken | Wet elektronisch berichtenverkeer belastingdienst (34.196) |
Handelingen I 2015-2016, nr. 3, item 9 - blz. 1
De heer Knapen (CDA):
Onze fractie had gevraagd of de staatssecretaris niet een wat langere gewenningsperiode dan één jaar zou kunnen betrachten waarin zowel op papier als digitaal kan worden gecommuniceerd. Daarop antwoordt hij: voor de Belastingdienst is het onmogelijk tot in lengte van jaren twee processen naast elkaar te laten lopen. Dat begrijp ik, en daarom hadden we dat ook niet gevraagd. Er is een verschil tussen wat we hadden gevraagd, namelijk wat langer, en wat de staatssecretaris antwoordt, namelijk tot in lengte van jaren. Graag ontvang ik een reactie van de staatssecretaris.
Handelingen I 2015-2016, nr. 3, item 9 - blz. 3
Mevrouw Prast (D66):
In de schriftelijke ronde heb ik de staatssecretaris gevraagd of de Belastingdienst net als DUO ook de aanmaningen digitaal zal versturen. De staatssecretaris antwoordt dat dit nog niet bekend is en mede bepaald zal worden door de ervaringen, maar dat dit op enig moment wel het geval zal zijn. Betekent dit dat de Belastingdienst nog niet weet op welke wijze hij volgend jaar aanmaningen zal versturen? Of dat aanmaningen volgend jaar nog op papier verstuurd zullen worden?
Handelingen I 2015-2016, nr. 3, item 9 - blz. 3/4
Mevrouw Prast (D66):
eerder zei hij in de Tweede Kamer: als 30% van de belastingbetalers zijn berichtenbox nog niet eens heeft geactiveerd, zegt dat wel wat. Op dit moment is dat percentage meer dan twee keer zo hoog, 80. Zegt dat niet genoeg?
Handelingen I 2015-2016, nr. 3, item 9 - blz. 9
Staatssecretaris Wiebes:
Waar richten we ons op? We richten ons op wat ik noem een intelligente invoering. Dat betekent stap voor stap. Een stap is getest en geslaagd voordat je een volgende stap neemt. Je begint met de veiligste stromen. Je begint dus typisch met de jaarberichten. Bij toeslagen begin je bij de automatische continueerbrief van toeslagen. Als je daar niets mee doet of die niet ontvangt, gaat het niet mis. Je begint natuurlijk niet met de bezwaarschriften of de aanmaningen. Mevrouw Prast noemde de dwangbevelen. Nou, die komen niet in aanmerking om in het begin van dit traject te worden meegenomen. Dat is vragen om ellende. Elke keer als we een stap doen, lopen we een jaar parallel met papier en digitaal. Moet het meer dan een jaar zijn, dan wordt het meer dan een jaar. Maar een invoeringstraject, een tijdpad is er daarmee niet. Er is gevraagd of het tijdpad niet te overspannen is, maar er is geen tijdpad. Als het slaagt, dan maken we de volgende stap. Als het nog niet slaagt, dan kijken we waaraan dat ligt en repareren we het. We monitoren het gebruik. Wordt het gelezen? Bij wie wordt het wel en bij wie wordt het niet gelezen? Waaraan zou dat kunnen liggen? Wat kunnen we daarop verzinnen? De Belastingdienst wordt daarbij geholpen door mensen die we zelf in dienst hebben: nudgingspecialisten. Ik weet niet of dat woord in de Van Dale staat en of de woordvoerders daar "loop heen" bij denken of dat zij er juist academisch in geschoold zijn. De nudgingspecialisten van de Belastingdienst lokken en framen iedereen naar het juiste digitale gebruik. Er zijn experts bij betrokken van Universiteit Twente, die bij iedere stap bekijken of het een geslaagde stap is. Als het dat niet is, dan zijn we niet aan de volgende stap toe. Als de automatische continueerbrief niet goed wordt gelezen, geopend en geraadpleegd, zijn we ook aan de bezwaarschriften en de aanmaningen niet toe.
Kamerstukken 2015- 2016, 34196, D - blz. 1
Staatssecretaris Wiebes:
De heer Knapen (CDA) heeft voorgesteld om een langere gewenningsperiode dan de voorziene periode van een jaar per een jaar per berichtenstroom te hanteren. Omdat ik met uw Kamer van mening ben dat het van groot belang is dat burgers voldoende gewend raken aan het elektronisch berichten verkeer, zie ik in het voorstel van verlenging van de gewenningsperiode een duidelijke meerwaarde. In dat licht wil ik aan deze wens tegemoet komen. Ik zeg daarom graag toe voor de aangifte inkomstenbelasting, de uitnodiging daartoe en voor de voorlopige en definitieve aanslagen een gewenningsperiode van twee jaar te hanteren.
Tijdens het debat werd mij ook duidelijk dat ongerustheid bestond over het uitsluitend elektronisch verzenden van aanmaningen en andere invorderingsberichten. Ik kan u informeren dat alle berichten op het gebied van de invordering van belastingen en toeslagen de komende jaren nog op papier worden verzonden. Pas wanneer uit monitoring en onderzoek van de al uitsluitend elektronische berichtenstromen blijkt dat de tijd rijp is, wordt overgegaan op uitsluitend elektronische verzending van invorderingsberichten.
Kamerstukken 2015- 2016, 34196, D - blz. 2
Staatssecretaris Wiebes:
Tot slot wijs ik uw Kamer nog graag op de door mij tijdens de behandeling van het wetsvoorstel elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst gedane toezegging dat ik de Tweede Kamer vooraf zal informeren wanneer de aangifte inkomstenbelasting, het maken van bezwaar in de fiscaliteit en toeslagen, de uitspraak op bezwaar, de navorderingsaanslag, informatieverzoeken van de Belastingdienst aan belastingplichtigen en boetes en klachten uitsluitend elektronisch zullen worden. Ook heb ik toegezegd de Tweede Kamer te informeren over de statistieken met betrekking tot het gebruik van de berichtenbox na inwerkingtreding van de maatregelen in de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Deze informatie zal ook aan uw Kamer worden verstrekt. Beide Kamers zullen op deze manier vooraf worden geïnformeerd over (de toename van) het gebruik van de Berichtenbox en over digitalisering van genoemde berichten.
Brondocumenten
-
-
behandeling Verslag EK 2015/2016, nr. 3, item 9
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 oktober 2015
toezegging gedaan
Toezegging Herzieningstraject Wft (34.208) (T02173)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe een herzieningstraject te starten en dit najaar de Kamer te informeren over de manier waarop dit zal worden aangepakt.
Nummer | T02173 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 3 november 2015 |
Deadline | 1 januari 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Drs. A. Postema (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | financieel toezicht herzieningstraject |
Kamerstukken | Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (34.208) |
Handelingen I 2015-2016, nr. 6, item 5 - blz. 6
De heer Postema (PvdA):
Met deze toevoeging en uitbreiding is de Wft wel bijzonder complex geworden, waarmee de toegankelijkheid van de wetgeving in het gedrang dreigt te komen. Ik heb het zelf in andere bewoordingen weleens uitgedrukt als een memoryspel, waarbij je wel weet waar het ene kaartje ligt, maar je je eigenlijk niet meer zo goed kunt herinneren waar nu het tweede kaartje lag. We hebben naar aanleiding van onze schriftelijke vragen hierover reeds van de minister vernomen dat ook hij een fundamentele herziening van de Wft nodig acht. Graag krijgen we dit vandaag nogmaals bevestigd en vernemen wij wanneer we deze voorstellen tegemoet kunnen zien.
Handelingen I 2015-2016, nr.6 , item 5 - blz. 8
Minister Dijsselbloem:
De heer Postema heeft gevraagd, dit geheel overziend, of het geen tijd wordt om de Wft tegen het licht te houden. Ik ben dat graag met hem eens. Ik heb al eerder aangegeven dat wij dat ook gaan doen; wij gaan een herzieningstraject beginnen en nog dit najaar de Kamer informeren over de manier waarop we dat willen aanpakken. De Wft is inmiddels van buitengewone omvang geworden en is ook buitengewoon complex. Daar is echt een verbeteringsslag in mogelijk, zonder de grote inhoudelijke winst te verliezen die we de afgelopen jaren hebben geboekt op het terrein van de regulering van de financiële sector. We komen nog dit najaar met een brief over de manier waarop wij de Wft op schop willen gaan nemen en zullen dan ook de Eerste Kamer informeren.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2015/2016, nr. 6, item 5
-
17 mei 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 april 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 april 2016
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
7 april 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 november 2015
toezegging gedaan