Toezegging Jaarlijkse monitoring (32.402) (T02175)
De minister van VWS zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nooren, toe de ontwikkeling van het aantal claims jaarlijks te monitoren en dit terug te koppelen.
Nummer | T02175 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 29 september 2015 |
Deadline | 1 januari 2020 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Medische Zorg en Sport |
Kamerleden | Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) |
Commissie | commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | monitoring schadeclaims |
Kamerstukken | Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (32.402) |
Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 15
Mevrouw Nooren (PvdA):
Welke optie ook gekozen wordt, in de praktijk zal pas blijken hoe het feitelijk claimgedrag zal zijn en of dit een goede of slechte zaak is. Daarbij vindt de PvdA-fractie het wel van belang dat er een vinger aan de pols wordt gehouden. Is de minister bereid om de ontwikkeling van het aantal claims jaarlijks te monitoren, ons daarover te informeren en zo nodig aanvullende maatregelen te nemen als er van defensieve geneeskunde sprake zal zijn, met daarbij een toename van de klachten en juridische procedures?
Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 27
Minister Schippers:
Als je kijkt naar de ervaringen die zijn opgedaan, gaan we eerder naar minder dan naar meer. Al moet ik heel eerlijkzeggen dat ik straks ga toezeggen dat wij het gaan monitoren en dat we het jaarlijks laten terugkomen. Er zijn immers zorgen in de Kamer, dus we zullen het monitoren en terugkoppelen. Voor mij is het overigens niet zo dat meer claims altijd fout is. Soms kan er een heel gerechtvaardigde claim zijn. Dan wil ik wel heel graag dat wordt gekeken wat er achter zo'n claim zit en of er iets zorgelijks aan de hand is. Wij zien hoe het in andere sectoren gaat, we zien hoe het in de zorgsector gaat, we zetten daar de functionaris nog eens naast en we gaan jaarlijks de ontwikkelingen monitoren. Op die manier zetten wij met elkaar een heel zorgvuldig traject in gang.
Handelingen I 2014-2015, nr. 2 - item 8 - p. 41
Minister Schippers:
Mevrouw Nooren heeft ook gevraagd of ik jaarlijks kan monitoren hoe het gaat met die claims. Dat zal ik doen, waarbij ik aanteken dat ik meer claims niet als slecht zie, omdat het terecht kan zijn. Misschien doe je nu niks, terwijl het terecht zou zijn als je wel wat zou doen. Wij gaan dit wel even wat dieper onderzoeken.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2015/2016, nr. 2, item 8
-
14 april 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 maart 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 september 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 september 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
19 augustus 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor MZS inzake Tweede monitor Wkkgz
voor kennisgeving aangenomen op 10 september 2019
EK, AB
-
-
16 april 2018
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Medische Zorg en Sport -
16 april 2018
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
27 maart 2018
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
12 maart 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
20 februari 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
8 februari 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor Medische Zorg en Sport ter aanbieding van de Monitor Wet kwaliteit klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz)
voor kennisgeving aangenomen op 20 februari 2018
EK, W
-
-
11 april 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 februari 2017
nieuwe deadline: 1 januari 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 februari 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief inzake Toezeggingen Wkkgz aan Eerste Kamer
voor kennisgeving aangenomen op 21 februari 2017
EK, U
-
-
Nulmeting Wet Kwaliteit, Klachten en Geschillen Zorg (Wkkgz)
-
-
29 september 2015
toezegging gedaan
Toezegging Voorhangen AMvB's (33.506) (T02590)
De Minister voor Medische Zorg en Sport, zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Nooren en Martens, toe de AMvB's op grond van de artikelen 23, derde lid, en 33, tweede lid van de Wet op de orgaandonatie aan de Kamer voor te leggen. De minister zal schriftelijk ingaan op de vraag of reparatiewetgeving noodzakelijk is om te voorzien in een verplichte voorhangprocedure.
Nummer | T02590 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 6 februari 2018 |
Deadline | 1 juli 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Medische Zorg en Sport |
Kamerleden | Drs. M.J.Th. Martens (CDA) Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) |
Commissie | commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | lagere regelgeving |
Onderwerpen | Algemene Maatregel van Bestuur informatievoorziening orgaandonaties protocollen voorhangbepalingen |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 55
Minister Bruins:
Dan ligt er nog een heel concrete vraag uit de PvdA-fractie. Is de minister bereid om de AMvB, die conform artikel 33 van de Wet op de orgaandonatie wordt opgesteld, aan deze Kamer voor te hangen? Het gaat hier om de AMvB met de regels over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de informatievoorziening over orgaandonatie. Het wetsvoorstel schrijft geen verplichte voorhangprocedure voor, maar desgewenst ben ik bereid om dit te doen.
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 5
Mevrouw Nooren (PvdA):
In de eerste termijn heeft mijn fractie gevraagd om de AMvB die in het licht van artikel 33 van de Wet op de orgaandonatie wordt opgesteld, aan deze Kamer voor te hangen. Het antwoord op deze vraag was voor mijn fractie nog niet helemaal helder. Zou de minister willen bevestigen dat hij de AMvB daadwerkelijk aan deze Kamer gaat voorhangen? Ik zie de minister al knikken.
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 8
Mevrouw Nooren (PvdA):
De initiatiefneemster geeft in haar brief van 2 februari jongstleden aan dat de wijze waarop omgegaan moet worden met de informatie van nabestaanden uniform moet zijn en dat daarbij ervaringen van nabestaanden opgenomen moeten worden in artikel 23, lid 3 van de genoemde AMvB. Wij verzoeken de minister deze algemene maatregel van bestuur voor te hangen bij deze Kamer. Is hij daartoe bereid?
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 35 / 36
Minister Bruins:
Dan de vraag over de voorhang-AMvB artikel 33. Ik dacht dat ik die in eerste termijn bevestigend had beantwoord.
[...]
Mevrouw Nooren heeft ook gevraagd om een andere AMvB voor te hangen. Die hoort bij artikel 23, lid 3 van de WOD. Ook die wil ik voorhangen.
Mevrouw Martens (CDA):
Als AMvB's worden voorgehangen, hoeft dat maar één keer zo heb ik begrepen. Kan de minister dan ook toezeggen dat er een reparatiewet komt om ervoor te zorgen dat de AMvB altijd wordt voorgehangen? Dat is het doel van deze discussie. De minister komt misschien later nog op de mogelijkheid om de protocollen, de AMvB's en de wijze waarop deze zich verhouden tot de delegatiegrondslag te bespreken. Als dat niet zo is, zou ik dat graag nu vragen, maar anders later.
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 38
Minister Bruins:
Dan in de richting van mevrouw Martens nog: als de Wet op de orgaandonatie door dit initiatiefvoorstel wordt gewijzigd, kunnen we de reparatiewet daarbij betrekken. Als de AMvB nog een keer moet worden gewijzigd, ben ik best bereid om ook die voor te hangen.
Mevrouw Martens (CDA):
Ik krijg net van onze staatsrechtsgeleerde in mijn fractie de volgende vraag. Als de Algemene Maatregel van Bestuur opnieuw wordt voorgehangen, zou dat eigenlijk een reparatiewet betekenen, want je wilt eigenlijk dat er telkens opnieuw wordt voorgehangen. Is de minister daartoe bereid?
Minister Bruins:
Oei, voorzitter. Mijn docent bestuursrecht zit hier in de zaal, maar die heeft mij dat 30 jaar geleden niet goed geleerd. De verankering van de AMvB zeg ik toe. Ik zou de andere vraag ...
De voorzitter:
Ik wil u niet almaar brieven laten schrijven, maar misschien kunt u het antwoord schriftelijk vastleggen, en dan voor vrijdag 12.00 uur naar de Kamer sturen. Is dat goed wat u betreft, mevrouw Martens? Want het is wel staatsrechtelijk van belang om te weten hoe het zit. Ik zie dat mevrouw Martens akkoord gaat. Ook met de delegatiegrondslag. U hebt die twee punten genoemd. Maar ik denk dat de minister ...
Minister Bruins:
Ik zou het zelf ook graag weten. Als u mij de gelegenheid wilt bieden om een brief te schrijven, doe ik dat graag.
Brief van de minister voor Medische Zorg en Sport van 9 februari 2018 (33506, R)
Minister Bruins:
Om te voorzien in een verplichte voorhangprocedure zal het inderdaad noodzakelijk zijn om de Wet op de orgaandonatie op dit punt aan te passen. Ik zal dat meenemen in het kader van een voorstel van een reeds eerder toegezegde wetswijziging, waarbij naast het Hersendoodprotocol voortaan ook de twee protocollen voor circulatoire dood op grond van de Wet op de orgaandonatie vastgesteld kunnen worden (Kamerstukken II 2015/16, 28 140, nr. 90).
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 18, item 4
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 17, item 6
-
29 oktober 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 januari 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
21 december 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
2 oktober 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
20 september 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 februari 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 februari 2018
toezegging gedaan
Toezegging Zorgverzekeraars (33.506) (T02592)
De Minister voor Medische Zorg en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Don, toe te bezien of een verplichting voor zorgverzekeraars om verzekerden te wijzen op de keuzemogelijkheden voor donorregistratie, bijdraagt aan het informeren van burgers in het kader van de registratie in het donorregister.
Nummer | T02592 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 30 januari 2018 |
Deadline | 1 januari 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Medische Zorg en Sport |
Kamerleden | H.M. Don (SP) |
Commissie | commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | donorregistratiesysteem informatievoorziening orgaandonaties zorgverzekeraars |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz.5
De heer Don (SP):
Wij denken dat het daarom wenselijk is om na invoering van ADR aan alle zorgverzekeraars de verplichting op te leggen om hun verzekerden jaarlijks expliciet te wijzen op de mogelijkheid en de wenselijkheid dat iedereen een keuze maakt inzake orgaandonatie na overlijden.
Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz.56
Minister Bruins:
Ik kom nu bij de vragen van de SP-fractie. Deze zijn voor een deel al aan mevrouw Dijkstra gesteld. De eerste vraag luidde: kunt u toezeggen dat u zorgverzekeraars verplicht om hun verzekerden te wijzen op de gevolgen van hun keuze of geen keuze in het donorregister? Het wetsvoorstel regelt hierover niets. Als de ADR wordt aangenomen, zal ik bezien of dit een mogelijkheid is om ervoor te zorgen dat alle burgers goed geïnformeerd zijn en blijven over hun registratie in het donorregister
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 17, item 6
-
21 januari 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor MZS inzake voortgang implementatie nieuwe Donorwet
voor kennisgeving aangenomen op 29 oktober 2019
EK, AE
-
-
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 januari 2018
toezegging gedaan
Toezegging Voorlichting kwetsbare groepen (33.506) (T02595)
De Minister voor Medische Zorg en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Nooren en Strik, toe om in het kader van de voorlichting aan mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden de pilots met een individuele benadering te blijven volgen en bij de ontwikkeling van de voorlichting ook de mensen die de kwetsbare groepen vertegenwoordigen, te betrekken.
Nummer | T02595 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 6 februari 2018 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Medische Zorg en Sport |
Kamerleden | Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | informatievoorziening kwetsbare groepen orgaandonaties voorlichting |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 3, blz. 12
Mevrouw Nooren (PvdA):
Graag een toelichting van de minister hoe hij aankijkt tegen de aanbevelingen uit het WRR-rapport. Is hij bijvoorbeeld bereid het voorstel dat daarin gedaan wordt om mensen actief en persoonlijk te benaderen, over te nemen? Zou er niet — in lijn met de adviezen uit het WRR-rapport — voor de invoering van het wetsvoorstel nader onderzoek, c.q. een pilot nodig zijn om beter zicht te krijgen op de vraag welke manier van voorlichten, informeren en begeleiden effectief is?
Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 14
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Voorzitter, dan nog zal schriftelijke informatie, zelfs als ze wordt aangevuld met audiovisueel materiaal, niet altijd leiden tot een besef van de gevolgen en de mogelijkheid om te kiezen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau, waar al eerder naar verwezen is, waarschuwde onlangs nog voor nieuwe scheidslijnen in onze samenleving.
Niet iedereen begrijpt overheidssystemen en -regelingen, niet iedereen is in staat tot zelfregie en zelfredzaamheid. In sommige situaties zal die bewustwording pas plaatsvinden bij een individuele benadering, bijvoorbeeld een gesprek. Daarin is nu niet expliciet voorzien. Hoe kijken de minister en de initiatiefneemster hiertegen aan en welke beroepsgroep zou hier een rol in kunnen spelen? Zou de huisarts wellichtmensen kunnen bijstaan waarvan hij het vermoeden heeft dat ze de gevolgen van een keuze niet zomaar overzien?
Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 56
Minister Bruins:
Er is gevraagd of, in lijn met de adviezen uit het WRR-rapport, voor de invoering van het wetsvoorstel nader onderzoek of een pilot nodig zou zijn om beter inzicht te krijgen in effectieve manieren van voorlichten, informeren en begeleiden. Mijn antwoord zou zijn: voor bepaalde doelgroepen kan een persoonlijke benadering een goede werkwijze zijn, maar om in deze fase een pilot te starten, past niet bij de bij de fase waarin het wetsvoorstel zich bevindt.
Handelingen I 2017-2018, nr. 17- item 6, blz. 57
Minister Bruins:
De fractie van GroenLinks, mevrouw Strik. [...] Dan de tweede vraag. Erkent de minister dat individuele benadering, zoals een gesprek, van belang is en welke beroepsgroepen kunnen hierin een rol spelen? Ik heb mij laten vertellen dat die individuele benadering al in pilotvorm in Den Bosch plaatsvindt. Dat gaat voorlopig via de Nederlandse Transplantatie Stichting. Daar heb ik nog geen resultaten van. Maar ik volg dat nauwgezet, want zo'n individuele benadering kan vruchtbaar zijn.
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 5
Mevrouw Nooren (PvdA):
Wat betreft de kwaliteit van de voorlichting heeft mijn fractie nog een vraag aan de minister over de informatieverstrekking aan en ondersteuning van mensen met verminderd "doenvermogen". Voor mensen met een lichtverstandelijke beperking, psychische problemen en/of schulden is in de voorlichting een aanpak op maat nodig, evenals voor de mensen die — zoals de minister in de eerste termijn al aangaf — laaggeletterd zijn of een zintuiglijke beperking hebben. Wij zijn blij met de toezegging van de minister dat deze mensen, indien nodig, individueel benaderd worden en ondersteuning krijgen bij het vastleggen van hun wens wat betreft het donorschap in het Donorregister.
We vinden het goed dat hij bij het ontwikkelen van de voorlichting partijen als Pharos en de Stichting Lezen & Schrijven betrekt, die ervaring hebben met gezondheidsvoorlichting aan mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. Het lijkt mijn fractie goed dat ook mensen die de kwetsbare groepen zelf vertegenwoordigen en er dagelijks mee werken, erbij betrokken worden. Mijn fractie denkt daarbij bijvoorbeeld aan Ieder(in), het Landelijk Platform GGZ, de Oogvereniging en MEE NL. Graag een reactie van de minister op dit punt
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, 35
Minister Bruins:
Dan de vraag van mevrouw Nooren over de groep met een beperkt doenvermogen. Zij stelt voor om naast partijen zoals Pharos en de Stichting Lezen & Schrijven ook de Landelijke vereniging POH-GGZ erbij te betrekken. Dat lijkt mij prima.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 18, item 4
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 17, item 6
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 17, item 3
-
16 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van VWS over afronding implementatie nieuwe Donorwet
voor kennisgeving aangenomen op 17 november 2021
EK, AP
-
-
13 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
23 juni 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
11 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 mei 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 maart 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 januari 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor Medische Zorg en Sport over de stand van zaken ten aanzien van de implementatie Actief Donorregistratiesysteem (ADR)
voor kennisgeving aangenomen op 2 oktober 2018
EK, W
-
-
6 februari 2018
toezegging gedaan
Toezegging Monitoring informatievoorziening (33.506) (T02597)
De Minister voor Medische Zorg en Sport zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bredenoord, toe door middel van monitoring na te gaan of de informatiecampagne effectief is.
Nummer | T02597 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 30 januari 2018 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Medische Zorg en Sport |
Kamerleden | Prof.dr. A.L. Bredenoord (D66) |
Commissie | commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | effectiviteit informatievoorziening monitoring orgaandonaties |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra over het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33.506) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, 19
Mevrouw Bredenoord (D66):
In het wetsvoorstel staat dat de minister voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet zorgt voor adequate voorlichting. In Wales is voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet een achttien maanden durende campagne geweest met de nadruk op laaggeletterden. Tevens werden wordt voorzien in regelmatige steekproeven door een onafhankelijk en erkend instituut, die laten zien dat 80% van de bevolking voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet goed op de hoogte bleek te zijn van de wetswijziging. Dit zou een manier kunnen zijn om ook in Nederland te peilen of verschillende bevolkingsgroepen voldoende op de hoogte zijn van het voorgestelde ADR. Zo niet, dan zouden de informatiecampagnes nog bijgestuurd kunnen worden zodat daadwerkelijk zo veel mogelijk mensen een bewuste keuze kunnen maken. Graag een reactie van de minister.
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, blz. 35
Minister Bruins:
Als de Kamer het wetsvoorstel aanneemt, dan is communicatie niet even het uitrollen en een postertje ophangen. In de periode naar juli 2020 — als dat de invoeringsdatum wordt — zullen wij de communicatie op vele momenten en in vele verschijningsvormen moeten doen. We zullen ook meten wat het effect en wat het resultaat van de voorlichting is.
Handelingen I 2017-2018, nr. 18- item 4, 37
Minister Bruins:
Dan een vraag van mevrouw Bredenoord van de D66-fractie over Wales. Daar werd tijdens de campagne regelmatig een steekproef uitgevoerd die laat zien dat 80% van de bevolking voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet voldoende op de hoogte bleek te zijn van de wetswijziging. Zou zoiets — ik neem aan dat u doelt op monitoring — in Nederland kunnen worden gedaan? Het lijkt mij een goed punt, als u het wetsvoorstel aanvaardt, dat dan die monitoring plaatsvindt, niet alleen tot aan de invoering van de wet, maar ook als de wet is ingevoerd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 18, item 4
-
9 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van VWS over afronding implementatie nieuwe Donorwet
voor kennisgeving aangenomen op 17 november 2021
EK, AP
-
-
13 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 mei 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 mei 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 maart 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 januari 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor Medische Zorg en Sport over de stand van zaken ten aanzien van de implementatie Actief Donorregistratiesysteem (ADR)
voor kennisgeving aangenomen op 2 oktober 2018
EK, W
-
-
30 januari 2018
toezegging gedaan
Toezegging Beraad inhoud wetsvoorstel (33.980) (T02675)
De minister voor Medische Zorg en Sport zal de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de diverse leden, een brief sturen met een uiteenzetting van de vier punten waarop hij zich wil beraden, voorzien van een tijdpad, te weten: de wettelijke borging van de onafhankelijke positie van de medisch adviseur, de inzage in het medisch dossier door de medisch adviseur, het zo vroeg mogelijk informeren van de verzekerde over inzage in het dossier en het wettelijk vastleggen waar de informatie aan de verzekerde ten minste uit moet bestaan.
Nummer | T02675 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 17 december 2018 |
Deadline | 18 maart 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Minister voor Medische Zorg en Sport |
Kamerleden | prof. dr. J.A. Bruijn (VVD) H.M. Don (SP) Dr. A.H. Flierman (CDA) Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) A.J.M. van Kesteren (PVV) prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie) Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) Mr. A.P. Vink (D66) |
Commissie | commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | inzagerecht medische dossiers medische persoonsgegevens verzekerden zorgverzekeraars |
Kamerstukken | Verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving in de zorg (33.980) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 12 - item 2, blz. 22-25
Minister Bruins:
Steeds meer zijn we ons ervan bewust, zeker als er medische gegevens worden uitgewisseld, dat als privacy in het geding kan zijn, er een solide wettelijke basis nodig is. Ik vind dat het voorliggende wetsvoorstel die basis op veel punten wel geeft. Gelet op het debat van vanavond en de opvattingen die ik hoor in het veld, vind ik echter ook dat het wetsvoorstel op een aantal punten, in ieder geval drie of vier punten, beter kan. Daar wil ik mij graag over beraden.
Voorzitter. Het debat van vanavond gehoord hebbende, wil ik die punten graag benoemen. Ten eerste de onafhankelijke positie van de medisch adviseur. Nu is die onafhankelijkheid geborgd in de vorm van zelfregulering door zorgverzekeraars. Maar zou het niet passender zijn om die onafhankelijkheid wettelijk te borgen? Dat is één punt.
Ten tweede de inzage in het medisch dossier. Dat is een punt waar het vanavond niet zo veel over is gegaan, maar ik wil het toch noemen. Inzage in het medisch dossier kan nu plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van de medisch adviseur. Ik kan mij voorstellen dat deze inzage in het behandel- of medisch dossier altijd door de medisch adviseur zelf moet plaatsvinden. Dat is het tweede punt.
Het derde punt is het punt van het informeren van de verzekerde. Ook dat is een belangrijk onderwerp. Naar aanleiding van het amendement op stuk nr. 28 van mevrouw Klever in de Tweede Kamer, staat er nu in het voorstel dat de verzekerde wordt geïnformeerd binnen drie maanden nadat inzage in het dossier heeft plaatsgevonden. Ik kan mij voorstellen dat het nog beter zou zijn om vast te leggen dat het zo spoedig mogelijk gebeurt. Die termijn van drie maanden zou misschien verder bekort kunnen worden als er vanuit het onderzoek geen bezwaar is om de verzekerde veel sneller te informeren. Dat is het derde punt.
1.
Ten vierde zie ik de voordelen van het creëren van een wettelijke grondslag om de regel te stellen over waar de informatie aan de verzekerde ten minste uit moet bestaan. Onder anderen mevrouw Nooren heeft daarover gesproken. Is het alleen dát zijn dossier is geraadpleegd? Of gaat het ook om de conclusie van de medisch adviseur of de onderbouwing ervan, bijvoorbeeld in de situatie dat men in een civiele procedure terechtkomt?
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
Ik ben blij met deze gedachtewisseling met de minister en met de route die hij wil gaan om de zaken nog wat beter uit te zoeken. Over het derde punt heb ik wel wat vragen. Dat was volgens mij het meest springende punt van deze avond, waarbij ik van alle kanten gehoord heb of het niet ten principale moet gaan om een instemming vooraf, tenzij daar heel zware argumenten tegen zijn. Het enige wat ik hoor, is een gradueel verschil: in plaats van drie maanden wordt het iets korter dan drie maanden. Ik kan me niet voorstellen dat de minister daarmee de grote bezwaren van de Kamer wegneemt. Als het doel van de heroverweging is om deze Kamer mee te krijgen, dan lijkt mij dat er meer nodig is dan alleen het inkorten van de drie maanden.
Minister Bruins:
Het punt in het wetsvoorstel is die drie maanden. Dat is water nu geregeld is. Op dat punt wil ik mij graag beraden. Dat is naar een kortere periode achteraf, maar ik heb u goed gehoord: zou er vanuit onderzoeksperspectief bezwaar tegen zijn om het vooraf te doen? Zou dat het onderzoek frustreren? Zou dat tot handjeklap tussen verzekerde en zorgaanbieder leiden? Ik heb het overigens nog steeds over informeren. Ik heb ook partijen gehoord die vanavond spraken over "toestemming verlenen, voordat ...". Dat vind ik een stap te ver, maar ik wil mij wel beraden en ik wil ook motiveren waarom er sprake zou zijn van het zo vroeg mogelijk informeren, zodat de verzekerde goed zijn rechten kent en kan waarmaken.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
Ik ben ook blij met de beweging die de minister maakt. Dank daarvoor. Ik heb een vraag over het eerste punt, de onafhankelijke positie van de medisch controleur of adviseur. Daar wil u zich ook op beraden. Zou dat kunnen betekenen dat hij bijvoorbeeld niet in dienst komt van de zorgverzekeraar? Is dat een richting die u op zou willen gaan?
Minister Bruins:
Nee, dat hebt u mij nog niet horen zeggen. […] Ik heb gezegd dat ik mij graag over dat punt wil beraden. Wat mij betreft gaat dat over de grondslag voor die onafhankelijke positie. Dat is nu in zelfregulering van zorgverzekeraars geregeld, in de controleprotocollen van de zorgverzekeraars zelf. Ik zou dat willen optillen in wetgeving, opdat het helder wordt in door de Kamer bekrachtigde wetgeving. Dat kan bijvoorbeeld in de BIG-registratie van de medisch adviseur, de professionele autonomie van de medisch adviseur en het feit dat de inspectie toezicht houdt op de werkwijze van de medisch adviseur. Maar u hoort mij inderdaad betogen dat ik de medisch adviseur wel op zijn plek wil houden. Ik vind de medisch adviseur een onderdeel van het werk van de verzekeraar. Ik vind dat die binnen de grenzen van de verzekeraar zijn werk moet doen. U hoort mij dus niet zeggen, zoals vanavond ook is betoogd, dat de medisch adviseur een positie buiten de verzekeraar moet hebben. Ik vind het heel logisch dat daar waar een overeenkomst wordt gesloten tussen verzekeraar en verzekerde, controle plaatsvindt vanuit de verzekeraar of er op een rechtmatige manier zorg is verleend.
De heer Kuiper (ChristenUnie):
[…] Wat ik ook een zinvol punt vind, is dat er zorgvuldigheidsvereisten worden ingebouwd voor het opschalen naar het allerlaatste middel, zodat het echt duidelijk is dat dit een uiterst middel is, dat alleen wordt ingezet wanneer er geen andere methoden meer zijn.
Minister Bruins:
Zeker. Ook dat is het punt. Ik merk op dat wij in het debat van vanavond eigenlijk niet het gesprek voeren over de thans bestaande formele en materiële controlestapjes. Als ik mij ga beraden, en dat zou ik graag willen, dan wil ik nog beter duiden hoe die zorgvuldigheid in de thans bestaande praktijk tot stand komt. Ook daar zit een element van proportionaliteit in. Het is niet zo dat we ineens van niets naar honderd springen en dat we altijd maar lukraak een verzekeraar aan zijn medisch adviseur laten vragen of hij eens eventjes in het dossier wil kijken. Er zijn allerlei stapjes doorlopen, eerst in de formele controle, later ook in de materiële controle, voordat je toekomt aan de vraag of er inzage kan worden gegeven in een medisch dossier.
Mevrouw Vink (D66):
Dank aan de minister dat hij zich wil beraden. Onze fractie heeft er wel moeite mee dat het beraden zou bestaan uitkijken of er sneller geïnformeerd kan worden. Het is voor ons wezenlijk dat de patiënt vooraf betrokken wordt bij de inzage van het medisch dossier, en niet achteraf, of "iets sneller dan drie maanden". Zou de minister daar nog kort op kunnen ingaan?
De voorzitter:
Dat punt is ook al door meneer Ganzevoort aangestipt, dacht ik, en beantwoord door de minister. […] Ik wil één ding opmerken. De minister heeft aangegeven dat hij zich gaat beraden op het wetsvoorstel. Althans, wij moeten ons nog wel uitlaten over de vraag in hoeverre wij het daarmee eens zijn. Hij heeft een aantal punten genoemd. Ik wil nu geen discussie hebben waarbij de minister op al die punten tot achter de komma wordt vastgelegd. Hij gaat zich beraden. Hij weet nu ongeveer wel hoe er gedacht wordt in deze Kamer.
Minister Bruins:
Het gaat eerst over de drie maanden. Korter dan drie maanden zou, denk ik, mogelijk moeten zijn, tenzij er vanuit onderzoeksperspectief bezwaar tegen is. Ik heb van de heer Ganzevoort, van de fractie van mevrouw Vink en van anderen goed begrepen dat er wordt gevraagd of het, omwille van het opbouwen en onderhouden van een goede relatie tussen verzekerde en verzekeraar, niet beter zou zijn dat er misschien al vooraf geïnformeerd wordt over het feit dat het medisch dossier wordt geraadpleegd, als het onderzoek zich daar niet tegen verzet. Dan kom ik toch weer bij de opmerking dat ik mij op dat punt graag zou willen beraden.
[…]
Minister Bruins:
Op dit moment, al sinds 2006, wordt voor een heel groot deel in de zorg op deze wijze gewerkt. Ik las, en dat heb ik ook in het betoog van de heer Bruijn gehoord, dat dat eigenlijk zonder bezwaren gaat. Dat gaat op een goede manier. Ik wil hier zo meteen nog een andere opmerking over maken. Maar dit is een gebruikelijke werkwijze. Voor het overgrote deel van de zorg, namelijk voor de gecontracteerde zorg waarbij sprake is van een betaalovereenkomsten en voor dat deel van de ongecontracteerde zorg waarbij sprake is van een betaalovereenkomst — dat is dus veruit het grootste deel — is dit een bestendige, gebruikelijke werkwijze, die goed bevalt. Daarom zou ik graag met dit wetsvoorstel die werkwijze willen vervolmaken. Maar ik hoor u hier vanavond heel goed. Dat is de reden dat ik mij op een aantal punten wil beraden, zoals ik net zei.
De heer Don (SP):
De minister geeft aan dat het nu dus eigenlijk ook goed werkt. Waarom wil hij dan toch een wettelijke verankering van de zorgverzekeringsarts?
Minister Bruins:
Het gaat dus niet over de zorgverzekeringsarts, maar over de medisch adviseur. De onafhankelijkheid is nu geborgd in zelfregulering en in het controleprotocol van verzekeraars. Ik denk dat het sterker is om daar een wettelijke grondslag onder te maken, omdat de professionele autonomie en de toezichthoudende positie van de inspectie dan beter controleerbaar zijn. Daarom leek het mij sterker, en ik denk dat dat waarborgen zijn ten genoege van de verzekerde. Het lijkt me een goede manier van werken.
Mevrouw Nooren (PvdA):
Dank aan de minister dat hij er nog een keer naar wil kijken. Ik ben het helemaal met hem eens dat het heel waardevol is om dit wettelijk te verankeren. Zorgverzekeraars werken op basis van eigen of door ZN vastgestelde protocollen.[…] Mijn tweede vraag is of de minister iets kan zeggen over de termijnen waarop hij denk een volgende stap te zetten.
De voorzitter:
Daar zal ik ook iets over zeggen, want daar hebben wij een regeling voor.
Minister Bruins:
Dan over de termijnen. Als ik het goed proef, gunt de Kamer mij beraad op de inhoud van het wetsvoorstel en is zij bereid het wetsvoorstel aan te houden. Ik stel u een brief in het vooruitzicht waarin ik de punten die ik in mijn betoog heb benoemd, nog iets uitduid. Dat wil ik voorzien van een tijdpad. Ik denk aan maanden en niet aan jaren. Tot zover.
De voorzitter:
Minister, u verzoekt de Kamer om het wetsvoorstel aan te houden, omdat u zich gaat beraden. Daar hebben we net discussie over gehad. Ik kijk even rond en constateer dat daar geen bezwaar tegen is. Het wetsvoorstel wordt aangehouden.
Sinds enige tijd hanteren wij termijnen om te zorgen dat we niet over zes jaar geconfronteerd worden met een wetsvoorstel dat ooit een keer is aangehouden. In beginsel is de termijn drie maanden met een mogelijke verlenging van nog eens drie maanden. Dat is in ieder geval mogelijk. Uiteindelijk heeft u iets van zes maanden de tijd. Het lijkt me erg verstandig dat u een brief stuurt waarin u uitvoerig de punten uiteenzet waarop u zich wilt beraden. Realiseert u zich wel dat de tijd sneller gaat dan u denkt.
Minister Bruins:
Als dit de conclusie is van de Kamer, ben ik zeer erkentelijk dat ik deze ruimte krijg.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 12, item 2
-
21 mei 2019
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 maart 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 maart 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
17 december 2018
toezegging gedaan