Verslag van de plenaire vergadering van dinsdag 4 oktober 2016



Parlementair jaar 2016/2017, 2e vergadering

Aanvang: 13.30 uur

Sluiting: 16.48 uur

Status: gecorrigeerd


Bekijk de video van dit verslagpunt

Opening

Voorzitter: Broekers-Knol

Tegenwoordig zijn 67 leden, te weten:

Van Apeldoorn, Atsma, Backer, Barth, Van Bijsterveld, Bredenoord, Brinkman, Broekers-Knol, Bruijn, Dercksen, Diederik van Dijk, Don, Duthler, Engels, Ester, Faber-van de Klashorst, Flierman, Ganzevoort, De Graaf, De Grave, Van Hattem, Ten Hoeve, Huijbregts-Schiedon, Jorritsma-Lebbink, Van Kappen, Van Kesteren, Klip-Martin, Knapen, Knip, Koffeman, Köhler, Kok, Kops, Kox, Kuiper, Lintmeijer, Meijer, Nagel, Nooren, Overbeek, Pijlman, Popken, Postema, Prast, Van Rij, Rinnooy Kan, Rombouts, Van Rooijen, Ruers, Schaap, Schalk, Schaper, Schnabel, Schouwenaar, Sent, Sietsma, Stienen, Van Strien, Strik, Teunissen, Van de Ven, Verheijen, Vos, Vreeman, De Vries-Leggedoor, Van Weerdenburg en Wezel,

en de heer Kamp, minister van Economische Zaken, mevrouw Schippers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de heer Van der Steur, minister van Veiligheid en Justitie.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Mededelingen

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Martens, wegens verblijf buitenslands in verband met deelname aan de vergadering van de Sub-committee on Technology Trends and Security van de NAVO Parlementaire Assemblee;

Gerkens, wegens verblijf buitenslands in verband met deelname aan een verkiezingsmissie in Georgië;

Krikke en Schrijver, wegens verblijf buitenslands;

Hoekstra, Markuszower en Oomen-Ruijten, wegens persoonlijke omstandigheden;

Beuving, wegens ziekte.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Beëdiging de heer H.W. Overbeek

Aan de orde is de beëdiging van de heer H.W. Overbeek.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van het benoemde lid der Kamer, de heer H.W. Overbeek: de heer Ten Hoeve (voorzitter), de heer F.C.W.C. Lintmeijer en de heer H.A. Schaper.

Ik deel aan de Kamer mede dat de ingekomen missives van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrief van de heer H.W. Overbeek inmiddels in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief.

Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht.

Ik geef derhalve het woord aan de heer Ten Hoeve, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrief van de heer H.W. Overbeek, tot het uitbrengen van rapport.

De heer Ten Hoeve i, voorzitter der commissie:

Voorzitter. De commissie die de geloofsbrief van het te benoemen lid van de Kamer de heer Overbeek heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrief en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden in orde zijn bevonden.

Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden.

De commissie adviseert de Kamer om de heer H.W. Overbeek als lid van de Kamer toe te laten.

De voorzitter:

Ik dank de heer Ten Hoeve voor het uitbrengen van het rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor, het advies van de commissie te volgen en het volledige rapport in de Handelingen te doen opnemen.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Ik verzoek de griffier, de heer Overbeek binnen te leiden.

Nadat de heer H.W. Overbeek door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik wens u van harte geluk met uw benoeming en verzoek u, de presentielijst te tekenen. Ik verzoek u, nog even te blijven staan alvorens plaats te nemen in ons midden, zodat de overige leden u met uw benoeming kunnen feliciteren, maar niet dan nadat ik u als eerste heb mogen feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Mededelingen

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Op verzoek van de fractie van de SP heb ik aangewezen:

de heer Köhler als lid van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de bestaande vacature;

de heer Overbeek als lid van de vaste commissie voor Europese Zaken in de bestaande vacature;

de heer Overbeek als lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking in de bestaande vacature;

de heer Overbeek als lid van de vaste commissie voor Financiën in de bestaande vacature;

de heer Overbeek als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken in plaats van de heer Van Apeldoorn

De heer Van Apeldoorn heb ik benoemd tot voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Hamerstukken

Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2a.2 en 7.2b.1 en 2 en een nieuwe titel 7.2c (Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening) (34442);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik ter implementatie van richtlijn nr. 2014/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (herschikking) (PbEU 2014, L 96) (34448);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs (34457);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PbEU 2014, L 257) (Implementatiewet toegang basisbetaalrekening) (34480);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van het College van procureurs-generaal (34404);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de mogelijkheid tot herziening van pensioenfondsen voor het notariaat (34342);

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet wegvervoer goederen in verband met omvorming van de Stichting NIWO tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (34460).

Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

De aanwezige leden van de fracties van het CDA en de PVV wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs (34457) te hebben kunnen verenigen.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Cliëntenrechten bij elektronische gegevensverwerking

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens) (33509).

(Zie vergadering van 27 september 2016.)


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom in de Eerste Kamer. Ik heb begrepen en zie dat mevrouw Bredenoord het woord wenst.

Ik geef het woord aan mevrouw Bredenoord.

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Voorzitter. Ik wil graag het volgende verzoek bij u neerleggen. Mijn fractie wil graag dat er eerst over de moties wordt gestemd en daarna over het wetsvoorstel. Op de door mij ingediende moties heb ik verder nog enkele wijzigingen die ik graag even toelicht.

De voorzitter:

Gaat u uw gang. Dat betekent een derde termijn?

Mevrouw Bredenoord (D66):

Graag.

De voorzitter:

De Kamer moet instemmen met een derde termijn, maar ik had al begrepen dat zij dat doet. Ik leg het toch aan de Kamer voor. Is de Kamer akkoord met de derde termijn? Vooruit.

De beraadslaging wordt heropend.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Voorzitter. Mijn fractie brengt in overleg met de ondertekenaars graag een aantal kleine wijzingen aan aan de vorige week ingediende moties. In de motie op letter O verzoeken we de regering om dataprotectie by design verder uit te werken als het uitgangspunt voor de elektronische verwerking van medische gegevens. Aan het oordeel hebben we toegevoegd dat decentrale systemen de privacy van de patiënten het best waarborgen en dat er daarom expliciet ruimte moet blijven voor de ontwikkeling van deze decentrale systemen. In de motie op letter P vragen we om in overleg te treden met de Autoriteit Persoonsgegevens en het benodigde budget vrij te maken dat past bij de taakverzwaring die deze wet met zich brengt. Aan die motie zijn slechts enkele taalkundige wijzigingen toegevoegd.

De voorzitter:

De motie-Bredenoord c.s. (33509, letter P) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het toezicht op de elektronische uitwisseling van medische gegevens geïntensiveerd dient te worden om zo de veiligheid van digitale uitwisseling van dergelijke persoonsgegevens zo goed mogelijk te waarborgen;

van oordeel dat het toezicht door en het instrumentarium van de Autoriteit Persoonsgegevens dienen te worden geïntensiveerd om zo haar taakuitoefening te kunnen uitoefenen in relatie tot de ontwikkelingen op het terrein van digitalisering in de zorg;

verzoekt de regering, hierover in overleg te treden met de Autoriteit Persoonsgegevens, voorstellen te doen aan de Kamer voor intensivering van het toezicht op de veiligheid van digitale uitwisseling van gegevens en daarvoor budget vrij te maken, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter Q, was letter P (33509).

De voorzitter:

De motie-Bredenoord c.s. (33509, letter O) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij de inrichting van een systeem voor de elektronische uitwisseling van medische gegevens de veiligheid daarbij voorop dient te staan;

overwegende dat bij elektronische uitwisseling van medische patiëntgegevens de privacy van de patiënt geborgd dient te worden;

van oordeel dat decentrale systemen de privacy van de patiënt het beste waarborgen;

constaterende dat de Europese databeschermingsverordening bij de verwerking van persoonsgegevens vraagt om dataprotectie-by-design;

verzoekt de regering, dataprotectie-by-design verder uit te werken als het uitgangspunt voor de elektronische verwerking van medische gegevens en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter R, was letter O (33509).


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Teunissen i (PvdD):

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel heeft grote onrust veroorzaakt in kringen van zorgverleners, patiënten en privacybeschermers. Dat heb ik afgelopen week nog eens gezien. Ik heb veel gesproken met verschillende partijen in het veld. Daardoor ben ik er des te meer van overtuigd geraakt dat we als overheid een expliciete keuze moeten bieden aan wie niet voelt voor een gecentraliseerd systeem. Daarom dien ik graag een aanvullende motie in, bedoeld als steun in de rug voor de goede bedoelingen die het kabinet heeft uitgesproken en die D66 in haar moties wil bevorderen. Mijn fractie vindt dat er aanleiding is om een nadrukkelijke inspanningsverplichting te vragen met een vooraf geformuleerd resultaat, namelijk dat patiënten die niet in een centraal registratiesysteem willen, de mogelijkheid behouden dat hun gegevens op individuele basis uitgewisseld kunnen worden met alle waarborgen voor de privacy van dien.

De voorzitter:

Door de leden Teunissen, Don, Wezel, Kox, Koffeman, Ten Hoeve en Ganzevoort wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er afgelopen jaren vooral voortgang is gemaakt in de ontwikkeling van centrale systemen voor de uitwisseling van medische gegevens;

constaterende dat zorgverleners behoefte hebben aan het kunnen bieden van verbeterde toegang tot of inzage in patiëntgegevens aan andere zorgverleners ten behoeve van verantwoorde zorg;

overwegende dat zowel arts als patiënt erop moeten kunnen vertrouwen dat zij deze toegang op zo privacybeschermend mogelijke wijze kunnen realiseren;

overwegende dat de gecentraliseerde verwerking van gevoelige medische persoonsgegevens en privacybescherming op gespannen voet kunnen staan;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat toegang tot het medisch dossier niet alleen gecentraliseerd, maar ook decentraal via bij de arts vastgelegde toestemmingen en autorisaties mogelijk zal blijven en de ontwikkeling hiervan actief te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter S (33509).

De voorzitter:

Wenst een van de andere leden in deze derde termijn het woord? De heer Bruijn.

De heer Bruijn i (VVD):

Voorzitter. Ik vraag aan de indieners of zij enig idee hebben van de kosten en de administratieve lasten hiervan, die dus weer bij de zorgverleners komen te liggen. Dan kunnen we dat meenemen in de overwegingen in mijn fractie.

De voorzitter:

Dat was een vraag aan mevrouw Teunissen?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik hoor natuurlijk graag nog het antwoord van de minister, maar bij mijn weten zijn die kosten al geborgd. De minister heeft namelijk aangegeven dat er nog steeds ruimte is voor die decentrale systemen. Deze motie roept alleen maar op om dat actief te stimuleren. Ik denk dat de minister ook ziet dat de mogelijkheid binnen het beleid wel bestaat, maar dat dit actiever gestimuleerd moet worden en dat het huidige beleid daartoe ook financieel de mogelijkheid biedt.

Mevrouw Nooren i (PvdA):

Wat bedoelt mevrouw Teunissen nu precies met individuele systemen? Volgens mij is het wetsvoorstel gericht op het stellen van voorwaarden aan het systeem en niet aan het stellen van eisen aan de manier waarop het systeem ingericht wordt. Dat is vorige week tijdens het debat herhaaldelijk aan de orde geweest. U hebt het over een ander systeem voor individuele uitwisseling. Kunt u dat toelichten?

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Zeker. Er is nu sprake van een ontwikkeling naar een centraal systeem. Dat is meer top-down, terwijl er genoeg bottum-upsystemen worden ontwikkeld, zoals Whitebox Systems, waarbij de patiënt in relatie tot de individuele zorgverlener kan bepalen in hoeverre persoonlijke gegevens dienen te worden gedeeld.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Zonder het debat over te doen ben ik benieuwd waar mevrouw Teunissen in het wetsvoorstel gevonden heeft dat dit vooral gericht is op centrale systemen? Ik heb dat niet kunnen vinden.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik denk dat we het debat dat we hebben gevoerd niet over moeten doen. Tijdens het debat werd duidelijk dat de strekking van de hele wet wel richting centralisatie gaat, althans naar de mening van een aantal partijen. Dat kan niet de mening van de PvdA zijn. Dat is mooi, maar veel partijen hebben dat aangegeven. Bovendien is deze wet gebaseerd op een wet die in 2011 door de Eerste Kamer is verworpen. Daarin was ook al heel veel sprake van centralisatie. Mijn fractie is niet van mening dat dat nu in deze wet is opgelost. Hij gaat nog steeds te veel richting centralisatie.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Schippers i:

Voorzitter. In de gewijzigde motie-Bredenoord c.s. (33509, letter Q) wordt de regering verzocht om in overleg te treden met de Autoriteit Persoonsgegevens, voorstellen aan de Kamer te doen voor intensivering van het toezicht en daarvoor budget vrij te maken. Dat is een heel kleine wijziging. Ik had het oordeel al aan de Kamer gelaten, dus dat doe ik opnieuw.

Over de gewijzigde motie-Bredenoord (33509, letter R) had ik het oordeel aanvankelijk al aan de Kamer gelaten. Daar is het oordeel over gekomen dat decentrale systemen de privacy van de patiënt het beste waarborgen. Daar wordt verschillend over gedacht. Ik laat het oordeel aan de Kamer, vooral omdat die dataprotectie-by-design zeker uitgangspunt voor de elektronische gegevensuitwisseling is en zal zijn.

De motie-Teunissen c.s. (33509, letter S) is een nieuwe motie. In het eerste deel verzoekt zij de regering dat toestemmingen en autorisaties mogelijk zullen blijven als dat decentraal gebeurt. Dat is standaardbeleid, dus daar heb ik niks tegen. Het tweede deel verzoekt de regering om de ontwikkeling hiervan actief te stimuleren. Ik heb juist op uitdrukkelijk verzoek van deze Kamer bij een eerder wetsvoorstel aangegeven dat alle systemen ons even lief zijn en dat we geen voorkeur uitspreken voor een of ander systeem. Ik ben dus ook van mening dat we niet een systeem actief moeten stimuleren. Overigens kan het voorbeeld dat hier wordt gegeven, de Whitebox, in de huidige context al. Die wordt al ontwikkeld en die kan ook groeien. Dat laten wij dus aan de sector over. De overheid is daar neutraal in. Deze motie wil ik daarom ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Stemmingen

Stemmingen moties Cliëntenrechten bij elektronische gegevensverwerking

Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens) (33509),

te weten:

de gewijzigde motie-Bredenoord c.s. over de verdere uitwerking van dataprotectie-by-design als het uitgangspunt voor de elektronische verwerking van medische gegevens (33509, letter Q, was letter P);

de gewijzigde motie-Bredenoord c.s. over overleg met de Autoriteit Persoonsgegevens over de intensivering van het toezicht op de veiligheid van digitale uitwisseling van medische gegevens (33509, letter R, was letter O).

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Ik wil een stemverklaring afgeven over de moties van D66, van mevrouw Bredenoord. Mocht deze wet zodadelijk worden aangenomen, wat de PVV zeker niet hoopt, dan zullen wij deze moties, die gericht zijn op extra aandacht voor de privacy en de veiligheid van medische patiëntgegevens, steunen. Voor de PVV zijn dat belangrijke uitgangspunten. Derhalve kunnen we beide moties steunen, behoudens de in motie R genoemde constatering over het anticiperen op een Europese verordening. De PVV zal wel uitdrukkelijk tegen de wet zelf stemmen.

De voorzitter:

Mijnheer Van Hattem, u hebt in uw stemverklaring gezegd dat u voor de moties bent, behoudens een passage over een Europese databeschermingsverordening in motie R. U bent ervoor of ertegen. U kunt niet zeggen dat u een bepaalde passage niet geschikt vindt.

De heer Van Hattem (PVV):

Wij constateren dat de overweging die D66 in deze motie naar voren brengt inhoudelijk niet . Dat er een Europese verordening aankomt is voor ons geen afweging om hiervoor te zijn. Wij willen niet anticiperen op regelgeving uit Brussel. Het uitgangspunt van de motie om meer privacywaarborgen in te bouwen steunen we wel. Daarom zijn we voor het dictum van de motie.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. Het is duidelijk.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Flierman i (CDA):

Voorzitter. Bij afwezigheid van mijn fractiegenote mevrouw Martens, die voor de NAVO in het buitenland verblijft, leg ik een stemverklaring af. Ik leg een stemverklaring af over de moties en de wet zelf.

ICT-ontwikkelingen gaan snel en het is van groot belang dat de beveiliging, de rechten en de privacy van de patiënten, alsook de plichten van zorgverleners, goed geregeld zijn. Dat beoogt het wetsvoorstel. Ook al is op dit moment nog niet alles uitvoerbaar, onze fractie acht het wel belangrijk om het veld nu eindelijk duidelijkheid te geven over wat nu en straks wordt gevraagd. Mede omdat een groot aantal landelijke organisaties en partijen vertrouwen heeft in de uitvoerbaarheid en het belang heeft aangegeven dat er perspectief geschetst wordt, wegen de voordelen van deze wet voor onze fractie zwaarder dan de nadelen. Daarom stemmen wij voor de wet en zullen wij ook voor de beide moties stemmen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Don i (SP):

Voorzitter. Ik spreek namens de fractie van de SP en mevrouw Gerkens, die vandaag ook niet aanwezig is.

We stemmen vandaag over een wet die het niet alleen mogelijk maakt dat we de komende drie jaar generiek toegang geven aan alle zorgdossiers, maar ook dat patiënten digitaal toegang krijgen tot hun medisch dossier. Het gevolg is dat niet alleen de patiënt z'n medisch dossier online kan inzien, maar via de patiënt ook bedrijven die zich relatief eenvoudig toegang tot die gegevens kunnen verschaffen te eigen bate. De opvatting dat de patiënt zelf in staat is deze risico's in zijn totale omvang in te schatten is onjuist. Het is aan de overheid om de patiënt te beschermen tegen deze risico's van het delen van zijn medisch dossier. Met deze wet wordt die bescherming weggenomen. De SP zal daarom tegen deze wet stemmen. Ten aanzien van de moties zullen wij een positieve stem uitbrengen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Ik heb niet deelgenomen aan het debat. Zoals al is opgemerkt is er nogal wat rumoer over dit wetsvoorstel en er is ook nogal wat wantrouwen. Vandaar dat ik er behoefte aan heb om een stemverklaring af te leggen. Digitale verwerking van medische gegevens is zeer gebruikelijk. Het kan daar niet meer zonder. Dat betekent dat uitwisseling van die gegevens onder omstandigheden ook zeer noodzakelijk is. Het kan daar eigenlijk ook niet meer zonder. Dat betekent dat het noodzakelijk is om regels te stellen en, voor zover er al regels zijn, die aan te scherpen in verband met het privacyaspect. Dat doet dit wetsvoorstel naar mijn stellige overtuiging. Ik zal dus voor het wetsvoorstel stemmen. Omdat beide moties die nu aan de orde zijn dat privacyaspect nog eens onderstrepen zal ik graag voor die moties stemmen.

Ik constateer dat het ingevoegde oordeel in de motie onder letter R over decentrale systemen min of meer aanleiding geeft om als vervolg daarop straks voor de motie onder letter S van het lid Teunissen te stemmen.

De voorzitter:

Die komt vandaag niet in stemming.

De heer Ten Hoeve (OSF):

Inderdaad, maar ik zie dat verband wel heel duidelijk.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kuiper i (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik leg een stemverklaring af over de wet en de twee moties van D66. Ik neem aan dat de stemming over de motie van collega Teunissen volgende week zal plaatsvinden. Wij hebben er in elk geval behoefte aan om het in de fractie daarover te hebben.

Mijn fractie zal, alles afwegend, voor het wetsvoorstel stemmen. De vraag is niet meer of er sprake moet en kan zijn van elektronisch beheer en verwerking van patiëntgegevens, maar hoe wij dat op de juiste wijze en veilig kunnen doen. De debatten van de afgelopen jaren hebben tot gedeelde visies geleid als het gaat om veiligheidsniveaus, privacy en de rol van verzekeraars en artsen. Zeker, het is werk in uitvoering, ook de komende jaren nog. De onderliggende normen en de voorwaarden worden in het wetsvoorstel aangegeven. Naar de mening van mijn fractie wordt nu het maximale gedaan om tot een verantwoorde inrichting te komen. We zullen daarom voor het wetsvoorstel stemmen.

Wij zullen de beide moties-Bredenoord steunen omdat ze in de richting gaan van de normen die in dit debat zo breed zijn besproken.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ganzevoort i (GroenLinks):

Voorzitter. Het was mij even onduidelijk of wij nu alleen over de moties een stemverklaring afleggen of ook over het wetsvoorstel. Ik doe nu maar beide. Sommige plannen zijn qua intentie uitstekend en leveren uiteindelijk too little too late resultaat op. Dat geldt naar ons inzicht voor dit wetsvoorstel. De verbetering van de privacy en de rechten van patiënten zijn een buitengewoon groot goed, maar deze wet regelt dat nog niet, te laat en te weinig concreet. Dat betekent dat wij nu geen meerwaarde zien in dit voorstel. Wij wachten graag tot het wel is verbeterd.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Teunissen i (PvdD):

Voorzitter. De moties van mevrouw Bredenoord bevorderen inderdaad de elektronische verwerking van patiëntgegevens. Wij steunen die dan ook van harte. Het risico van de schending van privacy van de patiënt blijft echter ook na de behandeling van het wetsvoorstel een grote zorg van de Partij voor de Dieren. De zeggenschap van de patiënt die deze wet mogelijk wil maken, heeft geen betekenis zolang niet uitgesloten is dat het dossier kwetsbaarder wordt voor misbruik. Mijn fractie had daarom tijdens de behandeling graag meer helderheid gezien over de uitvoerbaarheid van de gespecificeerde toestemming en de privacyrisico's in den brede beter in kaart gebracht willen zien. Wij vinden drie jaar wachten op een waterdicht systeem te lang. Om die reden kan mijn fractie de wet in de huidige vorm niet steunen.

De voorzitter:

Ik stel voor, te stemmen bij zitten en opstaan.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de gewijzigde motie-Bredenoord c.s. (33509, letter R, was letter O).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Ik stel voor, te stemmen bij zitten en opstaan.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt de motie-Bredenoord c.s. (33509, letter P).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Stemmingen

Stemming Cliëntenrechten bij elektronische gegevensverwerking

Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens) (33509).

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Voorzitter. Mijn fractie heeft vorige week tijdens de plenaire behandeling aangegeven, de doelen van het wetsvoorstel te ondersteunen, namelijk een veilige digitale uitwisseling van medische gegevens en bevordering van digitale zelfbeschikking in de zorg. We hadden echter serieuze vraagtekens bij ten eerste het moeten instemmen met een toestemmingsprocedure die technisch nog niet uitvoerbaar is en ten tweede de privacy en veiligheid. Wat het eerste punt betreft: mijn fractie blijft de voorgestelde werkwijze niet fijn vinden. Wat het tweede punt betreft: de zojuist aangenomen moties maken het ten eerste mogelijk dat dataprotectie by design het uitgangspunt wordt voor de elektronische verwerking van gegevens waarbij wij expliciet aandacht vragen voor de ontwikkeling van decentrale systemen. De tweede motie maakt het mogelijk dat het toezicht op de privacyaspecten van de gegevensuitwisseling geïntensiveerd wordt wat nodig is gezien de taakverzwaring die deze wet met zich brengt voor de Autoriteit Persoonsgegevens. Deze tegemoetkoming aan onze bezwaren waarmee de privacy en veiligheid beter worden gewaarborgd, maakt het voor mijn fractie mogelijk om voor dit wetsvoorstel te stemmen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik stel voor, te stemmen bij zitten en opstaan.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, de VVD, de PvdA, het CDA, 50PLUS, de OSF en D66 voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks, de PvdD, de SP en de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Ik stel voor, volgende week over de motie-Teunissen (33509, letter S) te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Eigen bijdrage veroordeelden

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de eigen bijdrage van veroordeelden aan de kosten van de strafvordering en de slachtofferzorg (34067).

(Zie vergadering van 7 juni 2016.)


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom in de Eerste Kamer. Ik breng de Kamer in herinnering dat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op 7 juni 2016 na de eerste termijn van de kant van de Kamer op verzoek van de minister is geschorst. Thans zijn wij toegekomen aan het antwoord van de regering in eerste termijn.

De beraadslaging wordt hervat.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Van der Steur i:

Voorzitter. Dank dat ik hier vandaag mag zijn voor de voortzetting van de behandeling van dit wetsvoorstel. Ik dank de woordvoerders van de verschillende fracties voor hun inbreng in de eerste termijn. Er zijn veel vragen gesteld, die ik graag allemaal beantwoord. Er is echter ook op een aantal punten kritiek geuit op het principe. Om die reden wil ik nog even kort stilstaan bij het principe dat aan dit wetsvoorstel ten grondslag ligt en bij een ander punt dat door verschillende woordvoerders in de eerste termijn aan de orde werd gesteld: de zorgen die bij hen leven over de financiële positie van de bijdrageplichtige, vooral met het oog op de eventuele problematiek die daaruit zou kunnen voortvloeien ten aanzien van de resocialisatie van de betrokkene. In de beantwoording kom ik vervolgens nog wat uitgebreider per individuele woordvoerder op die onderwerpen terug.

Allereerst het principe dat aan dit wetsvoorstel ten grondslag ligt. Het uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat het redelijk is dat degene die kosten veroorzaakt daar een bijdrage in levert. Dat is het aloude adagium "de vervuiler betaalt". Dat principe is niet nieuw. Ook op andere terreinen worden al heel erg lang kosten doorberekend die door specifieke keuzes of specifiek gedrag worden veroorzaakt.

De discussie over de kostendoorberekening in het strafrecht is ook niet nieuw. Een van de belangrijke elementen daarin is bijvoorbeeld het onderzoek dat professor Tak heeft gedaan, dat het gevolg was van een al eerdere discussie over dit onderwerp. Professor Tak is toen gevraagd of hij, ervan uitgaande dat die gedachte kan bestaan, ook in het strafrecht, wilde onderzoeken hoe dat principe in Europa, in de ons omringende landen, wordt bekeken. Wij weten daardoor dat er in andere Europese landen soortgelijke regelingen zijn. Uit het rechtsvergelijkend onderzoek dat professor Tak heeft gedaan naar aanleiding van de discussie die ik net al noemde, blijkt dat in onder andere Denemarken, Duitsland, Italië, Noorwegen, Portugal, Frankrijk, Zweden en Zwitserland een of meerdere vormen van bijdragen aan de kosten van strafvordering bestaan. In ongeveer alle ons omringende landen, met uitzondering van België en Luxemburg, geldt een soortgelijke regeling als de regeling die de regering in dit wetsvoorstel heeft voorgesteld.

Het is goed om hier te memoreren dat er veel steun voor het principe is uitgesproken door de bijvoorbeeld de adviesorganen, maar ook in de literatuur en door een groot aantal woordvoerders in de Tweede Kamer. Dat is ook gebeurd door personen die vervolgens in de eindafweging kritisch waren over het voorstel. Er zijn twee manieren om daarnaar te kijken. Men zegt vaak dat het uitgangspunt, het principe, is dat jij een keuze maakt die ertoe leidt dat de samenleving een enorme investering moet doen: de keuze voor crimineel gedrag, de keuze om een misdrijf te plegen, de keuze om geld wit te wassen, de keuze om een roofoverval te plegen, de keuze om een woninginbraak te plegen of de keuze om een straatroof te plegen. Dat zijn allemaal keuzes. Die kun je ook achterwege laten. Je kunt het ook niet doen. Als jij dan die keuze maakt, is niet onlogisch om vervolgens te zeggen — dat principe is door veel mensen onderschreven — dat je de consequenties daarvan moet aanvaarden. Je kunt dan niet alleen straf krijgen. Je zadelt ook de samenleving op met een enorme hoeveelheid kosten, dus is het dan niet onredelijk om jou een bijdrage daarin te laten leveren. Dat is overigens slechts gedeeltelijk, want we realiseren ons allemaal dat dit wetsvoorstel voorziet in een zeer beperkte bijdrage in die kosten. Het is echter wel een principiële keuze om een bijdrage in die kosten te laten leveren.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

De minister gaat er heel erg vanuit dat elk strafbaar feit wordt begaan vanuit een heel bewuste keuze, waarbij de consequenties zijn overzien. Hij gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de burger om al dan niet een strafbaar feit te plegen. Het is de vraag of in alle gevallen inderdaad het verband met die zelfstandige keuze te leggen is. Dat zou betekenen dat mensen die wilsonbekwaam of ontoerekeningsvatbaar worden verklaard of van wie de rechter uiteindelijk zegt dat hem of haar nauwelijks iets te verwijten is, zouden moeten worden uitgezonderd van de eigen bijdrage. Er was immers kennelijk geen sprake van een bewuste keuze waarbij zij die afweging hebben gemaakt.

Minister Van der Steur:

Dat zijn natuurlijk toch twee verschillende dingen. Ik noemde niet voor niets voorbeelden, zoals woninginbraken. Het overgrote deel van de misdrijven die we in Nederland hebben, zijn begaan door iemand die volledig toerekeningsvatbaar was. Ik noemde ook niets voor niets voorbeelden als straatroof, woninginbraken en winkeldiefstallen. Dat zijn allemaal voorbeelden waarin mensen over het algemeen daadwerkelijk met voorbedachten rade de keuze maken om dat misdrijf te begaan. Ja, zo zeg ik tegen mevrouw Strik, er zijn ook voorbeelden van misdrijven die worden begaan in een opwelling en die ook leiden tot kosten. Die zouden in ons voorstel ook leiden tot een bijdrage, tenzij bijvoorbeeld de rechter uiteindelijk tot ontslag van rechtsvervolging of vrijspraak komt. Dan geldt de regeling verder niet. Maar in de andere gevallen waarin in door jouw toedoen of als gevolg van handelingen die jij hebt verricht de samenleving kosten moet dragen, geldt dat die veroordeling in de kosten plaatsvindt.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Nog één keer iets preciezer dan. De minister zegt dat in bepaalde situaties die regeling niet geldt. Het is toch zo dat bij een tbs-oplegging — dan is duidelijk dat iemand niet toerekeningsvatbaar was — ook een eigen bijdrage wordt opgelegd?

Minister Van der Steur:

Ja, absoluut. Dat zei ik net al. Het geldt in alle strafrechtelijke veroordelingen, of iemand nu toerekeningsvatbaar is verklaard is of niet.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Hoe legt de minister dan de link met de eigen verantwoordelijkheid? Zo legde hij het principe uit: iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid, de vervuiler betaalt. Hoe zit het dan met de mensen die er niet verantwoordelijk voor kunnen worden gehouden?

Minister Van der Steur:

Zij zijn dan misschien niet verantwoordelijk voor de keuze. Zij hebben naar de vaststelling van de rechter geen keuze gemaakt om het misdrijf te plegen, omdat ze daarvoor niet toerekeningsvatbaar zijn verklaard. Dat laat echter onverlet dat ze als gevolg van de handelingen die ze hebben verricht, even los van de toerekenbaarheid ervan, wel een forse hoeveelheid kosten hebben veroorzaakt. Dat is bij tbs natuurlijk onvoorstelbaar veel meer dan in de normale situatie. Maar goed, daar kijken we niet naar. We kijken hier echt alleen maar naar het feit dat iemand strafrechtelijk veroordeeld wordt. Dat leidt ertoe dat hij een bijdrage betaalt in de kosten.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik merk dan op dat die eigen verantwoordelijkheid niet in alle situaties opgeld kan doen.

Minister Van der Steur:

Dat hoeft ook niet. Daar hebben we het uitgebreid met elkaar over gehad in de schriftelijke voorbereiding van dit debat. Het hoeft niet, omdat het uitgangspunt is dat je kosten veroorzaakt en het redelijk is dat daaraan een bijdrage wordt geleverd.

Mevrouw Wezel i (SP):

Als ik ervoor kies om te hard te rijden op de snelweg midden in de nacht, omdat ik snel haar huis wil, en er niemand op de snelweg is, waarom moet ik dan kosten betalen voor slachtofferzorg? Er zijn immers helemaal geen slachtoffers, dus er zijn geen kosten gemaakt door mijn handelen.

Minister Van der Steur:

Dat is heel simpel. Juist als je je niet aan de verkeersregels houdt, is de kans op het voorkomen van slachtoffers groot. Dat is de reden dat we hebben gekozen voor een stelsel waarin mensen die zich niet aan de verkeersregels houden fiks beboet kunnen worden. De gedachte daarachter is ook dat je dan bijdrage levert aan de hulp aan slachtoffers die vallen door de onveiligheid in het verkeer als zodanig.

Mevrouw Wezel (SP):

Er is helemaal niemand op die snelweg, dus ik weet bijna zeker dat ik geen slachtoffers maak.

Minister Van der Steur:

Dit keer niet misschien, althans dat hoop ik. De volgende keer misschien wel. Anderen doen het ondertussen misschien ook. Zo werkt het stelsel ook. Het is een forfaitair stelsel. Het geldt voor iedere veroordeling. Daar hangt een forfaitair bedrag aan. Het is niet afgewogen aan de lengte van de procedure, juist omdat dat tot een onmogelijke uitvoeringsregeling zou leiden. Het gaat om misdrijven waarbij slachtoffers te betreuren zijn, waaronder in extreme mate te hard rijden. Daar zijn ook slachtoffers bij te betreuren en het is dus redelijk dat er sprake is van een bijdrage voor slachtofferhulp. Voorzitter. Ik wijs erop dat er tegen dit uitgangspunt in de literatuur, door adviesorganen en door sommige woordvoerders in de Tweede Kamer geen principiële bezwaren bestaan. Ook in uw Kamer heb ik een aantal woordvoerders horen zeggen dat ze, ondanks dat ze misschien kritiek hebben op het wetsvoorstel om andere reden, geen principieel bezwaar konden aanvoeren tegen dit uitgangspunt.

Maar het gaat natuurlijk niet alleen om het principe, maar ook om de uitwerking. Voor dit aspect hebben veel woordvoerders in eerste termijn aandacht gevraagd. Het belangrijkste punt waar ik het vandaag over wil hebben, is dan ook de financiële positie van de bijdrageplichtige. Ik begrijp heel goed dat met dit wetsvoorstel een bijzondere doelgroep wordt geraakt en dat de financiële middelen van een deel van die doelgroep zonder meer beperkt zijn. De zorgen van uw Kamer wil ik graag wegnemen.

Ik heb dan ook mede naar aanleiding van de inbreng van uw Kamer in eerste termijn en in het voorlopig verslag, besloten om nog twee wijzigingen in de uitvoering van het wetsvoorstel aan te brengen. Zo heb ik het wetsvoorstel bijdragen voor gedetineerden ingetrokken. Dat weet uw Kamer. Een stapeling van bijdragen voor de meest kwetsbare groep, de gedetineerden, is daarmee van tafel. Sommetjes hebben ook laten zien dat als we dat wetsvoorstel in stand hadden gelaten, door juist die soms — niet altijd, maar soms — heel kwetsbare groep gedetineerden een enorm gestapeld bedrag tot soms wel €14.000 zou moeten worden betaald. Dat wetsvoorstel is ingetrokken.

Daarnaast hebben we de bijdrage aan het strafproces verlaagd. Een groot aantal woordvoerders had problemen met de bedragen zoals die voorlagen in de Tweede Kamer. Die bedragen heb ik, naar aanleiding van het commentaar van de woordvoerders in de Tweede Kamer en de commentaren hier, verlaagd ten opzichte van de bedragen die genoemd werden in de memorie van toelichting. De maximumbedragen zijn substantieel veranderd. Het maximum is niet meer ruim €14.000, maar nog maar €1.975. Dat maakt een heel groot verschil voor de impact van het wetsvoorstel. Ik hoop dat ik daarmee een deel, zo niet alle zorgen die er bij de woordvoerders nog leefden, heb kunnen wegnemen.

Daarnaast zijn er voorzieningen getroffen om te voorkomen dat bijdrageplichtigen in ernstige financiële problemen komen.

De voorzitter:

Minister, mag ik u even iets vragen? Ik hoorde u zeggen dat u het wetsvoorstel hebt aangepast naar aanleiding van opmerkingen die ook in deze Kamer zijn gemaakt. Kunt u dat nog even toelichten? Wij hebben de wet namelijk gekregen zoals die in de Tweede Kamer is aangenomen.

Minister Van der Steur:

Ja.

De voorzitter:

Daarnaast is hier in eerste termijn het debat gevoerd. U hebt toch sindsdien de wet toch niet gewijzigd?

Minister Van der Steur:

Nee, de wet uiteraard niet, voorzitter. Maar ik zal in de uitvoering van de wet de bedragen aanpassen.

De voorzitter:

O, dat zult u nog doen? U zei dat u dat al hebt gedaan, maar dat zult u nog doen.

Minister Van der Steur:

Ik heb het gedaan, in de zin dat de AMvB al klaar is. De wijzigingen zijn daarin verwerkt.

De voorzitter:

Goed, dank u.

De heer Rombouts i (CDA):

Mevrouw de voorzitter, wat bent u scherp. Ik had dezelfde gedachte. Want er is toch nog niets veranderd? Het ging toch om €14.000 als de minister dat andere wetsvoorstel niet zou hebben ingetrokken? We praten nu toch over €1.975, al in juni, maar ook vandaag toch nog steeds? Er is toch niets veranderd? De minister heeft toch niets gewijzigd?

Minister Van der Steur:

Ik heb niets gewijzigd aan de wet zoals die nu voorligt. Ik heb wel aangegeven dat ik de uitvoering zal wijzigen. Ik kom zo meteen nog met een wijziging die ik zal gaan doen naar aanleiding van het debat hier in uw Kamer.

De heer Rombouts (CDA):

Zegt u nu eigenlijk dat er een soort …

De voorzitter:

De heer Rombouts.

De heer Rombouts (CDA):

Sorry, mevrouw de voorzitter, ik moet nog een beetje wennen. Zelf een voorzitter zijnde, zou mij dit niet hebben mogen overkomen!

Minister, zegt u nu eigenlijk dat in de tarievenlijst die u nog gaat maken, er lagere bedragen komen te staan dan waar wij van zijn uitgegaan bij de toelichting op dit wetsvoorstel?

Minister Van der Steur:

Ja.

De heer Rombouts (CDA):

Zou de Tweede Kamer dat leuk vinden? Die mensen hebben voor uw wetsvoorstel gestemd, uitgaande van de bekende tarieven.

Minister Van der Steur:

Ik ga ervan uit dat de Tweede Kamer weet dat als een wetsvoorstel van de Tweede Kamer naar de Eerste Kamer gaat, daar nog een aantal wijzigingen in kunnen plaatsvinden, zeker als het gaat om de uitvoering. De Tweede Kamer kent uiteraard de discussie zoals we die hier gevoerd hebben in eerste termijn.

De heer Rombouts (CDA):

Ik denk dat de Tweede Kamer ervan uitgaat dat een wetsvoorstel dat naar de overkant gaat, alleen nog maar op een ja of een nee kan rekenen, en dat dit niet onderweg, ook niet tijdens een zomerreces, nog wijzigingen ondergaat.

Minister Van der Steur:

Ik denk dat dit regelmatig voorkomt. De Tweede Kamer heeft in meerderheid gezegd dat zij het uitgangspunt steunt dat veroordeelden bijdragen aan de kosten die zij veroorzaken door een strafproces, vergoed worden. De Tweede Kamer heeft er dus ook belang bij dat het wetsvoorstel door uw Kamer wordt aangenomen. Tijdens de discussie die hier gevoerd is in eerste termijn heb ik ervaren dat bij een aantal woordvoerders bezwaren zijn die zich vooral richten op die kwetsbare groep. Ik heb vervolgens gezegd: dan moeten we zorgen dat we die bezwaren zo veel mogelijk kunnen wegnemen. Ik hecht er namelijk grote waarde aan dat het wetsvoorstel om die reden dan ook door u wordt geaccepteerd.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, mijnheer Rombouts.

De heer Rombouts (CDA):

De minister is een praktisch man, begrijp ik. Ik ben benieuwd naar de rest van zijn antwoord om tegemoet te komen aan het bezwaar dat lage inkomens hierdoor toch nog steeds in de schuldhulpverlening terecht kunnen komen.

Minister Van der Steur:

Dat uitgangspunten delen wij gezamenlijk, want dat zou averechts werken, ook ten aanzien van de positie van bijvoorbeeld gemeenten.

De voorzitter:

Ik zie de heer Engels heen en weer dribbelen. Wilt u interrumperen? Ja? Niet?

De heer Engels i (D66):

Nog even niet.

Minister Van der Steur:

De donkere wolk, gevormd door de heer Engels, hangt boven de minister! Zo ervaar ik het in ieder geval. Wie weet komt de regen alsnog.

Voorzitter. Ik had het over de voorzieningen. Aan de ene kant hebben we het uitgangspunt, het principe, dat je een bijdrage levert aan de kosten die je veroorzaakt door het betrokken zijn in een strafrechtelijk proces. Aan de andere kant is er de vraag hoe we ervoor zorgen dat de totale impact van het wetsvoorstel zo beperkt mogelijk is. Daar hebben we een aantal maatregelen voor genomen. Ik kom er zo meteen op nog een. En dan hebben we natuurlijk de voorzieningen. Hoe zorgen we ervoor dat de uitvoering van het wetsvoorstel zo zorgvuldig mogelijk plaatsvindt? We hebben daar met elkaar al schriftelijk een aantal zaken over gedeeld.

Allereerst hebben we een zorgvuldige uitstel- en betalingsregeling geformuleerd. Dat betekent dat bij de inning rekening wordt gehouden met andere schulden en dat betalingsregelingen getroffen zullen worden met en uitstel van betaling verleend kan worden aan personen die de bijdrage niet of niet in een keer kunnen voldoen. Er worden geen invorderingsmiddelen ingezet tegen personen die niet kunnen betalen. Daarmee neem ik, denk ik, echt een belangrijke zorg van uw Kamer weg. Als vaststaat dat iemand geen betalingsmogelijkheden heeft, kan het niet zo zijn dat we vervolgens de betrokkene toch gaan betrekken in invorderingsactiviteiten.

Dan zijn er twee kwijtscheldingsbevoegdheden in het wetsvoorstel opgenomen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Erkent de minister wel dat door de eigen bijdrage de kans groter is dat iemand in een schuldenregeling terechtkomt? Het is namelijk wel een extra vordering die op hem of haar drukt. U zegt wel dat er rekening wordt gehouden met andere schulden, maar het kan toch nog altijd tot gevolg hebben dat iemand in de schuldsanering terechtkomt en daardoor drie jaar van een heel klein inkomen moet leven.

Minister Van der Steur:

Ik moet even nakijken hoe we dat ook alweer hadden geregeld … Ik kom er zo bij mevrouw Strik op terug. Ik wil zeker weten dat ik het goed zeg.

Ik was bij de kwijtschelding. Er zijn twee kwijtscheldingsbevoegdheden opgenomen. Een daarvan is in de loop van het wetgevingsproces ingevoegd. Er is een oplossing voor de meest problematische gevallen. Daardoor kan voorkomen worden dat een schuld een leven lang op iemand drukt. Maar ik zeg er wel bij, we zullen alleen kwijtschelden als iemand ook echt zijn best gedaan heeft om de bijdrage wel te voldoen. Anders is het natuurlijk wel een heel makkelijke route.

Het is ook goed om hier nog te memoreren dat niet iedereen een bijdrage zal betalen. Er wordt geen bijdrage geheven voor strafbeschikkingen, ook niet als iemand in verzet gaat tegen die beschikking. Personen die zijn vrijgesproken, betalen geen bijdrage. Personen die ontslagen zijn van alle rechtsvervolging zonder oplegging van een maatregel, betalen geen bijdrage. Veroordeelden aan wie geen straf of maatregel wordt opgelegd op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, worden uitgezonderd bij AMvB. Veroordeelden die overeenkomstig het jeugdstrafrecht zijn berecht, zullen ook geen bijdrage hoeven te betalen. Met al die maatregelen zijn naar mijn oordeel eventuele risico's voor de re-socialisering van kwetsbare groepen ondervangen. Ik kom daar zometeen in de individuele beantwoording nog op terug. Ik zal ook nog ingaan op het verband dat lijkt te worden aangenomen tussen het hebben van schulden en re-socialisering als zodanig.

De heer Rombouts (CDA):

Wat zijn nou de twee wijzigingen die de minister heeft toegezegd? Zijn dat de uitstel- en betalingsregeling en de verlaging van de bijdragen die hij nog gaat overwegen om uit te werken?

Minister Van der Steur:

Ja, en nog een derde wijziging: naar aanleiding van de inbreng van verschillende woordvoerders heb ik reden gezien om de zogenoemde 50%-regel bij kale geldboetes ook van toepassing te verklaren op geldboetes opgelegd door de enkelvoudige en de meervoudige kamer. Geldboetes die worden opgelegd door de enkelvoudige en de meervoudige kamer zullen op dezelfde wijze worden behandeld als geldboetes die worden opgelegd door de kantonrechter. Een aantal woordvoerders heeft in de schriftelijke inbreng gevraagd, waarom dat niet synchroon liep. Bij de kantonrechter is geregeld dat er een 50%-regel wordt toegepast bij het opleggen van een kale geldboete. Dat trek ik door naar de enkelvoudige en de meervoudige kamer, zodat dat punt, waarop de Kamer mij wees, wordt rechtgetrokken. Daarover heb ik een brief geschreven. Overigens heb ik de Tweede Kamer bij de brief geïnformeerd over mijn voornemen om de bedragen bij dit wetsvoorstel te verlagen zoals hierboven aangegeven.

De heer Rombouts (CDA):

U zei daarnet dat u het nog even moest opzoeken. Ik zou eigenlijk wensen dat u, als u heel erg hecht aan het aangenomen worden van dit wetsvoorstel, uit uw hart en dus ook uit uw hoofd kunt zeggen hoe u de mensen met de lagere inkomens tegemoet wilt komen. Ik heb alleen nog maar gehoord dat uitstel van betaling mogelijk is. Daarmee neemt u mijn zorgen niet weg en ook niet de zorgen van een aantal collega's, omdat dit voor mensen die al een heel laag inkomen hebben en dan nog een straf krijgen, gevolgd door een boete, ook al mag je die over een aantal maanden uitsmeren, erg veel kan zijn. Dan is er toch nog sprake van een zekere stapeling. Hoe kunt u aantonen dat u het wetsvoorstel zodanig hebt gewijzigd dat dit ons over de streep trekt?

Minister Van der Steur:

Die twee kwijtscheldingsmogelijkheden die ik heb opgenomen, zijn erg belangrijk. Daarvan is er een later ingevoegd, terwijl de ander er oorspronkelijk al in zat. Er is dus de mogelijkheid om, als iemand echt zijn best heeft gedaan om te betalen terwijl dit gewoon niet mogelijk is, een en ander kwijt te schelden. Ik denk dat dat precies is waarnaar de heer Rombouts zoekt. Ik vraag hem dat eigenlijk.

De heer Engels (D66):

Ik herinner mij uit de memorie van antwoord dat daarin een aantal bijstellingen wordt aangekondigd. Die bijstellingen krijgen hun neerslag in nog te maken of al voorliggende AMvB's. Langzamerhand krijg ik de indruk dat er sinds het debat van 7 juni nog meer in de pijplijn zit in de vorm van nadere AMvB's, met nog weer nadere maatregelen, juist op dit punt. Mij ontbreekt nu even het overzicht als het gaat om de exacte reikwijdte en het volume van de wet. Dit begint wat te lijken op goochelen met wet en AMvB's. Formeel kunt u de Tweede Kamer daar wel bij betrekken, maar het begint allemaal wel wat los zand te worden. Hebt u sinds de memorie van antwoord en de eerste termijn van juni nadere maatregelen overwogen, en zo ja, komen die nog in de vorm van AMvB's? Waarom hebben we daarvan geen overzichtelijk lijstje gekregen?

Minister Van der Steur:

Wat sinds juni nieuw is, is vooral de wijziging die ik in één AMvB zal toepassen. Er komt namelijk maar één AMvB: de AMvB die ik zal presenteren als dit wetsvoorstel wordt aangenomen. Die AMvB voorziet in de uitvoeringsregeling van dit wetsvoorstel. Ten opzichte van juni zit daar één nieuw element in: die 50%-regeling die ik ook van toepassing zal verklaren op geldboetes, opgelegd door de enkelvoudige en de meervoudige kamer. Deze Kamer heeft mij er namelijk op gewezen dat het onredelijk zou zijn om dat alleen maar bij de kantonrechter te laten doen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik ben toch wel enigszins verbaasd. We hebben in juni al deze zorgen nadrukkelijk onder uw aandacht gebracht. U hebt gezegd, meer tijd nodig te hebben. U hebt er dus een zomer lang over nagedacht. Waarom hebt u dit niet van tevoren schriftelijk aan ons laten weten? Dan hadden wij ons daarop kunnen voorbereiden. Dat had de beraadslaging hier een stuk makkelijker gemaakt.

Minister Van der Steur:

Ik neem die suggestie van mevrouw Strik graag ter harte. Dan had ik dat moeten doen. Het leek mij juist goed om dat in de beantwoording te doen, zodat u daarover hier en nu met mij in debat kunt gaan. De belangrijkste nieuwe wijziging is de 50%-regeling. Alles afwegende, er deze zomermaanden de tijd voor nemende en gelet op de kritiek die er is, vind ik het alleszins redelijk dat we dat wat bij de kantonrechter al geregeld was, doortrekken naar de enkelvoudige en meervoudige kamer, zodat daarmee een aspect waarop kritiek was, is weggenomen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik zeg niet dat ik niet blij ben met de toezegging. Maar ik vind het vervelend om op deze manier hiervan voor het eerst te horen, terwijl dit kennelijk gewoon al een besluit is op basis van onze eerste termijn. Ik had dat graag van tevoren geweten, dan had ik daarover in de fractie beraad kunnen voeren en dan was dat voor de tweede termijn van toegevoegde waarde geweest.

Minister Van der Steur:

Ik neem dat advies graag ter harte. Dat had ik anders moeten doen.

Mevrouw Wezel (SP):

Mij is niet meer helder waarover we het nu precies hebben, hoe het wetsvoorstel er precies uitziet en waarover we het vandaag hebben. Het lijkt mij goed als dat eerst op papier wordt gezet.

Minister Van der Steur:

Het wetsvoorstel is zoals het is. Daar is zoals bekend niets aan veranderd. Dat kan ik ook niet. Naar aanleiding van de kritiek in eerste termijn kom ik deze Kamer tegemoet. Ik heb nog eens heel goed gekeken naar de betekenis van die kritiek en naar hoe we daaraan tegemoet kunnen komen. Ik heb al aangegeven waar de zorgvuldigheid van het wetsvoorstel zit. Verder heb ik aangegeven, waar ik voornemens ben een concrete wijziging in de AMvB door te voeren. Dat kan ik hier ook niet anders doen. Er is in de AMvB al een wijziging opgenomen die ziet op toepassing van de 50%-regeling, als het gaat om geldboetes. Ik heb nagedacht over dat punt dat in eerste termijn naar voren is gebracht. Ik vond het een goed punt, zodat ik het om die reden heb aangepast. Dat voornemen vertel ik hier; ik had dat misschien beter schriftelijk kunnen doen. Maar ik doe dat hier, omdat ik denk dat dat voor de behandeling van belang is. De Kamer weet dan dat ik op dat punt concreet tegemoet kom aan haar bezwaren.

Mevrouw Wezel (SP):

Met alle respect, maar dit komt op mij over als een soort koehandel: ik doe er wat bij, en dan hoop ik dat het voorstel wordt aangenomen. Maar het wordt juist steeds onduidelijker.

Minister Van der Steur:

Daar hebben we dit debat voor. We kunnen daarin met elkaar vaststellen wat we van het voorstel vinden. Daarom wil ik de beantwoording graag verder ter hand nemen.

De heer Engels (D66):

Even heel kort, want ik wil de behandeling niet ophouden. Is het een idee dat de minister in de aanloop naar de stemming volgende week de Kamer informeert over wat hij sinds 7 juni nog in AMvB's denkt te gaan regelen?

Minister Van der Steur:

Dat lijkt me een prima idee.

De heer Engels (D66):

Met het risico dat we dan minder blij zijn dan u hoopt.

Minister Van der Steur:

Dat zou kunnen. Met name in de tweede termijn wil ik heel graag weten, hoe de Kamer over mijn verdediging denkt.

Mevrouw Van Weerdenburg i (PVV):

De minister had het net over die 50%-regeling als de belangrijkste nieuwe wijziging, daarmee implicerend dat er ook andere nieuwe wijzigingen zijn. Misschien is het voor de duidelijkheid handiger als hij spreekt van pre- en na-juni-wijzigingen.

Minister Van der Steur:

De post-juni-wijziging is de wijziging van de 50%-regeling.

De voorzitter:

Voordat ik de heer Sietsma het woord geef: ik zie dat een aantal Kamerleden met elkaar in beraad is. Wensen zij een korte schorsing? Ik begrijp dat mevrouw Strik om een korte schorsing vraagt. Kan iedereen daarmee instemmen? Tien minuten, tot 15.00 uur? Ik wil namelijk niet dat de leden tijdens het debat met elkaar gaan confereren, want dat schiet niet op. Schorsing? De heer Sietsma stelt eerst zijn vraag en daarna schorsen we voor tien minuten.

De heer Sietsma i (ChristenUnie):

Heb ik goed begrepen dat de minister zei dat de Tweede Kamer al is geïnformeerd over de wijziging van het tarief, die 50%? Zo ja, hoe is dat gebeurd?

Minister Van der Steur:

Nee, de Tweede Kamer is geïnformeerd over de verlaging van de tarieven zoals we die hebben toegepast na de behandeling in de Tweede Kamer, vooruitlopend op de behandeling in deze Kamer.

De voorzitter:

Ik begrijp van de leden dat een schorsing van vijf minuten voldoende is.

De vergadering wordt van 14.49 uur tot 14.56 uur geschorst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Van der Steur i:

Voorzitter. Ik was inmiddels aangekomen bij de beantwoording van de vragen van de individuele leden. Deze beantwoord ik in een aantal blokjes. Het eerste blokje betreft de grondslag van het wetsvoorstel, het tweede het karakter van de bijdrage, het derde het element van de financiële positie en de resocialisatie, waarover in eerste termijn een groot aantal zorgen is uitgesproken, het vierde de financiële aspecten, het vijfde de vragen over het buitenland en het zesde de overige vragen. Dat is de routekaart voor de beantwoording van de vragen die gesteld zijn in de eerste termijn.

De heren Rombouts en Engels en mevrouw Strik hebben in eerste termijn gevraagd of het wetsvoorstel alleen financieel gedreven is of dat er ook een principe achter ligt. Het is inherent aan het opstellen van een wetsvoorstel waarmee wordt voorzien in de doorberekening van kosten die de samenleving draagt voor het strafrecht, dat de financiële aspecten in ogenschouw worden genomen. Zoals de Kamer weet is de oorspronkelijke begrotingsdoelstelling losgelaten, maar dat doet er niets aan af dat er een prijskaartje hangt aan dit wetsvoorstel. Dit betekent dat daarmee uiteraard rekening is gehouden in de begroting voor de komende jaren, zij het dat ik kan opmerken dat het risico op het niet accepteren door de Kamer van dit wetsvoorstel wel is voorzien in de begroting vanaf het jaar 2017. Dit houdt in dat op het moment dat dit wetsvoorstel het niet zou halen, er een korting van 47 miljoen zal plaatsvinden op het extra bedrag van 450 miljoen euro dat door de regering aan mijn begroting is toegevoegd. Dat is immers het bedrag dat was voorzien om in 2017 met dit wetsvoorstel te worden opgehaald. Dit betekent automatisch dat er minder geld beschikbaar zal zijn voor de overige activiteiten die mijn departement onderneemt.

De heer Engels en mevrouw Wezel hebben gevraagd welke juridische principes ten grondslag liggen aan dit wetsvoorstel. Ik noem daarbij vooral het profijtbeginsel en het beginsel van "de vervuiler betaalt", dat het belangrijkste beginsel is bij dit wetsvoorstel, zoals ik zojuist heb aangegeven. Het profijtbeginsel zelf is natuurlijk niet van toepassing op dit wetsvoorstel om de eenvoudige reden dat je niet kunt zeggen dat mensen die in een strafrechtelijk proces worden betrokken, daarvan voordeel hebben. Dat voordeel zou in zekere zin wel aan de samenleving kunnen worden toegedeeld. Als je het zo zou willen bekijken, is het alleszins redelijk dat de samenleving nog steeds een overgrote meerderheid van de kosten voor haar rekening neemt.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Handhaving, opsporing en vervolging zijn echt een kerntaak van de overheid, een publieke taak die niemand anders kan uitvoeren. Hetzelfde geldt voor handhaving van de openbare orde. Het kabinet is geen voorstander van het doorberekenen van de politiekosten voor het handhaven van de openbare orde, bijvoorbeeld in geval van evenementen. Kan de minister ingaan op de vraag hoe die twee te rijmen zijn met elkaar? Waarom wil hij die kosten niet doorberekenen maar wil hij de kosten inzake het strafrecht wel doorberekenen aan individuele burgers?

Minister Van der Steur:

Ik denk dat dit eigenlijk heel logisch is. Als je de kosten van evenementen doorberekent — mevrouw Strik heeft deze vraag in eerste termijn gesteld; ik trek het antwoord graag naar voren — komen die uit bij de organisatoren van het evenement, maar niet bij degenen die nopen tot het investeren in bijvoorbeeld extra politie bij voetbalwedstrijden. Dat zijn namelijk degenen die de ellende en de rotzooi veroorzaken, de echte vervuilers. Daarom heeft het kabinet er uiteindelijk voor gekozen om die doorberekening niet te laten plaatsvinden. Het is juist een extra stimulans om de doorberekening aan burgers wel te laten plaatsvinden. Immers, daarmee worden degenen die daadwerkelijk zelf onderwerp zijn van een strafrechtelijke veroordeling, die daar aanleiding toe hebben gegeven, daardoor getroffen in plaats van de organisatoren van evenementen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De politie-inzet bij evenementen heeft juist ook een preventieve functie. Organisatoren houden daarmee rekening. Zij moeten tal van kosten voldoen, ook als het gaat om andere zaken, zoals volksgezondheid. Als je uitgaat van de redenering dat het eigen verantwoordelijkheid is, zou je je toch moeten afvragen waarom de individuele belastingbetaler moet opdraaien voor kosten die de politie moet maken omdat een bepaalde organisatie een of ander evenement organiseert.

Minister Van der Steur:

Die kosten worden niet gedragen door de samenleving omdat het evenement wordt georganiseerd, maar omdat mensen die gebruikmaken van de organisatie van dat evenement, daar rotzooi willen schoppen. Niet door het feit dat er een voetbalwedstrijd plaatsvindt, moet er politie-inzet zijn. De oorzaak van de politie-inzet bij een voetbalwedstrijd is dat een kleine groep raddraaiers een grote hoeveelheid rotzooi creëert bij die georganiseerde wedstrijd, waarvan het overgrote merendeel van de mensen geniet met heel veel plezier, heel prettig en zonder enige ellende te veroorzaken. Die raddraaiers zouden daarvoor moeten betalen, niet degenen die de voetbalwedstrijd organiseren. Dat laat juist zien waarom de regering dit wetsvoorstel redelijk vindt, want daarmee laat je die groep echt meebetalen. Ook al is dat maar voor een gering bedrag, het principe is dat degene die aanleiding geeft voor een strafrechtelijke procedure, ook bijdraagt aan een deel van de kosten daarvan.

Mevrouw Wezel i (SP):

Ik hoor de minister zeggen dat het hem gaat om het profijtbeginsel. Dan zou je in principe toch alle kosten moeten doorberekenen? Waarom gebeurt dat in dit geval wel? Ook als het veel is voor die organisatoren, dan is dat zo; dat is dan een ondernemersafweging. Waarom daar niet doorberekenen en bij iemand anders wel? Dat is toch in strijd met het gelijkheidsbeginsel?

Minister Van der Steur:

Nee, volgens mij heb ik ook mevrouw Strik helder gemaakt wat er juist in dit geval geldt. Laten we de kosten voor de openbare orde en veiligheid rond een voetbalwedstrijd als voorbeeld nemen. Als je de kosten van de beveiliging rond een voetbalwedstrijd in rekening zou brengen bij de betaaldvoetbalclubs, moeten degenen die nooit rotzooi veroorzaken, namelijk de goedmoedige, vredelievende echte voetballiefhebbers — dat gezin van vader, moeder en drie kinderen, dat naar de voetbalwedstrijd gaat — met hun kaartje meebetalen voor de rotzooi die wordt veroorzaakt door een heel kleine groep waarmee zij niets te maken willen hebben. Dat is in ieder geval in mijn ogen volstrekt niet redelijk.

Mevrouw Wezel (SP):

Waarom moet ik daar als belastingbetaler dan wel voor betalen? Voor mij hoeven die voetbalwedstrijden niet plaats te vinden.

Minister Van der Steur:

Dat is een persoonlijke keuze van mevrouw Wezel. Er zijn ook veel mensen die veel waarde hechten aan sport en die zeggen dat sport verbroedert en een belangrijke rol speelt in onze samenleving en dat heel veel jongeren daardoor aan hun gezondheid werken. Ik zou dus zeggen dat het niet onredelijk is dat wij met elkaar staan voor de openbare orde en veiligheid. Het door mevrouw Wezel genoemde principe wordt ook niet door het kabinet verkondigd. Het gaat erom dat wij het redelijk vinden dat mensen die strafrechtelijk veroordeeld worden en dus door de rechter worden veroordeeld, een bijdrage betalen aan de kosten van het strafproces.

Mevrouw Wezel (SP):

De vraag was waarom bij de één wel wordt doorberekend en bij de ander niet. Dat lijkt mij in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Minister Van der Steur:

Er is geen andere gelijkheid. De gelijkheid hier is dat iedereen die door de rechter wordt veroordeeld voor een strafrechtelijk vergrijp, een bijdrage aan de kosten van het strafproces betaalt. Dat is gelijk voor iedereen, behalve als vervolgens in de uitwerking blijkt dat betrokkenen om goede redenen niet kunnen betalen. Dan gelden weer de kwijtscheldingsregelingen.

De heer Engels vroeg naar het kabinetsstandpunt over de bijdrage van gedetineerden aan verblijf in detentie. Zoals bekend is dat wetsvoorstel ingetrokken. Ik heb begrepen dat er landen zijn die gedetineerden een bijdrage aan detentie in rekening brengen. Nederland heeft uiteindelijk besloten om dat niet te zullen doen.

Mevrouw Bikker vroeg waarom de eigen bijdrage aan proceskosten nu wordt voorgesteld, terwijl dat in de afgelopen 120 jaar niet is gebeurd. Dat vond ik een heel mooi argument van mevrouw Bikker, maar het antwoord is natuurlijk even logisch als de vraag: er is de afgelopen 120 jaar natuurlijk heel veel veranderd in Nederland, niet alleen in de samenleving maar ook in de verhouding tussen overheid en burger en natuurlijk ook in de wijze waarop wordt omgegaan met het doorberekenen van de kosten. Het rapport Maat houden, het rijksbrede kader voor wetgevingsbeleid ten aanzien van doorberekening van kosten, is naar aanleiding van verschillende ontwikkelingen dan ook herzien in 2014. Sindsdien is er natuurlijk ook een maatschappelijke discussie geweest over de vraag of het niet redelijk is om van mensen die heel veel kosten veroorzaken, een bijdrage te verwachten. Het antwoord daarop is natuurlijk ook gegeven door het onderzoek van prof. Tak, waaruit blijkt dat Nederland, België en Luxemburg eigenlijk de enige drie landen in ons deel van Europa zijn die dit uitgangspunt nog niet omarmen.

Ik kom nu bij het tweede blokje, het karakter van de bijdrage. Het debat daarover gaat altijd over de vraag of de bijdrage een administratieve heffing is of een straf. De heer Engels en mevrouw Strik hebben daarnaar gevraagd. In dat verband is het goed om te kijken naar de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Daarin heeft het begrip "straf" een autonome betekenis. Zoals mevrouw Strik en de heer Engels terecht hebben opgemerkt, kan ook een administratieve heffing een straf in de zin van het EVRM zijn. We moeten kijken naar de factoren die daarop van toepassing zijn en die al een paar keer door het Hof zijn aangegeven. Daarbij gaat het allereerst om de karakterisering naar nationaal recht, de procedure die is gevolgd bij oplegging en tenuitvoerlegging, de aard en het doel van de maatregel en de hoogte en de zwaarte van de maatregel. Heel specifiek verwijs ik naar de uitspraken-Engel, -Jamil en -Welch van het Europees Hof.

Ik kom tot de conclusie dat de bijdrage geen straf is in de zin van het EVRM. Wat het eerste element, de karaktering van het nationaal recht, betreft: de bijdrage is naar nationaal recht aangemerkt als een administratieve heffing. Wat de procedure van de oplegging en de tenuitvoerlegging betreft: de bijdrage wordt opgelegd en geïnd in een administratieve procedure. De rechtsgang die vervolgens kan worden gevolgd, is bestuursrechtelijk. De invorderingsmiddelen zijn beperkt tot verhaal met en zonder dwang. Gijzeling is uiteraard niet mogelijk. Wat de aard en het doel van de bijdrage betreft: het doel van de bijdrage is het doorberekenen van de kosten van de strafprocedure. Het laatste element is de vraag of de hoogte aanleiding geeft om te zeggen dat er sprake is van een straf. Zoals bekend is de hoogte van de bijdrage beperkt, zeker na de verlaging van de bedragen. De hoogte is dan ook niet zodanig dat de bijdrage de kosten overschrijdt. Er kan dus worden gesproken van een doorberekening van de kosten. Dit is te vinden in de uitspraak-Ruotsalainen; ik spreek dat vast niet goed uit, maar dat is de uitspraak van het Europees Hof waarnaar ik kan verwijzen. De hoogte is ook beperkt doordat bij de kale geldboetes een matiging zal plaatsvinden. De bijdrage is overigens ook gering in verhouding tot de bijdragen die in het buitenland kunnen worden opgelegd en die niet in strijd zijn geoordeeld met het EVRM. Omdat er geen sprake is van een straf, is er ook geen sprake is van strijd met het beginsel ne bis in idem.

Inmiddels kan ik de vraag van mevrouw Strik beantwoorden. Zij vroeg of de bijdrage een bestraffend karakter krijgt doordat bij de enkelvoudige en meervoudige kamer de bijdrage wel hoger kan zijn dan de geldboete. Mevrouw Strik heeft daar gelijk in. Om die reden ben ik voornemens om het besluit op dat punt aan te passen. Ik dank mevrouw Strik voor die suggestie, die ik dus graag overneem.

Mevrouw Strik vroeg of het feit dat het gaat om een forfaitair bedrag, niet kan leiden tot een bestraffend karakter. Ik denk dat we ook daarvoor moeten kijken naar de genoemde uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak-Ruotsalainen. Daaruit kan worden afgeleid dat het gebruik van vaste forfaits niet betekent dat er sprake is van een straf. Zolang de forfaits de daadwerkelijke kosten niet dusdanig overstijgen dat niet meer gesproken kan worden van een enkele doorrekening, kan er ook niet worden gezegd dat de bijdrage een punitief karakter heeft.

Mevrouw Strik vroeg of het door ons voorgestelde rechtsmiddel in de bestuurlijke procedure effectief is. Ik denk het wel. De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Dat betekent dat er ook bezwaar kan worden gemaakt. Ook tegen alle elementen van de uitvoering kan bezwaar gemaakt worden en kan uiteindelijk ook beroep worden ingesteld bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State. Mevrouw Strik vroeg expliciet of ook het EVRM nog een rol kan spelen. Uiteraard kan de bestuursrechter een toetsing aan het EVRM laten plaatsvinden.

Mevrouw Bikker en de heer Engels zeiden: als je het omdraait en niet vanuit de overheid naar de vervolgde kijkt maar bekijkt hoe dit wordt ervaren door degenen die hiermee geconfronteerd worden, zouden zij dit dan als een punitief middel kunnen ervaren? Dat zou zo kunnen zijn. Ik sluit dat niet uit, maar het simpele feit dat iemand een administratieve heffing als een straf ervaart, wil niet zeggen dat die heffing ook een straf wordt.

Mevrouw Wezel (SP):

Ik kom even terug op het punt van de mogelijkheid om dit voor te leggen aan de bestuursrechter. In Groot-Brittannië is de wet ingetrokken na grote kritiek. Daar is ervoor gekozen om de rechters aan de hand van de omstandigheden per geval te laten bepalen wat de kosten van de vergoeding zouden moeten zijn. Waarom kiest de minister er niet net als in Engeland voor om de rechtbank de kosten van de strafvordering te laten bepalen? De minister heeft met dit wetsvoorstel het opleggen van de eigen bijdrage onttrokken aan het zichtveld van de rechters die de straf moeten opleggen. In Groot-Brittannië hebben meer dan 100 rechters hun ambt neergelegd, omdat ze niet met deze wet konden leven. Is het niet veel erger als de uitoefening van een overheidstaak met dit wetsvoorstel aan het zicht wordt onttrokken, omdat de rechters het vermoedelijk niet over hun lippen kunnen krijgen? Graag krijg ik een reactie van de minister.

Minister Van der Steur:

Ik herinner mij dat mevrouw Wezel die vraag in de eerste termijn heeft gesteld. Ik heb me daar ook op voorbereid. Ik wilde die behandelen onder het kopje "buitenland", omdat de vraag eigenlijk gaat over de Engelse situatie, maar ik trek dit graag naar voren. Misschien is het goed om duidelijk te maken dat Engeland drie mogelijkheden had om kosten door te berekenen aan de veroordeelde. De eerste is de cost order, de doorberekening van de daadwerkelijke kosten van het strafproces. Die kunnen daar soms tot in de vele tonnen oplopen. De tweede is de Victim Surcharge. Dat is een afzonderlijke bijdrage voor het slachtoffer. Die komt dus nog bovenop de cost order in de vorm van een soort toeslag. Daarnaast is er de Criminal Courts Charge. Dat is de derde betalingsverplichting voor de veroordeelde. Naar dat laatste punt verwijst mevrouw Wezel. Daar is heel veel bezwaar tegen gemaakt, naar ik begreep ook omdat rechters zeiden dat dit bovenop de cost order van de daadwerkelijke kosten en de Victim Surcharge kwam. Men heeft dus bezwaar gemaakt tegen die Criminal Courts Charge. De wet waarin dit geregeld werd, is ingetrokken, zoals mevrouw Wezel in de eerste termijn heeft aangegeven. Dat wil zeggen dat er in Engeland dus nog steeds de cost order en de Victim Surcharge zijn. Beide elementen zijn nog steeds geldend recht in Engeland, voor zover mij is geworden.

Mevrouw Wezel (SP):

Mijn vraag was waarom de minister er niet voor kiest om de strafrechter hierover te laten beslissen en daarbij rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden, bijvoorbeeld van iemand die al in de schuldsanering zit.

Minister Van der Steur:

Daar kom ik zo ook nog op terug, want deze vraag zal ik behandelen onder het kopje "financiële positie". Mevrouw Wezel, vindt u het erg als ik die dan behandel? Of wilt u nu een antwoord krijgen?

Mevrouw Wezel (SP):

Nou, ik wil gewoon antwoord krijgen op de vraag waarom u er niet voor kiest om dit gewoon in het strafrecht te regelen.

Minister Van der Steur:

Daar kiezen wij voor omdat wij vinden dat je ook in de uitvoering van de regeling rekening moet houden met de bijzondere positie van de persoon in kwestie. De strafrechter kan dit alleen maar op het moment van het bepalen van de hoogte van het bedrag doen, maar niet meer daarna. Ik vind het juist van groot belang dat wij flexibiliteit mogelijk maken, zodat we de positie van de betrokkene ook daarna nog in de uitvoering kunnen meenemen. Dat moet dus niet op basis van een rechterlijk oordeel gebeuren, maar op basis van een vaste administratieve heffing, waarbij de positie van de betrokkene dus in het bestuursrecht zorgvuldig wordt afgewogen. Dat kan anders alleen maar tijdens het strafproces op de dag van de zitting zelf. Ik denk dat dit een keuze is die veel meer recht doet aan de soms kwetsbare positie van veroordeelden dan het systeem dat mevrouw Wezel voorstelt.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik wil nog even terugkomen op het forfaitaire bedrag. De minister zegt dat het EHRM dat toestaat zonder dat het een criminal charge wordt, omdat er nog steeds sprake is van doorberekening. Mevrouw Wezel had het net al over een verkeersboete of een veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet zonder dat er sprake is van een slachtoffer of welk strafbaar feit dan ook zonder slachtoffer. Je zou het eigenlijk zo moeten regelen dat er bij afwezigheid van een slachtoffer geen kosten worden doorberekend die te maken hebben met slachtofferzorg. Dan zou je verschillende forfaitaire bedragen moeten vaststellen om enigszins recht te doen aan het feit dat er wel degelijk sprake is van een doorberekening. Want nu gaat het om vaste bedragen, los van de vraag hoeveel kosten er daadwerkelijk gemaakt zijn. Het maakt natuurlijk veel uit of er al dan niet slachtofferzorg is, maar in het wetsvoorstel wordt daar geen onderscheid in gemaakt. Dat doet toch de vraag rijzen of de forfaitaire bedragen voldoende in relatie staan tot de daadwerkelijk gemaakte kosten. Is er dan echt sprake van doorberekening of wordt er zonder te kijken naar de individuele omstandigheden gewoon een bepaald bedrag opgelegd?

Minister Van der Steur:

Ik kijk even naar wat wij uitgeven aan het strafrecht. Ik weet dat niet precies, want je kunt natuurlijk alle kosten van het Openbaar Ministerie en de nationale politie daarin meerekenen. Dan komen we uit op miljarden, maar ik denk niet dat dat de bedoeling is. Wat ik uit mijn hoofd weet is dat de samenleving in Nederland ongeveer 20 tot 21 miljoen bijdraagt voor slachtoffers. Dit wetsvoorstel voorziet erin dat daar 5 miljoen extra bovenop komt. Dat is dus 5 miljoen bovenop het bedrag van 21 miljoen dat al wordt opgehaald. Met de aanpassing in dit wetsvoorstel wordt in principe beoogd om ongeveer 44 miljoen op te halen. Die 5 miljoen zijn daarvan een klein onderdeel. Mevrouw Strik zegt — althans ik begrijp het zo — dat je alleen dat kleine deel, dat onderdeeltje van het totaalbedrag, zou moeten toepassen op de delicten waarbij daadwerkelijk een slachtoffer betrokken is. Begrijp ik het zo goed?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ja, u hebt het over de doorberekening. In het wetsvoorstel staan verschillende kostenposten die deel uitmaken van de doorberekening, zoals de opsporing, de vervolging, de berechting en de slachtofferzorg. Dan zou je inderdaad naar rato kunnen bekijken welk deel gebruikt wordt voor de doorrekening van die kosten. Als je dat anders doet, kan de vraag rijzen of er echt sprake is van doorrekening. Of zeg je dan: we halen die bedragen sowieso op, dus dan kunnen we wel wat meer gebruiken voor bijvoorbeeld opsporing of vervolging.

Minister Van der Steur:

Ik vraag mij nu even af wat de zorg van mevrouw Strik is. Als zij zorgen heeft over de vraag of het EHRM dat zou accepteren, is mijn antwoord: kijk maar naar Engeland. De Victim Surcharge ziet ook niet op slachtofferdelicten maar op alle delicten. In andere landen geldt dit ook. Daar gaat men dus ook uit van de gedachte dat de bijdrage redelijk is, omdat misschien in dit specifieke misdrijf geen slachtoffer te betreuren valt, maar dat in algemene zin natuurlijk wel het geval is. Ik denk dat het hier precies hetzelfde is. Ik vind het alleszins redelijk dat iemand die een zodanige verkeersovertreding begaat dat wij vinden dat hij daar een heftige boete voor moet krijgen, omdat het risico dat er een slachtoffer ontstaat zeer groot is — dat is nou eenmaal zo, dat is de gedachte achter de verkeersveiligheid — een bijdrage betaalt aan slachtofferzorg, ook al heeft hij dan misschien niemand doodgereden, gelukkig. Maar dat had net zo goed wel het geval kunnen zijn.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik stel dus vast dat de doorrekening eigenlijk gaat naar de totaalkosten die te maken hebben met het strafbare feit en dat ze niet gespecificeerd worden naar de daadwerkelijke kosten. Er gaat dus niet een bepaald bedrag naar het Fonds Slachtofferhulp. Het geld gaat naar een grote hoop en van daaruit worden al die verschillende posten gevuld.

Minister Van der Steur:

Dat geldt niet voor het slachtoffer. Dat bedrag, die 5 miljoen, wordt echt aan slachtofferbeleid besteed. Dat is afgesproken. Wat ik daarvan in de Tweede Kamer heb gezegd, herhaal ik hier. Wij hebben besloten om de bedragen anders in te richten en daarbij vonden wij het redelijk dat de bijdrage voor de slachtofferzorg gewoon in stand zou blijven. We vinden het namelijk van groot belang dat veroordeelden daar ook een bijdrage aan leveren, omdat zij met elkaar nogal wat leed berokkenen.

Nu kom ik bij het blokje "financiële positie en resocialisering". De heer Rombouts en mevrouw Bikker hebben daarnaar gevraagd en de heer Engels, mevrouw Wezel, mevrouw Strik en mevrouw Beuving hebben daarover hun zorgen geuit. Hoe kijkt de minister aan tegen de invloed van dit wetsvoorstel op de resocialisering van mensen die mogelijkerwijs al in een lastige positie zitten? Dat is een wezenlijke vraag.

Wij moeten allereerst bezien wat wij weten van de relatie tussen schulden en resocialisering. In het onderzoek dat wij daarnaar hebben gedaan, wordt uitgegaan van een indirecte relatie. Het is niet zo dat je door grote schulden strafbare feiten gaat plegen. Het is niet zo dat mensen alleen maar strafbare feiten plegen omdat ze schulden hebben of dat ze, om die schulden te betalen, proberen geld te verdienen ten koste van een ander. Dat is over het algemeen niet aan de orde. Wat ik wel kan zeggen, is dat grote schulden leiden tot sociale problemen, zoals het niet meer kunnen betalen van een woning. Dat kan een gevaar voor de resocialisering zijn. Ik denk dat wij dat bij dit wetsvoorstel heel zorgvuldig onderkend hebben. Om die reden hebben wij ervoor gekozen om die bedragen te verminderen, waardoor de invloed die die bedragen kunnen hebben op de financiële positie van iemand, sterk vermindert. Daarnaast zorgen we ervoor dat we dit door middel van een betalingsregeling, het verlenen van uitstel of kwijtschelding juist voor die kwetsbare groep kunnen oplossen.

Misschien is het ook goed om op te merken dat wij bij de totale opbrengst van dit wetsvoorstel voorzien dat maar in ongeveer 50% of 60% van de gevallen tot betaling zal worden overgegaan. In de hele wetgeving wordt ervan uitgegaan — en dat is ook de zorgvuldigheid die je naar mijn mening van de regering mag verwachten — dat een heel groot deel van de mensen het niet kan betalen en dan zal het ook niet gebeuren. Daarover hebben wij dan ook afspraken gemaakt.

Mevrouw Wezel (SP):

Kan iemand als hij dit opgelegd krijgt, met een eigen bijdrage, in de schuldsanering?

Minister Van der Steur:

Als dit de enige schuld zou zijn, dan is het antwoord volgens mij nee.

Mevrouw Wezel (SP):

Naast deze schuld heeft hij ook bijvoorbeeld de huur een poos niet betaald, net als zijn energienota en een aantal andere dingen.

Minister Van der Steur:

Dan kan iemand sowieso in de schuldsanering.

Mevrouw Wezel (SP):

Nou, dat is niet zo. Als jij een boete hebt openstaan, wordt er gezegd: dat is eigen schuld, u kunt niet in de schuldsanering.

Minister Van der Steur:

Ja, maar in dit geval kan dat wel.

Mevrouw Wezel (SP):

Bij deze schuld kan men wel in de schuldsanering?

Minister Van der Steur:

Ik voel mij daarin gesteund door de hogere regionen.

Mevrouw Wezel (SP):

Het is fijn dat dit dan is vastgelegd voor al die mensen.

Minister Van der Steur:

Dat kan. Daar is geen belemmering.

Dan kom ik bij de vraag die de heer Rombouts, mevrouw Bikker en mevrouw Beuving hebben gesteld in eerste termijn, namelijk of er voldoende regelingen zijn als iemand betrokken wordt in dit proces en bezwaar of beroep wil leveren, en of deze ook inzichtelijk zijn. Ik vind het van groot belang dat er maatwerk kan worden geleverd bij de uitvoering van deze regeling. Naar mijn gevoel is er steun voor bij de diverse woordvoerders dat dit ook zo zou moeten zijn. Om te voorkomen dat het ingewikkeld wordt, is er binnen de mogelijkheden gekeken naar de uniformiteit en de uitvoerbaarheid. Er wordt een standaardbetalingsregeling aangeboden. De beslissing tot individuele betalingsregelingen en uitstel van betaling wordt genomen op verzoek van de bijdrageplichtige, aan de hand van een standaardrekenmethode. Voor de kwijtschelding zijn heldere criteria in de wet opgenomen. Zo kan op eenduidige en eenvoudige wijze maatwerk worden geleverd.

Er is daarom ook bewust gekozen voor het CAK, dat jarenlange ervaring heeft met persoonsgerichte inning bij doelgroepen met een moeilijke financiële positie. Ook naar het oordeel van het CAK is de regeling goed uitvoerbaar. Dat is samen met hem bekeken, onder andere door middel van een zogenaamde uitvoeringstoets. De persoonsgerichte incassostrategie voorkomt dat ten onrechte middelen zouden worden ingezet tegen personen die de bijdrage simpelweg niet kunnen betalen. Vandaar dat bij dit wetsvoorstel niet wordt uitgegaan van 100% betaling van de bijdrage, maar van betaling in ongeveer de helft van de gevallen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Misschien komt de minister nog op de resocialisatie als zodanig en de effecten daarop van dit wetsvoorstel. Ik heb nog een vraag over de kostenpost. De minister zei een opbrengst van naar ik meen 44 miljoen te verwachten. Zijn de kosten die gemoeid zijn met de inningsprocedures, mogelijke extra bijzondere bijstand van gemeenten, schuldhulpverleningstrajecten en dergelijke, daar al van afgetrokken? U kijkt naar boven en het antwoord is ja.

Minister Van der Steur:

Ja, uit mijn hoofd gezegd wordt rekening gehouden met ongeveer 4,5 miljoen.

Mevrouw Wezel stelde dezelfde vraag als zij net ook stelde. Is er gekeken naar de invloed van dit wetsvoorstel op de schuldenpositie van veroordeelde? We hebben een goed beeld van de financiële positie van gedetineerden door de monitor nazorg ex-gedetineerden van het WODC, maar men zal begrijpen dat maar een klein deel van de doelgroep van dit wetsvoorstel bestaat uit gedetineerden. Onze inschatting is dat het gaat om minder dan een derde, dus twee derde van de mensen die bij dit wetsvoorstel betrokken worden, zijn niet gedetineerd. Op basis van dat onderzoek kan ik vaststellen dat veroordeelden die niet worden gedetineerd, een zeer diverse achtergrond hebben en dat daar niet sprake is van een homogene groep. Omdat er geen aanleiding is voor de justitiële autoriteiten om bij alle veroordeelden naar hun financiële positie te vragen, zijn er over deze groep geen statistische gegevens bekend.

Ik denk dat het van groot belang is om te bekijken welke maatregelen we hebben genomen om financiële problemen te voorkomen. Mevrouw Wezel vroeg al hoe het zit met de schuldsanering. In de wet is geregeld dat iemand toegang kan krijgen tot de schuldsanering, dus dat is niet afhankelijk van mijn toezegging in deze Kamer, maar dat staat gewoon in de wet. In artikel II van het wetsvoorstel wordt de Wet schuldsanering natuurlijke personen daarvoor gewijzigd. Ook zullen wij de uitvoering van dit wetsvoorstel monitoren. Mevrouw Bikker vroeg of de monitor ook aan de Eerste Kamer wordt toegestuurd. Ik zeg bij dezen toe dat ik dat zal doen.

Mevrouw Wezel vroeg ook of het CAK rekening kan en zal houden met andere schulden. Het antwoord daarop is ja. Het CAK zal gegevens opvragen bij de Belastingdienst, het UWV en de SVB. Dat betekent dat schulden die er al zijn, bij de beoordeling en de behandeling kunnen worden meegenomen. Daarnaast is de bijdrageplichtige zelf gehouden om eventuele gegevens aan te dragen. Hij zal niet kunnen volstaan met te zeggen dat hij een bepaalde schuld heeft, maar hij zal er bewijsmiddelen voor moeten leveren. De bij het CAK bekende schulden zullen worden meegewogen bij de beslissing over de individuele betalingsregeling, uitstel van betaling, de inzet van invorderingsmiddelen en de kwijtschelding.

Mevrouw Wezel (SP):

Kan de minister toelichten hoe dat dan gaat? Kan ik dan een afspraak maken, waarop ik kom met een tas met al mijn rekeningen, die nog in de envelop zitten, want ik heb ze er nog niet uitgehaald? Gaan we dat dan met elkaar op een lijst zetten? Of zou je de gemeentelijke schuldhulpverlening daar een rol in moeten geven? De schulden zijn niet bekend bij de Belastingdienst en ook niet bij het CWI. Niet iedereen zit in de bijstand.

Minister Van der Steur:

Laat ik allereerst mevrouw Wezel het advies geven om geen strafrechtelijke misdrijven te plegen, dan heeft zij dat probleem zelf in ieder geval niet. Zij zegt: als ik dan ga, maar ik denk dat het verstandig is om haar te adviseren om gewoon niet in aanmerking te komen voor deze wettelijke regeling. Stel dat de situatie is dat iemand er wel voor in aanmerking komt, dan moet ik vaststellen dat er voor deze procedure advies bij gemeenten beschikbaar is en dat het Juridisch Loket beschikbaar kan zijn om bij te staan en in de juiste informatie te voorzien. Voor zover die informatie van de betrokkene zelf afkomstig moet zijn, zal daarvoor een zo laagdrempelig mogelijke regeling worden getroffen, zoals het CAK gewend is, om de toetsing voor mensen te doen. Daarvoor geldt wel dat de mensen hun eigen informatie op een heldere manier moeten aanleveren.

Mevrouw Wezel (SP):

Het probleem is dat die mensen dan schulden hebben bij het CJIB. Zij hebben een boete opgelegd gekregen, met wellicht ontneming. Je hebt de kosten voor het slachtoffer die je wellicht nog moet betalen. Deze €2.000 komt er nog bij. Daarnaast heb je vastgezeten dus je hebt een huurachterstand, net als voor energie. Ik noem maar even wat op in deze fictieve casus. Bij de problematiek die ik in de praktijk zie, zou het juist fijn zijn als er één instelling is die mensen daarbij kan helpen, zoals de gemeente, die een overzicht heeft van de schulden van die mensen. Door het onder te brengen bij het CAK wordt het weer moeilijker gemaakt, omdat het enerzijds bij het CJIB ligt en anderzijds bij het CAK. Niet iedereen is in staat om een overzicht te hebben van zijn financiën. Daarom zijn gemeenten een enorme steun voor deze mensen. In mijn beleving maakt dit het alleen maar moeilijker.

Minister Van der Steur:

Ik denk dat we twee dingen moeten scheiden. Mevrouw Wezel zegt dat het van groot belang is dat mensen die het moeilijk hebben in Nederland, die veel schulden hebben, een plek hebben waar zij goed advies kunnen krijgen. Ik heb net gezegd dat er meerdere instanties zijn waar dat gebeurt. Dat gebeurt soms door gemeenten in het kader van schuldhulpverlening; dat gebeurt door het Juridisch Loket, als het juridisch relevant is, en er zijn ook nog andere instanties die daarbij hulp kunnen verlenen, zoals Sociaal Raadslieden. Mevrouw Wezel weet dat waarschijnlijk veel beter dan ik. De wezenlijke vraag is vervolgens: is het CAK een instantie die voldoende is toegerust om deze regeling uit te voeren op een zorgvuldige manier, rekening houdend met de moeilijke positie van mensen? Ik denk van wel. Als de gemeente wil helpen om de informatievoorziening aan het CAK te regelen, zie ik dat alleen maar als een positief punt.

Mevrouw Wezel (SP):

Hulpverleningsorganisaties hebben niet voor niets aangegeven dat het van belang is dat de overheid bijdraagt aan eenheid. Er moet één plek zijn waar alles voor de hulpverlening bij elkaar komt en ik denk dat de overheid daaraan moet bijdragen. Het moet geen werkverschaffing worden: hiervoor moet u naar dit loket, daarvoor moet u naar dat loket. Ik merk in de praktijk het volgende. Mensen die bij de schuldhulpverlening komen, krijgen te horen: nee, hiervoor moet u niet bij mij zijn, maar bij het Juridisch Loket. Vervolgens gaan ze naar het Juridisch Loket en worden ze weer naar een ander doorverwezen. Ik krijg die mensen met tranen in hun ogen voor de deur. Wat draagt de minister eraan bij dat het allemaal bij elkaar komt? Dit draagt er alleen maar aan bij dat het moeilijker wordt voor deze mensen. Daarnaast kost het de overheid ook veel meer geld. Dat is überhaupt mijn kritiek op dit wetsvoorstel: het brengt met zich dat de overheid veel meer geld kwijt zal zijn aan hulpverleningskosten omdat mensen veel meer het overzicht kwijtraken.

Minister Van der Steur:

Ik reageer als eerste op het laatste punt. In onze berekeningen gaan wij ervan uit dat, met de maatregelen die ik nu genomen heb, ruim 50% van de veroordeelden krijgt een bijdrage opgelegd die onder de €375 zal zijn. Laten we heel expliciet zijn: ruim de helft van de veroordeelden krijgt uiteindelijk een rekening van minder dan €375. Dat is onze verwachting, zeker naar aanleiding van de toezegging die ik mevrouw Strik en mevrouw Wezel heb gedaan en die ik achteraf gezien beter per brief had kunnen bevestigen. Zal die €375, die op meer dan de helft van de gevallen van toepassing is — het kan ook een lager bedrag zijn — de problematiek die mevrouw Wezel schetst, veroorzaken?

Mevrouw Wezel (SP):

Het is en-en-en-en-en.

Minister Van der Steur:

Dan moet ik mevrouw Wezel erop wijzen dat ik hier sta als minister van Veiligheid en Justitie, verantwoordelijk voor het wetsvoorstel waarmee een bijdrage in de kosten voor veroordeling in het strafproces wordt voorgesteld. Ik sta hier niet als minister die verantwoordelijk is voor de schuldhulpverlening in brede zin in de samenleving.

Mevrouw Wezel (SP):

De minister staat hier als lid van de regering.

Minister Van der Steur:

Ja, maar ik ben niet verantwoordelijk voor de wijze waarop de gemeenten, die wij met elkaar deze belangrijke taak gegeven hebben, de hulp aan de kwetsbare mensen in de samenleving vormgeven. Daar ben ik niet verantwoordelijk voor en daar kan ik geen verantwoordelijkheid voor nemen. Ik ben wel verantwoordelijk voor een zorgvuldige uitvoering en monitoring van deze wet, als dit wetsvoorstel door de Kamer wordt aangenomen. De mensen die niet kunnen betalen en om wie de woordvoerders zich terecht en begrijpelijkerwijs zorgen maken, mogen met dit wetsvoorstel niet verder van huis zijn dan ze waren. Dat is, denk ik, heel zorgvuldig voorzien. Daar mag de Kamer mij op aanspreken. Het is mijn taak om de Kamer vandaag te overtuigen en haar zorgen weg te nemen door te wijzen op de maatregelen die we hebben genomen en de zorgvuldigheid waarmee we naar dit wetsvoorstel hebben gekeken.

De leden Engels, Strik en Wezel hebben in eerste termijn gevraagd wat de positie van het gezin is. Die zorg kan ik mij voorstellen. Het CAK doet bij de inning een inkomens- en vermogenstoets, bijvoorbeeld om vast te stellen of er een betalingsregeling moet worden getroffen of dat uitstel van betaling moet worden verleend. Daarbij wordt berekend welk bedrag maandelijks vrij moet worden gelaten zodat iemand genoeg middelen van bestaan overhoudt. Dat gebeurt via de Recofa-methode. Ik denk dat de Kamerleden die methode goed kennen. Bij die rekenmethode wordt de gezinssamenstelling meegewogen, inclusief de zorgkosten en de eventuele kosten van de woning. Het is een erkende, zorgvuldige methode om ervoor te zorgen dat dit op een juiste wijze wordt afgewikkeld voor de mensen.

Mevrouw Wezel vroeg of er ook gegijzeld kan worden. Ik heb al gezegd dat dit niet kan. In het wetsvoorstel is gijzeling ten aanzien van dit bedrag uitgesloten.

De leden Schouwenaar, Bikker, Engels en Wezel vroegen of ik de monitor die ik heb toegezegd, ook naar de Eerste Kamer zal sturen. Het antwoord daarop is "ja". Ik zeg ook toe dat ik een tussentijdse evaluatie van de regeling zal doen, na een jaar. Dat verzoek is gedaan door de zojuist genoemde woordvoerders en dat willig ik graag in.

Mevrouw Wezel vroeg hoe het toezicht op het CAK is geregeld. Zij zal de toezichtssystematiek in de regeling hebben gezien. Het CAK stuurt mij elk kwartaal een rapportage toe. Ik zal uiteraard met het CAK overleggen. Ik heb er alle vertrouwen in dat het CAK dit zorgvuldig zal doen, zoals het zijn werk verder ook zorgvuldig doet.

De leden Engels en Beuving vroegen waarom de inningsvoorschriften niet in de wet maar in de AMvB zijn opgenomen. Artikel 4.4 van de AMvB is van toepassing op de bijdrage. Op basis van de AMvB zijn de betalingsregeling en het uitstel van betaling mogelijk gemaakt. In het wetsvoorstel heb ik de kwijtscheldingsbevoegdheden en de verhaalmogelijkheden opgenomen. Daarmee zijn alle inningsvoorschriften in de wet gegeven. De voorschriften bieden nog wel beleidsruimte. Ik vind dat ik die zorgvuldig moet regelen en inkaderen in de AMvB. De bedragen zijn opgenomen in de AMvB, zodat deze kunnen worden aangepast als dat noodzakelijk is.

Ik kom bij blokje 4: de financiële aspecten. De leden Rombouts en Schouwenaar vroegen of de netto-opbrengst van het voorstel haalbaar is en of ik een onderbouwing van de ramingen kan geven. Na het intrekken van de bijdrage voor verblijf en de verlaging van de forfaits voor de bijdrage voor strafvordering en slachtofferzorg was de oorspronkelijke verwachting dat het wetsvoorstel netto 47 miljoen zou opbrengen. Nu ik het voorstel heb overgenomen om de boetes, opgelegd door de enkelvoudige en meervoudige kamer, te maximeren op 50% van de boete, moet de verwachte netto-opbrengst worden bijgesteld naar 44 miljoen. De beoogde opbrengst is gebaseerd op de verwachte inningspercentages, die liggen tussen de 43% en de 51%; dat heb ik net ook gezegd. We gaan er dus van uit dat, gegeven de ruimhartige regeling voor uitstel en kwijtschelding en de betalingsregeling, ongeveer de helft van de mensen die het betreft aan het einde van de dag niet in de gelegenheid zal zijn om dit bedrag te betalen. Die percentages zijn met onzekerheid omgeven omdat het een nieuwe regeling betreft. We zullen uiteindelijk aan de hand van de monitor kunnen vaststellen wat de inningspercentages zijn. Je moet dus altijd werken met een bandbreedte. De bandbreedte ligt tussen de 39 miljoen en de 49 miljoen. Daarom acht ik een begrote netto-opbrengst van 44 miljoen reëel.

Mevrouw Wezel vroeg of er een impactanalyse is uitgevoerd. Dat is het geval. Die analyse is gedaan door het onafhankelijke onderzoeksbureau Significant, dat de impact heeft berekend. Uit die analyse kwam geen reden naar voren om het wetsvoorstel niet in te dienen.

De heer Rombouts heeft gevraagd naar de uitvoeringskosten. Die worden begroot op 4,5 miljoen. Na aftrek van de uitvoeringskosten is de netto-opbrengst van dit wetsvoorstel dus ongeveer 44 miljoen, met de aanpassing die ik heb gedaan en die ik achteraf gezien beter per brief had kunnen mededelen.

Mevrouw Bikker heeft gevraagd naar de kosten van beroep en bezwaar. Het CAK gaat ervan uit dat er in een slechts zeer beperkt aantal gevallen bezwaar wordt aangetekend, namelijk minder dan 1%. Daarvan zal naar verwachting 5,5% leiden tot beroep bij de bestuursrechter. Het gaat dus om een zeer beperkt aantal gevallen. Ik acht de aannames zeer realistisch. Dat betekent dat we niet of nauwelijks rekening hoeven te houden met de kosten daarvan, in ieder geval niet anders dan in de normale situatie.

De leden Bikker, Strik en Wezel hebben zorgen geuit over de rol van de gemeenten en de gefinancierde rechtsbijstand. De zorg met betrekking tot de gemeentelijke bijstand was vooral gerechtvaardigd door het wetsvoorstel voor de eigen bijdrage van gedetineerden. In dit wetsvoorstel zijn natuurlijk allerlei voorzorgsmaatregelen genomen en voorzieningen getroffen om ervoor te zorgen dat mensen door deze bijdrage niet in financiële problemen komen. Ik voorzie dus niet dat het beroep op de bijstand zal toenemen. Met de VNG is afgesproken dat we in de Monitor Nazorg Ex-gedetineerden van het WODC zullen onderzoeken of hieromtrent informatie kan worden gegenereerd. We gaan dus na of we die informatie boven tafel kunnen krijgen. Ik heb dan ook geen aanleiding, ook niet als ik kijk naar de cijfers van het aantal beroepen en bezwaren die ik net genoemd heb, om te vermoeden dat er een toename zal zijn van het beroep op gefinancierde rechtsbijstand.

Ik kom bij blokje nummer vijf aangaande het buitenland. Ik heb inmiddels de vraag van mevrouw Wezel over het Engelse systeem beantwoord. Als ik het goed begrijp, vroeg mevrouw Wezel in de eerste termijn: in Engeland hebben ze dat hele systeem afgeschaft, dus waarom gaan wij het invoeren? Dat is dus echt niet aan de orde. Het Engelse systeem gaat nog steeds uit van een cost order, de doorberekening van de daadwerkelijke kosten die overigens vele malen hoger liggen dan in Nederland. Het gaat in sommige gevallen echt om honderdduizenden ponden. Daarnaast kent Engeland nog steeds de Victim Surcharge. Afgeschaft is de Criminal Courts Charge met de opmerkingen die mevrouw Wezel al citeerde.

Mevrouw Wezel vroeg zich bezorgd af of de bijdrage bij kleine vergrijpen een probleem kan zijn. Mij lijkt het goed dat we vaststellen dat er bij een strafbeschikking, waarmee in beginsel kleine vergrijpen worden opgelost, geen bijdrage wordt gevraagd. Dat betekent dus dat daar geen problematiek zal zijn.

Onder blokje zes vallen de overige vragen. Mevrouw Bikker vroeg waarom de bijdrage voor het verblijf van gedetineerden in de gevangenis is ingetrokken. Bij de adviesorganen in de literatuur, maar ook in de Tweede Kamer was er wel steun voor dat principe, maar er was ook zeer veel kritiek op het wetsvoorstel. De hoogte van de bijdrage voor dat wetsvoorstel kon oplopen tot bijna 11.000 euro. Er werd vastgesteld dat juist die hoogte en de relatie tot een vaak kwetsbare groep een groot probleem kon zijn voor de resocialisatie van gedetineerden. Om die reden heeft de regering besloten om dat wetsvoorstel in te trekken.

Tot slot vroeg de heer Rombouts waarom dit wetsvoorstel niet werd betrokken bij de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Het antwoord daarop is dat dit wetsvoorstel voortkomt uit het regeerakkoord. Dat betekent dat de modernisering van het Wetboek van Strafvordering pas over vijf jaar in werking zal treden. Dat zou te laat zijn voor het wetsvoorstel dat we hier hebben voorgelegd. Daarom ligt het nu bij u voor.

Ik kom nog op de vraag van mevrouw Strik. Zij vroeg: wordt er een bijdrage geheven als er toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht aangaande de schuldigverklaring zonder straf? Het antwoord daarop is nee, dat zal niet het geval zijn. Daarmee heb ik volgens mij alle vragen uit de eerste termijn van uw Kamer beantwoord.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik heb begrepen dat mevrouw Strik hierover het woord wenst.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb even een punt van orde. De minister heeft een aantal nieuwe toezeggingen gedaan. Zo heeft hij de heer Engels toegezegd dat een en ander op papier zal worden uitgewerkt en naar de Kamer gestuurd. Ik verzoek de voorzitter daarom, de tweede termijn van de Kamer uit te stellen totdat wij die brief hebben kunnen lezen en daarover een standpunt hebben kunnen innemen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is een heldere vraag. Ik kijk even of er mensen in de zaal zijn die bezwaren hebben tegen een tweede termijn, die over enkele weken zal plaatsvinden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Schouwenaar i (VVD):

De minister heeft in antwoord op de heer Engels een brief toegezegd, waarin hij een tweetal punten uiteen zal zetten. Die krijgen wij deze week, dus die kan deel uitmaken van het overleg dat de fractie volgende week voert. Het gaat om een verlaging. Ik kan mij moeilijk voorstellen dat dit op bezwaren stuit, maar het is niet aan mij om dat te beoordelen. Er kleven nog een heleboel andere aspecten aan dit wetsvoorstel. Mocht die verlaging, dat onderdeel, aanleiding geven tot discussie, dan is er altijd nog de mogelijkheid van een derde termijn. Mij lijkt dat we er beter aan doen om de discussie nu voort te zetten.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Of het gaat om toezeggingen die er niet zo veel toe doen, kan ik eigenlijk pas beoordelen als ik die op papier zie. Een en ander riep veel vragen op. Er zijn vragen over gesteld aan de minister, maar die kon geen extra duidelijkheid geven. Daarom lijkt het mij verstandiger om ze eerst op papier te zien, zodat wij ons goed realiseren wat de gevolgen daarvan zijn. Daarna kunnen ze deel uitmaken van de tweede termijn. Dan kunnen we de minister er nadere vragen over stellen. Ik heb daar behoefte aan en wil graag weten of anderen daar ook behoefte aan hebben.

De voorzitter:

Ik kijk rond in de Kamer. Hoe zit het? De fracties van het CDA, D66, SP en PvdA gaan akkoord met een uitstel van de tweede termijn. De heer Schouwenaar heeft daar een andere opvatting over, maar er is een overgrote meerderheid voor uitstel van de tweede termijn van de kant van de Kamer en dus op dit moment ook van de tweede termijn van de kant van de minister. Ik heb in de agenda gekeken. Op 25 oktober aanstaande zou het kunnen. Dan behandelen we de Ambtenarenwet, maar dan is het in het zuiden herfstvakantie. Het alternatief is 15 november aanstaande. Het is of 25 oktober, of 15 november aanstaande. Ik kijk ook de minister diep in de ogen. Het wordt 15 november aanstaande.

Ik schors de beraadslaging voor de tweede termijn tot 15 november aanstaande.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering tot de komst van de minister van Economische Zaken. Hij komt zo snel mogelijk. Als het meezit, is hij er om 16.15 uur. We gaan dus niet om 16.45 uur, maar om 16.15 uur verder met de vergadering.

De vergadering wordt van 15.48 uur tot 16.15 uur geschorst.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Netneutraliteitsverordening

Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet ter uitvoering van de netneutraliteitsverordening (34379).


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom in de Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dercksen i (PVV):

Voorzitter. Ik heb het de minister en de collega's in het verleden al beloofd: als het Nederlandse belang in het geding is, zal ik hier het woord willen voeren. Ik vind dat het minste wat ik kan doen, zo ook vandaag.

Het was vreemd om in de commissie voor Economische Zaken de vraag te krijgen of het wel nodig was om het wetsvoorstel inzake netneutraliteit plenair te behandelen. Debat of geen debat, er zou toch niets aan veranderen. Dat getuigt wat mij betreft van twee zaken. In de eerste plaats van een niet al te hoge waardering van wat er hier van ons wordt verwacht. In de tweede plaats — en het spijt mij toch wel een beetje om dat te moeten zeggen — getuigt het misschien van iets te weinig kennis van zaken over het onderwerp dat wij vandaag bespreken.

De reden om dit plenaire debat toch maar aan te gaan is het feit dat de definitieve richtsnoeren van BEREC beschikbaar zijn. Die waren er nog niet toen in april aan de overkant in de Tweede Kamer dit voorstel werd behandeld, en ook niet toen wij voor de zomer schriftelijk overleg voerden met de minister. In die onwetendheid was de Tweede Kamer blij met de nota van wijziging van de minister, die expliciet prijsdiscriminatie verbiedt. De vraag die hier vandaag op tafel ligt, luidt: is die nota van wijziging, die kop op de verordening, houdbaar? Is die houdbaar nu wij kennis hebben kunnen nemen van de definitieve richtsnoeren van BEREC? Die informatie hebben wij niet van de minister gekregen. Dat vind ik ook vreemd. Waarom heeft de minister die informatie niet gewisseld met de leden van dit huis? Formeel hebben wij dus misschien wel niet eens kunnen vaststellen dat zij haaks staan op het voorstel van de minister. Die richtlijnen zijn er natuurlijk wel. Ze staan online, maar wellicht is het toch handig om, voordat wij volgende week gaan stemmen, die richtlijnen te delen met de collega's. Dat is mijn eerste verzoek aan de minister.

Voor een goed begrip van hoe dit nu gelopen is, is het misschien aardig om de chronologische stappen nog even door te nemen. Het kabinet stemde tegen de Brusselse verordening, in de veronderstelling dat het een inbreuk zou zijn op het verbod op prijsdiscriminatie zoals wij dat in Nederland kennen. Het kabinet heeft geprobeerd het expliciete prijsdiscriminatieverbod opgenomen te krijgen in de verordening, maar dat is niet gelukt. Vandaar de tegenstem in Brussel. Later ontdekte het kabinet een meer algemeen geformuleerd verbod op discriminatie in de verordening, waarvan het meent dat dit ook betrekking zou moeten hebben op prijsdiscriminatie en zero rating. Dat is een draai die niet aan de Raad van State is voorgelegd. Wat ons betreft is het een zeer relevante draai. Het is ook wel een vreemde draai: je krijgt je zin niet in Brussel, niemand is het met je eens en dan zoek je naar een clausule om je gelijk aan te kunnen ophangen.

Dat klemt te meer omdat dit kabinet als enige in Europa er deze interpretatie op nahoudt. Nu zal de minister de PVV niet snel op zijn pad vinden als hij op ramkoers ligt in Brussel, als dat maar in het Nederlandse belang zou zijn. Wij zouden hem luid aanmoedigen. Maar het Nederlandse belang is met deze kop op de verordening niet gediend. De minister creëert alleen in Nederland een speelveld met andere spelregels. Dat is slecht voor de Nederlandse providers, want zij moeten het zien te rooien met een ander verdienmodel dan de concurrenten. Nu de minister eens tegen Brussel ingaat, is dat niet in het belang van Nederland. Het is niet in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven, dat op achterstand wordt gezet. Misschien geldt dat ook wel voor de consument.

Alle toezichthouders zijn van mening dat er ruimte zit in de richtlijnen voor prijsdiscriminatie, met name bij gereguleerde zero rating. Dat staat in de definitieve richtsnoeren van BEREC. Of dat nu goed of fout is, acht ik voor dit debat eigenlijk minder relevant.

Vindt de minister nog steeds, nu de richtlijnen bekend zijn, definitief zijn, gepubliceerd zijn en in werking zijn getreden, dat hij als enige de juiste uitleg te pakken heeft, zoals hij in de Tweede Kamer zei? Daarmee zou hij de spookrijder zijn die zich beklaagt over al die vervelende tegenliggers. Hoezo geharmoniseerde markt? Daar streven wij toch naar? Althans het kabinet doet dat. Het gaat om gelijke spelregels en gelijke kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Graag krijg ik daarop een reactie van de minister.

In een reactie op een vraag die de PVV eerder aan de minister stelde, kwam naar voren dat hij vindt dat er dan maar geprocedeerd moet worden door Nederlandse providers, via de ACM, de rechtbank en het Europese Hof van Justitie. Dat kost bakken met geld, niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor de overheid en de belastingbetaler. Het duurt een hele tijd en in die tijd is er onzekerheid op de Nederlandse markt. Ik wil de minister niet onderschatten, maar als hij als enige in Europa de regels van BEREC anders interpreteert, is het toch niet echt een wilde gok om te veronderstellen dat de minister bij het Europese Hof bakzeil zal moeten halen.

Als geen van de marktpartijen naar de rechter stapt, is een infractieprocedure heel waarschijnlijk. Dat heeft de minister zelfs aan ons huis gesuggereerd. Klopt het dat die infractieprocedure is aangekondigd of voorbereid? Heeft de Europese Commissie misschien al vragen gesteld over deze kop op de regels? Heeft de Commissie zich gemeld? Ik heb geluiden opgevangen dat het nagenoeg zeker is dat een dergelijke infractieprocedure zal worden opgestart. Graag krijg ik daarop een reactie.

Is het niet verstandiger om deze verordening aan te houden? Mag ik de minister dat verzoeken? Houd het voorstel aan. Informeer de collega's in dit huis over de definitieve BEREC-richtlijnen, zodat zij kunnen zien dat die richtlijnen haaks staan op het voorstel dat vandaag voorligt. Treed in overleg met de sector en de toezichthouders van BEREC, zodat deze verordening niet binnen afzienbare tijd weer moet worden gerepareerd.

Als wij onszelf in dit huis de doelstelling hebben opgelegd om de doelmatigheid en de uitvoerbaarheid van wetten te toetsen, moet dit wat ons betreft het enige juiste verzoek zijn.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Kamp i:

Voorzitter. Het zijn niet de gemakkelijkste tijden voor de Europese Commissie. De brexit speelt en er zijn problemen met Polen en Hongarije. Maar gelukkig is er één meevaller: de warme steun van de PVV voor het beleid van de Europese Commissie. Die zal daar zeker op prijs worden gesteld. Ik spreek ongetwijfeld namens de Europese Commissie als ik de heer Dercksen daarvoor dank.

Ik wil graag ingaan op de inbreng van de heer Dercksen; een interessante inbreng. Ik maak echter een opmerking vooraf. Hij haalt richtlijnen en richtsnoeren steeds door elkaar. Een richtlijn wordt door de Europese Commissie vastgesteld. Daar is een hele overlegsituatie met het Europees Parlement en met de lidstaten aan voorafgegaan. Lidstaten moeten zo'n richtlijn vervolgens uitwerken in hun wetgeving. Zo'n richtlijn heeft dus een nogal dwingend karakter. Een richtsnoer is iets van BEREC, de koepel van de toezichthouders in Europa. Zij hebben met elkaar overleg en zij hebben opvattingen over de vraag hoe dingen wel of niet zouden moeten gebeuren. Dat is interessant, maar het is echt iets anders dan een richtlijn van de Europese Commissie. Het is goed om dat even uit elkaar te houden.

Dan kom ik nu op het verbod op prijsdiscriminatie. Wij hebben het over mobiele communicatie. Daarbij is er sprake van databundels en met betrekking tot die databundels moet op geen enkele manier discriminatie plaatsvinden, geen positieve discriminatie en geen negatieve discriminatie. Dat is het uitgangspunt van de Nederlandse regering en ook van de Tweede Kamer, waar wij zeer intensief en vaak over dit onderwerp hebben gesproken. Het moet niet zo zijn dat de een wel moet betalen en de ander niet. Het is ook niet zo dat de een meer moet betalen dan de ander. Al die dingen waardoor een aanbieder van ruimte, van databundels, discrimineert tussen de verschillende partijen, de verschillende bedrijven die daarvan gebruik willen maken, waren in Nederland niet mogelijk, omdat wij een verbod op prijsdiscriminatie en dus een verplichting tot netneutraliteit in onze wet hadden staan. Toen kwam er een verordening. Bij die verordening hebben we echt ons best gedaan om daar een rechtstreeks verbod op prijsdiscriminatie in te krijgen. Dat is niet gelukt, maar tot onze verrassing ontdekten wij dat er in de uiteindelijke tekst van die verordening een algemeen verbod op discriminatie was opgenomen. Je kunt op verschillende manieren discrimineren. Een van de manieren is op prijs. Als het algemene verbod op discriminatie er is, dan geldt dat volgens ons ook, heel logisch, voor prijsdiscriminatie.

Omdat er bij andere nogal wat onduidelijkheid over bestond, hebben wij gedacht: dan gaan we dat maar even heel duidelijk maken. Die verordening is in Nederland van toepassing, met die algemene bepaling van het verbod op discriminatie. Onze aparte bepaling die wij in de wet hadden staan, met een verbod op prijsdiscriminatie, is daar niet mee in strijd, dus die laten we netjes in onze wet staan. Dat is gebeurd.

Ik denk om twee redenen dat dat een zeer correct standpunt is. In de eerste plaats is het in overeenstemming met wat door de Tweede Kamer indringend en breed bij vele gelegenheden naar voren is gebracht. Wij lopen in Nederland voorop bij de ontwikkeling van mobiele communicatie en het gebruikmaken van internet op allerlei manieren. Wij hebben dat voor elkaar gekregen door een heel goede marktwerking te organiseren. Een onderdeel van goede marktwerking is dat partijen door aanbieders van infrastructuur, in dit geval van mobiele infrastructuur, gelijk behandeld worden. Wij willen niet dat die markt verzwakt wordt. Wij willen daarom ook niet dat er door de aanbieders van infrastructuur met prijzen wordt gevarieerd waardoor niet de consumenten een vrije keuze kunnen maken en kunnen bepalen wat ze afnemen, maar dat dat door de aanbieders, in dit geval van mobiele infrastructuur, wordt gedaan. Dat is de eerste reden dat wij van mening zijn dat het zo moet zoals ik nu heb voorgesteld en zoals ook de Tweede Kamer dat met brede steun heeft vastgesteld.

De heer Dercksen i (PVV):

Ik zei in mijn eerste termijn dat ik van die hele discussie over prijsdiscriminatie weg wilde blijven. Of dat nou goed of fout is, is meer iets voor de ACM en voor de Tweede Kamer. Ik heb de nadruk gelegd op het feit dat we nu een voorstel van de minister hebben dat haaks staat op de richtsnoeren — ik moet het goed zeggen en weet niet of ik het verkeerd had gezegd — van BEREC waardoor we in Nederland gedurende de tijd dat procedures lopen een ongelijk speelveld voor Nederlandse providers krijgen. Dat is de kern van mijn bezwaar. De discussie over prijsdiscriminatie wil ik niet aangaan. Ik heb over een aantal producten gehoord waarvan ik denk dat die misschien voor de consument best interessant zijn. Laat die discussie liggen. Die discussie voert de ACM wel. Ik maak bezwaar tegen het feit dat we in Nederland een apart speelveld krijgen.

Minister Kamp:

Ik heb tot dusverre zeer vele malen van de PVV gehoord dat hij juist van het Europese speelveld af wil en de zaken in Nederland zelf wil regelen zonder de Europese Commissie. Dat is een tweede opmerkelijk punt, waar men in Europa blij mee zal zijn en ook ik zeker begrip voor heb. Dat zal de heer Dercksen zich kunnen voorstellen. Ik denk dat wij in Nederland vooroplopen wat betreft de ontwikkeling van mobiele communicatie en het gebruikmaken van internet. De dekking is in Nederland het grootst, het gebruik is het grootst en de marktwerking is het beste. De Tweede Kamer heeft vanaf het begin gezegd dit een belangrijk punt te vinden. Ze vindt dat er netneutraliteit moet zijn en dat er geen prijsdiscriminatie mag zijn. Dat is heel uitdrukkelijk in de wet terechtgekomen. Ook de Eerste Kamer heeft die vastgesteld. Het gaat er nu om of ik, of het kabinet, de Tweede of de Eerste Kamer, van mening is dat, als de wet door de Eerste Kamer zou worden aangenomen, de wet in strijd is met wat er in de verordening staat. Het kabinet heeft de absolute overtuiging dat dat niet zo is. Als je een generiek of algemeen verbod op discriminatie opneemt in die verordening, dan houdt dat ook in dat prijsdiscriminatie niet is toegestaan. Volgens het kabinet is het glashelder. BEREC kan met de richtlijn komen en andere landen kunnen hun opvattingen hebben, maar wij denken dat die prijsdiscriminatie op grond van die verordening niet mag en wij die bepaling in de wet kunnen laten staan.

Ik denk dat er in ieder geval in Nederland een gelijk speelveld is, omdat de Nederlandse wet geldt voor iedereen die iets in Nederland gaat doen. Ik denk dat uiteindelijk ook de Europese markt naar netneutraliteit toe zal gaan. Daar kan geen twijfel over bestaan. De verordening is al een heel forse stap op weg naar netneutraliteit. Het laatste stapje, uitdrukkelijk prijsdiscriminatie verbieden, is niet gezet, maar ik ben ervan overtuigd dat ook het laatste stapje gezet moet worden, vanwege de tekst zoals die in de verordening staat. Als de Europese Commissie het er niet mee eens is, dan laat ze dat weten en zal daar een uitspraak van een rechter over moeten komen. Mijn overtuiging is dat de rechter dan zegt: als je in de verordening opneemt dat discriminatie niet mag, dan mag ook prijsdiscriminatie niet, omdat dat een belangrijk onderdeel van de discriminatie is.

De voorzitter:

De heer Dercksen.

Minister Kamp:

Ik zou graag even mijn mond houden, maar anders ga ik door met het tweede argument, dat ik net wilde noemen.

De voorzitter:

De heer Dercksen.

De heer Dercksen (PVV):

Een van mijn vragen was: is er al contact geweest met de Europese Commissie over een mogelijke infractieprocedure? Heeft ze vragen gesteld? Heeft ze misschien al iets aangekondigd? Ik heb van mensen die thuis zijn in Brussel geluiden gehoord dat het op stapel staat. Kan de minister daar iets over zeggen?

Minister Kamp:

Ik kan alleen maar zeggen dat er geen infractieprocedure is aangekondigd en dat er geen infractieprocedure loopt. Ik ben niet vrij om van gedachten te wisselen over de inhoud van contacten met de Europese Commissie. Die contacten vinden op ambtelijk niveau plaats. Incidenteel vinden ze ook op mijn niveau plaats. Ik ben niet vrij om daar mededelingen over te doen. Ik kan alleen zeggen dat er geen infractieprocedure loopt. Het zou een vergissing zijn van de Europese Commissie als er een infractieprocedure gaat lopen. Ze zou dan tegen haar eigen verordening ingaan. Als die algemene bepaling dat discriminatie niet mag niet in de verordening zou komen, was ik bereid om mij te schikken. Maar als die algemene bepaling er wel in staat, dan vind ik dat we overeind moeten houden wat er bij ons in de wet staat en wat er in Nederland toe heeft geleid dat wij zeer goede marktwerking hebben. Dat was ook mijn tweede argument. De opvatting die de Eerste en Tweede Kamer in de wet hebben vastgelegd, het belang dat ze hechten aan netneutraliteit en aan het verbod op prijsdiscriminatie, is voor mij de belangrijkste overweging. De tweede overweging is dat, als de Europese Commissie van mening is dat de uitleg die wij eraan geven onjuist zou zijn — naar mijn overtuiging is hij wel juist — een rechter zich daarover moet uitspreken. Dan wachten we dat af.

Wat betreft het gelijke speelveld wil ik het volgende zeggen. In Nederland is er een gelijk speelveld. In Europa gaan we nu flink richting een gelijk speelveld. We zijn al een heel eind gevorderd met deze verordening. Ik denk dat dat laatste stapje ook in Europa gezet gaat worden. Hoe eerder dat gebeurt, hoe beter het is wat mij betreft. Als het niet nodig is om naar de rechter te gaan en we het gewoon voor elkaar kunnen krijgen door elkaar te overtuigen, dan is het ook best. Maar als het moet, dan zullen wij ook eens een keer een zaak aan de rechter voorleggen, dan wel het oordeel van de rechter afwachten indien een ander een zaak aanspant in deze kwestie.

Ik bekijk of er nog iets is wat ik heb laten liggen. Het Nederlands belang en mijn overtuiging dat onze uitleg de juiste is heb ik behandeld. Ik heb iets gezegd over de infractieprocedure.

Mijn conclusie is dat het niet juist zou zijn om dit voorstel nu aan te houden. Het is echt tijd om nu deze verordening en de wet die op die verordening ziet vast te stellen. We hadden het al eerder moeten doen. Als hij nu vastgesteld wordt, gebeurt dat met terugwerkende kracht. Ik denk dat het nu goed is. Met dit wetsvoorstel worden twee dingen bereikt. Ten eerste zorgen we voor de uitwerking van de verordening in onze regelgeving. Ten tweede houden we de netneutraliteit, inclusief het verbod op prijsdiscriminatie, in stand.

De heer Dercksen (PVV):

Dit is mijn laatste interruptie. De minister heeft het over een meer algemeen geformuleerd verbod op discriminatie. De richtsnoeren van de BEREC omvatten vier A-viertjes met een specificatie van de mogelijkheden om een uitzondering te maken. Er kan wel iets algemeens zijn uitgevaardigd, maar volgens BEREC zijn er allerlei mogelijkheden om daar uitzonderingen op te maken. De uitzonderingen gaan nu in heel Europa gelden en nog breder dan alleen de EU, want de EER doet ook mee met deze procedure. Alleen in Nederland geldt die niet.

De minister zegt dat wij in Nederland een gelijk speelveld hebben, maar er zijn geen providers in de provincie Utrecht die concurreren met providers in Zuid-Holland. We hebben te maken met nationale providers die hier hun brood moeten verdienen en die met andere businessmodellen moeten werken dan de collega's over de grens. Dat is de kern van mijn bezwaar. In de BEREC-richtsnoeren staan allerlei uitzonderingen. Het gaat met name om gereguleerde zero-ratings. Het wordt niet helemaal vrijgegeven waardoor men maar kan doen wat men wil. Er staat vrij specifiek wat wel en niet kan binnen zero-rating. Dat zijn producten waarvan ik als consument denk dat ze misschien zo gek nog niet zijn, maar daar gaat het niet om. De minister creëert voor Nederlandse providers een slechtere markt, een slechter verdienmodel dan in het buitenland. Dat is mijn grote bezwaar tegen dit voorstel.

Minister Kamp:

Ik ben bang dat hier sprake is van een misverstand bij de heer Dercksen. De verordening heeft als uitgangspunt dat internetverkeer gelijk moet worden behandeld zonder discriminatie, beperking of beïnvloeding door aanbieders van internettoegangsdiensten. De verordening kent daar een aantal uitzonderingen op. Dit is een beperkte lijst die met name het verbod op het blokkeren en vertragen van het internetverkeer betreft. Dit mag wel als het nodig is vanwege verkeersbeheersmaatregelen. Als er op een gegeven moment te veel data op het net komen en het net kan dat niet aan, dan moet je ervoor zorgen dat je de zaak beheersbaar houdt. Dan mag je maatregelen nemen. Die maatregelen zijn alleen gericht op het beheer van het internetverkeer en zijn er niet om diensten van de een te benadelen of te bevoordelen boven diensten van een ander.

Het gaat om het principe. Het is een beetje zwart-wit of eigenlijk is het helemaal zwart-wit. Of er is geen discriminatie wat prijs betreft of er is wel discriminatie. Als er discriminatie is, kun je daar allerlei vormen en mooie woorden voor bedenken, maar de kernvraag is: laten wij discriminatie op prijs toe of niet? Nederland heeft al eerder besloten om dit niet toe te laten. Dat is ook al in de wet vastgelegd. Bij deze verordening hebben wij de gelegenheid om dat verbod in stand te houden en dan moeten wij dat ook doen.

Ik heb uitgelegd dat de wijze waarop dit in de verordening is geformuleerd in overeenstemming is met het voorstel dat wij de Kamer voorleggen. Ik hoop dan ook op de steun van de Kamer voor dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Wij zijn toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Dercksen.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Dercksen i (PVV):

Voorzitter. Een terugkerende opmerking van de minister is dat wij een groot fan van de Europese Commissie zijn. Dat heb ik in eerdere debatten ook wel meegemaakt. Misschien om het nog maar eens een keer helder te krijgen het volgende. Wij zijn voor handel met het buitenland. Wij zijn voor een interne markt, maar wij zijn tegen een politieke unie, want die hebben wij daar ook helemaal niet voor nodig. Het zou goed zijn als wij zelf als een soeverein land afspraken met andere landen zouden kunnen maken, bijvoorbeeld over dit soort zaken die de telecommarkt betreffen.

Ik denk dat alles eigenlijk wel gezegd is. Net als alle andere landen, net als alle andere toezichthouders in Europa zien wij dat er in de BEREC-richtsnoeren ruimte is gecreëerd. Het doet er niet toe of wij dat leuk vinden of niet. Hoe wij het ook wenden of keren, wij creëren een ander speelveld in Nederland dan elders in Europa. Dat is slecht voor de Nederlandse providers, slecht voor de Nederlandse economie en slecht voor banen in Nederland.

Ik kom met een motie, die overigens nogal lang is, maar ons verzoek wordt met diverse overwegingen onderbouwd.

De voorzitter:

Door de leden Dercksen, Kok, Van Strien, Kops, Popken en Van Weerdenburg wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitvoering netneutraliteitsverordening afwijkt van de definitieve BEREC-richtsnoeren;

overwegende dat daarmee de regels in Nederland zullen afwijken van andere Europese landen waardoor Nederlandse providers in een slechtere concurrentiepositie komen te verkeren;

overwegende dat een infractieprocedure meer dan waarschijnlijk is;

overwegende dat providers en/of andere belangstellenden reeds hebben aangegeven zich via de rechter te zullen verweren tegen de uitvoering van deze netneutraliteitsverordening, hetgeen zal leiden tot langdurige en kostbare processen voor zowel de providers als de overheid (de belastingbetaler);

overwegende dat het aannemen van de uitvoering netneutraliteitsverordening voor een geruime periode zal leiden tot onzekerheid op de Nederlandse markt;

overwegende dat de taak van de Eerste Kamer onder meer is om de uitvoerbaarheid en de doelmatigheid van regel- en wetgeving te toetsen en dat onderhavige verordening daarmee op gespannen voet staat;

verzoekt de regering om onderhavig voorstel aan te houden en in overleg met de sector en toezichthouders en/of andere betrokkenen te komen tot een aangepast voorstel waarin het Nederlandse bedrijfsleven niet op achterstand zal worden gezet c.q. waarbij de regelgeving in Nederland niet zal afwijken van die elders in de bij BEREC betrokken landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter G (34379).

De heer Dercksen (PVV):

Goed gesproken voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank uw wel. Ik geef het woord aan de minister van Economische Zaken.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Minister Kamp i:

Voorzitter. Het blijft voor mij een opmerkelijke dag. De heer Dercksen wil dat de soevereiniteit van Nederland overeind blijft en zegt dat hij voor een interne markt is. Ik kan verzekeren dat er talloze aspecten aan de interne zijn verbonden, zoals de digitale markt, de dienstenmarkt en de goederenmarkt. Om een interne markt te krijgen, moeten er Europese afspraken worden gemaakt over regels en handhaving. Als je echt een voorstander bent van een interne markt, ben je ook een voorstander van een sterke positie van Europa om dat voor elkaar te krijgen. Dit is een echt een opmerkelijk geluid.

Ik vind het ook opmerkelijk dat de heer Dercksen zo veel betekenis hecht aan een infractieprocedure. Als ik in mijn functie gedaan had wat de fracties van de PVV in dit huis en aan de overkant mij wilden laten doen, dan had ik tientallen infractieprocedures gehad. Het is opmerkelijk dat dit nu een overweging is.

Er is gezegd dat Nederlandse regels af gaan wijken van regels elders in Europa. Wij hadden echter al een regel die afweek, want wij hadden al netneutraliteit. Dat was in andere landen niet het geval. Met de nieuwe verordening komt de situatie in andere landen veel dichter bij die in Nederland. Europa zal ook het laatste stapje nog moeten zetten om uiteindelijk op netneutraliteit uit te komen.

Wij doen dit juist in het belang van het bedrijfsleven. Dat hebben wij in Nederland altijd gedaan. Dat heeft ertoe geleid dat wij in Nederland een zeer goed functionerende markt hebben. Die markt functioneert beter dan die in andere landen van de EU. De overwegingen in de motie zijn niet juist, althans zij leiden niet tot een goede uitspraak. Ik ontraad de motie-Dercksen c.s. Ik hoop dat dit wetsvoorstel snel van kracht wordt zodat wij onze netneutraliteit overeind kunnen houden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming? Dat is het geval. Ik stel voor, volgende week dinsdag te stemmen over het wetsvoorstel en de ingediende motie.

Daartoe wordt besloten.


Bekijk de video van dit verslagpunt

Sluiting

Sluiting 16.48 uur.


Bijlages

Lijst van besluiten en ingekomen stukken

Lijst van besluiten:

De Voorzitter heeft na overleg met het College van Senioren besloten om:

a. de stemmingen over het volgende wetsvoorstel en de volgende moties te doen plaatsvinden op 4 oktober 2016:

Wijziging van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens) (33509);

Motie van het lid Bredenoord (D66) c.s. over de verdere uitwerking van dataprotectie-by-design als het uitgangspunt voor de elektronische verwerking van medische gegevens (33509, O);

Motie van het lid Bredenoord (D66) c.s. over overleg met de Autoriteit Persoonsgegevens over de intensivering van het toezicht op de veiligheid en digitale uitwisseling van medische gegevens (33509, P);

b. de plenaire behandeling van de volgende hamerstukken te doen plaatsvinden op 4 oktober 2016:

Wijziging van de Wet op het notarisambt en enkele andere wetten in verband met de mogelijkheid tot herziening van pensioenfondsen voor het notariaat (34342);

Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie en de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de samenstelling van het College van procureurs-generaal (34404);

Aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met de nieuwe afdelingen 7.2a.2 en 7.2b.1 en 2 en een nieuwe titel 7.2c (Consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening) (34442);

Wijziging van de Wet explosieven voor civiel gebruik ter implementatie van richtlijn nr. 2014/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van en de controle op explosieven voor civiel gebruik (herschikking) (PbEU 2014, L 96) (34448);

Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en enkele andere wetten ter invoering van een vroegtijdige aanmelddatum voor en toelatingsrecht tot het beroepsonderwijs (34457);

Wijziging van de Wet wegvervoer goederen in verband met omvorming van de Stichting NIWO tot publiekrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (34460);

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (PbEU 2014, L 257) (Implementatiewet toegang basisbetaalrekening) (34480);

c. het voorbereidend onderzoek van het volgende wetsvoorstel door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid te doen plaatsvinden op 11 oktober 2016:

Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet in verband met de versterking van de betrokkenheid van de werkgevers en werknemers bij de arbodienstverlening, de preventie in het bedrijf of de inrichting van de werkgever en de randvoorwaarden voor het handelen van de bedrijfsarts, en enige andere wijzigingen (343750;

d. het voorbereidend onderzoek van de volgende wetsvoorstellen door de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie te doen plaatsvinden op 11 oktober 2016 in plaats van 4 oktober 2016:

Wijziging van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (33885);

Voorstel van wet van de leden Segers, Volp en Kooiman tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van de strafbaarstelling van misbruik van prostitué(e)s die slachtoffer van mensenhandel zijn (Wet strafbaarstelling misbruik prostituees die slachtoffer zijn van mensenhandel) (34091);

e. de re- en dupliek van het volgende wetsvoorstel te doen plaatsvinden op 25 oktober 2016:

Voorstel van wet van de leden Van Weyenberg en Keijzer tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren) (32550);

f. het voorbereidend onderzoek van het volgende wetsvoorstel door de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport te doen plaatsvinden op 25 oktober 2016:

Voorstel van wet van het lid Pia Dijkstra tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met het opnemen van een actief donorregistratiesysteem (33506);

g. het voorbereidend onderzoek van de volgende wetsvoorstellen door de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie te doen plaatsvinden op 25 oktober in plaats van 4 oktober 2016:

Wijziging van de Wet op de kansspelen, de Wet op de kansspelbelasting en enkele andere wetten in verband met het organiseren van kansspelen op afstand (33996);

Wijziging van de Faillissementswet in verband met de aanwijzing door de rechtbank van een beoogd curator ter bevordering van de afwikkeling van een eventueel faillissement en vergroting van de kansen op voorzetting van een onderneming of van een doorstart van rendabele bedrijfsonderdelen (Wet continuïteit ondernemingen I) (34218);

h. het voorbereidend onderzoek van het volgende wetsvoorstel door de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport te doen plaatsvinden op 8 november 2016:

Wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van toezicht, opsporing, naleving en handhaving (33980).

Lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane voorstellen:

1. de volgende door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstellen:

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht in verband met rechtsbescherming bij toegangsweigering, uitzonderingen op Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU 2008, L 348) en het herstel van enkele wetstechnische gebreken (34128);

Uitvoering van de op 28 juni 2006 te Wenen tot stand gekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (Pb EU L 292) (34365);

Wijziging van de Spoorwegwet ter nadere implementatie van richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PbEU 2004, L 64), ter nadere implementatie van richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PbEU 2008, L 191) en ter nadere implementatie van artikel 55, derde lid, tweede, derde en vijfde alinea, van richtlijn 2012/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343) (Wet tot wijziging van de Spoorwegwet ter nadere implementatie van drie spoorwegrichtlijnen) (34474).

Deze wetsvoorstellen zullen in handen worden gesteld van de desbetreffende commissies;

2. de volgende regeringsmissives:

een, van de minister-president, minister van Algemene Zaken, ten geleide van een afschrift van zijn brief van 15 september 2016 inzake afschrift brief Tweede Kamer antwoord lid Weyenburg (griffienr. 159857);

een, van alsvoren, inzake afschrift brief van zijn brief d.d. 14 september 2016 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (griffienr. 159842);

een, van alsvoren, ten geleide van een afschrift van zijn brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 september 2016 (griffienr. 159884);

een, van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ten geleide van de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken O.S. 12 september 2016 (griffienr. 159792);

een, van alsvoren, ten geleide van het verslag Raad Buitenlandse Zaken O.S. van 12 september 2016 (griffienr. 159792.01);

een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda RBZ-Handel (griffienr. 159818);

een, van de minister van Buitenlandse Zaken, ten geleide van de kabinetsreactie op het AIV advies "Goed Geschakeld? Over de verhouding tussen regio en EU" alsmede het advies zelf (griffienr. 158944.01);

een, van de minister van Buitenlandse Zaken, inzake Internationale Overeenkomst betreffende de oprichting te Parijs van een Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten; Parijs, 25 januari 1924 (griffienr. 159904);

een, van alsvoren, inzake Protocol tot wijziging van de Benelux-overeenkomst op het gebied van de jacht en de vogelbescherming; Brussel, 17 februari 2016, alsmede een toelichtende nota bij het Protocol (griffienr. 159894);

een, van alsvoren, houdende goedkeuring van het op 7 maart 2016 te Willemstad tot stand gekomen luchtvaartverdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Curaçao, en de Federale Regering Oostenrijk (Trb. 2016, 71), alsmede een toelichtende nota bij dit verdrag (griffienr. 159903);

een, van alsvoren, ten geleide van een fiche dat werd opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen inzake mededeling EU-breed strategisch kader steun hervorming veiligheidssector (griffienr. 159866);

een, van alsvoren, inzake Wijzigingen van het Verdrag betreffende het internationale spoorvervoer (COTIF) en Aanhangsels daarbij; Bern, 30 september 2015, alsmede een toelichtende nota bij de gedragswijziging (griffienr. 159854);

een, van alsvoren, ten geleide van vier fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen inzake o.a. Mededeling hormoonverstorende stoffen (griffienr. 159809);

een, van alsvoren, inzake schriftelijk overleg informele Raad Buitenlandse Zaken ("Gymnisch") van 2 en 3 september 2016 (griffienr. 159744.01);

een, van alsvoren, inzake voornemen tot verlenging van een verdrag (griffienr. 159800);

een, van alsvoren, inzake Protocol tot wijziging van de Marrakesh Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie; Genève, 27 november 2014 (griffienr. 159826), alsmede een toelichtende nota bij dit Protocol (griffienr. 159826);

een, van alsvoren, ten geleide van het Verslag informele Raad Buitenlandse Zaken ("Gymnich") van 2 en 3 september 2016 (griffienr. 159744.02);

een, van alsvoren, ten geleide van de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 20 september 2016 (griffienr. 159831);

een, van alsvoren, inzake uitvoeringsafspraak betreffende de samenwerking, begeleiding en ondersteuning bij repatriëringsmaatregelen over het grondgebied van de Benelux-landen; Brussel, 16 juni 2016 (griffienr. 159840);

een, van alsvoren, houdende mededeling van de op 19 augustus 2016 te Parijs tot stand gekomen Briefwisseling houdende een verdrag tot verlenging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur inzake het vestigen en functioneren van het "International Groundwater Resources Assessment Centre" in Nederland als een (categorie 2 centrum onder auspiciën van UNESCO (Trb. 2016, 128) (griffienr. 159839);

een, van alsvoren, houdende mededeling van het op 18 augustus 2016 te Madrid tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de VN Wereld Toerisme Organisatie (UNWTO) ten behoeve van het houden van een UNWTO-conferentie "Happiness 360" (Trb. 2016, 128) (griffienr. 159837);

een, van alsvoren, inzake Wijziging van bijlage 1 bij de Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer (ATP); Genève, 19 maart 2015 (griffienr. 159838);

een, van alsvoren, inzake Nederlandse inzet Informele bijeenkomst regeringsleiders 27 EU-lidstaten te Bratislava (griffienr. 159835);

een, van alsvoren, ten geleide van tien fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen inzake o.a. Besluit meerjarenkader 2018-2022 EU-grondrechtenagentschap (FRA) (griffienr. 159833);

een, van alsvoren, ten geleide van het verslag informele bijeenkomst van Europese staatshoofden en regeringsleiders van 16 september 2016 te Bratislava (griffienr. 159923);

een, van alsvoren, houdende goedkeuring van het op 7 april 2016 te Washington tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Aruba, en de Verenigde Staten van Amerika inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart voor voorinspectieoperaties op de internationale luchthaven Koningin Beatrix op Aruba (Trb. 2016, 65 en 123), alsmede een toelichtende nota bij dit verdrag (griffienr. 159934);

een, van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, inzake Nederlandse bijdrage aan EUNAVFOR MED Sophia in 2016 (griffienr. 159845);

een, van de minister van Veiligheid en Justitie, ten geleide van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit beheer politie (griffienr. 159802);

een, van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, inzake ontwikkelingen ambtelijk vakmanschap en kernwaarden (griffienr. 159893)

een, van alsvoren, inzake Evaluatie normeringsystematiek gemeentefonds en provinciefonds 2010-2015 (griffienr. 159796);

een, van alsvoren, ten geleide van de septembercirculaires 2016 gemeentefonds en provinciefonds (griffienr. 159895);

een, van alsvoren, ten geleide van het Werkprogramma 2017 van de Raad voor het openbaar bestuur (griffienr. 159863);

een, van de minister voor Wonen en Rijksdienst, ten geleide van het jaarverslag Wet op de Huurtoeslag (griffienr. 159865);

een, van alsvoren, inzake renovatie Binnenhof (griffienr. 158269.16);

een, van alsvoren, inzake Besluit instellingen volkshuisvesting (griffienr. 159922);

een, van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ten geleide van het Werkprogramma Onderwijsraad 2017 (griffienr. 159883);

een, van alsvoren, ten geleide van het Werkprogramma 2016-2017 Raad voor Cultuur (griffienr. 159886);

een, van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, ten geleide van het Werkprogramma AWTI 2017 (griffienr. 159885);

een, van alsvoren, inzake nahang Regeling vaststelling programma's van eisen basisonderwijs en (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverbanden PO en VO 2017 (griffienr. 159935);

een, van de minister van Financiën, ten geleide van het verslag van de Eurogroep en informele Ecofin van 9 en 10 september 2016 te Bratislava (griffienr. 159801.01);

een, van alsvoren, inzake toetredingsbrief (griffienr. 159805);

een, van alsvoren, ten geleide van de geannoteerde agenda t.b.v. de Eurogroep en informele Ecofin van 9 en 10 september 2016 te Bratislava (griffienr. 159801);

een, van alsvoren, inzake ontwerpbegrotingsplan 2017 (griffienr. 159933);

een, van de staatssecretaris van Financiën, ten geleide van het rapport onderzoek voor uitgaven specifieke zorgkosten (griffienr. 159896);

een, van alsvoren, ten geleide van de geannoteerde agenda t.b.v. de Eurogroep en Ecofin van 10 en 11 oktober en de geannoteerde agenda t.b.v. de IMF jaarvergadering van 7 en 8 oktober 2016 (griffienr. 59942);

een, van de minister van Defensie, inzake inzetbaarheidsrapportage 2016 (griffienr. 159882);

een, van alsvoren, inzake personeelsrapportage over de eerste helft van 2016 (griffienr. 159881);

een, van de ministers van Defensie en van Economische Zaken, ten geleide van de Zestiende voortgangsrapportage project Verwerving F-35 (griffienr. 159880);

een, van de minister van Infrastructuur en Milieu, ten geleide van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (aanwijzing bovengrondse elektriciteitsleiding als vergunningvrij bouwwerk (griffienr. 159836);

een, van alsvoren, ten geleide van het Deltaprogramma 2017 en MIRT Overzicht 2017 (griffienr. 159897);

een, van alsvoren, ten geleide van het werkprogramma Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (griffienr. 159888);

een, van de minister van Economische Zaken, inzake WBSO: Gebruik 2016 en Budget en parameters 2017 (griffienr. 159092.03);

een, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake de geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 13 oktober 2016 te Luxemburg (griffienr. 159943);

een, van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, ten geleide van het ontwerpbesluit houdende wijziging van het besluit percentages drempel- en toetsingsinkomen zorgtoeslag (griffienr. 159887);

een, van alsvoren, inzake leeftijdsgrens IVF (griffienr.159941).

De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning ter inzage voor de leden;

3. de volgende missives:

een, van de Algemene Rekenkamer, ten geleide van het Rapport Vernieuwing stelsel voor digitale identificatie en authenticatie (eID-stelsel) (griffienr. 159819);

een, van alsvoren, inzake toelichting begrotingshoofdstuk IIB artikel 2 Algemene Rekenkamer (griffienr. 159899).

De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd op de afdeling inhoudelijke ondersteuning ter inzage voor de leden;

4. de volgende geschriften:

een, van H.R.J.S., inzake waarheidsvinding en ontwikkelingssamenwerking (griffienr. 159719);

een, van F.N., inzake de lange arm van Erdogan (griffienr. 159677).

Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking;

een, van H.d.W., inzake Oekraïne (griffienr. 159723).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissies voor Europese Zaken en voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking;

een, van M.B., inzake onmiddellijke actie geëist tegen delinquente staatsdienaren (griffienr. 159553);

een, van J.C.v.D., inzake wet doorberekening kosten toezicht (34145) (griffienr. 158926.07);

een, van O.RP., inzake vermissing en moordzaak van Manuel Schadwald (griffienr. 159660);

een, van R.N. v.V., inzake de moord op zijn moeder (griffienr. 159676);

een, van S.H., inzake Rapport No beslag (griffienr. 159739);

een, van A.K.Z. te A.a.d.R., inzake aangifte van corruptie binnen justitie (griffienr. 159570.02).

Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de commissies voor Veiligheid en Justitie;

een, van J.H., inzake het geven van een stem aan kinderen (griffienr. 159724).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissies voor Veiligheid en Justitie en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

een, van J.v.H., inzake hulp nodig (griffienr. 159599);

een, van M.T., inzake wet van verplichte scholing (griffienr. 159595).

Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

een, van K.H., inzake terugbetalen van de kinderopvangtoeslag (griffienr. 159928).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissie voor Financiën;

een, van G.v.K. te H., inzake overlast houtkachels, vuurkorven en barbecue (griffienr. 159554).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening;

een, van F.A.M. te R., inzake ouderdomspensioen van zijn vrouw (griffienr. 159541).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

een, van J.W., inzake hoe ver reikt mijn verantwoordelijkheid? (griffienr. 159562);

een, van J.B. te H., inzake wetsaanpassing donorschap (griffienr. 59856.28);

een, van H.D. te V., inzake orgaandonatie (griffienr.159856):

een, van een aantal burgers, inzake orgaandonatiewet (griffienrs. 159856.01 t/m 159856.37).

Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

een, van S.v.P., inzake grenzen sluiten (griffienr. 159661).

Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad.

De Voorzitter stelt voor deze geschriften voor kennisgeving aan te nemen.