Rappelabele toezeggingen Defensie (Totaaloverzicht januari 2018)



Dit is het rappel tot 01-01-50.

 




Toezegging Jaarlijkse toezending brief internationale samenwerking (33.750 X, F) (T02009)

De minister van Defensie zegt de Kamer toe jaarlijks een totaaloverzicht - dezelfde als de Tweede Kamer reeds ontvangt - te sturen van de stappen die zijn gezet op het terrein van internationale militaire samenwerking.


Kerngegevens


Uit de stukken

Verslag van een mondeling overleg 2014-2015, nr. 33 750 X, F - blz. 15-16

Minister Hennis-Plasschaert: [...] Ik stuur ieder jaar aan de Tweede Kamer een totaaloverzicht van de stappen die zijn gezet op het terrein van de internationale samenwerking. Ik heb het gevoel dat de leden van deze Kamer die informatie niet ontvangen. Het lijkt mij goed dat zij die informatie wel ontvangen, omdat zij dan kunnen zien welke initiatieven er zijn en waar Nederland voorop loopt. Wij kunnen daarna desgewenst nog een debat over dit onderwerp voeren, want ik hecht veel waarde aan de verdergaande Europese samenwerking.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ontwikkelingen stealthtechnologie en sensoren (33.694) (T02116)

De Minister van Defensie zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Franken (CDA), toe om de voortgangsrapportages over de F-35 ook aan de Eerste Kamer te zenden, en bij deze rapportages in te gaan op de ontwikkelingen in de stealthtechnologie en de sensoren.


Kerngegevens

Nummer T02116
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden prof. mr. H. Franken (CDA)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen F-35
Joint Strike Fighter
sensoren
Stealthtechnologie
voortgangsrapportage
Kamerstukken Internationale Veiligheidsstrategie (33.694)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25, item 8, blz. 20

Echt ten slotte — in mijn eerste termijn heb ik een heleboel tijd overgelaten, voorzitter — kom ik terug op de cybersecurity en de drones die ik even heb genoemd. De minister heeft een duidelijke uitleg gegeven over de UAV's. Ik heb gewezen op de Chief of Naval Operations, admiraal Greenert, die het programma voor F-35's heeft bijgesteld omdat hij zegt dat die stealthtechnologie achter raakt op sensortechnologie. Zou de minister ons een brief kunnen sturen om nu eens uit te leggen hoe dat precies zit en hoe de ontwikkeling van de sensortechnologie gaat? Die stealthtechnologie is altijd beperkt. Hoe koel je een motor ook maakt, het toestel is altijd te ontdekken.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25, item 8, blz. 28

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. De stealthtechnologie maakt vliegtuigen inderdaad niet volledig onzichtbaar. Dat is ook nooit aan de orde geweest tijdens het F-35-debat. Wel maakt deze technologie het lastiger om vliegtuigen op te pikken. Dat is een beetje de kern van de stealthtechnologie. Ik denk dat het goed is dat de ontwikkeling van sensoren een enorme vlucht aan het nemen is. Dat zal alleen nog verder toenemen. De uitspraken waarnaar de heer Franken verwijst, als ik die nog helder op het netvlies heb, hebben een relatie met de geschetste mogelijke gevolgen voor de zogenoemde zesdegeneratiejachtvliegtuigen. Maar de F-35 is een vijfdegeneratievliegtuig. Het is wel heel erg "als dan", "wellicht" en "tien slagen om de arm". Ik heb op dit moment geen enkele indicatie dat de US Navy het aantal F-35's naar beneden zou willen bijstellen. Dat men voorzichtig is met het bewieroken van de stealthtechnologie is wel zo realistisch omdat er altijd een wedloop zal zijn bij de technologie. Kijk naar de huidige jachtvliegen, zoals de F-16. De huidige F-16 is bijna niet meer te vergelijken met de F-16 op het moment van introduceren, want hij heeft heel veel updates en upgrades gehad. Dat gaat met de F-35 ook gebeuren. Als de heer Franken het goed vindt, stuur ik hierover geen brief, maar wordt de Kamer hierover geïnformeerd in de hoeveelheid voortgangsrapportages die ik sowieso al over de vervanging van de F-16 stuur. Daarbij zal vanzelfsprekend steeds weer worden ingegaan op de stealthtechnologie en de wedloop die gaande is in relatie tot sensoren en andere technologische ontwikkelingen. Nogmaals, ik heb geen indicatie dat de US Navy minder F-35's, JSF's, gaat bestellen. Dat is een belangrijke conclusie.

De voorzitter:

Mijnheer Franken, ook kort graag.

De heer Franken (CDA):

Heel kort, voorzitter.

Akkoord, mits u wilt toezeggen dat bij die voortgangsoverzichten over de nieuwe technologie, en met name over deze technologie, die nogal opzienbarend schijnt te zijn, wordt bericht zodat we daar een uitleg over krijgen.

Minister Hennis-Plasschaert:

Ik heb aan de overzijde toegezegd om binnenkort volgens de schema's een voortgangsrapportage te sturen. Ik ben van harte bereid om diezelfde rapportage aan deze Kamer te sturen. Daarin zal ook worden ingegaan op de technologie die de heer Franken nu schetst. Het is een dik pak, maar ik vraag de Kamer wel om alles te lezen!


Brondocumenten


Historie







Toezegging Meest recente afspraak Defensie en VWS t.a.v. intensivering op het R&D CBRN budget (33.694) (T02300)

De minister van Defensie zegt toe de Kamer nader te informeren over de meest recente afspraak tussen het ministerie van Defensie en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ten aanzien van de intensivering op het Research and Development (R&D) budget voor CBRN-dreiging (Chemisch, Biologisch, Radiologisch, Nucleair).


Kerngegevens

Nummer T02300
Status voldaan
Datum toezegging 31 mei 2016
Deadline 31 oktober 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen CBRN-dreiging
Research and Development
Kamerstukken Internationale Veiligheidsstrategie (33.694)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 32 item 4, blz. 44

Minister Hennis-Plasschaert:

Gevraagd werd of het budget voor R&D CBRN kan worden hersteld. We hebben een uniek programma. Dat is met 2,5miljoen het grootste onderzoeksprogramma dat door TNO voor Defensie wordt uitgevoerd. Hierdoor is TNO in staat om andere unieke capaciteiten, zoals het toxicologisch laboratorium in stand te houden. Zoals bekend speelt dit laboratorium een cruciale rol bij biologische of chemische aanslagen en incidenten in Nederland. Ik ben me heel goedbewust van het feit dat we in het verleden het besluit hebben genomen om 40% te bezuinigen op de R&D-budgeten. Dat doet echter niets af aan het feit dat Defensie zich enorm inspant om samen met partners, nationaal en internationaal, te werken aan een gezamenlijke en verantwoorde R&D-financiering op dit specifieke terrein. Om die reden heeft Defensie ook voor 2016 en 2017 een additioneel budget van 0,3 miljoen aan het onderzoeksprogramma toegevoegd.

De heer Van Kappen (VVD):

De minister maakt mij erg blij. Dank u wel. De vraag die ik heb, ligt niet helemaal op haar terrein, maar ik stel hem toch. Hoe zit het met het ministerie van Volksgezondheid? Heeft men daar ook maatregelen genomen om de burgerbevolking te beschermen? Is men in gesprek met Defensie over de toegenomen CBRN-dreiging die ook weer blijkt uit het NATO-rapport? Heeft de minister contact met het ministerie van Volksgezondheid hierover?

Minister Hennis-Plasschaert:

Contact is er zeker. Er is zelfs goed contact tussen Defensie en VWS, maar ik moet het antwoord schuldig blijven op de vraag over de meest recente afspraak in het kader van onze intensivering op het R&D-budget. Daar kom ik op terug.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verzending documenten van algemeen defensiebelang aan Eerste Kamer (33.694) (T02301)

De minister van Defensie zegt toe voortaan documenten van algemeen defensiebelang, zoals de NATO Defence Planning Capability Review, ook aan de Eerste Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T02301
Status afgevoerd
Datum toezegging 31 mei 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen NAVO
Kamerstukken Internationale Veiligheidsstrategie (33.694)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 32 item 4, blz. 36, 42

De heer Kuiper (ChristenUnie):

Ik vind het lovenswaardig dat de minister van Defensie onlangs voor het eerst de NATO Defence Planning Capability Review 2015/2016 — dat is de hele titel — voor Nederland naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, mede vanwege haar argument dat transparantie een groot goed is in de omgangtussen regering en parlement. Mag ik de minister bij dezen verzoeken documenten van een dergelijk algemeen defensiebelang voortaan ook rechtstreeks naar de Eerste Kamer te sturen? U ziet met welke betrokkenheid wij vandaag dit debat voeren, ook als het gaat om defensie.

Minister Hennis-Plasschaert:

De NAVO is wel degelijk lovend over de inzet van de Nederlandse krijgsmacht. Daar moeten we geen misverstand over laten bestaan. De NAVO is ook positief over de stappen die het kabinet heeft gezet om de daling in de defensie uitgaven een halt toe te roepen. Ook de NAVO begrijpt dat je Nederland niet kunt straffen voor het feit dat we eindelijk met economische groei te maken hebben. Dat is natuurlijk ook een beetje de makke van die 2%-norm. De NAVO is echter ook kritisch en dat merkt de Kamer terecht op. Ik vond het van belang om dat ook met de Kamer te delen. Er werd gevraagd of ik dat voortaan ook naar de Eerste Kamer kan sturen en niet alleen naar de Tweede Kamer. Het antwoord daarop is vanzelfsprekend ja. Het spijt me oprecht dat ik dat nog niet heb gedaan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezending uitkomsten onderzoek mogelijke burgerslachtoffers (33.694) (T02303)

De minister van Defensie zegt toe de Kamer te informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar twee mogelijk door Nederland veroorzaakte burgerslachtoffers in de strijd tegen ISIS.


Kerngegevens

Nummer T02303
Status voldaan
Datum toezegging 31 mei 2016
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bombardement
burgerslachtoffer
ISIS
Kamerstukken Internationale Veiligheidsstrategie (33.694)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 32 item 4, blz. 11, 49

De heer Van Apeldoorn (SP):

De onafhankelijke website Airwars schat dat er sinds het begin minstens 1.207 burgers door de coalitiebombardementen om het leven gekomen zijn. Dit is dus exclusief het nog hogere aantal burgerdoden waar Rusland verantwoordelijk wordt gehouden. Zijn de ministers bekend met deze cijfers? Zo ja, hoe zouden de ministers deze cijfers beoordelen in relatie tot de doelen van deze oorlog? Is dit acceptabele "collateral damage"? In een eerdere brief aan deze Kamer is sprake van een onderzoek naar twee mogelijke door Nederland veroorzaakte burgerslachtoffers. Zijn de uitkomsten van dit onderzoek al bekend, en kunnen de ministers überhaupt nog wat meer informatie geven over door Nederland veroorzaakte zogenaamde nevenschade?

Minister Hennis-Plasschaert:

De heer Van Apeldoorn sprak over de website Airwars. Ik heb vaak gezegd dat het voorkomen en minimaliseren van onbedoelde schade niet alleen voor Nederland, maar voor de hele coalitie de hoogste prioriteit heeft. Elk burgerslachtoffer is er een te veel. Tegelijkertijd kunnen we die natuurlijk nooit uitsluiten, hoe graag ik dat ook zou willen. Ik heb eerder in het publieke domein gebracht dat van de zeer vele wapeninzet van Nederland twee gevallen van mogelijke burgerslachtoffers worden onderzocht. De Tweede Kamer, en daarmee ook uw Kamer, zal natuurlijk worden geïnformeerd over de uitkomsten daarvan. Ik hecht er ook aan om te zeggen dat meldingen van mogelijke burgerslachtoffers door de coalitie uiterst serieus worden genomen. CENTCOM doet onderzoek en stemt af met de lidstaat. We doen ook eigen onderzoek en melden het incident aan het OM. We gaan niet bepaald over één nacht ijs. Tegelijkertijd zeg ik ook dat het voor ons heel moeilijk is om volledig en betrouwbaar onderzoek te doen naar omgekomen burgerslachtoffers in ISIS-gebied, want we hebben daar geen boots on the ground. We hebben daar geen troepen die dat voor ons kunnen doen. Het is dus echt heel ingewikkeld om ter plaatse, op de grond, in ISIS-gebied, gedetailleerd battle damage assessment uit te voeren. Nogmaals, alle meldingen van mogelijke burgerslachtoffers worden opgevolgd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Versnelde evaluatie TIB (34.588) (T02465)

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Kappen (VVD), Rombouts (CDA) en Bikker (CU), toe het functioneren van de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) al na twee jaar te evalueren, inclusief de relatie met de ministeriële verantwoordelijkheid.


Kerngegevens

Nummer T02465
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2017
Deadline 1 mei 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD)
Mr.dr. A.G.J.M. Rombouts (CDA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
ministeriële verantwoordelijkheid
Toetsingscommissie inzet bevoegdheden
Kamerstukken Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (34.588)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 3

De heer Van Kappen (VVD): Voor alle duidelijkheid: wij zijn niet tegen een toetsing vooraf, maar ondanks de uitgebreide reactie van de minister op onze schriftelijke vragen, is er wat ons betreft nog veel onduidelijk ten aanzien van de TIB. Maar goed, het heeft geen zin om tot een herhaling van zetten te komen. The proof of the pudding is immers in the eating. Het is naar ons oordeel dan ook beter om te bezien of en hoe de TIB in de praktijk functioneert. Wij vragen de minister dan ook om ons toe te zeggen dat het functioneren van de TIB, inclusief de constitutionele constructie, na twee jaar grondig wordt geëvalueerd. Misschien is het een idee om de evaluatie van de TIB te koppelen aan de evaluatie van de bewaartermijn van metagegevens, die door de minister, naar aanleiding van de motie-Recourt in de Tweede Kamer (34588, nr. 56), reeds is toegezegd.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 2-3

De heer Rombouts (CDA): De minister zegt dat hij daarvan niet kan weglopen. Daarmee zegt hij eigenlijk dat als de TIB niet akkoord is, hij daar dan maar de verantwoordelijkheid voor moet nemen. De argumentatie van de commissie is dan namelijk zodanig dat hij zegt: oké, daar moet ik dan maar mee leren leven.

Minister Plasterk: Nee, ik probeer het juist van de andere kant te bekijken. Stel dat de TIB zegt het niet proportioneel te vinden, en het middel te groot vindt voor het doel dat hiermee wordt beoogd. De ministeriële verantwoordelijkheid brengt dan met zich mee dat de minister het daar niet bij laat maar teruggaat naar zijn dienst, en zich erop beraadt en zich afvraagt: kunnen we niet een proportioneel middel inzetten om hetzelfde doel te bereiken? Immers, dat is het oordeel van de TIB.

De heer Rombouts (CDA): Dat heb ik begrepen, maar u schetste een casus waarbij de TIB een zodanige argumentatie had dat u niet kon weglopen maar in feite niks meer deed. Wilt u in dat soort casussen de ministeriële verantwoordelijkheid dragen voor het feit dat een ander zegt dat je dat echt niet moet doen?

Minister Plasterk: Ja, wij verdedigen hier gezamenlijk een wet die met zich meebrengt dat er een onafhankelijke toets vooraf plaatsvindt, die beslissend is. Je kunt dan niet contra legem toch doorgaan met de inzet van bevoegdheden. Die verantwoordelijkheid wil ik dragen. Ik voeg daaraan toe dat ten eerste de minister zich door de argumentatie van de TIB kan laten overtuigen. Daarom zit die commissie er; die zit er niet voor niks. Ten tweede kan de argumentatie zijn: niet aldus. Dan is het aan de minister om te besluiten hoe het dan wel moet en om daar dan de volle verantwoordelijkheid voor te nemen.

De voorzitter: Mijnheer Rombouts, tot slot op dit punt.

De heer Rombouts (CDA): Voorzitter, het bespaart mij misschien een tweede termijn, want dit is voor ons het resterende punt. Wil de minister overwegen om in de komende jaren aan zijn opvolger mee te geven, of misschien wel aan ons te schetsen in een brief, dat dit wellicht toch nog een punt van heroverweging is, nadat deze wet tot stand is gekomen?

Minister Plasterk: De heer Van Kappen heeft ook gevraagd om dat sneller te evalueren. Ik was van plan om dat toe te zeggen, dus daar kan ik alvast een voorafspiegeling van geven. Ik denk dat het belangrijk is om sowieso de hele inrichting, de functie en de plek van de TIB in het bestel niet pas over vijf jaar maar al over twee jaar te evalueren.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Ik zou heel graag nog een aspect betrokken willen zien bij de evaluatie. Het andere kritiekpunt van de Raad van State was dat de TIB puur een juridische toetsing op de rechtmatigheid zal doen, terwijl de minister ook de verantwoordelijkheid voelt in het internationale veld en het op grond van andere aspecten in een enkele noodsituatie denkbaar zou zijn dat hij het voorbij de TIB had gewild als er onrechtmatig was geoordeeld. Nu waardeer ik het zeer dat de minister de keuze heeft gemaakt voor onafhankelijke toetsing vooraf. Ik kan me dat ook wel voorstellen, maar juist dat andere aspect vind ik in de beantwoording niet terug. Het is wel eentje waar ik me zorgen over maak. Ik hoop dus dat hij juist op dat punt in de evaluatie wil laten zien hoe dat uitwerkt.

Minister Plasterk: Het korte antwoord is ja. Ik zeg dus toe dat bij die evaluatie betrokken kan worden dat het de bedoeling van de wet is om de TIB inderdaad uitsluitend de rechtmatigheid van die inzet te laten toetsen. Of het bijvoorbeeld ook prioriteit heeft is natuurlijk een additioneel argument dat de minister kan meewegen. Die kan dus besluiten om iets sowieso niet te doen, omdat hij vindt dat daar de prioriteit niet ligt of omdat hij aan andere dingen voorrang wil geven. Ook kunnen andere overwegingen een rol spelen, zoals de internationale samenwerking, waar mevrouw Bikker op doelt. Maar dan nog is het ten behoeve van de rechtmatigheid dat de TIB een additionele en doorslaggevende toets doorvoert. Maar het korte antwoord is ja. Ik zeg toe dat de evaluatie zich ook op dat punt kan richten.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 4

Minister Plasterk: Over de versterking en bezetting van de TIB heb ik gesproken. Volgens mij ben ik daarmee klaar, afgezien van de zeer belangrijke toezegging aan de fractie van de VVD, aan de heer Van Kappen. Hij vroeg om specifiek op het punt van de TIB, de toezichthouder, al over twee jaar een onafhankelijke evaluatie te laten doen. Dat zeg ik toe. Het is een nieuw instituut, een nieuw lichaam. We moeten ervaring opdoen met die werkwijze. Daar kun je alle kanten mee op en daar kun je vragen bij hebben, maar ik zeg toe dat we die evaluatie zullen doen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 17

De heer Rombouts (CDA): Veel van onze aanvankelijke zorgen zijn al tijdens de schriftelijke behandeling weggenomen. Dat heb ik ook in eerste termijn gezegd. Er resteerde dus nog het punt van de ministeriële verantwoordelijkheid. Het antwoord van de minister van Binnenlandse Zaken vanavond op dit punt was wat mij betreft misschien nog niet helemaal overtuigend, maar de toezegging om er over twee jaar met elkaar opnieuw hier over te praten naar aanleiding van de evaluatie, volstaat op dit moment voor mijn fractie.

De heer Van Kappen (VVD): Voorzitter. Ik dank allereerst de bewindslieden voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen op dit late uur. Ik kan kort zijn. Ik ben bijzonder tevreden met de toezegging dat over twee jaar een evaluatie van de TIB zal plaatsvinden.

(...)

Mevrouw Beuving (PvdA): Ook de toezegging van de minister aan de VVD-fractie om de TIB na twee jaar grondig te evalueren, wil ik hier noemen omdat wij daar grote waarde aan hechten.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 19

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Dan het toezichtstelsel. Mijn fractie blijft de staatsrechtelijke plaats van de TIB ingewikkeld vinden, met name ten aanzien van de ministeriële verantwoordelijkheid. De minister heeft wel een aantal toezeggingen gedaan die ik heb genoteerd. De eerste betreft de versnelde evaluatie over twee jaar, inclusief componenten om invulling te geven aan de afwegingen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat zijn dan niet de juridische componenten of de rechtmatigheidstoets, waar de TIB met name op ziet, maar ook de politieke, internationale overwegingen en hoe deze als geheel worden uitgewerkt, want dat is wel een punt van zorg voor mijn fractie. Ik ben blij met de toezegging van de minister om dat te evalueren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rechtseenheid TIB en CTIVD (34.588) (T02468)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe om over twee jaar evalueren of het overleg tussen de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) tot voldoende rechtseenheid leidt. Bij een 'clash' tussen beide organen zal de minister daarover - openbaar of vertrouwelijk - aan de Kamer rapporteren.


Kerngegevens

Nummer T02468
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2017
Deadline 1 mei 2020
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
rechtseenheid
Toetsingscommissie inzet bevoegdheden
Kamerstukken Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (34.588)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 13

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Wat gaat de minister doen met de TIB als meerdere malen blijkt dat het oordeel van de CTIVD na afloop anders uitvalt? Hoe informeert hij het parlement hierover?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 4-5

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Ik had de minister ook gevraagd om in te gaan op het door meerdere instanties aangehaalde probleem van de rechtseenheid. Dat lijkt mij typisch iets waarvan we na een poosje kunnen constateren of dat werkt of niet. Daarop is de minister nog helemaal niet ingegaan. Ik hoor graag zijn reactie.

Minister Plasterk: Dat is een goed punt. Die rechtseenheid moet ook bewerkstelligd worden. Ik heb in de schriftelijke beantwoording al aangegeven dat ik die rechtseenheid niet wil bewerkstelligen door een hiërarchische verhouding te maken, dus door de CTIVD de baas over de TIB te laten zijn, maar ik stel me wel voor dat er regulier overleg plaatsvindt tussen de toezichthouder en de TIB, opdat er sprake is van rechtseenheid. Maar het is dus niet de bedoeling dat de CTIVD de individuele casusbeoordelingen van de TIB nog een keer dunnetjes over gaat doen. Die taakverdeling moet wel helder zijn.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): In de schriftelijke beantwoording was het verhaal eerst dat de CTIVD niks meer zou kunnen zeggen over de rechtmatigheidsbeoordeling van de TIB. Later heeft de minister dat genuanceerd. Het kan gebeuren dat daar toch een verschil in kenbaar wordt. Hoe gaat de minister daar op termijn, als hij wat meer ziet en daar wat meer over kan zeggen — want één casus is nog geen verhaal — mee om richting het parlement en de parlementaire verantwoordelijkheid die de Kamer draagt?

Minister Plasterk: De CTIVD is toezichthouder op het hele proces. Ik wil niet de indruk wekken dat de CTIVD pas toezicht mag gaan houden als de last verleend is. De CTIVD mag natuurlijk op alle stadia van het proces toezicht houden. Dat mag niet alleen, dat is zelfs de wettelijke taak van de CTIVD. Dat kan met zich meebrengen dat de CTIVD zich voorneemt om een systematisch onderzoek te doen naar de vraag hoe de lasten eigenlijk tot stand komen of hoe onderbouwd is wat er in zo'n last wordt gesteld of een andere toezichthoudende vraag. De onwenselijkheid zou pas verschijnen wanneer de CTIVD per casus gaat zeggen: de minister vindt dit noodzakelijk, subsidiair en proportioneel aan het gestelde doel en de TIB is het daarmee eens, maar de CTIVD niet. Dan zou er een dubbeling optreden. Ik begrijp mevrouw Bikker zo dat dit onverlet laat dat de toezichthouder natuurlijk op alle stadia in het hele activiteitentraject van de diensten toezicht kan houden. Dat is ook wat ik bedoel.

De voorzitter: Tot slot op dit punt, mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Nog steeds blijft het gevaar dat er toch verschil ontstaat tussen het oordeel van de TIB over de rechtmatigheid en de constatering van de CTIVD op een later moment. Ik blijf nu maar even van het niveau van abstractie af. Ik wil weten hoe de minister daarover aan de Kamer rapporteert.

Minister Plasterk: Ik denk allereerst dat er regelmatig overleg tussen de beide lichamen moet zijn. Wij zullen over twee jaar evalueren of dat overleg tot voldoende rechtseenheid leidt. Mocht er nou echt een probleem ontstaan — ik bedoel niet een keer een verschil van taxatie, maar een clash; dat gebaar maakt mevrouw Bikker — dan zeg ik toe dat ik dat aan de Kamer zal rapporteren. De Kamer zou kunnen namelijk zeggen dat ze daar niets van weet, omdat dit voor een deel in vertrouwelijkheid gebeurt. Ik zal dat dus via de geëigende kanalen, als dat nodig is, en anders in het openbaar aan de Kamer rapporteren.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 19

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): De minister heeft ook toegezegd om te streven naar rechtseenheid en om bij problemen te rapporteren, desnoods vertrouwelijk. Later trok hij die toezegging een beetje in, bij de beantwoording van een vraag van de heer Lintmeijer. Hij zei toen dat hij had gezegd dat de TIB wordt geëvalueerd en dat hij dat niet verder had ingevuld. De schrik sloeg mij om het hart, zoals men begrijpt. Ik hoop dat de minister nog eens kan bevestigen dat wat hij eerst aan de fractie van de ChristenUnie toezegde, inderdaad zo staat.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 21

Minister Plasterk: Ik stel het zeer op prijs dat een aantal fracties overwegen om het voorstel te steunen; zo ook de fractie van de ChristenUnie. De toezegging aan mevrouw Bikker staat. Zij vroeg er nog even naar voor de zekerheid, maar die staat; dat spreekt vanzelf.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bewaartermijn data (34.588) (T02475)

De Minister van Defensie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Van Kappen (VVD), Rombouts (CDA) en De Graaf (D66), toe de naleving van de bewaartermijn voor data, alsmede de lengte van de bewaartermijn zelf mee te nemen in de evaluatie na twee jaar en een voorstel te zullen doen deze te verlengen of in te korten als de evaluatie daartoe noopt.


Kerngegevens

Nummer T02475
Status voldaan
Datum toezegging 11 juli 2017
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Defensie
Kamerleden Mr. Th.C. de Graaf (D66)
generaal-majoor der Mariniers (b.d.) F.E. van Kappen (VVD)
Mr.dr. A.G.J.M. Rombouts (CDA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bewaartermijnen
inlichtingendiensten
verkeersgegevens
Kamerstukken Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (34.588)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2016/17, 34 588, C, p. 4

Deze leden vragen voorts of de regering bereid is om aan de evaluatie van de bewaartermijn het onderwerp «tijdig en correct vernietigen van data» toe te voegen en te laten checken door een onafhankelijke auditor. Ik ga er vanuit dat de CTIVD deze aspecten meeneemt in het onderzoek, zoals bedoeld in de door de Tweede Kamer aanvaarde motie van het lid Recourt (Kamerstukken II 2016/17, 34 588, nr. 56), daar zij een onlosmakelijk onderdeel vormen van de beoordeling van een rechtmatige omgang met de bewaartermijnen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 1

De heer Rombouts (CDA): Omdat het stelsel niet alleen op papier moet werken, hecht het CDA veel waarde aan de evaluatie die binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de wet zal plaatsvinden. Wij zijn dan ook blij met de toezegging van de minister om in de evaluatie het onderwerp "tijdig en correct vernietigen van data" toe te voegen en dit te laten checken door een onafhankelijke auditor.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 3

De heer Van Kappen (VVD): Het woord "bewaartermijn" is gevallen. Ook daar hebben wij nog wel een opmerking en een vraag over. Voor gegevens die zijn verzameld door uitoefening van de bevoegdheid van onderzoeksopdrachtgericht aftappen, geldt een bewaartermijn van hoogstens drie jaren na verwerving of het ongedaan maken van de versleuteling. Gegevens die niet op hun relevantie zijn doorzocht, worden na afloop van deze termijn terstond vernietigd (artikel 48, lid 5).

Sommigen zijn van mening dat deze periode, uit het oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en verantwoorde databeperking, te lang is. Anderen zijn juist van mening dat deze periode te kort is, omdat het opsporen en volgen van slapende cellen en complexe ondergrondse terroristische netwerken door de AIVD zich vaak uitstrekt over tientallen jaren en omdat militaire operaties in conflictgebieden veelal langer duren dan drie jaar.

(...)

De periode van drie jaar is naar de mening van mijn fractie dan ook arbitrair vastgesteld en ongetwijfeld het resultaat van een compromis; het is nu eenmaal geen wiskunde. De aangenomen motie-Recourt (34588, nr. 56) verzoekt de regering om "het verzoek van de Tweede Kamer aan de CTIVD over te brengen om binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet te rapporteren over hoe de bewaartermijn van drie jaar zich verhoudt tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarbij wordt betrokken de vraag of de interceptie van gegevens zo gericht mogelijk is geschied en of de bewaartermijn en de bewaarde gegevens nodig zijn voor een goede taakuitoefening van de diensten".

Voor wat betreft dit laatste nemen wij aan dat ook wordt bezien of in bepaalde gevallen, waarbij sprake is van een inspanning van de diensten die zich per definitie uitstrekt over een langere periode dan drie jaar, de bewaartermijn niet te kort is voor een goede taakuitoefening van de diensten. Kan de minister dat toezeggen?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 6 - blz. 10

De heer De Graaf (D66): Deze lange termijn kan wellicht onder bijzondere omstandigheden dienstbaar zijn — ik zal dat niet ontkennen — maar strijdt naar het oordeel van de Afdeling advisering met artikel 8, lid 2, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de daarop gebaseerde jurisprudentie. De regering voelt niets voor verkorte bewaartermijnen en meent dat het wel los zal lopen met dat Europees Verdrag. Toch verzoek ik de ministers nog eens te reflecteren op de mogelijkheid om de bewaartermijnen te differentiëren naar de mogelijke toepassingen. Bijvoorbeeld een vernietiging binnen anderhalf of twee jaar, tenzij een ernstig nationaal veiligheidsbelang zich tegen deze termijn zou verzetten, hetgeen een eigenstandige toetsing vraagt. Voor versleutelde gegevens zou ten minste een termijn voor de ontsluiering in de wet zelf moeten worden opgenomen. Ook dat werd eerder door de Afdeling advisering gesuggereerd. Ook hierop hoor ik graag de reactie van het kabinet.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 15-16

Minister Hennis-Plasschaert: De heer Van Kappen zei: ik vind het allemaal leuk en aardig als het gaat om de evaluatie die conform de motie-Recourt wordt uitgevoerd, met de CTIVD die daarbij een rol heeft, maar gaan we dan alleen maar kijken of de voorgestelde bewaartermijn niet wordt overschreden en of de inzet wel zo gericht mogelijk is, of kunnen we ook andersom redeneren? Het antwoord daarop is: ja, uiteraard. De CTIVD gaat uiteraard over het eigen onderzoek, maar net als in reactie op de heer Recourt, kunnen wij ook de CTIVD vragen om met het verzoek van de heer Van Kappen rekening te houden. Dan gaat het beide kanten op: zijn de bewaartermijnen lang genoeg of noopt dat tot aanpassingen?

(...)

Minister Hennis-Plasschaert: De heer De Graaf van D66 stelde nog een vraag over de mogelijkheid om te differentiëren. Als het gaat om de bewaartermijnen, zoals een vernietiging binnen anderhalf of twee jaar, geldt allereerst wat ik net al zei: het is geen doel op zich om alles wat je binnenhaalt dus maar maximaal te bewaren en te verlengen — daar hebben we de capaciteit geeneens voor — omdat je dat ook tussentijds toetst, zeker als die verlenging ter tafel komt. In feite wordt er al gedifferentieerd, als je het hebt over de onderzoeksopdrachtgerichte interceptie. Ik heb net getracht duidelijk te maken dat de diensten voldoende lange termijnen nodig hebben om gegevens op relevantie voor hun onderzoeken te kunnen beoordelen. Er wordt vrij snel aan reductie gedaan, in negatieve, maar ook in positieve zin.

Het hanteren van een op voorhand vastgestelde kortere termijn zou betekenen dat we gegevens zouden kunnen vernietigen waarvan de relevantie voor het onderzoek van de diensten nog moet worden bezien. Ik heb net al aangegeven dat we een evaluatie laten uitvoeren door de CTIVD. Ik zal dit daarin meenemen. Ik zeg de heer De Graaf ook heel graag toe dat als blijkt dat zo'n evaluatie — of die nu gaat om het functioneren van de TIB of om het omgaan met bewaartermijnen en de vraag of die te lang dan wel te kort zijn — noopt tot aanpassing van de wet, een kabinet natuurlijk niet zal aarzelen om dat te doen. Waarom zou je de uitkomsten van een evaluatie negeren? Deze wet is met de grootste zorgvuldigheid tot stand gekomen. Er zijn vele mensen geconsulteerd en er is goed gekeken naar de landen om ons heen. We hebben deze weging gemaakt en we hebben een zeker restrisico geaccepteerd door het stellen van grenzen aan de bewaartermijnen. Geef het even de kans, evalueer en laat een volgend kabinet desnoods een reparatiewet voorstellen als dat nodig is.

De heer De Graaf (D66): Dit was gelijk mijn eerste vraag naar aanleiding van de toezegging van de minister. Het zou prettig zijn als de minister in de toekomst op deze plek blijft zitten, want dan kan zij haar toezegging gestand doen.

(...)

Minister Hennis-Plasschaert: We zijn bereid om straks nogmaals te bekijken of dit volstaat, om daarmee zowel tegemoet te komen aan de kritische bemerkingen van de heer De Graaf als aan die van de heer Van Kappen, die zei: ik denk dat je misschien zelfs wat meer tijd nodig zult hebben als het gaat om de data die we hebben. Dat is eigenlijk wat ik zeg. Ik begrijp heel goed wat de heer De Graaf zegt, maar wij hebben deze weging, op basis van ervaringen en nadat we om ons heen hebben gekeken, zorgvuldig gemaakt, waarna we tot deze conclusie zijn gekomen. We weten dat we daarmee een zeker restrisico accepteren.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 17

De heer Van Kappen: Ik wil heel kort terugkomen op de bewaartermijn. Ik heb het volgende gezegd. Het blijft altijd lastig. Die termijn van drie jaar is ongetwijfeld een compromis dat gevonden is. Het is ook goed uitgelegd door de minister van Defensie. Het gaat mij er niet om dat je onbeperkt kunt verlengen. Het gaat mij erom dat er bepaalde operaties zijn die de inlichtingendiensten uitvoeren die zich structureel uitstrekken over een langere periode dan drie jaar. Ik denk aan onderzoek naar ondergrondse terroristische netwerken en slapende cellen en aan militaire operaties, zoals de minister van Defensie terecht heeft opgemerkt. Die strekken zich bijna allemaal langer uit dan drie jaar, zeker als je de voorbereidingstijd in acht neemt. Het gaat mij om die specifieke gevallen. De minister van Defensie heeft toegezegd dat in het verlengde van de motie-Recourt gekeken zal worden of het werkt in die gevallen of dat we voor die specifieke gevallen toch een aparte uitzondering moeten maken.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 35, item 8 - blz. 21

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik kan kort zijn. Ik heb twee vragen aan mijn adres genoteerd. Dat is allereerst nog even het punt van de heer Van Kappen over de op handen zijnde evaluatie en de bewaartermijn. Zijn punt is mij volstrekt helder en zal dus ook conform worden meegenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Nederlandse inzet kernwapenverbod (34.775) (T02503)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kox (SP), toe de brief over de Nederlandse inzet bij de onderhandelingen over een verbod op kernwapens nog eens in afschrift aan de Eerste Kamer te zullen sturen.


Kerngegevens

Nummer T02503
Status voldaan
Datum toezegging 5 december 2017
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Buitenlandse Zaken (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Defensie
Kamerleden M.J.M. Kox (SP)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen kernwapens
kernwapenverbod
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 11, item 6 - blz. 14

Minister Rutte: Over de volgende motie, die op letter E en ook van de heer Kox, ben ik wat minder enthousiast, omdat wij als enige NATO-lidstaat vanaf het begin tot het einde mee hebben onderhandeld over een nuclear ban treaty. We hebben daar steeds onze voorwaarden bij uiteengezet. Dat heeft ook te maken met de verplichtingen die voortkomen uit ons NAVOlidmaatschap. Het vorige kabinet heeft uiteindelijk ook in een brief uiteengezet waarom het eindresultaat niet verenigbaar is met die voorwaarde. Dat betekent dat wat de motie vraagt, echt in strijd is met onze verplichtingen. Dus ik moet die motie echt ontraden. Ik weet niet of die brief toen aan de Eerste Kamer is gestuurd. Dat gebeurt meestal wel; ik stuur alles in afschrift aan de Eerste Kamer, maar dat kunnen wij nog wel even nakijken. Er is in ieder geval een brief over aan de Tweede Kamer gestuurd.

De heer Kox (SP): De minister-president zegt dat de motie in strijd is met ons NAVO-lidmaatschap. De minister-president is ook ervan op de hoogte dat bijvoorbeeld het Italiaanse parlement een vergelijkbare motie heeft aangenomen om aan de regering te vragen om dat nog eens heel goed uit te zoeken. Hoe kan in het regeerakkoord staan dat wij streven naar een kernwapenvrije wereld — "actief" staat er zelfs in het regeerakkoord — en dat een verdrag dat zich inzet om die kernwapens de wereld uit te helpen per definitie a priori strijdig zou zijn met onze verplichtingen in het NAVObondgenootschap? De vraag is: zoek dat eens echt goed uit en debateer daarover met deze Kamer omdat ik constateer dat het regeringsbeleid is om de kernwapens de wereld uit te krijgen. Dan zullen wij toch iets moeten doen?

Minister Rutte: Ik begrijp de vraag, maar zoals ik in eerste termijn zei: een van de problemen met de Nucleair Ban Treaty is dat wij geen zaken mogen doen met landen die kernwapens hebben. Nou er zijn er drie in de NAVO die dat openlijk hebben; dat zijn Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Dat maakt het ingewikkeld. Het tweede is dat wij grote zorgen hebben over de verificatie. Geen enkel land dat kernwapens heeft, doet mee aan de Nucleair Ban Treaty. Dat hebben wij allemaal in een brief uiteengezet. Wellicht kan de heer Kox de motie aanhouden. Dan kunnen wij die brief, zo die hier niet is geland, nog eens in afschrift aan de Eerste Kamer sturen. De heer Kox kan dan besluiten of hij de motie in stemming brengt. Wellicht kan ik deze proceduresuggestie doen. Die brief gaat volgens mij in op alle vragen die de heer Kox beantwoord wil hebben met deze motie. Dat zou mijn stelling zijn.

De heer Kox (SP): Dat houdt dan ook in, mijnheer de minister-president, dat als wij die brief krijgen — want ik ken hem in ieder geval niet — dat wij ernaar kunnen kijken en dan spreken wij erover. Het is niet zo: leest u die brief maar en dan weet u dat wij gelijk hebben. Dan spreken wij er ook over. Ik ben natuurlijk afhankelijk van de mede-indieners, maar onder die conditie neem ik uw suggestie graag over om deze motie aan te houden.

Minister Rutte: Dat "en dan praten we erover" is misschien beter te doen met de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie. Zo houd ik de agenda beheersbaar. Maar ik ben uiteraard altijd beschikbaar als u wilt dat ik zelf kom.


Brondocumenten


Historie