Rappelabele toezeggingen Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Rappel juli 2017)



Dit is het rappel tot 02-07-17.

 




Toezegging Bijzondere bijstand (33.716) (T01981)

De Minister van SWZ zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, toe het beroep op de bijzondere bijstand als gevolg van de gewijzigde regelgeving in het overgangsjaar te monitoren en te bezien of eventuele aanvullende middelen na 2015 nodig zijn. Beide Kamers zullen hierover tijdig worden geïnformeerd. 


Kerngegevens

Nummer T01981
Status voldaan
Datum toezegging 10 juni 2014
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Mr. W.B. Hoekstra (CDA)
Drs.ir. A.L. Koning (PvdA)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Mr. M.C. Scholten (D66)
C. P. Thissen (GroenLinks)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen alleenstaande ouderkoptoeslag
bijzondere bijstand
kindgebonden budget
partnertoeslagen
Kamerstukken Wet hervorming kindregelingen (33.716)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-7

Minister Asscher:

Gezien het hier breed gedragen gevoel, zoals betoogd door de heer Hoekstra, mevrouw Koning en de heer Ester, zal ik het extra overgangsrecht op basis van het amendement-Hamer zodanig aanpassen, dat de volledige groep ouders die nu voor de bijstand als alleenstaande ouder wordt aangemerkt en straks door dat andere partnerbegrip niet in aanmerkingkomt voor de alleenstaande ouder-kop in het kindgebondenbudget, onder dat overgangsrecht begrepen moet worden. Dat geeft deze groep een jaar langer de tijd om zich voor te bereiden. Dat jaar wil ik gebruiken om de situatie goed te monitoren. Het gaat om een relatief kleine groep ten opzichte van de getallen die ik noemde. In beginsel beschikken gemeenten over voldoende middelen om in het individuele geval bijzondere bijstand te verstrekken voor die personen die na dat jaar in de problemen geraken. Ik zal monitoren hoe vaak bijzondere bijstand verstrekt gaat worden. Zo nodig zal ik bezien of aanvullende middelen in het kader van het Gemeentefonds nodig zijn.

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-8/9

Mevrouw Koning (PvdA):

Ik wil graag nog een vraag stellen ten aanzien van het monitoren tijdens het overgangsjaar. Ik denk dat aan de Kamer gerapporteerd moet worden wat dat monitoren oplevert, zodat we — gechargeerd gezegd — niet in december 2015 te horen krijgen dat het eigenlijk allemaal wel heel erg veel is en de gemeenten het met de bijzondere bijstand niet redden. Als u het monitoren daarom zo kunt inrichten dat dit voor de zomer van 2015 helder is, geeft dat in ieder geval meer zekerheid dat aan een uiteindelijke oplossing echt goed vormgegeven kan worden.

Minister Asscher:

Waar ik aangeef de situatie te zullen monitoren, ben ik zeker ook bereid daarvan beide Kamers op de hoogte te stellen. Dat zal ik ook tijdig doen, zodat aanvullende maatregelen en eventueel aanvullende middelen nog mogelijk gemaakt kunnen worden, mochten die nog nodig zijn. [...]

Om de tijd niet onze vijand te laten zijn, heb ik, gehoord de eerste termijn, gezocht naar mogelijkheden om te Kamer tegemoet te komen. Daarbij heb ik aansluiting gezocht bij het amendement dat gericht is op uitstel voor een jaar. Daar heb ik het niet bij gelaten. Ik heb ook toegezegd dat ik in dat jaar samen met de gemeenten zal bekijken hoe dit fenomeen zich ontwikkelt. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten voldoende middelen hebben om via de bijzondere bijstand die groep, die enkele duizenden personen omvat, van dienst te kunnen zijn in het licht van hun totale middelen voor bijzondere bijstand. Ik heb ook al aangegeven dat ik dit niet alleen wil monitoren en de Kamer daarover wil informeren, maar dat ik ook — als dat nodig zal zijn — wil terugkomen met voorstellen om de gemeenten daar ook financieel voor te compenseren. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen, maar dat kan in dat jaar besloten worden en dat kan hier dan aan de orde komen

Handelingen I 2013-2014, nr.33-15-19

Minister Asscher

Ik heb echter wel toegezegd dat ik het bestaande bestand wil bevriezen en op een eenvoudige manier een jaar lang wil sauveren, zodat je in dat jaar kunt bekijken welke nieuwe gevallen zich voordoen. Naar aanleiding daarvan kan ik verslag uitbrengen aan beide Kamers en kan worden overwogen of aanvullende maatregelen nodig zijn in het kader van een toevoeging aan het Gemeentefonds.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Zelfstandigen (33.981) (T02134)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Backer, toe om - samen met cliëntenbelangenorganisaties - de belemmeringen die mensen met een arbeidsbeperking ondervinden als zij zich zelfstandig willen vestigen, in kaart te brengen en te bezien hoe de problemen kunnen worden opgelost. 


Kerngegevens

Nummer T02134
Status voldaan
Datum toezegging 24 maart 2015
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen arbeidsbeperkingen
arbeidsparticipatie
zelfstandigen
Kamerstukken Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (33.981)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 10

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Backer zei graag aandacht te willen vragen voor mensen met een arbeidsbeperking die zich zelfstandig willen vestigen. Zij kunnen natuurlijk allerlei problemen tegenkomen. Ik onderken dat zeer. Ik wacht de inbreng van de fractie van D66 in tweede termijn af, maar zeg alvast dat ik het heel erg de moeite waard vind om met betrokken organisatiesom tafel te gaan zitten om precies uit te vinden om welke problemen het gaat en hoe we die met z'n allen zouden kunnen oplossen.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 13/ 14

De heer Backer (D66):

De staatssecretaris ging al even in op het punt van de zelfstandigen. Wij vinden het belangrijk dat de belemmeringen die er zijn om je zelfstandig te vestigen, al dan niet met

andere collega's, zo veel mogelijk in beeld worden gebracht en zo veel mogelijk worden verminderd, gemitigeerd of opgelost. Wij geloven dat zelfstandig ondernemerschap vanuit een positieve gedachte werkelijk een optie kan zijn. Er zijn belemmeringen om vanuit een uitkering te gaan werken. Er zijn belemmeringen in de sfeer van een gelijkspeelveld bij aanbestedingen. Er zijn verschillende belemmeringen in de arbeidsregio's, er zijn waarschijnlijk belemmeringen bij kredietverlening en er zijn belemmeringen in de urenbeperkingen. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris in samenspraak met een aantal organisatie, met name cliëntenbelangenorganisaties zoals Ieder(in), het Landelijk Platform GGz, de vereniging OLG en De Normaalste Zaak een meerjarenprogramma zou ontwikkelen om te bekijken hoe dit in kaart gebracht kan worden, maar vooral hoe de belemmeringen overwonnen kunnen worden met het uiteindelijke doel waar deze wet op is gericht: participatie. Als ik hierover een ruiterlijke toezegging zou kunnenkrijgen, om een woord te gebruiken dat ik vaker hoor van de staatssecretaris, dan zal het mij waarschijnlijk wel lukken om mijn fractie over de streep te trekken.

Handelingen I 2014-2015, nr. 25-7-blz. 15

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb al gezegd dat ik het een meerwaarde vind hebben om met belangenbehartigers zoals Ieder(in), De Normaalste Zaak en GGZ Nederland de belemmeringen voor zelfstandigen goed in kaart te brengen. Die hebben namelijk verstand van zaken en kunnen daarin goede onderdelen aandragen. Dank dat dit hier nog eens voor het voetlicht is gebracht. 


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verkenning eenmalig onbeperkt shoprecht (34.255) (T02341)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van de (aangehouden) motie-Rinnooy Kan c.s., toe te verkennen of aan deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een pensioenfonds, die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een onbeperkt shoprecht kan worden verleend, waarbij de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling nadrukkelijk wordt betrokken.


Kerngegevens

Nummer T02341
Status afgevoerd
Datum toezegging 24 mei 2016
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen premieregelingen
shoprechten
variabel pensioen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Lodders Wet verbeterde premieregeling (34.255)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 40

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan zijn aan de orde de beide moties die zijn ingediend. De eerste motie is van de zijde van de heer Rinnooy Kan c.s. Daarin wordt de regering verzocht om, als het initiatiefvoorstel wordt aanvaard, een voorstel in voorbereiding te nemen om pensioengerechtigden die kiezen voor een variabel vervolg op hun pensioeningangsdatum op dat tijdstip eenmalig een onbeperkt shoprecht te gunnen. Kijk, ik doe wel aan verwachtingsmanagement, als ik me zo mag uitdrukken. Als ik de motie zo mag lezen dat ik mag verkennen of dat eenmalig shoprecht tot de mogelijkheden kan gaan behoren, kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer laten. Als de indieners ervan uitgaan dat we dat shoprecht onmiddellijk en onverwijld gaan invoeren, kan ik het oordeel over de motie niet aan de Kamer laten. Ik kijk ook even naar de indiener om te zien hoe ik deze motie dien te interpreteren. Een onbeperkt shoprecht gaat ten koste van de mogelijkheid om mee- en tegenvallers te spreiden. Je hebt daarvoor nou eenmaal de brede collectiviteit nodig. Ik vind dus dat ik best kan verkennen of deze eenmalige mogelijkheid aan de orde kan zijn, maar ik wil de motie dan ook wel als zodanig duiden.

De heer Rinnooy Kan (D66):

In onze interactie over dit onderwerp heb ik de indruk gekregen dat er bij de staatssecretaris zorgen bestaan over mogelijk onvoorziene consequenties van de invoering van een dergelijk shoprecht. Ik bied met de formulering dus ruimte om die consequenties te verkennen. Dat beschouw ik als het voorbereiden van een voorstel. Ik vraag de staatssecretaris ons te laten weten wat dat oplevert. Als die consequenties bij nader inzien mee blijken te vallen, dan zou ik ervan uit willen gaan dat vervolgens ook het voorstel zelf ter tafel kan komen. Ik bied hier dus ruimte voor deze eerste fase.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is goed gebruik tussen de regering en in dit geval de Eerste Kamer dat wij zaken kunnen onderzoeken en dat we het resultaat van het onderzoek bij de Kamer over het voetlicht brengen. Dat geldt ook voor lifecyclebeleggen. Dat doen we met een appreciatie onzerzijds. Dan is het aan ons allen om te bekijken hoe we vervolgens verder gaan. Als ik de motie op die manier mag interpreteren, dan kan ik het oordeel daarover aan de Kamer laten.

Brief 30 mei 2016 (34255, L), blz. 6

Staatssecretaris Klijnsma:

Het wetsvoorstel biedt alle deelnemers, ongeacht hun pensioenuitvoerder, de mogelijkheid om te kiezen tussen een vast of een variabel pensioen. Deze keuzemogelijkheid is de essentie van het wetsvoorstel. Om deze keuzemogelijkheid te bieden, wordt voor deelnemers bij een pensioenfonds met een premie- of kapitaalovereenkomst een wettelijk shoprecht geïntroduceerd. Op dit moment hebben deze deelnemers immers in het geheel geen shoprecht.

Deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een verzekeraar of een premiepensioeninstelling kunnen op pensioendatum altijd overstappen naar een andere pensioenuitvoerder. De enige restrictie daarbij is dat, als de deelnemer naar een pensioenfonds wil overstappen, hij daar al eerder aanspraken moet hebben opgebouwd.

In de motie die senator Rinnooy Kan aan de orde heeft gesteld, en die onder meer wordt gesteund door de senatoren Van de Ven (VVD) en Lintmeijer, is gevraagd een voorstel te onderzoeken om deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst bij een pensioenfonds die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een onbeperkt shoprecht te gunnen. Met deze eenmalige mogelijkheid wordt beoogd ruimte te bieden voor een breed beschikbaar, gevarieerd productaanbod. Naar aanleiding van deze motie zal ik onderzoeken of een dergelijk eenmalig shoprecht tot de mogelijkheden kan gaan behoren. In dat verband wil ik wel alvast opmerken dat pensioenfondsen collectieve pensioenregelingen uitvoeren met een hoge mate van solidariteit. Die solidariteit kan onder druk komen te staan als de deelnemers zonder restricties bij hun pensioenfonds zouden kunnen vertrekken. Dat vraagstuk speelt bijvoorbeeld als het gaat om gaat om premieovereenkomsten met variabele uitkeringen, gebaseerd op collectieve risicodeling, die met dit wetsvoorstel mogelijk worden gemaakt. De mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling, zal dus nadrukkelijk betrokken moeten worden in een dergelijke verkenning.

Brief 10 juni 2016 (34255, M), blz. 4

Staatssecretaris Klijnsma:

Voor de volledigheid wijs ik hierbij, naar aanleiding van de motie Rinnooy Kan c.s., op mijn voornemen om te verkennen of aan deelnemers met een premie- of kapitaalovereenkomst van een pensioenfonds die de voorkeur geven aan een variabel pensioen, eenmalig een shoprecht kan worden verleend, waarbij de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling nadrukkelijk wordt betrokken.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 7

De heer Rinnooy Kan (D66):

Ik ben de staatssecretaris dus ook dankbaar voor het toegezegde onderzoek naar het eenmalige onbeperkte shoprecht. Mede namens de mede-indieners van de daaraan gewijde motie kondig ik nu vast aan dat ik deze motie graag wil aanhouden tot de uitslag van dat onderzoek bekend is.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 10-11

Staatssecretaris Klijnsma:

Mevrouw Oomen heeft ook gevraagd of er echt een onderzoek naar het shoprecht nodig is. Het antwoord daarop is ja. Ik heb dit toegezegd en wij gaan dit doen

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik ben niet vlot genoeg, maar ik had de staatssecretaris een preciezere vraag gesteld over het shoprecht. In de brief zegt de staatssecretaris, anders dan in tweede termijn, dat zij bij het shoprecht wel onderscheid wenst te maken tussen contracten met en zonder collectieve risicodeling. Als zij dat doet, hoeft zij geen onderzoek meer te doen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Het is een breder onderzoek. Ik kan mij voorstellen dat de onderzoekers ook dit soort zaken meenemen, maar de vraag was of er onderzoek nodig is. Ik denk van wel.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 12

De heer Van de Ven (VVD):

Ik heb het even samengevat voor mezelf. De staatssecretaris heeft gesproken over het shoprecht dat onderzocht gaat worden. Daar komt dan ook de vraag bij van de privacyaspecten wat betreft het uitvragen bij de pensioendeelnemer en in hoeverre dat past bij dat shoprecht. Zo heb ik de toezegging van de staatssecretaris verstaan.

Staatssecretaris Klijnsma:

Dat is terecht. De heer Van de Ven heeft daar nog expliciet de aandacht op gevestigd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ex-anteherverdeling (34.255) (T02344)

De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen, toe om in het door Netspar uit te voeren technisch onderzoek, ook de omvang van de ex-anteherverdeling mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T02344
Status voldaan
Datum toezegging 24 mei 2016
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen herverdeling
pensioenuitkeringen
projectierente
risicovrije rente
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Lodders Wet verbeterde premieregeling (34.255)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 13   

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Wij verzoeken de staatssecretaris om Netspar te vragen een vergelijking te maken inclusief de volatiliteit van de risicovrije rente, en vervolgens de vergelijkingstabellen die in het SER-rapport zijn gemaakt, te bekijken op basis van de risicovrije rente, inclusief volatiliteit. Hoe komt die variant dan uit in vergelijking met de overige varianten? Overigens zou die vergelijking ook moeten plaatsvinden op basis van Maatmanberekeningen. Ons tweede verzoek is om de projectierente op basis van de reële rente te onderzoeken en deze eveneens te betrekken bij de vergelijking met de andere varianten.

Wij hebben tot slot nog een vraag van geheel andere aard. Kan Netspar de omvang van de zogenoemde ex-anteherverdeling — mevrouw Oomen sprak daar ook al even over— aangeven? De herverdeling is immers het axioma in dit wetsvoorstel, het scharnier waar alles om draait. Aan de hand van de stukken kunnen wij daar ons overigens geen oordeel over vormen.

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 30

Staatssecretaris Klijnsma:

De heer Van Rooijen en anderen hebben gevraagd om in aanvulling op het liggende rapport over projectierentes, Netspar onderzoek te laten doen naar de omvang van de ex-anteherverdeling. De heer Van Rooijen heeft terecht gezegd dat er bepaalde varianten van projectierentes zijn die resulteren in een ongewenste ex-anteherverdeling. Dat wordt ook keurig toegelicht in het Netspar-rapport. Belangrijk is om hierbij op te merken dat de variant die het wetsvoorstel mogelijk maakt en die is gebaseerd op de risicovrije projectierente, deze ongewenste ex-anteherverdeling te allen tijde uitsluit. Netspar is momenteel bezig met een uitgebreider en meer technisch onderzoek. Ik ben bereid om Netspar te vragen om de vraag van de heer Van Rooijen over de omvang van ex-anteherverdeling mee te nemen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het gaat mij om een nadere variant van de termijn van risicovrije rente en om daarbij ook het aspect van de volatiliteit in te brengen, omdat die rente niet stabiel is. Die rente is de afgelopen tijd almaar verder naar beneden gegaan en, zoals de heer Van de Ven zei, zelfs richting nul. Daarnaast noem ik de reële rente als een variant. In het SER-rapport is in alle vergelijkingen de reële rente ook een belangrijke, met name in variant vier. Als er dan toch breed onderzoek plaatsvindt, vragen we om dat compleet te maken met het aspect van de volatiliteit van de risicovrije rente en het aspect van de reële rente.

Staatssecretaris Klijnsma:

Daar ben ik niet onmiddellijk voor te porren. Mijn toezegging behelst het meenemen van de ex-anteherverdeling in het onderzoek. Ik voel er echter niet voor om de twee andere aspecten die de heer Van Rooijen noemt, in dat onderzoek mee te nemen. In de context van datgene wat de SER jongstleden vrijdag heeft gepresenteerd, kijken we sowieso naar de toekomstdiscussie, waar deze zaken ook bij horen. Ik wil daar echter niet op inzoomen in het Netspar-onderzoek.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ons punt is dat die risicovrije rente niet vast is. Die beweegt heel erg. Dat is ook het grote probleem met het ftk, namelijk dat die rente stabiel zou worden maar dat is gebleken dat die hyperinstabiel is en dat we door die dalende rente zelfs in kortingen verzeild raken. Als je de risicovrije rente bekijkt, moet je daar volgens ons ook als variant bij betrekken het feit dat die rente niet stabiel is en dat die heen en weer kan gaan en nu vooral daalt. Die volatiliteit heeft een enorme impact op het instrument van de risicovrije rente. Dat is niet een vast gegeven, dat is een heel bewegelijk en gevaarlijk beestje. Daar doelen wij op.

Staatssecretaris Klijnsma:

Maar dat is nou juist bij uitstek het punt van aandacht, in de zin dat die volatiliteit onderdeel uitmaakt van de risicovrije rente. Het is een beetje een kip-eidiscussie. Ik voel er niet voor om het Netspar-onderzoek hiervoor te benutten. Ik heb een toezegging gedaan op het ene punt maar op het andere punt doe ik dat niet.

Handelingen I 2015-16, nr. 34, item 7, blz. 9

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik hoor mevrouw Lodders zeggen dat de herverdeling ex ante zwaar weegt. Dat heeft zij ook in het vorige debat gezegd. Ik begrijp nu ook dat zij die vrij groot vindt. De KPS, de Kring van Pensioenspecialisten, zegt dat die tot een geringe herverdeling zal leiden. Mevrouw Klijnsma heeft de vorige keer op ons verzoek — wij zijn haar daar zeer erkentelijk voor — toegezegd dat de omvang van de herverdeling ex ante door Netspar zou worden onderzocht. In de Tweede Kamer is het argument gebruikt dat dit zwaar weegt, maar in deze Kamer wordt gezegd dat het nog nader onderzoek vergt en dat de omvang niet bekend is; vandaar ook het onderzoek. Wij moeten ons dus heel goed realiseren dat deze Kamer voor de afweging staat of en in welke mate dat argument wel zo zwaar weegt als het in de Tweede Kamer heeft gedaan.

Mevrouw Lodders:

De staatssecretaris heeft inderdaad toegezegd dat er nader onderzoek komt naar de ex-anteherverdeling, maar op dit moment hebben wij er in het voorliggende wetsvoorstel voor gekozen om één projectierente te hanteren voor de individuele variant en eenzelfde voor de collectieve variant.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Hersteltermijn pensioenfondsen (34.550) (T02365)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Barth (PvdA), Nagel (50PLUS) en Brinkman (CDA), toe haar per brief het tijdschema toe te sturen met betrekking tot het advies van De Nederlandsche Bank over de pensioenfondsen en het eventuele besluit van het kabinet naar aanleiding van het advies. De optie van verlenging van de hersteltermijn van tien naar elf jaar ligt hierbij op tafel.


Kerngegevens

Nummer T02365
Status voldaan
Datum toezegging 1 november 2016
Deadline 22 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Drs. M.A.M. Barth (PvdA)
Mr.drs. L.C. Brinkman (CDA)
J.G. Nagel (50PLUS)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen hersteltermijn
pensioenfondsen
Kamerstukken Miljoenennota 2017 (34.550)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6- blz. 18-19

Minister Rutte: Hoe zullen we omgaan met dreigende kortingen op de pensioenen? Feit is dat veel pensioenfondsen er op dit moment niet goed voor staan. De berichten vandaag zijn dat ze er weer ietsje beter voor staan, maar dat zijn van die week- en maandcijfers, net afhankelijk van ontwikkelingen op de beurs en anderszins. Feit is dat pensioenfondsen in veel gevallen nu al op zichzelf redelijke rendementen kunnen maken, maar daartegenover staan zeer grote verplichtingen. De lage rente beïnvloedt het opbouwen van pensioen op dit moment zodanig dat dat de verplichtingen simpelweg doet stijgen. Dat heeft ermee te maken dat heel veel pensioenfondsen met een grote mate van zekerheid toezeggingen doen, waardoor die verplichtingen moeten worden gewaardeerd tegen de risicovrije rente. Die wordt zoals bekend vastgesteld door een onafhankelijke commissie. Wat kun je dan als overheid doen? Om te beginnen ervoor zorgen dat je niet de mensen die nu pensioen krijgen, zodanig bedient dat dat ten koste gaat van het potentieel voor toekomstige gepensioneerden om een goed pensioen te kunnen genieten. Heel belangrijk daarbij is — ik sluit me daarbij aan bij mevrouw Barth — het begrip solidariteit. Evenwicht tussen generaties is hier cruciaal. Daar moeten we scherp op letten.

In samenhang daarmee zijn er wel mogelijkheden. Zo heeft de staatsecretaris van SZW gezegd: we gaan kijken of we de hersteltermijnen iets kunnen verruimen. Die gaan dan van tien naar elf jaar. We kunnen alles dan iets meer uitsmeren. Half november komt DNB met een nieuwe rapportage over de positie van de fondsen, inclusief het effect van zo'n eventuele verlenging van de hersteltermijnen. Er wordt ook gekeken naar het effect op de verschillende generaties. Waarvoor ik hier echt wil waarschuwen, is dat we, zeker met de verkiezingen op komst, de fout maken om te zeggen: het gaat op de kortere termijn helemaal niet zo slecht met die fondsen, waarom moet dat nou streng worden beoordeeld? Juist het hele systeem dat we hebben, is op een punt cruciaal, namelijk dat we mensen die een pensioen opbouwen een zekere mate van waarschijnlijkheid kunnen blijven bieden dat ze uiteindelijk pensioen kunnen genieten. Met de huidige lage rentestanden en de bij veel pensioenfondsen nog steeds grote mate van zekerheid die wordt voorgespiegeld, moeten we er als overheid en als beide Kamers scherp op zijn dat we op de korte en de lange termijn de actieven en de gepensioneerden op een goede manier bedienen.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6- blz. 47

Mevrouw Barth (PvdA): Wij zijn blij met de toezegging die de minister-president heeft gedaan over de verlenging van de hersteltermijn voor de pensioenfondsen van tien naar elf jaar. Dat geeft lucht aan de fondsen en tijd aan de politiek om naar de toekomst te kijken.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6- blz. 53

De heer Nagel (50PLUS): Voorzitter. Ook wij danken de minister-president voor zijn antwoorden. Wij hebben een vraag aan hem over het betoog van mevrouw Barth. Al op 15 september pleitte de FNV voor acute maatregelen van het kabinet om te voorkomen dat de pensioenen van vele Nederlanders in 2017 gekort zouden worden. Gevraagd werd om de hersteltermijnen van pensioenfondsen te verlengen. Sindsdien is er niets gebeurd en hebben we er niets meer over gehoord. De Partij van de Arbeid, in de persoon van mevrouw Barth, zegt in deze tweede termijn blij te zijn met de toezegging dat de hersteltermijn van tien naar elf jaar wordt verlengd. Was dat inderdaad een keiharde toezegging of wordt er op dit moment slechts naar gekeken? Graag krijgen wij een duidelijk antwoord.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6- blz. 55

Minister Rutte: Tegen mevrouw Barth van de Partij van de Arbeid moet ik, even opletten, heel scherp zeggen dat ik geen toezegging heb gedaan over het oprekken van de hersteltermijn. In november komt het onderzoek van DNB. In januari volgt er dan eventueel een besluit over of we dat ook gaan doen. Dat moet ik even scherp zeggen, want anders breng ik mevrouw Klijnsma in een onmogelijk parket. We gaan het in de komende tijd dus wel bezien aan de hand van het DNB-advies. Er volgt dan wel of geen besluit in januari.

De heer Brinkman.

De voorzitter: De heer Brinkman geef ik het woord.

Minister Rutte: Sorry, excuses!

De heer Brinkman (CDA): Dat ik een reactie vroeg voor de Algemene Financiële Beschouwingen is ingegeven ...

De voorzitter: Mag ik u ook vragen om een armlengte te nemen. Ja, heel mooi.

De heer Brinkman (CDA): ... door het feit dat de pensioenfondsen anders vlak voor kerst een besluit moeten nemen over indexatie of gedeeltelijke indexatie. Wanneer er een bijstelling van het kabinet naar aanleiding van de adviezen van de Nederlandsche Bank in het zicht zou komen, dan zou het beter zijn als we dat al zouden weten bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik herhaal dat verzoek dus toch nog maar even met enige klem.

Minister Rutte: Ik weet het natuurlijk allemaal uit mijn hoofd, maar om ook de staatssecretaris erbij te betrekken, heb ik haar nog even geraadpleegd. Ik ga het goed formuleren. De Algemene Financiële Beschouwingen worden hier 22 november gehouden. Wij hebben in november dat advies. Dat gaat dus niet lukken. Het punt dat de heer Brinkman inbrengt, is heel terecht. Je wilt ook voorkomen dat pensioenfondsen toch gaan korten omdat ze te weinig tijd hebben gehad, terwijl het dadelijk niet nodig zou blijken te zijn. Ik kijk even naar de staatssecretaris, die hier achter mij zit. Zij zegt: ook als het in december of begin januari komt, is het nog op tijd voor de pensioenfondsen om te kunnen betrekken bij hun besluiten. Het is dus niet zo dat dadelijk pensioenfondsen mogelijk gaan korten terwijl blijkt dat dat niet nodig zou zijn geweest als die hersteltermijnen een jaartje worden opgerekt. Laat ik op dat punt toezeggen dat we dat tijdschema in een korte brief aan de Kamer nog even precies duidelijk maken. Zullen we dat doen? We sturen de beide Kamers dat precieze tijdschema nog even. Dat gaat dus over het advies van de Nederlandsche Bank en de reactie van het kabinet. Daaruit zal ook blijken dat, mocht een en ander leiden tot een oprekking van de hersteltermijn, dat op tijd is om te voorkomen dat pensioenfondsen toch gaan korten.

De heer Brinkman (CDA): Zodat wij ook de mogelijkheid hebben om er eventueel tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op terug te komen.

Minister Rutte: Ja. En dat is natuurlijk mooi, want als we die brief nu sturen over dat stroomschema, kan dat wel tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen worden behandeld.

De heer Brinkman (CDA): Precies.

Minister Rutte: Inderdaad.

Mevrouw Barth (PvdA): Dan mag ik toch in elk geval hier vandaag wel vaststellen dat de optie van het oprekken van de hersteltermijn heel nadrukkelijk bij het kabinet op tafel ligt.

Minister Rutte: Zeker, zeker. Daar ben ik het helemaal mee eens.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6- blz. 58

Minister Rutte: Immers, half november komt DNB met die rapportage, waarover ik net al iets zei. We hebben al afgesproken dat we zullen kijken naar verlenging van de hersteltermijnen met een jaar.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Stappenplan objectieve methodiek sociaal minimum Caribisch Nederland (34.550 IV) (T02383)

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe de Kamer vóór 1 maart 2017 een stappenplan toe te sturen hoe te komen tot geobjectiveerde ijkbedragen voor het noodzakelijk levensonderhoud op de drie eilanden in Caribisch Nederland. Op basis van de uitkomsten van de benadering in het stappenplan zal de regering nader besluiten of het sociaal minimum gebaseerd blijft op het wettelijk minimumloon, dan wel dat gekozen moet worden voor een andere geobjectiveerde basis. In de tussentijd zal de regering zich inzetten voor de verdere verbetering van de levensomstandigheden in Caribisch Nederland, onder meer door zowel de bijzondere onderstand als de overige uitkeringen zo veel mogelijk omhoog te brengen.


Kerngegevens

Nummer T02383
Status voldaan
Datum toezegging 6 december 2016
Deadline 1 maart 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen Caribisch Nederland
sociaal minimum
Kamerstukken Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2017 (34.550 IV)


Uit de stukken

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 11.

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

(...) Begrijp ik goed dat de staatssecretaris hiermee de toezegging doet dat zij wil werken aan wat deze Kamer gevraagd heeft, namelijk het komen tot een geobjectiveerde vaststelling van wat nodig is voor het levensonderhoud? Vervolgens is dan nog wel de vraag welk tijdpad daarbij realistisch is. Daar kunnen we dus nog over spreken, maar gaat de staatssecretaris wel het principe van de motie uitvoeren? Wil zij dus komen tot een geobjectiveerde basis van het sociaal minimum op basis van ijkpunten voor levensonderhoud? Die toezegging zou ik heel waardevol vinden.

verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12

Staatssecretaris Klijnsma:

Er rest mij een tweetal vragen. Ik zei zonet niet voor niets dat ik het zowel aan deze kant van de oceaan als aan de overkant belangrijk vind om op basis van objectieve gegevens te weten wat de basis van levensonderhoud zou kunnen zijn. Als men mij dus een stappenplan vraagt, wil ik best proberen om voor de verkiezingen inzicht te verschaffen. Ik vind dat ik dat wel aan de Kamer verplicht ben. Maar dat neemt niet weg dat ik niet aflaat om door te gaan met de armoedebestrijding op de drie eilanden en overigens ook in dit deel van Nederland. Ik wil dus best een stappenplan maken, maar laten we for the time being in ieder geval de koppeling tussen wettelijk minimumloon en uitkeringen gewoon gestand doen. Want nogmaals: het adagium moet ook zijn dat werken blijft lonen, ook op de drie eilanden. Echt.

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12

De heer Ganzevoort (GroenLinks):

Dat is toch net niet het antwoord dat ik zocht. We willen heel graag dat u doorgaat met het armoedebeleid en alles wat daarbij hoort. Daar is geen discussie over. De discussie ging over de vraag of u bereid bent om inderdaad dat te bewerkstelligen wat gevraagd werd, namelijk een sociaal minimum dat gebaseerd is op een ijkbedrag voor noodzakelijk levensonderhoud. In het antwoord loopt u net weer een beetje bij die vraag weg. Dat vind ik jammer.

Staatssecretaris Klijnsma:

In mijn beleving probeer ik u nu toch enorm tegemoet te komen. Ik zei namelijk dat ik er alles aan wil doen om te bekijken hoe dat er precies uit zou kunnen komen te zien. Sterker nog: ik wil daar ook een stappenplan voor aanleveren, zodat niet alleen in deze Kamer maar ook aan de overkant en op de drie eilanden helder wordt hoe de tijdspanne er precies uit zou kunnen komen te zien. Ik vind, in alle duidelijkheid, dat we alsdan op basis van wat daaruit komt, moeten bekijken wat we doen. Hanteren we het wettelijk minimumloon, en dan een ordentelijk wettelijk minimumloon, of moeten we een andere onderlegger kiezen? Op dit moment zeg ik echter: laten we alsjeblieft dat wettelijk minimumloon blijven hanteren, omdat werken gewoon moet blijven lonen op de eilanden, net zo goed als hier. Laten we ook, als ik me zo onparlementair mag uitdrukken, blijven krammen en spijkeren als het gaat om de bijzondere onderstand, want soms kun je mensen ook gewoon heel praktisch … Ik wilde zeggen "de winter door helpen", maar dat geldt daar niet.

EK 34550 IV/CXIX, H - verslag van een mondeling overleg over de systematiek van het vaststellen van het sociaal minimum in Caribisch Nederland, p. 12-13

De voorzitter:

(...) Dan zou ik het volgende willen concluderen.

  • De Staatssecretaris zegt ten eerste toe de motie in die zin uit te voeren dat er wordt gewerkt aan een systematiek om een objectiveerbare basis te leggen voor een sociaal minimum.
  • Ten tweede zegt de Staatssecretaris toe om daarvoor voor de verkiezingen een stappenplan met tijdsindicatie aan deze Kamer toe te sturen, en ongetwijfeld ook aan de overkant. Laat ik 1 maart als uitgangspunt nemen, of zoveel eerder als mogelijk.
  • Ten derde geeft de Staatssecretaris aan, in de tussentijd te werken aan de verdere verbetering van levensomstandigheden, onder meer door zowel de bijzondere onderstand als de overige uitkeringen zo veel mogelijk omhoog te brengen.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb nog één aanvulling, voorzitter, als het mag.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb ook gezegd dat we natuurlijk voor nu het wettelijk minimumloon wel als onderlegger blijven hanteren. Ik moet namelijk wel helderheid blijven verschaffen aan de rest van de wereld.

De voorzitter:

Dat is genoteerd, maar dat was niet specifiek een toezegging van uw kant, daarom heb ik het niet herhaald. Maar het is wel genoteerd en in het verslag opgenomen.


Brondocumenten


Historie