Rappelabele toezeggingen minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media (Totaaloverzicht januari 2018)



Dit is het rappel tot 01-01-50.

 




Toezegging Toesturen van en meenemen punten in evaluatiekader, evalueren en halfjaarlijks monitoren, alsmede eventueel aanpassen wetgeving na evaluatie (33.106 / 32.812) (T01570)

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Flierman (CDA), Ganzevoort (GroenLinks), Kuiper (ChristenUnie) en de Lange (OSF) toe om (1) het ECPO te verzoeken de tijdens het debat genoemde wensen van de Kamer - waaronder het invoeringstraject - mee te nemen in het evaluatiekader, (2) het evaluatiekader aan de Kamer te sturen, (3) het passend onderwijs te evalueren en een halfjaarlijkse monitor aan de Kamer te zenden, alsmede (4) de wetgeving aan te passen indien dit nodig blijkt uit de evaluatie en/of monitoring.


Kerngegevens

Nummer T01570
Status voldaan
Datum toezegging 2 oktober 2012
Deadline 1 januari 2021
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden Dr. A.H. Flierman (CDA)
Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
monitoring
passend onderwijs
Kamerstukken Passend onderwijs (33.106)
Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32.812)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 20-21.

De heer Ganzevoort (GroenLinks): Een andere vraag heeft betrekking op de expertise. Het ideaal van passend onderwijs is mooi, maar het betekent wel dat de leerkracht in de positie moet worden gebracht om dat te kunnen. We hebben het dan niet alleen over specifieke kennis van bepaalde probleemgebieden of ondersteuningsvormen, maar ook over de basale attitude van de leerkracht. Daar wordt in het plan wel geld voor uitgetrokken, maar dat geld wordt niet geoormerkt. Het gaat zo in de grote pot, met de opdracht om er wat mee te doen via de prestatiebox. Het probleem is echter dat als je ondersteuningsgeld dichter bij de lumpsum brengt, het in de praktijk daarvoor gebruikt zal gaan worden, alle goede bedoelingen ten spijt, zeker als de bekostiging onder druk staat. Noch ondersteuning, noch professionalisering wordt geoormerkt. Beide zitten in die prestatiebox waarvan scholen zelf kunnen bepalen hoe het geld wordt ingezet, zo schrijft de minister. Welke garantie is er dan nog dat daarmee de specifieke deskundigheid voor passend onderwijs ook wordt gerealiseerd? Daaraan gekoppeld leeft bij mijn fractie de vraag wat de effectiefste manier is om de expertise van de huidige ambulante begeleiders in het nieuwe stelsel te verankeren. Wordt er vergeleken tussen modellen waarin de begeleiding op schoolniveau wordt georganiseerd en modellen waarin individuele leerlingen worden begeleid door externe begeleiders? En worden er consequenties getrokken uit de uitkomsten van zo'n vergelijking?

(...)

Mijn laatste punt betreft de afstemming tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten. Volgens de minister wordt die veel eenvoudiger, omdat er nu nog maar twee bestuurlijke partijen zijn. Wij kregen op een gegeven moment een technische briefing met een heel ingewikkeld plaatje van de huidige situatie en een heel simpel plaatje van de nieuwe situatie, maar dat is een beetje boerenbedrog. Het oude plaatje was opzettelijk ingewikkeld getekend en het nieuwe plaatje opzettelijk erg simpel. Ook moeten wij er bij de opmerking dat er nog maar twee bestuurlijke partijen zijn, wel rekening mee houden dat de meeste samenwerkingsverbanden met een hele regio te maken hebben en niet maar met één gemeente, en dat een landelijk samenwerkingsverband te maken heeft met alle gemeenten waar scholen staan.

Belangrijker dan dat is dat de afstemming met jeugdzorg niet werkelijk geregeld is. Die wordt wel genoemd, maar daar blijft het bij. Kan de minister ons op zijn minst een evaluatie toezeggen van hoe deze afstemming zich ontwikkelt, welke problemen zich daarbij voordoen en hoe die problemen kunnen worden aangepakt?

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 22.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Het lijkt me heel belangrijk om over enige tijd over goede evaluaties te kunnen beschikken. Kan de minister aangeven hoe dat stelsel van evaluaties eruit gaan zien?

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 26.

De heer Flierman (CDA): Ten eerste zouden wij graag zien dat de minister naast de evaluatie over enkele jaren de komende tijd periodiek, zeg halfjaarlijks, rapporteert over de voortgang van de invoering en de daarbij ondervonden problemen en getroffen maatregelen.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 29.

De heer Flierman (CDA): Tot slot kom ik op de monitoring en de evaluatie. Die zijn al meer genoemd. Uiteraard zijn die van groot belang, niet alleen de evaluatie die wij over een paar jaar krijgen, maar ook de monitoring en evaluatie tussentijds. Ik heb een aantal elementen genoemd die in mijn ogen in ieder geval voor monitoring en evaluatie in aanmerking komen: het veranderingsproces, de werking van de medezeggenschap, de werking van de samenwerkingsverbanden, de positie van het speciaal onderwijs en de kleine scholen daarin en de verevening. Ik vraag mij af of de minister nog andere elementen ziet die voor evaluatie in aanmerking komen. We zouden daar graag nu al iets over horen, omdat het de geloofwaardigheid ten goede komt als de kaders en onderdelen van die evaluatie van tevoren vaststaan. Daarnaast stel ik het op prijs om bevestigd te krijgen dat we via een halfjaarlijkse rapportage de voortgang in dit enorme proces kunnen volgen. Bij een zo ingrijpend veranderingsproces kan het bijna niet anders, of we zullen de komende tijd een aantal onvolkomenheden constateren, of vaststellen dat zaken anders lopen dan nu verwacht. Dat is geen ramp, dat is inherent aan grote veranderingsoperaties. Wij vinden het wel van belang om op voorhand uit te spreken dat die onvolkomenheden zo nodig in een reparatiewet zullen worden gecorrigeerd. Op één punt heeft de regering al opgemerkt dat een wetsbepaling gecorrigeerd moet worden, maar ik hoor graag van de regering de bevestiging dat dit zo nodig op meer punten zal gebeuren.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 37.

De heer De Lange (OSF): Mocht het wetsvoorstel onverhoopt in ongewijzigde vorm worden aangenomen, dan voorziet mijn fractie grote uitvoeringsproblemen. Het is dan ook van het grootste belang dat de volksvertegenwoordiging zich intensief blijft bezighouden met de te verwachten uitvoeringsproblemen en dat het kabinet een periodiek systeem van monitoring, rapportage en debat instelt. Mijn fractie denkt hierbij aan een frequentie van minimaal eens per twee jaar. Alleen op basis van periodieke evaluaties kan de volksvertegenwoordiging haar wetgevende en controlerende rol ten volle uitoefenen. De kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs aan grote groepen leerlingen met de nodige problemen is er waarachtig belangrijk genoeg voor. Ik dring er nadrukkelijk bij de minister op aan op dit punt een duidelijke en onomwonden toezegging te doen.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 55.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dan kom ik bij de stand van zaken rond de invoering. De heer Flierman gaf aan elk halfjaar op de hoogte gehouden te willen worden. Ik merk dat er breed in deze Kamer de wens is om er heel dicht bovenop te zitten. Welnu, laat ik die wens zelf ook hebben en mijn opvolger zal die ongetwijfeld ook hebben. We gaan kwartaalmonitors houden en we zorgen ervoor dat beide Kamers eens in het halfjaar op de hoogte gehouden worden van de stand van zaken.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 62.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Wordt de professionalisering in de prestatiebox voldoende geborgd? Ik heb met alle scholen voor po, vo en mbo heldere afspraken gemaakt, waarbij ook ijkmomenten zijn ingebouwd. Men moet het uiteindelijk zelf vorm geven. De staatssecretaris en ik hebben ook afgesproken dat, als de tussenevaluatie ons niet bevalt, wij de zaak kunnen aanpassen. Want er moet wel geleverd worden, om het maar even simpel te zeggen.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 64.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik kom bij toezicht, monitoring, verantwoording en evaluatie. GroenLinks en de ChristenUnie hebben gevraagd welke elementen ik nog meer zie voor de evaluatie. Ik ben het eens met het Kamerlid Flierman, wanneer hij zegt dat de genoemde elementen, namelijk de werking van medezeggenschap, de positie van het speciaal onderwijs en de verevening, belangrijke elementen zijn in de evaluatie en daarin ook thuishoren. Een kader voor de evaluatie van passend onderwijs wordt op dit moment ontwikkeld door de ECPO. Zij kijkt daarnaar. Ik heb namelijk gezegd: dit doen wij niet zomaar even; er moet gewoon een mooi kader komen, waarin alle aspecten goed aan de orde komen. Zodra ik dat heb, stuur ik het naar deze Kamer, zodat de Kamer er kennis van kan nemen en daarop kan reageren indien zij dat nodig vindt. Met de ECPO zal ik ook de wensen die hier aan de orde zijn geweest, inventariseren, en ik zal vragen om die in dat kader mee te nemen. De halfjaarlijkse rapportage heb ik al toegezegd.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 66.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Kunnen onvolkomenheden gecorrigeerd worden in een reparatiewet? Het betreft een heel grote wet, een heel grote stelselwijziging. Ik denk dat wij de wet nu zo goed mogelijk hebben vormgegeven, maar dat het ook work in progress is. Dat is de reden dat het ministerie heel dicht op de scholen zit en goed bekijkt wat er gebeurt. Wij monitoren en evalueren. Wij beginnen al te evalueren voordat een en ander is opgestart, om te bekijken of men klaar is voor de start. Dat kan zeer goed betekenen dat er in de loop der tijd aanpassingen zullen plaatsvinden. Ik schat in dat dit gewoon zal gebeuren. Misschien is er hier en daar toch te veel vrijheid. Dat kan. Misschien zeggen wij dat er op bepaalde onderdelen te weinig vrijheid is. Dat kan ook. Dan zullen er wetswijzigingen volgen. Dit is namelijk geen wet van Meden en Perzen; dit is geen gestort beton. Ik vind ook dat wij onszelf bij zo'n grote wet de ruimte moeten geven om te zeggen: wij zijn er nog een aantal jaren mee bezig om het aan de hand van de praktijk goed te ontwikkelen. Daar is niks mis mee, mits wij het maar scherp volgen. En dat gaan we doen. Sterker nog, we hebben nu al kleine wijzigingen aangebracht. (...) Bij deze wet zal er af en toe ook bijgestuurd moeten worden.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 69.

De heer Flierman (CDA): Er is gelukkig al wat meer ruimte gekomen op het gebied van verevening. Ook dat is een punt van de monitoring.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 72.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Hoe zit het dan? Kan ik niet al eerder evalueren? Ja, dat gaan we doen in de zomer, met de ECPO. De ECPO evalueert eigenlijk de stand van zaken bij de invoering. De Kamer krijgt de rapportage daarover en kan daar dan met de minister het gesprek over voeren.

(...)

Op het punt van de verevening vaar ik inderdaad op de ECPO. Dat is het rechtvaardigst, want die heeft daar goed naar gekeken. Ik heb echter al gezegd dat wij, als er in de loop van de tijd andere zaken bovenkomen – tot nu toe heb ik die niet gezien – daar niet spastisch mee moeten omgaan en die zaken op hun merites moeten beoordelen.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 74.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: We zullen niet schromen om, als wij zien dat het ergens niet goed gaat of als wij zien dat het structureel toch niet goed zit in de wet, te interveniëren en naar de Kamer te komen om door middel van voorstellen zaken bij te stellen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Invoering eindtoets speciaal onderwijs (33.157) (T01826)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ganzevoort (GroenLinks) en Backer (D66), toe de centrale eindtoets op zorgvuldige wijze in te voeren in het speciaal basisonderwijs, ná invoering van het passend onderwijs en pas als een adaptieve toets beschikbaar is.


Kerngegevens

Nummer T01826
Status voldaan
Datum toezegging 3 december 2013
Deadline 1 augustus 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen eindtoets
speciaal onderwijs
Kamerstukken Centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs (33.157)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 11, item 9 - blz. 63

De heer Ganzevoort (GroenLinks): Mijn laatste vraag gaat over de toepassing op het speciaal onderwijs. De verschillen tussen leerlingen zijn daar zo groot dat we juist gekozen hebben voor individuele ontwikkelperspectieven. Misschien kan de staatssecretaris die nog enigszins toelichten.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 11, item 9 - blz. 75-76

Staatssecretaris Dekker: Het laatste onderwerp is aangekaart door de heer Ganzevoort: de centrale eindtoets in het speciaal basisonderwijs. Het is evident dat er moet worden gekozen voor een zorgvuldig invoeringspad voor de eindtoets in het speciaal onderwijs. We moeten daarbij heel goed kijken naar de draagkracht van de sector. Wat mij betreft, gebeurt dit na de invoering van het passend onderwijs en wanneer men is gewend aan het werken met wat dan "ontwikkelingsperspectief" heet. Cruciaal daarbij is ook de gewenste ontwikkeling om naar een adaptieve eindtoets te gaan, die meer dan de huidige toets recht doet aan eventuele beperkingen van bepaalde leerlingen om een bepaald niveau te halen. Die toets kan dus meer worden aangepast aan het niveau van de leerling. We zijn nog niet zover dat we die adaptieve eindtoets nu kunnen invoeren, maar wij voorzien dat dat binnen drie of vier jaar mogelijk is. Daar voorziet het wetsvoorstel ook in. Ik bied deze scholen de komende jaren alle gelegenheid om, als zij daarvoor kiezen, deze eindtoets of een andere eindtoets alvast af te nemen. Dat neemt niet weg dat alle leerlingen recht hebben op een objectieve vaststelling van hun eindniveau, ongeacht hun talenten. Dat geldt wat mij betreft dus zowel voor de leerlingen in het reguliere onderwijs als voor de leerlingen in het speciaal onderwijs.

De heer Ganzevoort (GroenLinks): De vraag is natuurlijk of er niet een spanning in de systematiek zit. Is de benadering van een ontwikkelperspectief niet fundamenteel van een ander type dan een referentieniveau waarmee in een eindtoets wordt gewerkt? En sporen die twee wel met elkaar? Zeker als er uiteindelijk een adaptieve toets is, kun je bekijken of die bruikbaar te maken is, maar de fundamentele benadering is toch anders. Bij een ontwikkelperspectief bepaal je niet één gefixeerd eindniveau waarop leerlingen uit zouden moeten komen. Het uitgangspunt is dan veel meer: van deze leerling verwachten we dat hij of zij daar zou kunnen uitkomen. De vraag is of je dat met deze benadering kunt doen en of we niet pas over een paar jaar moeten bekijken of die centrale eindtoets überhaupt bruikbaar te maken en geworden is voor het speciaal onderwijs. Dat moet je in ieder geval niet nu doen.

Staatssecretaris Dekker: Ik probeer recht te doen aan de zorg van de heer Ganzevoort over het tijdpad. We moeten inderdaad even bekijken hoe een aantal dingen uitpakt. Het klopt dat we met ontwikkelingsperspectieven in het speciaal onderwijs ook bekijken waar kinderen uiteindelijk, na acht jaar speciaal basisonderwijs, kunnen landen. Wat moeten ze dan kunnen? Ik vind dat overigens een grote stap vooruit, want dat is in het verleden misschien wat te weinig gebeurd in het speciaal basisonderwijs. Er is te weinig gekeken naar wat kinderen wél konden. Er werd vooral gekeken naar wat ze niet konden. Daarmee zeg ik niet dat de referentieniveaus die wij hanteren voor het reguliere basisonderwijs een-op-een moeten worden gekopieerd als einddoel voor alle kinderen in het speciaal basisonderwijs. Je kunt die eindtoets, zeker als die adaptief wordt, natuurlijk wel gebruiken om vast te stellen waar ook kinderen die wat extra zorg nodig hebben aan het eind van de basisschool staan. Ik denk dat het juist een belangrijke stimulans kan zijn voor het speciaal basisonderwijs om iets meer te bekijken wat ook die kinderen kunnen leren. Ik vind dat heel belangrijk, ook als een kind een bepaalde beperking heeft. We moeten niet zeggen dat de school vooral bedoeld is om de kinderen bezig te houden. Nee, ook als het gaat om kinderen met een wat zwaardere handicap moeten we bekijken of we ze op een bepaald niveau kunnen leren rekenen, lezen en schrijven.

Om te zien of dat gelukt is, misschien niet op het niveau van hun leeftijdsgenoten die geen beperkingen hebben maar op een wat lager niveau, is het wel goed om op termijn ook in het speciaal basisonderwijs te streven naar iets van toetsing aan het einde.

De heer Backer (D66): Ik heb een korte vraag. Er is in de schriftelijke voorbereiding gesproken over die termijn voor het speciaal onderwijs. Ik heb in mijn hoofd dat dit 2016 zou zijn. Is dat nog steeds juist? Is dat nog steeds realistisch, ook vanuit de toelichting die de staatssecretaris hier geeft? Of zijn er nieuwe data?

Staatssecretaris Dekker: We hebben in de schriftelijke beantwoording een indicatieve termijn aangegeven. Ik vind het belangrijker om te kijken naar de zorgvuldigheid van het proces dan om de termijn als heel hard te bestempelen. Ik heb zojuist in mijn bijdrage gezegd dat ik het belangrijk vind dat we een moment zijn genaderd waarop het passend onderwijs op een goede manier is geland in Nederland, zodat dat is uitgekristalliseerd.

Een andere factor die ik zal betrekken bij een invoeringsdatum voor het speciaal basisonderwijs is de beschikbaarheid van de adaptieve toets. Als je nu namelijk aan sommige kinderen in het speciaal basisonderwijs de gewone Cito-toets voorlegt, leidt dat niet altijd tot betrouwbare resultaten. Ik zal een voorbeeld geven. Voor sommige kinderen is het makkelijker om overal maar A in te vullen, want dan hebben ze een betere score dan als ze de toets echt proberen te maken. Dat heeft ermee te maken dat de range in het basisonderwijs enorm is. Die gaat van cognitief heel slimme kinderen die met gemak door het gymnasium zullen gaan, tot kinderen die bepaalde zorg nodig hebben of kinderen met een relatief laag IQ die bijvoorbeeld naar het praktijkonderwijs zullen gaan. Het is heel moeilijk om die range met één toets op papier goed te kunnen vatten. Een adaptieve toets, waarmee veel meer wordt gekeken naar de ontwikkeling van een kind en waarmee wordt gereageerd op de antwoorden die worden gegeven, biedt die mogelijkheid wel. Die is veel interactiever. Dat is dus een tweede toetssteen die ik wil betrekken bij een zorgvuldige invoering van de eindtoets in het speciaal onderwijs.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 11, item 9 - blz. 79

De heer Backer (D66): Ik waardeer de uitleg van de staatssecretaris en zijn toezegging dat het bij speciaal onderwijs zorgvuldig zal gaan, dat zorgvuldigheid vóór snelheid zal gaan en dat daarbij een aantal voorwaarden zullen gelden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Visie op gebruik Engels (34.031) (T02152)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Pijlman (D66), toe de motie-Pijlman c.s. (34031, I) mee te nemen als onderdeel van de beleidsreactie op het definitieve advies van het Platform Onderwijs 2032.


Kerngegevens

Nummer T02152
Status voldaan
Datum toezegging 22 september 2015
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden Drs. H.J. Pijlman (D66)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Engelse taal
Platform Onderwijs 2032
Kamerstukken Aanbieden van onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal voor het primair onderwijs (34.031)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 8 - blz. 14

De heer Pijlman (D66): De positie van het Engels in het onderwijs wordt sterker en sterker. Dat geldt voor het hoger onderwijs: zijn er eigenlijk nog masters die niet in het Engels worden aangeboden? Dat geldt in het voortgezet onderwijs, met de tweetalige scholen. Het geldt ook voor het primair onderwijs. Dat betekent ook iets voor de positie van het Nederlands als cultuurtaal. Bij de openingen in september van het academisch jaar was er eigenlijk nauwelijks nog Nederlands te horen. Ik daag het kabinet uit om met een samenhangende visie te komen op het gebruik van het Engels en de kwaliteit van de lerarenopleiding, en daarmee op de positie van het Nederlands. Nu gaan we uit van steeds nieuwe feiten, zonder dat we die kunnen toetsen aan een samenhangend kader voor hoe we ons Nederlands ook als cultuurtaal in stand willen houden.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 11 - blz. 7

Staatssecretaris Dekker: Ik kom tot een afronding, eigenlijk meer een doorkijkje naar de toekomst: wat zit er nog allemaal aan te komen? De heer Pijlman vroeg: er is nu een eerste mogelijkheid om wat meer ruimte te geven, maar is dat voldoende, zou je niet nog een stap verder moeten zetten? Ik denk dat dit heel nadrukkelijk op de agenda staat van het Platform Onderwijs2032, waaraan gevraagd is wat er met het oog op de toekomst nodig is voor het curriculum. De fractiegenoot van de heer Pijlman trekt die kar. Ik heb in de krant van afgelopen zaterdag kunnen lezen dat Engels daarin een belangrijk onderdeel is. Als we voor de wat langere termijn nadenken over veranderingen in ons curriculum, dan heeft het mijn voorkeur dat we het ook in die samenhang bekijken. Als je dan een aparte visie op Engels maakt, dan ben je weer aan het verkokeren. Als ik het dus mag meenemen in een bredere visie op het curriculum, dan zou dat zeer mijn voorkeur hebben.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 11 - item 10-11

De heer Pijlman (D66): Ten slotte heb ik gekeken naar het groter geheel. Wij kunnen voetstoots aannemen dat dit niet de laatste keer is dat wij over de opmars van het Engels in het Nederlandse onderwijs spreken. In reactie op een opmerking van de heer Ten Hoeve zei de staatssecretaris dat het Nederlands altijd de dominante taal zal blijven. Ik wijs erop dat de dominante taal in delen van het hoger onderwijs niet meer het Nederlands is, maar het Engels. Dat is stilzwijgend gegaan en heeft geen consequenties voor de kwaliteit van de opleidingen. Het wordt ook aan de instellingen overgelaten. Ik denk daarom dat het goed is om daar eens een wat fundamenteler debat over te voeren. Hiermee zeg ik niet dat ik tegen die opmars ben. Ik denk dat dat een feit is waar wij ons niet aan moeten of willen onttrekken, maar volgens mij heeft dit wel grotere consequenties voor het onderwijs en de opleidingen dan wij tot dusver zien. Tegelijkertijd ben ik van mening dat ook onze eigen taal recht heeft op bescherming. Daarom zou dat fundamentelere debat ook gevoerd mogen worden. Daarover dien ik een motie in. De staatssecretaris zei dat ik School 2030 moest afwachten. Ik denk dat dat beperkter is dan wat in de volgende motie gevraagd wordt. Ik dien de motie in namens de heer Ganzevoort, de heer Ten Hoeve en mevrouw Gerkens.

(...)

De voorzitter: Door de leden Pijlman, Ganzevoort, Backer, Gerkens, Ten Hoeve, Rinnooy Kan, Prast en Schaper wordt de volgende motie voorgesteld:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Engels een steeds belangrijkere plek inneemt in het Nederlandse onderwijs en dat de Engelse taal het Nederlands in het hoger onderwijs steeds meer verdringt;

overwegende dat de tweetalige (NL/ENG) school in het primair en secundair onderwijs in opmars is, waarbij de kwaliteit van de lerarenopleiding om de leraren op meertaligheid voor te bereiden achterblijft;

verzoekt de regering om met een integrale visie op het gebruik van het Engels in het onderwijs te komen en daarbij de kwaliteit van lerarenopleidingen te betrekken, en gaat over tot de orde van de dag.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 1, item 11 - blz. 13

Staatssecretaris Dekker: Ik kom ten slotte bij de motie van de heer Pijlman c.s. Misschien

mag ik die als volgt meenemen. Ik heb in eerste termijn geprobeerd om het te koppelen aan het Platform Onderwijs2032. De reden is dat ik in het onderwijs zie, ook wat betreft het curriculum van de pabo's, dat er om de haverklap sprake is van deelaspecten die het curriculum worden ingefietst of die moeten worden gewijzigd. De veelgehoorde klacht in het onderwijs is dat er dan wordt gezegd dat men er één aspect uittilt, maar dat het speelveld niet als geheel wordt overzien. Dat is ook een beetje het risico als je zegt: we gaan een aparte visie opstellen voor Engels in het onderwijs, los van al die andere dingen die op basisscholen en pabo's afkomen. Morgen is het bij wijze van spreken pesten en sociale veiligheid. Een week later is het bewegingsonderwijs. Ook daar kunnen de pabo's wat op verbeteren.

Ik neem de motie mee, als onderdeel van waar wij vanaf december mee aan de slag gaan. Ik vermoed dat het Platform Onderwijs2032 iets gaat zeggen over de positie van het Engels in het onderwijs, het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Dan nemen wij de gehele lijn mee, niet alleen wat dit betekent voor de onderwijsinhoud en de kerndoelen in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, maar ook wat dit zou vragen voor de opleiding van leraren. Volgens mij doen wij dan recht aan wat er in de motie wordt gevraagd, zonder het te isoleren. Dat zou sterk mijn voorkeur hebben. Als ik de motie zo mag interpreteren, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 2, item 6 - blz. 1

De heer Pijlman (D66): Voorzitter. Gezien de toezegging van de staatssecretaris aan het eind van het vorige debat kunnen wij de motie onder letter I op dit moment intrekken.

De voorzitter: Aangezien de motie-Pijlman c.s. (34031, letter I) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van behandeling meer uit.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Redactionele onafhankelijkheid regionale omroep (34.264) (T02223)

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Sent (PvdA) en Lintmeijer (GroenLinks), toe de redactionele onafhankelijkheid in de regio in het regiowetsvoorstel wettelijk vast te leggen.


Kerngegevens

Nummer T02223
Status voldaan
Datum toezegging 1 maart 2016
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden Drs. F.C.W.C. Lintmeijer (GroenLinks)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen redactionele onafhankelijkheid
regionale omroepen
regiowetsvoorstel
Kamerstukken Toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (34.264)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 21, item 3, blz. 10

Mevrouw Sent (PvdA): Wij zijn hier niet gerust op en hebben meer nodig van de staatssecretaris om overtuigd te worden. Daartoe leg ik graag een aantal vragen aan hem voor. Hoe programmatisch en redactioneel onafhankelijk kan een regionale omroep nog zijn met een bestuurlijke bovenbouw die landelijk bepaald wordt? Welke beleidsmatige armslag heeft een regionale omroep om invulling te geven aan de eigen identiteit als de regio de zeggenschap wordt ontnomen over "de knullen (m/v) en de spullen"? Voor de regio's is het van belang een krachtige en vitale omroep te hebben. Het is maar zeer de vraag of met inachtneming van het bovenstaande de door de staatssecretaris toegezegde Beleidscommisie Media Aanbod voor de actuele journalistieke berichtgeving niet een gekunsteld tandeloos construct is tegenover een krachtige landelijke directie. Kortom, wij zijn er nog niet gerust op en vragen de staatssecretaris nogmaals om de toezegging dat hij het behoud van kwalitatief goede en onafhankelijke journalistiek in de regio zal waarborgen.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 21, item 3, blz. 17

De heer Lintmeijer (GroenLinks): In mijn bijdrage heeft mijn fractie ook gewezen op de redactionele onafhankelijkheid van de regionale redacties. Wij willen graag een toezegging dat in het wetsvoorstel dat later dit jaar komt over de regionale omroepen de redactionele onafhankelijkheid van de redacties geregeld wordt, bijvoorbeeld door het wettelijk vastleggen van het instellen van een redactiestatuut. Op dit punt heeft mijn fractie nog geen helder standpunt van de staatssecretaris gehoord.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 21, item 13, blz. 7

Mevrouw Sent (PvdA): Ik heb de staatssecretaris in een bijzin iets horen zeggen wat mij zorgen baart. Zijn uitgangspunt lijkt te zijn dat de regionale programmering zo min mogelijk wordt geraakt. Misschien komt hij hierover nog te spreken, want ik heb hem de toezegging gevraagd dat het behoud van kwalitatief goede en onafhankelijke journalistiek in de regio gewaarborgd dient te worden. Komt hij daar nog op?

Staatssecretaris Dekker: Jazeker. Ik heb nog een heel blok over de regio. Daarbij zal ik ook uitvoerig op dit punt ingaan.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 21, item 13, blz. 13

Staatssecretaris Dekker: Het uitgangspunt van de wet is de redactionele onafhankelijkheid in de regio. Die wordt ook wettelijk vastgelegd, onder meer met een wettelijk verplicht redactiestatuut. Dat is overigens nu ook al verplicht. Binnen de budgettaire kaders blijft de regionale omroep volledig onafhankelijk zijn programma's maken, met de knullen en spullen die daarvoor nodig zijn, zo zeg ik tegen mevrouw Sent. Ook heeft elke regio een eigen beleidscommissie media-aanbod voor de binding met de regio. Die stelt op voordracht van de hoofdredacteur het media-aanbod voor die regionale redactie vast, zodat ook daar een goede lokale binding bestaat.

(...)

Kamerstukken I 2015/16, 34 264, O, p. 8

Het uitgangspunt van het regiowetsvoorstel is de redactionele onafhankelijkheid in de regio. Die wordt ook wettelijk vastgelegd, onder meer met een wettelijk verplicht redactiestatuut. Dat is overigens nu ook al verplicht. Binnen de budgettaire kaders blijft de regionale omroep volledig onafhankelijk zijn programma’s maken. Ook heeft elke regio een eigen beleidscommissie media-aanbod voor de binding met de regio. Die stelt op voordracht van de hoofdredacteur het media-aanbod vast, zodat ook daar een goede regionale binding bestaat.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Positie Omrop Fryslân (34.264) (T02224)

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Atsma (CDA), Schnabel (D66), Sent (PvdA), Bikker (ChristenUnie) en Ten Hoeve (OSF), toe de waarborgen in de motie-Ten Hoeve c.s. - onder meer een mediaraad voor Fryslân, instemmingsrecht bij het benoemen van de hoofdredacteur van Omrop Fryslân, zwaarwegend advies bij de middelenverstrekking aan Omrop Fryslân - uit te werken in het regiowetsvoorstel en in de nieuwe bestuursafspraken tussen Rijk en Provincie Friesland.


Kerngegevens

Nummer T02224
Status voldaan
Datum toezegging 1 maart 2016
Deadline 1 juli 2017
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden J.J. Atsma (CDA)
Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
drs. H. ten Hoeve (OSF)
Prof.dr. P. Schnabel (D66)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Friese taal
Omrop Fryslân
rijkstaal
Kamerstukken Toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (34.264)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 18, item 8, blz. 4

De heer Atsma (CDA): Mijn allerlaatste punt is de regionale omroep in mijn eigen provincie, Omroep Fryslân. Dat zal u niet verbazen. We hebben het daar eerder met de staatssecretaris over gehad. Hij heeft in de Tweede Kamer aangegeven dat hij de bijzondere positie daarvan wil erkennen en dat hij graag met de provincie in overleg treedt. Wij zijn benieuwd of er bijna een halfjaar na de eerste toezegging en vier, vijf maanden na het debat in de Tweede Kamer al zicht is op duidelijkheid over een meer autonome positie van de regionale omroep in Friesland. Die bijzondere positie is vooral ingegeven door het feit dat Fries de tweede rijkstaal is. Dat mag ook voor eenieder hier in deze Kamer duidelijk zijn. Hoe zien de afspraken eruit die er gemaakt zouden worden met de provincie? Wanneer kunnen we daar meer duidelijkheid over verwachten?

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 18, item 8, blz. 14

Mevrouw Sent (PvdA): Wij willen en moeten speciale aandacht vragen voor de bijzondere positie van Omrop Fryslân. Vanwege het feit dat Fries de tweede rijkstaal is, zendt deze omroep wekelijks een aantal specifieke programma's uit, zoals schooltelevisie en documentaires. In het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid en zorgplicht van het Rijk en de provincie voor de Friese taal en cultuur, zoals vastgelegd in de Wet gebruik Friese taal, is de provincie Friesland bereid om vanaf 2017 substantieel en structureel een bijdrage ter beschikking te stellen aan Omrop Fryslân ten behoeve van de brede Friestalige programmering op diverse mediaplatforms. Door op deze wijze bij te dragen, neemt de provincie Fryslân haar verantwoordelijkheid. Daarbij meent de provincie dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid neemt door handhaving van de zelfstandigheid van het bestuur en de raad van toezicht van Omrop Fryslân, samen met handhaving van de bestaande doelstelling van Omrop Fryslân. Wij vragen de staatssecretaris indringend of hij bereid is deze verantwoordelijkheid te nemen.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 18, item 8, blz. 16

De heer Ten Hoeve (OSF): De vraag uit Friesland is ook anders. Die komt van personeel van Omrop Fryslân, maar ook uit de breedte van bestuur en maatschappij. De achtergrond van die vraag is niet alleen vrees voor verschraling van de journalistieke mogelijkheden, maar ook zorg over het verdere aantasten van de mogelijkheden voor een volwaardige Friestalige omroep. De Raad van State schrijft in haar advisering: "De legitimering van publieke omroepen wordt traditioneel gevonden in waarden als informatievoorziening en overdracht van cultuur en educatie". Die brede functie van de publieke media is noodzakelijk. Dat is niet alleen het geval voor Nederland, maar misschien nog wel veel meer voor een minderheidstaalgebied als Friesland. Dat wordt ook verwoord in de adviezen van de commissie-Hoekstra. De commissie spreekt van een "volwaardig, zelfstandig en breed media-aanbod in het Fries". Die brede taakopdracht behoeft "een structureel gedifferentieerde financiering" en "een afzonderlijke benadering bij de bepaling van het noodzakelijke budget". Datzelfde zeggen ook de Staten van Fryslân in een unaniem aangenomen motie: Omrop Fryslân moet een onafhankelijke, zelfstandige positie als enige publieke zender in de tweede rijkstaal behouden. Friesland vraagt dus niet om een redactie binnen de RPO, maar om een eigen omroep.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 18, item 8, blz. 31

De heer Schnabel (D66): De meeste aandacht gaat uit naar de nationale publieke mediadienst. Maar het wetsvoorstel heeft ook betrekking op de herinrichting van de regionale omroeporganisatie. Er is al vaak op gewezen dat met name vanuit Friesland, in het kader van de bescherming van de minderheidstalen, van het Fries als de tweede rijkstaal en van de afspraken en de bepalingen van de Raad van Europa, een speciale positie gevraagd wordt voor de Friese omroep. Die vraag wil ik vanuit mijn partij heel graag ondersteunen.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 18, item 8, blz. 54-55

Staatssecretaris Dekker: Er is een aantal vragen gesteld over Friesland. Als je kijkt naar wat dit wetsvoorstel op dit punt bepaalt en regelt, is het belangrijk dat we voldoende tijd hebben om een aantal zorgpunten met de provincie zelf te kunnen bespreken. Een aantal maanden terug heb ik met de gedeputeerde om tafel gezeten en ook gisterenavond heb ik haar weer gesproken, waarbij ik met haar heb afgesproken dat we snel weer om de tafel gaan zitten. Het is mijn intentie om te komen tot een goed bestuursakkoord, waarin we concrete afspraken maken over de manier waarop we voor het Friese taal- en cultuurgebied de programmering, ook naar de toekomst toe, goed kunnen borgen, zowel inhoudelijk als financieel.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Ik heb heel vaak gehoord dat de staatssecretaris om tafel gaat met de provincie Fryslân, maar ik zie nog geen resultaat. Wanneer wil de staatssecretaris dat bestuursakkoord presenteren? De provincie wacht al heel lang op de veelbelovende afspraken die telkens worden toegezegd.

Staatssecretaris Dekker: Toch heb ik daar met de provincie een heel net tijdspad voor uitgestippeld. Het is de bedoeling dat we hier dit voorjaar een akkoord over bereiken, zodat het parallel loopt met het wetsvoorstel dat naar de Kamer gaat. Ik kan mij voorstellen dat de Kamer wil weten welke kant het op gaat, hoe het eruit gaat zien en of er nog tijd is om tot goede afspraken te komen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Het lijkt mij een perfecte toezegging om dat bij het wetsvoorstel erbij te hebben liggen.

De heer Ten Hoeve (OSF): Ik heb een aanvullende vraag. De staatssecretaris heeft het telkens over de programmering voor Friesland. In Friesland wordt echter uitdrukkelijk gevraagd om niet alleen naar de programmering, maar ook naar de inbedding in het publieke bestel te kijken. Praat de staatssecretaris ook daarover met de gedeputeerden?

Staatssecretaris Dekker: Ja, het is een van de punten die op tafel liggen. Tegelijkertijd vind ik dat we goed moeten nagaan hoe we voor bestuurlijke borging zorgen zonder dat de Omrop Fryslân zich onttrekt aan de bijdragen die ik ook van Friesland vraag in de clustering en in de efficiency die in de backoffice gehaald moet worden. Die is echt nodig om te voorkomen dat de bezuinigingen gaan zitten in dingen die de kijkers en luisteraars raken.

De voorzitter: Mijnheer Ten Hoeve, nog één korte vraag. Vervolgens schors ik deze vergadering, want er wordt overal gesproken en er wordt niet meer goed opgelet op wat de staatssecretaris zegt. Of er wordt nu geluisterd naar wat de staatssecretaris zegt, zodat er daarna een schorsing kan komen, of ik schors nu.

De heer Ten Hoeve (OSF): Ik mocht nog één keer. Friesland moet meedoen aan de bezuinigingen. Het is duidelijk dat Friesland daaraan niet ontkomt. Daarvoor moet natuurlijk de efficiëntste weg worden gevonden. Op zichzelf hoeft dat afzonderlijke regelingen voor organisatorische inbedding natuurlijk niet in de weg te staan. Daarover is de staatssecretaris het toch met me eens?

Staatssecretaris Dekker: Nee, dat hoeft niet noodzakelijk. Het is ook niet per se noodzakelijk dat er een eigen directeur met een eigen raad van toezicht et cetera blijft bestaan om de programmering voor het Friese taal- en cultuurgebied goed te borgen. Dat past overigens ook niet in het plan-ROOS. Ik wil kijken hoe we een en ander goed kan worden gedaan. Daarover probeer ik het ook eens te worden met de provincie Friesland.

De heer Atsma (CDA): Dan is de hamvraag aan de staatssecretaris natuurlijk wel hoe ver hij op dat punt wil gaan. Dat Friesland een eigen verantwoordelijkheid heeft en misschien ook wel met middelen over de brug komt, is een. Hoe ver wil de staatssecretaris gaan ten aanzien van die specifieke vraag?

Staatssecretaris Dekker: Ik ga heel erg voor de inhoud. Volgens mij gaat het om de vraag of wij er voor de mensen, de kijkers en luisteraars in Friesland, voor kunnen zorgen dat programma's die aandacht besteden aan de Friese taal en cultuur, goed zijn geborgd, nu en in de toekomst. Ik vind de organisatie daarvan veel minder interessant en belangrijk. Ik heb weleens de indruk dat het bewaren van de zelfstandigheid voor sommigen meer een prestigekwestie aan het worden is. Laten we proberen om het oog op de bal te houden en om na te gaan hoe we de inhoud aan de hand van goede bestuursafspraken goed kunnen borgen en organisatorische kwesties leidend kunnen laten zijn.

(...)

Kamerstukken I 2015/16, 34 264, H, p. 5

Ik heb onder andere aan de PvdA, CDA en OSF-fracties toegezegd dat ik het bestuursakkoord met de provincie Fryslân ga actualiseren. In het bestuursakkoord maken we concrete afspraken over de manier waarop we de programmering voor het Friese taal- en cultuurgebied kunnen verzekeren, zowel inhoudelijk als financieel. Het is de bedoeling dat we het akkoord dit voorjaar sluiten, zodat beide Kamers geïnformeerd zijn over de afspraken op het moment dat het wetsvoorstel over de regionale omroep wordt behandeld.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 21, item 3, blz. 10

De heer Atsma (CDA): Voorts hebben wij speciale aandacht gevraagd voor de bijzondere positie van Omrop Fryslân en de staatssecretaris verzocht zich in te zetten voor handhaving van de bestaande doelstelling van Omrop Fryslân. In de brief van 12 februari jl. zegt de staatssecretaris toe het bestuursakkoord met de provincie Friesland te actualiseren teneinde de programmering voor het Friese taal- en cultuurgebied zowel inhoudelijk als financieel te kunnen verzekeren. Dat is mijn fractie te vaag. Wij wensen nu reeds meer zicht op de door de staatssecretaris gewenste en verwachte uitkomst van het bestuursakkoord met de provincie Friesland. Meer in het bijzonder verwachten wij van hem de toezegging dat hij het behoud van de programmering voor het Friese taal- en cultuurgebied zal waarborgen. Graag steunen wij de motie die het lid Ten Hoeve van de OSF in zijn termijn op dit punt zal indienen.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 21, item 3, blz. 11-12

De heer Ten Hoeve (OSF): Daarmee komen wij ten slotte bij Friesland, een provincie met een aparte positie waarvoor dus ook een aparte regeling moet worden getroffen. De vraag is hoe dat moet als wij aan de ene kant voldoende zelfstandigheid willen laten bij de Friestalige omroep en de provincie de gelegenheid willen geven om haar deel van de verantwoordelijkheid te nemen en wij aan de andere kant Omrop Fryslân willen laten meedraaien met de in de RPO gebundelde mogelijkheden voor efficiency die op zich nuttig kunnen zijn.

Om een naar ons gevoel begaanbare weg daartoe aan te leggen, dien ik een motie in. Stel dat de wet wordt aangenomen en de RPO er dus komt. Dan gaat de omroep deel uitmaken van de RPO. In de motie wordt gevraagd om de instelling van een orgaan als mediaraad dat weliswaar geen raad van toezicht kan heten in de nieuwe situatie, maar dat de taak van de raad van toezicht grotendeels kan voortzetten. Als deze motie met een meerderheid wordt aangenomen, is dat winst voor Friesland. Overigens blijven de provincie en de staatssecretaris verantwoordelijk voor het bestuursakkoord, voor de definitieve formuleringen en de daaruit voortvloeiende regelingen.

De voorzitter: Door de leden Ten Hoeve, Bikker, Sent, Schalk en Nagel wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het op grond van de bijzondere positie van het Fries als tweede rijkstaal en de daarmee samenhangende nationale en internationale verplichtingen van belang is dat er voldoende voorzieningen door de overheid getroffen worden voor een kwalitatief hoogwaardig programma-aanbod in de Friese taal;

overwegende dat Omrop Fryslân een bijzondere taak en positie heeft ten aanzien van het behoud, de bevordering, de ontwikkeling, de overdracht en het levende gebruik van het Fries als tweede rijkstaal;

overwegende dat het wenselijk is de genoemde posities en belangen binnen het geheel van de RPO voor nu en in de toekomst extra te waarborgen;

verzoekt de regering, daartoe een mediaraad voor Fryslân in te stellen waarin onafhankelijke kennis en deskundigheid worden samengebracht, waarbij deze raad een extra waarborg voor de provincie Fryslân vormt om het belang van de Friese taal, cultuur en identiteit en in het verlengde daarvan de positie van Omrop Fryslân binnen het geheel van de RPO te verzekeren;

verzoekt de regering voorts, deze mediaraad taken en bevoegdheden te geven die direct verband houden met voornoemde posities en belangen, waaronder een instemmingsrecht bij het benoemen van de hoofdredacteur van Omrop Fryslân en bij de vaststelling van de jaarplannen van de omroep en een zwaarwegend advies bij de middelenverstrekking aan Omrop Fryslân voor een volledige en veelzijdige Friestalige programmering op radio, televisie en internet;

verzoekt de regering tevens om deze mediaraad een adviesrecht te geven voor de benoeming van de bestuurder van de RPO die het onderwerp Friese taal, cultuur en identiteit in zijn portefeuille heeft;

verzoekt de regering verder om de budgetten van Omrop Fryslân, na verwerking van de bezuinigingen, op hetzelfde programmatische activiteitenniveau te waarborgen;

verzoekt de regering ten slotte, op grond van het bovenstaande in samenspraak met de RPO, Omrop Fryslân en de Provincie Fryslân tot een regeling te komen en dit vast te leggen in de bestuursafspraak Friese taal en cultuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 21, item 3, blz. 16

Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Ik betreur het dat er nog steeds geen bestuursakkoord met de provincie Fryslân is. Ik steun daarom van harte de motie van collega Ten Hoeve. Ik vraag de staatssecretaris nadrukkelijk om in zijn plannen uiting en gevolg te geven aan de constatering dat het Fries de tweede rijkstaal is.

(...)

Handelingen I 2015-2016, nr. 21, item 13, blz. 13

Staatssecretaris Dekker: Ik noem één provincie in het bijzonder, en daarbij kijk ik de heer Ten Hoeve aan. Vanwege de bijzondere taak en positie van het Fries als tweede rijkstaal worden er in het volgende wetsvoorstel een aantal extra waarborgen opgenomen. Ik kan kort zijn. De waarborgen die de heer Ten Hoeve in zijn motie op letter K opsomt, met een versterkte mediaraad die ook een aantal bevoegdheden krijgt, vormen in mijn ogen goede contouren voor de nadere uitwerking van zowel het wetsvoorstel als de nieuwe bestuursafspraken. Ik zou het oordeel over deze motie daarom graag aan de Kamer laten.

Ik realiseer mij dat regionale omroepen en hun personeel zich zorgen maken over mogelijke vertraging van het voorliggende wetsvoorstel. Daarom is het van belang dat er snel duidelijkheid komt. Ik zal bovendien vaart maken met het volgende wetsvoorstel, zoals mevrouw Bikker vroeg.

De heer Atsma (CDA): Ik wil even terug naar de motie van collega Ten Hoeve. De staatssecretaris omarmt de motie en ik begrijp waarom hij dat doet. Ik heb de discussie tussen de staatssecretaris en de heer Ten Hoeve in de afgelopen dagen een beetje gevolgd en het was raar geweest als hij dat niet had gedaan. Kan de staatssecretaris echter precies duiden wat de plussen zijn voor Omrop Fryslân in vergelijking met de andere regionale omroepen? De staatssecretaris heeft namelijk al gezegd dat elke regionale omroep redactionele onafhankelijkheid en zelfstandigheid behoudt. Ik zou graag willen weten wat op basis van de motie de plussen zijn die Omrop Fryslân in de wacht sleept. Ik heb begrepen dat er nog geen bestuursakkoord is, maar dat terzijde. Dat zal er ongetwijfeld komen, maar ik ben ook benieuwd wat daar dan nog aan toegevoegde waarde uit te halen is.

Staatssecretaris Dekker: Voor Friesland geldt natuurlijk dat we een wettelijke taak hebben op het gebied van taal en cultuur. Dat rechtvaardigt ook dat we wat extra's doen voor Omrop Fryslân. De motie somt die extra's in mijn ogen heel goed op. Het gaat bijvoorbeeld om het instemmingsrecht bij het benoemen van de hoofdredacteur van Omrop Fryslân. Dat is iets wat speciaal voor deze omroep zal gelden en dus niet voor de andere omroepen. Ook gaat het om het zwaarwegende adviesrecht voor de budgetten; dat lees ik voor uit de motie. Het gaat ook om adviesrecht voor de benoeming van de bestuurder in de RPO die Friesland in zijn portefeuille heeft. Dat zijn allemaal bevoegdheden die specifiek voor Friesland worden geregeld.

De heer Atsma (CDA): Maar dan is het goed om een nadere precisering te horen. Wat houdt dat budgetrecht dan precies in?

Staatssecretaris Dekker: Dat betekent dat we de inzet van middelen specifiek voor de Friese taal en cultuur gaan zekeren dat er voor de inzet van middelen vanuit het mediabudget daarbovenop er een zwaarwegend adviesrecht is, mocht de RPO daarin wijzigingen willen aanbrengen.

De voorzitter: Mijnheer Atsma, tot slot op dit punt.

De heer Atsma (CDA): Maar er is nu al geoormerkt geld vanwege de positie van het Fries als tweede rijkstaal, dus daar verandert niks in, zou ik bijna willen zeggen. Dus welke extra mogelijkheden krijgt men door deze passage in de motie? U hebt er zelf ook over nagedacht, dus u hebt er ongetwijfeld een beeld bij. Het is ook handig voor de provincie om straks, in het kader van het met u te sluiten bestuursakkoord, te weten waarop zij van uw kant op kan rekenen.

Staatssecretaris Dekker: Er zijn specifieke middelen die samenhangen met de taal en de cultuur. Die zijn al geoormerkt voor Friesland. Daarnaast is er echter een totaal mediabudget, dat niet geoormerkt is. Daarop krijgt deze mediaraad nu een zwaarwegend adviesrecht.

(...)

Kamerstukken I 2015/16, 34 264, O, p. 9

Het lid van de OSF-fractie diende een motie in over extra waarborgen in verband met het belang van het Fries als tweede rijkstaal en, in het verlengde daarvan, de positie van Omrop Fryslân binnen het geheel van de RPO. De motie werd breed ondersteund door de fracties in uw Kamer. De waarborgen die in deze motie zijn opgesomd, vormen in mijn ogen goede contouren voor de nadere uitwerking van zowel het wetsvoorstel als de nieuwe bestuursafspraken tussen het Rijk en de provincie Fryslân. Vanwege de bijzondere positie van het Fries als tweede rijkstaal is het verder belangrijk dat er in het regiowetsvoorstel hiervoor extra waarborgen worden opgenomen. Ik zal in samenspraak met de RPO, Omrop Fryslân en de Provincie Fryslân tot een regeling komen en die vastleggen in de bestuursafspraak, zoals ook in de motie is verzocht.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overnemen Motie Ten Hoeve in wetsvoorstel regionale publieke omroepen(34.459) (T02372)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt het lid Ten Hoeve toe de inhoudelijke strekking van de motie Ten Hoeve c.s. (34264, K) over te nemen indien hij een doorbraak over het wetsvoorstel met de dertien regionale omroepen bereikt.


Kerngegevens

Nummer T02372
Status voldaan
Datum toezegging 11 oktober 2016
Deadline 1 juli 2017
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden drs. H. ten Hoeve (OSF)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen regionale omroepen
ROOS
RPO
Kamerstukken Aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst (34.459)


Uit de stukken

Handelingen I, 2016-2017, nr. 3, item 11, pagina 30

Staatssecretaris Dekker:

(...)

Er is nog een meer specifieke vraag gesteld over de positie van Omroep Friesland, op twee niveaus. De heer Ten Hoeve vroeg hoe het zit met de uitvoering van zijn motie. In de wet, zoals die er nu ligt, zonder het aanvullende wetsvoorstel, zijn de zelfstandigheid en onafhankelijkheid die hij wilde borgen met de motie heel goed geregeld, want het blijft een zelfstandige organisatie. Ik had het graag anders gezien, maar in de motie staat dat de Kamer iets wil borgen in de nieuwe organisatie, zodanig dat het één organisatie wordt. Ik beloof de heer Ten Hoeve met de hand op het hart dat, als ik een doorbraak over het wetsvoorstel bereik met de dertien omroepen, als dat terugkomt in beide Kamer, in de huidige vorm of wellicht iets aangepast, ik de afspraken die wij hier hebben gemaakt, althans de leidraad die ik in de motie heb meegekregen, een-op-een meeneem.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Opnemen van een voorhangprocedure voor de herregistratieprocedure, het besluit lerarenregister en het inwerkingtredingsbesluit (34.458) (T02415)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Bruijn (VVD), De Vries-Leggedoor (CDA) en Sent (PvdA), de Kamer toe een voorhangprocedure voor de herregistratieprocedure, het besluit lerarenregister en het inwerkingtredingsbesluit op te nemen in de wet.


Kerngegevens

Nummer T02415
Status voldaan
Datum toezegging 14 februari 2017
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden prof. dr. J.A. Bruijn (VVD)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
G. de Vries-Leggedoor (CDA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen leraren
Kamerstukken Invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal (34.458)


Uit de stukken

Handelingen I, 2016-2017, nr. 18, item 11, pagina 5

Staatssecretaris Dekker:

(...)

Mevrouw Sent en de woordvoerders van de VVD en het CDA vragen of beide Kamers meegenomen kunnen worden bij de monitoring van het proces, voor een zorgvuldige invoering. Ik denk dat we allemaal hetzelfde doel voor ogen hebben. Ik ben net als zij gebrand op een goede, verantwoorde uitvoering. De randvoorwaarden moeten op orde zijn wanneer we overgaan naar een volgende fase, en zeker als we overgaan naar die laatste fase. In dat licht vind ik het passend om beide Kamers hierover te informeren. Dat kan bijvoorbeeld bij de Algemene Maatregel van Bestuur die de herregistratieprocedure regelt; bij het besluit lerarenregister en bij het laatste inwerkingtredingsbesluit, waarmee de consequenties voor leerkrachten hun effect gaan krijgen; mag je nog wel of niet voor de klas staan als je een aantekening krijgt en niet geregistreerd bent. Ik zeg toe dat ik voor deze besluiten een voorhangprocedure zal opnemen in de wet. Ik zal nog bekijken in welk wetsvoorstel ik deze zal opnemen, zodat we deze voorhang tijdig kunnen organiseren.

Handelingen I, 2016-2017, nr. 18, item 11, pagina 14

Mevrouw Sent (PvdA):

(...)

De staatssecretaris heeft in zijn routekaart helder uiteengezet aan welke randvoorwaarden dient te worden voldaan als de laatste fase van het register in werking treedt. In vervolg hierop heeft mijn fractie de staatssecretaris om een verzwaarde voorhang gevraagd bij het Koninklijk Besluit waarmee de laatste fase in werking treedt. Het kan zijn dat ik het gemist heb, want de staatssecretaris spreekt sneller dan ik schrijf, maar ik meen dat ik de staatssecretaris hier niet over gehoord heb, terwijl het voor mijn fractie essentieel is voor een zorgvuldige en verantwoorde invoering. Kan de staatssecretaris hier nog duidelijkheid verschaffen?

Handelingen I, 2016-2017, nr. 18, item 11, pagina 17

Staatssecretaris Dekker:

(...)

Mevrouw Sent vroeg of de toezegging die ik heb gedaan over de voorhangprocedure in het kader van de AMvB ook geldt voor het inwerkingtredingsbesluit, dus het ingaan van de laatste fase. Het antwoord daarop is ja.


Brondocumenten


Historie