Toezegging Artikel 172b gemeentewet mogelijk schrappen twee jaar na inwerkingtreding Jeugdwet (31.467) (T01774)
De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden van de SP-fractie, toe twee jaar na inwerkintreding van de Jeugdwet te bezien of artikel 172b Gemeentewet alsnog kan vervallen. De leden van de PvdA-fractie en CDA-fractie hebben zich bij de gemaakte opmerkingen aangesloten.
Nummer | T01774 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 9 september 2013 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Veiligheid en Justitie |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Brief |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | 172b Gemeentewet evaluaties Jeugdwet |
Kamerstukken | Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (31.467) |
Kamerstuk I 2012-2013, nr. 31 467 L
Blz. 2
De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister thans een wetswijziging overweegt, maar niet op dit punt. De Minister stelt dat hij de gemeenten de mogelijkheid die artikel 172b biedt niet wil ontnemen omdat een enkele gemeente heeft overwogen de maatregel in te zetten maar daarvan heeft afgezien. Deze leden vinden dat dit antwoord geen recht doet aan bovengenoemde motie, gezien de ernstige bezwaren van de Raad van State, alsook van de leden van de CDA-fractie en de SP-fractie die tot deze motie hebben geleid. Zij stellen dat, gelet op de letterlijke tekst, aan de motie is voldaan: er is afzonderlijk geëvalueerd of de bepaling van artikel 172b van de Gemeentewet nog noodzakelijk is. De evaluatie toont aan dat zulks niet het geval is. Echter, het handhaven van de bepaling doet geen recht aan de geest, de bedoeling van de motie. Deze leden vinden dat, nu er een wijziging van de betreffende wet wordt voorbereid, (ook) dit artikel geschrapt dient te worden, wegend het ontbreken van noodzaak en om strijd met artikel 8 lid 1 EVRM te voorkomen.
(...)
Blz. 4
Minister Opstelten: Dat de in artikel 172b Gemeentewet geregelde bevoegdheid nog niet is toegepast, wil niet zeggen dat deze geen functie heeft. Zoals hierboven aangegeven en ook in de evaluatie en de monitor naar voren komt, nemen gemeenten de bevoegdheid wel mee in het ontwikkelen van een aanpak bij multiprobleem gezinnen. Om deze reden kom ik vooralsnog niet met een voorstel tot het schrappen van artikel 172b uit de Gemeentewet. Wel wil ik twee jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet bezien of de alternatieven uit die wet de bevoegdheid van artikel 172b Gemeentewet kunnen vervangen, waardoor dat artikel alsnog kan vervallen.
Brondocumenten
-
Verslag van een schriftelijk overleg over de toezeggingen T01201 en T01202 over voetbalvandalisme EK, L
voor kennisgeving aangenomen op 13 mei 2014 -
brief over toezeggingen inzake bestrijding voetbalvandalisme EK, K Bevat bijlagen
voor kennisgeving aangenomen op 13 mei 2014 -
-
31 januari 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 februari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 mei 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
12 november 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 oktober 2018
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming over het halfjaarlijks rappel toezeggingen die aan de Eerste Kamer zijn gedaan
Voor kennisgeving aangenomen door de commissie KOREL op 9 oktober 2018
EK, A
-
-
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
7 november 2017
commissie vervallen: commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) -
26 oktober 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Justitie en Veiligheid -
26 oktober 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Veiligheid en Justitie -
12 september 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Eerste Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor I&A/JBZ op 12 september 2017
EK, V
-
-
9 september 2013
toezegging gedaan
Toezegging Het tijdig informeren van de Kamer over uitbreiding van het mandaat van het Europees Openbaar Ministerie (33.709) (T02568)
De Minister van Justitie en Veiligheid zegt, naar aanleiding van de vragen van de leden Duthler (VVD) en Postema (PvdA), toe de Kamer tijdig te informeren wanneer zich de situatie gaat voordoen dat er een voorstel tot uitbreiding van het mandaat van het EOM op de JBZ-agenda gaat komen.
Nummer | T02568 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 3 april 2018 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler) Drs. A. Postema (PvdA) |
Commissie | commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | EOM |
Kamerstukken | EU voorstel: Verordening oprichting Europees openbaar ministerie COM(2013)534 (33.709) |
Handelingen I, 2017-2018, nr. 25, item 7, blz. 19-21.
Mevrouw Duthler (VVD):
Wat betreft de uitbreiding van bevoegdheden, zegt de minister heel stellig: dat kan alleen maar als daar unanimiteit over is. Wat is volgens de minister de rol van het parlement? U heeft het over een goed gesprek tussen de regering en het parlement, maar tot nu toe heeft deze Kamer steeds heel erg het initiatief moeten nemen om überhaupt met de regering over dit onderwerp te praten. Dus de vanzelfsprekendheid waarmee er een gesprek tussen regering en parlement zal komen, deel ik niet. Wil de minister daar eens op reageren?
[...]
De heer Postema (PvdA):
Om in het verlengde van collega Duthler dat nu zo specifiek mogelijk te krijgen, niet zozeer als er een roep uit de samenleving is of iets anders, het volgende. Mogen we er nu van uitgaan dat als een van de deelnemers aan het EOM gaat voorstellen om bijvoorbeeld tot mandaatuitbreiding te komen en de regering voornemens is daar iets mee te doen, u deze Kamer eerst consulteert?
Minister Grapperhaus:
Ik ga echt — ik moet het natuurlijk in het Nederlands zeggen — van ganser harte, en mijn ambtsopvolgers zullen dat zeker ook doen, uw Kamer en de Tweede Kamer informeren wanneer zich de situatie gaat voordoen dat er een voorstel tot uitbreiding van het mandaat van het EOM op de agenda gaat komen. Dat heb ik, zoals u hebt gezien, ook in de brief aan u gemeld.
[...]
Mevrouw Duthler (VVD):
Ik wil nog even doorgaan op de woorden "informeren" en "op de hoogte stellen". U geeft aan dat u op het moment dat het op de agenda gaat komen de Kamer gaat informeren, dat u haar van ganser harte op de hoogte gaat stellen. Hoe ziet u de rol van deze Kamer in de besluitvorming over al dan niet uitbreiding van het mandaat? Stel dat deze Kamer op zo'n moment unaniem of met een gewone meerderheid zegt "nee, wij zijn niet voor een dergelijke uitbreiding van het mandaat", wat gaat u dan doen? Gaat u uw steun dan onthouden aan uitbreiding van het mandaat of niet?
Minister Grapperhaus:
Laat ik het even zo zeggen. Ik vind dat het zodra dat aan de orde komt aan uw beide Kamers moet worden voorgelegd. Punt. Vervolgens is het aan uw beide Kamers om dat te agenderen en daarover in gesprek te gaan. En wat daarna gebeurt ... Ik moet u zeggen — ik hoop dat u mij dat niet kwalijk neemt — dat ik in een vorig beroep altijd tegen mijn leerlingen heb gezegd: met een als-danredenering winnen we niets, als de appelen pompoenen waren geweest dan was de wet van de zwaartekracht nooit uitgevonden. Ik wil daar dus heel duidelijk over zijn: ik ga hier niet speculeren op wat er dan uit uw parlement komt. Dat zou ik ook onjuist vinden, maar ik wil u zeggen dat ik u op de hoogte ga stellen en dan kunnen we, als uw Kamers dat willen, daar ook onmiddellijk het gesprek over aangaan. Punt.
Mevrouw Duthler (VVD):
Mijn vraag is of u als deze Kamer tot het standpunt komt dat uitbreiding van het mandaat niet moet gebeuren, teruggaat naar Brussel en daar gaat zeggen dat Nederland tegen uitbreiding van het mandaat is. Uw antwoord hierop is, ook al is het een als-dankwestie, voor mijn fractie bepalend voor de steun aan deelname aan het EOM.
Minister Grapperhaus:
Het is wel lang geleden dat ik afstudeerde in het staatsrecht, echt lang geleden, maar ik zie mijzelf echt niet tegen een wens van de parlementaire meerderheid ingaan.
Handelingen I, 2017-2018, nr. 27, item 6 - blz. 3
Minister Grapperhaus:
[...]
Ik moet wel zeggen dat het in de eerste plaats sinds jaar en dag een goed gebruik is dat beide Kamers van de Staten-Generaal tijdig worden geïnformeerd over vergaderingen in EU-verband waaraan leden van het kabinet deelnemen. Ik wil dat hier nog eens luid en duidelijk gezegd hebben. Dat geldt zeker voor raadsvergaderingen over JBZ-aangelegenheden. Tijdens het debat van twee weken geleden heb ik ook aangegeven dat ik vind dat dat met de kwestie rondom het mandaat van het EOM zeker aan de orde is. Dat staat zelfs los van de extra verzekering die mijn voorvoorganger in 2016 op dat punt heeft gegeven. U mag er dus van uitgaan dat ik de kalender heel goed zal bijhouden of ik op JBZ-Raden ga praten over het EOM en dat ik ervoor zorg dat beide Kamers tijdig daarvan kennisnemen, zodat we met elkaar een goed debat daarover kunnen voeren.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Voorgenomen deelname Nederland Europees Openbaar Ministerie Verslag EK 2017/2018, nr. 27, item 6
-
Debat met minister van Justitie en Veiligheid over de voorgenomen deelname van Nederland aan het Europees Openbaar Ministerie Verslag EK 2017/2018, nr. 25, item 7
-
25 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 april 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
14 mei 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 april 2018
toezegging gedaan
Toezegging Het inzetten van een campagne inzake cybercrime mede in het kader van ondermijning (34.372) (T02646)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rombouts (CDA), toe dat hij inzake cybercrime een campagne gaat inzetten ten behoeve van de bewustwording en awareness en dat hij de heer Noordanus, de voorzitter van het Landelijk strategisch overleg aanpak ondermijning, zal vragen om dat voor ondermijning te bezien en dat te bekijken op synergie.
Nummer | T02646 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 juni 2018 |
Deadline | 1 januari 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | Mr.dr. A.G.J.M. Rombouts (CDA) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Campagne computercriminaliteit ondermijning |
Kamerstukken | Computercriminaliteit III (34.372) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 34, item 5, blz. 14-36
De heer Rombouts (CDA):
(...)
Het terugdringen van de ondermijnende criminaliteit de komende jaren zal heel veel van politie en justitie vergen. Naar het oordeel van mijn fractie zullen wij daarbij zonder de actieve hulp van moedige burgers te veel vragen van deze instanties, politie en justitie. Wij zullen hen dan overvragen. Gezien de omvang van de problematiek en vanwege de disruptieve effecten van ondermijnende criminaliteit mogen ook burgers niet langer wegkijken, mag niemand nog wegkijken. Eigenaren van vakantieparken en boeren niet, wanneer zij kunnen vermoeden dat zij hun gebouwen verhuren aan drugsproducenten. Autoverhuurbedrijven niet, wanneer die kunnen begrijpen dat hun auto's voor criminele activiteiten gebruikt zullen gaan worden. Notarissen, makelaars en advocaten niet, wanneer zij het vermoeden hebben van schimmige zaken. Burgemeesters niet, wanneer zij weet hebben van illegale activiteiten in hun gemeente. Vandaar mijn vraag aan de minister. Bent u bereid een groots opgezette landelijke campagne te starten gericht op alle Nederlanders met als motto "kijk niet weg"? Alsdan doen wij recht aan de waarschuwingen van Herman Bolhaar en Johan Cruijff en kan het Centraal Bureau voor de Statistiek hopelijk over enige jaren constateren dat nu ook de nieuwe vormen van criminaliteit dalende zijn.
(...)
Minister Grapperhaus:
(...)
Over de Ondermijningswet had de heer Rombouts een vraag. Voor de zomer wordt nog duidelijkheid gegeven over hoe die 100 miljoen euro precies wordt ingezet. Ik wil inderdaad bij dezen hardop zeggen dat het motto dat de heer Rombouts voorlegde, "Kijk niet weg", een motto is dat ik zeker in het kader van die campagne, die betrekking heeft op online kindermisbruik en kinderporno, zeer onderschrijf. Bij dat soort zaken, dat soort cybercrime, is het ook zeer hard nodig om een dergelijk motto in de maatschappij te brengen. Ik steun dat dus van harte.
(...)
De heer Rombouts (CDA):
(...)
[...]. Ik ben eigenlijk teleurgesteld in het antwoord van de minister — dat zal hem heel erg verrassen — waar het gaat om mijn oproep om een campagne te starten over "kijk niet weg". De minister zei heel vriendelijk in mijn richting dat hij mij van harte steunt, maar dat is de omgekeerde wereld. De regering regeert en wij steunen de regering of wij steunen haar niet. Ik zou het nou zo mooi vinden als de minister de oproep van mijn fractie zou willen honoreren door te zeggen: ik ga niet alleen op het punt van de cybercrime maar ook op het punt van de ondermijning een landelijke campagne starten om burgers en bedrijven te stimuleren om hun medeverantwoordelijkheid te nemen om die ondermijning en die cybercriminaliteit samen te lijf te gaan. En dan zullen wij hem in die campagne en dat initiatief van harte steunen.
(...)
Minister Grapperhaus:
(...)
Dan zijn er nog de twee moties. Maar ik wil eerst nog de heer Rombouts toezeggen dat ik voor cybercrime een campagne ga inzetten ten behoeve van de bewustwording en awareness, net zoals ik dat recent al heb gedaan met betrekking tot sociale media. Ik zeg toe dat ik de heer Noordanus zal vragen om dat voor ondermijning te bezien en dat te bekijken op synergie. [...].
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 34, item 5
-
12 mei 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 april 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V over het contourenplan breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit
voor kennisgeving aangenomen op 14 april 2020
EK 35.300 VI / 34.997, P
-
-
9 maart 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
19 juni 2018
toezegging gedaan
Toezegging Het opstarten van een publiekscampagne over de aangifteplicht (34.746) (T02648)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Wezel (SP), toe dat hij initiatieven zal ontplooien om een publiekscampagne op te zetten wat betreft de aangifteplicht, die geldt voor eenieder die kennis draagt van terroristische misdrijven, inclusief de voorbereiding daarvan.
Nummer | T02648 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 september 2018 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | Mr. A.M.T. Wezel EMoC (SP) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | aangifteplicht publiekscampagne terrorismebestrijding |
Kamerstukken | Versterking strafrechtelijke aanpak terrorisme (34.746) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 39, item 7, blz. 5
Mevrouw Wezel (SP):
(...)
In de nota naar aanleiding van het verslag van 24 januari 2018 aan de Tweede Kamer schrijft de minister "dat het nut van de voorgestelde uitbreiding van de aangifteplicht specifiek ligt in het aanspreken, in de zin van aansporen, van personen in de directe omgeving van daders van terroristische misdrijven, die op een gegeven moment op de hoogte komen van concrete plannen om een aanslag of ander terroristisch misdrijf te plegen. Zij moeten de druk van de samenleving voelen om daarvan aangifte te doen." Kan dan niet gewoon volstaan worden met een publiekscampagne of een campagne op doelgroepen met als strekking dat er een meldplicht is waarop een strafbedreiging is gesteld? Voor zover ik weet, wordt de Staatscourant door die doelgroepen beperkt gelezen. Of deze wetswijziging überhaupt bij de betrokkenen bekend wordt, is dus de vraag. Graag een reactie van de minister.
Handelingen I 2017-2018, nr. 39, item 10, blz. 2-5
Minister Grapperhaus:
(...)
Voorzitter. Ik kom dan bij het onderwerp van de aangifteplicht. Mevrouw Wezel vroeg of we bereid zouden zijn om een publiekscampagne te voeren zodat mensen daarvan op de hoogte raken. Ik vind dat een goed idee. Dat kan inderdaad helpen om meer mensen aan te zetten om aangifte te doen en niet weg te kijken. Ik zal dus initiatieven ontplooien om een dergelijke campagne te starten.
(...)
Mevrouw Wezel (SP):
Graag, en dan over de publiekscampagne. Kan daar niet mee worden volstaan? Waarom is deze wetgeving dan nog apart nodig?
Minister Grapperhaus:
Ik heb gezegd dat de publiekscampagne bedoeld is om de aangifteplicht onder de aandacht te brengen. Ik zie de publiekscampagne niet als een alternatief voor de aangifteplicht. Daar geloof ik niet in, zeg ik eerlijk. Ik denk dat we in de wet moeten opnemen dat wie hier weet van heeft en die aangifte niet doet, strafbaar handelt. Maar ik vond het een goed idee om de mensen er straks van bewust te maken dat dit een verplichting is die uit de wet voortvloeit. U en ik weten natuurlijk dat een ieder geacht wordt de wet te kennen, maar uw punt dat niet elke Nederlander de Staatscourant leest, is mij ook dierbaar, dus daar moeten wij iets in het kader van de publiekscampagne aan doen..)
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 39, item 10
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 39, item 7
-
15 februari 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
door de commissies voor I&A/JBZ en voor J&V voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK, AW
-
-
12 mei 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
12 november 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2018
toezegging gedaan
Toezegging Brief over instemmingsvereiste bij het terechtstaan per videoconferentie naar de Kamer sturen (34.915 / 34.916) (T02650)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Vlietstra (PvdA) en Baay-Timmerman (50PLUS), toe dat hij de brief aan de Tweede Kamer, over het ingewonnen advies betreffende het instemmingsvereiste bij het terechtstaan per videoconferentie, in het kader van eventueel in de toekomst af te sluiten verdragen, ook naar de Eerste Kamer zal sturen.
Nummer | T02650 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 10 juli 2018 |
Deadline | 1 januari 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | Mr. M.H.H. Baay-Timmerman (50PLUS) J.G. Vlietstra (PvdA) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Instemmingsvereiste videoconferentie |
Kamerstukken | Vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 (34.916) Goedkeuring Verdrag met Oekraïne inzake internationale juridische samenwerking met betrekking tot misdrijven die verband houden met het neerhalen van vlucht MH17 (34.915) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 4, blz. 5-11
Mevrouw Vlietstra (PvdA):
(...)
Door de zogenaamde JIT-landen is overeengekomen dat de vervolging van verdachten in Nederland zal plaatsvinden volgens Nederlands recht. Met Oekraïne is daartoe een verdrag opgesteld, waarbij dat land zijn recht om te vervolgen overdraagt aan Nederland. Oekraïne zal verdachten die zich op zijn grondgebied bevinden, overdragen aan ons land. Dat geldt evenwel niet voor verdachten met de Oekraïense nationaliteit omdat dat in strijd is met de grondwet van het land. Hoewel teleurstellend, zal dit geaccepteerd moeten worden. De PvdA-fractie heeft veel waardering voor de zoektocht van de regering naar, wat ik maar even noem, de next-best oplossing en die is gevonden in de mogelijkheid gebruik te maken van videoberechting. Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel en de antwoorden op vragen in de Tweede Kamer heeft mijn fractie de conclusie getrokken dat er voldaan kan worden aan de eisen, zoals gesteld door het EVRM, en dat het aan de rechter is om te besluiten over het gebruik van deze vorm van berechting. Helaas kan een verdachte weigeren om eraan mee te werken. Dat druist in tegen ons rechtsgevoel. Voor nabestaanden kan het immers ongelooflijk belangrijk zijn om personen die worden verdacht van het neerschieten van hun geliefden te kunnen zien, weliswaar niet face to face, maar dan toch ten minste via een videoverbinding. Kan de minister nog eens uitleggen waarom er een instemmingsvereiste is overeengekomen? Is dit een uitdrukkelijke wens van Oekraïne en zo ja, welke argumenten heeft het land daarvoor? Of vloeit het voort uit voorwaarden, waarborgen, dan wel jurisprudentie van het EVRM? Of zijn er nog andere overwegingen die het instemmingsvereiste onontkoombaar maken? Graag een toelichting van de minister.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft de minister toegezegd nog eens goed te kijken of niets over het hoofd is gezien op dit punt en over enkele maanden te komen met een brief. Uiteraard is mijn fractie zeer geïnteresseerd in de inhoud van die brief en wij vragen de minister, die ook aan deze Kamer te zenden.
(...)
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
(...)
Voorzitter. 50PLUS heeft nog de volgende vragen aan de minister. Vanwege het uitleveringsverbod van eigen onderdanen in de Oekraïense grondwet is in artikel 8 van het Verdrag de mogelijkheid opgenomen dat Oekraïense verdachten via een teleconferentie of videoconferentie in Nederland terechtstaan. Voorwaarde daarbij is het instemmingsvereiste van de verdachte. Weigert deze dan zal hij niet in persoon verschijnen maar slechts bij verstek kunnen worden veroordeeld.
De minister zei tijdens het debat op 6 juni jongstleden in de Tweede Kamer al dat alleen berechting per videoconferentie kan plaatsvinden als verdachte daarmee instemt en dat berechting per videoconferentie overigens ook niet geldt voor alle misdrijven. Mijn fractie mag toch aannemen dat misdrijven tegen het leven gericht, zoals dood door schuld, doodslag of moord, zeker niet zijn uitgezonderd? Graag een bevestiging van de minister.
Het tweede punt dat de minister aanvoerde was dat hij niet zeker was of de Nederlandse rechter het strafproces nog wel zou beschouwen als een eerlijk proces wanneer het instemmingsvereiste van de verdachte ontbrak. De minister doelt hiermee op het niet verplicht hoeven te verschijnen van verdachten in een strafproces. Maar hoe verhoudt zich dit met de mogelijkheid van de Nederlandse rechtbank om onder voorwaarden een verdachte te dwingen toch te verschijnen? Ik refereer hierbij aan de artikelen 258, lid 2 en 278, lid 2 van Strafvordering.
Toepassing van Nederlands recht maakt dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het EVRM, van toepassing is. Zoals wij allen weten, gaat het EVRM voor op de Nederlandse strafwet. Dat geldt mutatis mutandis ook voor de Oekraïne, eveneens partij bij het EVRM. Artikel 6 EVRM garandeert het recht op een eerlijk proces waarop de minister doelde. De vraag is of het recht op een eerlijk proces mede het recht omvat om afstand te doen van aanwezigheid bij een proces middels videoconferentie. Met andere woorden: afstand te doen van het recht om aanwezig te zijn bij je eigen strafproces.
Artikel 6 EVRM beschermt juist het recht om wél aanwezig te zijn bij je eigen proces. Het leeuwendeel van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het EHRM, gaat juist over situaties waarbij de verdachte aanwezig wilde zijn teneinde zijn eigen verdediging te kunnen voeren, maar daarin belemmerd of beperkt werd. Dus waarom zou een eventuele verplichting voor de verdachte om aanwezig te zijn bij een videoconferentie een inbreuk maken op dit in artikel 6 omschreven "eerlijk proces", zo vraagt mijn fractie aan de minister.
Voorzitter. Zou de minister niet eerder moeten inhaken op artikel 5 EVRM, het recht op vrijheid en veiligheid. Het recht op vrijheid kan rechtmatig worden ingeperkt van overheidswege. Artikel 5, lid 1, sub 3c EVRM laat vrijheidsbeperking bij verdenking van strafbare feiten toe en lid 3 erkent het recht om spoedig voor een rechter te worden voorgeleid na aanhouding. Zou je dan niet a contrario kunnen stellen dat die rechter dan ook in beginsel een bevel tot medebrenging mag afgeven tegen de verdachte? Met andere woorden: de Nederlandse strafrechter kan de Oekraïense verdachte wel degelijk dwingen om deel te nemen aan de videoconferentie op basis van toelaatbaarheid van Nederlandse strafvordering in combinatie met het zojuist aangehaalde artikel 5 EVRM. Deelt de minister onze zienswijze?
In dit verband wijst 50PLUS ook op het aankomend wetsvoorstel uitbreiding slachtofferrechten van de minister voor Rechtsbescherming, waarbij een verschijningsplicht voor zekere verdachten wordt geïntroduceerd. Deze minister schrijft: "De rechtspraak van het EHRM noch de voormelde Richtlijn wijzen erop dat het aanwezigheidsrecht van de verdachte een recht op afwezigheid inhoudt of impliceert. Als aan de in artikel 5 EVRM opgenomen voorwaarden is voldaan, biedt dit onderdeel dus nadrukkelijk de mogelijkheid om de verdachte tot aanwezigheid op het onderzoek ter terechtzitting te verplichten."
Indien de verdachte gedwongen kan worden om deel te nemen aan de videoconferentie en vervolgens niets zegt — zich beroept op zijn zwijgrecht — is dat toch nog altijd vele malen beter dan helemaal niet verschijnen. Nabestaanden van de slachtoffers krijgen de verdachte dan in ieder geval in beeld.
Kan de minister daarom nader ingaan op hetgeen hij stelde in het debat met de Tweede Kamer op 6 juni jongstleden over deze materie. Ik quote de minister: "Stel nou even dat je zo'n gedwongen videoconferentie zou kunnen afspreken met Oekraïne, dan is de kans zeer groot dat de verdachte in beeld komt en in het geheel niets meer zegt, omdat dat instemmingspunt weg is en hij daar niet aan wil meewerken. Dan gaan we het paard toch achter de wagen spannen?"
Wat bedoelt de minister met dit statement? We streven hier met z'n allen naar vervolging en berechting waarbij verdachten, liefst in persoon en dus in beeld, terechtstaan. Beroep op zwijgrecht komt veelvuldig voor tijdens strafprocessen en dat is een grondwettelijk recht dus daaraan kan nooit worden getornd. Dus wat bedoelt de minister met deze uitlating?
Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 16, blz. 6-7
Minister Grapperhaus:
(...)
Mevrouw Vlietstra en mevrouw Baay-Timmerman vroegen naar de instemming van een verdachte bij het terechtstaan per videoconferentie. Dat is een belangrijk onderwerp. Voorzitter, ik hoop dat u mij toestaat dat ik daar wat langer op inga. De mogelijkheid van het terechtstaan per videoconferentie, waarbij de verdachte zich in een ander land bevindt dan het land waar hij terechtstaat, is een bijzonderheid. Voor zover mij bekend, heeft dat nooit eerder plaatsgevonden. Er is wel ervaring met videoconferenties bij binnenlandse berechting. Denkt u bijvoorbeeld aan de maffiaprocessen in Italië. Ook enkele internationale straftribunalen maken wel gebruik van videoconferentie voor bepaalde doeleinden. De Nederlandse wet staat het horen per videoconferentie al ruim tien jaar toe, inclusief berechting per videoconferentie, maar er is in de praktijk tot nu toe geen sprake van een ruime toepassing.
In de Nederlandse praktijk is terechtstaan per videoconferentie nog nooit toegepast. De inzet is erop gericht om de berechting van het neerhalen van vlucht MH17 zo veel mogelijk in de aanwezigheid van de verdachten te doen plaatsvinden. Terechtstaan per videoconferentie is dan alleen een mogelijkheid in de situatie dat een verdachte omdat hij Oekraïens onderdaan is, niet kan worden uitgeleverd vanuit Oekraïne. Dat zou ook kunnen bij onderdanen van andere landen als we op enig moment vaststellen dat die landen ook zo'n dergelijk uitleveringsverbod van eigen onderdanen hebben en als we dan met die landen zo'n afspraak kunnen maken. Ik zeg dit even voor de volledigheid.
Het huidige Nederlandse recht vereist voor de berechting per videoconferentie dat de verdachte daarmee instemt. Dat geldt ook voor internationale regelingen. Ook daarin is de instemming van verdachte vereist. Dat geldt dus zowel voor het Nederlandse recht als voor de verdragen. In dat licht is het de vraag of Nederland en Oekraïne samen kunnen afspreken af te wijken van een tussen hen geldend verdrag, namelijk het tweede aanvullend protocol bij het Europees Verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken, of dat ze dan eerst dat tweede aanvullend protocol zouden moeten opzeggen. Het opzeggen van het protocol is niet aan de orde, omdat het nou juist in allerlei andere opzichten een belangrijk instrument is voor de strafrechtelijke samenwerking met veel landen. De uitdrukking is in een ander verband al gevallen: dan gaan we het paard achter de wagen spannen. Of in ieder geval één mijl op zeven rijden, als u mij begrijpt.
Wat zouden we met het loslaten van het instemmingsvereiste bereiken? Zonder de instemming van de verdachte is geen zinvolle deelname te verwachten aan een met gebruikmaking van videoconferentie te voeren proces. Een verdachte die tegen zijn wil terechtstaat, zal niet willen meewerken aan dat videoverhoor. Een verdachte kan niet worden gedwongen te verklaren, want die heeft zwijgrecht. Het doel van de toepassing van videoconferentie is dan slechts nog dat de gedachte zichtbaar is, voor de andere deelnemers aan het strafproces en voor het in de rechtszaal in Nederland aanwezige publiek. We lopen dan nog steeds het risico dat de rechter eigenlijk vindt dat alleen maar zichtbaar zijn zonder instemming niet in overeenstemming is met de verdragen en andere normen waar Nederland en Oekraïne aan gebonden zijn. Volgens het geldende Nederlandse recht is een verdachte nog steeds in beginsel niet verplicht om aanwezig te zijn bij zijn berechting. Ik weet dat de regering een wetsvoorstel in voorbereiding heeft om bepaalde verdachten van ernstige delicten te verplichten aanwezig te zijn bij de rechtszitting en de uitspraak, maar dat is nog geen geldend recht. Het kon dus ook niet meegenomen worden in het verdrag waarover we het vandaag hebben.
Ik vind dat we er met elkaar voor moeten zorgen dat het MH17-proces niet kwetsbaar wordt door op dit belangrijke punt afwijkende regelingen te treffen. Ik denk dat de heer Knapen het vanmorgen heel treffend zei: we moeten niet marchanderen met eisen uit een internationaal verdrag in het bilaterale verdrag met Oekraïne. Ik onderschrijf dat. De Nederlandse rechter beslist over de toepassing van videoconferentie bij de berechting. Het is nog steeds de vraag of de rechter ertoe zou besluiten als de verdachte er niet mee instemt en die instemming in afwijking van bestaande regels niet vereist zou zijn. Kortom, we kunnen ook nog tegen de situatie aanlopen dat we denken dat we het geregeld hebben maar de Nederlandse rechter zegt: ik ga er niet mee akkoord vanwege de regels van een eerlijk proces. Ook is op voorhand niet duidelijk hoe de Oekraïense rechter zou beslissen als een verdachte daar bezwaar zou maken.
Mevrouw Baay heeft nog vragen gesteld over het bevel tot medebrenging. Een dergelijk bevel van de Nederlandse rechter kan als zodanig niet worden geëffectueerd in Oekraïne. Het kan wel relevant zijn voor de bevoegde Oekraïense autoriteiten, die verplicht zijn ervoor te zorgen dat de verdachte daadwerkelijk aanwezig is als hij heeft ingestemd met het terechtstaan per videoconferentie. De Nederlandse rechter kan geen bevelen geven aan de Oekraïense autoriteiten, maar een dergelijk bevel kan wel duidelijk maken dat de betrokkene zou moeten verschijnen gezien die instemming.
Voorzitter, ik sluit op dit punt af. Zoals bekend heb ik de Tweede Kamer toegezegd om met het oog op eventueel in de toekomst af te sluiten verdragen nader advies in te winnen over het instemmingsvereiste. Ik zal de Tweede Kamer daarover per brief informeren. Die brief zal ik, wil ik hierbij toezeggen, ook aan uw Kamer doen toekomen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling (zonder stemming aangenomen ) Verslag EK 2017/2018, nr. 38, item 16
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 38, item 4
-
30 mei 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 februari 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 november 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van J&V over gebruikmaking van videoconferentie bij de berechting
EK 34.915 / 34.916, D
-
-
29 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
door de commissies voor I&A/JBZ en voor J&V voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK, AW
-
-
12 mei 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
10 juli 2018
toezegging gedaan
Toezegging Verkennen behoefte volledig Engelstalige procedures bij andere gerechten (34.761) (T02672)
De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Andriessen (D66), Bikker (ChristenUnie) en Wezel (SP), toe dat hij zal verkennen welke behoefte er bestaat bij andere gerechten, zoals de maritieme kamer bij de rechtbank Rotterdam en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, om volledig Engelstalige procedures te hanteren.
Nummer | T02672 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 4 december 2018 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Rechtsbescherming Staatssecretaris Rechtsbescherming |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | Mr.dr. M.F. Andriessen (D66) Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie) Mr. A.M.T. Wezel EMoC (SP) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Engelstalige procedure Gemeenschappelijk Hof van Justitie maritieme kamer |
Kamerstukken | Engelstalige rechtspraak internationale handelskamers rechtbank en gerechtshof Amsterdam (Netherlands Commercial Court) (34.761) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 10, item 8, blz. 3-8
Mevrouw Wezel (SP):
(…)
Dit roept bij de fracties van de SP, GroenLinks, 50PLUS en de Partij voor de Dieren de vraag op waarom het door de regering alleen mogelijk wordt gemaakt om een uitspraak in de Engelse taal te krijgen voor het NCC en het NCCA en niet rechtspraakbreed. Te denken valt aan de zeerecht- en scheepvaartzakenkamer van de rechtbank Rotterdam. Heeft de rechtbank Rotterdam te weinig gelobbyd of de tender verloren? Immers, ook bij de maritieme kamer van de rechtbank Rotterdam worden zaken met een internationaal karakter gevoerd en wordt in het Engels geprocedeerd. Ook daar gaat het om de beslechting van internationale geschillen waarbij een of beide partijen van buiten Nederland afkomstig zijn. Engelstalige samenvattingen van uitspraken van de maritieme kamer worden al gepubliceerd op rechtspraak.nl. Graag de reactie van de minister.
(…)
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
(…)
Eigenlijk is alles al genoemd, op een klein punt na. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en de BES-eilanden, wijst vonnis in het Nederlands en dat terwijl het merendeel van de bewoners van deze eilanden als voertaal het Engels of het Papiaments heeft. Ergens wringt dat voor ons rechtsgevoel. Wij zeggen nu tegen bedrijven: logisch, u bent internationaal actief, het Engels is de voertaal en wij faciliteren dat. Gelet op de wereldmarkt is dat allemaal te begrijpen, maar burgers in ons Koninkrijk kunnen niet in hun eigen taal het vonnis gewezen krijgen. Ik hoor de minister daar graag nader over. Hij heeft daar tegen de Raad van State een en ander over gezegd, wat meer zit op de argumentatie waarom het NCC wel zou kunnen. Maar nu andersom: even naar die burgers gekeken in de overzeese gebiedsdelen, zoals ze vroeger heten, maar nu zelfstandige landen met een gemeenschappelijk hof. Ik hoor de minister er graag over.
Handelingen I 2018-2019, nr. 10, item 10, blz. 3-11
Mevrouw Wezel (SP):
Een vraag aan de minister. Er kan nu toch ook al geprocedeerd worden in het Engels? Kijk maar naar de zeevaartkamer in Rotterdam, waar ook over internationale geschillen wordt geprocedeerd, in het Engels. Dat kan nu ook al. Dus waarom deze wet voor deze aparte kamer?
Minister Dekker:
De vergelijking gaat niet helemaal op. Dat zijn geen procedures die van voor tot achter in het Engels plaatsvinden. Hier en daar kunnen processtukken in het Engels worden ingebracht en ik geloof dat er samenvattingen van de vonnissen in het Engels worden gemaakt. Het zijn niet van voor tot achter volledige Engelse procedures, even afgezien van het feit dat het gaat om procedures op een heel specifiek rechtsgebied.
Mevrouw Wezel (SP):
In de procedures in Rotterdam is er ook behoefte aan uitspraken in het Engels van voor tot achter. Waarom zijn die daar dan ook niet?
Minister Dekker:
Dat is een hele relevante vraag. Die lijkt een beetje op de vraag die mevrouw Bikker stelde over het Gemeenschappelijk Hof op de eilanden. U stelt dat hier ook behoefte aan is. Mij is daarvan vooralsnog niets gebleken, maar ik wil best een keer kijken wat dat gaat betekenen, of er behoefte aan is, wat dat met zich meebrengt qua organisatie en wat daarbij de juridische voetangels en klemmen zijn. Dat doe ik graag, maar dat laat onverlet dat dit nog steeds een hele waardevolle toevoeging is en het een of het ander niet uitsluit.
Mevrouw Wezel (SP):
Dan heb ik nog even de vraag waarom dan niet in den brede is gekeken naar waar er behoefte aan is, zoals bij het Gemeenschappelijk Hof en zoals kennelijk bij de zeevaartkamer in Rotterdam. Is daar contact over geweest?
Minister Dekker:
Wij hebben zeer wel gekeken waar behoefte aan is. Hier is behoefte aan.
Mevrouw Wezel (SP):
Is er contact geweest met die hoven en is de vraag gesteld of zij misschien ook die Engelse uitspraken zouden willen?
Minister Dekker:
Dat durf ik een-twee-drie niet te zeggen. Hier was een heel duidelijke vraag naar. Dat zien we ook omdat een hoop Nederlandse bedrijven uiteindelijk gebruikmaken van andere vormen van rechtspraak in andere landen of van private arbitrage, wat vaak kostbare procedures zijn. Er is enthousiast gereageerd op de eventuele oprichting van een Nederlandse commercial court. Hiervan weten we zeker dat die behoefte er is. U stelt nu dat die behoefte wellicht ook elders is. Ik ga dat graag na en wil dat onderzoeken, maar dat hoeft volgens mij dit wetsvoorstel niet op te houden.
(…)
Mevrouw Andriessen (D66):
Voorzitter, dank dat u deze bewindspersoon de gelegenheid heeft gegeven zo'n duidelijke uitleg te geven over de achtergronden van het NCC. Ik wil graag benadrukken dat onze fractie het ook een belangrijk onderdeel van het NCC vindt dat Nederland mee kan doen aan de rechtsvorming op het gebied van internationaal handelsrecht en dat we daarvoor niet naar het buitenland hoeven. Wat nog een vraag blijft, is het Engels. Ik heb al aangegeven dat er veel meer rechtsspraak in het Engels plaatsvindt, zeker op handelsgebied. Kunt u hierna misschien met een wetsvoorstel komen om alle handelsrecht in het Engels te laten plaatsvinden?
(…)
Minister Dekker:
(…)
Dan tot slot. Er zijn door verschillende woordvoerders met verschillende linkjes vragen gesteld over iets wat heel goed hierna zou kunnen volgen, namelijk wat de behoeftes zijn op de eilanden, bij het gemeenschappelijk hof, bij de Rotterdamse rechtspraak als het gaat om maritieme zaken, en wellicht zelfs — D66 noemde dat — met betrekking tot handelsverordeningen in brede zin. Ik ga het volgende doen en dat is ook een beetje de concrete toezegging die mij wordt ontlokt. Ik ga dit verkennen en kijken of die behoefte er inderdaad is en hoe groot die precies is. Ik zal voor u dan ook inzichtelijk maken wat de consequenties zouden zijn als je daar voor een deel in mee zou gaan. Het heeft natuurlijk ook qua organisatie en juridisch nogal wat mogelijke consequenties. Ik breng die graag voor u in kaart.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 10, item 10
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 10, item 8
-
23 augustus 2025
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
22 augustus 2025
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Rechtsbescherming -
12 mei 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
4 december 2018
toezegging gedaan
Toezegging Overleggen met verhuursector ter voorkoming van drugsoverlast (34.763) (T02678)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dercksen (PVV), toe dat hij met de verhuursector zal overleggen om te komen tot afspraken ter voorkoming van drugsoverlast.
Nummer | T02678 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 4 december 2018 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | R.G.J. Dercksen (PVV) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | drugsoverlast Sluitingsbevoegdheid Verhuursector |
Kamerstukken | Verruiming sluitingsbevoegdheid drugspanden (34.763) |
Handelingen I 2018-2019, nr.10, item 7, blz. 1
De heer Dercksen (PVV):
(…)
Vanzelfsprekend roep ik de minister op om hiermee proportioneel om te gaan of om te laten gaan door de burgemeesters. Het moet niet zo zijn dat iemand zijn huis uit wordt gezet omdat zijn ex in een hoekje van het huis wat spullen heeft achtergelaten. Er is in de Tweede Kamer al veel aandacht voor geweest, maar het lijkt me goed als de minister zich er ook in dit huis over uitspreekt. Het moet ook niet zo zijn dat verhuurders die zich van geen kwaad bewust zijn onnodig lang met dichtgetimmerde panden blijven zitten.
De minister heeft aangegeven dat er overleg geweest is met de sector, maar de sector zelf, althans een deel daarvan, zegt van niets te weten. Is hij bereid om met de sector te overleggen, zoals dat eigenlijk al is toegezegd door de minister, en om met hen tot goede en werkbare afspraken te komen ter voorkoming van drugsoverlast? Graag een reactie.
Handelingen I 2018-2019, nr.10, item 9, blz. 9
Minister Grapperhaus:
(…)
Ik kom toe aan een voor de voorzitter niet-fijn mapje: overig. Want dat kan natuurlijk alle kanten opgaan. Maar ik ga er toch snel doorheen. De heer Dercksen vroeg of ik nog bereid ben om met de verhuursector te overleggen om te komen tot afspraken. Daar ben ik zeker toe bereid. Dat zeg ik bij dezen toe. Verhuurders kunnen maatregelen nemen, aanvullend op die van de burgemeester. Om te verkennen hoe de maatregelen van verhuurders en gemeenten elkaar kunnen versterken, heb ik het CCV gevraagd om zo'n gesprek op korte termijn te gaan opzetten.
(…)
De heer Dercksen (PVV):
Dank voor deze toezegging. Ik denk dat wij allemaal in dit huis een mailtje hebben gehad van een andere organisatie uit het vastgoed die zich ook graag aan wil sluiten bij dat overleg. Ik kan me niet zo snel de naam herinneren, maar het is een andere naam dan die u noemde. Dus misschien kunt u toezeggen dat u dan ook breed met de vastgoedsector zult spreken.
Minister Grapperhaus:
Het CCV is een organisatie die met mijn departement juist samenwerkt bij het opzetten van dit soort gesprekken. Ik meen dat Vastgoedmanagement is genoemd, maar we gaan uiteraard met representatieve organisaties aan tafel.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 10, item 9
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 10, item 7
-
29 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
door de commissies voor I&A/JBZ en voor J&V voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK, AW
-
-
8 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van J&V over de toepassing van de Opiumwet in relatie tot verhuurders
Voor kennisgeving aangenomen op 8 september 2020
EK, E
-
-
12 mei 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
12 november 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 december 2018
toezegging gedaan
Toezegging Vervolgbeleid leefbaarheid woonwijken onderzoeken en de Kamer daarover informeren (34.763) (T02679)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe dat hij samen met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en betrokken partijen zal bezien of er vervolgbeleid nodig is betreffende de leefbaarheid van woonwijken en daarover de Kamer zal informeren.
Nummer | T02679 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 4 december 2018 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Leefbaarheid woonwijken |
Kamerstukken | Verruiming sluitingsbevoegdheid drugspanden (34.763) |
Handelingen I 2018-2019, nr.10, item 7, blz. 10
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
(…)
De verhuurders vrezen dat de omgeving verpaupert als een woning langere tijd niet opnieuw verhuurd kan worden, en dat brengt mij bij mijn derde punt. Ik denk dat die verhuurders daar een punt hebben, maar dat het ook geldt in de situatie van een koopwoning. Want als een pand zes tot twaalf maanden gesloten wordt, dan heeft dat allereerst een prachtige signaalfunctie naar de omgeving: begin hier niet aan! Maar als vervolgens de planken voor de ramen blijven zitten, dan heeft dat vriendelijk gezegd geen stimulerende werking om de buurt naar een hoger plan te brengen. Hoe beoordeelt de minister dat effect? Is dat ook onderwerp van gesprek bij het eerder genoemde overleg? Maar worden ook andere belanghebbenden en verantwoordelijken betrokken? Ik denk dan aan VNG en natuurlijk de minister van Binnenlandse Zaken. Nu de minister krachtig aan de slag is met de strijd tegen ondermijning, moet ook de weerbaarheid van de lokale gemeenschappen niet vergeten worden. Wat zijn de voornemens van het kabinet op dit punt en op welke wijze wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Ik hoor de minister daar graag concreet over.
Handelingen I 2018-2019, nr.10, item 9, blz. 10-11
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ontzettend mooi dat de minister zich daar zo stevig voor inzet. Over zijn laatste woorden, over de leefbaarheid van de wijken, had ik nog een vraag die ik graag beantwoord zie door de minister. Als je een pand zes tot twaalf maanden sluit — en in het veelgenoemde overzicht van mevrouw Bruijn was dat ook een van de elementen — dan heeft dat enorme impact op een wijk. Ik heb gezegd dat het goed is dat er een signaalfunctie is, dat mensen doorhebben dat het niet slim is om er een wietplantage te organiseren, want dan moet je je huis uit, maar om vervolgens al die tijd tegen dichtgespijkerde planken aan te kijken heeft een impact die de wijk niet omhoog helpt. Ik heb de minister daarom gevraagd of hij samen met de minister van Binnenlandse Zaken en de betrokken partijen kan kijken of daar nog verstandig vervolgbeleid nodig is. Ik heb zelf in mijn stad ook gezien dat daar nog wel stappen te zetten zijn.
Minister Grapperhaus:
Een heel terecht punt. Ik was iets te kort door de bocht bij de beantwoording zo-even van mevrouw Bikker, maar dit is zeker een punt dat ik nader oppak met de minister van BZK, dat zeg ik toe. Ik moet toegeven dat het iets verder van mijn portefeuilleshow ligt, om zo te zeggen, maar ik pak dat op.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, tot slot.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank voor de toezegging. Ik hoop dat de minister deze Kamer wil informeren hoe hij dat heeft opgepakt en wat hij daarmee heeft gedaan.
Minister Grapperhaus:
Ja.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 10, item 9
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 10, item 7
-
15 februari 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
door de commissies voor I&A/JBZ en voor J&V voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK, AW
-
-
12 mei 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
12 november 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 december 2018
toezegging gedaan
Toezegging Toezenden brief met het advies van het Strategisch Beraad Ondermijning (34.775 VI) (T02707)
De Minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dercksen, toe de brief met het advies van het Strategisch Beraad Ondermijning over waar het geld naartoe moet, naar de Kamer te sturen.
Nummer | T02707 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 februari 2019 |
Deadline | 1 juli 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | R.G.J. Dercksen (PVV) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | drugscriminaliteit lokale ondermijning ondermijning wijkagent |
Kamerstukken | Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2018 (34.775 VI) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 9, p. 2
De heer Dercksen:
[…]
Voorzitter. Door capaciteitsgebrek groeide de georganiseerde drugscriminaliteit, zo blijkt uit een recente interne politienota. Ik citeer: De Nederlandse politie is bijzonder door de riante ruimte die ze biedt aan lokaal opklimmende criminelen. De conclusie in dat rapport luidt, ik citeer weer: Riante criminele kansen voor georganiseerde criminelen en nauwelijks of geen steun voor wijkagenten die dit soort misdaad agenderen. Zodra bij een vraagstuk opsporing nodig is, is het voor wijkagenten bijna onmogelijk om intern partners te zoeken en te vinden. In die notitie staat dus dat hervorming broodnodig is. Een inspecteur van politie zegt in dat rapport: als een drugscrimineel het basisteam had mogen inrichten, had hij het precies zo gedaan. Hoeveel brevetten van onvermogen moeten er worden uitgedeeld alvorens de minister orde op zaken stelt?
Handelingen I 2018-2019, nr. 19, item 11, p. 7
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. De heer Dercksen had ook een vraag over de rapporten over drugscriminaliteit. Hij sprak erover dat er onvoldoende opsporingskaders zijn. Voor de gebiedsgebonden politie is de ontwikkelagenda al geformuleerd. Daar zit een balans in tussen handhaving en opsporing. Een belangrijk onderdeel van de ontwikkelagenda is de samenwerking op het gebied van anti-ondermijning. In die aanpak zit dat de politie zich heel duidelijk richt op het toerusten van medewerkers, zodat ze weten hoe ze die verschijnselen in de maatschappij moeten ontdekken. Ik kan u verzekeren — dat zie ik ook bij werkbezoeken — dat u en ik het niet zien als we een straat ingaan. Misschien ziet u het wel, maar ik zie het niet. Die agenten zijn juist getraind om via heel kleine signalen door te hebben dat er activiteiten plaatsvinden waar ondermijnende criminaliteit achter schuil zou kunnen gaan. Het tweede is het versterken van de lokale samenwerking. Ik heb daar al uitvoerig over gesproken in de beantwoording van mevrouw Van Bijsterveld, dus dat zal ik hier niet herhalen. Een derde punt is dat er allerlei kleinschalige projecten worden georganiseerd om de lokale ondermijning aan te pakken. En verder heb ik 100 miljoen euro ter beschikking gesteld. Ik ben ook zonder meer bereid om de brief met het advies van het Strategisch Beraad Ondermijning over waar het geld naartoe moet, naar uw Kamer te sturen. Ik wil u zo vlak voor de skivakantie niet onder de stukken bedelven, maar daarin ziet u heel duidelijk een antwoord op hoe de wijkagenten en andere politiemensen hiervoor worden toegerust.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling debat over de Staat van de rechtsstaat (derde termijn) Verslag EK 2018/2019, nr. 19, item 11
-
voortzetting behandeling debat over de Staat van de rechtsstaat (derde termijn) Verslag EK 2018/2019, nr. 19, item 9
-
12 mei 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 april 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V over het contourenplan breed offensief tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit
voor kennisgeving aangenomen op 14 april 2020
EK 35.300 VI / 34.997, P
-
-
9 maart 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
12 november 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 februari 2019
toezegging gedaan
Toezegging Het aspect “snelle gezinshereniging” in nieuwe Dublinregelgeving (34.482 / 34.585) (T02712)
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Stienen (D66) en Strik (GroenLinks), toe in een later stadium terug te komen op de uitwerking van het aspect “snelle gezinshereniging” in nieuwe Dublinregelgeving.
Nummer | T02712 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 17 april 2018 |
Deadline | 1 januari 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | Drs. C.P.W.J. Stienen MA (D66) mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | overig |
Onderwerpen | dublinverordening gemeenschappelijk asielbeleid |
Kamerstukken | EU-voorstellen: Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel COM(2016)465, 466, 467 en 468 (34.585) EU-voorstellen: Herziening Dublinverordening COM(2016)270, verordening tot herziening van EASO COM(2016)271 en verordening tot herziening van EURODAC COM(2016)272 (34.482) |
Kamerstukken I 2018-2019, 34 482, C - blz. 5
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Misschien kan de Staatssecretaris in dat verband ook ingaan op de situatie van gezinsleden die in het kader van Dublin nu eigenlijk kunnen doorreizen naar bijvoorbeeld Duitsland of Nederland. Moeten die dan inderdaad eerst weer terug naar een derde land? Hoe verhoudt zich dat tot het belang van een snelle gezinshereniging?
Mevrouw Stienen (D66):
(…)
Ik sluit aan op de laatste vraag van mevrouw Strik, ook met het oog op de brief. Als ik de term «gezinshereniging» als zoekterm daarin probeer te vinden, dan komt die niet naar boven. Ik heb dat gemist in het overzicht. Hoe zit het nu eigenlijk met gezinshereniging en de positie van gezinsleden door al deze zeven onderdelen heen?
Kamerstukken I 2018-2019, 34 482, C - blz. 9-10
Staatssecretaris Harbers:
Zou u die vraag in één zin kunnen herhalen?
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Betekent dit dat gezinsleden van vluchtelingen die al ergens in de Unie zijn, op grond van de niet-ontvankelijkheidsprocedure eerst weer worden teruggestuurd naar een land buiten Europa, waar zij de gezinsherenigingsprocedure moeten afwachten? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met het belang van een snelle gezinshereniging?
Staatssecretaris Harbers:
Laat ik de vraag daarachter beantwoorden en niet gaan grasduinen in: hoe zit dat nu in de voorstellen? Die zijn nu juist nog in bespreking. Als iemand een status heeft als vergunninghouder binnen de Europese Unie, gelden de gebruikelijke nareisregels. Dan zou zo iemand zijn gezinsleden kunnen laten overkomen. Op het moment dat we het bekijken vanuit de Dublinverordening, interpreteer ik het zo dat mevrouw Strik de situatie bedoelt dat er één gezinslid in de Europese Unie binnen is. Andere gezinsleden bevinden zich nog buiten de Europese Unie. Op zo’n moment zou degene die in een lidstaat de asielprocedure voert, daar in behandeling genomen moeten worden en daar uiteindelijk wel of niet een status moeten krijgen. Dat is dan de basis om de gezinsleden naar die lidstaat te laten overkomen, om daar de hereniging te laten plaatsvinden. Dat is zoals de Nederlandse regering het beoogt. Ik hoop dat dat ook is wat mevrouw Strik bedoelt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Stel dat een gezinslid zich in Griekenland bevindt, terwijl de echtgenoot of de ouders in Duitsland zijn. Dan kunnen ze in het kader van Dublin worden doorgestuurd naar Duitsland. Wat er nu gaat gebeuren op grond van nieuwe Dublinregels is dat mensen eerst weer de Europese Unie uit worden gestuurd, bij wijze van spreken, en dan weer op een procedure moeten wachten. U weet misschien ook dat het in Duitsland voor subsidiair beschermden nogal wat jaren kan duren voordat dit gebeurt. Daarom vroeg ik: hoe verhoudt dit zich tot het belang van een snelle gezinshereniging?
Staatssecretaris Harbers:
We zien dit in de praktijk niet altijd, maar het is wel een voorbeeld dat ook bij de huidige regelgeving, in de woorden van mevrouw Strik, een soort juridisch limbo zit. We beogen nu juist dat straks die verantwoordelijkheden van meet af aan transparant zijn. Op die manier kijken we naar de opzet van de nieuwe Dublinregels. Als de zorg van mevrouw Strik daarachter is dat we toch niet onnodig mensen laten bewegen terwijl je weet dat ze uiteindelijk toch weer binnenkomen, dan wil ik wel rekening houden met die zorg. Misschien is het het handigst dat ik in een later stadium bij de Kamer erop terugkom hoe we dit al dan niet hebben weten te verankeren in nieuwe Dublinregelgeving. Wij zien het overigens niet op grote schaal, maar wellicht kunnen we in de praktijk ook op andere manieren tegemoetkomen aan de zorg die daarachter zit.
Brondocumenten
-
21 april 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
5 februari 2019
nieuwe status: voldaan -
17 april 2018
toezegging gedaan
Toezegging In de toelichting van de AMvB’s ingaan op de aspecten noodweer en geweldsinstructie (34.558) (T02762)
De Minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schouwenaar (VVD), toe in de toelichting van de AMvB’s in te gaan op de betekenis van de geweldsinstructie en het leerstuk van noodweer in relatie tot de strafuitsluitingsgronden.
Nummer | T02762 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 maart 2019 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | Mr. J.M. Schouwenaar (VVD) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | lagere regelgeving |
Onderwerpen | geweldsinstructie Koopvaardij Vessel Protection Detachment |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Koopmans en Van Helvert Wet ter Bescherming Koopvaardij (34.558) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 21 item 11 - blz. 4
De heer Schouwenaar (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Tot slot heeft mijn fractie nog een tweetal vragen. Allereerst de noodweer. Het strafrecht kent een uitvoerige regeling van de noodweer. In hoeverre regelt dit wetsvoorstel hetzelfde als het leerstuk noodweer doet? Zijn we dubbel werk aan het doen? Of zijn er onderdelen van de burgerbeveiliging die niet onder noodweer vallen, bijvoorbeeld voorbereidingsmaatregelen? In zijn brief kondigt de minister een beschouwing over noodweer aan. Misschien wil hij nu alvast een tipje van de sluier oplichten, bij wijze van try-out.
Handelingen I 2018-2019, nr. 21 item 13 - blz. 13
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Ik kom bij de vragen van de heer Schouwenaar. Hij vroeg of ik een tip van de sluier kan oplichten op het gebied van de geweldsinstructie en het leerstuk van noodweer. Dat heb ik in de brief van 18 januari aangekondigd, maar ik heb gezegd dat ik dat ga doen in de toelichting bij de AMvB. Die komt in concept naar uw Kamer. Het lijkt me goed om daar dan gericht met elkaar over te discussiëren.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 21, item 13
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 21, item 11
-
-
23 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van J&V over de notificatie van het ontwerpbesluit en de ontwerpregeling Bescherming koopvaardij bij de Europese Commissie
Op 23 november 2021 voor kennisgeving aangenomen.
EK, J
-
-
11 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 mei 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
12 maart 2019
toezegging gedaan
Toezegging In de uitvoeringsfase terugkomen op de regels voor vergunningverlening voor Vessel Protection Detachments (34.558) (T02763)
De Minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (GroenLinks), toe in de uitvoeringsfase van het initiatiefvoorstel terug te komen op de regels voor vergunningverlening voor Vessel Protection Detachments.
Nummer | T02763 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 maart 2019 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
Kamerleden | mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | lagere regelgeving |
Onderwerpen | Nederlandse koopvaardijschepen Vessel Protection Detachment |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Koopmans en Van Helvert Wet ter Bescherming Koopvaardij (34.558) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 21 item 11 - blz. 7
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik begin met de vormgeving van het wetsvoorstel. De SP zei hierover in de schriftelijke behandeling al dat het een uitgekleed voorstel is, gezien de delegatiebepalingen voor uitwerking van het wetsvoorstel in lagere regelgeving. De initiatiefnemers ontkennen dit en benadrukken dat delegatiebepalingen "nuttig, raadzaam en gebruikelijk zijn", zonder afbreuk te doen aan de "helderheid en overzienbaarheid" van het wetsvoorstel.
Deze redenering kan mijn fractie niet helemaal volgen. Het gewijzigd voorstel van de wet beslaat krap acht pagina's. Hier had dus best wel wat meer uitwerking bij gekund. Maar veel belangrijker nog is dat juist in de AMvB's cruciale zaken zullen worden geregeld die raken aan de proportionaliteit en uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Dit doet afbreuk aan de controlerende taak van deze Kamer, dus ter plekke, bij de behandeling van het wetsvoorstel. Dit komt immers de plenaire behandeling niet ten goede. Maar ook achteraf wordt het moeilijker, want bij een AMvB is het altijd lastig voor een parlement om voldoende controle te houden op hoe het er uiteindelijk uit komt te zien. Ik noem twee voorbeelden die in nadere regels worden vormgegeven en die daarvoor bezwaren kunnen zijn.
Als eerste voorbeeld verwijs ik naar artikel 4, lid 2, sub a en b, dat regelt dat de minister van JenV bij AMvB een aantal zeemijlen en een percentage extra kosten van een voorgenomen transport vaststelt. Op basis van die criteria kan een reder een beroep doen op particuliere beveiliging in plaats van een VPD. De regering heeft nu aangegeven om van plan te zijn om met zo'n AMvB te bepalen dat zo'n VPD niet 20% duurder uitvalt, of dat een koopvaardijschip niet meer dan 100 mijl moet omvaren. Dit is net ook al gememoreerd. Dit om een level playing field voor de Nederlandse koopvaardij te faciliteren. Mijn fractie vreest voor een glijdende schaal, waar minder stringent gereguleerde private beveiliging in andere landen wellicht goedkoper en zonder vergunning kan opereren. We weten nu het voornemen van zo'n AMvB. Die kan misschien zo vorm krijgen, maar kan daarna ook nog weer worden gewijzigd.
Handelingen I 2018-2019, nr. 21 item 13 - blz. 21
Minister Grapperhaus:
Ten slotte, de regels voor vergunningverlening komen in de AMvB. Voor alle duidelijkheid, de heer Backer had het even over die subdelegatie, maar de geweldsinstructie komt ook in de AMvB, maar dat had ik ook al in de inleiding gezegd. Voorzitter. Dat waren nog even de aanvullende punten die ik wilde beantwoorden.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Het spijt me dat ik toch nog een laatste vraag moet stellen. Ik had gevraagd wie die normen en regels voor die private beveiligers dan opstelt. Gebeurt dat door het ministerie van Defensie? En hoe zit het dan met die standaarden ten opzichte van de standaarden die het ministerie zelf hanteert ten aanzien van de veiligheid en inzet?
Minister Grapperhaus:
Die regels komen uiteraard tot stand in overleg met het ministerie van Defensie, ook vanuit het deskundigheidsperspectief.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Nou ja, en dan het vervolg van die vraag: hoe zit het dan met die standaarden? We hebben het erover gehad dat het VPD gebaseerd is op bepaalde veiligheidsnormen die het ministerie hanteert. Hoe verhouden die zich tot de normen die voor private beveiligers worden opgesteld? Zijn er dan twee soorten sets standaarden of uitgangspunten wat betreft de veiligheid?
Minister Grapperhaus:
Nee, maar dan ga ik weer helemaal terug naar dat systeem van de certificering zoals het ook in het wetsvoorstel vastligt. Ik had het er net nog even bij gepakt; ik moet het nu weer even zoeken. Ik begrijp de door uw Kamer op dat punt geuite zorg: gaan we niet de kant op drijven, om naar in maritieme termen te blijven, van goedkope stuntaanbieders die zeggen dat ze het met anderhalve man en een rubberbootje kunnen regelen? Daar hebben we het ook in mijn eerste termijn over gehad. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Daar steken de hele vergunningverlening en de certificering zoals die in hoofdstuk 4 van de wet staan, heel duidelijk een stokje voor. Maar dan komen we ook weer op hoe dat eruit gaat zien. In de uitvoeringsfase kom ik daar bij u op terug bij die AMvB's.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 21, item 13
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 21, item 11
-
15 februari 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 mei 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
12 maart 2019
toezegging gedaan