Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel juli 2017)



Dit is het rappel tot 02-07-17.

 




Toezegging Evaluatie regeling ANBI’s en SBBI’s (31.930) (T01183)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van het lid Essers toe om de regeling ten aanzien van ANBI’s en SBBI’s na enkele jaren te zullen evalueren.


Kerngegevens

Nummer T01183
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2009
Deadline 1 mei 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen ANBI’s
evaluaties
SBBI’s
Kamerstukken Wijziging Successiewet 1956 inzake vereenvoudiging bedrijfsopvolgingsregeling en herziening tariefstructuur (31.930)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 13 – blz. 456

Staatssecretaris De Jager: […] Ik kan een toezegging doen op het punt van de evaluatie. Ik zeg erbij dat een ANBI en een SBBI bij de belastinguitgaven onze financiënsystematiek volgen en daarmee automatisch periodiek worden geëvalueerd. Ik wil echter nog eens specifiek duidelijk toezeggen dat wij een en ander inderdaad zullen doen. Wij moeten natuurlijk wel iets kunnen evalueren, dus wij moeten een aantal jaren ervaring hebben met het nieuwe regime. Vervolgens kunnen wij tot evaluatie overgaan.

Handelingen I 2009-2010, nr. 13 – blz. 431

De heer Essers (CDA): […] Wij vertrouwen erop dat de Belastingdienst zich constructief en redelijk zal opstellen bij het toetsen van deze criteria ten aanzien van de hier bedoelde verenigingen. Dat geldt uiteraard ook voor het beleid ten aanzien van de toekomstige SBBI’s. Graag worden wij door de staatssecretaris periodiek op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen op dit terrein. Vanwege de grote betekenis van algemeen nut en het sociaal belang behartigende instellingen voor onze samenleving, of het nu ANBl’s of SBBI’s zijn, vinden wij het van groot belang dat deze regeling na verloop van een aantal jaren grondig wordt geëvalueerd. Een toezegging van de staatssecretaris hierover stellen wij zeer op prijs.

Handelingen I 2009-2010, nr. 13 – blz. 477

De heer Essers (CDA): […] Veel fiscale discussies en wetsvoorstellen gaan over de vraag hoe ondernemingen kunnen worden gestimuleerd. Dat zal ook volgende week weer blijken als wij het belastingpakket gaan behandelen. Dat is ook terecht, want ondernemingen zijn immers de motoren van onze economie. Maar zonder de verenigingen waar wij het vandaag vooral over gehad hebben, de koren, de gildes, de schutterijen, de fanfares en harmonieën, zal onze samenleving kil en kleurloos zijn. Daarom is het goed dat tijdens dit debat zoveel zorg en aandacht aan het levende culturele erfgoed is besteed. Wij stellen ook de toezegging van de staatssecretaris op prijs, dat de uitvoering van de regeling periodiek zal worden geëvalueerd en dat er ook over zal worden gerapporteerd, en dat de Belastingdienst zoals gebruikelijk constructief en redelijk met de ANBI- en SBBI-regeling zal omgaan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) (T01865)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Wet houdbare overheidsfinanciën te evalueren en daarbij de ontwikkeling van investeringen en andere factoren die het EMU-saldo van de decentrale overheden hebben beïnvloed betrekken. Medio 2015 wordt hier voor het eerst naar gekeken.


Kerngegevens

Nummer T01865
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
houdbare overheidsfinanciën
Kamerstukken Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37

De heer Ester (ChristenUnie): De Wet Hof zal geëvalueerd worden. Is er overigens een reden dat het voorstel hiertoe niet zelf in de wet is opgenomen? Mijn fractie vraagt de minister, vooral de investeringskwestie een grote rol in de evaluatie te laten spelen. Dat is immers een kernpunt in de discussie tussen het Rijk, de gemeenten, provincies en waterschappen. Kan de minister dit toezeggen? Hier staan grote sociaaleconomische belangen en werkgelegenheidsbelangen op het spel. Decentrale overheden, zeker ook gemeenten, krijgen de komende paar jaar al genoeg voor de kiezen in het kader van de grote decentralisatietrajecten rond werk, jeugd en zorg.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 70

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd waarom de wet geen evaluatiemoment bevat. Hij heeft ook gevraagd of er in de evaluatie aandacht zal zijn voor de investeringsniveaus. Zoals net al is gezegd, is met de decentrale overheden afgesproken dat medio 2015 wordt bezien of de verwachte daling van de norm zich ook aftekent en of de afgesproken verdere daling in 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is. De realisaties van het saldo in de dan achterliggende jaren dienen dan als input. Ook zullen wij de ontwikkeling van investeringen en andere factoren die het EMU-saldo van de decentrale overheden hebben beïnvloed, daarbij betrekken en bekijken of het verantwoord is om de tekortnorm geleidelijk aan te verlagen op weg naar dat begrotingsevenwicht op de middellange termijn. Het financieel akkoord dat wij met de decentrale overheden hebben gesloten, is een logische plek voor deze afspraak. Dat bestuurlijk overleg wordt dan hervat. Nogmaals, in de wet zelf zijn geen normen vastgelegd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren Kamer over gebruik van dwingende macro-normen en referentiewaarden decentrale overheden in de EU (33.416) (T01866)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Kamer te informeren over het gebruik van dwingende macro-normen voor decentrale overheden in andere EU landen nadat de Europese Commissie (EC) hiervan een overzicht heeft gepubliceerd. De Minister geeft aan dat de EC in 2014 met een overzicht komt.


Kerngegevens

Nummer T01866
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen decentrale overheden
Europese Commissie
macronormen
referentiewaarden
Kamerstukken Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37

De heer Ester (ChristenUnie): Lagere overheden zullen worden geconfronteerd met een dwingende macronorm van 0,5% bbp en de preventieve sancties die daarbij horen. Die norm wordt door vertaald naar referentiewaarden voor de afzonderlijke decentrale overheden. Deze macronorm is echter geen Brussels directief maar komt eigenlijk uit de koker van het kabinet zelf. Over de uitwerking ervan is het wetsvoorstel weinig transparant. Kan de minister de concrete gang van zaken rond de referentiewaarden uit de doeken doen en ingaan op de regiemacht van de lagere overheden in deze context? Daarbij stel ik de vraag of andere EU-landen ook met dwingende macro-normen en referentiewaarden werken.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 72

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd of andere landen ook met dwingende macronormen werken voor decentrale overheden. De Europese Commissie zal in 2014 een definitief overzicht geven van de wijze waarop de lidstaten de Europese afspraken in nationale wetgeving hebben verwerkt. Zoals bekend is de implementatiedatum 1 januari 2014. Op basis van een begin dit jaar verschenen tussenevaluatie van de richtlijn inzake minimumnormen voor begrotingsraamwerken zijn er meerdere lidstaten die een macronorm hebben afgesproken met decentrale overheden of die bezig zijn om deze nu vast te leggen. Dat gebeurt in Duitsland, Italië en Oostenrijk. Portugal doet het identiek aan hoe Nederland het doet. Als daar behoefte aan is, kan ik de Kamer daarover informeren zodra de Commissie volgend jaar het overzicht heeft gepubliceerd. Ik zeg dat hierbij toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren van de Kamer over Banking Structural Reform verordening (34.155) (T02169)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Apeldoorn (SP), toe de Kamer met grote regelmaat te informeren over de voortgang van de onderhandelingen over de Banking Structural Reform verordening.


Kerngegevens

Nummer T02169
Status voldaan
Datum toezegging 8 september 2015
Deadline 1 januari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Banking Structural Reform
Kamerstukken Goedkeuring Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (34.155)


Uit de stukken

Handelingen I 2014-2015, nr. 39, item 7 - blz. 6

De heer Van Apeldoorn:

Is de minister het met ons eens dat het probleem van too big to fail nog altijd niet is opgelost met deze bankenunie, en dat het resolutiefonds die oplossing ook niet gaat bieden? En dat terwijl er toch veel simpelere en doeltreffendere oplossingen denkbaar zijn. Als we nu eindelijk eens echt werk zouden maken van bijvoorbeeld de aanbeveling van de commissie-De Wit om banken te splitsen in een zakendeel en een nutsdeel, en als we banken kleiner, nationaler, in plaats van steeds groter en internationaler zouden maken, zouden we dan niet al een heel eind op weg zijn? Knip de banken op en zorg ervoor dat ze niet langer too big to fail zijn. Als we vervolgens het spaardeel van de banken in overheidshanden zouden brengen, er echte openbare nutsbedrijven van zouden maken, dan zouden we al helemaal op de goede weg zijn. Immers dit deel van het bankwezen vervult een kerntaak van publieke dienstverlening en mag daarom ook niet failliet gaan. De logica gebiedt dat wat niet failliet mag gaan, ook niet in private handen mag zijn. Dat is toch een logica die elke rechtgeaarde aanhanger van de vrijemarkteconomie zou moeten aanspreken, evenals elke rechtgeaarde socialist of sociaaldemocraat. Als we ook die vervolgstap zouden nemen, dan zou het overgebleven private deel van de bankensector, daar waar grote winsten gemaakt worden in het casino van de mondiale kapitaalmarkten, met alle risico's van dien, ook gewoon failliet kunnen gaan. Dan heb je het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds in onze visie helemaal niet nodig. En dan zouden we niet weer een nieuwe stap hoeven nemen die leidt tot een verdere uitholling van de nationale democratie.

Handelingen I 2014-2015, nr. 39, item 7 - blz. 12

Minister Dijsselbloem:

De heer Van Apeldoorn heeft nog gevraagd, als je alles overziet, of de too-big-to-failproblematiek is opgelost. Hij zou graag een ja of nee horen. Er ligt nog één bouwsteen die niet is uitgevoerd. Dat is het rapport van Liikanen. Dat gaat over het scheiden binnen een bank of het uit elkaar trekken buiten de bank van zaken en nutsactiviteiten. De onderhandelingen daarover vinden nog plaats in Brussel, in de Raad en in het Parlement. Het Parlement moet er nog een positie over innemen. Het gaat over de Banking Structural Reform verordening. Ik zal ervoor zorgen dat de Kamer met grote regelmaat wordt geïnformeerd over de voortgang daarmee. Nederland is overigens grosso modo tevreden over de voorstellen van de Commissie op dat punt. Wij denken dat de verdere scheiding van activiteiten de stabiliteit in de sector nog verder zal verbeteren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging SNS (34.300) (T02187)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van het lid Van Apeldoorn, de Kamer te informeren over de SNS.


Kerngegevens

Nummer T02187
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen nutsbedrijf
retailbanken
SNS Bank
volksbank
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 3

De heer Van Apeldoorn (SP):

Hoe staat het nu met de privatiseringsplannen met betrekking tot SNS? De eigen partij van de minister is het met ons eens dat SNS beter een nutsbedrijf kan blijven. Hoe kijkt de minister daartegen aan? De SP-fractie vraagt zich af inhoeverre de minister zich altijd laat leiden door het publieke belang van een stabiele Nederlandse bancaire sector en of hij zich niet te vaak laat inpakken door de sterke lobby van diezelfde sector. De recente onthullingen, die de geschiedenis in zullen gaan als "cocogate", doen onze fractie vrezen dat we te vaak de banken de dienst uit laten maken in plaats van proberen die banken echt dienstbaar te maken aan de samenleving. Cocogate staat helaas niet op zichzelf. De lobbymacht van grootbanken en hun al te nauwe banden met de politiek en toezichthouders - we zien dit bijvoorbeeld ook met de ECB, getuige recente onthullingen in de Financial Times - is een structureel probleem, dat onze democratie ondermijnt en voorkomt dat echt doorgepakt wordt. ING vindt dit soort "meedenken" normaal. Vindt de minister dat eigenlijk ook? Kan hij ons vertellen wie er nog meer "meedenkt" op dit niveau? Laat de minister bijvoorbeeld kritische ngo's op hetzelfde niveau meedenken?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 43

Minister Dijsselbloem:

De SP-fractie had een vraag over SNS. Moet SNS niet worden behouden als volksbank voor de nutsfunctie? Alle grote retailbanken in Nederland, die we allemaal kennen, hebben een nutsfunctie. Zij dragen namelijk bij aan het bestaan van betalingsverkeer. Zij vervullen een nutsfunctie voor het betalingsverkeer voor particulieren en bedrijven. Dat zit voor mij niet in één bank. Dat zit ook niet in de vraag of die bank wel of niet in overheidshanden is. Ik wil die nutsfunctie veiligstellen. Dat doen we op verschillende manieren. Het model voor SNS is een eenvoudige bank met eenvoudige producten: de basic bank. Dat is precies de strategie en visie die SNS Bank nu ontwikkelt. Ook daar is dus wat mij betreft geen discussie over. Dan blijft de vraag over of de overheid dan die bank in handen moet houden. Daarover hebben we nog geen beslissing genomen. Die nemen we medio 2016. Ik zeg er wel bij dat mijn uitgangspunt is dat al deze interventies van de Staat tijdelijk waren. Dat heeft minister Bos gezegd toen hij ABN AMRO overnam, dat heeft Jan Kees de Jager na hem gezegd en ik zeg het beiden na. Dat waren tijdelijke interventies, dat is het uitgangspunt. De specifieke beslissing per instellingnemen we zorgvuldig en pas op zijn vroegst in de tweede helft van 2016 kom ik over SNS verder te spreken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Btw-behandeling (34.117 / 34.320) (T02240)

De staatssecretaris van SZW zal, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, de wens van de Kamer om een gelijke btw-behandeling toe te passen ten aanzien van de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, na ommekomst van de bevindingen van de advocaat-generaal in maart 2016, meenemen in de afwegingen van het kabinet hierover. De conclusies van het kabinet zullen zo spoedig mogelijk ter bespreking aan beide Kamers worden voorgelegd.


Kerngegevens

Nummer T02240
Status voldaan
Datum toezegging 22 december 2015
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Mr. C.J. Kok (PVV)
Drs. F.C.W.C. Lintmeijer (GroenLinks)
J.G. Nagel (50PLUS)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen BTW-heffing
pensioenfondsen
pensioenregelingen
BTW
Kamerstukken Novelle Wet algemeen pensioenfonds (34.320)
Wet algemeen pensioenfonds (34.117)


Opmerking

De Kamer heeft over dit onderwerp tevens de motie-Oomen-Ruijten aanvaard, waarin de regering om een voorstel tot reparatie wordt verzocht. De commissie SZW heeft op 6 juli 2017 een brief naar de staatssecretaris van zowel SZW als FIN gestuurd waarin de commissie te kennen geeft uit te zien naar nadere informatie over de btw-heffing wanneer de aanpassing van het pensioenstelsel nader gestalte krijgt (32043 / 33972, M). Op 3 april 2018 heeft de commissie besloten (daarnaast) de discussie in de Tweede Kamer te blijven volgen en dit onderwerp op een later moment in een gezamenlijke vergadering met de commissie Financiën te agenderen. Toezegging T02240 blijft in afwachting hiervan als deels voldaan geregistreerd staan.

Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 1 /2

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik wil derhalve beginnen met de btw-vrijstelling. Een groot aantal woordvoerders heeft gevraagd of het kabinet een onderzoek zou willen doen naar die btw-vrijstelling, ook voor DB-regelingen. De Kamer begrijpt dat ik na ommekomst van de eerste termijn nog even in conclaaf ben gegaan met mijn collega op Financiën, de heer Wiebes. Ik heb de Kamer gisteren goed beluisterd. De staatssecretaris van Financiën heeft gemeld dat er op dit moment een procedure bij de Hoge Raad loopt over die btw-behandeling van het beheer van de gemeenschappelijke beleggingsfondsen in relatie tot bedrijfspensioenfondsen. Het gerechtshof te Den Haag heeft de Belastingdienst gelijk gegeven, maar er is cassatie aangetekend bij de Hoge Raad. Ik heb begrepen dat in deze zaak een advocaat-generaal voor 31 maart 2016 conclusie neemt. In deze conclusie worden alle aspecten van de btw-vrijstelling meegenomen. Het betreft een onafhankelijk advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad. De Hoge Raad doet normaal gesproken vrij snel daarna uitspraak. Ik denk, en dat leg ik de Kamer voor, dat het logisch is dat we de conclusie van de advocaat-generaal afwachten voordat we verdere stappen zetten. Ik heb goed begrepen dat een aantal leden overweegt om mij te vragen om nog een onafhankelijk onderzoek te entameren — samen met mijn collega van Financiën, stel ik mij zo voor — maar ik zou het een groot goed vinden als we die conclusie van de advocaat-generaal zouden kunnen afwachten. [...]

Maar wat ik terug heb gekregen vanuit Financiën, is dat een advocaat-generaal voor 31 maart die conclusie neemt. Daar vaar ik nu even op. Mevrouw Oomen vraagt: wat doe je dan vervolgens? Dat is iets wat we in de boezem van het kabinet hebben te bespreken. Ook daarop kan ik natuurlijk niet vooruitlopen. Ik weet niet precies welke conclusie de advocaat-generaal zal neerleggen. Vervolgens moeten we natuurlijk na ommekomst van die conclusie kijken wat de Hoge Raad daarmee doet. Daarna is het kabinet weer aanzet. Kortom, dat is de ordentelijke weg. Ik wil de Kamer nogmaals vragen om die conclusie af te wachten.

De heer Postema (PvdA):

Ik zou dat inderdaad graag met de staatssecretaris willen afwachten, maar ik heb het idee dat deze Kamer ook wel een helder signaal heeft willen meegeven. Dat is het signaal dat het nu in het huidige wetsvoorstel als EU-proof wordt gepresenteerd, met een ongelijk speelveld als gevolg, terwijl veel fracties, in ieder geval die van mij, hebben gezegd dat ze dat als zodanig onwenselijk vinden. Het is heel goed dat het straks, als die uitspraak er is, weer in de boezem van het kabinet wordt teruggenomen, maar ik wil de bevestiging horen dat de staatssecretaris het signaal vanuit de Kamer serieus neemt dat zij dat speelveld wel gelijkelijk ingevuld wil zien.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb heel goed naar de Kamer geluisterd. Zij heeft het inderdaad gehad over het ongelijke speelveld en over het in Europa willen zijn van het beste jongetje of meisje van de klas. De Handelingen van dit debat spelen natuurlijk ook een rol bij de uiteindelijke afweging die het kabinet heeft te maken. Ik stel me zo voor dat op enig moment de conclusie vanuit het kabinet ook weer met beide Kamers wordt gedeeld, maar ik kan echt nog niet vertellen wanneer dat moment precies zal zijn.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 5/6

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

De staatssecretaris heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de btw-vrijstelling. Als ik het goed begrijp, dan loopt er een procedure. De advocaat-generaal gaat een conclusie trekken voor 31 maart, nog afgezien van het feit dat een en ander langer dan de periode tot 31 maart zou kunnen gaan duren, maar dan komt het: dan zouden wij moeten afwachten tot de Hoge Raad met een arrest komt. In de tussentijd gaat het kabinet bespreken wat het moet gaan doen na de conclusie van de advocaat-generaal. Dat duurt mij wat te lang. Nu wil ik niet vervelend zijn en ik heb ook goed geluisterd naar de aardige woorden van de staatssecretaris. Daarom heb ik een motie, die ik een beetje had voorbereid, wat aangepast. [...] verzoekt de regering: opdracht te geven tot een onafhankelijk extern onderzoek naar de mogelijkheden om binnen de ruimte die de btw-richtlijn biedt ook in Nederland een gelijke btw-behandeling toe te passen wat betreft de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie; bij voorkeur bij de Voorjaarsnota te komen met een voorstel tot reparatie van deze problematiek dat zijn neerslag kan krijgen in de Fiscale verzamelwet 2016.

De heer Postema (PvdA):

Hoe moet het nou met dat onderzoek? Die onderzoekers zullen zelf toch ook zeer benieuwd zijn naar de uitspraak van de Hoge Raad? Hebben wij dan geen probleem van volgtijdelijkheid? Is het in die zin niet beter om de uitspraak van de Hoge Raad af te wachten en de staatssecretaris vooral ertoe op te roepen om daar naar aanleiding van die uitspraak een standpunt over in te nemen dan wel nader onderzoek naar te laten doen?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ten eerste willen wij deze zaak niet op de lange baan schuiven. Ten tweede zegt de staatssecretaris dat de advocaat-generaal voor 31 maart met een advies zou komen. Daarna gaat men in de boezem van het kabinet overleggen wat daarmee te doen. Dat vinden wij te onzeker. Daarom dienen wij die motie in.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 7/8

De heer Kok (PVV):

De motie inzake het btw-onderscheid die ik gisteren zelf aankondigde, kan wat mij betreft achterwege blijven, nu mevrouw Oomen een motie heeft geconcipieerd met dezelfde strekking. Naar onze mening kan deze motie gewoon doorgang vinden. Wij zien het als een steun in de rug voor de staatssecretaris, zelfs nu er een procedure is gestart bij de Hoge Raad en wij die moeten afwachten, terwijl wij eigenlijk niet weten op welke termijn een en ander tot een einde zal worden gebracht.

De heer Elzinga (SP):

Het punt van de btw-vrijstelling was ook voor mijn fractie een van de hoofdpunten in eerste termijn. Dank voor de schets van de aanstaande ontwikkelingen in de jurisprudentie. De mening van de vorige sprekers dat het toch nog wel even gaat duren, deel ik ook. Ik waardeer het zeer dat de jurisprudentie en die ontwikkelingen uitermate belangrijk zijn en dat deze reflectie natuurlijk wordt meegenomen naar de boezem van het kabinet. Dat het verslag van dit debat ook wordt meegewogen, gaat mijn fractie niet ver genoeg. Ik denk dat wij hier in de Kamer een breed draagvlak hebben voor het standpunt dat de verschillen in btw-behandeling gewoon onwenselijk zijn. Wij staan eigenlijk op het standpunt dat de btw-vrijstelling ook voor DB-regelingen een belangrijk goed is. Wij zijn in dit huis van mening dat dit kan binnen de Europese regeling. Ook andere landen zijn van mening dat het kan. Het gebeurt ook. Wij hebben de motie van senator Oomen dan ook uit overtuiging meeondertekend. Wij zullen die ook steunen.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

De motie over de btw zullen we steunen. Ik snap dat de staatssecretaris eerst bekijkt waarmee de advocaat-generaal komt. Dat laat onverlet de inhoudelijke positie die deze Kamer heeft ingenomen ten aanzien van de wenselijkheid van een equal playing field. Wellicht zal alleen de oplossing van de zaak anders worden, afhankelijk van de uitspraak van de advocaat-generaal.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 9

Staatssecretaris Klijnsma:

De motie van mevrouw Oomen (34117/34320, letter H) over de btw-behandeling, die zij mede namens een groot aantal anderen heeft ingediend, is zeer relevant. In mijn betoog in eerste termijn heb ik mede namens mijn collega van Financiën — eerlijk gezegd hoort dit onderwerp bij hem thuis; ik zit hier namens het kabinet — verteld hoe de route is van de rechtsgang op dit punt. Ik blijf het een groot goed vinden dat de advocaat-generaal zijn bevindingen aan ons doet toekomen en dat we op dat punt bekijken hoe de situatie zich ontrolt. De strekking van de motie is dat we nu reeds opdracht zouden moeten geven tot een onafhankelijk extern onderzoek en dat we bij voorkeur bij de Voorjaarsnota zouden moeten komen met een voorstel tot reparatie van de problematiek. Dat is nu net een stapje te enthousiast.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik heb in vreselijke krabbelletters ook iets toegevoegd aan de motie, namelijk: "rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie". Dit betekent dat u geen apart onderzoek meer moet doen, maar dat u, voordat u dat gaat onderzoeken in de boezem van uw kabinet, weet wat de Eerste Kamer vindt.

Staatssecretaris Klijnsma:

Kijk, dit is andere koek. Als dat zo is, als we dus eerst de jurisprudentie en dus vooral de bevindingen van de advocaat-generaal kunnen afwachten, dan is dat in lijn met wat het kabinet heel logisch vindt. Ook wij zijn natuurlijk benieuwd naar wat de advocaat-generaal zo meteen te berde brengt en willen alsdan heel graag nagaan welk pad afgelopen kan worden. Mocht er nog iets kunnen bij de Voorjaarsnota, dan zou dat heel plezierig zijn. De Kamer begrijpt dat ik dit laatste niet kan toezeggen. Wat doe ik nu met het oordeel over deze motie? Het is een beetje lastig. Ik ga nu even inzoomen. Er staat, zoals mevrouw Oomen heeft aangevuld, dat wij na ommekomst van de bevindingen van de advocaat-generaal kunnen bekijken hoe wij daarmee omgaan. Dat zal de Hoge Raad doen, maar het kabinet ook. Er staat tussen gekrabbeld dat we bij Voorjaarsnota zouden moeten komen met een voorstel. Ik duid deze motie zo dat als we dat niet zouden kunnen halen, de Eerste Kamer niet onmiddellijk — als ik mij zo mag uitdrukken — van haar à propos is. Als ik de motie zo mag uitleggen, dan kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tussenlaag zzp-middeling (34.036) (T02259)

De Staatssecretaris van Financiën zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Strien (PVV), erop toe te zien dat de tussenlaag van zzp-bemiddeling wordt voorkomen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02259
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen tussenlaag zzp-bemiddeling
zorg
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.27

De heer Van Strien (PVV):

In het nieuwe stelsel hebben opdrachtnemer en opdrachtgever een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ze stellen immers samen een contract op of sluiten samen een of ander standaardcontract, terwijl die verantwoordelijkheid eerst vrijwel uitsluitend bij de opdrachtnemer lag. De opdrachtnemer hoefde immers alleen die VAR aan te vragen en toonde die desgewenst aan de opdrachtgever. Doordat nu de opdrachtgever ook effectief onderwerp van handhaving door de Belastingdienst kan worden, wat overigens op zich heel logisch lijkt, bestaat het risico dat opdrachtgevers middelen zoeken om eventuele risico's van inhuur van zzp'ers uit te sluiten. Het ontstaan van een tussenlaag van zzp-bemiddeling is in de pers genoemd. Een situatie waarbij de marges voor tussenpersonen bizar hoog zijn. Vooral in de zorg zou dit voorkomen. Het uiteindelijke gevolg zou kunnen zijn dat de zelfstandige hierdoor een lager tarief krijgt. Dat lijkt mijn fractie een ongewenste situatie. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de staatssecretaris vooral op dit punt uitgebreid in zou willen gaan. Mogelijk kan hij onze zorgen op dit punt wegnemen. Het gaat ons daar bij vooral om de volgende vragen. Ziet de staatssecretaris ook die ontwikkeling van tussenpersonen tussen zzp'er en uiteindelijke opdrachtgever? Zo ja, acht hij die ontwikkeling ook ongewenst? Is hij bereid om ongewenste ontwikkelingen als deze, indien die zich voordoen krachtig te bestrijden?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.42

Staatssecretaris Wiebes:

Disintermediation is in volle gang en dan zouden wij het tegenovergestelde gaan doen door het laten vervallen van de VAR. Dat is niet wenselijk en niet logisch. Ik kan ook niet bedenken waar dat aan zou kunnen liggen. De kern is namelijk dat intermediairs, zo ze bestaan en waar ze bestaan, ook ondernemingen zijn. Ze moeten zich op dezelfde manier aan dezelfde wet houden, met mogelijkerwijs modelovereenkomsten die van dezelfde site af komen. Voor hen geldt de DBA ook en zij worden ook gecontroleerd. Je kunt niet zeggen: ik word nu gecontroleerd, ik ben er verantwoordelijk voor, maar ik schuif het af naar iemand die buiten het blikveld zit. Dat kan niet want ook daar werkt de Belastingdienst. Ook voor intermediairs geldt dat een ondernemer een ondernemer is, een dienstverband een dienstverband en een werknemer een werknemer. De kaart van de payrolling wordt stevig getrokken, maar in veel gevallen heeft dit met andere dingen te maken dan met deze wet.

De heer Van Strien maakt zich zorgen of dit ook in de zorg zou kunnen gebeuren. Het lijkt mij onwenselijk als dit als gevolg hiervan gaat gebeuren. Het lijkt mij ook onlogisch. Ik verwerk het daarom in een toezegging. Ik ken nog twee andere collega's in het kabinet die dit onlogisch, maar ook zeer onwenselijk zouden vinden. Ik ga met hen afspreken dat wij er stevig op gaan letten. Ik ben ook bereid om, voordat de wet in werking treedt, terug te koppelen over wat wij zien gebeuren wat dit betreft. Als wij iets zien gebeuren, zal ik ook aangeven wat eraan te doen is. Er is namelijk geen reden voor, het levert geen maatschappelijke winst op, het is niet wenselijk en niet logisch, maar sommige onlogische dingen gebeuren echter toch. We zien ze nog niet, maar het is een belangrijk punt. Ik zeg daarom toe dat wij er speciaal op zullen letten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Openbaarheid kern van overeenkomst (nieuwe constructie) (34.036) (T02262)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat bepaalde gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond, op de site zal zetten en openbaar zal maken. (Dit betreft een nieuwe constructie, om net binnen de wet te blijven.)


Kerngegevens

Nummer T02262
Status openstaand
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen fiscale informatie
geanonimiseerd
kern
overeenkomsten
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.50

De heer Köhler (SP):

De staatssecretaris is eigenlijk op mijn uitdaging om met enige creativiteit te komen om het toch te kunnen doen —die openbaarheid — helemaal niet ingegaan. Ik doe daarom zelf maar een paar suggesties en verwacht van hem in tweede termijn een concrete toezegging zodat ik mijn fractie kan adviseren voor deze wet te stemmen. De eerste is dat de overeenkomsten niet alleen geanonimiseerd worden, maar ook worden ontdaan van alle bedrijfsspecifieke zaken zodat alleen de constructie overblijft, de kern van de over-eenkomst. Dat heeft mijn voorkeur. Het kan zijn dat de staatssecretaris dadelijk gaat antwoorden dat dat ook niet mag, omdat wij dan feitelijk die overeenkomst toch openbaar maken en de wet dat niet toestaat. Als de staatssecretaris van plan is om dat te antwoorden — ik ben dat overigens niet met hem eens — doe ik nog een andere suggestie. De Belastingdienst kan ook zelf kijken of er bij de vele aangeboden overeenkomsten, die hij voor de aanvrager niet mag publiceren, maar wel goedkeurt, niet een nieuw type overeenkomst zit. Een hele nieuwe constructie noem ik het maar even, om net binnen te wet te blijven. De Belastingdienst kan vervolgens zelf die constructie openbaar maken, in de vorm van een niet aanbevolen, maar wel mogelijke modelovereenkomst. Dat zou het minste zijn om tegemoet te komen aan ons dringende verlangen op dit punt.

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.51/52

Staatssecretaris Wiebes:

Ik vind zijn laatste idee creatief. De mensen die hiermee moeten werken, hebben hier razendsnel naar gekeken. Ik wil de heer Köhler de volgende toezegging doen voor het geval er daadwerkelijk een nieuwe constructie opduikt. Dat moet echt een nieuw inzicht zijn en geen kwestie van het verschuiven van bestaande knopjes of iets wat ergens in het midden tussen andere dingen uitkomt. Er moet echt iets opduiken waarvan wij kunnen zeggen dat het een nieuwe constructie is. Dat zal dan iemand zijn die op een andere manier dan de anderen probeert om onder het vaste dienst verband uit te komen, dan wel op andere manieren voordelen naar zich toe wil halen. Ik zeg toe dat ik die gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond dus, op de site zal zetten en openbaar zal maken. Ik loop daarmee wel een beetje langs het randje, maar ik zal ervoor zorgen dat het allemaal wel kan. Ik zeg er eerlijk bij dat ik hier baat bij heb. De geloofwaardigheid van de Belastingdienst is een van de dingen die in dit debat een rol hebben gespeeld. Ik heb baat bij een zo groot mogelijke geloofwaardigheid van de Belastingdienst. De toetsbaarheid maakt dat mensen kunnen zien wat er fout gaat. Ik geloof echter dat de geloofwaardigheid van de Belastingdienst hier op de lange termijn bij gebaat is. Ja, men kan zien dat de Belastingdienst soms iets fout doet, maar men kan ook zien dat eraan gewerkt wordt om dat te corrigeren. Men kan dan zien dat het hersteld wordt. Op die manier wordt de kwaliteit steeds hoger. Ik sta al in voor de kwaliteit, maar iedereen in deze zaal en ik zelf ook hebben er baat bij omdat zo toetsbaar en kwetsbaar mogelijk te doen, om open te zijn over wat er fout gaat en dat vervolgens te herstellen. Deze toezegging over de nieuwe constructies doe ik dus.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rendement op vastgoed (34.302/34.303/34.304/34.305/34.306/34.276) (T02313)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Kohler (SP),  een betere berekening voor het rendement op vastgoed te maken en daarin de huurinkomsten mee te nemen. 


Kerngegevens

Nummer T02313
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2015
Deadline 1 november 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen huurinkomsten
rendement op vastgoed
Kamerstukken Wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn 2015 (34.306)
Overige fiscale maatregelen 2016 (34.305)
Wet tegemoetkomingen loondomein (34.304)
Wet vrijstelling uitkeringen Artikel 2-Fonds (34.303)
Belastingplan 2016 (34.302)
Wet uitvoering Common Reporting Standard (34.276)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.12  item 4, - blz. 15

De heer Köhler (SP):

Wel hebben we een vraag over de berekening van het fictieve rendement op vastgoed, zoals de tweede woning. In het voorstel van de staatssecretaris wordt ervan uitgegaan dat de netto huuropbrengsten nul zijn en dat de gemiddelde waardestijging van koopwoningen van 4,25% in rekening wordt gebracht. De staatssecretaris schrijft er echter zelf bij dat dit fictieve rendement op deze manier nog te laag is berekend. Wij vragen hem dan ook voor volgend jaar meteen betere berekening voor het rendement op vastgoed te komen. Dat is ook nodig, omdat juist bij het vastgoed het niet eenvoudig zal zijn om snel over te gaan op het belasten van het werkelijk behaalde rendement.

Handelingen I 2015-2016, nr.13  item 8, - blz. 14

Staatssecretaris Wiebes:

De heer Köhler vraagt mij om een betere berekening voor het rendement op vastgoed te maken. Hij doet de voorzichtige suggestie om daarin de huurinkomsten mee te nemen. Als wij echt naar een systeem van werkelijk rendement willen, zullende huurinkomsten de meest problematische componentzijn. Omdat het bij particulieren gaat om vastgoed dat in veel gevallen niet verhuurd is, denk ik dat wij hiermee voorzichtig moeten zijn, maar ik neem de suggestie van de heer Köhler wel mee bij de verdere uitwerking.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Extreme inkomenseffecten (34.550) (T02367)

De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe te kijken of er extreme inkomenseffecten optreden als gevolg van regelgeving en beleid die de kloof tussen een- en tweeverdieners vergroten.


Kerngegevens

Nummer T02367
Status voldaan
Datum toezegging 1 november 2016
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen eenverdieners
inkomens
tweeverdieners
Kamerstukken Miljoenennota 2017 (34.550)


Uit de stukken

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6 - blz. 12

De heer Schalk (SGP): Echter, aan de onderlinge verdeling zitten donkere randen, vooral voor de eenverdieners. U wist dat ik erover zou beginnen. Vorig jaar bij de Algemene Politieke Beschouwingen gaf deze Kamer steun aan een motie die de regering verzocht om de kloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen. U weet ongetwijfeld nog dat eenverdieners soms wel vijfmaal zoveel belasting betalen. De kloof is met deze begroting echter niet verkleind, maar verbreed en verdiept. De eenverdiener gaat niet vijfmaal zoveel betalen, maar bijna zesmaal zoveel. Is dat eerlijk? Hoe beoordeelt de minister-president de verdieping van de kloof in het licht van de breedgedragen motie in deze Kamer? Kan hij een reactie geven richting al die mensen die kiezen voor mantelzorg of zorg voor hun kinderen, maar die het gevoel hebben dat ze daarvoor worden gestraft?

Dit heeft ook gevolgen voor een van de kabinetsdoelstellingen, te weten op het terrein van de arbeidsparticipatie. Als voorbeeld noem ik de 400.000 tweeverdieners met kinderen die minder dan €20.000 verdienen. Wordt het tweede inkomen verhoogd van €10.000 naar €20.000, dan hoeven ze daar geen enkele euro belasting over te betalen. Maar een eenverdiener die €22.000 verdient en die zijn salaris opschroeft naar €32.000, houdt van die €10.000 extra inkomsten nog geen €400 netto over. Vindt de minister-president dit reëel? Is hij het met mij eens dat hiermee de prikkel tot arbeidsparticipatie wordt aangetast? Is de minister-president bereid om in kaart te brengen hoe de belastingdruk uitpakt voor verschillende groepen? En is hij bereid om maatregelen te treffen om extreme belastingdruk te verzachten?

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6 - blz. 16-17

Minister Rutte: Dan is er natuurlijk altijd, ook in deze Kamer, het lastige onderwerp "eenverdieners en tweeverdieners". Daar zijn veel vragen over gesteld, door de Staatkundig Gereformeerde Partij, de ChristenUnie en uit andere hoeken. Feit is dat in het Nederlandse stelsel belastingheffing nu eenmaal in heel grote mate is gebaseerd op individueel inkomen. Daar zit een filosofie achter, namelijk om de economische zelfstandigheid en de emancipatie van de minst verdienende partner — in veel gevallen is dat nog steeds een vrouw — te bevorderen. Daar is ook zonder meer maatschappelijk draagvlak voor. Daarnaast heeft het op zichzelf positieve effecten op de arbeidsparticipatie, en daarmee op de langetermijnwerkgelegenheid in Nederland. Het aandeel van vrouwen dat werkt in Nederland, is bijvoorbeeld enorm gegroeid in de afgelopen tien, twintig jaar. Dat heeft een enorme bijdrage geleverd aan onze economische groei.

Ik ben het eens met al diegenen die zeggen dat een baan meer is dan een inkomen. Een baan is in de eerste plaats ook het ontdekken van je talenten, het onderhouden van relaties met anderen, je in een maatschappelijk verband actief opstellen, je eigen grenzen leren kennen en kijken waar mogelijkheden zijn. Een baan is dus in hoge mate ook iets sociaals en niet alleen iets financieels. Ik ben het daar zeer mee eens.

Bij een vergelijking van individuele inkomens blijkt dat de belastingdruk voor tweeverdieners met kinderen op dit moment juist hoger ligt dan die van eenverdieners met kinderen. Dat is ook een feit. Het neemt niet weg dat het kabinet oog heeft voor de positie van eenverdieners. We hebben daar vorig jaar toezeggingen over gedaan bij de behandeling van het belastingplan. Dat is dit jaar terug te zien. De motie waarin er aandacht voor werd gevraagd, is uitgevoerd. Ook dit jaar is er in de koopkrachtreparatie aandacht geweest voor eenverdieners. Zij gaan er in 2017 0,4% op vooruit door dit pakket. Dat is precies evenveel als het doorsnee huishouden. Daarbovenop heeft het kabinet maatregelen genomen om eenverdieners met een chronisch zieke partner — dit was een wens van de ChristenUnie en andere partijen — financieel tegemoet te komen door de eigen bijdrage in het kader van de Wmo te verlagen. Hiervoor trekt het kabinet 50 miljoen uit. Voor de meeste mensen met een inkomen op modaal niveau in zo'n situatie komt dat neer op een voordeel van €1.400 per jaar. Dus we zijn ermee bezig, maar ik realiseer mij dat de wensen verder gaan van de mensen in dit huis die hiervoor in het bijzonder aandacht vragen. We zullen met elkaar wegen moeten vinden om dat te bereiken.

De heer Schalk (SGP): Laat ik in de eerste plaats mijn complimenten uitdelen voor wat er inderdaad is gelukt. Ook ik heb in de stukken gezien dat de chronisch zieken en de mensen die voor hen moeten zorgen inderdaad worden gecompenseerd. Daarvoor is 50 miljoen uitgetrokken. Dat is prachtig. Het gaat hierbij om ongeveer 11.000 eenverdieners, zo is berekend. Het is prachtig dat daarvoor geld is gereserveerd, maar er zijn 340.000 eenverdieners. Dat aantal moet je natuurlijk eigenlijk verdubbelen, want de partner is daarbij niet meegerekend. Maar goed, laten we het even op die 340.000 eenverdieners houden. Mijn complimenten voor het feit dat dit in ieder geval is gedaan.

In de tweede plaats geeft de minister-president aan dat het de bedoeling was dat er meer tweeverdieners zouden komen. Dat is ook gelukt en dat is ook gebeurd, met een enorme impuls. Ik heb vandaag betoogd dat uit de stukken op te maken valt dat als je als tweede verdiener €10.000 verdient en €10.000 meer gaat verdienen, dus €20.000 gaat verdienen, je over die extra inkomsten €0 belasting hoeft te betalen. Dat is dus een geweldige impuls.

In de derde plaats wil ik noemen dat de minister-president wel heel gemakkelijk over die motie heen loopt. Daarin wordt niet gevraagd of hij iets wil doen aan de koopkracht, maar of hij iets wil doen aan de kloof die er is tussen eenverdieners en tweeverdieners. Eenverdieners moesten vijfmaal zoveel betalen en gaan nu zesmaal zoveel betalen. De stelling waar de minister-president op duidt, dat tweeverdieners hoger zouden worden belast, komt uit een berekening waarin tweeverdieners €72.000 zouden verdienen en eenverdieners €36.000. Dat is logisch, maar dat is niet de vergelijking die we hebben getrokken. Daarom vraag ik de minister-president toch of hij nog eens zou willen bekijken en onderzoeken hoe het komt dat mensen die nu €22.000 verdienen en wiens inkomen stijgt naar €32.000, daar uiteindelijk maar €1 per dag aan overhouden, namelijk €355 per jaar. Dat heb ik zojuist ook betoogd.

Minister Rutte: Hier moet ik drie dingen over zeggen. In de eerste plaats is het in algemene zin natuurlijk waar dat bij de mensen met een inkomen tussen ongeveer €20.000 en €35.000 de marginale druk relatief hoog is, zodat juist in die range veel inkomensafhankelijke regelingen stap voor stap worden afgebouwd. Dat is het eerste punt.

In de tweede plaats is het voorbeeld dat de heer Schalk noemt, over twee keer €36.000 of één keer €36.000, wat ingewikkeld. Bij twee keer €36.000 zijn er immers ook twee mensen die dat inkomen binnenbrengen. Als je vergelijkingen trekt tussen enerzijds een eenverdiener die arbeid opschroeft, en anderzijds een tweede verdiener die dat doet en meer overhoudt, gaat die vergelijking mank. Binnen een meerpersoonshuishouden waarin de tweede verdiener meer gaat werken, heeft immers de eerste verdiener binnen dat huishouden al te maken gehad met de afbouw van die verschillende inkomensafhankelijke regelingen. Die heeft dus te maken gehad met die net geschetste hogere marginale druk. Dat betekent dus dat die tweede verdiener binnen dat huishouden niet nog eens een keer wordt geconfronteerd met die situatie, in tegenstelling tot de eenverdiener die meer gaat werken. De heffingskorting in dit land ligt immers zoals bekend op individueel niveau, maar de verschillende toeslagen liggen op het niveau van het huishouden. Dat werkt dus allemaal op elkaar in.

Er is nog een derde element bij te noemen, namelijk de afbouw van de overdraagbare heffingskorting. Die afbouw is ook bewust beleid. Dat gebeurt in stappen. Ook dat heeft natuurlijk een effect op het inkomensbeeld. Dat is ook onvermijdelijk, maar het is wel bewust gedaan. We willen namelijk een vergroting van de arbeidsparticipatie.

Tegen die achtergrond is er vorig jaar die motie in deze Kamer aangenomen, en liggen er de wensen in kringen van de ChristenUnie, de SGP en andere partijen. Ik weet dat die wensen in die kringen heftig leven. Daarom heeft het kabinet gezegd: we moeten dit jaar echt proberen met een inkomensbeeld te komen waarin juist ook die eenverdieners erop vooruitgaan. Dat is gelukt. Maar feit is wel dat de mix van wat wij doen, wat deels beleid is, deels de effecten zijn van bestaande regelingen, op de verschillende groepen natuurlijk een verschillende uitwerking hebben. Het is altijd mogelijk om daar een bepaald inkomen uit te knippen en dan te zeggen: voor deze mensen heeft dit een extreem effect. Ik zou me dan uitgedaagd voelen om een vergelijkbaar extreem effect te zoeken dat juist de andere kant op werkt. Volgens mij moet je juist kijken naar het algemene beeld.

De heer Schalk (SGP): Het zou geweldig zijn als de minister-president op zoek zou willen gaan naar andere effecten en dan meteen alle groepen in beeld zou willen brengen. Ik denk namelijk niet dat je overeind kunt houden … Nee, laat ik het anders formuleren. Als het van de voorzitter mag, zal ik de minister-president via de bode een staatje overhandigen dat komt uit een brief van staatssecretaris Wiebes.

De voorzitter: Dat mag.

De heer Schalk (SGP): Uit dat staatje blijkt het volgende. Stel, iemand die gewoon een laag inkomen heeft, van bijvoorbeeld €22.000, dus iets meer dan de helft van modaal, gaat aan het werk. Ik heb het zojuist ook al genoemd.

Minister Rutte: Ja.

De heer Schalk (SGP): Het gaat misschien om een flexbaantje van twee of drie dagen. Eindelijk krijgt hij er dus twee dagen bij. Stel, hij gaat dan op jaarbasis €10.000 meer verdienen. Deze mensen houden daar €1 per dag van over. Volgens mij wil niemand in deze Kamer heel graag dat dat zo gaat. Wil de minister-president dus toch nog eens bekijken of dat nog wel klopt en of dat nog wel substantieel is?

Minister Rutte: Daar gaan we zeker naar kijken; dat beloof ik. Het is natuurlijk wel zo dat al die verschillende regelingen hun effecten hebben, ook op dat type inkomen. Maar ik snap natuurlijk dat de situatie die de heer Schalk schetst, wel heel extreem is. Daar gaan we zeker naar kijken. We gaan bekijken wat daarvoor nou weer de verklaringen zijn. Het heeft natuurlijk deels te maken met het feit dat stap voor stap in dat traject van tussen de €20.000 en de €35.000 uiteindelijk die verschillende toeslagen worden afgebouwd. Dat geldt eigenlijk voor al die inkomensafhankelijke regelingen, zoals de overdraagbare heffingskorting. Afijn, dat heb ik al gezegd. We gaan ernaar kijken. Dat beloof ik.

(...)

Handelingen I 2016-2017, nr. 5, item 6 - blz. 52

De heer Schalk (SGP): De minister-president gaf aan dat de motie over eenverdieners zou zijn uitgevoerd. In de motie werd gevraagd om de kloof tussen een- en tweeverdieners te verkleinen. Ik denk dat het een misvatting is, want dat is nog niet gelukt; die kloof is nog wat verdiept. In een interruptiedebat over de onevenredig hoge belastingdruk heeft de minister-president mij uiteindelijk toegezegd naar dat probleem te kijken. Dat is een positief begin, maar alleen kijken is niet voldoende.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Betrekken IMF-rapport bij kabinetsreactie op WRR-rapport 'Samenleving en financiële sector in evenwicht' (34.550) (T02395)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid De Grave (VVD), toe in de kabinetsreactie op het WRR-rapport 'Samenleving en financiële sector in evenwicht' ook voorstellen uit het IMF-rapport over het meer gelijk behandelen van eigen en vreemd vermogen te betrekken, dan wel de Eerste Kamer daarover apart per brief te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02395
Status voldaan
Datum toezegging 22 november 2016
Deadline 1 juli 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen financiële sector
Internationaal Monetair Fonds
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
Kamerstukken Miljoenennota 2017 (34.550)


Uit de stukken

Handelingen I 2016/2017, nr. 8, item 6, blz. 38

Minister Dijsselbloem:

[...]

Het WRR-rapport heeft over veel van deze thema's geschreven. De kabinetsreactie komt de komende weken naar de Kamer. Het kernleerstuk is dat de samenleving eigenlijk in vele opzichten te zeer afhankelijk is geworden van de financiële sector. Het gaat om grote risico's en het is de vraag is of die altijd door betrokkenen — dat kunnen instellingen zijn in de publieke sector, huishoudens of mkb'ers — kunnen worden begrepen en gedragen. Het is de vraag of wij die risico's niet moeten beperken, bijvoorbeeld door balansverkorting. Wij zullen daarop reageren. De WRR heeft een goed rapport geschreven met waardevolle aanbevelingen op tal van fronten, ook op het gebied van kapitaaleisen, van cultuur en gedrag, waardevolle elementen.

De heer De Grave (VVD):

Ik heb gevraagd of de minister bereid zou zijn om het IMF-rapport erbij te betrekken. Ik heb dat punt uitvoerig toegelicht, namelijk een andere behandeling van investeringen financieren met vreemd vermogen. In sommige landen is dat ingevoerd en dat leidt tot aanmerkelijke balansverkorting. Kan de minister toezeggen in de reactie op het WRR-rapport dit aspect uit het IMF-rapport van commentaar te voorzien?

Minister Dijsselbloem:

Ik denk dat het kan. Ik zeg het aarzelend. Wij gaan dat doen.

De heer De Grave (VVD):

Het lijkt wel erg met dit thema te maken te hebben. Het is een gezaghebbend rapport, dus het is misschien goed om dat een plek te geven. Ik zie de minister aarzelen?

Minister Dijsselbloem:

De kabinetsreactie is nagenoeg klaar. Hij is mijn bureau al gepasseerd en gaat nu ergens in het departement rond. Wij kijken hoe wij dat oplossen.

De heer De Grave (VVD):

Heel graag. Anders mag het ook in een separate brief.

Minister Dijsselbloem:

Zeker. Het gaat erom hoe wij vreemd en eigen vermogen behandelen. Het is de vraag waarom wij, als wij vinden dat er meer risicodragend vermogen in banken moet zijn, dat dan niet langs fiscale weg bevorderen. Die discussie is veel breder. Wij hebben dat geadresseerd en gezegd dat wij dat wilden doen in onze voorstellen voor een nieuw belastingstelsel. Laten we niet gaan zwartepieten, maar zoals u weet, hebben die voorstellen niet helemaal de eindstreep gehaald. In ons bredere belastingpakket zat dit thema. Naast de hervormingen in de IB-sfeer en in het lokale belastinggebied, zat ook het thema vreemd eigen vermogen erin. Die gedachten leven bij ons. De staatssecretaris en ik zijn daar voor. Je ziet dat verschillende Europese landen daarmee op verschillende manieren experimenteren. In de recente voorstellen van de Europese Commissie voor een gemeenschappelijke vennootschapsbelasting — wat je daar verder ook van vindt — zat dit element ook. Het is dus volop in beweging. Wij komen daar bij u op terug.

Kamerstukken I 2016-2017, 32 013, nr. 141, blz. 3

"Zoals toegezegd tijdens de financiële beschouwingen in de Eerste Kamer, zullen de Staatssecretaris van Financiën en ik de Eerste Kamer in een aparte brief nader informeren over het meer gelijk behandelen van eigen en vreemd vermogen. In het bijzonder zal in die brief worden ingegaan op de IMF-voorstellen en de voor- en nadelen die het kabinet daarbij ziet."


Brondocumenten


Historie