Toezegging Artikel 172b gemeentewet mogelijk schrappen twee jaar na inwerkingtreding Jeugdwet (31.467) (T01774)
De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden van de SP-fractie, toe twee jaar na inwerkintreding van de Jeugdwet te bezien of artikel 172b Gemeentewet alsnog kan vervallen. De leden van de PvdA-fractie en CDA-fractie hebben zich bij de gemaakte opmerkingen aangesloten.
| Nummer | T01774 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 9 september 2013 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Veiligheid en Justitie |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Brief |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | 172b Gemeentewet evaluaties Jeugdwet |
| Kamerstukken | Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (31.467) |
Kamerstuk I 2012-2013, nr. 31 467 L
Blz. 2
De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister thans een wetswijziging overweegt, maar niet op dit punt. De Minister stelt dat hij de gemeenten de mogelijkheid die artikel 172b biedt niet wil ontnemen omdat een enkele gemeente heeft overwogen de maatregel in te zetten maar daarvan heeft afgezien. Deze leden vinden dat dit antwoord geen recht doet aan bovengenoemde motie, gezien de ernstige bezwaren van de Raad van State, alsook van de leden van de CDA-fractie en de SP-fractie die tot deze motie hebben geleid. Zij stellen dat, gelet op de letterlijke tekst, aan de motie is voldaan: er is afzonderlijk geëvalueerd of de bepaling van artikel 172b van de Gemeentewet nog noodzakelijk is. De evaluatie toont aan dat zulks niet het geval is. Echter, het handhaven van de bepaling doet geen recht aan de geest, de bedoeling van de motie. Deze leden vinden dat, nu er een wijziging van de betreffende wet wordt voorbereid, (ook) dit artikel geschrapt dient te worden, wegend het ontbreken van noodzaak en om strijd met artikel 8 lid 1 EVRM te voorkomen.
(...)
Blz. 4
Minister Opstelten: Dat de in artikel 172b Gemeentewet geregelde bevoegdheid nog niet is toegepast, wil niet zeggen dat deze geen functie heeft. Zoals hierboven aangegeven en ook in de evaluatie en de monitor naar voren komt, nemen gemeenten de bevoegdheid wel mee in het ontwikkelen van een aanpak bij multiprobleem gezinnen. Om deze reden kom ik vooralsnog niet met een voorstel tot het schrappen van artikel 172b uit de Gemeentewet. Wel wil ik twee jaar na inwerkingtreding van de Jeugdwet bezien of de alternatieven uit die wet de bevoegdheid van artikel 172b Gemeentewet kunnen vervangen, waardoor dat artikel alsnog kan vervallen.
Brondocumenten
-
Verslag van een schriftelijk overleg over de toezeggingen T01201 en T01202 over voetbalvandalisme EK, L
voor kennisgeving aangenomen op 13 mei 2014 -
brief over toezeggingen inzake bestrijding voetbalvandalisme EK, K Bevat bijlagen
voor kennisgeving aangenomen op 13 mei 2014 -
-
31 januari 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 februari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 mei 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V en de minister voor Rechtsbescherming over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissies I&A/JBZ en J&V op 21 april 2020.
EK, Q
-
-
12 november 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 oktober 2018
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming over het halfjaarlijks rappel toezeggingen die aan de Eerste Kamer zijn gedaan
Voor kennisgeving aangenomen door de commissie KOREL op 9 oktober 2018
EK, A
-
-
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
7 november 2017
commissie vervallen: commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) -
26 oktober 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Justitie en Veiligheid -
26 oktober 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Veiligheid en Justitie -
12 september 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Eerste Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor I&A/JBZ op 12 september 2017
EK, V
-
-
9 september 2013
toezegging gedaan
Toezegging Contrasigneren en inwerkingtreding van voorstel voor Rijkswet inperking gevolgen Brexit (35.130) (R2119) (T02983)
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden van Doornhof (CDA), Karimi (GroenLinks), Kox (SP), Huizinga-Heringa (ChristenUnie) en Van Rooijen (50PLUS), toe het voorstel voor Rijkswet inperking gevolgen Brexit, zodra aangenomen, te contrasigneren en zal de wet in werking laten treden zodra blijkt dat het terugtredingsakkoord de rechten van de Nederlanders in het VK niet voldoende waarborgt, en zal zodra een motie in de Tweede Kamer wordt aangenomen over de inwerkingtreding hier snel en zorgvuldig over oordelen.
| Nummer | T02983 |
|---|---|
| Status | afgevoerd |
| Datum toezegging | 23 juni 2020 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | mr. drs. H. Doornhof (CDA) J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie) F. Karimi (GroenLinks-PvdA) M.J.M. Kox (SP) drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) |
| Commissie | commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Brexit inwerkingtreding |
| Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Sjoerdsma, Asscher, Van Otterloo, Van Wijngaarden en Van Ojik Rijkswet inperking gevolgen Brexit (35.130 (R2119)) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 3, blz. 1.
Mevrouw Karimi (GroenLinks): (…) Een initiatiefwetsvoorstel voorbereiden, indienen en verdedigen betekent heel veel werk voor de Kamerleden en hun medewerkers. Onze welgemeende complimenten. Uit eigen ervaring weet ik dat de verdediging van een wetsvoorstel in de senaat een zeer spannend moment is; een laatste stap in een lang proces. Natuurlijk is de allerlaatste stap het contrasigneren van de wet door de regering. Ik ga ervan uit dat de regering de wet zal tekenen als het wetsvoorstel kan rekenen op een meerderheid van de senaat. Kan de staatssecretaris dit bevestigen?
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 3, blz. 21.
De heer Kox (SP): (…) Mag ik om te beginnen de initiatiefnemers feliciteren dat zij hun wens tot wetsvoorstel hebben kunnen maken en dat zij dat voorstel hier vandaag namens de Tweede Kamer in onze Kamer komen verdedigen, in de hoop dat het daarna in het Staatsblad staat? Wij als Eerste Kamer lijken de laatste horde te zijn nu de staatssecretaris, die mij als voormalig senaatsvoorzitter natuurlijk zeer dierbaar is en die ik ook altijd zo zal blijven zien, aan de overkant al gezegd heeft dat zij dit wetsvoorstel het contraseign niet zal onthouden als ook deze Kamer ja zou zeggen tegen dit wetsvoorstel, ook al ziet de regering het voorstel per saldo niet echt zitten. Het is fijn om te weten en goed om te horen dat de staatssecretaris het uit democratisch oogpunt niet passend vindt om dwars te blijven liggen als de volksvertegenwoordiging zich voor een wetsvoorstel heeft uitgesproken.
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. 11.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
(…) Dan ga ik nu in op de vragen die mij gesteld zijn. Allereerst de vraag van mevrouw Karimi, maar hetzelfde type vraag is ook door de heer Kox gesteld. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de regering de wet na aanvaarding door de Eerste Kamer zal bekrachtigen? (…)
Voorzitter. Ik ga verder met de beantwoording van de vragen van mevrouw Karimi en de heer Kox. Ik heb het ook in de Tweede Kamer gezegd: als dit wetsvoorstel door uw Kamer wordt aanvaard, dan zal de ministerraad moeten besluiten over het al dan niet bekrachtigen en contrasigneren. Wij zijn er geen voorstem van, maar ik vind het niet bekrachtigen van een wetsvoorstel dat door beide Kamers der Staten-Generaal is aanvaard, een heel zwaar middel. Zo ver wil ik in dit geval absoluut niet gaan. Ik vind dat en ik heb dat gezegd in de Tweede Kamer. Mooier kun je het bijna niet verwoorden dan de heer Kox het heeft gedaan. Het is echt een belangrijk onderdeel van ons democratisch stelsel. Het parlement neemt een wetsvoorstel aan en dan is het heel belangrijk dat het kabinet zich daaraan houdt. Er kan een situatie zijn waarin dat anders ligt, maar in dit geval is dat zeker niet zo. Bekrachtiging en contrasignering zullen dus zeker gebeuren als het hier wordt aangenomen.
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. 11.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
(…) De kern van het debat in eerste termijn was: wanneer treedt de wet in werking? Daarover is volgens mij op dit moment veel onduidelijkheid. Ik hoop dat er in de tweede termijn duidelijkheid over kan komen. Wat heb ik namelijk gehoord? De handelsovereenkomst die de toekomstige relaties tussen het VK en de EU moet regelen, is onafhankelijk van de uittredingsovereenkomst, waarin onder andere de burgerrechten van de EU-burgers geregeld zijn. Onafhankelijk van of er een handelsovereenkomst tot stand komt of niet, blijven de regels zoals zij nu zijn afgesproken in de uittredingsovereenkomst. Dat is wat ik gehoord heb en ik zou graag een bevestiging hebben, zowel van de indieners als van de staatssecretaris.
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. Blz. 15-17.
De heer Doornhof (CDA): Dat is mij duidelijk, voorzitter. Dus u zegt: als dit wetsvoorstel door de Tweede Kamer en door de Eerste Kamer wordt aanvaard, dan zet ik dat contraseign, maar er zal geen moment komen dat ik die wet ook in werking laat treden.
Staatssecretaris Broekers-Knol: Dat terugtrekkingsakkoord geeft een ondergrens aan. Het zou kunnen zijn dat de Tweede Kamer op een gegeven moment een motie indient, om te zeggen dat het absoluut niet goed gaat, dat het helemaal fout gaat, ik noem maar wat. Als die motie wordt aanvaard, is het aan de regering om te kijken of dat inderdaad klopt en of aan die motie uitvoering wordt gegeven. Maar zolang wij een terugtrekkingsakkoord hebben gesloten zoals dat is gesloten door de Europese Unie, is er geen reden om aan te nemen, van een enkel geval, of twee gevallen, of wat ook, dat we door de bodem zakken. We moeten ons bovendien goed realiseren dat het een terugtrekkingsakkoord is dat geldt voor alle lidstaten van de Europese Unie, voor alle inwoners van de 3 miljoen of 3,1 miljoen die in Engeland woonachtig zijn.
(…)
De heer Kox (SP): De staatssecretaris zegt, als ik haar goed begrijp: ik ga over het in werking laten treden. Dat staat ook in artikel 4 van het wetsvoorstel. De staatssecretaris gaat pas handelen wanneer zij zou denken: ik vind dat het nu onvoldoende gewaarborgd is, dus ik laat de wet ingaan. Maar de staats secretaris zegt ook: "Ik kan me voorstellen dat de Tweede Kamer, als zij vindt dat het onvoldoende gewaarborgd is, een motie aanneemt en dat dan tegen mij zegt. Dan beoordeel ik dat op zijn merites. Normaal gesproken voer ik uit wat de Tweede Kamer zegt." Als we het over die structuur eens zijn, is het volgens mij voldoende ingekaderd dat de Tweede Kamer kan zeggen: staatssecretaris, we denken dat dit het moment is. Dan is er overleg tussen regering en parlement en dan wordt het opgelost. Dat is volgens mij wel belangrijk, omdat we te maken hebben met een wat merkwaardige figuur. Dat begrip "voldoende" is namelijk een beoordeling. Dat is neergelegd bij de staatssecretaris. Is dat de figuur? Dus als de Tweede Kamer vindt dat het tijd is dat het wetsvoorstel geactiveerd wordt, neemt zij een motie aan en dan handelt de regering normaal gesproken in lijn met die motie en spreekt zij daarover met de Tweede Kamer.
Staatssecretaris Broekers-Knol: Ik heb zoiets zojuist gezegd. Dat is het geval. Wat de heer Kox zegt, kan ik beamen. Het gaat er natuurlijk wel om dat de Tweede Kamer — dat geldt dan ook daarvoor — invulling geeft aan het begrip "voldoende". Het kabinet zegt dat er voldoende waarborgen zitten in het terugtrekkingsakkoord. De situatie zou zich kunnen voordoen, wanneer het overgangsjaar voorbij is, dat er zich allemaal ik weet niet wat voor omstandigheden voordoen, zoals ik al tegen mevrouw Stienen zei, en dat het Verenigd Koninkrijk zich helemaal niet aan de afspraken houdt en dat allerlei dingen helemaal de verkeerde kant opgaan. Maar dan is het ook van belang om vast te stellen — dat geldt dan dus ook voor de Tweede Kamer en vervolgens is dat de verantwoordelijkheid van het kabinet — of het inderdaad juist is dat het niet meer voldoende is. En het blijft altijd aan degenen die dan of in de Kamer of in het kabinet zitten om de invulling te beoordelen: zijn er nog voldoende waarborgen voor de Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk?
(…)
Staatssecretaris Broekers-Knol: Ik denk dat de heer Kox bevestiging wenst. Het is altijd de bevoegdheid van de Tweede Kamer om een motie in te dienen over welk onderwerp dan ook; dat kan hier, in de Eerste Kamer, trouwens ook. Het zou kunnen dat de Tweede Kamer ook hierover een motie indient. Dan is het aan het kabinet om te beoordelen of het inderdaad niet voldoende is. Want daar gaat het dan om, om de invulling van het begrip "voldoende". Maar ik hoop wel dat de heer Kox begrijpt dat de regering, het kabinet, dan niet even in één dag kan zeggen "we doen het wel" of "we doen het niet", want het vereist heel wat onderzoek om erachter te komen of daaraan voldaan is, te ja of te nee. Ik mag ook hopen dat de Tweede Kamer niet lichtzinnig een motie indient — dat verwacht ik totaal niet — met de strekking: we vinden het niet voldoende en doe maar. Want zo is het niet. Want dan krijgen we toch te maken — daar kom ik dan nog even op terug — met rechtsongelijkheid, omdat, even grof gezegd, het hebben van die twee nationaliteiten voor een Nederlander niet mogelijk is volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap. In dit geval wordt het wel mogelijk gemaakt voor de Nederlanders in Engeland. Hoe dieper je daar ingaat terwijl je opeens afstapt van een terugtrekkingsakkoord ... Het zou het dus helemaal fout kunnen lopen. Maar als het gewoon goed loopt, denk ik dat het belangrijk is dat we ons daaraan houden, voordat we toch meer het pad opgaan van de rechtsongelijkheid.
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. 21.
De heer Doornhof (CDA): (…)We hebben wel wat stilgestaan bij een noodverband. De staatssecretaris kwam naar voren met de motie. Ze zegt dat ze eigenlijk niet ziet dat de rechten van Nederlanders in het VK nu onvoldoende gewaarborgd worden, dus ze laat die wet ook niet in werking treden. Maar mocht de Tweede Kamer met een motie komen waarin staat dat ze dat wel vindt, dan zal ze gevolg geven aan die motie.
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. 23.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie): (…) De staatssecretaris zegt dat het niet nodig is om maatregelen te nemen. De initiatiefnemers en anderen zeggen dat dat wel moet gebeuren. De heer Kox vroeg of het dan niet handig is dat wij zeggen dat er een motie komt. De staatssecretaris heeft toegezegd dat als er een motie komt waarin de Kamer zegt dat zij vindt dat hier wel op geacteerd moet worden omdat het verdrag niet goed is en dat de wet in werking gesteld moet worden, de staatssecretaris dat zal doen. Het kan natuurlijk ook gebeuren — de heer Doornhof wees daar ook al op — dat de regering op een gegeven moment zegt dat zij het niet voldoende vindt, dat zij de wet in werking wil stellen en dat de Kamer daar misschien over wil spreken. Daar is niet in voorzien. Ik mis in deze wet dus echt de mogelijkheid om een koninklijk besluit voor te hangen. De heer Doornhof zei dat ook al. Ik vraag me ook af of de staatssecretaris dit kan toezeggen en of de initiatiefnemers daar een stap in kunnen zetten. Ik denk dat dat de wet behoorlijk sterker zou maken, want nu beschouw ik dit echt als een zwakte in het voorstel.
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. Blz.33-34.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De staatssecretaris heeft eerder, naar buiten maar ook hier vandaag, gezegd: als de wet wordt aangenomen, zal ik een contraseign geven. Ik hoor nu heel veel terugtrekkende opmerkingen — ik wil nog geen "bewegingen" zeggen, want u staat gewoon keurig stil, net als ik. Stel nou dat de Tweede Kamer lang blijft afwegen of ze wel of niet met een motie komt om het te activeren. Wat doet u dan? Wat is dan de termijn? Die wet is aangenomen. De Tweede Kamer gaat ervan uit dat u tekent. Wat gebeurt er dan?
Staatssecretaris Broekers-Knol: Ik begrijp de vragen van de heer Van Rooijen, maar het zijn allemaal als-danvragen: als het lang gaat duren dat u erover moet denken. Wie zegt dat daar lang over gedacht moet worden? Het enige wat ik hier probeer te vertellen, is het volgende. Een. Ik heb het ook in de Tweede Kamer gezegd: als beide Kamers der Staten-Generaal dit initiatiefwetsvoorstel aannemen, krijgt dat initiatiefwetsvoorstel mijn contraseign. De vraag is nu wanneer de wet in werking moet treden. Dan zeg ik: er is een terugtrekkingsakkoord gesloten. Daar zijn goede garanties in vastgelegd, waar ook Nederland zich aan geconformeerd heeft, waar uw Kamer over geïnformeerd is en ook niet tegen geprotesteerd heeft. Als dat zo is, is dat de route die we bewandelen. Stel dat de Tweede Kamer op een gegeven moment zegt: wij hebben hele heldere signalen dat het helemaal niet goed gaat met die waarborgen. Want dat is toch waar de heer Van Rooijen het over heeft? Ik kijk hem even aan en hoop dat hij knikt. Ja, daar gaat het over. En stel dat er een motie over wordt aangenomen. Dan wordt die natuurlijk snel bekeken. Want het kan niet zo zijn dat er in een situatie met onvoldoende waarborgen of waarborgen die overtreden worden omdat de Engelsen het niet goed doen of de Britten bezig zijn om de afspraken niet na te komen ... Dan wordt er natuurlijk snel op gereageerd. Daar kan de heer Van Rooijen van verzekerd zijn.
De heer Van Rooijen (50PLUS): Toch nog weer even. Maakt de staatssecretaris een eigen afweging, los van wat de Tweede Kamer wel of niet op enig moment gaat doen? Als u zegt dat u contraseign zal verlenen als de wet in beide Kamers is aanvaard, dan is dat hooguit een kwestie van tijd. Ik heb het gevoel nu dat u gaat zeggen: zeker als de Tweede Kamer nog aarzelt mij een duw te geven, in de positieve zin, doe ik nog even niks; als ze dat niet doet, blijf ik zelf wellicht van mening dat het voldoende is. U zegt namelijk: "Maar het is toch allemaal eigenlijk goed geregeld? Hoeveel gevallen moeten er dan zijn, individueel of van groepen, om mij tot het oordeel te brengen dat ik nu contraseign moet verlenen, los van de Tweede Kamer?"
Staatssecretaris Broekers-Knol: We komen van de ene als-dansituatie in de andere. Ik heb het volgende gezegd. Een. Ik geef contraseign. Twee. Als blijkt dat de waarborgen niet voldoende zijn omdat het niet goed loopt, is het moment daar om te besluiten dat de wet in werking treedt. Als het kabinet te lang aarzelt, of misschien zelfs al daarvoor, kan het zijn dat de Tweede Kamer met een motie komt om het kabinet ertoe uit te nodigen om dat te doen; nee, niet uit te nodigen, maar op te roepen, zelfs te vragen om dat te doen. Dan wordt dat snel bekeken en wordt er snel over besloten, want een motie van de Tweede Kamer wordt in principe uitgevoerd. Het is heel uitzonderlijk om die naast je neer te leggen. Die wordt dus uitgevoerd, tenzij er andere omstandigheden zijn. Maar ik moet zeggen dat ik ook niet blind kan zeggen dat dat automatisch gebeurt. Dat geldt wel voor een heleboel moties, maar sommige moties worden ook niet automatisch uitgevoerd. Het is dus gewoon een keurige zorgvuldigheid, want de kans is heel groot, buitengewoon groot, dat die wordt aangenomen. Maar ik heb gezegd dat dan wel duidelijk moet zijn dat de waarborgen uit het terugtrekkingsakkoord inderdaad met de voeten getreden worden. Daar gaat het over.
(…)
De heer Van Rooijen (50PLUS): De collega van het CDA mag wel minutenlang een vraag stellen. Klip-en-klaar, los van de Tweede Kamer: hoeveel bedenktijd en beoordelingsruimte wilt u nemen om op enig moment te besluiten om wel of niet te contrasigneren? Dat is, denk ik, toch een vraag waar ik nog steeds geen antwoord op heb gekregen. Staatssecretaris Broekers-Knol: Dat antwoord heb ik vandaag al enkele keren gegeven aan de heer Van Rooijen, aan uw Kamer: zodra de wet wordt aangenomen, geef ik het contraseign. Sneller kan ik het niet doen.
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. Blz. 36.
De heer Van Rooijen (50PLUS): Tot slot. Even voor de Handelingen: toen ik het zojuist had over contraseign, was ik onduidelijk. De discussie ging over de inwerkingtreding. Ik hoop dat de voorzitter met mij dat misverstand heeft opgelost.
Staatssecretaris Broekers-Knol: Ik ben blij dat de heer Van Rooijen dat zegt, want hij had het telkens over het contraseign. Ik begrijp nu dat hij de inwerkingtreding bedoelde.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 3
-
23 januari 2024
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 juni 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Bekijken mogelijkheden voorlichting van met name kwetsbare groepen over voorstel voor Rijkswet inperking gevolgen Brexit (35.130) (R2119) (T02984)
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe te kijken of er, naast de huidige informatievoorzieningen, er nog andere mogelijkheden zijn om met name kwetsbare groepen, zoals ouderen, voor te lichten over het voorstel voor Rijkswet inperking gevolgen Brexit.
| Nummer | T02984 |
|---|---|
| Status | afgevoerd |
| Datum toezegging | 23 juni 2020 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) |
| Commissie | commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Brexit voorlichting |
| Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Sjoerdsma, Asscher, Van Otterloo, Van Wijngaarden en Van Ojik Rijkswet inperking gevolgen Brexit (35.130 (R2119)) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. 13.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
Duurzaam verblijf is langdurig, ja. De heer Van Rooijen en mevrouw Stienen hebben gevraagd hoe Nederlanders in het Verenigd Koninkrijk worden geïnformeerd over deze wet. De informatievoorziening zal plaatsvinden op de gebruikelijke wijze, via Rijksoverheid.nl en op de website van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor Nederlanders in het buitenland. Dat is Nederlandwereldwijd.nl. We zien geen reden om een specifieke overheidscampagne te starten voor Nederlanders die thans in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn, want we gaan ervan uit dat ze zichzelf goed op de hoogte houden van de ontwikkelingen. Ook de belangenorganisaties van Nederlanders in het buitenland zijn op dit gebied zeer actief. De aandacht die gegeven is voor alle onderhandelingen ten aanzien van de brexit moet ertoe leiden dat velen op de hoogte zijn van wat zich afspeelt. Dat geldt dus ook hiervoor. Rijksoverheid.nl en Nederlandwereldwijd.nl zijn er dus wel. Als iemand informatie wil hebben, is het natuurlijk ook zo dat de ambassade die informatie kan verstrekken en ook naar die websites kan verwijzen.
(…)
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De staatssecretaris zei: velen. Maar dat is dus niet: allemaal. De burgerij bestaat uit jong, middelleeftijd en oud. Ook in de Tweede Kamer is erover gesproken dat niet alle ouderen vaardig zijn met sociale media. Ik vraag de staatssecretaris toch nog om daar actiever in te acteren. De Tweede Kamer heeft daar ook om gevraagd. Ik begrijp dat de staatssecretaris verwijst naar de bestaande communicatiemiddelen en naar de belangengroepen die hun eigen belang hebben voor hun burgers in het Verenigd Koninkrijk. Maar er zullen ook hier weer leemten vallen, net zo goed als dit initiatiefvoorstel een leemte wil opvangen voor de Nederlanders in Engeland als er een no-deal komt. Hier is een leemte voor die groep. Ik vraag de staatssecretaris met klem om meer te doen dan zij nu heeft gezegd.
Staatssecretaris Broekers-Knol: Ik kan de heer Van Rooijen toezeggen dat ik ga kijken of er nog andere mogelijkheden zijn die specifiek zijn gericht op degenen die de heer Van Rooijen noemt, zoals oudere mensen die misschien helemaal niet zo behendig zijn met media en ook niet de gewoonte hebben om dagelijks met de ambassade of het consulaat te bellen. Ik ga kijken wat mogelijk is, maar een echte groots opgezette publiekscampagne is een heel kostbare zaak. In Nederland hebben we ons best gedaan door alle 45.000 Britten in Nederland op te zoeken. Dat is ook een heel karwei geweest. Dat was een heel kostbare operatie. Ik wil niet zeggen dat we het om geld moeten laten. Ik ga ernaar kijken, maar ik beloof het niet. Ik beloof wel dat we gaan kijken of er nog iets meer nodig is voor juist de groep waar de heer Van Rooijen aan refereert.
De heer Van Rooijen (50PLUS): Dank u wel voor uw antwoord.
Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10, blz. 35.
Staatssecretaris Broekers-Knol: Voorzitter. Mevrouw Stienen had nog een antwoord tegoed op de vraag over de motie van mevrouw Belhaj over de voorlichting. De motie vraagt de regering om na aanname van het wetsvoorstel de voorlichting te starten. Ik heb aan de heer Van Rooijen toegezegd dat ik nog verder ga kijken wat we op dit moment kunnen doen. Het meest voor de hand liggend is natuurlijk om de voorlichting te starten na inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Anders heb je verwarring, want ten eerste is dit nog het overgangsjaar en ten tweede biedt het terugtrekkingsakkoord wat het kabinet betreft voldoende waarborgen. Het zou kunnen zijn, althans naar de opvatting van het kabinet, dat het inwerkingtredingsbesluit niet nodig is. Zodra dat aan de orde is, zullen we daar zeker meer informatie over verschaffen. Maar, zoals gezegd, heb ik de heer Van Rooijen toegezegd dat we zullen kijken wat we op dit moment nog meer kunnen doen dan datgene wat er al is. Dat is de toezegging die ik kan doen. Ik heb verder aan de heer Van Rooijen toegezegd dat we specifiek rekening houden met kwetsbare groepen, zoals ouderen en dergelijke. Die toezegging heb ik al in eerste termijn gedaan aan de heer Van Rooijen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 10
-
23 januari 2024
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 juni 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Gevolgen tijdelijke verlenging van beslistermijn bij asielzaken vergelijken met andere EU-lidstaten (35.476) (T02987)
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de Stienen (D66) en Vos (PvdA), toe om bij de aan de Tweede Kamer toegezegde inventarisatie van de inspanningen van de andere EU-lidstaten om tijdige beslissingen bij asielzaken te bevorderen ook, voor zo ver het mogelijk is, met de andere EU-lidstaten te vergelijken wat de gevolgen zijn van de tijdelijke verlenging van de beslistermijn op de behandeling van asielzaken.
| Nummer | T02987 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 6 juli 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | Drs. C.P.W.J. Stienen MA (D66) dr. M.L. Vos (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | asielzaken Immigratie en Naturalisatiedienst |
| Kamerstukken | Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (35.476) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 35, item 6, blz 4.
Mevrouw Vos (PvdA):
(…)
Mijn laatste punt gaat over het leren van andere lidstaten. Nederland is niet het enige land dat soms moeite heeft met tijdig beslissen. Artikel 31 — mevrouw Karimi had het er al over — van de Procedurerichtlijn gaat over de behandelingsprocedure. Hoe gaan ze in andere lidstaten om met tijdige beslissingen? Welke maatregelen nemen zij om de procedures te verbeteren en te versnellen? En wat zijn de gevolgen voor asielzoekers daar als er niet tijdig wordt beslist? Kunnen zij dan een besluit afdwingen en heeft de vertraging dan gevolgen voor hun aanspraak op verblijf? Wil de regering daar ook een onderzoek naar doen en het parlement daarover informeren? Kan dat bijvoorbeeld bij de eerste driemaandelijkse rapportage? Graag een reactie van de regering hierop, en liefst ook een toezegging
Verslag EK 2019/2020, nr. 35, item 6, blz 26.
Staatssecretaris Broekers-Knol:
(…)
Verder is gevraagd hoe andere lidstaten omgaan met beslissingen. In de Tweede Kamer heb ik op verzoek van de leden van de SGP-fractie toegezegd de komende tijd te inventariseren hoe andere lidstaten bevorderen dat tijdig wordt beslist. Dat ga ik ook betrekken bij de uitwerking van het voorstel voor de definitieve wet. Daar kunnen we namelijk van leren. Misschien zijn er fantastische ideeën die wij niet kennen en die ons enorm kunnen helpen.
Mevrouw Stienen (D66): Mijn fractie zou het op prijs stellen als u bij die inventarisatie ook wilt meenemen wat de tijdelijke verlenging van de beslistermijn in Nederland maar ook in andere EU-lidstaten voor gevolgen heeft gehad bij de behandeling van asielzaken. Misschien kunnen we nog van andere landen leren.
Staatssecretaris Broekers-Knol: Dan moeten we ook even kijken hoe dat precies in zijn werk is gegaan. De beslistermijn kan verlengd worden met negen maanden. In Nederland hebben we besloten tot een termijn van zes maanden, omdat ik het van belang vind dat we snel tot besluitvorming komen. Dus dan moet ik ook kijken naar waar het negen maanden, acht maanden of zeven maanden is. Ik wil mevrouw Stienen graag toezeggen dat voor zo ver mogelijk en voor zo ver het in onze macht ligt, we gaan kijken wat de verschillen zijn. We kijken wat we kunnen doen. Ik beloof dat we daar ons best voor zullen doen.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 35, item 6
-
31 januari 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van J&V over gevolgen van de tijdelijke verlenging van de beslistermijn op de behandeling van asielzaken
Voor kennisgeving aangenomen op 31 januari 2023.
EK, K
-
-
18 oktober 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 oktober 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 april 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 maart 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juli 2020
toezegging gedaan
Toezegging Resultaten verkenning naar 80%-norm wijkagent (35.300 VI) (T03031)
De Minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Blécourt-Wouterse (VVD) en Rombouts (CDA) toe om de Kamer nader te informeren over de resultaten van de verkenning naar de zogenaamde 80%-norm in de praktijk van wijkagenten.
| Nummer | T03031 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 10 maart 2020 |
| Deadline | 1 juli 2023 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | Mr. M.A. de Blécourt-Wouterse (VVD) Mr.dr. A.G.J.M. Rombouts (CDA) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | politie Staat van de rechtsstaat wijkagent |
| Kamerstukken | Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2020 (35.300 VI) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 3, p. 15.
Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):
[…]
Voorzitter. Ik vraag de minister hoe een effectieve interventie op ondermijning wordt gemeten als daar geen strafzaak uit voortvloeit maar er wel een adequate verstoring van het criminele businessmodel mee wordt bereikt. Dezelfde vraag heeft de VVD ten aanzien van de wijkagent. Het kan toch niet zo zijn dat het rendement van de wijkagent ter discussie kan komen te staan omdat zijn of haar werk niet kan worden gemeten in voldoende strafzaken of gedocumenteerde contacturen?
Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 3, p. 19.
De heer Rombouts (CDA):
[…]
Met het eerste zit het wel goed bij deze minister. Versterking van de recherche heeft zijn volle aandacht. Misschien is het besluit om tot een speciale eenheid te komen zelfs wel iets te voortvarend genomen, want inmiddels kreunen burgemeesters in het gehele land onder het wegtrekken van wijkagenten. Hoe denkt de minister hieraan tegemoet te komen? Blijft voor hem één wijkagent op 5.000 inwoners, die voor 80% in de wijk te vinden is, nog wel het parool? En is het besluit om 500 politiemensen vrij te maken om grote aantallen rechters en andere dienaren van de rechtsstaat permanent te beveiligen ook niet aan heroverweging toe? Is ook dit besluit niet al te impulsief genomen? Moet niet overwogen worden terug te keren naar het uitgangspunt dat persoonsbeveiliging geschiedt op basis van concrete informatie en dreiging, dus op basis van een zekere voorspelbaarheid, in plaats van wat inmiddels lijkt te gelden op basis van een zekere voorstelbaarheid, dat het kan gebeuren? Want — zo zou ik de minister willen vragen —was u in het begin van deze kabinetsperiode niet goed op weg om de kortingen op de politie van met name Rutte I te repareren? En wordt door deze op zich begrijpelijke — laat ik daar geen misverstand over laten bestaan — ingrepen niet weer het paard achter de wagen gespannen?
Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 8, p. 27.
Minister Grapperhaus:
Dan de wijkagent. Daar is door een aantal van u terecht aandacht voor gevraagd. Het moge duidelijk zijn dat het belang en de rol van de wijkagent uitermate belangrijk zijn, ook in het kader van de aanpak van ondermijnende criminaliteit en met name daarbinnen de aanpak van jeugdcriminaliteit. Dat zit ook als een van de belangrijkste opgaves in de zogenaamde ontwikkelagenda gebiedsgebonden politie. Op dit moment wordt door de politie een verkenning uitgevoerd naar de zogenaamde 80%-norm in de praktijk. Daarmee wordt de ontwikkeling ten aanzien van de tijd die agenten kunnen besteden aan het werk in de wijk, inzichtelijker gemaakt. Ik zal de Tweede Kamer, maar ook uw Kamer, nader informeren over de resultaten van de verkenning zodra die er is.
Handelingen I 2019-2020, nr. 23, item 8, p. 45.
Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):
Voorzitter. Allereerst wil ik namens mijn fractie beide ministers hartelijk bedanken voor hun uitgebreide antwoorden. Ik begin bij minister Grapperhaus. Wij zijn verheugd dat u het belang van de wijkagent erkent en dat er een verkenning wordt uitgevoerd, waarvan de Eerste Kamer een exemplaar zal ontvangen.
Brondocumenten
-
voortzetting beleidsdebat over de Staat van de rechtsstaat Verslag EK 2019/2020, nr. 23, item 8
-
beleidsdebat over de Staat van de rechtsstaat Verslag EK 2019/2020, nr. 23, item 3
-
23 januari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 februari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 maart 2020
toezegging gedaan
Toezegging Binnen een jaar na inwerkingtreding in gesprek met de Raad voor de rechtspraak en de Eerste Kamer voorzien van een rapportage inzake al dan niet verandering strafmaat (35.122) (T03083)
De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Dittrich (D66) en Bezaan (PVV), toe dat hij binnen een jaar na de inwerkingtreding van de wet in gesprek gaat met de Raad voor de Rechtspraak en de Eerste Kamer voorziet van een rapportage inzake de al dan niet verandering van de strafmaat.
| Nummer | T03083 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 16 juni 2020 |
| Deadline | 1 juli 2024 |
| Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Rechtsbescherming |
| Kamerleden | mr. I.A. Bezaan (PVV) mr. B.O. Dittrich (D66) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | hogere straffen inwerkingtreding lagere straffen Raad voor de rechtspraak rapportage strafmaat strafoplegging |
| Kamerstukken | Wet straffen en beschermen (35.122) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 31, item 3, blz. 11
Mevrouw Bezaan (PVV):
Mijn laatste punt is dat ik van de minister graag een toezegging zou krijgen. Kan hij binnen een jaar na de eventuele inwerkingtreding van deze nieuwe wet met een onderbouwde rapportage komen waaruit blijkt of deze wet al dan niet heeft geleid tot lagere straffen?
De heer Dittrich (D66):
(…)
Ik ben bijna aan de afronding toe. Er is veel gesproken over de vraag hoe rechters nu gaan straffen. Ik weet uit eigen ervaring dat er rechters zijn die zeggen: we kijken wel degelijk naar wat er effectief uitkomt. Daar baseren ze dan de straf op die ze opleggen. Maar er zijn ook rechters die zeggen: "Ik trek me helemaal niks aan van het wettelijk systeem: ik kijk of het feit dat ten laste wordt gelegd, bewezen is. Is de verdachte strafbaar en schuldig en welke straf vind ik passend?" Hij laat verder buiten beschouwing wat in het wettelijk systeem geregeld is. Ik denk dat we zullen moeten afwachten hoe rechters zich gaan opstellen, maar mijn vraag aan de minister is: wil hij in overleg met de Raad voor de rechtspraak de vinger aan de pols houden en dit aspect in de evaluatie van de wet betrekken?
Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 3
De heer Dittrich (D66):
De heer Dittrich (D66): Gisteravond gaf ik aan dat ik weet dat er rechters zijn die wel degelijk ook kijken naar de daadwerkelijke uitkomst van de opgelegde straf. Dat zullen heus niet alle rechters zijn, maar het komt voor en dat is op zich ook logisch. Mijn vraag aan de minister is eigenlijk: hoe gaat hij monitoren wat het effect is van dit voorstel tot verandering van het stelsel? Wil hij bijvoorbeeld met de Raad voor de rechtspraak om de tafel gaan zitten om te kijken hoe het uitpakt en om eventueel bij de evaluatie van de wet te gaan kijken of er aanpassingen nodig zouden zijn?
Minister Dekker:
Ja. Het antwoord daarop is volmondig ja. Mevrouw Bezaan vroeg daar ook naar. Hou je daar vinger aan de pols, want als dat fenomeen zich voordoet, dan is het een ongewenst effect van deze wet. Dat zou betekenen dat we opnieuw zouden moeten kijken wat we moeten doen om dat te ondervangen.
Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 8-9
Mevrouw Bezaan (PVV):
Ik heb een vraag in vervolg op de vraag die mevrouw De Blécourt net stelde. In mijn eerste termijn heb ik gevraagd of de minister toe zou kunnen zeggen dat hij binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze nieuwe wet met een onderbouwde rapportage zou kunnen komen om te laten zien of deze wet al dan niet geleid heeft tot lagere straffen. U gaat ervan uit dat dit niet het geval is, maar ik zou toch graag willen dat u dat toezegt, omdat er dan ten minste bewijs is.
Minister Dekker:
Dat kan ik doen omdat we jaarlijks de strafmaat die wordt opgelegd in kaart brengen. We zien het ook als dat leidt tot veranderingen en dan kom ik daar uiteraard op terug. Nogmaals, ik denk niet dat het zich zal voordoen, maar we hebben dus steeds een instrument om de vinger aan de pols te houden als er iets gebeurt wat we eigenlijk niet hadden verwacht of niet hadden gehoopt. Dan moeten we dat opnieuw wegen en bezien. Dus die toezegging kan ik doen.
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 21
De heer Dittrich (D66):
Daar denken sommige strafrechtadvocaten anders over. Zij wegen dat anders. U heeft de indruk dat het niet zo is. Zij baseren hun mening op daadwerkelijke zaken. De strafrechtpraktijk denkt daar anders over. Op een iets eerder moment in dit debatje zegde de minister toe om met de Raad voor de rechtspraak om de tafel te gaan zitten om te kijken wat de effecten zijn van dit nieuwe overgangsrecht, ook de nadelige effecten wellicht. Kan de minister daar wat specifieker op ingaan? Op welke termijn zal dit gebeuren? We hebben het over langgestraften. Het probleem zal zich pas over een aantal jaren in volle omvang laten gelden. Kan de minister toezeggen dat hij de Kamer daarover zal rapporteren? Wanneer is dat overleg? Wat gaat hij specifiek met de Raad voor de rechtspraak aan de orde stellen?
Minister Dekker:
Ik wil kijken of ik de vinger aan de pols kan houden. Ik weet niet of je moet wachten op de formele wetsevaluatie over vijf jaar. Ik denk dat je hier wat korter op de bal moet zitten omdat het gaat over lopende zaken. Mijn voorstel is dat ik om de tafel ga met het Openbaar Ministerie, de Raad voor de rechtspraak en eventueel de NOvA om te kijken wat je kan verzinnen om er in die gevallen waarin het echt onredelijk uitpakt rekening mee te kunnen houden. Je moet ook uitkijken dat het niet tot ongewenste effecten aan de andere kant leidt. Als je er echt beleid op gaat maken, heb je kans dat mensen denken dat het extra loont om in hoger beroep te gaan. Dat willen we volgens mij ook niet. Het gaat om het vinden van een goed evenwicht. Je wilt de rechtsgang niet belemmeren. Vanuit een oogpunt van rechtsbescherming moeten veroordeelden, als ze echt het idee hebben dat er een verkeerd oordeel is gegeven in eerste aanleg, de mogelijkheid hebben om hoger beroep in te stellen. Dat is volgens mij de fijne lijn die we moeten zien te vinden.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 32, item 2
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 31, item 3
-
28 januari 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Rapporteren aan de Eerste Kamer over het correct afschermen van gegevens van slachtoffers (35.122) (T03089)
De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat hij aan de Eerste Kamer zal rapporteren over het correct afschermen van de gegevens van slachtoffers.
| Nummer | T03089 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 16 juni 2020 |
| Deadline | 1 juli 2024 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Rechtsbescherming Staatssecretaris Rechtsbescherming |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | gegevens van slachtoffers gegevensbescherming slachtoffergegevens |
| Kamerstukken | Wet straffen en beschermen (35.122) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 15
De heer Dittrich (D66):
Mijn punt gister was dat er ook gegevens van het slachtoffer in het dossier terecht kunnen komen die beschikbaar kunnen zijn voor de veroordeelde, en andersom kan dat ook. Mijn vraag was hoe daarmee om te gaan. Kan dat goed afgeschermd worden? We zullen toch niet willen dat er een soort secundaire victimisatie kan ontstaan voor slachtoffers als blijkt dat persoonlijke gegevens, adresgegevens of wat dan ook, bekend worden bij de veroordeelde. Dus graag een reactie van de minister: hoe daarmee om te gaan?
Minister Dekker: Helemaal eens. Daar wordt hard aan gewerkt, maar het is wel een traject met vallen en opstaan. De strafrechtdossiers zijn dusdanig ingewikkeld en liggen op verschillende plekken. We zijn nu druk bezig om de adresgegevens, de slachtoffergegevens, eruit te filteren. Ik vind het ook pijnlijk om te zien dat deze gegevens soms landen op het bordje van de verdediging van de gedetineerde en dat een slachtoffer zich daardoor nog onveiliger voelt dan hij zich al voelde. Vanuit slachtofferzorg wordt hier heel hard aan gewerkt, maar dit is niet iets wat we van vandaag op morgen hebben geregeld.
De heer Dittrich (D66): Maar kan de minister dan specifiek en concreet aangeven dat in de evaluatie die is toegezegd, op dit punt de vinger aan de pols wordt gehouden en dat de Kamer daarover gerapporteerd wordt?
Minister Dekker:
Jazeker, maar dat doe ik al ver voor de evaluatie. Dit is een van de belangrijke onderdelen in het meerjarenplan slachtofferzorg. Ik denk dat wij al tegen het najaar een aantal oplossingen willen bieden die kunnen bijdragen aan het voorkomen van het delen van gegevens van slachtoffers.
De heer Dittrich (D66):
Ik dank de minister voor deze toezegging.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 32, item 2
-
22 augustus 2025
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
22 augustus 2025
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Rechtsbescherming -
23 april 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 april 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor Rechtsbescherming ter aanbieding van de derde voortgangsbrief Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022-2025
Voor kennisgeving aangenomen op 23 april 2024.
EK, E
-
-
23 januari 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 februari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging De uitkomst van het overleg met de minister van BZK inzake ketensamenwerking en nazorg delen met de Eerste Kamer (35.122) (T03095)
De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker, toe dat hij de uitkomst van het overleg met de minister van BZK in het kader van ketensamenwerking en nazorg, en dan met name de problematiek van het gebrek aan geschikte woonruimte, zal delen met de Eerste Kamer.
| Nummer | T03095 |
|---|---|
| Status | deels voldaan |
| Datum toezegging | 16 juni 2020 |
| Deadline | 1 juli 2024 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Rechtsbescherming Staatssecretaris Rechtsbescherming |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | ex-gedetineerden ketensamenwerking Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nazorg |
| Kamerstukken | Wet straffen en beschermen (35.122) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 2, blz. 18-19
De heer Rietkerk (CDA):
Kan de minister bij die voortgangsrapportage juist op dit element ingaan, dus de financiering van de keten, niet alleen omdat de programma's toch anders zijn. Dus de Dienst Justitiële Inrichtingen en de reclassering, maar ook gemeenten en woningbouwcorporaties, omdat die ook in een bepaalde financiële situatie zitten, anders dan toen het bestuursakkoord werd ondertekend. En kan de minister ook in het voortgangsbericht op de inverdieneffecten ingaan?
Minister Dekker:
Dat zal ik doen. Ik zal kijken tot op welk niveau. Er zitten heel veel raakvlakken, de wereld is inderdaad veranderd en ik ken de ingewikkelde financiële situatie van gemeenten. Daar staat natuurlijk wel tegenover dat we ook als kabinet extra hebben geïnvesteerd in schuldenproblematiek en dat we onlangs nog extra hebben geïnvesteerd in huisvesting, juist ook voor kwetsbare groepen, voor dak- en thuislozen. In principe ben je dat als je uit de gevangenis komt en je geen dak boven je hoofd hebt. Dus ik zal daarop ingaan, maar dan trek ik het even breder naar wat we, ook los van justitie, op verschillende terreinen doen, waar we juist een impuls hebben gegeven op dit soort zaken.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank aan de minister voor zijn uitleg ten aanzien van het bestuurlijk akkoord. De minister had schriftelijk al de toezegging gedaan om in overleg te treden met de minister van Binnenlandse Zaken en Wonen. Ik had de minister ook gevraagd om de uitkomst van dat overleg ook met deze Kamer te delen. Dat zou ik op prijs stellen omdat dat juist heel erg raakt aan wat de heer Rietkerk net zei en wat ik met hem deel.
Minister Dekker:
Dat zal ik doen. Voor een deel is dat de minister van BZK, maar ook de staatssecretaris van VWS, die natuurlijk vanuit de kwetsbare groepen betrokken is.
(…)
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 32, item 2
-
nadere memorie van antwoord EK, E Bevat bijlage
-
22 augustus 2025
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
22 augustus 2025
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Rechtsbescherming -
4 juni 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
30 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissie I&A/JBZ op 11 juni 2024
EK, D
-
-
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging In de wet een structurele plek geven voor herstelactiviteiten (35.122) (T03097)
De minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Recourt (PvdA), toe dat hij in de uitvoering van de wet een structurele plek geeft voor herstelactiviteiten.
| Nummer | T03097 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 16 juni 2020 |
| Deadline | 1 juli 2026 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Rechtsbescherming |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Rechtsbescherming |
| Kamerleden | mr. J. Recourt (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Herstelactiviteiten slachtofferbegeleiding slachtoffers |
| Kamerstukken | Wet straffen en beschermen (35.122) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 31, item 3, blz. 9-10
De heer Recourt:
(…)
Voorzitter. Ook voor het betrekken van de slachtoffers bij de beslissing of iemand voor detentiefasering in aanmerking komt, bepaalt de praktijk het succes. Ik vraag de minister aan de hand van een voorbeeld nogmaals te schetsen hoe de mening van het slachtoffer wordt meegenomen in de beslissing. Welk gewicht wordt hieraan gegeven? Wordt de mening altijd gevraagd? Wordt er voorafgaande aan het vragen van de mening voorlichting aan het slachtoffer gegeven? Want als volstaan wordt met de enkele vraag aan het slachtoffer of deze het goed vindt dat de dader vervroegd vrijkomt, eindigt dit altijd in een teleurstelling, dan wel voor het slachtoffer, dan wel voor de dader.
Ook hier kan een goede kwalitatieve invulling veel goeds opleveren. Als de ruimte bestaat om het slachtoffer te begeleiden en als de ruimte bestaat om vrijwillig en professioneel begeleid een slachtoffer-dadergesprek te houden tegen het eind van de detentietijd, kan er juist veel worden gewonnen en hersteld voor alle partijen. Dit geldt altijd in het bijzonder als slachtoffer en dader na detentie elkaar weer gaan tegenkomen. In dit kader kun je het slachtoffer dan vragen wat er voor hem of haar nodig is om die dader weer gefaseerd vrij te laten. Zo wordt detentietijd hersteltijd, ook voor het slachtoffer. Kan de minister toezeggen dat er ruimte en geld zijn om bijvoorbeeld bureau Perspectief of strafrechtmediators structureel te betrekken bij dit onderdeel van de wet?
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 32, item 9, blz. 6
Minister Dekker:
(…)
Een vraag van de heer Recourt ging over de structurele plek van herstelactiviteiten. Die kan ik ronduit toezeggen. Die krijgen ze.
(…)
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 32, item 9
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 31, item 3
-
28 januari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2026
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Rechtsbescherming -
23 januari 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 februari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Publicatie uitspraken rechter-commissaris ter sprake brengen (35.296) (T03190)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Recourt (PvdA), toe dat hij zal aangeven in zijn reguliere overleggen dat het wenselijk wordt geacht dat uitspraken van de rechter-commissaris, worden gepubliceerd op rechtspraak.nl
| Nummer | T03190 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 23 maart 2021 |
| Deadline | 1 juli 2023 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | mr. J. Recourt (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | handhaving kraakverbod rechter-commissaris |
| Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Koerhuis en Van Toorenburg Wet handhaving kraakverbod (35.296) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 31, item 16, blz. 31
De heer Recourt (PvdA):
Ik had nog een praktische vraag openstaan uit de eerste termijn, namelijk of de minister wil bewerkstelligen dat uitspraken van de rechter-commissaris op dit onderdeel worden gepubliceerd op rechtspraak.nl, om op deze manier de openbaarheid in ieder geval vorm te geven. Normaal gesproken worden uitspraken van de rechter-commissaris natuurlijk niet gepubliceerd.
Minister Grapperhaus:
Dat is niet aan mij als minister van Justitie en Veiligheid. Iedere belanghebbende burger of ieder Kamerlid kan daartoe zelf een oproep doen. Ik ga niet als minister van Justitie en Veiligheid aan de rechtspraak aangeven wat ze moeten publiceren. Dat zou echt een verkeerde wereld zijn.
De heer Recourt (PvdA):
Dat snap ik. Daarom heb ik het ook netjes geformuleerd, zoals best wel gebruikelijk is: wilt u in uw reguliere overleg dit onderwerp aan de orde stellen en dan in ieder geval het verzoek overbrengen zoals ik dat nu aan u doe?
Minister Grapperhaus:
Ik wil zonder meer aangeven dat de heer Recourt in deze Kamer heeft gezegd dat het een goede zaak zou zijn als dat gebeurt. Zo kent de heer Recourt mij ook. Maar anders kan ik het niet formuleren, want dan word ik toch weer op de brandstapel gezet.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 31, item 16
-
23 januari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 februari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 maart 2021
toezegging gedaan
Toezegging Bescherming persoonsgegevens slachtoffers in processtukken (35.349) (T03284)
De Minister voor Rechtsbescherming zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Boer (GroenLinks) en de heer Dittrich (D66), toe aandacht te geven aan de bescherming van persoonsgegevens van slachtoffers en beperking tot de opname van alleen noodzakelijke gegevens in het dossier, e.e.a. in het perspectief van de vorming van een nieuwe regering.
| Nummer | T03284 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 13 april 2021 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Rechtsbescherming Staatssecretaris Rechtsbescherming |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks) mr. B.O. Dittrich (D66) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | dossiergegevens slachtofferrechten privacy |
| Kamerstukken | Wet uitbreiding slachtofferrechten (35.349) |
Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 1
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
(…)
‘De bescherming van privacy van het slachtoffer in de processtukken vindt mijn fractie van belang. Wij roepen de minister dan ook op om haast te maken met de AMvB die uitvoering moet geven aan deze bepaling en een evenwicht moet vinden tussen een effectieve bescherming van het slachtoffer en de uitvoerbaarheid door het Openbaar Ministerie. Ik merk daarbij we op dat de afwezigheid van de mogelijkheid om die bescherming van de privacy daadwerkelijk af te dwingen ons zorgen baart. Veel slachtofferrechten zijn niet afdwingbaar en op het niet respecteren van die rechten staat geen sanctie.
(…)
Onderkent de minister dat het niet-afdwingbaar zijn van slachtofferrechten knelt? En ziet hij mogelijkheden om hier iets aan te doen?’
(…)
Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 6
De heer Dittrich (D66):
(…)
‘Dan is er met algemene stemmen een amendement aangenomen dat regelt dat er bij beide Kamers een algemene maatregel van bestuur wordt voorgehangen, waarin wordt bepaald welke privacygevoelige gegevens van het slachtoffer uit het strafdossier worden gehaald. Het Openbaar Ministerie beslist welke gegevens dat zijn. Te denken valt aan het adres, telefoonnummer en burgerservicenummer van het slachtoffer dat aangifte van een misdrijf heeft gedaan. De minister moet nog aan de uitwerking van zo’n AMvB beginnen. We zijn benieuwd hoe deze op zichzelf gerechtvaardigde wens in de praktijk kan worden uitgevoerd zonder problemen, vertragingen en administratieve rompslomp oor de strafzaak. Slachtoffers hebben er ook belang bij dat er snel recht wordt gedaan in hun zaak. En dat kan weleens op gespannen voet staan met het opschonen van het strafdossier. Kan de minister aangeven hoe de adviesorganen hebben gereageerd op het aangenomen amendement? Lukt het om een verstandige aanpak te introduceren?
Ik heb nog meer vragen over dit onderdeel. Stel, de officier van justitie haalt bepaalde gegevens van het slachtoffer uit het dossier, omdat hij denkt dat de rechter deze gegevens redelijkerwijs niet nodig heeft om tot een beslissing te komen. Weet de verdediging dat deze gegevens uit het dossier zijn gehaald? Heeft het Openbaar Ministerie daar een informatieplicht over? Wat gebeurt er als ter zitting blijkt dat bijvoorbeeld het adres van het slachtoffer relevant is in verband met de plaats van het delict? Heeft de officier van justitie door het weghalen van de gegevens de verdediging dan misschien op achterstand gezet? Is dat in strijd met de beginselen omtrent de equality of arms en een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens? Is er een mogelijkheid voor de verdediging om de beslissing van de officier van justitie tot weglating van de gegevens aan te vechten? Wat gebeurt er als de rechter die gegevens wel relevant acht? Volgt daar dan een sanctie op, zoals de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar ministerie? Of, als dat te streng wordt geacht, welke mogelijkheden heeft de rechter dan om dit te redresseren? Kan de rechter dan de opname van de gegevens in het dossier gelasten? Zo, ja, op basis van welke wettelijke grondslag kan de rechter dit gelasten?’
(…)
Handelingen I 2020/21, nr. 34, item 7- blz. 33
Minister Dekker:
(…)
‘Voorzitter. Dan kom ik bij het derde punt: de privacy van slachtoffers en een betere bescherming van de contactgegevens. Zoals u weet, is dat niet alleen maar in dit huis, maar ook aan de overkant al jarenlang een onderwerp dat heel veel politieke aandacht krijgt. Dat begrijp ik ook wel. Dat hoor ik ook in mijn gesprekken met slachtoffers. Het heeft soms grote impact als adresgegevens, telefoonnummers of dingen die niet per se in het strafdossier hoeven te zitten er toch in zitten. Dat raakt weer aan dat gevoel van veiligheid. […]. Ik maak het maar even heel concreet, want vaak gaat het om dit soort dingen en om gegevens in strafdossiers. Natuurlijk heb je soms gegevens nodig, bijvoorbeeld als het gaat om een plaats delict of iets dergelijks. Maar het is toch wel interessant dat het WODC-onderzoek – ik geloof dat het uit 2015 kwam- laat zien dat er soms onnodig gevoelige gegevens in strafdossiers zitten die niet per se nodig zijn voor een goede rechtsgang. Dat was de aanleiding voor de Tweede Kamer om het amendement in te dienen. Ook was dit voor Slachtofferhulp Nederland de aanleiding om hier een punt van te maken: ‘Kijk er nu eens een keer serieus naar. Kijk niet alleen naar de mooie intenties van alle betrokken organisaties, maar kijk ook eens of je er een wettelijke grondslag voor kunt vinden.’.
Ik heb daarbij ook onmiddellijk aangegeven dat dit echt een ingewikkeld proces is. Je kunt wel een haakje in deze wet slaan, maar daarmee hebben we het nog niet opgelost. Ik ben mij heel erg bewust van de complexiteit. Ik begrijp heel goed dat de implementatie van nader lagere regelgeving lange tijd in beslag zal nemen. Dit zal waarschijnlijk ook niet gratis zijn. Als je zoiets gaat doen, dan zijn daar ook kosten mee gemoeid. Ik heb tegen de Tweede Kamer gezegd dat ik dit nu niet op de lopende begroting heb staan en dat het ook niet zo kan zijn dat we dat maar even de organisaties in duwen, want die zitten ook met beperkte capaciteit. Dat is dus echt nog wel een vraagstuk. We moeten kijken hoe we dat oplossen. We weten allemaal dat er straks weer een nieuw kabinet is. Wie weet, komt dit ook weer terug. Wellicht ontstaat er iets meer financiële ruimte. Onder dat gesternte zou ik willen kijken hoe we daar een nadere invulling aan kunnen geven.’
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 34, item 7
-
22 augustus 2025
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
22 augustus 2025
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
28 januari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris Rechtsbescherming -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Rechtsbescherming -
4 juni 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissie I&A/JBZ op 11 juni 2024
EK, D
-
-
23 april 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 april 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor Rechtsbescherming ter aanbieding van de derde voortgangsbrief Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022-2025
Voor kennisgeving aangenomen op 23 april 2024.
EK, E
-
-
23 januari 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 juni 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 april 2021
toezegging gedaan
Toezegging Wettelijk regelen spreekrecht geweldsaanwending opsporingsambtenaar (34.641) (T03302)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer toe, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), het spreekrecht wettelijk te regelen in een volgend kabinet, om zo een toename van het aantal artikel 12-procedures te voorkomen.
| Nummer | T03302 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 30 maart 2021 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Geweldsaanwending opsporingsambtenaar spreekrecht |
| Kamerstukken | Geweldsaanwending opsporingsambtenaar (34.641) |
Handelingen I 2020/21, nr. 32, item 3- blz. 11
De heer Dittrich (D66):
(…)
‘Het voorgestelde artikel 372 geeft het slachtoffer echter geen spreekrecht. Een slachtoffer dat daar gebruik van wil maken, zal dus in de verleiding komen een klacht bij het gerechtshof in te dienen tegen de vervolgingsbeslissing. Professor Ten Voorde van de Leidse universiteit voorziet daardoor een toename van het aantal artikel 12-procedures. Zou het daarom niet beter zijn om het spreekrecht ook in deze constructie mogelijk te maken? Hoe ziet de minister dat?’
(…)
Handelingen I 2020/21, nr. 35, item 7 – blz
Minister Grapperhaus:
(…)
‘In beginsel kan de rechter dat zelf besluiten, maar ik wil hier wel toezeggen dat we in een vervolgronde – dat zal dan in een volgend kabinet moeten worden opgepakt – het punt van het spreekrecht voor dit soort zaken wettelijk zullen regelen.’
Handelingen I 2020/21, nr. 35, item 7 – blz 20
(…)
De heer Dittrich (D66):
‘Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn toezegging om bij de evaluatie van artikel 372 van het Wetboek van Strafrecht te gaan bezien of het spreekrecht daar ingevoerd kan worden. Het lijkt ons een belangrijk middel. We wachten dat dus verder af.’
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 35, item 7
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 32, item 3
-
31 januari 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 juni 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 maart 2021
toezegging gedaan
Toezegging Perspectief voor jongeren (35.899) (T03326)
De minister van J&V zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid De Boer (GroenLinks), toe de Kamer schriftelijk te informeren over de wijze waarop jongeren in coronatijd meer perspectief wordt geboden.
| Nummer | T03326 |
|---|---|
| Status | afgevoerd |
| Datum toezegging | 23 november 2021 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Coronacrisis coronamaatregelen jeugd jongeren |
| Kamerstukken | Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19 (35.899) |
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 16-17
Minister Grapperhaus:
Vorig jaar is het kabinet omstreeks deze periode, dus november/december, specifieke maatregelen gaan nemen bedoeld om jongeren in de donkere dagen waarin ze heel weinig afleiding hadden, toch een aantal dingen te bieden, zodat het leven niet volstrekt ondragelijk werd. Preventie en perspectief bieden op het gebied van de jeugd in deze moeilijke tijd is dus één ding. Een ander ding is dat we, zeg ik heel eerlijk, bij deze relschoppers natuurlijk ook jongeren zien bij wie een veel verder gaande problematiek speelt.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Het blijft vaag, moet ik zeggen. Ik hoop dat de minister hierover in de voortgangsberichten meer duidelijkheid kan geven. Ik hoor: er zijn veel adviezen ingewonnen en we zetten erop in. Maar wat er precies gebeurt, wordt mij uit deze beantwoording niet duidelijk. We hoeven niet het hele debat daar nu op te focussen, maar ik hoop wel dat de minister ons in de voortgangsberichten meer duidelijkheid kan geven over wat er precies gebeurt. Wat zijn dat dan voor trajecten en projecten die lopen in gemeenten met ondersteuning van burgemeesters? Wellicht is het allang ergens gezegd, maar ik krijg het niet voor elkaar om alles te lezen, zal ik eerlijk bekennen. Ik zou het dus fijn vinden als u ons daar wat nader over kan informeren. We hebben het vandaag allemaal gehad over het voorkómen van polarisatie. Ook daarin zijn de jongeren heel belangrijk. Ik hoop dus dat u ons daar wat nader over kunt informeren.
Minister Grapperhaus:
Dat is een heel terecht punt. We hebben er in een eerder debat ook met elkaar over gesproken. Daar heb ik vervolgens niet zozeer zelf een brief over geschreven, maar ik meen dat er een brief, zeg ik uit mijn hoofd, van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over is gekomen. Ik snap het punt. Ik wil hier toezeggen dat er ergens in de komende veertien dagen vanuit het kabinet nog eens even een brief komt waarin we alle zaken die we in dat opzicht ondernemen, dus om jongeren in de coronatijd meer perspectief te bieden, nog eens op een rij zetten. Want ik snap dat heel goed. Daar heeft mevrouw De Boer me een beetje bij de staart: ik blijf daarover een beetje in het algemene. Als u op de knop drukt, ga ik een uur vertellen over het preventieprogramma bij Justitie en Veiligheid, maar ik zie dat u die knop niet kunt vinden. Ik moet op dit punt overigens wel een beetje aan de rand blijven want dit is SZW, maar ik zeg toe dat ik dat ga sturen, want ik vind dit echt wel een punt waarbij we vooraan moeten zitten om jongeren mee te nemen en niet om ze af te straffen.
[…]
Wat ik enorm ingewikkeld vind, is dat nogal wat onderzoeken een verschillend beeld geven van hoezeer en waar het de jeugd precies heeft geraakt. U hoort mij daar niet één waarheid over verkondigen. Het maakt ook niet uit, want als overheid moeten we hoe dan ook zorgen dat iedereen in de maatschappij op een goede manier mee kan blijven doen. In dat verband verwijs ik naar de toezegging die ik net aan mevrouw De Boer heb gedaan. Ik zal in de brief die van het kabinet gaat komen nog eens goed op een rij zetten wat we doen op een aantal gebieden om jongeren niet te laten verkommeren of te laten afdrijven. Ik wilde eerst "projecten" zeggen, maar dat klinkt ook weer zo verkeerd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 7, item 8
-
24 januari 2023
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van VWS over de aanpak voor herstel en perspectief voor de jeugd
Op 21 december 2021 voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.883 / 35.899, A
-
-
23 november 2021
toezegging gedaan
Toezegging Inzet op capaciteit bij ILT (35.899) (T03327)
De minister van J&V zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe om het punt rondom inzet op capaciteit bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voor de opsporing van vuurwerk door te geven aan de collega van Infrastructuur en Waterstaat.
| Nummer | T03327 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 23 november 2021 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Waterstaat Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | mr. R.A. Janssen (SP) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Inspectie Leefomgeving en Transport preventie vuurwerk COVID-19 |
| Kamerstukken | Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19 (35.899) |
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 14.
Minister Grapperhaus:
(…)
Voorzitter. Op de nieuwsapps lees ik steeds over vuurwerk, maar het zijn gewoon explosieven. Ik geloof dat veel mensen niet beseffen dat het hoe dan ook illegaal is, wat er dan ook op dat vlak gebeurt, al waren het rotjes geweest. Ook in november 2014 – laat ik maar even een datum en een jaar noemen – zou de inzet van vuurwerk illegaal zijn geweest, onder alle omstandigheden. En dan hebben wij het nog niet eens over vuurwerk, want hier gaat het gewoon om smerige explosieven, die op onze mensen af worden gegooid.
(…)
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 15.
De heer Janssen (SP):
(…)
Ik wil even terug naar het vuurwerk. Laat ik als eerste zeggen dat het aardig is dat de minister uit eigen aantekeningen antwoordt en we niet door allerlei mapjes heen gaan. Dat is ook weleens aardig in een debat.
Laten we even teruggaan naar het vuurwerk. In mijn bestuurlijk verleden als lid van de Strategische Milieukamer besprak ik regelmatig de problematiek rond vuurwerk, met name wat illegaal binnenkwam, ook via de post. Het probleem daarbij was altijd dat de Inspectie Leefomgeving en Transport het gewoon niet aankon. Mijn vraag aan de minister is heel concreet. Wat mijn fractie betreft, maakt het niet uit bij welk ministerie het vandaan komt, maar is het belangrijk dat er voldoende wordt ingezet op capaciteit bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, zodat we zo veel mogelijk van deze ellende voorkomen door het aan de voorkant af te vangen. Dat was een knelpunt en voor zover ik weet, is dat nog steeds een knelpunt. Het maakt niet uit vanuit welk ministerie je het doet, als de krachten maar gebundeld worden om te zorgen dat hier voldoende capaciteit voor ontwikkeld kan worden.
Minister Grapperhaus:
Ik kan natuurlijk alleen voor de politie spreken. De politie heeft echt geïnvesteerd in capaciteit. Ik zal het punt van de ILT doorgeven aan de collega van IenW.
(…)
De heer Janssen (SP):
Dank aan de minister dat hij zal overleggen over de ILT, want dat is echt een cruciaal punt. De Inspectie Leefomgeving en Transport gaat ook over het onderscheppen van zendingen vuurwerk die binnenkomen uit het buitenland. Die worden niet allemaal met een autootje opgehaald, maar komen zelfs per post binnen met alle gevaren van dien voor de sorteercentra. Het is goed als er echt wordt ingezet. De minister zegt dat de politie de capaciteit al heeft opgeschaald, maar ik denk dat het echt een kwestie is van krachten bundelen. Het is goed als er juist voor de Inspectie Leefomgeving en Transport aandacht is, want die heeft het in deze periode heel erg moeilijk met alle andere taken. Juist op dit punt moeten er kracht en mensen worden bijgezet, zeker nu we zien wat de gevolgen zijn.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 73
De heer Janssen (SP):
Voorzitter, dank u wel. Als eerste dank aan de minister van JenV voor het positieve antwoord op mijn vraag om aandacht te hebben voor de slagkracht van juist de Inspectie Leefomgeving en Transport, die moet toezien op de classificaties en het transport van vuurwerk, dat allemaal ons land binnenkomt langs verschillende wegen. Dit is dusdanig grote rotzooi — dat hebben we allemaal kunnen zien — dat dat aangepakt moet worden waar dat kan, maar er zijn zorgen over de slagkracht bij de ILT, juist in deze drukke periode. We hebben gezien waar dat toe kan leiden, maar ik neem aan dat de minister dit met zijn collega van IenW, waar de ILT onder valt, op zal nemen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 7, item 8
-
24 januari 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 november 2021
toezegging gedaan
Toezegging Onderzoek RIVM effectiviteit avondklok (35.899) (T03328)
De minister van J&V zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe om de resultaten van het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) naar de effectiviteit van de avondklok naar de Eerste Kamer te sturen zodra het kabinet deze resultaten heeft ontvangen.
| Nummer | T03328 |
|---|---|
| Status | afgevoerd |
| Datum toezegging | 23 november 2021 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | A.W.J.A. van Hattem (PVV) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | avondklok coronamaatregelen effectiviteit Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne |
| Kamerstukken | Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19 (35.899) |
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 3 – blz. 6.
De heer Van Hattem (PVV):
Naar de effectiviteit van de avondklokmaatregel kwam wel een onderzoek achteraf. Op 29 april jongstleden maakte het RIVM bekend onderzoek te zullen doen naar de effectiviteit van de avondklok, waarbij minister Grapperhaus toen ook nog met stelligheid beweerde dat het empirische gegevens zouden zijn. Voor het RIVM-onderzoek werd toen geen deadline aangekondigd en op de RIVM-website is voor zover ik kan nagaan ook nog geen onderzoeksresultaat te vinden. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken van dit onderzoek is? Is het inmiddels gereed en zo ja, waarom heeft het parlement dit dan nog niet ontvangen? Kan de minister aangeven of dit onderzoek ook aan het parlement kan worden verstrekt? Het enige wat wel duidelijk was, was dat de avondklok de staatskas 9 miljoen euro aan boetes heeft opgeleverd. Is de minister bereid om deze boetes terug te betalen nu deze maatregel ineffectief en disproportioneel is geweest?
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8 – blz. 24-25.
Minister Grapperhaus:
(…)
Voorzitter. Dan de avondklok. Die boetes gaan we niet terughalen. In antwoord op de vraag van de heer Van Hattem: het OMT heeft in zijn 96ste advies uitgelegd waarom en op grond van welke onderzoeken men een effect van de avondklok verwachtte van ongeveer 9% à 10%. Op de laatste bladzijde van het 111de advies heeft het OMT — ik zeg het maar gewoon zoals het is, want ik ben ook maar een lezer — korte metten gemaakt met de stelling van één arts die zei: er zijn net zoveel opnames geweest als daarvoor, dus de avondklok heeft geen effect gehad. Het OMT heeft toen overigens gezegd: dit moet je gewoon uitzoeken en kun je niet op opnames baseren. Het OMT heeft daar later desgevraagd nog over gezegd: de Engelse variant heeft een veel grotere besmettingsgraad, van uit mijn hoofd 30%, 40%, zoiets. Ik zie de enige deskundige hier knikken. Dat betekent dat, als het aantal besmettingen gelijk blijft en niet omhooggaat, je kennelijk maatregelen hebt getroffen die een dempend effect hebben gehad. Dat heeft het OMT gezegd; dat zeg ik niet. Men onderzoekt het op dit moment en komt erop terug.
Ten slotte, voorzitter, en dan ben ik er ook echt. We gaan niet zomaar weer opnieuw een avondklok instellen. Dat heeft de collega van VWS een aantal keren eerder duidelijk gemaakt. Dat is uiteindelijk een vrij zware bevoegdheid en dat moeten we ook echt zo laten.
De heer Van Hattem (PVV):
(…)
Ten tweede: ik had gevraagd naar dat onderzoek door het RIVM. Het RIVM had een onderzoek aangekondigd en dat is niet het OMT-rapport. De minister komt daar nog op terug? Oké, dan wacht ik dat antwoord nog even af. Eerst de andere vraag dan.
Minister Grapperhaus
Dat onderzoek van het RIVM loopt. En dat duurt wat langer, begrijp ik. Daar zijn nu nog geen concrete resultaten van te geven. Dat komt ook omdat het RIVM op dit moment nog wat andere prioriteiten heeft op dat gebied.
Ik bedoelde met "niet zomaar" natuurlijk niet "een beetje zomaar". Ik bedoel dat die avondklok zeer noodzakelijk moet zijn voor het terugdringen van de besmettingen en uiteraard gebaseerd moet zijn op alle principes die daarbij eerder zijn gehanteerd, namelijk die van proportionaliteit en subsidiariteit.
De Voorzitter:
Heb ik het goed begrepen dat dit nog een aparte wetswijziging vergt?
Minister Grapperhaus:
Er is natuurlijk altijd nog de bevoegdheid op grond van de Wbbbg. Dat ligt gevoelig, maar die is er gewoon. Daar hebben we hier met elkaar eerder over gesproken, omdat een lagere rechter had gezegd dat het niet in orde was en ik als minister volgens enkele van uw leden op een wak aan het schaatsen was. Achteraf, in hoger beroep, een paar dagen later, bleek dat ik kennelijk toch heel stevig ijs onder de voeten had. Ik wil richting de heer Van Hattem nog wel benadrukken dat vorig jaar de avondklok het laatste of een na laatste redmiddel was waarop we hebben teruggegrepen. Dus dan moet het echt wel behoorlijk ver zijn.
De Voorzittter:
De heer Van Hattem, tot slot.
De heer Van Hattem (PVV):
Laat ik in ieder geval duidelijk zijn: het is een maatregel die weinig effectief is gebleken. Het is een ongekend zwaar middel dat zowel overdag als 's avonds gebruikt kan worden. Op basis van het staatsnoodrecht is het namelijk niet tot de avond beperkt. Het onderzoek loopt, hoor ik nu van de minister. Het loopt blijkbaar al vanaf april. Wanneer kunnen we ongeveer de uitkomsten verwachten? Is daar enig zicht op te geven? Kan de minister toezeggen dat zodra de resultaten er liggen, deze ook onverwijld aan beide Kamers worden gestuurd?
Minister Grapperhaus:
Zodra het kabinet de resultaten heeft, zullen we, als de avondklok weer in beeld zou komen, er uiteraard voor zorgen dat die resultaten er komen.
De Voorzitter:
Dank u wel. (…)
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 7, item 8
-
behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 7, item 3
-
4 juni 2024
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
30 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van J&V over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen door de commissie I&A/JBZ op 11 juni 2024
EK, D
-
-
27 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
9 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van J&V over effectiviteit van de avondklok
EK 35.899 / 25.295, O
-
-
23 november 2021
toezegging gedaan
Toezegging Gemeenschappelijk handelingsperspectief radicalisering en polarisatie (35.899) (T03334)
De minister van J&V zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe zodra dit mogelijk is te zullen rapporteren over het voorstel voor een gemeenschappelijk handelingsperspectief tussen de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV), gemeenten en politie inzake radicalisering en polarisatie. De brief aan de burgemeesters van het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) zal ook naar de Eerste Kamer worden gestuurd.
| Nummer | T03334 |
|---|---|
| Status | afgevoerd |
| Datum toezegging | 23 november 2021 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | G. Prins (CDA) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | coronamaatregelen geweld maatschappelijke onrust polarisatie radicalisering |
| Kamerstukken | Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19 (35.899) |
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8, blz. 14
Minister Grapperhaus:
Ik heb het al eerder gezegd en vandaag aan de Tweede Kamer geschreven: je ziet dat er sprake is van georganiseerde groepen die gewelddadig optreden. De politie heeft daar ook een behoorlijk scherp beeld van. Je ziet daarnaast, alsof het een soort vuur is dat meer vuur aantrekt, dat daar relschoppende jongeren op afkomen, die via een soort copycatgedrag — excuseer het Engelse woord — ook steeds meer van dat grovere geweld aanwenden.
(…)
Ik heb ook vanmiddag nog in de korte pauze een uitvoerig overleg gehad met de burgemeesters van het Landelijk Overleg Veiligheid Politie. We hebben tegen elkaar ook een aantal dingen benoemd. Dat zal ook nog in een brief komen te staan die naar de Tweede Kamer wordt gezonden en waarvan ik zal zorgen dat die ook naar uw Kamer toe gaat.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8, blz. 22-23
Minister Grapperhaus:
Ik heb nog twee onderwerpen. Een. Mevrouw Prins vraagt terecht aandacht voor de polarisatie en hoe daarmee om te gaan. Ik kan daar twee dingen over zeggen. Ik heb vanmiddag aangegeven dat de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid werkt aan een gemeenschappelijk handelingsperspectief voor alle lokale gezagen op het punt van het zo veel mogelijk tegengaan en bijsturen van radicalisering en polarisatie. Er is al heel veel gebundelde expertise. De Expertise-unit Sociale Stabiliteit, de ESS, bij het ministerie van SZW, wordt hierbij betrokken. Het ministerie van BZK heeft wat ze het Omo noemen. Ik kan echt niets aan die afkorting doen. Dat is het Ondersteuningsnetwerk maatschappelijke onrust. Daar participeer ik zelf ook in, evenals ambtenaren van ons departement en vooral burgemeesters. Dat is eind vorig jaar in het leven geroepen naar aanleiding van de polarisatie die toen heel duidelijk zichtbaar werd in de aanloop naar oud en nieuw, zoals u zich wellicht kunt herinneren. Dan is er nog een brede expertgroep maatschappelijke onrust, en daarin zitten de nationale politie, de VNG, de NCTV en de al genoemde ministeries. We bekijken dit dus echt vanuit diverse invalshoeken en de NCTV is daarbij toch vaak de kartrekker, om het vervolgens naar heel concrete handelingsperspectieven te brengen.
(…)
Mevrouw Prins (CDA):
Ik ben blij met de diverse expertgroepen. Tegelijkertijd is dan wel de vraag: wat komt daaruit? Praten is één ding, overleggen, onderzoeken, maar wat zijn nu stappen die we zouden moeten nemen, die de samenleving, maar ook de overheid zou moeten nemen, om ervoor te zorgen dat we weer wat meer tot een eenheid komen? Komen daar activiteiten uit voort of plannen? Komt daar een visie op? Wat kunnen wij daarvan zien?
Minister Grapperhaus:
Daar komen zeker activiteiten uit voort. Die kunt u ook afleiden uit bijvoorbeeld het dreigingsbeeld dat elk halfjaar door de NCTV bekend wordt gemaakt. U ziet het ook in de aanpak waarmee departementen op een gegeven moment samen met gemeenten dit soort dreigingen van polarisatie, om het zo maar te zeggen, op een goede wijze tegemoet treden. Nogmaals, er komt nu, naar aanleiding van wat we de afgelopen dagen hebben gezien, een voorstel voor een gemeenschappelijk handelingsperspectief, zodat dat overal zo veel mogelijk, met misschien wat lokale variaties, kan worden neergezet.
Mevrouw Prins (CDA):
Mag ik daaruit begrijpen dat wij daar ook een overzicht van en inzage in kunnen krijgen, zodat we een gevoel krijgen voor wat er gedaan wordt, aan de harde en aan de zachte kant — ik blijf toch beide sporen van belang vinden — om ervoor te zorgen dat er weer meer eenheid komt, dat de scheidingslijnen weer minder worden dan wat op dit moment in de samenleving zichtbaar is?
Minister Grapperhaus:
Dat moet nu eerst goed worden vastgesteld met de lokale gezagen, het OM en de politie. Ik denk dat we daar nu echt eerst prioriteit aan geven. Ik hoop dat mevrouw Prins dat begrijpt.
De voorzitter: Tot slot, mevrouw Prins.
Mevrouw Prins (CDA):
Ik heb alle begrip voor de volgorde. Dat neemt niet weg dat u een toezegging zou kunnen doen dat wij dat overzicht krijgen, zij het in de volgorde die u net hebt aangegeven.
Minister Grapperhaus:
We moeten even zien. Daarom ben ik daar een beetje terughoudend in. U hebt mij ook vrij terughoudend horen wezen toen journalisten mij vroegen om nou eens namen te noemen van organisaties en groepen en dergelijke. We moeten dat even laten afhangen van hoe NCTV en politie dat samen met de gemeenten willen gaan inrichten. Maar het moge duidelijk zijn, want zo kent mevrouw Prins mij ook, dat wij datgene wat we daarover kunnen rapporteren echt zullen rapporteren, zodra dat ook kan.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8, blz. 72
Mevrouw Prins (CDA):
Meneer de voorzitter. Wij hebben begrip voor het feit dat het kabinet eerst zelf met de diverse experts over de polarisatie en de radicalisering in onze samenleving in gesprek wil gaan, en daarvoor een aanpak wil ontwikkelen. Wij pleiten er wel voor om ook sociologen, groepspsychologen en pedagogen hierbij te betrekken. Daarbij zouden wij graag de toezegging bevestigd zien dat als het beleid en de aanpak in dezen ontwikkeld zijn, de minister van Justitie en Veiligheid ons hierover informeert.
Handelingen I 2021/22, nr. 7, item 8, blz. 72
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. Dan als laatste inhoudelijke punt van vandaag de polarisatie. Ik heb al aangegeven dat dit zeker verder wordt uitgewerkt in het kader van dat gezamenlijk handelingsperspectief tussen gemeenten, de NCTV en de politie. In de tussentijd is er overigens een brief uitgegaan die bevestigt wat in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie is gezegd. Ja, er wordt wel degelijk op ingezet, mede aan de hand van, hoe akelig dat ook klinkt, de dreigingsbeelden die de NCTV periodiek maakt — dat heb ik ook al gemeld — en die al sinds anderhalf jaar een bepaalde coronacomponent hebben.
Brondocumenten
-
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 7, item 8
-
24 januari 2023
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 november 2021
toezegging gedaan
Toezegging Amendementsrecht (35.979) (T03357)
De minister van VWS zal, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), de bewindspersonen van BZK en JenV verzoeken de Kamer schriftelijk te informeren over het amendementsrecht in relatie tot de grondwetsgeschiedenis.
| Nummer | T03357 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 21 februari 2022 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | prof. mr. P. Nicolaï (PvdD) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | amendementen recht van amendement staatsrecht |
| Kamerstukken | Wet wijziging verlengingssystematiek en goedkeuring vierde verlenging geldingsduur Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (35.979) |
Handelingen I 2021/22, nr. 18, item 6, p. 8
Minister Kuipers:
Dan kom ik op de vraag van de heer Nicolaï: de minister acht het kennelijk mogelijk om het recht van amendement te gebruiken om een andere wet te wijzigen; kan hij aangeven op welke passages uit de grondwetsgeschiedenis hij zich beroept? Even ter inleiding. De heer Nicolaï ging uitgebreid in op de reikwijdte van het recht van amendement van de Tweede Kamer. Ik stel voorop, en ik vraag er begrip voor van de heer Nicolaï, dat ik als vakminister van VWS niet de meest geëigende bewindspersoon ben om hierover, staatrechtelijke verandering, discussie te voeren. Dat is bij uitstek het domein van mijn collega's voor Rechtsbescherming en van BZK. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik enkele vragen hierover beantwoord. Dat gaat dan onder andere over de vraag over de heer Nicolaï naar de grondwetsgeschiedenis. Men geeft mij aan dat nergens in die parlementaire geschiedenis iets te vinden is wat steun biedt voor de redenering van de heer Nicolaï dat er beperkingen zijn aan het amendementsrecht.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik ben het met de minister eens dat we nu niet met hem een staatsrechtelijke discussie moeten voeren. Mijn vraag was ook, en daar komt u waarschijnlijk nog op, of dan misschien die discussie in een brief of iets anders nog een keer zou kunnen worden voortgezet. Want het is wel zo dat ik een antwoord heb gekregen van deze minister, en dat antwoord is naar mijn gevoel redelijk hard. Ik vraag me dan af of daar, bij wijze van spreken, met Grondwetszaken over is gediscussieerd enzovoort. Ik wil dat eigenlijk nog een beetje openhouden, want in mijn idee moeten we niet een precedent scheppen omdat nu in de nota naar aanleiding van het verslag een zin is gekomen die eigenlijk de hele wetgeving en alles betreft. Dus dat was een beetje mijn punt.
En het tweede is dat de suggestie in het antwoord was dat uit de geschiedenis van de Grondwet eigenlijk kon worden afgeleid dat ik geen gelijk had. Maar wat de minister nu zegt, is: nee, er kan eigenlijk niks uit worden afgeleid. Nou, dat was ook precies mijn idee, en van mijn hooggeleerde vrienden ook: je kan er helemaal niks uit afleiden. Dat was ook waarom ik u als juridische leek de tekst nog even heb voorgelezen. En ik ben nog steeds benieuwd naar wat u van die tekst vindt.
Ik wil daar graag in een schriftelijke respons op terugkomen, met dank voor het begrip van de heer Nicolaï.
Handelingen I 2021/22, nr. 18, item 6, p. 19
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik dank de minister voor de beantwoording. Ik wil nog even checken of ik het bij de kwestie van de amendering en de gevolgen daarvan goed begrepen heb dat de minister zegt: als daar behoefte aan is, zorg ik ervoor dat daar nog eens wat dieper op wordt ingegaan. Ik neem aan dat dan niet de medicus dat voor zijn rekening neemt, maar dat dat waarschijnlijk bij BZK terechtkomt. Ik hoor graag even precies hoe het zit. Ik had een motie voorbereid, maar als dat zo is, hoeft die niet te worden ingediend.
Handelingen I 2021/22, nr. 18, item 6, p. 22
Dan de vraag van de heer Nicolaï. Ja, het klopt. Ik speel 'm heel graag door naar mijn collega's van BZK en JenV met het verzoek of zij daar separaat op willen antwoorden.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 18, item 6
-
28 maart 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor Rechtsbescherming over de reikwijdte van het in artikel 84 Grondwet aan de Tweede Kamer toegekende recht van amendement in relatie tot de grondwetsgeschiedenis
Voor kennisgeving aangenomen op 28 maart 2023.
EK 35.979, H
-
-
20 december 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Justitie en Veiligheid -
20 december 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
20 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 december 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
25 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VWS en de minister voor LZS over (deels) openstaande toezeggingen
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie VWS
EK, B
-
-
21 februari 2022
toezegging gedaan
Toezegging Meenemen ethische aspecten in onderzoek (35.925 VI) (T03371)
De minister van Justitie & Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), toe om aan de onderzoekscommissie te vragen ook de ethische aspecten mee te nemen in hun onderzoek. Ook zal de minister de uiteindelijke aanbevelingen van deze commissie met de Kamer delen.
| Nummer | T03371 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 22 maart 2022 |
| Deadline | 1 juli 2023 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | prof. mr. P. Nicolaï (PvdD) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Mondeling overleg |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | ethische aspecten onderzoekscommissie Pels Rijcken |
| Kamerstukken | Begrotingsstaten Justitie en Veiligheid 2022 (35.925 VI) |
Kamerstukken I 2021-2022, 35925 VI, G, blz. 13-14
De voorzitter:
Meneer Nicolaï, nog een nabrander?
De heer Nicolaï (PvdD):
Een laatste nabrandertje om het weer gezellig te maken, want ik zou het naar vinden als we ongezellig uit elkaar gaan. Ik denk dat de heer Otten, u en ik best wel op één lijn zitten, omdat ik het idee heb dat u ook heel goed begrijpt wat we met ethische grenzen bedoelen. We hebben al Invest-NL. Er zijn afspraken gemaakt over wat voor soorten bedrijven voor die investering in aanmerking kunnen komen. Daarbij wordt er niet alleen op gelet of het financieel keurige bedrijven zijn maar ook op diversiteit et cetera. In antwoord op onze vragen schrijft de minister: "De commissie zal, onder meer, gevraagd worden welke eisen, inhoudelijk zowel als procedureel, de Staat gelet op zijn bijzondere positie aan een advocatuurlijke dienstverlener minimaal zou moeten stellen". Daar leid ik uit af dat het aan de commissie wordt overgelaten om te bepalen met wat voor soort bedrijf de Staat eigenlijk zou moeten samenwerken. Is dat nou aan die commissie? Hebben we daar nou deskundigen voor nodig? Of mogen we aan de minister en aan het kabinet vragen om, vanuit hun ethische verantwoordelijkheid, eerst een aantal eisen te stellen, die ze vervolgens meegeven aan die commissie? Dat is eigenlijk mijn vraag. Dat is hetzelfde als dat je, wanneer je dit leest, toch meteen denkt: bah, dat bedrijf moet ik niet meer? Bent u bereid om het daarheen te leiden dat er eerst eens over nagedacht wordt, en misschien met de Kamer gedeeld wordt, wat voor soort bedrijf we daarvoor willen gaan inhuren?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Voor mij is het evident -- daar begon ik de beantwoording van dit onderdeel ook mee -- dat de bedrijven waar wij zaken mee doen integer en transparant zijn. Dat is ons uitgangspunt.
De heer Nicolaï (PvdD):
Maar het is niet "integer en transparant"! Want je kunt hele foute mensen hebben die integer en transparant zijn, maar ondertussen op een andere manier de boel tegenwerken. Het gaat om een cultuur. Stel dat het antisemieten zouden zijn of mensen die tegen Turken zijn of wat dan ook, dan kunnen ze heel integer en transparant zijn, maar ondertussen doen ze dat wel. Een aantal dingen is gewoon gebleken. Is nou voldoende tot het kabinet doorgedrongen dat het dáár grenzen moet stellen?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik durf hier wel de stelling aan dat iemand die een antisemiet is, in mijn ogen geen integer mens is. Ik geloof echt niet dat wij er heel verschillend naar kijken. Ik zou niet willen dat het op woorden aankomt, want ik denk dat we precies hetzelfde bedoelen. Als ik zeg "integer en transparant", dan denk ik dat ik hetzelfde bedoel als de heer Nicolaï. Daar durf ik wel op te wedden; ik denk dat wij op dezelfde lijn zitten. Dat is mijn uitgangspunt. Er komen hier vele vragen bij kijken, met name doordat het zo'n complex issue is wat nou een landsadvocaat is. Moet je dat in stand houden? Moet je dat inbedden in de overheid? Moet je dat in verschillende structuren doen? Dat is de reden dat we een commissie gaan vragen om daar advies over te geven. Maar ik ga er heel erg van uit ... Ik vind het prima om de ethische aspecten aan dit onderzoek toe te voegen; niet omdat ik dat zelf niet kan bedenken maar omdat ik graag kaders wil hebben zodat we daarna ook weten hoe we hiermee moeten omgaan. Nu doe ik dit gesprek tekort, maar dat moet een brainstormsessie worden, dat moeten we goed op papier hebben, en dat moeten we ook laten doen door mensen die erover hebben nagedacht en die weten hoe je dat kunt meten. Is dat een taak van de Staat als klant? Hoe ziet dat er dan uit? Dat vind ik legitieme vragen, maar deze opdracht is zo complex dat ik denk dat de heer Nicolaï begrijpt dat dat niet de kern- of hoofdvraag is maar wel een belangrijke randvoorwaarde, die we daarna natuurlijk zelf blijven formuleren. De heer Nicolaï heeft gelijk: dat doet de overheid, dat doet de Staat op heel veel verschillende plekken; dus waarom hier niet? Alleen, ik moet eerst nog het advies krijgen over hoe we dit überhaupt inrichten.
(…)
Kamerstukken I 2021-2022, 35925 VI, G, blz. 15
De voorzitter:
(…). En ik heb genoteerd dat u zegt: ik zal aan de commissie meegeven ook die ethische aspecten mee te nemen.
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja.
-
23 januari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 maart 2022
toezegging gedaan
Toezegging Schriftelijk informeren over internationale agenda aanpak contra-terrorisme (35.934 (R2158)) (T03381)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66) , toe om de internationale agenda te delen met de Eerste Kamer zodra deze vaststaat. Ook zal de Kamer op de hoogte worden gehouden over ontwikkelingen omtrent deze internationale agenda en de stappen die hiervoor zullen worden genomen.
| Nummer | T03381 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 22 februari 2022 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | nationale veiligheid terrorismebestrijding |
| Kamerstukken | Verlengen mogelijkheid om Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid in te trekken (35.934 (R2158)) |
Handelingen I 2021/22, nr. 18, item 3 – blz 5.
De heer Dittrich (D66):
(…)
Verschillende landen hebben soortgelijke wetgeving als de Nederlandse. Dan kan er een heel vreemd mechanisme ontstaan. Stel, een terrorist heeft de Nederlandse maar ook de Franse nationaliteit, heeft zich in Syrië bij IS aangesloten en houdt zich daar met terroristische activiteiten bezig. Als Frankrijk zijn Franse nationaliteit intrekt, houdt hij alleen de Nederlandse over. Omdat we mensen niet staatloos mogen maken, kan de Nederlandse nationaliteit niet meer worden ingetrokken. De Franse maatregel bevordert dan, in de redenering van de Nederlandse regering, de Nederlandse nationale veiligheid niet, maar dat geldt natuurlijk ook precies andersom. De Fransen zullen de Nederlandse intrekking niet appreciëren. Met andere woorden, als de focus is het probleem buiten de eigen landsgrenzen te houden en te doen alsof dat de nationale veiligheid bevordert, kan er een soort rat race ontstaan tussen landen, maar dat heeft niets van doen met het bevorderen van de nationale veiligheid, inclusief het bevorderen van de internationale rechtsorde. Wat de fractie van D66 betreft moet de focus liggen op berechting en bestraffing van terroristen. Ik zou graag de minister en de staatssecretaris willen vragen hier in hun beantwoording op te reflecteren. Is de minister bereid met westerse landen het gesprek aan te gaan over het primaat van berechting en niet het probleem over elkaars schutting te gooien, dus: internationale samenwerking?
Handelingen I 2021/22, nr. 19, item 18 - blz. 8-9
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
(…)
Ja. Dan had ik nog een vraag van de heer Dittrich. Waarom kiest de minister niet voor berechting in Nederland? Volgens mij heb ik daar al op gereageerd. Ik zou het liefst daar berechten. In gevallen om straffeloosheid te voorkomen gebeurt het daar waar het moet en daar waar het kan, zetten we ons in om dat te doen. Zie de gevallen van afgelopen maand. Ik zal me in ieder geval blijven inzetten voor het realiseren van berechting daar, al denk ik dat dat lastig wordt. Maar ik ga de internationale coalities, de Europese landen, weer verzoeken om gezamenlijk te kijken naar wat we daar dan wel kunnen. Volgens mij moeten we die zoektocht niet opgeven.
De heer Dittrich had ook nog gevraagd of er in een vroegtijdig stadium contact is met het Openbaar Ministerie. In elke casus waarin mogelijk sprake is van intrekking, wordt het Openbaar Ministerie geraadpleegd. Die contacten lopen heel erg goed. Is de minister bereid om met westerse landen in gesprek te gaan? Absoluut. Hij zei ook iets over het klimaat van berechting. Het kan zijn dat we het net iets anders invullen, maar ik hoop dat ik in mijn betoog heb kunnen aangeven wat ik belangrijk vind. Ik zal de komende tijd ook het gesprek aangaan, bijvoorbeeld met de Europees coördinator contraterrorisme. Die is net vier maanden in functie en die gaat nu naar de regio. Ik heb hem gevraagd om bij zijn terugkeer ook in Nederland langs te komen om te laten zien wat hij daar heeft aangetroffen, maar ook om te horen wat de bereidheid om wel of niet samen te werken aan berechting betekent. Laten we dan kijken welke coalities we wel of niet kunnen vormen, wetende dat dat de afgelopen jaren ook geprobeerd is. Maar volgens mij moet je daarnaar blijven zoeken. Daar hoort dit bij.
De heer Dittrich (D66):
Mag ik de minister vragen om de Kamer daarover per brief te informeren nadat dat soort contacten hebben plaatsgevonden, zodat wij de vinger aan de pols kunnen houden?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ja, zeker. Ik heb ook de Tweede Kamer beloofd — en dat zal ik hier ook richting de Eerste Kamer doen — om de internationale agenda te delen zodra deze vaststaat. Dan is goed te volgen waar we heen gaan, waarom en met wie we waarover praten en ook welke contacten we hebben. Ik weet dat veel Europese landen met hetzelfde worstelen. Zij hebben ook nog eens te maken met veel grotere aantallen mensen dan waarover wij het hier hebben. Ik zal dus zeker de Kamers op de hoogte houden van de ontwikkelingen en ook van de stappen. Ik doe nog één keer een winstwaarschuwing, ook voor mezelf: hier is de afgelopen jaren heel veel in geïnvesteerd en ik weet dat het heel lastig is. Maar ik denk dat we het, gezien de relevantie van het onderwerp, moeten blijven proberen. Dat ga ik dus ook doen.
(…)
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 19, item 18
-
behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 18, item 3
-
20 december 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 februari 2022
toezegging gedaan
Toezegging Aanbieding informatie over gescreende uitreizigers (35.934 (R2158)) (T03382)
De minister van Justitie & Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Talsma (ChristenUnie), toe om de volledige lijst van uitreizigers, welke op verzoek van de Tweede Kamer is aangevraagd, ook naar de Eerste Kamer te verzenden.
| Nummer | T03382 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 22 februari 2022 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | nationale veiligheid terrorismebestrijding uitreizigers |
| Kamerstukken | Verlengen mogelijkheid om Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid in te trekken (35.934 (R2158)) |
Handelingen I 2021/22, nr. 19, item 18 - blz. 4
De heer Talsma (ChristenUnie):
Ik hoor de minister zeggen dat je uit het feit dat het maar zo weinig is gebeurd ook zou kunnen afleiden — althans, zo denk ik haar goed te hebben begrepen — dat die bevoegdheid heel zorgvuldig is ingezet. Ik zal u meteen zeggen, namens mijn fractie: voor dat soort argumenten ben ik rázend gevoelig. Maar dat argument heeft natuurlijk alleen maar geldigheid als er ook een wereld achter schuilgaat van pak 'm beet honderden gevallen waarin het had gekund, en dat het dan maar — doe 's gek — tien of vijftien keer daadwerkelijk zover is gekomen. Ik ben dus wel nieuwsgierig of de minister ons ook kan uitleggen in hoeveel gevallen het is overwogen, en hoe klein ten opzichte daarvan het uiteindelijke aantal van veertien of zeventien — de cijfers wisselen een klein beetje — is.
Minister Yesilgöz-Zegerius:
Op verzoek van de Tweede Kamer is twee jaar geleden de volledige lijst van uitreizigers nog een keer volledig doorgenomen. Dat was een motie van VVD en ik meen CDA over bij wie de nationaliteit kan worden ingetrokken. Dat was een duidelijk verzoek van de Tweede Kamer. Ik kan in de tweede termijn terugkomen op hoeveel dat er exact zijn, maar dat zijn er aanzienlijk meer dan veertien. Die hele lijst was al een keer doorgenomen. Dat is op verzoek van de Tweede Kamer weer gedaan en daar zijn vervolgens niet honderden namen uitgekomen van mensen van wie je de nationaliteit kon intrekken. Een van de belangrijke redenen is de datum van inwerkingtreding van de wet. Dat was 2017, en we weten dat een flink aantal van de mensen die uitgereisd zijn daarvoor zijn uitgereisd. Dat wil niet zeggen dat de urgentie niet meer bestaat, dat zei ik ook al in mijn inleiding. Dat wil ook niet zeggen dat het nu overal in de regio rustig is en dat het jihadisme niet een aantrekkingskracht heeft, ook in ons land, en dat er geen zorgen bestaan. Dat zijn de feiten, en dat is ook waarom wij zeggen: dit heb je nodig in die toolbox. Het exacte getal van die totale screening kan ik straks geven. Dat is 100 plus, maar misschien nog meer dan dat. Dat is twee jaar geleden door de Tweede Kamer nogmaals gevraagd en daarop doorgenomen.
Handelingen I 2021/22, nr. 19, item 18 - blz. 7
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
(…)
Ik zou nog in de tweede termijn terugkomen op het aantal uitreizigers dat helemaal gescreend is. Dat zijn er 100 geweest. Dat stuur ik op verzoek van de Tweede Kamer weder rond, dus dan hoeven we daarvoor niet op de tweede termijn te wachten.
(…)
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 19, item 18
-
-
17 januari 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 februari 2022
toezegging gedaan
Toezegging Bij berechting in regio landen ertoe bewegen dat zij afstand doen van doodstraf (35.934 (R2158)) (T03383)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks) , toe om na te gaan of er een andere afweging wordt gemaakt omtrent de intrekking van het Nederlanderschap, wanneer er bij berechting in de regio gebruik wordt gemaakt van de doodstraf.
| Nummer | T03383 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 22 februari 2022 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie en Veiligheid |
| Kamerleden | mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | doodstraf nationale veiligheid terrorismebestrijding |
| Kamerstukken | Verlengen mogelijkheid om Nederlanderschap in het belang van de nationale veiligheid in te trekken (35.934 (R2158)) |
Handelingen I 2021/22, nr. 19, item 18 - blz. 6-7
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
(…)
Ik heb een vraag over berechting in de regio. In het verleden heeft de minister, toen zij nog Kamerlid was, weleens iets gezegd over de doodstraf die in de regio zou worden toegepast op Nederlandse uitreizigers. Ik vroeg me af hoe zij als minister terugkijkt op uitspraken die zij destijds heeft gedaan, ook in het kader van deze wet. Maakt bijvoorbeeld het feit dat iemand de doodstraf kan krijgen bij berechting in de regio, uit voor de afweging die gemaakt wordt tussen hier berechten of het Nederlanderschap intrekken?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Ik denk niet dat het relevant is hoe ik als minister terugkijk op uitspraken. Het is relevant hoe ik mijn werk nu doe. Dat zijn twee verschillende verantwoordelijkheden. Als minister zeg ik het volgende. Het huidige kabinet heeft gezegd, wat in het coalitieakkoord heel duidelijk staat: wat betreft de aanpak van terroristen hebben we exact hetzelfde beleid als het vorige kabinet. Dat is heel helder. Dat is ingezet op voorkomen van terugkeer, waar mogelijk, en het realiseren van berechting aldaar, waar mogelijk. Mevrouw Veldhoen weet dat het kabinet toen en nu altijd heeft gezegd, en ik neem aan in Nederland altijd zal blijven zeggen: wij zijn absoluut niet voor de doodstraf. Dat betekent dat wij, als wij het met landen hebben over berechting daar, tot en met rechtshulpverzoeken, uitlevering, maakt niet uit, altijd zullen zeggen: de doodstraf erkennen wij niet. Wij zullen er altijd toe proberen te bewegen dat die landen daar afstand van doen. Dat is het proces waar we in zitten. Dus ik ga vanuit mijn rol als minister van Justitie en Veiligheid namens Nederland, natuurlijk ook naar de regio, die gesprekken aan. Ik zal ertoe proberen te bewegen dat daar iets wordt opgezet waarvan wij kunnen zeggen: het is goed dat daar berecht wordt. Daar zal de doodstraf geen onderdeel van zijn, want dat zal Nederland nooit kunnen steunen. Dat is mijn rol als minister van Justitie en Veiligheid.
De voorzitter:
Mevrouw Veldhoen, tot slot.
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
Ik ben blij om dat te horen. Maar betekent dat dan ook concreet het volgende? Stel dat het Openbaar Ministerie zegt "wij willen graag hier opsporen en vervolgen" en het is aannemelijk dat als iemand in de regio wordt berecht, diegene de doodstraf opgelegd zou kunnen krijgen. Is het zo dat dan die intrekking niet plaatsvindt en het primaat bij het Openbaar Ministerie terechtkomt?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dat zijn dingen die volledig los van elkaar staan. Het OM adviseert. Op een gegeven moment wordt het Nederlanderschap wel of niet ingetrokken. Dan nog kan het OM vervolgen. Je kunt dan nog steeds, zoals we ook eerder zeiden — ik heb verschillende leden dat ook horen zeggen — tijdelijk daarvan afwijken en zeggen: diegene kan hier berecht worden. Dus al die elementen bestaan.
De voorzitter:
Mevrouw Veldhoen, tot slot. Voortaan zijn er twee vragen in dit debat, vanaf nu.
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
De laatste keer; ik heb een hele korte vraag. Ik stel de vraag maar even open. Is het dan zo dat intrekking niet plaatsvindt als er het risico is dat iemand in de regio de doodstraf opgelegd krijgt?
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
Dan is het op een individueel niveau. Ik kan even nagaan of dat een expliciete afweging is, of we dat ook op dat niveau weten. Het zijn natuurlijk ook vaak mensen die daar nog in detentie zitten, of waarbij op een andere manier aan het dossier wordt gewerkt. Ik zei net richting de heer Dittrich: er worden wel mensen veroordeeld, maar het is niet zo dat dat in zo'n tempo gaat dat we denken "dan komen alle verdachten in ieder geval voor een rechter binnen afzienbare tijd". Dat laatste zou ieders voorkeur hebben, denk ik. Dus ik kan even vragen of dat op die manier een afweging is en of we dat überhaupt zo concreet weten.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2021/2022, nr. 19, item 18
-
12 september 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 september 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van J&V over berechting in de regio en landen ertoe bewegen dat zij afstand doen van doodstraf
Voor kennisgeving aangenomen op 12 september 2023.
EK, G
-
-
27 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 februari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 februari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
31 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 februari 2022
toezegging gedaan