Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel februari 2022)



Dit is het rappel tot 10-01-22.

 




Toezegging Evaluatie algemene zorgplicht Wet op het financieel toezicht (33.632) (T02389)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe X nieuwe evaluatie te zullen uitvoeren naar de doeltreffendheid en de effecten van artikel 4:24a Wft in de praktijk. De Staten-Generaal zal uiterlijk 1 januari 2022 een verslag met de bevindingen van deze evaluatie ontvangen.


Kerngegevens

Nummer T02389
Status afgevoerd
Datum toezegging 30 december 2016
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Brief
Categorie evaluatie
Onderwerpen Wet op het financieel toezicht
zorgplicht
Kamerstukken Wijzigingswet financiële markten 2014 (33.632)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2016/2017, 33632, E, blz. 8

Zoals ik hiervoor heb aangegeven, ontbreken harde empirische gegevens met betrekking tot de algemene zorgplicht in de Wft aangezien er tot op heden nog niet formeel gehandhaafd is en er vooralsnog geen bestuursrechtelijke rechtspraak tot stand is gekomen. Het is naar mijn oordeel dan ook te vroeg om verdergaande conclusies te trekken ten aanzien van de doeltreffendheid en de effecten van de algemene zorgplicht zoals neergelegd in de Wft. In die zin kan een evaluatietermijn van drie jaar voor een open norm en vangnetbepaling als de algemene zorgplicht ook worden beschouwd als een vrij korte termijn. Eerst zal meer zicht op onder meer de (formele) handhavingspraktijk en ontwikkeling in de bestuursrechtelijke rechtspraak moeten ontstaan. Om die reden kondig ik hierbij aan dat er een nieuwe evaluatie zal worden uitgevoerd naar de doeltreffendheid en de effecten van artikel 4:24a Wft in de praktijk. De Staten-Generaal zal uiterlijk 1 januari 2022 een verslag met de bevindingen van deze evaluatie ontvangen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer nader informeren over de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten (34.808) (T02630)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prast (D66) en Vos (GroenLinks), toe de Kamer nader te zullen informeren over de naleving, handhaving en effecten van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten.


Kerngegevens

Nummer T02630
Status openstaand
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Ervaringen EU-lidstaten
handhaving
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
naleving
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4

Mevrouw Prast (D66):

De heer Hoekstra zei daarnet dat er geen probleemgevallen bekend zijn bij de buitenlandse PEP's in Nederland. Dat begrijp ik wel, want dat is natuurlijk een specifieke categorie. Nu is deze richtlijn in een aantal andere EU-landen al omgezet in wetgeving, en die landen hebben een veel ruimere categorie, namelijk binnenlandse PEP's en hun naasten, of dat nou zakelijke naasten zijn of familie. Is er eigenlijk informatie over hoe het daar gaat met de naleving en de handhaving?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de EU-landen, namelijk hoe de richtlijn elders geïmplementeerd is, of we al kunnen zien wat de effecten in die andere landen zijn en of er actuele gegevens en cijfers zijn. Onlangs is daar in de Tweede Kamer een motie over aangenomen. Kan de minister aangeven of hij inderdaad gaat zorgen dat dat overzicht en die cijfers er komen, zodat we meer van elkaar kunnen leren?

(...)

Minister Hoekstra:

Verder vroeg mevrouw Prast wat de ervaringen in andere landen zijn. Volgens mij is het verstandig, juist ook omdat dit in andere landen ook nieuw is, dat ik du moment dat hierover informatie is, dit deel met de Kamer. Mevrouw Vos vroeg hier ook naar. Ik vermoed dat men breder in Europa, zeker ook in bijvoorbeeld Duitsland, erin geïnteres-seerd is om te weten wat de effectiviteit hiervan is. Dat zullen we moeten monitoren. Dat gaat Europa ook monitoren en dat zullen we dan met de Kamers delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezicht DNB op eventueel weigeren door banken van politiek prominenten als klanten (34.808) (T02631)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Strien (PVV) en Prast (D66), toe dat toezichthouder DNB expliciet zal monitoren of banken, vanwege eventuele extra kosten of werkzaamheden als gevolg van verscherpt cliëntenonderzoek, politiek prominenten, hun naasten of geassocieerden zullen weigeren als klant. De minister zal het belang hiervan ook in zijn reguliere contacten met DNB onderstrepen.


Kerngegevens

Nummer T02631
Status voldaan
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen banken
De Nederlandsche Bank
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
politiek prominente personen
toezicht
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 37, item 3, blz.3, 6

De heer Van Strien (PVV):

(...) Ten eerste zitten er voor de bank nogal wat kosten en werk aan extra onderzoeken voor PPP's. Ten minste twee banken hebben al te kennen gegeven geen zaken te doen met PPP's vanwege de te hoge kosten. In Het Financieele Dagblad van vorige week las ik dat Van Lanschot alle klanten gaat wegsturen die te weinig willen beleggen en dus te weinig opbrengen. De minister is hier in de tweede memorie van antwoord heel luchtig over: hij gaat ervan uit dat er voldoende banken zijn waar wel diensten verkregen kunnen worden. Voor mijn fractie is dit antwoord niet aanvaardbaar. Wij vinden dat er voor alle banken een gelijk speelveld dient te zijn en dat banken niet mogen discrimineren voor PPP's. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

(...)

Mevrouw Prast (D66):

In antwoord op onze schriftelijke vraag naar de geschatte financiële kosten van de screening kwam de minister meteen bedrag van €104 per gescreende per jaar, los van incidentele transacties. Van de banken horen wij een ruim drie keer zo hoog bedrag. Vermoedelijk ligt de waarheid met €200 per jaar in het midden, maar laten we nu eens aannemen dat de minister met zijn €104 plus incidentele kosten gelijk heeft. Klanten betalen €20 per jaar voor eenvoudige bankrekening. 20 min 104 is -84. Daarmee worden de naasten van een politiek prominent zo niet verliesgevend dan toch in elk geval minder aantrekkelijk voor de bank.

Wij hebben in de schriftelijke ronde gevraagd of dit ertoe kan leiden dat banken om redenen van rendement deze klanten zullen weren. Collega Van Strien wees daar ook al op. Het antwoord van de minister heeft ons geen duidelijkheid gegeven. Ik wil de minister daarom hierbij nogmaals deze vraag stellen. Dat banken afscheid mogen nemen van klanten als ze die onvoldoende renderend vinden, weten we inmiddels dankzij het bericht verleden week over Van Lanschot. Kan de minister toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 11, 14

Mevrouw Prast (D66):

Dank u wel voorzitter. Allereerst hierbij de vraag die mij zojuist ontschoten was in mijn interruptie. Ik had in eerste termijn gevraagd of de minister kan toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn. Het gaat mij daarbij dus niet om een integriteitsvraag. Hierop is de minister niet ingegaan. Dat interpreteer ik zo dat hij dat op dit moment niet wil of kan toezeggen.

(...)

Minister Hoekstra:

(...) Zij vroeg mij om toe te zeggen dat banken in alle gevallen de PEP's moeten aannemen, ook al zijn ze financieel niet aantrekkelijk. Dat wringt wel met een ander basisprincipe, namelijk dat banken zelf over hun cliëntacceptatie gaan. In de volle breedte is dat gewoon waar. Als mevrouw Prast mij vraagt of ik vind dat er voldoende waarborgen zijn om ervoor te zorgen dat precies datgene wat zij niet wil ook niet gebeurt, dan is mijn antwoord: ja, absoluut. Dat heb ik in eerste termijn al geprobeerd te zeggen. Dat punt is namelijk heel expliciet met De Nederlandsche Bank gewisseld. De Nederlandsche Bank zal hier zeer expliciet toezicht op houden. En hoewel het aan de ene kant best een grote groep is, met die nieuwe PEP's en alles wat daaromheen hangt, is aan de andere kant het aantal casussen dat zich zal voordoen per maand vermoedelijk zeer beperkt. Dat wordt voor De Nederlandsche Bank dus ook niet wild ingewikkeld. Ik stel me echt voor dat DNB dan ook onmiddellijk in gesprek gaat. Ik zeg mevrouw Prast toe dat ik in mijn contacten met de president van De Nederlandsche Bank zal opnemen dat dat een zorgpunt is waar ik in het bijzonder DNB naar zal laten kijken. (...) DNB is, denk ik, daar het slot op de deur. Nogmaals, ik zeg mevrouw Prast toe om dit in mijn tweewekelijkse gesprekken met de president van De Nederlandsche Bank expliciet te markeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kamer op de hoogte te houden van de voortgang van de uitvoering van de Wet hardheidsaanpassing Awir (35.468) (T02935)

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om evenals de Tweede Kamer zeer frequent en regelmatig geïnformeerd te worden over de wijze van uitvoering van de Wet hardheidsaanpassing Awir na inwerkingtreding.


Kerngegevens

Nummer T02935
Status deels voldaan
Datum toezegging 30 juni 2020
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Belastingdienst
hardheid
kinderopvangtoeslag
Wet hardheidsaanpassing Awir
Kamerstukken Wet hardheidsaanpassing Awir (35.468)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 5.

De heer Essers (CDA):

[…] Zonder overdrijving kan worden gesteld dat de kinderopvangtoeslagaffaire de Belastingdienst in de grootste crisis heeft gestort sedert de Tweede Wereldoorlog. Als deze zaak iets heeft duidelijk gemaakt is het wel het belang van de rechtsstaat en van een integere en redelijke overheid, maar ook hoezeer een almachtige overheid argeloze burgers finaal in de vernieling kan helpen. Het is nu niet de plaats om deze affaire en het toeslagenstelsel ten principale te bespreken. Daar zal ongetwijfeld later dit jaar nog ruim gelegenheid voor zijn. Er zal lering uit moeten worden getrokken door de Belastingdienst, maar ook door onder meer de politiek en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu is het van belang dat zo spoedig mogelijk alles wordt gedaan om recht te doen aan de gedupeerde ouders. Mijn fractie stemt dan ook zonder meer in met het voorliggende wetsvoorstel. Het is als het ware omgekeerd evenredig aan de hardheid en de disproportionaliteit van de kinderopvangtoeslagregeling. De intentie van dit wetsvoorstel onderschrijven wij dan ook van ganser harte. De uitwerking ervan oogt wel erg bureaucratisch. Maar liefst vijf categorieën gedupeerde ouders worden onderscheiden bij de tegemoetkomende regelingen. De uitvoering is in handen van onder meer een Commissie van Wijzen, een bezwaarschriftencommissie, een Commissie aanvullende schadevergoeding, een Bestuurlijke Adviesraad, een ouderpanel en een kindpanel. Daarnaast is er nog het Strategisch Crisisteam, het Uitvoeringsorgaanhersteltoeslagen en de rest van de uitvoeringsorganisatie rondom de kinderopvangtoeslag. Gelet op alles wat er is gebeurd mag het duidelijk zijn dat de nodige argwaan bestaat hoe dit alles in de praktijk gaat uitwerken, ook al krijgen ouders dan een persoonlijke zaakbehandelaar die hen zal bijstaan in het gehele proces.

Wij sluiten ons dan ook graag aan bij de eis van de Tweede Kamer om het parlement zeer frequent en regelmatig te informeren over de wijze van uitvoering van dit wetsvoorstel na inwerkingtreding. Het spreekt ook voor zich dat bij dit dossier volledige transparantie voortaan hoofdzaak dient te zijn. Fouten moeten worden gemeld en hersteld. Graag vernemen wij hiervan een bevestiging door de staatssecretaris.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 7.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Zoals ik hier vorig jaar december zei: controle is goed, maar vertrouwen nog beter. Daarvoor is het ongelooflijk belangrijk dat de Belastingdienst ervoor gaat zorgen dat deze hersteloperatie een start is van een nieuwe manier van werken, een manier van werken vanuit de menselijke maat, ruimhartig, empathisch en rechtvaardig, zoals de heer Essers vanochtend al zei. Alleen streng en hard als het niet anders kan en met de grootste transparantie.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 10.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan werd er over de rapportage gevraagd om u als Kamer ook goed op de hoogte te houden van wat er gebeurt. Datzelfde heb ik uiteraard toegezegd aan de Tweede Kamer en ik doe dat heel graag ook aan u. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat wij met elkaar nauwgezet volgen hoe deze hersteloperatie verloopt, wat daarin goed gaat, wat er ook niet in goed gaat en hoe we dan ook kunnen zorgen dat we alles wat daar niet snel en goed verloopt zo snel mogelijk kunnen herstellen. Maar ook om met elkaar informatie te delen over onderwerpen in de komende tijd waarvan we weten dat ze nog moeten komen, bijvoorbeeld het thema van het etnisch profileren. Is dat er nou geweest, ja of nee? We hebben al gezien dat er in ieder geval signalen van zijn, dat staat ook in de rapportage van de ADR die samen met Donner is uitgebracht. Maar het is vooral belangrijk om te kijken of dat effecten heeft gehad voor ouders en als dat zo is, wat dat dan ook nog betekent in het kader van deze hersteloperatie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inkomstenverdeling en koopkrachtontwikkeling in de Prinsjesdagstukken (35.302) (T02950)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks) toe dat de regering in de Prinsjesdagstukken aan de Kamer expliciet haar appreciatie geeft van de loonstijging in relatie tot het lastenbeeld, in het bijzonder de winstbelasting 2021.


Kerngegevens

Nummer T02950
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Belastingplan 2020
belastingplannen
lastenverdeling
lonen
Pakket Belastingplan 2020
vennootschapsbelasting
Vpb
winstbelasting
Kamerstukken Belastingplan 2020 (35.302)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 33.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister-president heeft eerder dit jaar aangegeven dat het nu de hoogste tijd is dat werknemers komend jaar een substantiële loonstijging tegemoet kunnen zien. Wij zijn dat met de minister-president eens. We nemen aan dat het kabinet dit ook zo ziet. Het is toch immers de minister-president. We begrijpen de minister-president zo dat deze stijging in 2020 substantieel genoeg moet zijn, wil er in 2021 sprake zijn van voldoende legitimatie van een verlaging van het algemene tarief voor de winstbelasting. Voor wat, hoort wat. Dat snappen wij.

Nu zit dat lagere vpb-tarief voor volgend jaar, 2021, al in dit wetsvoorstel over het belastingpakket 2020. Daarmee is de tariefverlaging voor 2020 die vorig jaar overeen was gekomen van de baan. Dat is een goede zaak. Ook is de voorziene daling volgend jaar minder groot dan nu in de staande wet voor 2020 staat. Dat is winst.

Maar de woorden van de minister-president suggereren meer, namelijk dat het kabinet volgend jaar expliciet beziet of de contractloonstijging in 2020 voldoende substantieel is en in dat licht of de voorgenomen verlaging van het Vpb-tarief in het wetsvoorstel nu gerechtvaardigd is. Ik zou zeggen dat dan ten minste sprake moet zijn van een stijging van 3%. De MEV zegt 2,5%. Het moet substantieel zijn en toch snel 3% of meer. Is dit de route die het kabinet hier gaat bewandelen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 3, p. 5 en 6

Staatssecretaris Snel:

De heer Vendrik had ook nog een vraag over de koopkracht. Hij refereerde aan premier Rutte toen hij als partijleider van de VVD sprak op dat festival. Hij deed een oproep aan bedrijven om de werknemers mee te laten vieren in in ieder geval de winsten die zij maken. Hij zei eigenlijk: als daar helemaal niets gebeurt, vind ik het ook niet logisch om misschien iets te doen aan de verlaging van de Vpb die wij hebben beoogd.

[…]

Voor alle helderheid: er is geen Rutte-norm en er is geen directe link tussen het een en het ander. Dit is zeker geen terugtrekkende beweging, want het feit dat je kijkt naar die ontwikkeling van de lasten bij bedrijven, bij burgers, bij het groot- en het kleinbedrijf, is belangrijk op het moment dat je in augustus het besluit neemt over het hele lastenpakket. Dat blijft zo, maar er is geen Ruttenorm.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik snap dat er geen automatisme is: als dit dan dat, zonder condities. Tegelijkertijd ga ik ervan uit, zoals de heer Van Apeldoorn terecht zei, dat de woorden van de minister-president ook gesproken zijn namens het kabinet. Ze zijn herhaald in de Tweede Kamer. Ik ga ervan uit dat dit straks in augustus een aparte betekenis heeft wanneer het kabinet zich buigt over de begroting 2021 en dat wij tenminste kunnen verwachten dat het kabinet in de stukken die met Prinsjesdag naar buiten komen, op dit punt heel expliciet zijn appreciatie geeft van de stand van zaken van de loonstijging in 2020, hoe het dat beoordeelt, of het vindt dat gehoor is gegeven aan de oproep van de minister-president die is herhaald in de Tweede Kamer, en of, en zo ja, welke consequenties dat heeft voor het lastenbeeld, in het bijzonder de winstbelasting.

Staatssecretaris Snel:

Met iets andere woorden dan ik zou kiezen, zegt de heer Vendrik volgens mij wat ik zojuist ook zei. Ik denk niet dat er een concrete oproep of een Rutte-norm is die zegt: zo gaan we het doen. Ik vind wél, en dat zullen we ook ... Elke keer dat wij een Belastingplan presenteren, geven wij ook een oordeel over de ontwikkelingen. Wat vinden wij belangrijk? Dit jaar hebben we gezegd dat het belangrijk is dat bijvoorbeeld rondom de koopkrachtontwikkelingen dingen gebeuren: middeninkomen, werkenden.

Nogmaals, die oproep voor die lonen was terecht en dat hebben we als kabinet ook herhaald. Het klopt, dat is belangrijk. Het kabinet heeft daar zelf ook overigens geprobeerd een voorbeeld te stellen, met de lonen die wij betalen en de cao's die wij afsluiten. Dus wij vinden dat een belangrijk thema. Ik wil alleen een beetje weg van het idee dat er dus al afgesproken is dat er een directe koppeling is tussen het een en het ander. Die is er niet. De gedachte daarachter is er natuurlijk wél, namelijk die evenwichtige ontwikkeling, ook voor de burgers versus die van het bedrijfsleven. Dus daar ben ik het mee eens.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn vraag was — misschien kan de staatssecretaris daar expliciet iets over zeggen — of ik ervan mag uitgaan dat nadat het kabinet in augustus hierover gedacht en besloten heeft, bij Prinsjesdag dít punt éxpliciet, goed gemarkeerd in de stukken van het kabinet terechtkomt en dat het parlement — en daarmee dus ook de Eerste Kamer — goed in zicht heeft hoe het kabinet de loonstijging heeft beoordeeld, wat de stand van zaken is, wat ze daarvan vindt en hoe zij dat betrekt in de keuzes die ze maakt voor het algemene lastenbeeld in 2021.

Staatssecretaris Snel:

Volgens mij is dat precies wat wij moeten doen. Dat vind ik overigens niet alleen voor volgend jaar, maar in alle jaren erna. Op het moment dat je met je Miljoenennota en je Belastingplan een beeld geeft van hoe je keuzes maakt in de lastenontwikkeling is dit gewoon een belangrijk onderdeel. Daar hoort ook bij, als het bijvoorbeeld gaat over de koopkracht, wat dat betekent voor de loonontwikkeling. Het enige wat ik wil vermijden — dat is het enige kleine dingetje dat ik zeg — is dat er niet een soort beweging komt "en omdat de contractloonontwikkeling 2,9 is, besluiten we dit of dit te doen". Dus als de heer Vendrik het met mij eens is dat díe koppeling er niet is, maar dat het natuurlijk belangrijk is om keuzes te maken, zijn wij het denk ik eens.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik snap het punt van de staatssecretaris, als zou er een digitale koppeling zijn. Maar ik vind het punt in zoverre wel bijzonder dat de minister-president zélf hier de aandacht op gevestigd heeft. Dat zijn wij allen met de minister-president eens. Dan mag dat ook op een aparte, bijzondere wijze in de stukken volgend jaar verwoord worden. Dat punt houd ik toch even staande, want daarvoor is het dan weer net iets méér dan de gebruikelijke besluitvorming in het kabinet en de verantwoording daarover, over het algemene lastenbeeld, de koopkrachtontwikkeling, de loonontwikkeling et cetera. Het is toch weer net iets meer dan dat. Dat zou ik graag terug willen zien in de stukken van het kabinet volgend jaar. Ik hoop dat de staatssecretaris daar kans toe ziet.

Staatssecretaris Snel:

Dat zie ik wel, dus dat zullen wij doen. Daarbij hoop ik dan ook dat de heer Vendrik wanneer de minister-president beleidsvoornemens heeft, dan ook weer hier staat om te zeggen hoe belangrijk het is dat er voor deze speciale woorden en oproepen extra aandacht komt. Als we dat samen kunnen afspreken, dan lijkt me dit prima.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Implementatie ATAD 2 in andere EU-lidstaten ten behoeve van kennisdeling (35.241) (T02957)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie) toe om, bij de Europese Commissie aandacht te blijven vragen voor een overzicht van de wijze waarop ATAD 2 door lidstaten wordt geïmplementeerd en hierover in gesprek te gaan om van elkaar te kunnen leren.


Kerngegevens

Nummer T02957
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen ATAD2
belastingontduiking
belastingontwijkingen
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2019/20, 35 241, B, p. 5.

De leden van de fractie van de ChristenUnie:

Dubbele aftrek en aftrek zonder heffingsbetrekking, zo stelt de Richtlijn, dienen te worden geneutraliseerd. De documentatieverplichting is hierbij van groot belang. Kan de regering aangeven welke voorschriften hier gaan gelden en hoe de gegevens binnen EU-verband worden uitgewisseld, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Komt er een uniform documentatiemodel? Hoe is de gegevensuitwisseling geregeld tussen de nationale belastingdiensten? Is voorzien dat belastingdiensten in EU-landen van elkaar kunnen leren en zo ja, hoe?

Kamerstukken I 2019/20, 35 241, C, p. 10, 11.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel:

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of is voorzien dat belastingdiensten in EU-lidstaten van elkaar kunnen leren. Op dit moment is nog niet voorzien in een dergelijke mogelijkheid ten aanzien van ATAD2. Echter, op verzoek van de leden van diverse fracties van de Tweede Kamer heb ik al toegezegd dat ik de EC zal verzoeken of zij lidstaten een overzicht kan geven over de wijze waarop ATAD2 in de verschillende EU-lidstaten is

geïmplementeerd. Mede naar aanleiding van de vraag van deze leden zal ik gelijktijdig met dat verzoek de EC de suggestie doen een mogelijkheid te creëren waarbij vertegenwoordigers van EU-lidstaten (wetgevers en belastingadministraties) samenkomen zodat zij kunnen uitwisselen op welke wijze ATAD2 in hun eigen lidstaat is geïmplementeerd en hoe in hun lidstaat de handhaafbaarheid van deze regelgeving is gewaarborgd. Op deze wijze zou inzage kunnen worden verkregen in de toepassing van

ATAD2 door andere EU-lidstaten.

Handelingen I 2019/20, nr. 11, item 3, p. 7.

De heer Ester (ChristenUnie):

De ChristenUnie-fractie is verheugd dat dit kabinet nu voortvarend werk maakt van bestrijding van belastingontwijking. Nederland hoort niet in het rechterrijtje van fiscale doorsluislanden. Mijn fractie verwelkomt de bronbelasting op renten en royalty's en de implementatie van de ATAD 2-richtlijn. Om fiscaal aantrekkelijke effecten van hybridemismatchstructuren te neutraliseren is ingewikkelde wetgeving nodig. Hoe beoordeelt de staatsecretaris de handhaafbaarheid van deze wetgeving? Hoe is dat ingeregeld? Hoe gaan Europese lidstaten op dit punt van elkaar leren?

Handelingen I 2019/20, nr. 12, item 12, p. 22.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Ik zal, zoals ook schriftelijk aan u en de Tweede Kamer toegezegd, bij de Commissie aandacht blijven vragen voor een overzicht van de wijze waarop bijvoorbeeld door andere lidstaten ATAD 2 wordt geïmplementeerd, want dat hadden we tot nu toe steeds niet. Daar blijven we om vragen. Hierdoor wordt in verhouding tot andere EU-lidstaten beter inzicht verkregen en kan zo nodig, en voor zover de richtlijn dat toestaat, de wetgeving worden aangescherpt, bijgestuurd, verduidelijkt of anderszins worden aangepast. Die mogelijkheid blijft dus over.

[…]

De heer Ester vroeg nog of we als Europese lidstaten op het punt van ATAD 2 niet meer van elkaar kunnen leren. Daar geldt eigenlijk het vorige antwoord voor. Wij weten nu nog niet precies hoe dat zit, maar als we dat hebben, zal het belangrijk zijn dat we met elkaar overleggen. Ik zal die suggestie bij de Commissie blijven doen, zodat wij daar zo snel mogelijk inzicht in kunnen hebben.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evalueren effectiviteit UBO-register (35.179) (T02976)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe dat bij de evaluatie van de effectiviteit van het UBO-register gebruikers, zoals onderzoeksjournalisten, en andere stakeholders betrokken worden.


Kerngegevens

Nummer T02976
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 2.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Kortom, er moet worden voorkomen dat deze wet wel veel bureaucratische rompslomp veroorzaakt, maar weinig impact heeft. Hoe is de regering van plan de effectiviteit van de wet te evalueren?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14.

Minister Hoekstra:

Mevrouw Karimi vroeg: hoe wordt de effectiviteit van het register geëvalueerd? Het is echt belangrijk dat gebruikers, maar ook andere stakeholders, daar steeds bij betrokken zullen worden. Ik noem de bevoegde autoriteiten, zoals de opsporingsinstanties, maar we zullen breder een uitvraag doen. Het gehele stelsel dat moet helpen bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Dus daar zullen we dat ook nog in meenemen. Mevrouw Karimi weet dat minister Grapperhaus en ik er zeer op gebrand zijn om hierin belangrijke stappen voorwaarts te maken.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 1.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

[…]

Mijn hoofdpunt was hoe het eigenlijk zit met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn. Daarvan zou een preventieve werking moeten uitgaan die voorkomt dat er schimmige constructies plaats vinden. De minister zegt dat wij een gebalanceerde keuze hebben gemaakt. Ik bestrijd dat. Ik vrees ook dat Nederland ook dit keer met maximaal restrictief uitvoeren van deze richtlijn Europees in een verkeerde hoek belandt. Wij krijgen dan weer dat imago dat we bescherming van de aandeelhouders belangrijker vinden dan bestrijding van bijvoorbeeld witwassen of financiering van terrorisme. De journalisten, de maatschappelijke organisaties zullen zich niet laten weerhouden, ze zullen blijven doorsputteren, ze zullen gewoon hun onderzoek doen en de misstanden hopelijk ook publiek maken. Maar de combinatie van het aan de ene kant niet mogen zoeken op individuen en aan de andere kant het bijvoorbeeld betalen van vergoedingen, hoe klein die ook mogen zijn, betekent gewoon dat er sprake is van drempels. Al die drempels bij elkaar kunnen het werk van die groep mensen moeilijk maken. Is de minister dat met mij eens? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot? Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde, namelijk het bemoeilijken van witwassen en andere manieren van misbruik van het financiële stelsel, en terrorismebestrijding.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.

Minister Hoekstra:

[…]

Het tweede dat ik haar wil zeggen, is dat het zeker zo is dat ik ervoor open sta om bijvoorbeeld ook onderzoeksjournalisten te betrekken bij de effectiviteit. Eigenlijk leent zich dat voor een evaluatie, maar het is dus vaker mogelijk om tussendoor input te vragen van de gebruikers.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overzicht implementatie van het UBO-register in verschillende Europese lidstaten (35.179) (T02979)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA) toe om aanvang 2022 (achttien maanden na de toezegging) een overzicht te geven van hoe andere Europese lidstaten omgaan met de bescherming van privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T02979
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
kerkgenootschappen
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
privacy
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.6.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Het UBO-register is een Europese verplichting. Dat brengt mijn fractie tot de voor de hand liggende vraag hoe andere Europese landen omgaan met de bescherming van de privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid. Kan de minister zijn conclusies met ons delen? Klopt het dat Duitsland, Zweden en Italië een eigen lijn kiezen? Zo ja, welke lering trekt de minister hieruit?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.10.

De heer Essers (CDA):

[…]

Overigens hebben volgens onze informatie Finland en Malta kerkgenootschappen uitgezonderd van de registratieplicht. Kan de regering dit bevestigen? En zijn er nog andere lidstaten waar deze uitzondering op van toepassing is? […]

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.19.

Minister Hoekstra:

[…]

De heer Ester en de heer Essers vroegen nog hoe het internationale speelveld eruitziet. De heer Ester vroeg naar Duitsland, Zweden en Italië en de heer Essers naar Finland en Malta, meen ik. Er is op dit moment geen overzicht beschikbaar. Bovendien geldt altijd dat lidstaten lastig met elkaar te vergelijken zijn. Ik zou willen voorstellen dat we daar een keer een overzicht van maken op het moment dat dit overal is geïmplementeerd. Dan wordt dat ook helder. Misschien kan dat dan meteen mee in die achttien maanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Ernaar kijken of het mogelijk is om in de monitoring de bronbelasting op royalty’s en rente te betrekken en ernaar kijken of er rekening mee gehouden zou kunnen worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen (35.572) (T03169)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat hij ernaar gaat kijken of het mogelijk is om in de monitoring de bronbelasting op royalty’s en rente te betrekken en ernaar te kijken of er rekening mee gehouden zou kunnen worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen.


Kerngegevens

Nummer T03169
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingontwijkingen
bronbelasting
multinationals
Kamerstukken Belastingplan 2021 (35.572)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 32

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik kom even terug op het vorige blokje, over belastingontwijking door multinationals. Ik heb vorig jaar aan de ambtsvoorganger van de staatssecretaris specifiek gevraagd naar de bronbelasting op royalty's en rente, en gevraagd waarom een aantal categorieën uitgezonderd is of niet onder de reikwijdte valt van die conditionele bronbelasting, bijvoorbeeld territoriale belastingregimes of belastingregimes die statutair wel boven de 9% zitten maar effectief eigenlijk eronder. Mijn vraag aan de staatssecretaris zou zijn of hij bereid is om in de monitoring daarnaar te kijken en in hoeverre dat nu daadwerkelijk gemist wordt en of daar misschien ook rekening mee gehouden kan worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen, bijvoorbeeld op dividenden.

Vijlbrief:

Tijdshalve zou ik op beide vragen als antwoord ja willen geven. Ik ben op beide punten bereid ernaar te kijken. Ik begrijp de vragen. Ik weet niet of het kan, maar ik ben wel bereid om ernaar te kijken.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mooi. Dank voor die toezegging.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verhouding Wetsvoorstel excessief lenen tot de coronacrisis (35.577) (T03172)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Otten (Fractie-Otten), toe dat hij nog eens gaat kijken naar het wetsvoorstel en gaat kijken hoe het Wetsvoorstel excessief lenen zich verhoudt tot de coronacrisis, de vormgeving, et cetera.


Kerngegevens

Nummer T03172
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Coronacrisis
excessief lenen
Pakket Belastingplan 2021
Kamerstukken Wet aanpassing box 3 (35.577)


Opmerking

Wet excessief lenen bij eigen vennootschap, 35496

Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 34-35

De heer Otten (Fractie-Otten):

De staatssecretaris heeft het over box 2 en box 3. Ik krijg heel veel mails en telefoontjes van ondernemers. Zij hebben bijvoorbeeld box 2-vermogen gebruikt voor privéinvesteringen in box 3. In de huidige coronacrisis kan dat voor veel mkb-ondernemers tot behoorlijk lastige situaties leiden. Ik begrijp dat er per volgend jaar of het jaar daarop een heffing komt op box 2. Is er een mogelijkheid om dat eventueel uit te stellen? Dan krijgen die mensen in ieder geval tijd om zich te herpakken na de coronacrisis. Is dat een idee?

Vijlbrief:

Ik denk dat de heer Otten doelt op het wetsvoorstel Excessief lenen. Er is geen ambtenaar in de buurt, maar uit mijn hoofd gaat die wet in op 1 januari 2022, dacht ik. In 2023 zelfs. Dank u wel, zeg ik tegen de heer Essers. Ik wil daar best nog een keer naar kijken. Deze discussie is ook gaande met fiscalisten. Zij hebben ook twijfels bij deze regeling. Ik denk dat het verstandig is om dat aan te pakken. Dit zit een beetje in de categorie waar ik het eerder over had, van dingen die je niet zou moeten willen. Als de vraag van de heer Otten is of ik nog eens wil kijken hoe dit zich verhoudt tot de coronacrisis, de vormgeving, et cetera, dan wil ik dat altijd toezeggen. Ik ga niet toezeggen dat het later wordt, want in 2023 zouden we wel uit de coronacrisis moeten zijn. Maar ik wil best kijken naar uitwassen daarin, als dat de vraag van de heer Otten is.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Oké, dank.

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9 , blz. 17-18

Vijlbrief:

Ten slotte de motie van het lid Otten. In deze vorm ontraad ik die. In de motie wordt de regering verzocht plannen te ontwikkelen om in te brengen bij de kabinetsformatie. Wat ik de heer Otten zou kunnen toezeggen, is het volgende. De wet excessief lenen ligt op dit moment bij de Tweede Kamer. Ik weet niet of deze nog behandeld gaat worden voor het verkiezingsreces. Het lijkt mij allemaal nogal ambitieus. Wij zullen zien. Maar ik ben wel bereid om er nog eens een keer naar te kijken, een beetje à la de toezegging die ik deed aan de heer Van Rooijen. Die vroeg mij nog eens te kijken of ik bij de overdrachtsbelasting gevallen tegenkom waarvan je zegt: ja, maar dit kan toch niet de bedoeling zijn? Dat wil ik ook hier doen. Maar in deze vorm ontraad ik de motie, omdat daarin gewoon gezegd wordt dat de negatieve gevolgen gemitigeerd moten worden. Dat heeft trouwens ook een budgettair beslag, dus kan ik niet zo toezeggen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik ben blij met deze toezegging. Ik begrijp ook wel wat de staatssecretaris zegt, maar ik denk dat het toch goed is dat het nu onder de aandacht is. Ik wil de motie dan ook aanhouden, maar wel met het verzoek om de toezegging goed in het toezeggingenregister te registreren.

De voorzitter:

Alle toezeggingen worden goed geregistreerd, ook deze.

Op verzoek van de heer Otten stel ik voor zijn motie (35572, letter S) aan te houden. Daartoe wordt besloten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Schriftelijk terugkomen op onder andere het proces inzake de dispensatierechten Wet CO2-heffing industrie (35.575) (T03177)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe dat hij schriftelijk terugkomt op de vraag over o.a. het proces inzake de dispensatierechten.


Kerngegevens

Nummer T03177
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2-heffing
Pakket Belastingplan 2021
Kamerstukken Wet CO2-heffing industrie (35.575)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9, blz. 15

De heer Vendrik (GroenLinks):

(…)

De tweede vraag gaat over de dispensatierechten. De ministeriële regeling met de precieze formules komt nog. Dat snap ik. Dan wordt die toegepast voor de verschillende bedrijven en het geheel wordt uitgevoerd door de Nederlandse Emissieautoriteit. Is er op een of andere manier voorzien in een zijlicht van bijvoorbeeld de auditdienst van het ministerie bij hoe dit hele proces loopt? Ik heb het over de sommen die gemaakt worden voor de rechten en de toekenning. Is er op een of andere manier voorzien in een check op dat proces? Kan de Kamer op de hoogte worden gesteld van wat dat nou oplevert? Ik vraag dat omdat het zo'n belangrijk en cruciaal proces is voor de werking van het hele systeem.

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9, blz. 15

Vijlbrief:

(…)

Wat betreft het antwoord op de tweede vraag moet ik nu in gebreke blijven, maar dat zal de heer Vendrik mij niet kwalijk nemen. Dat moet ik checken. Zullen we dat schriftelijk laten weten? Ik weet het gewoon even niet. Ik neem aan dat er checks op zitten van de interne accountants.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verdragen voorzien van antimisbruikbepalingen (35.572) (T03180)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Teunissen (PvdD), toe om zo snel mogelijk alle verdragen te voorzien van antimisbruikbepalingen, in het bijzonder die met de ontwikkelingslanden, zoals Oeganda.


Kerngegevens

Nummer T03180
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. C. Teunissen (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antimisbruikbepalingen
ontwikkelingslanden
verdragen
winstbelasting
Kamerstukken Belastingplan 2021 (35.572)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 9, blz. 12

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dan nog een laatste punt over de verbeteringen in de aanpak van belastingontwijking. Mijn fractie is erg blij met de manier waarop de staatssecretaris daarop heeft gereageerd. Hij wil dat echt aanpakken. Ik heb erop gewezen dat Nederland er nog steeds via een verdrag medeverantwoordelijk voor is dat Oeganda 21 miljoen aan winstbelasting misloopt. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij bekijkt of hij kan toezeggen dat belastingafwijking in Oeganda door brievenbusfirma's in het verdrag met Oeganda wordt uitgesloten. Ik ben heel erg benieuwd naar zijn antwoord daarop, dus of dat inderdaad mogelijk is.

Daarnaast ziet mijn fractie toch ook graag een meer structurele aanpak om misstanden door middel van degelijke verdragen te voorkomen. Vandaar de volgende en tevens mijn laatste motie.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 9, blz. 17

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dan de motie Oeganda. Zo noem ik die maar even. Dat is motie 33572 op letter R. Er wordt nu een onafhankelijk IOB-onderzoek uitgevoerd naar de verdragen met ontwikkelingslanden. We hebben afspraken gemaakt om misbruik van die internationale verdragen aan te pakken. Ik heb gezegd dat ik mij ervoor inspan om snel alle verdragen te voorzien van antimisbruikbepalingen, in het bijzonder die met de ontwikkelingslanden. Ik kan hier twee kanten mee op. Vroeger had je nog de categorie "overbodig", maar die bestaat niet meer. In zekere zin is deze motie overbodig. Ik kan haar ontraden, of ik kan haar oordeel Kamer geven. Ik zal zo een oordeel geven. Ik bedoel: dit doen we. Ik zou bijna tegen mevrouw Teunissen willen zeggen dat deze motie echt niet nodig is. We gaan dit doen. Daarom ontraad ik haar maar, maar dat doe ik een beetje met pijn in mijn hart, want we doen dit al. Ik zou mevrouw Teunissen willen vragen om deze motie in te trekken, maar dat is natuurlijk aan haar. We doen dit gewoon.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Nog even over de vorige motie, de motie 35572 op letter R. In afwachting van de uitkomst van het onderzoek houd ik de motie graag aan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brede welvaart opnemen in het Blauwe Boekje (35.570) (T03222)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van mevrouw Sent (PvdA), toe om bij de behandeling van de Miljoenennota 2022 meer aandacht te besteden aan brede welvaart in het Blauwe Boekje.


Kerngegevens

Nummer T03222
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Blauwe Boekje
Brede welvaart
miljoenennota
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 17,18

Mevrouw Sent (PvdA):

Er wordt in de debatten hier in de Kamer veel gerefereerd aan de brede welvaart. Tijdens de vorige Algemene Financiële Beschouwingen zijn toezeggingen gedaan en ook nu is er veel aandacht aan geschonken. Ik merk dat er een verschil van inzicht zou kunnen zijn tussen de voortgang die het kabinet maakt en de wensen vanuit de Kamer. Dat zou ook wel een beetje aan dit Blauwe Boekje kunnen liggen. Als ik dit doorkijk, dan moet ik echt tussen de regels door de brede welvaart erin terugvinden. Zou het niet een idee zijn om bij een volgende Miljoenennota een brede welvaartsboekje toe te voegen, waarin specifiek bij de afzonderlijke onderdelen wordt stilgestaan? Zo is in ieder geval die communicatie daarover duidelijk, zodat daar geen misverstand over kan bestaan.

Minister Hoekstra:

Het Blauwe Boekje is iets wat mij bijna net zo hard achtervolgt als de motie-Hoekstra. Toen ik met het Blauwe Boekje kwam aanzetten, heb ik me niet gerealiseerd dat ik mezelf een molensteen om mijn nek legde. Ik zal zo meteen ook nog het een en ander over die motie zeggen. Maar ik vind het een uitstekend idee. Ik zou het alleen net iets anders willen vormgeven. Laten we volgend jaar in dit boekje meer aandacht besteden aan de brede welvaart. Ik bedoel dus een apart boekje dat ... Hoe zal ik het nou eens hoffelijk formuleren? Laat we proberen het samen te bundelen in één boekje. Mag ik het zo doen?

Mevrouw Sent (PvdA):

Daar ben ik heel erg blij mee. Fijn om te weten.

Minister Hoekstra:

Ik zal er oprecht voor zorgen dat er meer aandacht voor komt en dat we juist de punten die in de diverse debatten naar voren zijn gekomen — die hebben overigens ook een plek gekregen in de Miljoenennota; ik hoop dat mevrouw Sent dat heeft gezien — een prominente plek daarin geven.

Mevrouw Sent (PvdA):

Heel fijn. Dank u wel.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren welke bedrijven aanspraak maken op Groeifonds (35.570) (T03228)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe om in de gaten te houden welke bedrijven aanspraak maken op het Groeifonds, en of deze bedrijven bewerkstellingen dat er een ecosysteem tot bloei komt.


Kerngegevens

Nummer T03228
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Groeifonds
Midden- en kleinbedrijf
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 2

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De ChristenUniefractie hanteert een brede welvaartsdefinitie in de beoordeling van de activiteiten van het Groeifonds. Kortom, een duurzame economie. Het kan daarbij niet zo zijn dat alleen gevestigde spelers aan tafel zitten. Ook start-ups en scale-ups, nieuwe mkb-bedrijven en jonge bedrijven die sociaal ondernemerschap hoog in het vaandel hebben staan, moeten een plek hebben. Zij zijn de nieuwe generatie ondernemers. Hoe gaat het kabinet de deelname van nieuwkomers borgen? In de Tweede Kamer is uitgebreid gesproken over de rol van parlementaire controle bij het Groeifonds, zowel aan de voor- als aan de achterkant. Welke beleidsconclusies trekt de minister op dit punt uit het debat? Ik hoor ook graag of het brede welvaartsbegrip inmiddels tot richtsnoer is gekozen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 27

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Mevrouw Bikker vroeg of ik het met haar eens ben — zo heb ik het in ieder geval begrepen — dat het Rijnlandse model hier een prominente plek in dient te krijgen, dat het een prominente plek krijgt in het Groeifonds. Eerlijk gezegd denk ik dat deze discussie, het debat dat we hier hebben, de gelaagdheid van de groeibrief en de stukken die we hebben geschreven over het fonds laten zien dat we dat doen. Daarin wordt het een en ander heel zorgvuldig in meegenomen. Denk aan de kant van klimaat, die we zo-even hebben besproken, het bbp en de maatschappelijke kosten-batenanalyse; er zijn weinig andere landen die dat soort analyses op die manier uitvoeren. Denk ook nog aan een aantal andere criteria. Zo mag het niet iets zijn wat we al via de reguliere begroting doen. Het mag ook geen structurele uitgave zijn. We hebben dus een heleboel criteria samen weten te vatten die in mijn optiek juist naadloos aansluiten bij het Rijnlandse model zoals ik dat begrijp. We hebben het niet als term opgenomen omdat dat mogelijk verwarrend is. Maar als je kijkt naar de afdronk van alle stukken die het kabinet met de Kamers heeft gedeeld, hoef je weinig moeite te doen om dat er heel nadrukkelijk in terug te lezen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 27

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik moest een kleine avondvierdaagse lopen om bij de interruptiemicrofoon te komen, dus ik ben iets later. Dank voor het antwoord van de minister over het Rijnlandse model, over hoe dat heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit Groeifonds. De vraag van mijn fractie ging nog ietsje verder. De vraag ging over de bedrijven die aanspraak maken op dit Groeifonds. Stel dat zij inschrijven. Is dit dan ook een onderdeel waarnaar gekeken wordt? Er is in dit huis veel gediscussieerd, ook vandaag, over het Angelsaksische model, over bedrijven en over hoe men omgaat met winst en aandeelhouders. De loftrompet is gestoken over het Rijnlandse model dat wij kennen bij ondernemingen. Op dat punt zou ik de minister graag nog iets specifieker willen horen.

Minister Hoekstra:

Wat we niet hebben aangelegd, anders dan alle wet- en regelgeving die er al is en alles wat te maken heeft met maatschappelijk verantwoord ondernemen en good governance, is een soort extra slagroom op de taart ten aanzien van de aanvragers. Maar om aan die criteria te kunnen voldoen, is het wel degelijk zo dat je activiteiten moet verrichten die daarop aansluiten. Dat is één. Twee. Ik zou het misverstand weg willen nemen dat een bedrijf de

meest logische en rechtstreekse ontvanger zou zijn van het Groeifonds. Ik denk juist — dan sluit ik aan bij het antwoord op de vorige vraag van mevrouw Bikker — dat je moet kijken naar ecosystemen. Het noemen van voorbeelden is levensgevaarlijk. Dat ga ik dus ook maar heel beperkt doen. Maar om dan toch die glibberige weg op te gaan: denk aan een project op het gebied van biotechnologie bij een Nederlandse universiteit, in combinatie met een paar startups, een researchfaculteit en mogelijk talent vanuit het buitenland dat je aan je probeert te binden. Zoiets heeft alle karakteristieken van een ecosysteem en niet zozeer van één bedrijf dat denkt: hé, er ligt een geweldige subsidie op mij te wachten. De insteek is dus echt anders dan bijvoorbeeld de insteek van Invest-NL, waarbij wel rechtstreeks geld wordt uitgekeerd maar waarbij wel sprake is van een revolverend fonds. Ook in dat opzicht is Invest-NL anders. Ik kan zo nog een aantal voorbeelden noemen op het gebied van innovatie, kunstmatige intelligentie en ga zo maar verder, waarvan ik me heel goed kan voorstellen dat achter de aanvragers een consortium — lees: een ecosysteem — schuilgaat.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik dank de minister voor dit geruststellende antwoord. Ik hoop dat dit typisch iets is wat we bewaren, die hele lange rit die door het Groeifonds gaat lopen. Ik hoop dat we het oog scherp gericht houden op dit punt. Ik denk dat we de waarom-vraag samen goed beantwoord hebben en neergelegd hebben dat het draait om die ecosystemen, waardoor het verder tot bloei komt. Ik vraag de minister om juist op dit punt een vinger aan de pols te houden.

Minister Hoekstra:

Zonder meer. Dat zal dan overigens vooral voor mijn ambtsopvolger gelden, want de tijd die dit kabinet nog rest is, hoe onterecht ook, nog betrekkelijk kort.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Antwoord op de uitvoering motie-Otten (35.570) (T03229)

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Otten (Fractie-Otten), toe om uit te zoeken in hoeverre de uitgebreide bouwstenen voor het belastingstelstel een antwoord geven op de motie van de heer Otten over een onderzoek naar de vereenvoudiging van het belastingstelsel (35.302, N). Indien de uitgebreide bouwstenen geen antwoord bevatten, ontvangt de Kamer alsnog een antwoord van de staatssecretaris.


Kerngegevens

Nummer T03229
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Belastingplan 2021
belastingstelsels
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 57

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voorzitter. Vorig jaar, op 10 december 2019, werd tijdens de stemming over het Belastingplan 2020 — dat is dus een jaar geleden, met hetzelfde gezelschap of in elk geval dezelfde minister — de motie-Otten aangenomen inzake een onderzoek naar de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Voor de kenners: dat is de motie 35302, letter N. Die is met een meerderheid van 55 stemmen aangenomen. Voor stemden onder andere VVD, CDA, FvD, CU, D66, PvdA, SGP, OSF en 50PLUS. Ik was benieuwd hoe het met het onderzoek staat. Misschien heb ik iets gemist, maar ik heb er nog niet iets concreets over gehoord. Ik zal zo de minister onze motie nog even overhandigen. Dat was een vraag aan de minister.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 65

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat brengt mij bij de vraag van de heer Otten naar de uitvoering van zijn motie. Het kabinet meent dat met de enorm uitgebreide bouwstenen voor een belastingstelsel deze motie beantwoord is. De heer Otten vindt dat niet, zo te zien.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik had het eerder over jantje-van-leiden, maar dit is een jantje-van-leiden in het kwadraat. Die motie is heel gebalanceerd en maakt een vergelijking met het systeem in de UK, waar miljoenen mensen niet eens met de Belastingdienst te maken hebben. Er is om een onderzoek gevraagd. Dat is destijds ook toegezegd door staatssecretaris Snel. Een hele grote Kamermeerderheid in deze Kamer steunt dit. Ik kan hier moeilijk genoegen mee nemen. Ik verzoek dat hier een wat meer serieus onderzoek plaatsvindt.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Laat ik het dan zo doen: geef me de kans om zelf even te kijken in hoeverre die bouwstenen een antwoord bevatten. Voor zover die geen antwoord op deze vraag bevatten, krijgt u alsnog antwoord.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Beoordeling en financiering van herstelplannen (35.711) (T03238)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Strien (PVV), toe dat het (volgend) kabinet een vinger aan de pols zal houden bij de beoordeling van de herstelplannen van de lidstaten, uitgevoerd door de Europese Commissie, zodat het Europese geld verstandig wordt uitgegeven.


Kerngegevens

Nummer T03238
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Eigenmiddelenbesluit
Europese Commissie
Herstelplan
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 11

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter. Italië lacht zich een bult, met name de heer Draghi, sinds februari de nieuwe premier. Eerst heeft hij er vanuit de ECB voor gezorgd dat ze in Italië geen rente hoeven te betalen over de gigantische schuldenberg die ze hebben door de rente gewoon negatief te maken, zodat ze nu voor hun bestaande schulden geld toe krijgen. Nu vlooit hij uit hoe hij 192 miljard uit het Herstelfonds moet gaan besteden. Dat valt helemaal nog niet mee, want Italië is gewoon schatrijk. Italianen zijn veel rijker dan Nederlanders, zoals de ECB een paar jaar geleden in de Household Finance and Consumption Survey publiceerde. Een van de plannen is het doortrekken van de hogesnelheidslijn van Salerno naar het zuiden, naar de punt van de laars. Als het zuiden groeit, groeit heel Italië, zei Draghi daarover in het Italiaanse parlement. Maar wij weten ook dat als het zuiden van Italië groeit, de maffia ook groeit. Giovanni Bombardieri, hoofdofficier van justitie in Zuid-Calabrië, die al jaren onderzoek doet naar fraude met Europese subsidies en menig antimaffia-actie in zijn streek leidde, waarschuwt: als Europese subsidies deze kant opkomen, dan heeft 'ndrangheta daar belangstelling voor. Wij weten in ieder geval waar onze zuurverdiende centen blijven. De provincies Drenthe, Flevoland, Friesland en Groningen kunnen voorlopig hun 9,5 miljard aan investeringen in spoorverbindingen wel vergeten. De Nederlandse regering heeft dat geld nodig om in Zuid-Italië spoorwegverbindingen te financieren. Ik zou de minister willen vragen hoe hij dit voor zijn verantwoording kan nemen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 45

Minister Hoekstra:

Dan heb ik nog een vraag van de heer Van Strien over de groei van de maffia en hoe die hier een rol in speelt. Ik denk dat het er hem primair om gaat dat je zorgt dat dat Europese geld verstandig wordt uitgegeven zonder dat het in verkeerde zakken belandt. Ik ben het zeer met hem eens, omdat ik vind dat geld dat Nederlanders, Duitsers, Finnen of wie dan ook met hard werken verdiend hebben en besluiten uit te geven, ook een verstandige bestemming verdient. Bovendien is het bij wederkerigheid en het geloof in dit type afspraken ontzettend belangrijk dat je vervolgens niet in de krant hoeft te lezen dat het geld dat is opgehoest — of dat nou is geleverd door de Italiaanse, Nederlandse of welke belastingbetaler dan ook — vervolgens allerlei kwalijke praktijken zou hebben gefinancierd. Uiteindelijk is de beoordeling daarvan aan de Commissie. De Commissie moet beoordelen of de audit- en controlesystemen uit de herstelplannen — die zitten straks ook in die herstelplannen — voldoende zekerheid bieden. Als men dat ontoereikend zou vinden, kan het plan niet worden goedgekeurd. Vervolgens moet de Commissie daar ook zelf toezicht op houden, samen met OLAF en met de Rekenkamer. Ik zou de heer Van Strien wel willen toezeggen dat het kabinet — dat zal dan een volgend kabinet zijn — hierbij ook zelf de vinger aan de pols zal houden, want dit is wezenlijk voor het vertrouwen dat we met elkaar moeten kunnen hebben in dit type afspraken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Financial Transaction Tax (35.711) (T03239)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat gedurende de demissionaire periode van het huidige kabinet de financial transaction tax er niet komt.


Kerngegevens

Nummer T03239
Status voldaan
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingheffing
Eigenmiddelenbesluit
pensioenfondsen
financial transaction tax
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 28

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ten slotte punt vijf. Het aflossen van de leningen voor herstel zou moeten plaatsvinden uit bezuinigingen in het EU-budget, uit hogere bijdragen van de landen en volgens sommigen uit EU-belastingen. Deelt de minister onze opvatting dat de EU-begroting gefinancierd moet blijven op basis van het bruto nationaal product? Mijn fractie is in beginsel geen voorstander — dat wil ik hier duidelijk zeggen — van Europese belastingen en zeker niet van de financial transaction tax, die rampzalig zou uitpakken voor onze pensioenfondsen. Graag een reactie van de minister. Belastingheffing behoort het prerogatief van de lidstaten te blijven met maximale eigen democratische controle. Het is al gezegd door collega Essers: no taxation without representation. Deelt de minister onze opvatting dat ons vetorecht moet blijven bij fiscale voorstellen in de EU? We weten allemaal dat dat vetorecht eigenlijk ook het recht is om het niet te hoeven gebruiken.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 45

Minister Hoekstra:

Dan vroeg de heer Koole nog naar de invoering van de koolstofheffing, de financial transaction tax — de heer Van Rooijen sprong meteen op; die was daar minder enthousiast over — en de digital services tax. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de fiscale voorstellen en voorstellen voor nieuwe eigen middelen. Het indicatieve tijdpad uit de routekaart van de Commissie ziet er als volgt uit. In juli 2021 komt er een voorstel voor de koolstofheffing aan de grens. Twee: er komt dan ook een digitale heffing. Drie: een emissiehandelssysteem ETS. Dat komt dus relatief snel. Tegelijk met deze voorstellen komen de voorstellen voor de nieuwe eigen middelen die hierop gebaseerd zijn. Dan zou de Raad in de zomer van 2022 moeten besluiten over de introductie van eventuele nieuwe eigen middelen per 1 januari 2023. Om helemaal compleet te zijn: in juni 2024 wordt dan een voorstel van de Commissie verwacht voor een financial transaction tax, inclusief een voorstel voor eigen middelen op basis van die financial transaction tax. Daarbij geldt overigens dat Nederland vanaf het begin heeft gezegd dat we er niet enthousiast over zijn. Dat vind ik overigens ook zeer verdedigbaar. Als je het namelijk pondspondsgewijs zou doen en je je realiseert dat de Nederlandse beurs net zo groot is als de Italiaanse beurs en er in belangrijke mate ook geld van Nederlandse gepensioneerden overheen gaat, dan kom je tot vrij extreme verdelingsvraagstukken als je daartoe zou overgaan. Dus het is niet een besluit dat door dit kabinet is genomen maar door een vorig kabinet. Daarom is er ook breed aarzeling over in de Nederlandse politiek, zo is mijn waarneming, maar dit is de tijdlijn waar de heer Koole volgens mij naar vroeg.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor de opmerkingen over de financial transaction tax en de context die daarbij is geschetst. Het zou een ramp voor onze pensioenfondsen zijn. We zijn eigenlijk het enige land dat zo'n groot pensioenprivaatstelsel heeft waar inmiddels zo'n 1.700 miljard doorheen loopt, met alle transacties van dien. Is in Brussel voldoende duidelijk dat naar analogie van wat de Fransen "l'exception française" noemen, in dit geval zou moeten gelden "l'exception néerlandaise"? Want dit zou werkelijk onevenredig de gepensioneerden maar ook de mensen die 40 en 50 zijn en die nu sparen voor hun pensioen, treffen. Wie verzint het dat fondsen die al niet kunnen indexeren, dadelijk nog worden wegbelast door een nieuwe belasting op het werk dat ze doen met de gelden van de werknemers?

Minister Hoekstra:

Ik realiseer me dat ik het p-woord met nog meer voorzichtigheid had moeten uitspreken, want ik had kunnen weten wat ik over me af zou roepen. Volgens mij is de positie van het huidige demissionaire kabinet bekend in Brussel. Ik verzeker de heer Van Rooijen dat gedurende de demissionaire periode van dit kabinet die FTT er niet komt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar regeren is vooruitzien. Ik wil de minister niet ontlokken wat een nieuw kabinet moet doen, maar ik mag toch aannemen dat deze minister en zijn partij in onderhandelingen steeds duidelijk zullen zeggen: dit is voor ons een brug te ver.

Minister Hoekstra:

Ik verwees niet voor niets net naar die pensioenfondsen en naar de situatie van die effectenbeurs. Het is een groot goed in Nederland dat die relatief groot is. Dus ik vind het echt logisch om daaraan vast te houden. Ik zal hier niet de verschillende petten op en af gaan doen want dan maak ik het voor de leden wel erg ingewikkeld. Ik vind wel dat in Brussel merkwaardig genoeg weinig wordt gesproken over een tussenvariant, waarbij lidstaten allemaal zouden overgaan tot een bepaald soort belasting waarbij je het speelveld harmoniseert maar de opbrengsten toekomen aan de lidstaten. Dan heb je namelijk niet het probleem dat de een zich onevenredig bevoor- of benadeeld voelt; lidstaten voelen zich overigens niet vaak onevenredig bevoordeeld maar zeker wel benadeeld. Dat heb je dan niet. Tevens zou je het andere probleem van heel verschillende regimes kunnen oplossen. Dat is bijvoorbeeld ook iets wat we met de vliegbelasting proberen te realiseren. Er zitten inmiddels meer landen op de koers van die vliegbelasting. Het liefste zou je dat willen op het gebied van een gemeenschappelijk speelveld. Tegelijkertijd: als je dat dan vervolgens allemaal aan Brussel zou afdragen, dan kan je op je vingers natellen dat Duitsland, Frankrijk en Nederland een onevenredig deel van de rekening betalen omdat de meest gebruikte luchthavens in continentaal Europa liggen in Duitsland, Frankrijk en Nederland.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprekken met planbureaus en Rekenkamer over brede welvaart (35.711) (T03240)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe om in de gesprekken met de planbureaus en de Algemene Rekenkamer het onderwerp ‘brede welvaart’ te blijven benoemen. Tevens zegt hij toe om de informatie die beschikbaar komt uit deze gesprekken met de Kamer te delen.


Kerngegevens

Nummer T03240
Status voldaan
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene Rekenkamer
Brede welvaart
Centraal Planbureau
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 13

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Ik heb eerder beweerd, in een vorig debat, dat wij als Nederland de vruchten plukken van de gemeenschappelijke markt. Daar hebben wij net al een kort interruptiedebatje over gehad. Ik denk dat voor de beeldvorming van toekomstige discussies over de eigen middelen het belangrijk is dat we daarover blijven spreken. In het debat van de Europese Beschouwingen is een motie aangenomen onder stuk nr. 35403, letter E. Dat is de motie-Backer c.s. Die vraagt om onderzoek te doen naar de baten van de EU voor ons land. U herinnert zich misschien die discussie. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dat toen namens de regering niet aangemoedigd, maar de motie is aanvaard en hij heeft dat onderzoek in gang gezet. Daar ben ik hem dankbaar voor. Daar hebben wij op 22 februari een voortgangsbrief over gekregen (35403, letter P). Dat was op zichzelf een geval van het glas is halfvol. De studie wordt gedaan door het CPB in samenwerking met het CBS. De interne markt wordt vergeleken met de situatie als er geen interne markt van goederen en diensten zou zijn. Wat is de bijdrage aan de welvaart? En wat is het scenario als die interne markt zou ontbreken? Ik dank de regering voor die inzet. Ik zou erg graag willen weten of er nog voortgang is bij die eerste verkenning en of daar nog inzichten behaald zijn, want we zitten nu alweer in mei.

Voorzitter. Nu kom ik op de andere helft. Er zou ook gekeken worden naar de brede welvaartseffecten. Die zijn er, zoals in de brief staat, "om methodologische redenen" buiten gebleven. Dat vind ik wel teleurstellend. De minister — ik denk dat "de minister" de coördinerend minister is van Buitenlandse Zaken — is wel in gesprek met de drie planbureaus, maar er is nog niet veel te vertellen. Zo vertaal ik het maar even. Dat kan een ambtelijke formulering zijn voor dat de zaak in een bureaulade verdwijnt, een soort yes-minister-antwoord. Maar ik wil toch deze minister aansporen om het daar niet bij te laten en te kijken of dat tweede deel van die studie toch iets kan gaan opleveren, en zo ja op welke termijn. Als dat vandaag niet gedetailleerd kan, kan dat ook schriftelijk. Het onderwerp is belangrijk.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 46

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan heb ik nog een paar dingen in de categorie overig. De heer Backer vroeg naar planbureauonderzoek en het welvaartsperspectief. Het wezenlijke punt dat hij volgens mij aansnijdt — dat moet je toch elke keer weer benadrukken, ook in dit soort debatten; daar zou je eigenlijk elke keer mee moeten beginnen — is: wat is nou het waarom van de Europese Unie voor Nederland? Ik ben en blijf ervan overtuigd dat de Unie grote toegevoegde waarde heeft voor Nederland, niet in de laatste plaats in financieel-economisch opzicht. We hebben er in het verleden heel erg van geprofiteerd, en naar mijn overtuiging zullen we dat in de toekomst hoogstwaarschijnlijk ook nog doen. Tegelijkertijd liggen er wel grote vragen op tafel, bijvoorbeeld over de euro. Zoveel goeds als er te zeggen is over de Unie als geheel, zoveel kan je ook opmerken over de manier waarop we dat naar mijn mening verstandige idee van de euro hebben ingevoerd. Maar dat is niet zozeer een discussie over het wat, als wel een discussie over het hoe. Veel van de weeffouten ten aanzien van de euro zijn er met vallen en opstaan uit gehaald, maar ik denk dat we nog niet klaar zijn met dat traject. Zie de discussie over de bankenunie. Zie de discussie die er nog is over bijvoorbeeld de kapitaalmarktunie, waar ik ook graag stappen op zou willen zetten. Destijds was ik zeer content dat ik de Duitsers en de Fransen had weten te verleiden om daarbij mee te doen aan een initiatief.

Ik wil even heel concreet tegen de heer Backer zeggen wat we hierop nog kunnen doen en hoe we dat perspectief nou aangereikt krijgen. Het eerste spoor is nieuw CPB-onderzoek naar de gevolgen van de interne markt voor de Nederlandse economie. We verwachten een rapport dit najaar, maar ik heb geen eerste bevindingen beschikbaar. De heer Backer wordt daarover nog bediend. Het kabinet blijft in gesprek met de planbureaus en de Rekenkamer over manieren om meer inzicht te krijgen in de maatschappelijke effecten van EU-beleid op deelterreinen. Dat is het tweede spoor op langere termijn. Veel discussies die wij hier hebben, gaan vaak over de vraag of je er ideologisch voor of tegen bent. Daardoor komt de echte essentie van wat het effect is geweest soms niet boven tafel. Dan ga je een beeld zien dat het klopt wat veel onderzoeken uit het verleden laten zien: dat de Europese Unie een grote toegevoegde waarde voor Nederland heeft. Maar onder de motorkap ga je vermoedelijk grote verschillen zien in de effectiviteit van verschillende policy measures. Ik verwacht dat daarop dan geïntervenieerd gaat worden. Voorzitter. De heer Ester zei dat er heel veel fondsen en instrumenten zijn.

De heer Backer (D66):

Dank voor het eerste deel. Ik was even bang dat het tweede deel in een lade zou komen en de minister bevestigt die zorg door zijn antwoord. Ik zou van hem willen weten of hij erop toe wil zien, of zijn ambtsgenoten daartoe wil aansporen, dat dit tweede deel toch ook handen en voeten krijgt. Ik denk dat dit heel belangrijk is, omdat het op onderdelen van de brede welvaart, voor met name de Europese Unie, waarde toevoegt, die eigenlijk nooit wordt meegeteld.

Minister Hoekstra:

Zeker. Kijk, de voorzichtigheid zit 'm in twee dingen. Het eerste is dat ik niet staatsrechtelijk de opdrachtgever kan zijn van de instituten die ik noemde. Het tweede is dat zij hebben aangegeven dat zij hiermee bezig zijn, maar ook zelf willen gaan over de momenten van die inzichten. Wat ik de heer Backer graag wil toezeggen, is dat ik in gesprekken, zoals ik die bijvoorbeeld heb met de president van de Rekenkamer, dit onderwerp weer eens zal meenemen. Dat is alleen wat anders dan richting andere onderzoeksinstituten waar ik gewoon kan zeggen: luister eens, kan je deze vraag voor me uitzoeken en dan wil ik het graag dan en dan hebben. Dat is eigenlijk de enige clausulering die ik heb willen maken.

De heer Backer (D66):

De voorzitter van de Rekenkamer moet een verspreking zijn, want het gaat om het CPB.

Minister Hoekstra:

Het gaat om het planbureau, maar ook de Nederlandse Rekenkamer is geïnteresseerd in zaken die te maken hebben met brede welvaart. Zie ook het hele debat dat we de afgelopen jaren hebben zien ontstaan, onder andere door de heren Snels en Sneller in de Tweede Kamer. Dat gaat over brede welvaart en de Rekenkamer is daarin geïnteresseerd. De Rekenkamer is sowieso geïnteresseerd in effecten van beleid, ook van Europees beleid. Vandaar dat het ook daar een plaats zou kunnen krijgen. Ik zeg de heer Backer toe dat als er informatie beschikbaar is van een van deze sporen, ik die met de Kamer zal delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Intergenerationele effecten van het Herstelfonds (35.711) (T03241)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe om bij een van de eurogroepen de Europese Commissie te vragen om de intergenerationele balans in de diverse lidstaten te monitoren, zodat de intergenerationele effecten van het Herstelfonds in kaart worden gebracht.


Kerngegevens

Nummer T03241
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Herstelfonds
intergenerationele balans
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 19

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat Herstelfonds maakt terecht een groot punt van het belang van het pakket maatregelen voor de jongste generatie Europeanen. Het vignet NextGenerationEU — een beetje slecht Engels overigens — geeft dit belang goed weer. Zij waren de grootste slachtoffers van de economische crisis en dreigen dat nu door de covidcrisis wederom te worden. Een verloren generatie is niet denkbeeldig na deze twee enorme klappen. Hoe voorkomen we, zo vraagt de ChristenUniefractie aan de minister, dat vooral jongeren voor de kosten van het fonds opdraaien? De eindafrekening is immers pas eind 2058 voorzien. Is naar zijn oordeel de intergenerationele balans op orde? Heeft de minister op dit punt zorgen? Is hij bereid om die intergenerationele effecten eens op hoofdlijnen aan het papier toe te vertrouwen en te delen met de Kamer? In zijn tijd als senator — ik herinner mij dat goed — was de minister zeer begaan met jongeren en hun maatschappelijke positie, dus deze toezegging zal hem daarom niet moeilijk vallen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37

Minister Hoekstra:

De heer Ester vroeg nog terecht naar de intergenerationele balans. Hoe zorg je dat dit ook werkt voor de jongeren? Ik denk dat dit een zeer terecht punt is, want als je bijvoorbeeld kijkt naar de staatjes van de jeugdwerkloosheid, met name in de zuidelijke lidstaten, dan is dat iets om je grote zorgen over te maken. Al weten wij natuurlijk allemaal dat een deel van die jongeren wel werkt, maar dan in de informele economie. Toch zien die statistieken er tranentrekkend uit. Daar moeten wij iets mee. Ik vind het ook een zeer terecht punt voor mij, en voor een volgend kabinet, om mee te nemen. Ik zie alleen niet — ik hoop dat de heer Ester dat zal kunnen aanvaarden — hoe ik het voorstel zoals dat nu bijna overal geaccommodeerd is, nog van een extra intergenerationele toets kan voorzien. Ik wil mij voor veel inspannen, maar dit is zeker voor mij te hoog gegrepen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 54

De heer Ester (ChristenUnie):

Dan de intergenerationele balans. Het antwoord van de minister daarop viel mij een beetje tegen. Ik ken zijn bezorgdheid over de positie van jongeren. De minister vindt dat belangrijk, maar acht zich op een of andere manier niet de aangewezen actor om die intergenerationele effecten in kaart te brengen. Die zijn toch vrij belangrijk. Het gaat over jongeren, maar ook over ouderen. Het is van belang om dat goed voor het voetlicht te krijgen. Mijn simpele vraag is of hij bereid zou zijn om deze vraag aan het CPB en het SCP voor te leggen. Ik zou dat nog graag horen. Zij kunnen dat goed aan. Ze zijn erop geprepareerd. Ik denk dat dit belangrijk is.

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37

Minister Hoekstra:

Ik begin bij de heer Ester. Dank voor de diverse complimenten die hij het kabinet of mij maakte. Hij vond dat ik op de intergenerationele balans misschien wat te kort door de bocht was en zocht daarvoor nog verdere verrijking. Het enige punt waar ik realistisch in heb geprobeerd te zijn, is mijn vermogen om nog een intergenerationele toets toe te voegen aan het plan in deze fase van het proces. Ik vind zijn suggestie om het verder te onderzoeken en dat in kaart te brengen een hele goede. Ik stel echter een andere route voor. Ik stel hem voor dat ik dat inbreng bij een van de eurogroepen en dat ik daar aan de Commissie zal vragen om dat te monitoren. Mijn vermoeden is dat de heer Ester eigenlijk wil weten hoe het zit in de diverse lidstaten. Ik kan het wel allemaal aan het planbureau cadeau doen, maar ik denk dat dat lastiger is dan dat het voor de Commissie is. Ik zie hem knikken, dus hij lijkt zich daarmee te kunnen verenigen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rol van artikel 116 van het werkingsverdrag Europese Unie (35.711) (T03242)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om zijn standpunt ten opzichte van artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie met de Kamer te delen, nadat hij de analyse of het voorstel van de Europese Commissie heeft ontvangen over de rol van artikel 116 van het werkingsverdrag in relatie met belastingstelsels.


Kerngegevens

Nummer T03242
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingstelsels
Europese Unie
Werkingsverdrag
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 26

De heer Essers (CDA):

De laatste tijd is er discussie gaande over de vraag of artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie een optie biedt om fiscale harmonisatie op basis van gekwalificeerde meerderheid mogelijk te maken in plaats van de huidige unanimiteitseis. In de memorie van antwoord zegt de regering op onze vraag of zij over deze kwestie een uitgebreide reactie wil geven, dat zij met die reactie wil wachten totdat de Europese Commissie hier haar visie op heeft gegeven. Maar ongetwijfeld heeft de minister over deze belangrijke kwestie ook een eigen mening, los van die van de Europese Commissie. In het kader van de nieuwe politieke cultuur van transparantie en open debat nodigen we hem dan ook van harte uit om die visie vandaag met ons te delen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 58

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan vroeg de heer Essers terecht aan het einde van de eerste termijn naar zijn vraag over artikel 116 en het werkingsverdrag. Dit moet ik even heel precies doen. De Commissie heeft inderdaad aangegeven te onderzoeken of artikel 116 van het werkingsverdrag ook in relatie met belastingstelsels kan worden toegepast. Dit zou mogelijk het geval kunnen zijn als de nationale wetgeving van een lidstaat niet voldoet aan de mededingingsvoorwaarden en zodoende een verstoring veroorzaakt van de interne markt. Op dit moment is nog niet duidelijk of en zo ja, wanneer de Commissie met een analyse of voorstel hierover komt. Ik vind het prudent — ik hoop dat de heer Essers dat kan volgen — dat ik pas wanneer de zienswijze van de Commissie bekend is over de precieze rol van artikel 116 van het werkingsverdrag en in hoeverre dat gaat spelen op het gebied van belastingen, mijn standpunt ga bepalen. Want dan moet ik me ook verhouden tot die opvattingen van die Commissie. Tot dat moment vind ik het prematuur. Met zijn goedvinden wacht ik daarop. Zodra ik die informatie heb, zal ik die met de Kamer delen en dan zal ik ook mijn standpunt bepalen. Als hij zich daarin kan vinden, zou ik die double whammy met hem willen afspreken.

De heer Essers (CDA):

De minister is consistent in zijn beantwoording van mijn vragen. Ik heb nog steeds niet zijn mening, maar ik begrijp de prudentie heel goed. Het geeft me ook enig inzicht in hoe hij daartegenover staat. Als hij artikel 116 volledig zou omarmen, had hij dat allang gezegd. Of vergis ik me nu?

Minister Hoekstra:

Dan komen we op de exegese van wat het kabinet bedoeld zou kunnen hebben. Een exegese moet je altijd aan anderen laten, is mijn conclusie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Opnemen additionaliteit in statuten Invest International (35.529) (T03292)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-Van Klashorst (PVV), toe om de additionaliteitseis op te nemen in de statuten van Invest International.


Kerngegevens

Nummer T03292
Status voldaan
Datum toezegging 6 juli 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden M.H.M. Faber-van de Klashorst (PVV)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Invest International
Kamerstukken Machtigingswet oprichting Invest International (35.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/2021, nr 42, item 9, blz 2

Mevrouw Faber-Van Klashorst (PVV):

(…)

‘Bij de oprichting van de holding spelen de statuten een belangrijke rol. Daar staan een paar opmerkelijke zaken in. Opvallend is dat er een discrepantie zit tussen het doel zoals beschreven in artikel 3 van het wetsvoorstel en het doel zoals beschreven in artikel 3, lid 1 van de statuten. Zo wordt in het wetsvoorstel wel beschreven dat Invest International haar activiteiten ontplooit additioneel aan de markt, maar in de statuten niet. Dat is vreemd. Het zijn toch onder andere de additionele activiteiten waarmee je het risico omzeilt beticht te worden van staatssteun? Graag een reactie van de minister.’

(…)

Handelingen I 2020/2021, nr. 44; item 3 - blz. 19

Minister Hoekstra:

(…)

‘Voorzitter. Ik stond op het punt om een royale toezegging te doen aan mevrouw Faber. Die zal ik niet ongedaan maken door de gedachtewisseling van zo-even. Ze vroeg namelijk waarom de additionaliteit niet is opgenomen in de statuten. Voor de goede orde, additionaliteit is een randvoorwaarde, geen doel. Een statutaire doelstelling bepaalt de vennootschapsrechtelijke reikwijdte van de onderneming, maar desgewenst kan ook de additionaliteitseis in de statuten worden opgenomen. Er staat hier met zulke koeienletters opgeschreven dat ik dat kan toezeggen dat ik dat in alle hoffelijkheid en met alle soorten van genoegen in haar richting onmiddellijk doe.’

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Internationaal maatschappelijk ondernemen onder aandacht brengen bij Invest International (35.529) (T03297)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-Van de Klashorst (PVV), toe om het onderwerp internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de aandacht te brengen van de raad van bestuur van Invest International.


Kerngegevens

Nummer T03297
Status voldaan
Datum toezegging 6 juli 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden M.H.M. Faber-van de Klashorst (PVV)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
Raad van Bestuur
Invest International
Kamerstukken Machtigingswet oprichting Invest International (35.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/2021, nr. 44, item 3 - blz. 37/38

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

(…)

‘Ik had nog gevraagd naar de belastingparadijzen en in hoeverre dat internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen is. Een land moet toch belasting kunnen heffen? Ik heb in mijn eerste termijn onder andere een voorbeeld genoemd van een energiemaatschappij die de winsten wegsluist naar belastingparadijzen. Dat was Azure Power, maar dat is niet het enige bedrijf dat winsten wegsluist naar belastingparadijzen. Ik had een hele rits aan bedrijven die dat deden. Dus nogmaals mijn vraag aan de minister: in hoeverre strookt dat met maatschappelijk verantwoord ondernemen? Wij zijn het toch met elkaar eens dat het noodzakelijk is voor een land om belasting te kunnen heffen? Dat heeft minister Kaag ook nog aangegeven in haar termijn.’

(…)

Handelingen I 2020/2021, nr. 44, item 3 - blz. 38

Minister Hoekstra:

‘Ja, zeker, zeker. Daar zijn mevrouw Kaag en ik het volstrekt over eens. Sowieso, maar ook omdat we beiden lid zijn van dezelfde Kroon. Dus we zullen er in de richting van mevrouw Faber exact dezelfde opmerkingen over maken. Wereldwijd is er natuurlijk een discussie gaande — naar mijn overtuiging terecht — over wat je nou fair en verstandig vindt op het gebied van belastingheffing. Daarbij wordt weleens het woord "belastingparadijs" losjes in de mond genomen. Ik zeg niet dat mevrouw Faber dat doet. Maar met betrekking tot wanneer de Nederlandse overheid landen beschouwt als niet in lijn met hoe wij vinden dat belasting geheven moet worden, verwijzen we naar die specifieke lijsten. Mevrouw Faber kent de discussie over de grijze en de zwarte lijst. De staatssecretaris van Financiën houdt de Tweede Kamer, en ik meen ook de Eerste Kamer, regelmatig op de hoogte hiervan. Verder vind ik dat Invest International — dat geldt natuurlijk ook voor andere staatsdeelnemingen — dat heeft mee te wegen in het oordeel. Maar ik kan die casussen die mevrouw Faber hier nu opvoert, niet specifiek overzien. In meer algemene zin wil ik verwijzen naar het beleid van het kabinet over hoe om te gaan met fiscaliteit. Dat is echt substantieel anders dan tien of twintig jaar geleden.’

Handelingen I 2020/2021, nr. 44, item 3 - blz. 38

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

‘Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Het is FMO bekend dat er investeringen zijn gedaan aan bedrijven die winsten wegsluizen. Yvonne Bol van FMO heeft ook gezegd dat ze daarvan op de hoogte is. Ze zei ook: als dat verder allemaal legaal is, moet dat dan een showstopper zijn? Kijk, wij gaan hier 833 miljoen additioneel toevoegen aan de markt. Kunnen we er dan akkoord mee gaan dat er winsten weggesluisd worden naar belastingparadijzen? Onze belastingbetaler, de Nederlandse belastingbetaler, moet maximaal betalen, terwijl bedrijven in dergelijke gevallen minimaal moeten betalen. Dat is toch absurd? Dat kan toch niet maatschappelijk verantwoord zijn?’

Handelingen I 2020/2021, nr. 44, item 3 - blz. 38

Minister Hoekstra:

‘Waar we het volgens mij over eens zijn, is dat maatschappelijk verantwoord ondernemen sowieso erg belangrijk is. Dat geldt in het bijzonder voor staatsdeelnemingen die zich met dit type onderwerpen bezighouden. Mijn overtuiging is — kijk überhaupt naar de afgelopen vijf of tien jaar — dat de lat voor wat wij beschouwen als maatschappelijk verantwoord ondernemen eigenlijk alleen maar verder omhooggaat. Dat strekt zich uit naar allerlei zaken waarover we dagelijks in de krant kunnen lezen. Denk aan de discussies over kinderarbeid en over het niet bevuilen van de planeet, maar ook over: wat is nou fair ten aanzien van belastingafdracht? Dus ook die lat zal verder omhooggaan. Alleen, ik kan hier geen algemeen decreet over uitvaardigen naar aanleiding van een specifieke casus die ik niet ken. Wat ik wel kan doen — dat wil ik mevrouw Faber vanzelfsprekend toezeggen — is dat we ook dit punt nog onder de aandacht brengen van de raad van bestuur van Invest International.’

(…)


Brondocumenten


Historie