Toezegging Het bekijken van mogelijkheden voor burgers om de objectiviteit en transparantie van overheidsinformatie te toetsen (34.287) (T02444)
De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verheijen (PvdA), toe dat zij bij de verdere uitwerking van de Omgevingswet zal bekijken hoe ten gunste van de burger vorm gegeven kan worden aan het valideren van milieu-informatie die door de overheid wordt verstrekt.
| Nummer | T02444 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 17 januari 2017 |
| Deadline | 1 juli 2024 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Milieu Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister van Infrastructuur en Waterstaat |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Drs. L.H.J. Verheijen (PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | digitale loketten Informatiehuizen milieu-informatie |
| Kamerstukken | Implementatie herziening mer-richtlijn (34.287) |
Handelingen I 2016-2017, nr. 14, item 3, blz. 7-16
Verheijen (PvdA):
(...)
(...) Ik constateer dat de minister het niet wil verplichten en in haar antwoord verwijst naar de mogelijkheid voor de burger om naar de rechter te gaan indien men ontevreden is en de milieu-informatie niet voldoende vindt.
Voor ons is het de vraag vanuit welk perspectief hier naar de burger wordt gekeken. Gebeurt dat slechts vanuit een belangenperspectief? Ziet men burgers als actoren die voor hun eigen belang moeten opkomen? En waar is dan de systeem- of stelselverantwoordelijkheid van het Rijk en welke ondersteuning kan een burger verwachten bij ontsluiting en duiding van de informatie waar overheden zelf in overgrote mate ook producent van zijn? Met andere woorden: biedt het antwoord van de minister niet te veel bescherming aan de overheden?
Bij veel discussies over fysieke en ruimtelijke projecten in dit land blijkt er behoefte aan neutrale informatie, aan een toetsing door derden, aan evaluatie- en reviewprocessen die standpunten kunnen overbruggen en bijdragen aan draagvlak voordat men naar de rechter gaat of moet. De vraag is waarom de regering in dit dossier zo sterk vasthoudt aan de eigen verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en niet ruimhartiger de eerdergenoemde behoefte omarmt en daarvoor een faciliteit aanbiedt — wat ons betreft een flexibele faciliteit, ook aanvullend op de bestaande MER-procedures — waarop burgers een beroep zouden kunnen doen.
Ondanks de eerder gedane toezegging bij de behandeling van de Omgevingswet dat er een participatiehandreiking komt en er in het kader van de komende Omgevingswet al veel ervaring wordt opgedaan met een dialoog en brede participatieaanpak, blijft toch de vraag hangen waarom het Rijk niet een professionele informatie en toetsingsfaciliteit ten behoeve van de informatietegenmacht van burgers zou willen faciliteren, die gezag kan opbouwen in plaats van elk dossier zijn eigen informatie-"verelendungsfase" te laten ondergaan. Denk aan windmolens, denk aan gaswinning, denk aan mestverwerkers et cetera.
(...)
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
(...)
De heer Verheijen vroeg of je de toegang tot informatie niet in een professioneel of onafhankelijk instituut moet regelen. Eerlijk gezegd: ik zie informatiehuizen als onafhankelijke instituten. Weliswaar worden ze vormgegeven door Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gezamenlijk, maar we zullen de informatie nog wel moeten evalueren en toetsen. Verder zal moeten worden aangegeven tot wanneer de informatie geldig is en hoe openbaar ze is. Ik zou niet kunnen bedenken wie die rol anders zou kunnen vervullen, omdat je de informatie altijd via de genoemde partijen aangeleverd moet krijgen. Ik adviseer de heer Verheijen, voorstellen te doen om de informatiehuizen in zijn ogen onafhankelijker te maken, omdat je er anders nog een extra instituut bij krijgt.
De heer Verheijen (PvdA):
Hier zit wel een groot bestuurlijk paradigma-dilemma. Het is vanzelfsprekend dat de burgers de overheid mogen vertrouwen als het gaat om de informatie die de overheid genereert, want vaak is de overheid zelf de producent van die informatie. Waar kunnen burgers terecht voor een onafhankelijke toets? Daarvoor heb je vaak een wetenschappelijke autoriteit nodig. In het hele natuurdossier heeft men enige jaren gewerkt met een natuurautoriteit, die informatie aan overheden en burgers kon verschaffen over het voorkomen van allerlei dieren die problemen konden veroorzaken voor allerlei bouwprojecten. Toch was dat een interessant steun- en informatiepunt, dat als zodanig goed heeft gefunctioneerd. Bij de Laan van de Leefomgeving blijft het probleem dat dat een constructie van de overheden is. Het voordeel van de onafhankelijke Commissie m.e.r. is dat het een onafhankelijke stichting is, opgericht door de overheid met een bepaalde opdracht, maar vervat in procedures waarvan u zegt dat u ze niet voor 100% verplicht wilt stellen. Ik zoek naar een lichte faciliteit die de burgers helpt bij het toetsen van de informatie die ze van de overheden krijgen.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik wil daar zeker over nadenken. Ik denk overigens dat dit veel meer gaat over de Omgevingswet en de digitalisering van de loketten. Sowieso wil ik al mijn informatie laten valideren door partijen als het RIVM en dergelijke. Ik zou het wel fijn vinden als de overheid als onafhankelijk gezien blijft worden. Wat je ook doet, iedere keer is er een nieuwe roep om onafhankelijkheid. Maar we worden vaak niet zo gezien, wat het heel lastig maakt. De heer Verheijen vraagt mij te bekijken of daar geen gat zit. Ik zeg graag toe dat ik dat zal doen. Daar moeten we dan maar eens over doorpraten, hoewel ik niet weet hoelang ik deze rol nog vervul.
Handelingen I 2016-2017, nr. 14, item 5, blz. 4-7
De heer Verheijen (PvdA):
(...)
Over mijn tweede punt hebben we wat uitgebreider gefilosofeerd in het kader van de Omgevingswet. Dat sluit aan bij de vraag van mevrouw Stienen wat er nog gaat komen in het kader van de handreiking inzake de Omgevingswet. Wij zouden het zeer op prijs stellen als we in een verder debat kunnen doorpakken in het kader van conclusies die ertoe leiden dat burgers een neutrale faciliteit kunnen gebruiken om overheidsinformatie te toetsen. De minister heeft terecht gezegd dat het bestuur volgens de Algemene wet bestuursrecht wordt geacht, zonder vooringenomenheid die informatie te verschaffen en de besluitvorming voor te bereiden. Maar juist uit het feit dat de Algemene wet bestuursrecht de overheid erop wijst dat zij dat zonder vooringenomenheid moet doen, blijkt dat daar een natuurlijke spanning in zit. Het bestuur is immers politiek-bestuurlijk gekozen op basis van een programma met projecten die men wil uitvoeren. Mijn vraag is hoe dit kan worden opgelost, zodat de informatie toetsbaar is op een goede, eventueel wetenschappelijk voorbereide wijze, zonder dat dit onmiddellijk leidt tot een verplichte procedure in het kader van de MER, juist in het kader van de participatiedialoog die daarbij hoort.
(...)
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
(...)
Tot slot heeft de heer Verheijen gevraagd om objectieve informatie voor de burger. De informatiehuizen dienen ertoe om aan iedereen, juist ook de burgers, alle relevante en onderliggende gegevens op objectieve wijze en transparant beschikbaar te stellen. Daar zullen ook heel veel instituten bij betrokken zijn, zoals het RIVM maar ook bijvoorbeeld de Commissie voor de m.e.r. Ik ben het met de heer Verheijen eens dat de informatiehuizen ook gevalideerd moeten kunnen worden. Ik zeg toe om bij de verdere uitwerking in de Omgevingswet eens goed te bekijken hoe we dat vorm kunnen geven, in commissievorm of op een andere manier, zodat mensen nog een keer kunnen vragen of dat wel op de juiste wijze verwerkt is.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2016/2017, nr. 14, item 5
-
behandeling Verslag EK 2016/2017, nr. 14, item 3
-
14 januari 2025
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
14 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 januari 2025
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Infrastructuur en Waterstaat -
18 december 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van I&W over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 14 januari 2025, op de passages ten aanzien van de toezeggingen T03581 en T03865 na.
EK, E
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
4 juli 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Infrastructuur en Waterstaat -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
2 juni 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 december 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 november 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over toezeggingen in het kader van de stelselwijziging van het omgevingsrecht
EK 34.986 / 33.118 / 35.000 VII, L
-
-
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 10 september 2019
EK 35.000 VII / 35.000 IV, D
-
-
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
7 november 2017
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) -
26 oktober 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
26 oktober 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Infrastructuur en Milieu -
17 januari 2017
toezegging gedaan
Toezegging Proefprojecten (34.453) (T02736)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer toe dat tot aan de inwerkingtreding van de wet proefprojecten georganiseerd zullen worden, om zo veel mogelijk ervaringen op te doen die kunnen worden meegenomen bij de implementatie van het stelsel.
| Nummer | T02736 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 23 april 2019 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | bouwen kwaliteitsborging proefprojecten |
| Kamerstukken | Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (34.453) |
Kamerstukken I 2018/19, 34 453, L, p. 1
Minister Ollongren: Om te komen tot de door uw Kamer gevraagde zorgvuldige voorbereiding en implementatie van het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging is de inwerkingtreding van het wetsvoorstel voorzien gelijk met de Omgevingswet per 1 januari 2021. Uit de recent aan u toegezonden evaluatie van lopende proefprojecten blijkt dat met het beoogde stelsel belangrijke verbeteringen in de bouwkwaliteit te bereiken zijn. De periode tot aan inwerkingtreding wil ik met partijen benutten om het aantal proefprojecten te intensiveren. Hierover heb ik in het bestuursakkoord met de gemeenten afspraken gemaakt.
(…)
Handelingen I 2018-2019, nr. 27, item 10 - blz. 9
Minister Ollongren: En ik heb ook toegezegd dat tot aan de inwerkingtreding proefprojecten georganiseerd zullen worden, om zo veel mogelijk ervaringen op te doen die kunnen worden meegenomen bij de implementatie van het stelsel.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 27, item 10
-
-
11 november 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 oktober 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over de Monitoringsrapportage Wet kwaliteitsborging voor het bouwen 2024
Op 11 november 2025 voor kennisgeving aangenomen.
EK, BC
-
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
28 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
16 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
4 mei 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
21 december 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 december 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de stand van zaken met betrekking tot de beoogde inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Op 21 december 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, AB
-
-
23 november 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
6 juli 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
23 juni 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 maart 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
26 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 30 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
10 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 10 maart 2020 door de commissies BiZa/AZ en KOREL voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.300 VII / 35.300 IV, E
-
-
1 november 2019
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Milieu en Wonen -
1 november 2019
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 april 2019
toezegging gedaan
Toezegging Monitoren en evalueren rechtspraak en rechtsbescherming (34.986) (T02864)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), toe na de inwerkingtreding van de Omgevingswet de ontwikkelingen op het gebied van de rechtspraak en rechtsbescherming te monitoren, waarbij specifiek aandacht zal zijn voor de effectiviteit van de rechtsbescherming en de eventuele noodzaak tot indringendere toetsing (in het kader van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) door de rechter. Bij de evaluatie van de Omgevingswet zal ook specifiek op deze punten ingegaan worden.
| Nummer | T02864 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 28 januari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | prof. mr. P. Nicolaï (PvdD) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | evaluaties Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet rechtsbescherming |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 30-59
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Het wettelijk stelsel in Nederland voorziet al in toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals gecodificeerd in artikel 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Hoewel de bestuursrechter bij beleids- of beoordelingsruimte voor het bestuursorgaan niet zonder meer zijn eigen oordeel over de belangenafweging in de plaats mag stellen van het bestuursorgaan, moet de rechter wel toetsen aan de eisen van het recht, zoals evenredigheid en deugdelijke motivering. Een bestuursorgaan mag geen besluit nemen dat onredelijke of disproportionele effecten heeft voor burgers en bedrijven. Dat volgt uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een bestuursrechter toetst onverkort of een besluit in strijd is met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. Ook besluitvorming op grond van de Omgevingswet moet leiden tot een evenwichtig resultaat. Dit is op een aantal plekken in het stelsel ook expliciet aangegeven, bijvoorbeeld in artikel 4.2: het omgevingsplan moet zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
(…)
De heer Nicolaï (PvdD):
(…) Dan kom ik terug op het eerste punt. Natuurlijk is het zo dat een rechter uitmaakt wat hij met zijn bevoegdheid doet. Het zou raar zijn als wij dat zouden uitmaken.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Precies, dat zijn we in ieder geval met elkaar eens.
De heer Nicolaï (PvdD):
Maar het gaat er natuurlijk om hoe je de bevoegdheid van de rechter omschrijft. Op dit moment ben ik met u eens dat het evenredigheidsbeginsel in de wet staat. Ik ben het ook met u eens dat op diverse plekken in de Omgevingswet, ook in de toelichting, over die proportionaliteit gesproken wordt. De vraag die ik hier echter heb voorgelegd, en waar we hier in de Kamer allemaal mee worstelen, is de volgende. Als de rechter aan dat proportionaliteitsbeginsel gaat toetsen, is op dit moment de rechtspraak dat de rechter dat heel terughoudend doet. Wat betekent terughoudend doen? Dat betekent dat hij zich eigenlijk nauwelijks bemoeit met die belangenafweging. Wij gaan nu hier met z'n allen afspreken, althans als je vóór het omgevingswetstelsel bent, dat die belangenafweging op heel veel meer terreinen ruim mag plaatsvinden.
(…)
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik ben het met u eens dat de rechter dat zelf bewaakt. Mijn vraag is, nogmaals, of het geen taak van de wetgever is om dat goed te regelen.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Als de heer Nicolaï denkt dat de ruimte enorm toeneemt, dan zou dat zijn pleidooi ondersteunen. Ik heb net echter ook al aangegeven dat de extra ruimte die wordt geboden ook best beperkt is. Voor mij is er dus geen aanleiding om in het hele stelsel tot een andere weging te komen op dit punt.
(…)
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik begrijp dit antwoord niet helemaal. De vraag is heel duidelijk en beperkt. Laat ik de vraag dan als volgt formuleren. Stel nu dat na één jaar blijkt dat die rechtsbescherming op veel terreinen inderdaad een wassen neus is. Is de regering dan bereid om te heroverwegen of er op dit specifieke terrein een uitbreiding van de rechterlijke toetsing zou moeten worden voorgeschreven? Voor mijn part zeg je zelfs dat het een experiment is. Daar komt het in feite op neer, want wij schrijven hier voor.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Hier ben ik wel bereid om met de heer Nicolaï mee te gaan. Ik vind namelijk het volgende. We zetten een stelsel neer, waarvan we bepaalde effecten inschatten, en dan is het heel goed om te monitoren of het ook uitpakt zoals we willen. Laat ik dan zeggen dat we dit ook zullen monitoren en dat we op dit punt zullen evalueren. Ik ga niet zo ver om meteen te zeggen: als het zo is, dan ga ik door naar de oplossing die de heer Nicolaï schetst. We hebben daar dan wel een discussie met elkaar over op basis van de evaluatie. Als deze ontwikkeling zich voordoet, dan moeten we daar ook een goed antwoord op hebben, ook in ons wettelijke kader. Dat doe ik dus graag.
(…)
De heer Nicolaï (PvdD):
(…)
Voorzitter. Even over de toezeggingen van de minister. Ik hoorde mevrouw Moonen zeggen dat er in die evaluatie ook aandacht zou moeten komen voor de rechtsbescherming en voor de wijze waarop de bestuursrechter omgaat met de toepassing van zijn uitspraakbevoegdheden. Ik heb even gewacht of de heer Rietkerk daar nog iets over zou vragen, want artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht was ook een beetje zijn pakkie-an. Ik wil toch nog even beklemtonen dat ik in ieder begrepen heb dat de minister heeft gezegd dat in de evaluatie van de wijze waarop de bestuursrechter ermee omgaat, uitdrukkelijk ook gekeken gaat worden of een meer indringende toetsing nodig is om rechtsbescherming voldoende te kunnen waarborgen. Dat heb ik genoteerd toen ik daarover begon in mijn discussie met de minister.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De heer Nicolaï vroeg naar de toezegging dat open normen in de evaluatie ook aandacht krijgen vanwege de rechtsbescherming. Hij zei: die heb ik zo begrepen dat de minister heeft gezegd dat ook gekeken wordt of meer indringende toetsing nodig is om rechtsbescherming te waarborgen. Klopt dit, was zijn vraag. Het antwoord is ja. Dat heb ik inderdaad gezegd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
4 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg over de nulmeting rechtspraak in het kader van de Omgevingswet
op 9 februari 2021 voor kennisgeving aangenomen
EK 33.118 / 34.986, BS
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Onderzoek naar uitvoering Rijksregels en de Kamer daarover informeren (34.986) (T02875)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nooren (PvdA), toe dat zij een vergelijkbaar onderzoek als “Borging van de nationale ruimtelijke belangen” zal laten uitvoeren en de Kamer over de resultaten zal informeren.
| Nummer | T02875 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Inspectie Leefomgeving en Transport Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 12, blz. 11
Mevrouw Nooren (PvdA):
(…) Als we doorgaan, is de minister dan van plan weer een vergelijkbaar onderzoek te laten doen? Het is best interessant om te kijken of rijksregels uitgevoerd worden. En wil ze dan van tevoren met de inspectie afspreken dat die resultaten bij de Kamer terechtkomen?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Mevrouw Nooren gaat meteen naar het allerlaatste punt dat ik als cadeautje aan het eind van mijn beantwoording had willen geven. Het antwoord is: ja. En ik ben ook graag bereid om de inspectie daarbij te betrekken. Maar goed, dan heb ik dat vast verklapt. Dit is even wat er is gebeurd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 12
-
brief van de minister voor M&W met een aanvullende reactie op het artikel in NRC van 9 februari 2020 “Ministerie hield rapport over falen ruimtelijke ordening tegen” EK 33.118 / 34.864 / 34.985 / 34.986 / 35.054 / 35.133, BA
-
brief van de minister voor M&W over artikel in NRC van 9 februari 2020 “Ministerie hield rapport over falen ruimtelijke ordening tegen” EK 33.118 / 34.864 / 34.985 / 34.986 / 35.054 / 35.133, AZ
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Een steekproef doen naar doorwerking van nationale belangen in de omgevingsplannen (34.986) (T02878)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA) en Van Dijk (SGP), toe na de inwerkingtreding van de Omgevingswet een steekproef te laten doen naar de doorwerking van nationale belangen in de omgevingsplannen.
| Nummer | T02878 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | mr. D.J.H. van Dijk (SGP) Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet nationale belangen omgevingsplannen Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 12, blz. 1-15
Mevrouw Nooren (PvdA):
(…) Voor het Rijk is er ruimte voor sturing vooraf, rijksregels, of voor instructieregels; of achteraf, als de opgave niet gehaald wordt, dan wel als er bij het realiseren — ik neem maar even als voorbeeld nieuwe woningen — te weinig voortgang wordt geboekt, zoals op dit moment speelt. In die zoektocht is het voor de PvdA essentieel dat rijksregels worden gevolgd. De Inspectie Leefomgeving en Transport heeft volgens mijn fractie een gedegen en grootschalig onderzoek afgeleverd, met voor de fractie wat pittige conclusies: nationale ruimtelijke belangen komen in de knel; het systeem werkt niet als vanzelf, met risico's voor wat betreft veiligheid, gezondheid, financiën en economie, cultuur en natuur; en het vertrouwen in instituties. Nou, wat heb je dan nog over als je het hebt over de ruimtelijke ordening?
(…)
De heer Van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. De SGP herkende zich vooral goed in de laatste alinea's van de laatste brief van de minister met betrekking tot het gewraakte NRC-artikel: Een goede uitvoering van de regels en de borging van de nationale belangen blijven ook in de komende jaren continue aandacht vragen van alle partijen. Oftewel: we zijn er nog niet, we zitten in een proces. Dat is, dacht ik, ook in allerlei toonaarden bezongen tijdens ons uitvoerige debat. Het ILT-rapport zet daar nog eens een dikke streep onder. Het is, zo blijkt uit het rapport, bepaald geen vanzelfsprekendheid dat alle nationale belangen geborgd zijn en de burger afdoende beschermd is. Laat het rapport dan ook vooral een extra aanmoediging aan de minister zijn om met de medeoverheden te bezien of het stelsel goed werkt of dat er verbeteringen nodig zijn om een goede uitvoering te waarborgen.
Hieruit vloeit mijn belangrijkste vraag voort: hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de gemeenten en provincies in staat zijn om hun rol goed te spelen? De Omgevingswet geeft immers meer ruimte om af te wijken van landelijke regels en geeft ook meer ruimte voor globalere omgevingsplannen in plaats van meer gedetailleerde bestemmingsplannen. Als het in de huidige praktijk al lastig blijkt te zijn om bijvoorbeeld bepaalde veiligheidszones in bestemmingsplannen op te nemen, hoe gaat de minister dan onder de Omgevingswet, onder de omgevingsplannen ervoor zorgen dat basale veiligheidsregels niet onder de radar door vliegen? Daarop hoor ik graag nog een nadere toelichting van de minister.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Ik ben ook bereid om na de inwerkingtreding van de Omgevingswet opnieuw een steekproef te laten doen naar de doorwerking van de nationale belangen in de omgevingsplannen. Dat was eigenlijk de vraag van mevrouw Nooren. Gemeenten groeien de komende jaren toe naar een volledig omgevingsplan. Het vergt dus wel even overleg met de koepels over hoe we dat op een goede manier aanpakken, maar ik neem u daar ook graag in mee.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 12
-
brief van de minister voor M&W met een aanvullende reactie op het artikel in NRC van 9 februari 2020 “Ministerie hield rapport over falen ruimtelijke ordening tegen” EK 33.118 / 34.864 / 34.985 / 34.986 / 35.054 / 35.133, BA
-
brief van de minister voor M&W over artikel in NRC van 9 februari 2020 “Ministerie hield rapport over falen ruimtelijke ordening tegen” EK 33.118 / 34.864 / 34.985 / 34.986 / 35.054 / 35.133, AZ
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Het monitoren van het DSO op toegankelijkheid (34.986) (T02881)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nooren (PvdA), toe dat zij de toegankelijkheid van het gehele Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) zal monitoren, inclusief het deel dat onder verantwoordelijkheid van lokale overheden met inhoud wordt gevuld.
| Nummer | T02881 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Digitaal Stelsel Omgevingswet Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 11
Mevrouw Nooren (PvdA):
Voor nu is er wat betreft het DSO nog één punt dat niet tot dan kan wachten. Dat is zorgdragen dat er een toegankelijk stelsel wordt gebouwd op alle niveaus en voor alle mensen in de samenleving, met bijzondere aandacht voor ouderen, mensen die laaggeletterd zijn en mensen met een beperking, en dat die toegankelijkheid periodiek wordt beoordeeld. In de schriftelijke beantwoording geeft de regering aan dat de WCAG-richtlijn voor alle overheden geldt. Dit is het goede nieuws. Het slechte nieuws is echter dat zij er niet op gaat toezien of die wordt toegepast. Dat lijkt mijn fractie een slechte zaak. De ervaringen met gemeenten wat betreft toegankelijke informatie zijn niet gunstig, zo blijkt onder andere uit het promotieonderzoek van Velleman. Geen van de door deze onderzoeker onderzochte websites van gemeenten voldeed aan de toegankelijkheidsrichtlijn. Wij verzoeken de minister toe te zeggen dat het onderzoek naar de toegankelijkheid wordt verbreed, dat de toegankelijkheid van de decentrale onderdelen wordt gemonitord en dat wordt gezorgd voor aanvullende maatregelen als de toegankelijkheid van het DSO niet gewaarborgd kan worden.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 39
Mevrouw Nooren (PvdA):
(…) Het antwoord over de toegankelijkheid was mij niet duidelijk, behalve dat er een richtlijn geldt, waar de heer Janssen het ook over had. In eerste termijn heb ik ook de vraag gesteld of u bij de toetsing van het systeem niet alleen naar het landelijk systeem kijkt maar ook door het hele systeem heen toetst.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Meenemen in de monitoring? Ja. Uiteraard moeten we die toegankelijkheid in het hele systeem toetsen, want mensen hebben er niks aan als zij wel ons deel van de vragenbomen begrijpen, maar het deel dat de gemeente er zelf op aansluit niet, dus die toegankelijkheid moeten we in de breedte goed monitoren en toetsen.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 april 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 april 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over voortgang implementatie Omgevingswet - eerste kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GA
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
22 juni 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 april 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
8 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Monitor VTH ook meenemen inzake bodem (34.864) (T02886)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Rietkerk (CDA) en Kluit (GroenLinks), toe dat het aspect ‘bodem’ ook meegenomen wordt in de monitoring van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH).
| Nummer | T02886 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet bodem Omgevingswet evaluaties monitoring Vergunningverlening Toezicht en Handhaving |
| Kamerstukken | Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34.864) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 17, blz. 11-13
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
Dan het vierde en laatste punt: de monitoring en de evaluatie. De minister heeft in het debat op 27 en 28 januari aan deze Kamer toegezegd dat er een onafhankelijke evaluatiecommissie komt die jaarlijks rapporteert en dat we dat ook digitaal kunnen volgen. Dank daarvoor. Kan de minister aangeven of er ook specifiek door die onafhankelijke evaluatiecommissie wordt gerapporteerd over vergunningverlening, toezicht en handhaving, zeker met betrekking tot het thema bodem?
(…)
Kluit (GroenLinks):
(…)
(…) Ik zou de minister willen vragen in het kostenoverzicht dat we krijgen voor het koninklijk besluit de taken die samenhangen met de bodem eruit te lichten, zodat duidelijk is waar wij het over hebben in relatie tot de omgevingsdiensten en de VTH-kolom. (…).
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
(…) De heer Rietkerk vroeg ook of ik kan toezeggen dat de onafhankelijke evaluatiecommissie de monitor VTH ook meeneemt als het om de bodem gaat. Ook mevrouw Kluit vroeg dat. Het antwoord is: ja, de monitor VTH kan input leveren. (…).
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging m.e.r.-beoordelingsplicht monitoren op het punt van diepe plassen (34.864) (T02888)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat de m.e.r.-beoordelingsplicht gemonitord zal worden op het punt van diepe plassen.
| Nummer | T02888 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet bodem Omgevingswet diepe plassen m.e.r.-beoordelingsplicht milieueffectrapportage |
| Kamerstukken | Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34.864) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 10, blz. 3
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
(…) Voor de rest sluiten wij ons aan wat het CDA heeft gezegd over het verondiepen van plassen en de milieueffectrapportages waarbij wij graag een verplichting zouden zien. Mooi dat het verbetert, maar ons gevoel is dat je niet ver genoeg kunt gaan als het gaat over milieueffectrapportage.
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 17, blz. 13-14
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Daarnaast heb ik een vergelijkbare vraag over het verondiepen van plassen. Is een MER-beoordeling voldoende of moet dat een MER zijn? We hebben in het andere debat al afgesproken dat de MER-beoordelingen worden gemonitord. Is het mogelijk om de projecten die te maken hebben met het verondiepen van plassen dan expliciet mee te nemen? Er zijn signalen, al weten we niet precies hoe het zit, dat die MER-beoordelingen in 99% van de gevallen niet meer tot een MER leiden. Specifiek voor die verondiepte plassen is het misschien goed om in de gaten te houden hoe de verhoudingen daar liggen. Kunnen die eruit worden gelicht en expliciet worden gemonitord?
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Kan de MER-beoordelingsplicht worden gemonitord op het punt van de diepe plassen? Ja, dat zullen we doen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 10
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Bij de onafhankelijke evaluatie van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet betrekken hoe ambtenaren complexiteit ervaren en balans tussen beschermen burger en benutten geluid (35.054) (T02893)
De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe dat een onafhankelijke commissie de Aanvullingswet geluid Omgevingswet zal evalueren, waarbij zal worden onderzocht hoe ambtenaren de complexiteit van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet ervaren en waarbij de balans tussen beschermen van de burger en het benutten van geluid een relevant onderdeel zal worden.
| Nummer | T02893 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | geluid |
| Kamerstukken | Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35.054) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3, blz. 7.
De heer Verkerk:
(…)
Dit brengt de fractie tot de volgende vragen. Hoe beoordeelt de minister de complexiteit van de aanvullende wet geluid in het licht van het ILT-rapport? Kan de minister toezeggen om bij de evaluatie van de aanvullende wet geluid ook te onderzoeken hoe de complexiteit van de wet door ambtenaren wordt ervaren?
(…)
In het debat over de Invoeringswet Omgevingswet heeft de minister toegezegd om tot een onafhankelijke evaluatie van de Omgevingswet te komen. Kan de minister toezeggen dat dit ook geldt voor de aanvullende wet geluid? Kan zij ook toezeggen dat in deze evaluatie expliciet aandacht wordt gegeven aan de invloed van deze wet op de bescherming van de burger, en daarmee ook op de balans tussen benutten en beschermen?
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11, blz. 9-10.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De heer Verkerk vraagt of ik kan toezeggen te onderzoeken hoe de complexiteit van de Aanvullingswet door ambtenaren wordt ervaren. De uitvoerbaarheid van regelgeving is inderdaad van groot belang. Dat wordt gemonitord. Er zijn ook afspraken over met de VNG. Er zal zeker aandacht zijn voor de uitleg van de nieuwe regels. De wensen op dit punt worden samen met de VNG bezien. Wat daarbij wel helpt, is dat de nieuwe regelgeving op veel punten veel minder complex is dan de huidige Wet geluidhinder. Het normenstelsel is vereenvoudigd. Dat gaat zeker helpen.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11, blz. 10.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Zowel de Partij van de Arbeid als de ChristenUnie vroeg naar de rol van de onafhankelijke evaluatiecommissie en of die de evaluatiepunten van het Aanvullingsbesluit geluid mee kan nemen. De commissie begeleidt straks de evaluatie van de gehele Omgevingswet, inclusief de aanvullingssporen. Het spreekt wat mij betreft voor zich dat de balans tussen beschermen en benutten waar het om geluid gaat daarbij een heel relevant onderdeel is.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 3.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…) Ik wil de minister hartelijk danken dat ze heeft bevestigd dat ook voor de Aanvullingswet geluid een onafhankelijke evaluatiecommissie komt en dat aandacht wordt gegeven aan bescherming van de burger en de balans tussen benutten en besturen.
(…)
Ik heb gevraagd om bij de evaluatie van het ILT-rapport te onderzoeken hoe ambtenaren de complexiteit ervaren. Waarom heb ik die vraag gesteld? Niet puur omdat u dat moet doen, maar als je daar onderzoek naar doet en je maakt het bespreekbaar, dan verandert ook de perceptie. Dat is weer de relatie met cultuur. Dat was de diepere achtergrond.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 7.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Dan de vraag van de ChristenUnie over hoe ambtenaren de complexiteit ervaren en of we dat bespreekbaar willen maken, ook als onderdeel van de cultuurverandering. Ik denk dat dat absoluut een goed punt is. Ik ga met de provincies en gemeenten ook in gesprek over het ILTrapport. Ook bij de evaluatie wordt gekeken naar de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Het gaat er dan inderdaad ook over hoe ambtenaren die wet in de praktijk ervaren. Want juist in de toepassing kun je misschien tot punten komen waarvan je zegt: om het goed en zoals bedoeld te laten werken, moeten we wellicht toch nog extra hulp bieden, op punten iets aanpassen of een nadere handreiking bieden. De werking in de praktijk is dus zeker een belangrijk onderdeel. Dank voor het opnieuw onder de aandacht brengen van dit punt.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Jaarlijkse rapportage monitoringsresultaten Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35.054) (T02894)
De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Arbouw (VVD) en Crone (PvdA), toe een jaarlijkse rapportage naar de Kamer te sturen met daarin de monitoringsresultaten van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet, de voortgang van de implementatie, de bevindingen en de acties die daarop worden gezet.
| Nummer | T02894 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | A.L.E. Arbouw (VVD) drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | geluid monitoring Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35.054) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3, blz. 1-2.
De heer Arbouw (VVD):
(…)
Een laatste punt betreft uiteraard het volgen en monitoren van de ontwikkelingen van het geluidsstelsel. We gaan immers nieuw werken met Swung-2. Kan de minister aangeven hoe zij de uitvoeringspraktijk gaat volgen, met name de nieuw ingevoerde systematieken, zoals de geluidsproductieplafonds voor industrieterreinen en provinciale wegen en de basisgeluidsemissie voor gemeentewegen en waterschapswegen? Hoe gaat dat gevolgd worden?
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3, blz. 8-9.
De heer Crone (PvdA):
(…)
Ik ben benieuwd of de minister bereid is om niet pas na vijf jaar te evalueren, zoals zij voorstelt, maar om de evaluatie nu met onmiddellijke ingang gewoon jaarlijks te doen. De vergelijkbare discussie hebben we gevoerd over de Invoeringswet. We kunnen het vanaf dag één al doen. Er zijn zelfs al oefengemeentes bezig. Ik noem de hoofdstad van Friesland. Ik wil horen hoe het daar gaat en of die vrije beleidsruimte tegenvalt. En als die vrije beleidsruimte er wel is, wordt die dan gebruikt om meer te benutten of om de burgers beter te beschermen? Dus ik vraag de minister om dit niet pas na vijf jaar te evalueren maar jaarlijks, en dan ook nog niet alleen maar via eigen goed werk, maar via een onafhankelijke commissie.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11, blz. 10.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Dan de jaarlijkse evaluatie. De Partij van de Arbeid weet — dat hebben we in het debat uitgebreid gewisseld — dat goede monitoring, die we jaarlijks doen, en evaluatie, na elke paar jaar, ontzettend belangrijk zijn. Er komt een jaarlijkse rapportage naar uw Kamer met daarin de monitoringsresultaten, de voortgang van de implementatie, de bevindingen en de acties die we daarop zetten. Daarnaast schrijft de Omgevingswet ook een evaluatie naar de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk voor. Er is dus elk jaar een monitor, maar na vijf jaar is er de formele wetsevaluatie die voortvloeit uit de wet. We zitten dus niet vijf jaar stil om te kijken hoe dit uitpakt. Dat lijkt mij de essentie van de vraag van de Partij van de Arbeid.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 1.
De heer Arbouw (VVD):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de uitgebreide beantwoording. Zij is wat mij betreft ingegaan op alle punten die de VVD aan de orde heeft gesteld, dus nogmaals dank. (…) En wij zijn ook zeker blij met de toezegging van de minister dat er een jaarlijkse rapportage op grond van de monitorresultaten met de Kamers gedeeld wordt.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 5.
De heer Crone (PvdA):
(…)
Ik ben ten slotte ook blij — anderen hebben het ook gezegd — dat de evaluatie niet over vijf jaar zal plaatsvinden maar dat er continue monitoring is.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging RIVM apart monitoren effecten van geluidsnormen op burgers (35.054) (T02895)
De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toe dat het RIVM apart zal monitoren wat de gezondheidseffecten zijn van de geluidsnormen op burgers, naast de jaarlijkse monitoring van de Omgevingswet, waar geluid ook onderdeel uit maakt.
| Nummer | T02895 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | geluid Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35.054) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3, blz. 7.
Mevrouw Moonen (D66):
(…)
In het debat over de Invoeringswet Omgevingswet heeft de minister toegezegd om tot een onafhankelijke evaluatie van de Omgevingswet te komen. Kan de minister toezeggen dat dit ook geldt voor de aanvullende wet geluid? Kan zij ook toezeggen dat in deze evaluatie expliciet aandacht wordt gegeven aan de invloed van deze wet op de bescherming van de burger, en daarmee ook op de balans tussen benutten en beschermen?
(…)
Vorige week heeft de minister de toezegging gedaan de werking en de praktijk van de Omgevingswet jaarlijks door een onafhankelijke commissie te laten monitoren. Daarbij heeft de minister toegezegd dat de monitoring in het bijzonder gericht zal worden op de balans tussen het beschermen en benutten van de milieuruimte. Mijn vraag aan de minister is: kan zij toezeggen dat er in de monitoring expliciet wordt ingegaan op het gebruik van de ruimte voor geluidsnormen en in het bijzonder op de gezondheidseffecten van de bewoners en misschien ook wel hun klachten?
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11, blz. 10.
Minister Veldhoven-Van der Meer:
(…) Mevrouw Moonen en de heer Janssen vroegen naar de gezondheidseffecten van geluid. Worden klachten van bewoners meegenomen in de monitoring? Die ziet toe op de hele werking van het stelsel. De geluidsregels maken daar integraal deel van uit, bijvoorbeeld ook de manier waarop van die afwegingsruimte gebruik wordt gemaakt. Het RIVM houdt ook altijd een vinger aan de pols waar het gaat om de gezondheidseffecten van geluid. Die worden ook gemonitord door het RIVM. Dat is geen onderdeel van de monitoring van de Omgevingswet, maar dat gebeurt daarnaast nog. Geluid maakt ook onderdeel uit van de monitoring van de Omgevingswet en daarnaast houdt het RIVM de vinger aan de pols.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 3.
Mevrouw Moonen (D66):
(…)
Voor D66 zijn in het bijzonder de volgende antwoorden en toezeggingen van belang.
(…)
Tot slot zal het RIVM, naast de monitoring door de Omgevingswet, apart monitoren wat de effecten zijn van de geluidsnormen op burgers. Dat zijn voor ons belangrijke toezeggingen. Dan blijven er geen restvragen meer over.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Onderzoeken werking voorstellen kostenverhaal en financiële bijdrage en bezien of er geen lacunes zijn (35.133) (T02902)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Meijer (VVD), Verkerk (ChristenUnie), Van Dijk (SGP), Crone (PvdA) en Rietkerk (CDA), toe de werking van de huidige voorstellen inzake kosten verhaal en financiële bijdrage te onderzoeken en daarbij tevens te bezien of er nog lacunes zijn op dit terrein. Wanneer lacunes eventueel gedicht moeten worden, zullen daarbij in ieder geval de aspecten ‘rechtszekerheid’ en ‘snelheid’ betrokken worden. Ook zal worden gekeken naar de toepassing van het amendement-Ronnes (TK 2019/20, 35 133, nr. 34) inzake financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied op publiekrechtelijke basis, op provinciaal en Rijksniveau. Daarnaast zal onderzoek worden gedaan naar kostenverhaal bij grote infrastructuurprojecten.
| Nummer | T02902 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 3 maart 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA) mr. D.J.H. van Dijk (SGP) drs. H.J. Meijer (VVD) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet kostenverhaal Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (35.133) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 22, item 8, blz. 2-28
De heer Meijer (VVD):
(…)
Aanvullend op het reguliere kostenverhaal kunnen financiële bijdragen voorruimtelijke ontwikkelingen worden gevraagd. Het zal de minister niet zijn ontgaan dat wij daar in de schriftelijke voorbereiding van dit debat een aantal vragen over hebben gesteld. Wij zouden in elk geval zelf deze constructie niet hebben voorgesteld, om een kleine aanduiding te geven van waar wij staan. Maar misschien kan de minister zelf nog eens aangeven hoe zij aankijkt tegen deze extra door de Tweede Kamer gecreëerde mogelijkheid, mede in relatie tot de inbreng van anderen die ik vandaag nog verwacht op het hiermee samenhangende thema van de compensatieregeling, want er zijn nu wel erg veel kostenverhaalinstrumenten in discussie. Het lijkt mij goed dat wij door de bomen nog wel het bos kunnen blijven zien.
(…)
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
In de wet is voor de aspecten water — denk aan het waterafvoerend vermogen van de rivier — en natuur — denk aan de Vogel- en Habitatrichtlijn — wel een bevoegdheid opgenomen om compenserende maatregelen op te leggen. Maar verder zien we dat die compensatieregeling in hoge mate beperkt wordt tot bouwactiviteiten. Onze fractie vraagt zich dan ook af of een generieke compensatieregeling in de wet niet zou kunnen bijdragen tot een betere balans tussen benutten en beschermen, of in de woorden van Calvijn "het komen tot het beschermen en bevorderen van het voordeel en het nut van anderen", zowel binnen het benutten, als binnen het beschermen, als bij de balans daartussen. Onze vraag aan de minister is dan ook: kunt u op stelselniveau een onderzoek doen of laten doen naar het nut en de noodzaak van een generiek kostenverhaal of een generieke compensatieregeling in de wet? Kunt u daarin ook de gerechtvaardigde belangen van de verschillende stakeholders meenemen? En kunt u bij dat onderzoek ook de resultaten van de monitor van de regelingen voor financiële bijdragen uit artikel 13.22 en artikel 13.23 van de wet en het kostenverhaal betrekken? Zou dat onderzoek in het eerste jaar na de inwerkingtreding kunnen starten? Kunt u de Kamer bij dit onderzoek betrekken? Wij zouden het fijn vinden als u hierop toezeggingen kunt doen.
(…)
De heer Van Dijk (SGP):
(…)
Wat betreft het publiekrechtelijk afdwingen van financiële bijdragen, wil ik juist graag op de rem trappen. Via een amendement is dit in de wet gekomen. Dat is al aangehaald door de VVD-collega. Ik heb daarbij de volgende vraagtekens. Het eerste vraagteken gaat over het kopje "procedureel". Het is ingewikkelde materie met tegengestelde belangen. Hier is al heel veel discussie over geweest. We willen geen betaalplanologie, maar ondertussen lijkt er in de praktijk regelmatig wel sprake van te zijn. De praktijk leert dat de huidige overeenkomsten heel divers zijn. In het verleden is daarom gezocht naar consensus tussen de NEPROM en de VNG. Verstoren van het huidige evenwicht kan grote gevolgen hebben voor de woningbouwproductie. Ik vraag me daarom af of het verstandig is om via het voorliggende voorstel even de afdwingbare financiële bijdrage de wetgeving in te fietsen. Haastige spoed is zelden goed. Juristen geven nu al aan dat het kostenverhaal een rommelig onderdeel van de Omgevingswet is geworden, waarbij de wetgever hinkt op verschillende gedachten, het privaatrechtelijke spoor onderbelicht wordt en wettekst en toelichting soms niet rijmen.
(…)
De heer Van Dijk (SGP):
(…)
Ik kom nu op het kopje "inhoudelijk". Voor publiekrechtelijk kostenverhaal gelden duidelijke criteria. Het kan alleen als de projectontwikkelaar er profijt van heeft, en het proportioneel en toerekenbaar is. Er geldt ook een limitatieve kostensoortenlijst. Maar in het amendement bij de voorgestelde publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen staat de deur wagenwijd open. In de toelichting op het amendement worden allerlei opties genoemd. Het is een hele waslijst die gaat van verbetering van de landschapskwaliteit tot realisatie van sociale woningbouw buiten het plangebied. Hier is dan mijn punt, mijn vraag aan de minister: waar is hier de rechtszekerheid van marktpartijen? Kunnen gemeenten dan alles wat via het kostenverhaal niet in rekening gebracht kan worden, alsnog via een verplichte financiële bijdrage in rekening brengen? Mijn vraag aan de minister is: is zij bereid het hele bouwwerk toch nog eens goed tegen het licht te houden, inzonderheid als het gaat om de afdwingbare financiële bijdrage en het gesprek hierover aan te gaan met projectontwikkelaars en gemeenten?
(…)
De heer Crone (PvdA):
(…)
Voorzitter. Dan nog een expliciete vraag die er dicht tegenaan ligt. Het amendement van Ronnes cum suis zag op de gemeentes, maar hier zit de provincie eigenlijk ook wel mee. Een aantal ervan hebben er ook op gewezen dat provincies misschien wel behoefte hebben aan een soortgelijk instrumentarium voor ruimtelijke ordening op het regionale c.q. provinciale schaalniveau om bijvoorbeeld het Klimaatakkoord te kunnen uitvoeren, zodat er compensatie, kostenverhaal of hoe je het noemen wil, kan plaatsvinden ten aanzien van zon- en windparken maar misschien ook wel ten aanzien van andere zaken in het kader van het Klimaatakkoord of anderszins. Op die manier kun je investeerders mee laten betalen, desnoods bestuursrechtelijk afgedwongen, aan natuurontwikkeling of aan compensatie voor bewoners die er last van hebben. De meeste Friese windparken die er zijn gekomen, zijn initiatieven van de burgers omdat ze uit de opbrengst verbeteringen voor hun eigen dorp of wijk kunnen financieren. Dat geeft een eerlijke balans tussen de private winst voor de ontwikkelaar en de belangen van de burgers. Dus als ik het goed zie, zou ook dit wel een positief argument kunnen zijn om een wat bredere definitie te hebben en om dit ook van toepassing te laten zijn op het provinciale bestuur. En ook dat zal dan wel weer keurig netjes geborgd zijn in de omgevingsvergunning. Voorwaarden voor compensatie kunnen daarin worden opgenomen.
(…)
De heer Rietkerk (CDA):
De provincies hebben mogelijkheden om allereerst beleid te formuleren in visies en omgevingsvisies, even los van de vergunning. In die omgevingsvisies is het heel gewoon dat je ook over compensatiebeginselen spreekt en dat vertaalt in een verordening. Dat is publiek geborgd. Hoe kijkt u daartegen aan in relatie tot uw wens tot die wettelijke regeling?
De heer Crone (PvdA):
Daarom is dit ook nog deels een open vraag aan de minister. Ik denk wel dat, zoals we het voor de gemeente regelen via het amendement-Ronnes, het in dezelfde sfeer ook voor de provincies zou kunnen. Als u zegt dat dit niets toevoegt aan wat er al bestaat, dan hoeft het weer niet. Ik denk aan de andere kant wel dat als we een wat bredere definitie zouden hebben, waarover we het net hadden, het ook geen kwaad kan. Ik hoor uit provinciekringen in ieder geval dat ze dat wel prettig zouden vinden, omdat ze dan die discussie niet hebben. Dus als wat betreft de provincies sprake zou zijn van hetzelfde laken een pak als voor de gemeentes, is dat alleen maar prettig. Dan is alleen wel de vraag of dit in de huidige wetgeving past of dat er volgens de minister dan nieuwe wetgeving nodig voor is, al of niet in een novelle of in een andere wet, maar, naar ik aanneem, niet in AMvB's. De heer Verkerk verwees ook naar dit punt. Dus we komen er vast in tweede termijn nog op terug dat we dit goed moeten regelen.
Voorzitter. Dan een ander voorbeeld. Er is nu ook in de Tweede Kamer besloten tot de aanleg van de brede sluis in Kornwerderzand. Ondernemers gaan daaraan meebetalen. Dat is ook al afgesproken en dat willen de werven ook wat betreft de schepen die door die nieuwe brede sluis worden geleid. Ze zeggen vervolgens wel: als we gaan betalen maar er freeriders tussen zitten die niet willen betalen, wat moeten we dan doen? Juist ondernemers zoeken dan een wettelijke grondslag om het allemaal te betalen. Ik begrijp dat er thans ook overleg over plaatsvindt met de ministeries. Dan lijkt het mij eigenlijk de logica van deze wet dat waar het gaat om een infrastructuurproject, er een soort kostenverhaal mogelijk is bij de initiatiefnemers en in dit geval bij die werven. Ik hoor graag van de minister of ik dat goed zie en of ze dat dan kan bevorderen.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Ik kom nog even terug op de vraag of er meer nodig is dan wat we nu hebben. Er is nu een uitbreiding en er komt een AMvB, maar is er nog meer nodig? Dit is eigenlijk de vraag naar de generieke compensatieregeling. Onder andere de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid vragen daarnaar. Aan de andere kant hoor ik in diezelfde hoek, van de SGP onder andere, maar ook van de VVD, zorgen over een generieke compensatieregeling. Het huidige wetsvoorstel bevat meerdere nieuwe voorstellen. U vraagt naar een onderzoek naar een bredere regeling die ook ziet op milieubelastende activiteiten. Ik snap de vraag, maar ik zie er ook wel een aantal haken en ogen aan. Ook milieubelastende activiteiten en initiatieven worden dan beoordeeld op de vraag of financiële compensatie nodig is. Bovendien zijn er voor een aantal activiteiten al specifieke heffingen, zoals een lozingsheffing. Als er sprake is van een milieubelastende activiteit, kan ook op een andere manier ervoor worden gezorgd dat de kosten niet terechtkomen bij de belastingbetaler in het algemeen. Dat kan dus leiden tot een onwenselijke stapeling of complexiteit. Het kan ook effect hebben op het lokale systeem van heffingen zoals de afvalstoffen- en rioolheffing en de waterschapsbelasting.
Voor een onderzoek, wat een aantal fracties willen, is het wel goed om al dit soort vragen heel goed in kaart te brengen. Ik ben best bereid nog eens goed te kijken naar de werking van de voorstellen die we nu al voorstellen voor kostenverhaal en financiële bijdrage. In die context wil ik ook best nog eens kijken of we denken dat er ergens een gat valt. Er werd ook al gerefereerd aan Kornwerderzand. Dat is ook zo'n punt waarbij je je afvraagt of dat nou past binnen wat we hebben of dat er dan ergens een gat valt. Dan is het nog weer de afweging of we vinden dat we daar iets mee moeten doen. Het is ook de vraag of de provincies voldoende instrumenten hebben, ja of nee.
Dus, ik ben bereid om goed te kijken naar de werking van die verschillende voorstellen en om in het kader van de evaluatie nog eens te kijken of er gaten vallen en wat de voorstellen hiervoor zijn, met de verschillende voor- en nadelen daarbij goed in kaart gebracht. Ik ga niet op voorhand tegen u zeggen dat we dit moeten gaan doen. Het is altijd goed om na te denken, ook als je de optelsom maakt van de nieuwe elementen die we nu hebben, en bij de evaluatie te kijken wat er uit de werking is gebleken, of we nog gaten zien, of er oplossingsrichtingen zijn en wat daar de voor- en nadelen van zijn.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik wil de minister danken voor deze toezegging, omdat dit ook eigenlijk onze bedoeling was. Er staat op veel plekken wat. Laten we kijken of er gaten zitten en als er gaten zitten, laten we die dan zo repareren dat de rechtszekerheid, maar ook de snelheid, voor bedrijven en voor burgers gegarandeerd kan worden. Met de door u geformuleerde toezegging zijn wij helemaal gelukkig met de beantwoording van onze vragen.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Heel fijn. We nemen dit punt van snelheid en rechtszekerheid zeker mee als denkrichting wanneer we eventueel een gat tegenkomen en moeten bekijken of we op dit punt van snelheid en rechtszekerheid nog iets kunnen verbeteren. We zullen de voor- en nadelen netjes op een rij zetten.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Kan kostenverhaal ook bij grote infrastructurele projecten? Dat is het punt van Kornwerderzand. Kostenverhaal is op grond van de Omgevingswet privaatrechtelijk en publiekrechtelijk mogelijk. Gaat infrastructuur met bouwen gepaard, dan kunnen kosten worden verhaald. Hoe dat precies werkt in de casus-Kornwerderzand heb ik niet scherp, maar in mijn toezegging net heb ik gezegd dat we gaan kijken hoe het huidige systeem op dit soort specifieke projecten uitwerkt, of daar een gat valt en wat de oplossingen dan zijn. Breder, namelijk in de context van de aanleg van infrastructuur, is het wel de vraag hoe je dat met elkaar mogelijk maakt. Eigenlijk valt die vraag van de heer Crone wel een beetje in die context. Dat waren de antwoorden op vragen die zijn gesteld over het kostenverhaal.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Dan vroeg het CDA of de provincie ook gebruik moet kunnen maken van het amendement-Ronnes in het geval dat het interbestuurlijk toezicht wordt ingezet en of er dus een inpassingsplan vanuit het Rijk wordt vastgesteld. Dat kan niet. Het amendement-Ronnes is toegeschreven op het omgevingsplan. We hadden het er net over dat we nog eens goed gaan kijken welk stelsel we hebben en of we nog ergens gaten zien. Ik vind dit wel interessant om mee te nemen, want ik snap de reden waarom de heer Rietkerk de vraag stelt wel.
De heer Rietkerk (CDA):
De CDA-fractie bedoelt niet interbestuurlijk toezicht. In het kader van de Omgevingswet kan een provincie een provinciaal inpassingsplan maken en kan zelfs het Rijk een rijksinpassingsplan maken, want dat is eigenlijk hetzelfde als een gemeentelijk bestemmingsplan. Op die lijn is mijn vraag gericht. Dus analoog geredeneerd, is de vraag: is de instrumentenkoffer niet zo mooi dat, als de gemeente haar verantwoordelijkheid neemt, het doorgaat, maar dat als er gedraald wordt, dat dan de provincie bij provinciaal belang en het Rijk bij rijksbelang — daarom is die NOVI zo van belang — zelfs bij een woningbouwopgave de zaak kan overnemen van het college. Is dan het amendement-Ronnes ook niet van toepassing in de systematiek van de Omgevingswet voor een provincie en het Rijk als het van provinciaal belang c.q. rijksbelang is?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik snap de vraag en ik vind het ook een logische vraag, maar het amendement is niet zo vormgegeven. Dus nu kan dat niet. Maar omdat we net hebben gezegd om op een aantal punten nog eens te zullen kijken of we nog casussen kunnen identificeren waarin je aanvullend misschien nog iets zou willen, zullen we ook hier nog eens nadrukkelijk naar kijken. Want ik snap wel waarom de heer Rietkerk het vraagt.
De heer Rietkerk (CDA):
Wellicht kan dan helpen dat de provincie het gemeentelijk omgevingsplan, het vroegere bestemmingsplan, in de plaats kan doen treden. Het Rijk kan dat ook. Wellicht kan die suggestie meegenomen worden, want volgens mij is dat volgens het huidige stelsel, of volgens het stelsel dat we hopelijk per 1 januari van kracht laten gaan, ook van toepassing. Ik vind het wel interessant om daar dan duidelijkheid over te hebben. Wanneer krijgen we die duidelijkheid? Want dat helpt ook bij andere onderwerpen.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik snap waarom de heer Rietkerk de vraag stelt. Want als je zo'n inpassingsplan maakt, wil je eigenlijk ook de beschikking kunnen hebben over de instrumenten waar de gemeenten normaal gesproken de beschikking over hebben en waar dan dit instrument bijkomt. Waarom komt het er dan niet bij op het moment dat er vanuit het Rijk of de provincie een inpassingsplan wordt gemaakt? De constatering is dat het amendement-Ronnes op dit moment is toegeschreven op het omgevingsplan. Nu zou het dus niet kunnen. Maar laten we vanuit de logica van de heer Rietkerk nog eens kijken wat er wel kan en wat eventueel de haken en ogen zijn om dit volgens dezelfde systematiek mogelijk te maken. We zullen dat zo snel mogelijk laten weten, maar ik kan daar nu geen precieze datum op plakken.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 22, item 8
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
3 maart 2020
toezegging gedaan
Toezegging Monitoren vergunningvoorschriften kostenverhaal (35.133) (T02903)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toe dat gemonitord zal worden of in de praktijk vergunningvoorschriften over kostenverhaal minder rechtszekerheid bieden dan kostenverhaalregels.
| Nummer | T02903 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 3 maart 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet kostenverhaal Omgevingswet vergunningvoorschriften |
| Kamerstukken | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (35.133) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 22, item 8, blz. 6-18
Mevrouw Moonen (D66):
(…)
Voorzitter. Ik kom bij mijn tweede onderwerp, rechtszekerheid bij kostenverhaal. Dat betreft met name de decentrale rekensystematiek bij kostenverhaal. De Raad van State heeft zich kritisch uitgelaten over de decentrale rekensystematiek bij kostenverhaal. De Raad van State is vooral kritisch over het gegeven dat de rekenregels niet alleen in een omgevingsplan worden opgenomen, maar ook als voorschriften aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Omdat de bestuursrechter regels in algemeen verbindende voorschriften anders toetst dan voorschriften bij een beschikking, kan dit binnen een en dezelfde gemeente leiden tot een verschillende juridische status voor overeenkomstige regels voor kostenverhaal. Hoe kijkt de minister aan tegen de effecten van verschillende juridische statussen voor overeenkomstige regels op de rechtszekerheid binnen een en dezelfde gemeente?
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Dan is er gevraagd of de vergunningvoorschriften over kostenverhaal minder rechtszekerheid bieden dan kostenverhaalregels. Worden die door rechters nou anders beoordeeld? De eerste was een vraag van D66 en de tweede van het CDA. Nee, dat is niet het geval. Als bouwactiviteiten via een omgevingsvergunning in afwijking van het omgevingsplan worden toegestaan, moet het kostenverhaal ook bij die omgevingsvergunning geregeld worden. In dat geval is de omgevingsvergunning een alternatief voor het wijzigen van het omgevingsplan. Dat is een voortzetting van de huidige systematiek. Het biedt overheden ruimte om de instrumenten volledig te benutten. Het wettelijk kader voor kostenverhaal is voor beide soorten besluitvorming hetzelfde. Een verschil in toetsing tussen vergunningsvoorschriften en kostenverhaalregels wordt dan ook niet beoogd. Als daar vragen over zijn, lijkt het me goed om dit punt in de gaten te houden, om te kijken of daar in de praktijk toch anders mee wordt omgegaan. Dus, laten we dit wel als punt noteren waar we scherp op blijven.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 22, item 8
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
3 maart 2020
toezegging gedaan
Toezegging Bij monitoring en evaluatie aandacht geven aan het gebruik van het privaatrechtelijk contracteren in de praktijk (35.133) (T02905)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rietkerk (CDA), toe dat bij de monitoring en evaluatie ook aandacht gegeven zal worden aan het gebruik van privaatrechtelijk contracteren in de praktijk.
| Nummer | T02905 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 3 maart 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet Omgevingswet privaatrechtelijk contracteren |
| Kamerstukken | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (35.133) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 22, item 8, blz. 8-25
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
(…) Voorts vraagt de CDA-fractie naar de mogelijkheden om op grond van artikel 13.22 van de Omgevingswet privaatrechtelijk te contracteren over financiële bijdragen aan nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving, en om die ook extra aandacht te geven bij de monitoring en de evaluatie. Hoe ziet de minister dit?
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
(…) Ik zal bij de monitoring en evaluatie ook aandacht geven aan het gebruik van het privaatrechtelijk contracteren in de praktijk; dat was nog een concrete vraag van de heer Verkerk.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 22, item 8
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
3 maart 2020
toezegging gedaan
Toezegging Ervaringen van ambtenaren inzake complexiteit wet- en regelgeving bodem monitoren en evalueren (34.864) (T02907)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe dat de ervaringen van ambtenaren inzake de complexiteit van wet- en regelgeving op het gebied van bodem gemonitord en geëvalueerd worden.
| Nummer | T02907 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet bodem Omgevingswet Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34.864) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 4, blz. 8
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
De eerste vraag is dan ook: hoe beoordeelt de minister de complexiteit van de Aanvullende wet bodem in het licht van het ILT rapport? Kan de minister toezeggen om bij de evaluatie van de Aanvullende wet bodem ook te onderzoeken hoe de complexiteit van de wet door ambtenaren wordt ervaren?
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 17, blz. 2
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…) Ik heb twee dingen gezegd. We hebben een stelsel. Een stelsel, welk stelsel dan ook, heeft nooit 100% garantie dat het altijd gebeurt, maar je wil wel dat het zo veel mogelijk gebeurt. Dat kun je aan de ene kant doen door het stelsel zo helder mogelijk te maken. Ten opzichte van het oude stelsel is het stelsel van de Omgevingswet toegankelijker. Het brengt bijvoorbeeld voor het omgevingsplan alle regels bij elkaar, wat de kans op fouten vermindert. Daarnaast is cultuur een onderdeel. Je mag er in principe op vertrouwen dat je allemaal de rijksregels naleeft, maar de constatering was dat dat niet altijd gebeurde. In het hele traject, waar we bijna 70 miljoen op inzetten, wordt er juist heel erg gezorgd voor de invoeringsbegeleiding. Dat helpt denk ik voor de kenbaarheid van de regels en ook de toepassing van de regels. Ik heb net richting de heer Verkerk nog een toezegging gedaan. Het is echt belangrijk dat we het gebruik van de regels door de ambtenaren zelf onderdeel maken van de monitoring en de begeleiding van de invoering. (…)
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 4
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Dialogen met partners over politiek-democratische cultuur in verband met macht en tegenmacht (34.864) (T02908)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe dat dialogen met partners over politiek-democratische cultuur gevoerd zullen worden en dat het punt van macht en tegenmacht wordt meegenomen bij de monitoring en evaluatie van jurisprudentie.
| Nummer | T02908 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Aanvullingswet bodem Omgevingswet Omgevingswet politiek-democratische cultuur |
| Kamerstukken | Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34.864) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 4, blz. 9
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
Wij hebben de volgende vragen aan de minister. Herkent de minister dat het in het debat over de Aanvullingswet bodem Omgevingswet niet alleen gaat om de structuur van de wet maar ook om de politiek-democratische cultuur waarbinnen die wet moet functioneren? Zo ja, herkent de minister het belang van dialogen over macht en tegenmacht om de bodem maximaal te beschermen en zelfs te komen tot een verbetering van kwaliteit van de bodem? Op welke manier — de laatste vraag — kan de minister dit soort vragen op een vruchtbare wijze in het overleg met gemeenten, provincies en waterschappen inbrengen? Welke toezegging kan zij op dit punt doen?
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 17, blz. 2-3
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…) Ik heb twee dingen gezegd. We hebben een stelsel. Een stelsel, welk stelsel dan ook, heeft nooit 100% garantie dat het altijd gebeurt, maar je wil wel dat het zo veel mogelijk gebeurt. Dat kun je aan de ene kant doen door het stelsel zo helder mogelijk te maken. Ten opzichte van het oude stelsel is het stelsel van de Omgevingswet toegankelijker. Het brengt bijvoorbeeld voor het omgevingsplan alle regels bij elkaar, wat de kans op fouten vermindert. Daarnaast is cultuur een onderdeel. Je mag er in principe op vertrouwen dat je allemaal de rijksregels naleeft, maar de constatering was dat dat niet altijd gebeurde. In het hele traject, waar we bijna 70 miljoen op inzetten, wordt er juist heel erg gezorgd voor de invoeringsbegeleiding. Dat helpt denk ik voor de kenbaarheid van de regels en ook de toepassing van de regels. Ik heb net richting de heer Verkerk nog een toezegging gedaan. Het is echt belangrijk dat we het gebruik van de regels door de ambtenaren zelf onderdeel maken van de monitoring en de begeleiding van de invoering. (…)
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De heer Verkerk vroeg: herkent de minister ook het belang van dialogen over macht en tegenmacht? Zeker. Binnen de democratische rechtsstaat zijn checks-and-balances van groot belang. Naar mijn mening voorziet de regelgeving binnen het stelsel ook in voldoende sturing, waarbij er aan de ene kant bestuurlijke afwegingsruimte wordt geboden om het omgevingsrecht toe te snijden op de lokale situatie, maar waarbij er aan de andere kant via motivatie en dergelijke ook wel echt wordt gevraagd om daar verantwoording over af te leggen. En dat draagt dus weer bij aan de checks-and-balances. Het omgevingsrecht moet uiteindelijk gestalte krijgen in de toepassing. Hierbij zijn de wetgeving en het bestuur aan zet. Participatie is natuurlijk een belangrijke bijdrage aan het versterken van die checks-and-balances. En uiteindelijk controleert ook de rechter natuurlijk of er op een goede manier gebruik van wordt gemaakt. Naar mijn mening vormt daarom het stelsel een passend kader voor de adequate rechtstoepassing en - vorming. We gaan natuurlijk ook de jurisprudentie nauwlettend volgen, als onderdeel van de toegezegde monitoring en evaluatie. Dan kunnen we ook op dit punt nader bezien hoe het uitwerkt in de praktijk.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 12
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 4
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
23 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 februari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 januari 2022
nieuwe deadline: 1 maart 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de voortgang van de invoering van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, CV
-
-
23 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Bij de evaluatie de bescherming van de burger en balans benutten en beschermen meenemen in het kader van bodem (34.864) (T02909)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe dat bij de evaluatie inzake bodem gekeken zal worden naar de balans tussen beschermen en benutten en de bescherming van de burger.
| Nummer | T02909 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet bodem Omgevingswet Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34.864) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 4, blz. 9
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
Voorzitter. De Raad van State geeft in zijn advies aan dat het niet duidelijk is in hoeverre het wetsvoorstel voldoet aan het uitgangspunt van gelijkwaardige bescherming. Uit alle stukken blijkt dat de minister van mening is dat dit wel het geval is. In het debat over de Invoeringswet Omgevingswet heeft de minister toegezegd om tot een onafhankelijke evaluatie van de Omgevingswet te komen. Kan de minister dit ook toezeggen voor de aanvullende wet bodem? En kan de minister ook toezeggen dat in deze evaluatie expliciet aandacht gegeven wordt aan de invloed van deze wet op de bescherming van de burger, en daarmee natuurlijk ook op een juiste balans tussen benutten en beschermen?
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 17, blz. 12-14
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
Wij hebben uitdrukkelijk naar voren gebracht om bij de evaluatie van de wet ook bij het onderwerp bodem de bescherming van de burger en de balans tussen beschermen en benutten te evalueren. Ik zal het even gemist hebben, maar ik ga ervan uit dat de minister dat heeft toegezegd. Als dat niet is toegezegd, dan wil ik dat heel graag horen.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Wordt ook specifiek de bodem betrokken in de evaluatie van benutten en beschermen en de bescherming van de burger? Ja, daar moeten we zeker ook naar kijken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 4
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Bij monitoring aandacht besteden aan het onderwerp ‘natuur’ (34.985) (T02999)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Kluit (GroenLinks), Rietkerk (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), toe dat bij de monitoring van de Omgevingswet het onderwerp ‘natuur’ betrokken zal worden.
| Nummer | T02999 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 30 juni 2020 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister voor Natuur en Stikstof Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie) drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet natuur Omgevingswet monitoring natuur Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet natuur Omgevingswet (34.985) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 4, blz. 3
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Tot slot komen we bij de evaluatie van de wet. Ik ben blij dat beide ministers er zijn. Hier lijkt wat verwarring te zijn ontstaan. De huidige Wet natuurbescherming is eigenlijk nog maar net op stoom wanneer deze vervangen wordt door de Aanvullingswet natuur. De minister geeft in de beantwoording van de vragen aan dat de regering pas vijf jaar na de start van de Omgevingswet de Wet natuurbescherming en de Aanvullingswet natuur zal evalueren. Dat zou in de praktijk neerkomen op het jaar 2027. Dat is meer dan tien jaar na de invoering van de Wet natuurbescherming. Dat lijkt ons niet de bedoeling. Het is een heel gevoelig dossier. We moeten hier echt bovenop zitten om te voorkomen dat wij over één, twee of drie jaar een derde stikstofcrisis om de oren krijgen. Wij vragen de minister of zij bereid is om in 2020/2021 een analyse te doen van de leerpunten die uit de Wet natuurbescherming naar voren komen.
Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 12, blz. 9-19
De heer Rietkerk (CDA):
Dan monitoring en toezicht, voorzitter. Ik ben bij mijn op een na laatste blokje. Het monitoren van Natura 2000 — andere fracties hebben daar al eerder over gevraagd — vraagt ook aandacht als het gaat om de kwaliteiten van Natura 2000-gebieden. Op welke wijze heeft de monitoring tot nu toe plaatsgevonden? Op welke wijze worden de kwalitatieve ontwikkelingen en de investeringskosten maatschappelijk afgewogen? En betrekt de minister de uitkomsten ook bij het strategisch lokaliseren? En het monitoren is een rijksverantwoordelijkheid als het gaat om Natura 2000. Dan zijn de provincies verantwoordelijk voor het nationaal natuurnetwerk. Hoe monitoren de provincies aansluitend op de monitoring van het Rijk, zodat wij een integraal overzicht hebben van het nationaal natuurnetwerk? En dan hebben we ook nog het Netwerk Ecologische Monitoring. Wie houdt daar toezicht op? Dan gaat het over het terreinbeheer en de organisaties, zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Hoe is dat de laatste vijf jaar gegaan? En hoe houdt de minister van LNV beide Kamers hiervan op de hoogte?
(…)
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
(…)
In de beantwoording lees ik dat de Omgevingswet binnen vijf jaar zal worden geëvalueerd. Dat is een gebruikelijke termijn, maar ook wel een behoorlijk lange tijd. Mevrouw Kluit wees er ook al op: als we de termijn van de WMB daarbij optellen, dan spreken we over een hele lange tijd. Wil de minister ingaan op de vraag hoe zij de monitoring en evaluatie van deze wet voor zich ziet? Zal de evaluatie door een onafhankelijke commissie plaatsvinden?
(…)
Mijn fractie kan beide gedachtegangen volgen. Op dit punt geven wij het wetsvoorstel het voordeel van de twijfel, maar wij dringen erop aan dat bij de monitoring en bij de evaluatie, waar ik al eerder naar verwees, expliciet naar dit punt gekeken wordt. Wordt het natuurbelang voldoende meegenomen? Wordt de natuur voldoende beschermd?
(…)
Minister Ollongren:
(…)
Dat in het algemeen. Ik wilde daar nog wat specifieks aan toevoegen, maar ik zie de heer Rietkerk naar de interruptiemicrofoon lopen. O, hij wacht mijn toevoeging af. We spreken hier over de Aanvullingswet natuur, dus we hebben al in beeld over welke onderwerpen die monitoring zou moeten gaan. Dat zijn tal van onderwerpen. Het kan gaan over het participatieproces, de rechtsbescherming en het DSO. Maar we hebben goed geluisterd vandaag en het lijkt ons heel goed dat die monitoring ook specifiek ziet op natuur en dat de evaluatiecommissie daar aan de voorkant aandacht voor vraagt.
(…)
Minister Ollongren:
(…)
Ik zei net al dat dat we bij de monitoring ook zorgvuldig zullen kijken naar het onderwerp natuur. Dat betekent dat als er tussentijds aanleiding is, we dat zullen aanpakken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 34, item 12
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 34, item 4
-
11 november 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 november 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Natuur en Stikstof -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Natuur en Stikstof -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
30 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Eén jaar na inwerkingtreding provincies vragen naar ervaringen omzetting stelsel en daarbij aandacht besteden aan de omzetting van de natuurvisie in de omgevingsvisie (34.985) (T03002)
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Kluit (GroenLinks), Rietkerk (CDA) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie), toe één jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet met de provincies de ervaringen die zij hebben met de omzetting van het stelsel wat betreft natuur, te bespreken. Het expliciete punt van de omzetting van de natuurvisie in de omgevingsvisie wordt daarin meegenomen, ook met betrekking tot de vormvereisten.
| Nummer | T03002 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 30 juni 2020 |
| Deadline | 1 juli 2026 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister voor Natuur en Stikstof Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | J.C. Huizinga-Heringa (ChristenUnie) drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | Aanvullingswet natuur Omgevingswet natuur natuurvisie omgevingsvisie Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet natuur Omgevingswet (34.985) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 4, blz. 2
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Dan de uitvoerbaarheid. Wij maken ons zorgen over een dreigende inhoudelijke verwatering van het thema natuur in de omgevingsvisies. Ik noem allereerst de vormvereisten voor de natuurvisie die zijn vervangen door zelfbindende en vormvrije regels voor omgevingsvisies. In het rapport Decentraal natuurbeleid onder de Wet natuurbescherming blijkt bij meerdere provincies sprake van een sterke verwatering van het natuurthema wanneer de natuurvisie daadwerkelijk wordt omgezet in een omgevingsvisie. Wij horen graag een reactie van de minister op dit rapport. Hoe wil de minister hierop reageren richting de praktijk?
Koppelt men deze informatie aan eerdere informatie van bijvoorbeeld de commissie voor de m.e.r. over de gebrekkige toepassing van de MER bij het ontwikkelen van omgevingsvisies of leest men het rapport van Arcadis over de ontbrekende informatie over natuur- en milieukwaliteiten in de MER's die worden voorgelegd aan de commissie voor de m.e.r., dan ontstaat een beetje het beeld dat belangrijke sturende informatie op decentraal niveau letterlijk buiten beeld aan het raken is. In de wet Natuurbescherming is dit nu goed en gedetailleerd geregeld. Onze vraag aan de minister is dan ook: is zij bereid, gezien al deze signalen, om alsnog inhoudsvereisten voor natuurvisie om te zetten naar de aanvullingswet natuur? Graag een antwoord op deze vraag.
Handelingen I 2019-2020, nr. 34, item 12, blz. 9-44
De heer Rietkerk (CDA):
Dan monitoring en toezicht, voorzitter. Ik ben bij mijn op een na laatste blokje. Het monitoren van Natura 2000 — andere fracties hebben daar al eerder over gevraagd — vraagt ook aandacht als het gaat om de kwaliteiten van Natura 2000-gebieden. Op welke wijze heeft de monitoring tot nu toe plaatsgevonden? Op welke wijze worden de kwalitatieve ontwikkelingen en de investeringskosten maatschappelijk afgewogen? En betrekt de minister de uitkomsten ook bij het strategisch lokaliseren? En het monitoren is een rijksverantwoordelijkheid als het gaat om Natura 2000. Dan zijn de provincies verantwoordelijk voor het nationaal natuurnetwerk. Hoe monitoren de provincies aansluitend op de monitoring van het Rijk, zodat wij een integraal overzicht hebben van het nationaal natuurnetwerk? En dan hebben we ook nog het Netwerk Ecologische Monitoring. Wie houdt daar toezicht op? Dan gaat het over het terreinbeheer en de organisaties, zoals Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Hoe is dat de laatste vijf jaar gegaan? En hoe houdt de minister van LNV beide Kamers hiervan op de hoogte?
(…)
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
(…)
Voorzitter. De regels die betrekking hebben op de bescherming van de natuur, komen op diverse plaatsen in de Omgevingswet terecht. Dat heeft tot gevolg dat de verschillende afspraken en regels met betrekking tot de natuurbescherming, niet duidelijk en in samenhang met elkaar in de wet bekeken kunnen worden. Je zou kunnen concluderen dat door deze versnippering het belang van natuurbescherming niet meer helder in de wet verankerd is en dat, bij de afweging van belangen, het natuurbelang over het hoofd gezien kan worden. Een andere zienswijze is dat, doordat op meerdere plaatsen in de wet het belang van natuurbescherming naar voren komt, de natuur juist beter in de wet geïntegreerd is en een duidelijker rol zal spelen in de integrale afweging. Dezelfde twee zienswijzen zijn ook mogelijk bij de natuurvisie die opgaat in de omgevingsvisie. Is dat een versterking of een verzwakking van het aandeel van de natuur?
Mijn fractie kan beide gedachtegangen volgen. Op dit punt geven wij het wetsvoorstel het voordeel van de twijfel, maar wij dringen erop aan dat bij de monitoring en bij de evaluatie, waar ik al eerder naar verwees, expliciet naar dit punt gekeken wordt. Wordt het natuurbelang voldoende meegenomen? Wordt de natuur voldoende beschermd?
(…)
Minister Schouten:
(…)
Mevrouw Kluit vraagt naar de natuurvisie in relatie tot de omgevingsvisie. Zij is bang dat het omzetten van de natuurvisie in de omgevingsvisie tot een soort verwatering van de positie van de natuur leidt; zo heb ik haar woorden maar geïnterpreteerd. De natuurvisie wordt onderdeel van de omgevingsvisie. Daarmee borg je het integrale onderdeel in het stelsel voor de leefomgeving. De Omgevingswet regelt expliciet de doorwerking van de algemene milieubeginselen in de natuurvisie, zoals het voorzorgsbeginsel, het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron moeten worden bestreden en het beginsel dat de vervuiler betaalt. Dit zijn heel belangrijke beginselen om de kwaliteit en instandhouding van de natuur te borgen. Het is belangrijk dat dit goed gebeurt, omdat wij met elkaar de staat van instandhouding moeten verbeteren waar deze nog niet op orde is.
Ik proef bij mevrouw Kluit dat zij daar niet helemaal zeker van is. Ik kan een toezegging doen. Net noemde collega Ollongren ook al het punt over de monitoring in opmaat naar de evaluatie. Zij gaf aan dat zij de onafhankelijke evaluatiecommissie expliciet zal vragen om op het onderdeel natuur na te denken over hoe zij de monitoring kan vormgeven in opmaat naar de evaluatie. Ik wil hier nog wat aan toevoegen. Wij monitoren al periodiek de staat van de natuur. Maar ik zal ook een jaar na inwerkingtreding van het wetsvoorstel een rondje langs de provincies maken om te horen wat hun ervaringen zijn met de omzetting van het stelsel. Dan kunnen de provincies zelf aangeven wat werkt en wat niet werkt. Misschien zien ze nu zelf al zaken waar het in de praktijk niet helemaal goed loopt. Ik zal ze dan ook expliciet vragen om te reflecteren op het omzetten van de natuurvisie in de omgevingsvisie. Dan kan ik de Kamer rapporteren of de natuur in de provincies de plek in de omgevingsvisie krijgt die die hoort te krijgen. Dat hebben we ook expliciet benoemd. Deze vraag kwam van diverse leden. Mevrouw Kluit had er een vraag over. De heer Rietkerk stelde een expliciete vraag over de monitoring en de borging. Ik zeg toe dat ikzelf, of mijn opvolger, dat rondje langs de velden zal maken om de ervaringen op te halen, los van alle monitoring met betrekking tot de staat van de natuur, die de Kamer toch al krijgt. Het expliciete punt van de omzetting van de natuurvisie in de omgevingsvisie neem ik daarin mee.
(…)
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Ik wil de minister graag om de bevestiging vragen dat er ook expliciete aandacht kan zijn voor de vormvereiste: hoe werkt dat door? Dan kunnen we dat later ook koppelen, bijvoorbeeld aan wat er gebeurt in de natuurwaarden in die gebieden. Zijn er provincies die dat wat globaler doen? Wellicht is er ook wat te zien in wat daar wordt gerealiseerd aan natuurkwaliteit. Ik vraag dit specifiek omdat deze minister dit ongetwijfeld heel goed gaat doen, maar er komen verkiezingen aan. Het is dus goed om dat even vast te leggen.
(…)
Minister Schouten:
(…)
Ik heb een aantal specifieke vragen gekregen. Mevrouw Kluit vraagt of ik ook naar de vormvereisten kan kijken op het punt waar de natuurvisie in de omgevingsvisie wordt omgezet. Ik zal daar aandacht aan besteden. Er moet natuurlijk ook een zekere duidelijkheid zijn over hoe je de resultaten die in de rapportages staan precies toepast. Ik zal kijken hoe dit in de praktijk werkt. We hebben overigens ook BIJ12. Dit bureau van de provincies kan ook hier een faciliterende rol in vervullen. Maar ik zeg toe dat ik aandacht zal besteden aan dit punt als wij het rondje langs de velden gaan maken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 34, item 12
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 34, item 4
-
11 november 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2026
Voortgang: -
4 november 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Natuur en Stikstof -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
20 september 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand -
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
21 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor VRO over inwerkingtreding van de Omgevingswet
Voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2023.
EK 33.118 / 34.986, EW
-
-
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Natuur en Stikstof -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
30 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Inventarisatie van het Rijksvastgoedbedrijf naar de mogelijke locaties om statushouders of vergunninghouders op te vangen (35.925 VII) (T03355)
De Minister van VRO zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe de Kamer medio 2022 te informeren over de inventarisatie van het Rijksvastgoedbedrijf naar de mogelijke locaties om statushouders of vergunninghouders op te vangen.
| Nummer | T03355 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 21 december 2021 |
| Deadline | 1 juli 2022 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | A.W.J.A. van Hattem (PVV) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | inventarisatie Rijksvastgoedbedrijf statushouders vergunninghouders |
| Kamerstukken | Begrotingsstaten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022 (35.925 VII) |
Handelingen I 2021/22, nr. 12, item 4, blz. 3.
De heer Van Hattem (PVV):
Verder heeft het Rijksvastgoedbedrijf met het COA locaties in eigendom geïnventariseerd die met spoed gereedgemaakt kunnen worden voor tijdelijke bewoning door vergunninghouders. Ook heeft het Rijksvastgoedbedrijf met het COA, het ministerie van Defensie, Aedes, de branchevereniging voor woningcorporaties, en commerciële partijen zoals Koninklijke Horeca Nederland en bouwbedrijven in bredere zin bestaand vastgoed geïnventariseerd dat eenvoudig geschikt kan worden gemaakt voor tijdelijke bewoning door statushouders. Is de minister bereid om deze inventarisaties ook beschikbaar te stellen aan het parlement? Zijn de gemeenteraden waar deze ontwikkelingen voorzien zijn, aan de voorkant op de hoogte gebracht van deze plannen? Zo nee, waarom wordt de lokale democratie hierover niet geïnformeerd? Welke mogelijke rechtsmiddelen kunnen omwonenden nog inzetten tegen zo'n tijdelijke inzet voor huisvesting voor statushouders? Graag een reactie van de minister.
Handelingen I 2021/22, nr. 12, item 4, blz. 9.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb toch nog een openstaande vraag die niet beantwoord is door de minister. Ik overweeg in tweede termijn daarover een motie in te dienen als daar geen duidelijk antwoord op komt. Ik had gevraagd naar de inventarisatie die het Rijksvastgoedbedrijf, dat onder de portefeuille van deze minister valt, heeft gedaan naar de mogelijke locaties om statushouders of vergunninghouders op te vangen. Is de minister bereid om die inventarisatie te verstrekken? In hoeverre zijn de gemeenteraden van de betreffende gemeenten waar eventueel locaties voorzien zijn op de hoogte gesteld?
Minister Ollongren:
Excuses, die ben ik inderdaad vergeten. Het Rijksvastgoedbedrijf is nog volop bezig — dat doen ze in nauw overleg met de gemeenten — om geschikte locaties te vinden. Dat is een zorgvuldig proces en dat gaat ook echt in overleg met de gemeenten. Ik kan deze Kamer toezeggen dat zij daarover zal worden geïnformeerd, maar dat zal medio volgend jaar zijn.
Brondocumenten
-
behandeling van het onderdeel 'wonen' van de begroting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2022 Verslag EK 2021/2022, nr. 12, item 4 herdruk
-
4 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 januari 2025
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
16 januari 2025
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
16 januari 2025
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
16 januari 2025
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
7 februari 2023
Voortgang: -
6 februari 2023
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister voor VRO over het aanbod van rijksvastgoed dat het Rijksvastgoedbedrijf heeft gedaan ten behoeve van het opvangen van vluchtelingen
EK 35.925 VII, K
-
-
Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over het aanbod van rijksvastgoed dat het Rijksvastgoedbedrijf heeft gedaan ten behoeve van het opvangen van vluchtelingen
-
-
29 november 2022
Voortgang: -
15 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 december 2021
toezegging gedaan
Toezegging Uitkomsten van Integrale Ketentesten over Fase I en van de opvolgende fasen (33.118/34.986) (T03422)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Fiers (PvdA), toe de Kamer in een voortgangsrapportage te informeren over de uitkomsten van de Integrale Ketentesten over Fase I, die in juli beschikbaar komen, alsmede de uitkomsten van iedere opvolgende fase waarin een ketentest is afgerond.
| Nummer | T03422 |
|---|---|
| Status | deels voldaan |
| Datum toezegging | 21 juni 2022 |
| Deadline | 1 februari 2023 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. M.C.T. Fiers (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Mondeling overleg |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 18
Mevrouw Fiers (PvdA):
(…)
Het ICT-college geeft ook aan dat het, naast de kritiekepadplanning, heel belangrijk is om de hele planketen indringend door te testen. In antwoorden op onze vragen zegt de minister: ik heb twee fases van integraal planketentesten. Eentje loopt van 19 april tot 1 juli en de tweede loopt vanaf 8 juli voor acht weken. Dit zou betekenen dat begin september de integrale planketentoets klaar is. De eerste fase zou nu bijna klaar zijn. Ik ben wel benieuwd hoe het daarmee staat. Kan de minister al een tipje van de sluier oplichten over de resultaten van die testen?
Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 27
Minister De Jonge:
(…)
We hebben fase 1 begin juli afgerond. De verbeterpunten worden dan doorgevoerd. Vervolgens wordt in fase 2 het vervolg getest. Maar ik wil daarmee door blijven gaan in fase 3 en eigenlijk ook over de jaargrens heen. En waarom? Omdat je natuurlijk telkens weer nieuwe releases hebt. Je wilt telkens zo'n systeem blijven testen.
Even voor het beeld: ja, het is een groot en complex systeem, maar laten we ook niet doen alsof we binnen de overheden niet nog veel grotere en nog veel complexere systemen hebben. Neem even het systeem van de Belastingdienst. Dat is een veel complexer systeem. Aangifte doen gaat doorgaans heel erg prima. Dat is een veel complexer systeem, omdat daar veel meer op wordt ingelogd bijvoorbeeld. Daarmee is het een veel complexer systeem. Dat geldt dus niet voor dit systeem. Overigens zijn dat soort testen wel gedaan: in welke mate kun je het maximaal belasten en blijft het ook dan nog draaiende? Het antwoord op die vraag is ja, want dat type testen is natuurlijk geweest. Maar we blijven dus ook de hele tijd dat type testen doen. We zullen ook bij iedere uitkomst, dus bij iedere fase waarin we de ketentest hebben afgerond, de Kamer informeren. We zullen überhaupt, ook als we aan de slag zijn met de Omgevingswet, dat soort dingen altijd totaal transparant maken, want dat doen we namelijk het hele invoeringstraject lang.
Kamerstukken I 2021-2022, nr. XXX, item XXX, blz. 28-29
Minister De Jonge:
(…)
Mevrouw Fiers had een vraag over de eerste fase van het Indringend Ketentesten: wat zijn eigenlijk de resultaten van de eerste fase? Fase 1 van het Indringend Ketentesten wordt op dit moment uitgevoerd. Die bestaat uit vier testweken, tot en met begin juli. Testweek één en twee zijn afgerond. De testrapportages daarvan zijn publiekelijk toegankelijk via de website aandeslagmetdeomgevingswet.nl. Er zijn geen blokkerende bevindingen. Een groot deel van de bevindingen tot nu toe heeft betrekking op de decentrale softwarecomponenten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan lokale plansoftware, lokale regelsoftware of lokale VTH-software. Een aantal andere bevindingen heeft betrekking op de centrale software, bijvoorbeeld de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen, LVBB, en DSO-LV. Die genoemde bevindingen betreffen hoofdzakelijk functionaliteiten die wel werkbaar zijn, maar echt verbeterd kunnen worden. De totale rapportage over fase 1 zal in juli beschikbaar komen. Die zal ik dan ook met u delen. Vervolgens gaan we dus door in fase 2. We blijven volcontinu testen om alle nieuwe releases ook telkens goed door te testen. Dat is gewoon gebruikelijk bij grote ICT-projecten.
-
18 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
4 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van VRO over voortgang implementatie Omgevingswet - vierde kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GH
-
-
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
22 oktober 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 oktober 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van VRO over de voortgang implementatie Omgevingswet - derde kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GE
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
10 september 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 juli 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 april 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 april 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over voortgang implementatie Omgevingswet - eerste kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GA
-
-
16 januari 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
21 december 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over implementatie van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, FY
-
-
28 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
14 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 oktober 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de voortgang van de Omgevingswet
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FO
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
4 juli 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
30 juni 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over voortgang implementatie van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, FK
-
-
23 mei 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 mei 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over het proces richting inwerkingtreding van de Omgevingswet
Op 23 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FH
-
-
7 februari 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
26 januari 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over voortgang van de implementatie van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, EU
-
-
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 februari 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
8 november 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
14 oktober 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over de voortgang van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, EK
-
-
21 juni 2022
toezegging gedaan
Toezegging Realiseren centrale, integrale testomgeving (33.118/34.986) (T03562)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Klip-Martin (VVD), Verkerk (ChristenUnie) en Rietkerk (CDA), toe dat op korte termijn na inwerkingtreding van de Omgevingswet een centrale, integrale testomgeving wordt gerealiseerd.
| Nummer | T03562 |
|---|---|
| Status | deels voldaan |
| Datum toezegging | 7 maart 2023 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. T. Klip-Martin (VVD) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet testomgeving |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 10
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
(…)
“De adviescommissie ICT maakt zich zorgen over het ontbreken van een formeel, serieus mastertestplan en van een centrale integrale testomgeving. Een mastertestplan lijkt er te komen in de loop van de komende maanden. Klopt dat, vragen wij de minister. De adviescommissie ICT ziet zo'n integrale testomgeving voor softwareleveranciers als een conditio sine qua non om verschillende typen testresultaten met elkaar te verbinden. De heer Janssen had het daar ook al over. Volgens de decentrale overheden was het realiseren hiervan tot nu toe technisch heel moeilijk, maar zijn die problemen opgelost en kan zo'n centrale testomgeving er nu komen. De minister spreekt echter in zijn recente antwoorden over de noodzaak tot het doorvoeren van enkele technische wijzigingen. Kan de minister een toezegging doen over het op korte termijn realiseren van zo'n centrale integrale testomgeving en, zo ja, over welke termijn hebben we het dan?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 16
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
“Voorzitter. In het gesprek met de Adviescommissie ICT is uitvoerig gesproken over een integrale en centrale testomgeving. De minister is hier uitgebreid op ingegaan bij de beantwoording van de vragen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 18
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
“Voorzitter. In het gesprek met het Adviescollege ICT-toetsing is uitvoerig gesproken over het integraal en centraal testen. De minister is hierop uitgebreid ingegaan tijdens de beantwoording van de vragen. Eigenlijk zegt de minister: we doen het al en waar we het nog niet doen, gaan we het doen. Ik begrijp het antwoord van de minister. Toch zou ik daar meer toelichting op willen hebben. Dan gaat het mij ook met name om de rol van Axini. Als ik het goed begrijp, heeft dit bureau specifieke expertise voor het testen van complexe systemen. Dat heeft te maken met het feit dat hun aanpak gebaseerd is op bewezen formele procedures als ook op een modelmatige aanpak. Dat zou leiden tot meer gericht en efficiënt testen met als gevolg dat er meer inzicht wordt verkregen in de kwaliteit van het systeem. Ik zou hierop graag een reactie van de minister willen hebben en ook de reactie c.q. toezegging willen ontvangen dat de minister er echt voor zorgt dat er een integrale en centrale testomgeving komt. Ik sluit ook aan bij alles wat mevrouw Klip heeft gezegd.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 6
De heer Rietkerk (CDA):
“Het eerste punt gaat over de complexe gebiedsontwikkelingen. Onze fractie heeft daar vragen over gesteld, samen met een aantal fracties. Ik constateer in ieder geval dat er op dit gebied geen blokkerende bevindingen zijn geconstateerd voor de inwerkingtreding op 1 januari 2024. Dat is een belangrijk punt. Dit als eerste antwoord op een vraag van mevrouw Fiers. Wij vragen de minister: constateren we dit juist? Het AcICT heeft aangegeven dat de ontwikkeling van het DSO uitermate belangrijk is als het gaat om een integrale testomgeving. Andere woordvoerders zijn daar ook op ingegaan. Mijn vraag sluit aan bij de vragen van mevrouw Klip van de VVD-fractie. Mijn vraag aan de minister is: is de huidige situatie werkbaar en waaruit blijkt dat als het gaat om de integrale testomgeving en de overleggen die daarvoor worden gehouden?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 29
Minister De Jonge:
(…)
“De heer Rietkerk vraagt welke gesprekken er plaatsvinden voor de integrale testomgeving. Welke afstemming vindt er plaats met bestuurlijke partners over de vormgeving, inhoud en financiering daarvan? Is de huidige situatie werkbaar en waar blijkt dat uit? AcICT adviseert ons om naast de testomgevingen die we al hebben een aanvullende integrale ketentestomgeving te realiseren voor leveranciers. Een extra omgeving waarop DSO-LV en de decentrale softwareleveranciers aanpassingen die in de gehele DSO-keten moeten worden doorgevoerd, in samenhang met elkaar kunnen testen. Ik ben het ook eens dat dat van belang is.
De integrale ketentestomgeving voor leveranciers wordt dus opgepakt en wordt gerealiseerd. Momenteel spreken we daartoe concreet met de bestuurlijke partijen over wat die ketentestomgeving zou moeten kunnen. Op basis daarvan kan ik afleiden wat daarvan de kosten zullen zij. Dat kan ik nu nog niet beantwoorden. In de huidige periode van stabilisatie voor inwerkingtreding, dus zonder nieuwe DSO-LV-ontwikkeling, kunnen we ook nog zonder. Er is dus nog tijd om die integrale ketentestomgeving te ontwikkelen. Bij verdere doorontwikkeling van het DSO is die extra testomgeving gewenst en dat is ook zo besproken met de leveranciers.”
(…)
Minister De Jonge:
“Ik probeer naar eer en geweten de vragen zo goed als mogelijk te beantwoorden. Uiteraard maak ik daarbij gebruik van ambtelijke ondersteuning. Dat zult u mij niet kwalijk nemen. Ik had u ook al opgebiecht dat ik geen ICT-deskundige ben. Overigens heb ik daarbij geconstateerd dat geen van ons in deze zaal dat is. Dat maakt dat hele technische vragen moeten worden voorzien van een heel technisch antwoord dat ik niet helemaal uit eigen werk aan u voordraag. Dat beken ik ook grif. Mevrouw Klip vraagt of ik een toezegging kan doen over het op korte termijn realiseren van zo'n integrale testomgeving. Ook de heer Verkerk vraagt dat. Ja dus, zeg ik ook in de richting van de heer Rietkerk. Die aanvullende permanente integrale ketentestomgeving moet er komen. Ik deel dat die nodig is, zij het dat dat na inwerkingtreding oké is en niet nodig is voorafgaand aan inwerkingtreding, omdat we juist die stabiliseringsperiode ingaan met het DSO.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 50
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
“Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de minister te bedanken voor al zijn uitvoerige antwoorden. Via hem bedank ik ook alle ambtenaren die aan de overkant van de gang in twee kamers hard aan het werk zijn ten behoeve van de minister, maar indirect dus ook ten behoeve van ons. Ik begin ook even met het bedanken van de minister voor zijn toezeggingen aan de VVD-fractie. Ik noem ze voor de volledigheid toch nog maar even. Ik noem de toezegging dat naast het mastertestplan dat er komt, er een centrale, integrale testomgeving komt, niet vóór de invoering, maar wel snel daarna. In ieder geval vijf jaar wordt doorgegaan met de ondersteuning op allerlei verschillende manieren bij de invoering van de Omgevingswet. En het programma Aan de slag met de Omgevingswet blijft in ieder geval anderhalf jaar voortbestaan, maar mogelijk langer als daar de wens toe of vraag naar bestaat.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 9
-
behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 3
-
13 mei 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 april 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van VRO over stand van zaken uitvoering Omgevingswet, eerste kwartaal 2025
EK 33.118 / 34.986, GJ
-
-
18 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
4 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van VRO over voortgang implementatie Omgevingswet - vierde kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GH
-
-
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
10 september 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 juli 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
28 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
14 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de voortgang van de Omgevingswet
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FO
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over het proces richting inwerkingtreding van de Omgevingswet
Op 23 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FH
-
-
7 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Voortbestaan programma ‘Aan de slag met de Omgevingswet’ (33.118/34.986) (T03564)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Klip-Martin (VVD) en Rietkerk (CDA), toe dat het programma ‘Aan de slag met de Omgevingswet’ na inwerkingtreding van de Omgevingswet in ieder geval anderhalf jaar blijft voortbestaan en mogelijk langer indien gewenst.
| Nummer | T03564 |
|---|---|
| Status | deels voldaan |
| Datum toezegging | 7 maart 2023 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. T. Klip-Martin (VVD) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Omgevingswet programma ‘Aan de slag met de Omgevingswet’ |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 11
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
(…)
“Onze tweede vraag luidt als volgt. Tijdens het halfjaar oefenen zal ongetwijfeld ook het programma Aan de slag met de Omgevingswet betrokken zijn. Overheden vragen met klem om dit programma substantieel langer dan één jaar na inwerkingtreding voort te zetten. De minister spreekt in zijn recente antwoorden over anderhalf jaar. Het Adviescollege ICT-toetsing pleit voor het behoud van de expertise van dit programma. Kan de minister op beide punten een wat royalere toezegging doen? Omgevingsdienst Nederland pleit voor een periode van drie tot vier jaar, waarin het ministerie van BZK de omgevingsdiensten ondersteunt om de Omgevingswet goed in de vingers te krijgen. Ook de kleinere gemeenten trekken aan de bel met het verzoek aan de minister om extra hulp. Dat vraagt om een wat uitgebreidere reactie van de minister op deze punten, die allemaal met ondersteuning te maken hebben.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 8
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
“Aan de slag met de Omgevingswet is een traject dat al loopt. Er is na invoering een intensief verbetertraject nodig. De vertegenwoordiger van de PVV-fractie, mevrouw Bezaan, heeft al gevraagd naar de omgevingsdiensten. Kan de minister aangeven hoeveel jaren nodig zijn om te ondersteunen? De omgevingsdiensten willen vandaag of deze maand starten. Ze hebben wel aangegeven dat ze drie, vier jaar ondersteuning nodig hebben. Hoe ziet de minister dat? Kan de minister een toezegging doen over de ondersteuning en de voortzetting van het programma Aan de slag met de Omgevingswet met alle partners?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 40
Minister De Jonge:
(…)
“Allereerst ondersteunen we bij het werken met de wet en bij de landelijke voorziening door het aansluiten en het vullen van het omgevingsloket, het oefenen met en het inregelen van systemen en werkprocessen. Dat gebeurt in de vorm van de regionale implementatiecoaches, de RIO's, die nu al werkzaam zijn en de experts op verschillende onderwerpen. Dat loopt al, dat werkt al en daar gaan we gewoon mee door voorlopig, nog zeker anderhalf jaar via dat programma Aan de slag met de Omgevingswet. De ondersteuning loopt vijf jaar als geheel door. Ik ga daar zo meteen nader op in.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 42
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
“Even voor de zekerheid: hebben wij u horen zeggen dat het totale pakket van alles wat onder service valt, zeker vijf jaar doorgaat en dat naar behoefte besproken wordt met alle partners en medeoverheden waar die behoefte dan ligt en hoe je die kunt invullen? De omgevingsdiensten vragen bijvoorbeeld om drie of vier jaar door te gaan met het programma Aan de slag met de Omgevingswet. U zegt anderhalf; dat stond ook in de schriftelijke antwoorden. Stel dat er partners zijn die zeggen dat zij dat echt langer nodig hebben, dan is die ruimte en bereidheid er bij de minister?”
Minister De Jonge:
“Ja. Heel precies: de ondersteuning moet een aantal jaren na de invoeringsdatum op orde blijven. Daarvoor heb ik het getal van vijf jaar genoemd. Het programma Aan de slag is nu voorzien voor anderhalf jaar; dat was mijn eerdere toezegging aan uw Kamer. Mijn veronderstelling is dat de implementatieondersteuning in de vorm van een programma na verloop van tijd daadwerkelijk geborgd zal moeten worden in de lijn, zoals dat in organisatietermen heet. Dat is mijn veronderstelling nu, maar als dat een halfjaar later moet, of op onderdelen al wel kan, maar op andere onderdelen nog programmatisch moet worden vormgegeven, dan is dat helemaal prima. Mijn guideline daarin is: wat hebben medeoverheden nodig? Wat zien we uit die jaarlijkse monitoring naar voren komen als ondersteuningsbehoefte? Waar gaat het nog niet goed en waar moet echt nog worden ondersteund en welke vorm is daarin het meest passend? De vraag is dus leidend en de vorm is volgend daarin.
De volgende vraag was deze: hoe blijven we in de implementatie ondersteuning bieden? Nou, zo dus. De vraag is leidend, de vorm is volgend. We hebben nu sowieso vijf jaar voorzien voor de ondersteuning, waarvan anderhalf jaar in de vorm van het programma Aan de slag. Als dat op enig moment zou moeten worden veranderd, als de scope zou moeten worden aangepast, dan gaan we dat doen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 50
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
“Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de minister te bedanken voor al zijn uitvoerige antwoorden. Via hem bedank ik ook alle ambtenaren die aan de overkant van de gang in twee kamers hard aan het werk zijn ten behoeve van de minister, maar indirect dus ook ten behoeve van ons. Ik begin ook even met het bedanken van de minister voor zijn toezeggingen aan de VVD-fractie. Ik noem ze voor de volledigheid toch nog maar even. Ik noem de toezegging dat naast het mastertestplan dat er komt, er een centrale, integrale testomgeving komt, niet vóór de invoering, maar wel snel daarna. In ieder geval vijf jaar wordt doorgegaan met de ondersteuning op allerlei verschillende manieren bij de invoering van de Omgevingswet. En het programma Aan de slag met de Omgevingswet blijft in ieder geval anderhalf jaar voortbestaan, maar mogelijk langer als daar de wens toe of vraag naar bestaat.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 9
-
behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 3
-
18 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van VRO over voortgang implementatie Omgevingswet - vierde kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GH
-
-
22 oktober 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 oktober 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van VRO over de voortgang implementatie Omgevingswet - derde kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GE
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
7 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Rentmeesterschap in nota Ruimte (33.118/34.986) (T03565)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe dat rentmeesterschap de grondtoon vormt voor de nota Ruimte. Bovendien wordt de manier waarop de dialoog wordt vormgegeven betrokken bij wijze waarop wordt gemonitord en de evaluatie wordt ingericht.
| Nummer | T03565 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 7 maart 2023 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Nota Ruimte Omgevingswet rentmeesterschap |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 18
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
“Voorzitter. Dit debat gaat niet alleen over de techniek van de Omgevingswet. Dit debat gaat vooral over hoe wij als burgers en overheid op een verantwoorde manier met onze omgeving omgaan. Het gaat over de urgente opgaven waar we als samenleving voor staan. Het zou weleens zo kunnen zijn dat de belangrijkste vraag is: draagt het nieuwe stelsel van de Omgevingswet bij aan een betere leefomgeving voor onze kinderen en kleinkinderen? Ik zou de minister ook willen vragen om op deze vraag expliciet te reflecteren.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 63
Minister De Jonge:
(…)
“Dan de heer Verkerk. Hij onderstreept nog een keer de gedachtewisseling die wij hadden over de codificatie van de morele norm dat we generaties na ons van betekenis moeten laten zijn in de beslissing die we nu nemen, het rentmeesterschap in onze traditie en gelukkig in veler tradities. Dat is meer dan het hebben van een mooie, morele uitspraak en meer dan het hebben van een wettelijke opdracht. Het is echt ons dagelijks werk. Ik vind het heel mooi hoe dat geïnstrumenteerd is in het ruimtelijk beleid, als het voorkomen dat je afwentelt op volgende generaties. De hele manier waarop we omgaan met het klimaatadaptief inrichten van de bebouwde omgeving gaat eigenlijk daarover. Natuurlijk kun je huizen bouwen in de uiterwaarden, maar je weet wel dat de mensen die daar komen te wonen, een enorme rekening gepresenteerd krijgen over 20 of 25 jaar, gegeven de klimaatverandering. Doe het dus maar niet. Dat is water en bodem sturend. In alles wat we doen, zitten dus eigenlijk dit type morele noties verweven. Het is belangrijk om dat op een goede manier met elkaar te blijven bespreken.
Ik weet één ding heel erg zeker. We gaan straks een hele route in op weg naar die nieuwe Nota Ruimte, overigens ook met een planMER-procedure. Daarom beginnen we er heel vroeg mee, want dat ding duurt verschrikkelijk lang. Daarin gaan we heel nadrukkelijk en bij herhaling dit gesprek met elkaar hebben. Wat zijn eigenlijk de belangrijkste uitgangspunten in ons ruimtelijk beleid? Rentmeesterschap, als grondtoon, is een van de allerbelangrijkste uitgangspunten in het ruimtelijk beleid, vaak geformuleerd als: niet afwentelen op een volgende generatie. Dat doe je door nu de goede keuzes te maken, door überhaupt nu keuzes te maken en die keuzes niet telkens maar uit te stellen.”
De heer Verkerk (ChristenUnie):
“Ik mag constateren dat ik het helemaal eens ben met de minister. Fijn wat u zegt over het vervolg en hoe u daarmee om wilt gaan. U zei in uw eerste termijn dat we heel goed moeten bedenken dat het DSO een stuk techniek is. Nu gebruik ik mijn woorden: dat softe — hoe werk je samen en hoe ga je normen toepassen? — is misschien nog wel veel belangrijker. Ik zou dus ook de minister willen vragen om, wanneer hij de eerste stap zet, dat op papier zet en wanneer dat in dialoog komt, dan ook rondom al dat soort dingen juist ook deze dialoog te organiseren. Ik vraag hem om daar ook iets van een toezegging te doen, zodat ook voor ons als Kamer duidelijk is dat de techniek belangrijk is, maar dat de cultuur daaromheen ook belangrijk is. Daarvoor moeten we continu vechten. Ik ben organisatiekundige. We weten hoe belangrijk dialogen zijn. We moeten het elke keer weer zeggen, want we vergeten het. Dat zit kennelijk in ons. Ik zou dus ook op dat punt willen vragen of de minister die stap zou willen zetten en iets van een toezegging zou willen doen.”
Minister De Jonge:
“Natuurlijk. Ten aanzien van die notie van rentmeesterschap geldt gewoon de toezegging dat dat een van de grondtonen zal zijn, in welke formulering dan ook, in die nieuwe Nota Ruimte. Dat is meer dan een kreet, meer dan een uitspraak, meer dan een notie. Dat moet onze houding zijn waarmee we vormgeven aan ruimtelijk beleid. Sterker nog, dat is een van de belangrijkste redenen om weer aan ruimtelijk beleid te gaan doen. De huidige verdeling van de schaarste met het ontbreken van rijksregie kent op dit moment vaak geen eerlijke uitkomsten en te vaak krijgt het recht van de sterkste voorrang. Daar moeten we mee stoppen. Dat is eigenlijk de belangrijkste notie.”
Minister De Jonge:
“Het tweede is de manier waarop we de dialoog vormgeven. Ik zou die willen betrekken bij de manier waarop we monitoren en waarop we de evaluatie inrichten. Daar gaat het eigenlijk over. Hoe kun je zorgen dat waar DSO techniek is, je daarachter het gesprek organiseert om de samenwerking te verbeteren? De manier waarop de wet in de praktijk uitpakt, is bij uitstek iets wat je in de praktijk ook moet willen monitoren. Op die manier wil ik daar dus mee omgaan.”
De heer Verkerk (ChristenUnie):
“Ik dank u wel. Ik zie in alle eerlijkheid beide dingen even als een stukje toezegging waarop we kunnen terugkomen voor het totale debat in de Kamer.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 9
-
behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 3
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
28 november 2023
nieuwe deadline: 31 december 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
7 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Risico’s van beïnvloeding en mogelijke ondermijning (33.118/34.986) (T03567)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dessing (FVD), toe dat de risico’s van beïnvloeding en mogelijke ondermijning, zowel systemisch als in de uitvoering van de Omgevingswet, in kaart worden gebracht.
| Nummer | T03567 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 7 maart 2023 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | J. Dessing (FVD) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | beïnvloeding Omgevingswet ondermijning |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 3
De heer Dessing (FVD):
(…)
“En dan het punt van de relatie tussen het ambtenarenapparaat en de projectontwikkelaars. Dit maakt wat ons betreft beïnvloeding of zelfs ondermijning mogelijk in het huidige systeem. De vraag is hoe de minister deze risico's bij de nieuwe Omgevingswet inschat. Zullen deze risico's worden verminderd onder de Omgevingswet of blijven ze bestaan, in meer of mindere mate? Heeft de minister hierover overleg gevoerd met zijn collega's van Binnenlandse Zaken en Justitie, die de bedreiging van de rechtsstaat door ondermijning hoog op hun agenda hebben staan? Zo nee, waarom niet? Wat wil de minister doen om de omschreven gevaren in dit systeem aan te pakken? Het eventuele antwoord dat alles goed werkt, mits goed uitgevoerd, is hierbij te mager. Ieder systeem moet namelijk robuust genoeg zijn om misbruik te verminderen. Graag een uitgebreide reflectie van de minister.”
(…)
De heer Dessing (FVD):
“Ik wil hier toch op reageren, als dat mag. Ik wil namelijk de systematiek beschrijven waardoor die ambtenarenbiotoop daar kwetsbaar voor zou kunnen zijn. Ik wil op geen enkele wijze enige ambtenaar daar rechtstreeks op aanvallen. Het gaat mij juist om de robuustheid van het systeem en het onderkennen van de risico's die daarin zitten. Dat was de reden voor mijn opmerking. Mijn fractie vraagt daarbij ook om een toezegging dat de minister de risico's van beïnvloeding en mogelijke ondermijning, zowel systemisch als in de uitvoering van de Omgevingswet, in kaart gaat brengen. Dat is voor ons een belangrijk punt.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 56
De heer Dessing (FVD):
(…)
“Dan het tweede deel. Dat ging over de inmenging. Er kwam inderdaad een soort van invulling op de vraag hoe de minister de risico's inschat. De minister zei: die risico's zijn er niet. Punt. Maar mijn vraag was onder meer of die risico's systeemwise ook onder de Omgevingswet bestaan. Anders gezegd, wat is de systeemkwetsbaarheid voor die mogelijke inmenging? En de vervolgvraag: zal dat dan in meer of mindere mate onder de Omgevingswet gaan gelden? Heeft de minister hierover overleg gevoerd met zijn collega's van Binnenlandse Zaken en Justitie?
Mogelijke ondermijning — ik zeg het nog een keer — is wel degelijk een punt waar we goed naar moeten kijken en waar de diverse ministeries ook aandacht voor moeten hebben. Dit is een serieus punt, waar ik ook graag een serieus antwoord op zou willen hebben. Wat gaat de minister doen om de omschreven gevaren in dit systeem aan te pakken? Ik vraag nogmaals om de toezegging dat de minister de risico's van die mogelijke beïnvloeding en ondermijning, zowel systemisch als in de uitvoering van de Omgevingswet, in kaart zal brengen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 70
Minister De Jonge:
(…)
“De heer Dessing van Forum voor Democratie was teleurgesteld over de beantwoording; laten we het eerlijk zeggen. Zo gaf u dat aan. Dat is voor mij een extra aanmoediging om dat goed te maken. Waar ik vragen niet heb beantwoord, wil ik ze nu wel beantwoorden. Eén vraag moet ik kennelijk beter beantwoorden, omdat ik denk dat ik het gewoon met u eens ben. Dat gaat over het punt van de systeemkwetsbaarheid, niet zozeer van deze Omgevingswet, maar überhaupt van de in het omgevingsrecht actieve publieke dienaren, namelijk ambtenaren. Die hebben veel samen te werken met de markt. Daarvan zegt mevrouw Kluit terecht: dat is nu eenmaal hun werk. Het is niet verwijtbaar dat ze dat doen; dat is hun werk. Maar u zegt niet onterecht: in het doen van dat werk zijn er natuurlijk wel kwetsbaarheden. Dat is ook zo. Dat is ook op andere vlakken zo, maar dat is ook wel echt zo in dit geval. Nou maakt het systeem van de Omgevingswet zelf gemeenten of provincies of andere overheden niet per se kwetsbaarder dan het huidige omgevingsrecht, omdat het niet leidt tot een andere relatie met bijvoorbeeld projectontwikkelaars of tot andere risico's voor ondermijning. Het systeem zelf van de Omgevingswet is ook gewoon robuust, kent waarborgen voor zorgvuldig handelen en voor rechtsbescherming. Daar is uitvoerig over gesproken. Ook bevat de wet een speciaal hoofdstuk over toezicht en handhaving. Maar ik ben het met de heer Dessing eens: de crux zit 'm natuurlijk in de manier waarop wetgeving wordt gehanteerd, in de manier waarop het omgevingsrecht wordt uitgeoefend en in de manier waarop de samenwerking in de praktijk daadwerkelijk vorm krijgt.
Ik denk dat het goed is om daar goed naar te kijken. Ik denk dat het goed is om daar in de toekomst ook zeker contact over te houden met mijn collega van BZK, Hanke Bruins Slot, en mijn collega van JenV. De Bibob-wetgeving blijft natuurlijk ook gewoon van toepassing. Dat biedt een extra waarborg tegen misbruik en ondermijning bij bijvoorbeeld vergunningaanvragen. Het rijksbeleid blijft natuurlijk ook gewoon van kracht. Ook dat is van toepassing op het fysieke domein. Maar ik denk dat het verstandig is … U wilt eigenlijk gewoon beter weten: hoe wordt daar dan in de uitvoeringspraktijk mee omgegaan, hoe wordt dat gemonitord en hoe weten we eigenlijk of er sprake is van ondermijning of niet? Dat is toch niet alleen maar op casuïstiek niveau? We proberen toch ook wat systematischer in kaart te krijgen of er sprake is van een risico op inmenging of anderszins?
Ik wil dat graag meenemen in de monitoring. Ik zoek nog even naar de exacte formulering waarmee we dat zullen gaan doen. Als het in de monitoring staat, kan het daarmee ook onderdeel worden van de evaluatie die wordt gedaan, omdat daar een jaarlijkse beschouwing is van de monitoring. Als ik de toezegging zo mag vormgeven, dan heel graag.”
De heer Dessing (FVD):
“Deze beantwoording is een stuk beter dan die in de eerste termijn. Dank daarvoor en dank voor de toezegging. Ik denk inderdaad dat het goed is om zeker te stellen dat het met name gaat om de kwetsbaarheid van het systeem. Als je bijvoorbeeld participatie niet goed uitvoert omdat je een een-tweetje krijgt tussen projectontwikkelaar en ambtenaren en daardoor geen participatie plaatsvindt, wordt het risico op die inmenging groter. Dat is het systeemrisico waar ik het over heb. Dat is eigenlijk de survey die je op het systeem moet uitvoeren. Anders krijg je, als je in "threat and error management"-taal praat, threat and errors die leiden tot undesired states, om het even in goed Nederlands te zeggen. Dat is waar ik op doel.”
Minister De Jonge:
“Ik weet niet of ik in dat goede Nederlands helemaal mee kan komen, maar ik snap wel heel goed uw punt. Ik wil dat dus graag onderdeel maken van de monitoring en van de evaluatie. Dus dank, ook voor de aanmoediging om de toezegging beter te doen.”
De heer Dessing (FVD):
“Dank.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 9
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
14 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de voortgang van de Omgevingswet
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FO
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
7 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Informeren verdeling tijdelijke extra beheerkosten (33.118 / 34.986) (T03715)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks-PvdA), toe dat hij de Kamer zal informeren over de tijdelijke verdeling van de extra beheerkosten tot en met 2029.
| Nummer | T03715 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 11 juli 2023 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | beheerskosten Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 10 - blz. 1-2
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
(…)
“De kern is dat wij heel graag onomwonden horen dat de financiële dekking voor het uitstel, het beheer en onderhoud en de doorontwikkeling van de Omgevingswet op tijd en meerjarig beschikbaar komt, waarmee wij uiterlijk in de begroting van 2024 en verder bedoelen.”
(…)
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
“Dank u wel, voorzitter. De laatste vraag. Gaan de CA-middelen, dus de middelen uit het coalitieakkoord voor gemeenten, nog in 2024 richting de gemeentes, of niet? Er wordt een motie overwogen, maar ik hoop echt oprecht dat we het met toezeggingen afkunnen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 10 - blz. 2
Minister De Jonge:
(…)
“Op één punt is wel discussie en dat is de verdeling van die tijdelijke extra beheerkosten tot en met 2029. Dus van de hele financiële plaat gaat de discussie over de verdeling van de kosten van 43 tot 60 miljoen. We hebben er heel erg veel ambtelijke gesprekken over gevoerd en ook een aantal keren bestuurlijk, waar ik deze week weer mee verder ga. Dus ik hoop daar uit te komen en dan laat ik het u weten. We zijn elkaar wel een heel eind genaderd, maar we zijn er nog niet uit op dit punt.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 12 - blz. 1
de Voorzitter:
(…)
“Door de leden Kluit, Van der Goot, Nanninga, Janssen, Van Rooijen en Van Langen-Visbeek wordt de volgende motie voorgesteld:
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet al in 2021 heeft toegezegd om de uitvoering van de Omgevingswet financieel voldoende te instrumenteren en dat deze eerste toezegging nadien opgevolgd is door meerdere nieuwe toezeggingen die deze eerste toezegging herbevestigden;
constaterende dat in het debat over het koninklijk besluit Omgevingswet de regering heeft toegezegd voor 1 juli met een herijkt financieel beeld te komen en de Kamer voor de zomer te informeren over de financiering daarvan, zodat ruim voor het opstellen van de begroting 2024 en verder er financiële duidelijkheid is voor decentrale overheden;
constaterende dat de Kamer het belang van die toezeggingen heeft benadrukt met een breed aangenomen motie Kluit (33118, 34986, letters EY);
constaterende dat de Voorjaarsnota tegemoetkomt aan noch die motie noch deze toezeggingen en er een nieuw Integraal Financieel Beeld ligt, waaruit blijkt dat de totale kosten en de terugverdientijd van de Omgevingswet voor decentrale overheden stevig oplopen en dat de regering steeds heeft uitgesproken decentrale overheden bij te staan wanneer er kostenoverschrijdingen zouden komen;
verzoekt de regering om in de begroting Binnenlandse Zaken voor 2023 en verder de meerjarige dekking voor die bekende en nieuwe kosten voor invoering, beheer en onderhoud en doorontwikkeling van het DSO naar ambitieniveau 3 langjarig op te nemen;
verzoekt de regering om de extra middelen voor de gemeenten uit het coalitieakkoord, de zogenaamde CA-gelden, nog in 2024 aan die decentrale overheden ter beschikking te stellen, en de Kamer daarover uiterlijk 9 september 2023 te informeren, zodat de gemeenten zich komende maanden goed kunnen voorbereiden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter FL (33118, 34986).”
Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 12 - blz. 2
De heer Rietkerk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Het spitst zich op dit moment toe op de prognose beheer, van 43 miljoen in een oplopende range tot 60 miljoen. Ik vraag de minister nog eens te bevestigen dat daarover overeenstemming is met de medeoverheden. Hebben we dat als Kamer goed verstaan? De tweede en laatste vraag gaat over het samen-uit-samen-thuisprincipe. Kennelijk is daar meer tijd voor nodig dan deze Kamer in de motie had gewild. Kan de minister duiding geven wanneer dat overleg, los van de inhoud, tot een goede afronding komt? Dit vraag ik in verband met het dictum van de motie, want dat rept van 9 september. Kan de minister aangeven of het voor of na de vakantie lukt? Op welk moment komt hij met hom of kuit? Daalt het dan ook neer in de begroting van 2024 en verder? Dank u wel, voorzitter.
Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 12 - blz. 3
Minister De Jonge:
(…)
Voorzitter, dank u wel. Dank voor de ingediende motie. (…) Er staat genoeg in om naar aanleiding daarvan het een en ander te verduidelijken.
Eerst even terug naar de kosten van de Omgevingswet. Daar zijn in het verleden al financiële afspraken over gemaakt. Eigenlijk zijn die afspraken niet gewijzigd. De
basisafspraken staan dus gewoon. Voor de transitiekosten betekent dat dat iedereen zijn eigen broek moet ophouden, want uiteindelijk ga je er ook weer aan "verdienen". Dat
betekent dat je de voorinvesteringen zelf betaalt en daarna ook de revenuen mag houden. Dat is één. Twee. De kosten van de voorzieningen voor het Digitaal Stelsel zijn voor het Rijk. Voor de voorzieningen van het beheer geldt: samen uit, samen thuis. Over dat derde onderdeel gaat het nu. Daar gaat de discussie ook nog over. Ter bevestiging in de richting van de heer Rietkerk: dat gaat inderdaad over een reeks die begint op 43 miljoen in 2024 en eindigt op 60 miljoen in 2029. Daarover zijn we het eens. aarover zijn alle partijen het eens, dus aan de kant van het Rijk, het stelsel, en de rijksbevoegd gezagen: de waterschappen, de gemeenten en de provincies.
Handelingen I 2022-2023, nr. 42, item 12 - blz. 4
Minister De Jonge:
Over de verdeling ervan. Over de hoogte van de kosten, de 43, zijn we het eens. We zijn het ook eens over de kostenposten die in gezamenlijkheid de 43 bepalen. Er wordt
natuurlijk wel altijd bij gezegd: "Zou naar de toekomst toe het beheer ook niet op een andere manier kunnen worden vormgegeven? Zou het niet verder gestandaardiseerd
kunnen worden? Kan de governance niet eenvoudiger?" Dat gaan we allemaal ook doen, want als je minder geld kunt opmaken aan beheer, moet je het vooral niet na willen laten. Maar voor nu moet wel die meerjarige reeks worden gedekt, want anders heb je geen zekerheid over de beheerkosten. Over de hoogte ervan verschillen we niet van opvatting, maar over de verdeling ervan wel, namelijk over de implicatie van "samen uit, samen thuis". De oorspronkelijke afspraak is dus: samen uit, samen thuis. Als je "samen uit, samen thuis" toepast in de verdeelsleutel over die 43 tot 60 miljoen, dan zijn we het inderdaad … Althans, vier van de vijf partijen zouden daarmee kunnen leven en een van de vijf niet. Die ene is de Unie. Dan over de verdeelsleutel van de beheerkosten. 70% wordt gedragen door de gemeenten. Die zijn het dus eens. Het is dus niet de gemeente die hiervan zegt dat het niet zou kunnen. Die 70% wordt gedragen door de gemeenten en die zijn het dus eens. 6% wordt gedragen door de provincies. Die zijn het ook eens. 19% wordt gedragen door rijkspartijen. Die zijn het ook eens. Dat zijn de rijksbevoegd gezagen plus BZK als stelselverantwoordelijke, hoewel wij hier helemaal geen bijdrage aan zouden hoeven leveren, want dat past helemaal niet bij de financiële afspraken. De snelle rekenaar heeft uitgevonden dat er dan nog 5% overblijft. En over die 5%: de partij van de 5% is het niet eens. Dat om het een beetje tot de proporties terug te brengen. Daarover hebben we gewoon het gesprek met elkaar. Dat gesprek vervolg ik donderdag. Ik hoop dat ik er dan uit ben. Dan teken ik op vrijdag nog een brief aan mevrouw Kluit en iedereen in deze Kamer die dat met interesse volgt. Het zou ook zomaar kunnen zijn dat dat net niet lukt. Dan wordt het na de vakantie.
Brondocumenten
-
voortzetting interpellatie-Kluit Geactualiseerd Integraal Financieel Beeld Stelselherziening Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 42, item 12
-
Interpellatie-Kluit Geactualiseerd Integraal Financieel Beeld Stelselherziening Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 42, item 10
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
28 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
14 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de voortgang van de Omgevingswet
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FO
-
-
14 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
11 juli 2023
toezegging gedaan
Toezegging Wkb verbouwactiviteiten niet voor 1 januari 2025 (34.453) (T03729)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Kemperman (BBB) en Rietkerk (CDA), toe dat de verbouwactiviteiten van de Wkb niet eerder dan 1 januari 2025 in werking zullen treden en dat een onafhankelijke partij de invoering en werking van de Wkb zal monitoren. Uit deze monitor zal moeten blijken of er voldoende kwaliteitsborgers zijn voor de verbouw.
| Nummer | T03729 |
|---|---|
| Status | deels voldaan |
| Datum toezegging | 24 oktober 2023 |
| Deadline | 1 januari 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. E. Kemperman MBA (FVD) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | kwaliteitsborging Omgevingswet Wet kwaliteitsborging voor het bouwen |
| Kamerstukken | Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (34.453) |
Handelingen I 2023-2024, nr. 4, item 9 - blz. 2
De heer Kemperman (BBB):
(…)
“Ik sluit mijn eerste termijn af en wil de minister vragen om de motie-Crone alsnog volledig uit te voeren, hetgeen betekent dat de Wkb niet in werking treedt op 1 januari 2024. Ik vraag de minister te reageren op de zorgpunten die ik zojuist heb aangegeven. En ik vraag de toezegging dat de Wkb zal worden ontkoppeld van de Omgevingswet en daarmee niet in werking zal treden. Via de voorzitter zeg ik tegen de minister: het kan, omdat het moet.”
Handelingen I 2023-2024, nr. 4, item 9 - blz. 3
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
“Ten slotte heb ik een vraag met betrekking tot het monitoren en evalueren van de Wkb. Kan de minister toezeggen dat er een stevige, onafhankelijke evaluatie komt voor medio 2024 of nog steller? Zo ja, wanneer kan ook deze Kamer die verwachten?”
Handelingen I 2023-2024, nr. 4, item 9 - blz. 12
Minister de Jonge:
(…)
“Er is nog een vraag van het CDA, namelijk: bent u bereid om voor half 2024 een stevige evaluatie uit te voeren? Ik heb eigenlijk toegezegd sowieso vanaf 1 januari intensief te monitoren hoe het loopt. Dat doe ik met alle betrokken partijen in het stelsel, dus VNG, Bouwend Nederland, Aannemersfederatie, Vereniging KwaliteitsBorging Nederland en IPLO. Ik heb een onafhankelijk bureau gecontracteerd om dit najaar al te starten met de monitor voor de Wkb. Ik heb uw Kamer al toegezegd dat ik ten behoeve van verbouwactiviteiten een onderzoek zal doen naar het aantal kwaliteitsborgers en eventuele andere belemmeringen. Ik denk dat het heel goed is om medio volgend jaar een invoeringstoets uit te voeren om op basis daarvan te kunnen besluiten om alsnog, of juist niet, verbouw in te laten gaan per 1 januari 2025.”
Handelingen I 2023-2024, nr. 4, item 9 - blz. 18
Minister de Jonge:
(…)
“De andere vraag van de heer Kemperman was of je nog voor die invoeringstoets, die monitoring, die evaluatie zou kunnen zeggen: joh, die verbouw gaat gewoon never gebeuren. Nee, dat kan niet. Het zou wel kunnen, maar dat ga ik niet doen. We hebben namelijk gezegd dat de wet moet worden ingevoerd. Dat doen we stap voor stap. Aanvankelijk had ik uitgesproken dat we beginnen met gevolgklasse 1. De rest had ik na evaluatie naar achteren geduwd, dus echt naar achteren geduwd. Dus gevolgklasse 1. Daarop heb ik zelf, in het vorige debat dat we hadden, nog een wijziging aangebracht, overigens om aan u tegemoet te komen. Ik heb gezegd: laten we de verbouwactiviteiten een halfjaar later doen. Daarop heb ik nu weer een vervolgtoezegging gedaan in uw richting, namelijk: laten we het dan later doen, maar niet een halfjaar. Laten we een halfjaar na dato de peilstok erin steken en op basis daarvan besluiten of het per 1 januari — dat is dus minstens nog eens zes maanden later — verantwoord kan. Dat is de toezegging die ik heb gedaan. Daar laat ik het echt bij. Ik ga niet nog verder dan dat. Dat zou ik ook echt een gekke keuze vinden, want nogmaals, u heeft die wet vastgesteld met elkaar, met alle mogelijkheden daarin. Laten we dat nou even stap voor stap doen.”
Brondocumenten
-
debat over invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen Verslag EK 2023/2024, nr. 4, item 9
-
11 november 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 oktober 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over de Monitoringsrapportage Wet kwaliteitsborging voor het bouwen 2024
Op 11 november 2025 voor kennisgeving aangenomen.
EK, BC
-
-
4 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
17 december 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 december 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
11 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
24 oktober 2023
toezegging gedaan
Toezegging Invoeringstoets Wkb (34.453) (T03730)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kemperman (BBB), toe om de eerste helft van 2024 een invoeringstoets uit te voeren naar de invoering van de verbouwactiviteiten en in juni 2024 te komen met de resultaten van de invoeringstoets naar de eerste ervaringen met de Wkb tot dan toe.
| Nummer | T03730 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 24 oktober 2023 |
| Deadline | 1 juli 2024 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. E. Kemperman MBA (FVD) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | invoeringstoets kwaliteitsborging Omgevingswet Wet kwaliteitsborging voor het bouwen |
| Kamerstukken | Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (34.453) |
Handelingen I 2023-2024, nr. 4, item 9 - blz. 1
De heer Kemperman (BBB):
(…)
“Ten tweede zouden er volop pilotprojecten zijn die ons voldoende vertrouwen moeten geven dat de sector klaar is voor de invoering van de Wkb. In mijn regio informeerde ik bij een aannemerskring van 40 aangesloten aannemers en welgeteld twee van hen deden mee aan een pilotproject. Een was enthousiast en tevreden, de andere niet. 38 aannemers deden niet mee. Ik zit in de raad van commissarissen van drie woningcorporaties en informeerde bij de verantwoordelijke vastgoedmanagers van deze woningcorporaties. Immers, zij zijn als opdrachtgevers gebaat bij de Wet kwaliteitsborging en verantwoordelijk voor honderden nieuwbouwwoningen, ook al bij de start van komend jaar. Zij zijn niet klaar, weten niet waar ze aan toe zijn en geven aan dat ze nog wat dagdelen cursus moeten volgen, of proberen hun nieuwbouwprojecten voor 1 januari in de vergunningprocedure te brengen. Ik geef toe dat dit laatste netwerkonderzoekje geen representatief onderzoek is, maar het versterkt wel mijn zorgen dat deze sector aan opdrachtgeverzijde niet klaar is voor de invoering van de Wkb. Dit zijn overigens capabele, professionele organisaties. Dat wil ik gezegd hebben.
(…)
Ik sluit mijn eerste termijn af en wil de minister vragen om de motie-Crone alsnog volledig uit te voeren, hetgeen betekent dat de Wkb niet in werking treedt op 1 januari 2024. Ik vraag de minister te reageren op de zorgpunten die ik zojuist heb aangegeven. En ik vraag de toezegging dat de Wkb zal worden ontkoppeld van de Omgevingswet en daarmee niet in werking zal treden. Via de voorzitter zeg ik tegen de minister: het kan, omdat het moet.”
Handelingen I 2023-2024, nr. 4, item 9 - blz. 11
Minister de Jonge:
(…)
“Ik zou daar vandaag één ding aan willen toevoegen, omdat ik uw zorgen goed hoor. Dat betreft de stap om de hele gevolgklasse 1 onder de Wkb te laten vallen. We hebben nu gezegd: nieuwbouw erin, verbouw eruit. Ik heb u aanvankelijk geschreven dat wij de verbouw gewoon invoeren per 1 juli 2024. Dat zou eigenlijk een automatisme zijn. Dat betekent dat ik het KB moet aanpassen nog voor 1 januari, want dat moet je zes maanden van tevoren laten weten. Dan hebben we in ieder geval even de tijd om in te groeien, hebben met name kleinere bouwbedrijven nog even de tijd om zich voor te bereiden op de Wkb en kan het stof een beetje neerdalen. Dat leek mij gepast, naar aanleiding van ons vorige debat. Gehoord hebbend wat hier nu leeft, wil ik best toezeggen dat we eerst een voorafgaande invoeringstoets doen. Die moeten we dan doen in de eerste helft van 2024, opdat het besluit kan vallen voor 1 juli. Dan kan het besluit ingaan per 1 januari 2025, maar alleen natuurlijk als uit die invoeringstoets blijkt: ja hoor, dat is vertrouwd, dat kan en dat is niet spannend.
Dat is sowieso een halfjaar later dan ik van plan was en niet dan nadat we daarover een debat hebben kunnen voeren op basis van een invoeringstoets. Wel op basis van een invoeringstoets dus, en niet op basis van N=1-experiences, maar op basis van een invoeringstoets, die we grondig zullen doen. Dan hebben we met elkaar een nieuw debat en dan neem ik een besluit over de invoering van de verbouwactiviteiten.”
Brondocumenten
-
debat over invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen Verslag EK 2023/2024, nr. 4, item 9
-
11 november 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 oktober 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over de Monitoringsrapportage Wet kwaliteitsborging voor het bouwen 2024
Op 11 november 2025 voor kennisgeving aangenomen.
EK, BC
-
-
21 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
24 oktober 2023
toezegging gedaan
Toezegging Kamer informeren doelgroepencontract arbeidsmigranten (36.195) (T03741)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe dat hij de Kamer voor het einde van het jaar zal informeren over een doelgroepencontract voor arbeidsmigranten.
| Nummer | T03741 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 7 november 2023 |
| Deadline | 1 januari 2024 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | A.W.J.A. van Hattem (PVV) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | arbeidsmigranten betaalbaar huren huurprijsbescherming |
| Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Nijboer en Grinwis Wet vaste huurcontracten (36.195) |
Handelingen I 2023-2024, nr. 6 item 7 – blz. 31
De heer Van Hattem (PVV):
“Ik had nog een onbeantwoorde vraag. Ik heb in mijn tweede termijn nog de vraag aan de minister gesteld over de ontwerp-AMvB, waarin wordt gesproken over de uitwerking van het doelgroepencontract voor arbeidsmigranten. In hoeverre worden daarin de Roemernorm onverkort meegenomen?”
Minister De Jonge:
“Excuus. Die zat zeker in de stapel. Ik werk nu aan een apart doelgroepencontract voor arbeidsmigranten. Daarbij krijgen arbeidsmigranten dus meer huurprijsbescherming. Ik wil dus niet terug naar de generieke tijdelijke contracten voor arbeidsmigranten, maar naar een doelgroepencontract voor arbeidsmigranten. Voor het einde van het jaar informeer ik de Kamer hierover. Eigenlijk is dat juist om een onderdeeltje van de Roemeragenda uit te voeren. Dit geeft meer rechtszekerheid voor arbeidsmigranten.”
-
4 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
7 november 2023
toezegging gedaan
Toezegging Kijken naar andere samenlevingsvormen bij uitzonderingsgrond in wetsvoorstel (36.195) (T03742)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Talsma (ChristenUnie), toe te gaan kijken naar andere samenlevingsvormen als uitzonderingsgrond op de hoofregel in het wetsvoorstel. Mocht daartoe aanleiding dan zal dat in een aparte veegwetsvoorstel of in het voorstel van de Wet betaalbare huur juridisch preciezer worden geregeld.
| Nummer | T03742 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 7 november 2023 |
| Deadline | 1 juli 2024 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | betaalbaar huren samenlevingsvormen |
| Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Nijboer en Grinwis Wet vaste huurcontracten (36.195) |
Handelingen I 2023-2024, nr. 6 item 5 – blz. 14
De heer Talsma (ChristenUnie):
(…)
“Voorzitter. Tot slot heb ik een royale bekentenis van onbegrip en een vraag om verheldering. Aan artikel 7:274 BW wordt een zevende lid toegevoegd. Het is al een paar keer genoemd. Dat lid ziet op de situatie van wat ik maar even "proefsamenwonen" noem. Aan de mogelijkheid om bij een geslaagde proef tot verkoop van de verhuurde woning over te gaan, zijn vier voorwaarden verbonden. De voorwaarden onder A, C en D zijn mij helder, maar wat staat er eigenlijk onder B? Moeten de geliefden bij een geslaagde samenwoonproef wachten tot de laatste drie maanden van de overeengekomen termijn alvorens te trouwen of een geregistreerd partnerschap aan te gaan om een beroep te kunnen doen op deze uitzondering? Wat betekent dat voor de positie van de tijdelijke huurder? En kan het slagen van de samenwoonproef uitsluitend blijken uit het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap? Graag een toelichting.
Handelingen I 2023-2024, nr. 6 item 7 – blz. 31.
Minister De Jonge:
(…)
“Dan heb ik alleen nog de vraag van de heer Talsma te beantwoorden. Die ziet op de proefhokkers. Hij heeft eigenlijk gezegd: "Je hebt het huwelijk of het geregistreerd partnerschap, dat hier nu is toegevoegd, maar dat geeft wel een hele restrictieve benadering van deze uitzonderingsgrond. Zou je daar niet toch nog een keer naar moeten kijken? Zijn er ook niet andere samenlevingsvormen mogelijk?" Wat ik zou willen doen — maar dat moet u goedvinden, ook staatsrechtelijk gezien — is dat ik daarnaar kijk. Als ik een praktische verandering in de wet zou willen aanbrengen, betekent dit een wijziging van de wet. Dat kan of een apart veegwetje zijn of ik neem het mee in de Wet betaalbare huur. Dat laatste heeft eigenlijk mijn voorkeur. Maar dat moet u staatsrechtelijk niet gaan zien als het recht op amendement in de Eerste Kamer. De novelle mocht geen recht op amendement heten van de grootvader van Piet Hein Donner, maar een veegwetje toezeggen teneinde tegemoet te komen aan een wens in de Eerste Kamer mag natuurlijk ook geen recht van amendement worden. Want ja, dan zijn de rapen gaar, zou Piet Hein Donner waarschijnlijk hebben gezegd. Dus zo mag u het dan niet lezen, maar ik zeg dat dan wel graag toe omdat dit de meest praktische manier is om hieraan tegemoet te komen. Volgens mij is het een breed gedeelde wens in de Eerste Kamer om daar iets bij te vijlen aan de wet zoals die is ingediend, zonder de stemming over het wetsvoorstel als geheel daarmee te vertragen. Want dat willen we denk ik allemaal niet. De Wet betaalbare huur en deze wet gaan ongeveer gelijktijdig in, dus ik denk dat de correctie daarin heel prima is aan te brengen. We hoeven dus ook niet op een evaluatie te wachten. Ik denk dat dit goed is.”
-
4 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
28 mei 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
7 november 2023
toezegging gedaan
Toezegging Monitoren participatiebeleid bevoegde gezagen (33.118/34.986) (T03743)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Langen-Visbeek (BBB), Kluit (GroenLinks-PvdA) en Rietkerk (CDA), toe nadrukkelijk – in lijn met de motie Nooren c.s. – te monitoren in hoeverre de bevoegd gezagen hun participatiebeleid op orde hebben. Daarnaast zal de minister monitoren op welke wijze bevoegd gezagen participatie in de praktijk toepassen in zowel de planketen als bij vergunningverlening.
| Nummer | T03743 |
|---|---|
| Status | deels voldaan |
| Datum toezegging | 24 oktober 2023 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) drs. A. van Langen-Visbeek (BBB) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Mondeling overleg |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | bevoegd gezag Omgevingswet participatie participatiebeleid |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 3
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
(…)
“Dan burgers en bedrijven, allereerst het participatiebeleid. Bij de invoeringswet vier jaar geleden heeft de toenmalige PvdA-fractie heel veel aandacht gevraagd voor de participatieparagraaf bij gemeentes. 38 hebben die tot nu toe geregistreerd. Het is dus niet goed kenbaar voor de burgers in deze gemeenten, terwijl kenbaarheid nou juist een belangrijke motivatie was achter de motie-Nooren. De minister schrijft dat het niet verplicht is voor 1 januari, maar dan gaat hij dus echt voorbij aan het debat dat we toen gevoerd hebben, want toepassing voor de invoeringsdatum -- dat was toen een andere datum -- was wel degelijk de bedoeling. Wat gaat de minister doen om het liefst alsnog voor 1 januari, maar als dat niet mogelijk is in het eerste kwartaal, ervoor te zorgen dat alle gemeenten hun beleid gereed, kenbaar en gepubliceerd hebben?”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 11
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
“Participatie krijgt gelukkig wel aandacht, maar in lijn met mevrouw Moonen vraag ik de minister om eens in te gaan op de motie die destijds is aangenomen. Waterschappen en provincies hebben verordeningen aangenomen. Ik ben met mevrouw Moonen nieuwsgierig hoe gemeenten dat nu doen. Los van blauwdrukdenken hebben wij afgesproken dat zij op dat vlak een beweging zouden maken om de afstand tussen burgers, bedrijfsleven en overheid te verkleinen. Dat is het doel van die participatiemotie. Daar staat het CDA ook nog steeds achter.”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 19-21
Minister De Jonge:
(…)
“Dan participatie. Laat ik daar iets over zeggen in antwoord op een eerste vraag die hoort bij het blokje medeoverheden. Dus het eerste bouwblok, de bevoegde gezagen. Die bevoegde gezagen zijn volle bak aan de slag. Dat betekent dat sinds die duidelijkheid is gegeven, er ook echt in iedere gemeente, in iedere provincie, in ieder waterschap volle bak aan de implementatie wordt gewerkt. Daar is men heel ver mee, maar je ziet ook wel echt dat die tijd nodig is geweest. Dat bracht de heer Rietkerk ook naar voren. Die periode van zes maanden was niks te ruim bemeten. Er werd gezegd: we hebben zes maanden voor de daadwerkelijke invoering duidelijkheid nodig. Die duidelijkheid is er gekomen. Dat heeft geweldig geholpen. Maar die tijd is ook wel echt nodig om er te komen. Er was nog een vraag van GroenLinks-PvdA: hoe zit het dan met de aanpassing van die verordeningen; lukt dat nou? Alle provincies en gemeenten zijn ermee bezig. Maar anders dan provincies krijgen gemeenten natuurlijk een hele ruime overgangstermijn voor het daadwerkelijk op de leest van de Omgevingswet schoeien van het omgevingsplan. Dus als men gewoon het oude bestemmingsplan zou willen omzetten, dan kan dat. En voor het daadwerkelijke omgevingsplan heeft men de tijd tot 1 januari 2032. Ik verwacht helemaal niet dat gemeenten die tijd gaan nemen, maar die tijd hebben ze wel. Dat is een heel ruim bemeten overgangsperiode die in de wet staat. Het was eigenlijk 2029, maar omdat de invoering later is, is ook deze datum later vastgesteld. Het is nu 1 januari 2032. Lokale verordeningen die naar het omgevingsplan moeten worden overgeheveld, blijven in ieder geval tot dan van kracht. Gemeenten hebben dus echt baat bij dat overgangsrecht. Maar er zijn wel zaken die nu moeten worden aangepast, die niet kunnen wachten. Dat is bijvoorbeeld de legesverordening. Maar goed, bij de legesverordening verloopt het vaak beleidsarm. Dat lukt. Ik heb geen aanleiding om te denken dat dat niet lukt, omdat dat een beleidsneutrale, meer wetstechnische exercitie is. De VNG ondersteunt gemeenten uiteraard met brochures en wegwijzers om uit te leggen wat minimaal moet worden aangepast. Dan de participatieverordening.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
“Ik wil hier nog even iets over zeggen. De reacties die terugkwamen, gingen meer over de APV, over de afvalverordening, dus over dat soort verordeningen. Die reacties gingen over de vraag of die voor 1 januari aangepast moeten worden of niet. De VNG zegt dat ze allemaal aangepast moeten worden, maar vrij veel gemeentes denken dat het in het overgangsrecht zit. Het lijkt me dus goed om daarover vandaag helderheid te krijgen. Ik wil graag een uitputtende lijst met daarop verordeningen die wel en niet voor 1 januari aangepast moeten zijn.”
Minister De Jonge:
“Ik weet niet of dit overleg daarvoor bedoeld is. Volgens mij staat dat gewoon keurig op alle invoeringssites, dus op aandeslagmetdeomgevingswet.nl of op de site van de VNG. Er geldt een overgangsrecht met betrekking tot het omgevingsplan. Daarnaast moet het stelsel werken per 1 januari. Ik geef daar een voorbeeld van. De legesverordening moet bijvoorbeeld wel eventjes worden aangepast. Maar dat is meer een beleidsneutrale exercitie. Ik heb geen aanleiding om te veronderstellen dat dat niet goed gaat.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks-PvdA):
“Mag ik de suggestie doen om even te kijken op de LinkedIn-pagina van mevrouw Fiers? Zij heeft dit uitgevraagd. We krijgen daar gewoon verschillende antwoorden op terug, dus misschien kan daarnaar gekeken worden. Gemeenten geven antwoorden als "wij doen het niet" en "wij hebben het wel gedaan; het was heel veel werk". Er is gewoon onduidelijkheid over in het werkveld.”
Minister De Jonge:
(…)
“Het omgevingsrecht, het hele omgevingsdomein, is natuurlijk een van de domeinen waarop gemeenten participatiebeleid hebben te voeren. Wordt dat nu al helemaal ten volle gedaan in alle opzichten? Dat is de vraag. We hebben, eerlijk gezegd, ook geen uitputtend overzicht daarvan. Ik heb niet een soort dashboard waarop ik precies kan zien of er bij de 342 gemeenten daadwerkelijk sprake is van een kersvers vastgesteld participatiebeleid.
Participatie is natuurlijk wel een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. Dat is uitvoerig besproken, ook hier bij de behandeling van de Omgevingswet. Ik noem in dit verband ook de motie-Nooren. Dat het een belangrijke pijler is, blijft dus staan. Dat heeft er ook toe geleid dat er een verantwoordingsplicht geldt voor die participatie van gemeenten. Men heeft zich sowieso te verantwoorden richting de gemeenteraad. Er hoort dus ook een participatieverordening te worden vastgesteld door gemeenten, waarbij ook duidelijk wordt gemaakt op welke manier men participeert. De gemeenten, provincies en waterschappen moeten vervolgens bij de vaststelling van onder meer het omgevingsplan, de omgevingsverordening en de waterschapsverordening aangeven hoe zij de omgeving erbij betrokken hebben en wat de uitkomsten daarvan zijn. Dat is de manier waarop de motie-Nooren uiteindelijk vorm en inhoud heeft gekregen. Koepels helpen daar natuurlijk bij, met handreikingen. Provincies en waterschappen hebben bijna allemaal dat participatiebeleid al vastgesteld. Bij gemeenten is het wisselend. Sommige zijn er al heel ver mee. Bij sommige is het participatiebeleid dat was vastgesteld, nog wat ouder. Dat moet juist worden ververst de komende periode. Ze gaan dat dus sowieso verversen naar aanleiding van de wetswijziging die nog in de Eerste Kamer moet landen. Naar aanleiding van die wetswijziging gaan ze dat participatiebeleid sowieso nog versnellen. Ik kan niet exact aangeven welk deel van de gemeenten zijn participatiebeleid al helemaal heeft aangepast. Ik zou willen toezeggen dat ik dat meeneem in de kwartaalrapportage die we wat grondiger doen, met ook die onafhankelijke blik van die evaluatiecommissie. Laat ik nou eens een halfjaar na invoering, dus in de tweede kwartaalrapportage die wat grondiger vorm krijgt, deze vraag preciezer proberen te beantwoorden. Dat lukt mij namelijk op dit moment niet. Ik heb geen realtimeoverzicht. Ik weet wel dat alle gemeenten er flink mee aan de slag zijn.”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 26-27
Minister De Jonge:
(…)
“Mijn stelling is dus dat de manier waarop we het nu hebben ingericht, er echt toe gaat leiden dat het participatiebeleid verbetert. Het verbetert door initiatiefnemers, omdat ze daartoe worden aangemoedigd. Het verbetert door gemeenten, omdat wethouders zich daartoe aangemoedigd zullen voelen door vertegenwoordigers van de bevolking, namelijk die in de gemeenteraden. Dat leidt tot een participatieverordening waarin er ook voorwaarden aan de participatie zullen worden gesteld. Of dat allemaal goed genoeg is, gaan we eventjes beschrijven in de tweede kwartaalrapportage van volgend jaar. Dat heb ik zojuist toegezegd. We zullen die dan ook van een onafhankelijke toets voorzien.”
Kamerstukken I 33 118/34 986, FQ, p. 1-2
“Tijdens het mondeling overleg van 24 oktober heb ik uw Kamer enkele toezeggingen gedaan met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet. Ik hecht er waarde aan om deze toezeggingen helder op papier te zetten, zodat voor de Kamer duidelijk is welke acties ik zal verrichten om de Kamer tot aan 1 januari alsook na 1 januari 2024 goed te blijven informeren over de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet.
Toezeggingen ten aanzien van de monitoring en rapportage implementatie Omgevingswet
Samen met de bestuurlijke partijen heb ik intensief overleg over de monitoring op de voortgang van de implementatie. Ik heb de bouwblokken waarlangs wij dit in gezamenlijkheid doen benoemd. Het gaat om: hoe staan de bevoegde gezagen ervoor, in hoeverre is het DSO gereed, zijn de financiële afspraken op orde, en zijn de serviceketen en de calamiteitenorganisatie ingericht. Voor de monitoring over de uitvoeringspraktijk is door mij een evaluatie-commissie ingesteld die jaarlijks de monitoring voorziet van een onafhankelijk oordeel en daarnaast brengt de commissie na 5 en 10 jaar ook een gedegen evaluatierapport uit. Omdat ik de zorgvuldigheid en tijdigheid om bij te sturen met mevrouw Kluit deel, zal ik in aanvulling op de al voorziene voortgangsbrieven die per kwartaal worden opgesteld, de volgende zaken additioneel inregelen:
(…)
-
–Ook zal ik nadrukkelijk – in lijn met de motie Nooren c.s. monitoren in hoeverre de bevoegd gezagen hun participatiebeleid op orde hebben.
-
-Daarnaast zal ik monitoren hoe bevoegd gezagen participatie in de praktijk toepassen in zowel de planketen als bij vergunningverlening. Hiermee kom ik tegemoet aan de zorgen die mevrouw van Langen-Visbeek (BBB) uitte.
(…)”
Brondocumenten
-
-
brief van de minister van BZK over de tijdens het mondeling overleg op 24 oktober 2023 gedane toezeggingen met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet EK 33.118 / 34.986, FQ Bevat bijlage
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen. -
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
22 oktober 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
17 oktober 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van VRO over de voortgang implementatie Omgevingswet - derde kwartaal 2024
EK 33.118 / 34.986, GE
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
24 oktober 2023
toezegging gedaan
Toezegging Ervaringen hanteren termijnen rondom zienswijze en beroep (33.118/34.986) (T03748)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Langen-Visbeek (BBB), toe om jaarlijks stil te staan bij de ervaringen van burgers, bedrijven en bevoegd gezagen met het hanteren van de termijnen rondom zienswijze en beroep.
| Nummer | T03748 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 24 oktober 2023 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. A. van Langen-Visbeek (BBB) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Mondeling overleg |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | behandeltermijnen Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 6
Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):
(…)
“Dan de behandeltermijnen. We hebben de Ombudsman daar ook weleens over gehoord. Daar moeten we ook naar kijken. Hoe realistisch is de termijn van veertien weken voor gemeenten en van zes maanden voor de Raad van State, waar je nu gemiddeld anderhalf jaar moet wachten op een uitspraak? Hoe haalbaar zijn die termijnen? Er wordt gesuggereerd dat dit bij invoering van de wet zal leiden tot heel veel extra juridische procedures. Hoe schat de minister dat in? Wat zijn de gevolgen voor de genoemde termijnen? Concluderend. Acht de minister invoering van deze wet nu verantwoord, gezien de beperkte capaciteit bij lagere overheden en de vele taken waar zij voor staan? Ik noem bijvoorbeeld de opvang van vluchtelingen en de woningbouw. Kunt u garanderen dat de Omgevingswet daadwerkelijk zal leiden tot versnelling van ruimtelijke plannen? Op welke termijn dan? Welke zekerheden bent u bereid in te bouwen? Wij denken dan bijvoorbeeld aan een invoeringstoets of verlenging van de TAM naar twee jaar, of liefst allebei, of wellicht opnieuw uitstel. Wat vijf keer kan, kan ook zes keer. Graag uw reactie. Dank u wel.”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 23
Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):
“Het gaat hier ook over de overheid die dus een belangrijke taak als participatie niet overlaat aan een belanghebbende partij. In die zin gaat het ook over het vertrouwen in de overheid als onafhankelijke partij. U zegt dat zo'n gemeenteraad genoeg corrigerend vermogen heeft, maar die krijgen ook allemaal jongeren die een woning willen en die tot hun 30ste bij hun ouders thuis wonen. Die zeggen dus: "Er moeten woningen gebouwd worden. We krijgen altijd de klagers aan het loket. Er is keurig participatie geweest." Dat bedoel ik dus. Dan krijg je misschien meer rechtszaken. Dan komen we op mijn verhaal over de termijnen, maar ik wacht uw beantwoording af.”
Kamerstukken I 2023/24, 33 118/34 986, FU, p. 37-38
Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):
“Ik had heel graag nog iets gehoord over de termijnen. Ik vraag er nu voor de derde keer naar. Hoe realistisch zijn die termijnen van veertien weken voor gemeenten en een halfjaar voor de Raad van State, ook gezien de huidige praktijk waarin dat gewoon anderhalf jaar is? Dat is misschien ook weer een uitvoeringsvraag.”
De voorzitter:
“Misschien dat de minister daar ook schriftelijk op kan terugkomen.”
Minister De Jonge:
“Dat kan, maar ik kan het nu ook gewoon zeggen. De uitvoeringstermijnen zijn natuurlijk uitvoerig besproken geweest in de behandeling van de wetgeving. Dat heeft tot deze keuzes geleid, die eigenlijk ook niet zo heel erg afwijken van de termijnen die ook nu al in de wetgeving zitten. Op een aantal punten, met name vergunningverlening, geldt er een kortere termijn en geldt de achtwekentermijn. Het lijkt mij, als je kijkt naar het hele proces van vergunningverlening, van planvorming, zeker met alle procedures … Eerlijk gezegd vind ik dat de termijnen, als ze al anders zouden moeten, in ieder geval heel erg veel korter zouden moeten. Ik kom daar ook op terug, zeker als het gaat over woningbouw. Ik vind alle besluitvormingstermijnen en alle bezwaar- en beroepsprocedures werkelijk ellenlang duren. Dus hoe korter, hoe beter, zou ik willen zeggen. Voor een deel zit de verandering nu al in de huidige Omgevingswet, omdat de termijn voor een vergunningsprocedure van een halfjaar naar acht weken gaat voor eigenlijk alle woningbouwprojecten. Ik denk dat dat een goed ding is. De andere termijnen wijken eigenlijk niet af. De zesmaandentermijn voor de Raad van State ga ik juist herintroduceren. Die was bij de behandeling van de Omgevingswet eruit gevallen. Ik denk dat dat niet verstandig is. Ik weet ook dat de Raad van State die termijn nu niet altijd haalt, maar laten we alsjeblieft bidden en vragen van de Raad van State om wel die termijn van zes maanden te halen. Een andere wijziging die ik ga toepassen, is beroep in twee instanties. Ik wil het hoger beroep schrappen. Er geldt beroep in één instantie daar waar het gaat over het vaststellen van het omgevingsplan. Ik wil dat het beroep in één instantie gaat gelden daar waar het gaat over vergunningverlening. Ik zie niet in waarom het van toegevoegde waarde is om daar beroep in twee instanties voor mogelijk te maken. Er wordt ook veel te vaak oneigenlijk gebruik van gemaakt door allerlei nimbyhoudingen in gemeenten. Kortom..”
De voorzitter:
“Ik ga toch pogen tot een afronding te komen, want de andere bezoekers dringen bij de deur en we moeten nu echt gaan afronden.”
Minister De Jonge:
“Laat ik zeggen: de termijnen zijn uitvoerig besproken geweest. In de Wet versterking regie volkshuisvesting, die we in de eerste helft van het nieuwe jaar gaan behandelen, gaan we een aantal termijnen nog eens wat strakker afstellen, omdat het echt nodig is.”
Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):
“Ik ben voor, maar kunt u ook in de evaluatie meenemen hoe dat lukt?”
Minister De Jonge:
“Natuurlijk, jazeker.”
Kamerstukken I 33 118/34 986, FQ, p. 1-2
“Tijdens het mondeling overleg van 24 oktober heb ik uw Kamer enkele toezeggingen gedaan met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet. Ik hecht er waarde aan om deze toezeggingen helder op papier te zetten, zodat voor de Kamer duidelijk is welke acties ik zal verrichten om de Kamer tot aan 1 januari alsook na 1 januari 2024 goed te blijven informeren over de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet.
Toezeggingen ten aanzien van de monitoring en rapportage implementatie Omgevingswet
Samen met de bestuurlijke partijen heb ik intensief overleg over de monitoring op de voortgang van de implementatie. Ik heb de bouwblokken waarlangs wij dit in gezamenlijkheid doen benoemd. Het gaat om: hoe staan de bevoegde gezagen ervoor, in hoeverre is het DSO gereed, zijn de financiële afspraken op orde, en zijn de serviceketen en de calamiteitenorganisatie ingericht. Voor de monitoring over de uitvoeringspraktijk is door mij een evaluatie-commissie ingesteld die jaarlijks de monitoring voorziet van een onafhankelijk oordeel en daarnaast brengt de commissie na 5 en 10 jaar ook een gedegen evaluatierapport uit. Omdat ik de zorgvuldigheid en tijdigheid om bij te sturen met mevrouw Kluit deel, zal ik in aanvulling op de al voorziene voortgangsbrieven die per kwartaal worden opgesteld, de volgende zaken additioneel inregelen:
(…)
-
-Daarnaast zal ik jaarlijks stilstaan bij de ervaringen van burgers, bedrijven en bevoegd gezagen met het hanteren van de termijnen rondom zienswijze en beroep.
(…)”
Brondocumenten
-
-
brief van de minister van BZK over de tijdens het mondeling overleg op 24 oktober 2023 gedane toezeggingen met betrekking tot de implementatie van de Omgevingswet EK 33.118 / 34.986, FQ Bevat bijlage
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen.
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
24 oktober 2023
toezegging gedaan
Toezegging Analyse Platvorm woonopgave en woningsplitsing in brief over Nationaal Transformatieplan (36.410 VII) (T03906)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), toe dat hij nog voor de zomer van 2024 in een brief aan de Kamer over het Nationaal Transformatieplan zal ingaan op de analyse van het Platform Woonopgave en woningsplitsing.
| Nummer | T03906 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 23 april 2024 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | prof. mr. P. Nicolaï (PvdD) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Nationaal Transformatieplan Platform Woonopgave Wonen en Bouwen woningsplitsingen |
| Kamerstukken | Begrotingsstaten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024 (36.410 VII) |
Handelingen I 2023-2024, nr. 30, item 6, p. 10
De heer Nicolaï (PvdD):
“Is de minister bereid om in een brief in te gaan op de analyse van het Platform Woonopgave?”
Minister De Jonge:
“Dan de vraag van de heer Nicolaï of de minister bereid is om in een brief in te gaan op de analyse van het Platform Woonopgave over transformatie. Ja, graag zelfs. Ik kom nog voor de zomer met een brief over transformatie en daarin zal ik ook de analyse van dit platform meenemen.”
De heer Nicolaï (PvdD):
“Over woningsplitsing hebben diverse senatoren het gehad. Ik heb gegevens gezien waarbij wordt uitgegaan van grondgebonden koopwoningen buiten de vier grote steden, boven 150 vierkante meter en bewoond door maximaal twee personen, en van het feit dat er een potentie is van beschikbare woningen als je tot splitsing overgaat. Ik zag in een van de positionpapers het aantal van 220.000 langskomen en ook lagere aantallen. Waar moeten we nu precies van uitgaan? En is het niet zo dat bij de hoge cijfers wordt gekeken naar wat er theoretisch mogelijk is en dat bij de lage cijfers wordt gekeken wat er binnen het huidige juridische instrumentarium mogelijk is? Als dat laatste het geval is, zou ik de minister willen vragen of hij kan toezeggen dat in de nadere stukken over dat transformatieplan ook kan worden meegenomen in hoeverre het juridisch instrumentarium kan worden aangepast.”
Minister De Jonge:
“Transformeren en splitsen: wat zijn realistische aantallen? Bij splitsen gaan wij, op basis van verkennend onderzoek, uit van aantallen tussen de 80.000 en 160.000. Dat is echt geen absolute wiskunde, maar dat is verkennend onderzoek. Over optoppen zijn er verschillende onderzoeken gedaan. Het onderzoek met het laagste getal gaat uit van 100.000. Laten we zeggen dat dit het meest realistische getal is. Er zit dus echt veel potentie in die bestaande voorraad. Gebruiken we die potentie al ten volle? Nee, zeker niet. Dat staat echt nog een beetje in de kinderschoenen. Ik kan u daar beter over informeren als we u sowieso gaan informeren over de potentie die zit in transformeren en splitsen en de verdere aanpak van optoppen. Dat zal nog voor de zomer zijn, in juni.”
Handelingen I 2023-2024, nr. 30, item 10, p. 17
De heer Nicolaï (PvdD):
“Ik hoor de minister zeggen dat er in juni een brief komt. Ik wou een aantal dingen nog even noemen. De minister had mij toegezegd dat hij de analyse van het Platform Woonopgave daarin mee zou nemen. Fijn. Dat is één. (…)
En wat betreft de kwestie van de woningsplitsing heb ik niet gevraagd om aantallen, maar ik heb erop gewezen dat er ook onderzoeken zijn waarin staat dat dat potentieel 500.000 woningen zou kunnen opleveren. Dat correspondeert niet met de cijfers die de minister net noemde. Maar ik zou zo graag willen weten — dat kan ook in de brief worden uitgelegd — waar dat dan aan ligt. Het kan zijn dat lagere cijfers te maken hebben met het volgende. Als je kijkt naar de huidige juridische instrumenten die er zijn, zie je dat die mogelijk een belemmering vormen. Dan zou ik van de minister willen vernemen of hij kan toezeggen of hij in de brief ook op die instrumenten zou kunnen ingaan, want dan kan je mogelijk die instrumenten aanpassen.”
Handelingen I 2023-2024, nr. 30, item 10, p. 18
Minister De Jonge:
“Ja. Laat ik dat gewoon toezeggen. (…) Laten we het splitsingsdebat dus hebben na de splitsingsbrief. Ik zal alle vragen meenemen die u daarover stelt.”
Brondocumenten
-
voortzetting debat over Wonen en bouwen in Nederland Verslag EK 2023/2024, nr. 30, item 10
-
voortzetting debat over Wonen en bouwen in Nederland Verslag EK 2023/2024, nr. 30, item 6
-
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 april 2024
toezegging gedaan
Toezegging Onderzoek permanente bewoning van vakantiewoningen en recreatievaartuigen (36.410 VII) (T03907)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Kemperman (BBB) en het lid Van Hattem (PVV), toe dat hij in een brief aan de Kamer over de aanpak van vakantieparken een onderzoek zal toevoegen naar het potentieel van permanent gebruikmaken van vakantiewoningen en recreatievaartuigen.
| Nummer | T03907 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 23 april 2024 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. E. Kemperman MBA (FVD) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | artikel 51 lid 1 RvOEK recreatievaartuigen vakantiewoningen Wonen en Bouwen |
| Kamerstukken | Begrotingsstaten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024 (36.410 VII) |
Handelingen I 2023/24, nr. 30, item 3, p. 4.
De heer Kemperman (BBB):
“Ik mis de aanpak van de vakantieparken waar permanent gewoond wordt, met stress en allerlei gedoogtoestanden. Wij vragen de minister: doe daar ook wat extra, want het lukt de gemeenten schijnbaar niet om dat probleem op te lossen. Het levert per direct 35.000 woningen voor de bestaande voorraad op.”
Handelingen I 2023/24, nr. 30, item 10, p. 14.
Minister De Jonge:
“Er komt een brief over de aanpak voor vakantieparken. Ik kan toezeggen dat ik een onderzoek naar meer permanent gebruik van vakantiewoningen aan die aanpak toevoeg. (…) Dat is dan een onderzoek naar wat het potentieel zou kunnen zijn van permanent gebruik van vakantiewoningen.”
Handelingen I 2023/24, nr. 30, item 10, p. 21.
De heer Van Hattem (PVV):
“In het verlengde daarvan: ik had nog gevraagd naar de positie van mensen die permanent willen wonen op recreatievaartuigen. Kan dat misschien in hetzelfde onderzoek meegenomen worden?”
Minister De Jonge:
“Met de recreatievaartuigen heb ik me tot op heden nog niet zo heel erg veel beziggehouden, maar dat ga ik nu wel doen. Ik ga me erin verdiepen en kom er in de brief aan de heer Kemperman op terug.”
De voorzitter:
“Gaat u een brief sturen aan de Kamer of aan meneer Kemperman?”
Minister De Jonge:
“Aan de Kamer als geheel.”
Brondocumenten
-
voortzetting debat over Wonen en bouwen in Nederland Verslag EK 2023/2024, nr. 30, item 10
-
debat over Wonen en bouwen in Nederland Verslag EK 2023/2024, nr. 30, item 3
-
11 november 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 oktober 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 oktober 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
4 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 april 2024
toezegging gedaan
Toezegging Invoeringstoets Wet betaalbare huur (36.496) (T03916)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rietkerk (CDA) toe over een jaar een invoeringstoets uit te voeren naar de invoering van de Wet betaalbare huur (36496).
| Nummer | T03916 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 18 juni 2024 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | invoeringstoets Wet betaalbare huur |
| Kamerstukken | Wet betaalbare huur (36.496) |
Handelingen I 2023-2024, nr. 36 – item 8, p. 33.
De heer Rietkerk (CDA):
“Kan de minister toezeggen dat hij na een jaar een invoeringstoets gaat doen?”
Handelingen I 2023-2024, nr. 36 – item 8, p. 58
Minister De Jonge:
“Ik denk dat we bij deze wet zullen moeten zorgen voor een invoeringstoets, een jaar na dato. (...) Die invoeringstoets moet eigenlijk uitmaken of partijen nou een beetje uit de voeten kunnen met deze wet.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2023/2024, nr. 36, item 8
-
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
18 juni 2024
toezegging gedaan
Toezegging Voortgangsrapportage programma's 'Een thuis voor iedereen’ en ‘Wonen en zorg voor ouderen’ (36.496) (T03918)
De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Meenen (D66), toe de voortgangsrapportages van de programma’s ‘Een thuis voor iedereen’ en ‘Wonen en zorg voor ouderen’ aan de Kamer te sturen.
| Nummer | T03918 |
|---|---|
| Status | deels voldaan |
| Datum toezegging | 18 juni 2024 |
| Deadline | 1 januari 2025 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. P.H. van Meenen (D66) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | ouderen Thuis voor iedereen voortgangsrapportage |
| Kamerstukken | Wet betaalbare huur (36.496) |
Handelingen I 2023-2024, nr. 36 – item 8, p. 16.
De heer Van Meenen (D66):
Het is voor de fractie van D66 duidelijk dat er meer nodig is: meer regie, meer tempo en meer nieuwbouw, optoppen, splitsen en straatjes erbij. We hebben de voortgangsrapportage van het Programma Woningbouw al van de minister ontvangen. De komende tijd verwachten we rapportages van de overige programma's van de Nationale Woon- en Bouwagenda, waaronder het Programma Betaalbaar wonen. Kan de minister vooruitlopend op die rapportages aangeven hoe met name de meest kwetsbare woningzoekenden, zoals mensen die dakloos zijn, mensen met een laag inkomen, jongeren en migranten, perspectief op een betaalbaar huis wordt geboden?
Handelingen I 2023-2024, nr. 36 – item 8, p. 19.
Minister De Jonge:
Dan de vraag van de heer Van Meenen in het kader van kwetsbare woningzoekenden, zoals mensen die dakloos zijn, mensen met een laag inkomen, jongeren en migranten. Hoe zit het met het programma Een thuis voor iedereen en het programma Wonen en zorg voor ouderen? Die voortgangsrapportages gaan volgens mij allemaal deze week naar de Tweede Kamer. Zal ik dus gewoon toezeggen dat ik die ook naar deze Kamer zal sturen? Heel graag.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2023/2024, nr. 36, item 8
-
4 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van VRO over niet en gedeeltelijk uitgevoerde moties en over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 4 februari 2025.
EK, B
-
-
2 oktober 2024
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) -
2 oktober 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
25 juni 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
18 juni 2024
toezegging gedaan
Toezegging Instructieregels amendement-Erkens (36.387) (T03939)
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Aerdts (D66) en Van Strien (PVV), toe om in het eerste kwartaal van het aankomende jaar met instructieregels te komen met betrekking tot amendement-Erkens. De aanwijsbevoegdheid kan dan alleen ingezet worden als de betaalbaarheid ook gewaarborgd is. Ook de inhoud van deze plenaire vergadering, zal uiteindelijk meegenomen worden in de uitwerking van de instructieregels.
| Nummer | T03939 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 26 november 2024 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | mr. drs. W.J.M. Aerdts (D66) ir. drs. G.A. van Strien (PVV) |
| Commissie | commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG) commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Erkens gemeentelijke instrumenten warmte transitie |
| Kamerstukken | Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (36.387) |
Handelingen I 2024-2025, nr. 9, item 4, p. 4
De heer Van Strien (PVV):
(…)
“Met het aangenomen amendement-Erkens in de Tweede Kamer ben ik dan ook zeer gelukkig, hoewel ik toch betwijfel of de uitwerking in alle gevallen voldoende effectief is. De gemeenten mogen immers hun aanwijsbevoegdheid pas inzetten als de betaalbaarheid is gewaarborgd. Maar wie controleert dat, vraag ik de minister.”
Handelingen I 2024-2025, nr. 9, item 4, p. 8
Mevrouw Aerdts (D66):
(…)
“In de Tweede Kamer is het amendement-Erkens aangenomen, waardoor bij een overstap naar een nieuwe verwarmingsmethode de betaalbaarheid voor inwoners gegarandeerd moet zijn. Voor D66 staat voorop dat een warm huis voor iedereen betaalbaar moet zijn. Onze fractie verwelkomt dit amendement dan ook. Daarbij is het echter wel belangrijk dat de uitvoerbaarheid van de wet niet in het geding komt. Waar gemeenten eerst rekening moesten houden met betaalbaarheid, kunnen ze die wijken nu alleen maar aansluiten op een alternatieve methode als aan de betaalbaarheidsvoorwaarde wordt voldaan. Door de hoogte van de tarieven en de investeringskosten leeft bij de D66-fractie de zorg dat veel projecten om wijken van het gas af te halen niet voldoen aan die voorwaarde. Hierdoor zouden projecten aanzienlijke vertraging kunnen oplopen. Kan de minister hierop reflecteren?”
Handelingen I 2024-2025, nr. 9, item 4, p. 18
(...)
Minister Keijzer:
“Het amendement-Erkens — ik heb het net al gememoreerd — heeft mij de opdracht gegeven om instructieregels te stellen voor het waarborgen van betaalbaarheid, als een gemeente de aanwijsbevoegdheid wil inzetten. In het eerste kwartaal van het aankomende jaar, dus dat is snel, zal ik komen met die regels. De aanwijsbevoegdheid kan dan alleen ingezet worden als de betaalbaarheid ook gewaarborgd is, zoals de heer Ballekom van de fractie van de VVD net ook vroeg.”
Handelingen I 2024-2025, nr. 9, item 4 p. 19
Minister Keijzer:
“Voorzitter. Deze algemene maatregel van bestuur — daar wordt het uiteindelijk in gevat — wordt voorgehangen bij beide Kamers. Als daar behoefte aan is, kom ik op dat moment daarover nog met u te spreken. Ook het overleg dat ik hier vandaag met u voer over dit thema, zal uiteindelijk meegenomen worden in de uitwerking van deze instructieregels. Ik zie een interruptie.”
Brondocumenten
-
26 november 2024
toezegging gedaan
Toezegging Vergunningsvrij maken van woningsplitsing (36.600 XXII) (T04009)
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe om de Kamer te informeren over de mogelijkheden om het splitsen van woningen vergunningsvrij te maken.
| Nummer | T04009 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 18 februari 2025 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | gemeenten vergunningsvrij woningsplitsingen |
| Kamerstukken | Begrotingsstaat Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 2025 (36.600 XXII) |
Handelingen I 2024/2025, nr. 19 , item 6, p. 11.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Er zijn voor het creëren van meer woningen natuurlijk ook grote percelen grond of percelen waar woningen met een groot oppervlak op staan. Wat vindt u eigenlijk van het meer bevorderen van het splitsen van grond? Het gaat mij om grotere percelen waarop nu één woning staat, maar die na splitsing plaats zouden bieden aan twee of drie woningen. Gemeenten die die mogelijkheid hadden, zijn dat gaan verbieden. Mijn vraag is dus eigenlijk: hoe kijkt u daartegen aan? Misschien is dat iets voor de tweede termijn of voor een volgend debat, maar ik vraag het naar aanleiding van de suggestie van de minister, waarvoor ik op zichzelf erkentelijk ben. Vaak moet er op die percelen ruimte zijn om mantelzorgwoningen neer kunnen te zetten. Voor meer permanente oplossingen zou je ook kunnen kijken naar het splitsen van woningen op grotere percelen.
Handelingen I 2024/2025, nr. 19 , item 6 , p. 12.
Minister Keijzer:
Men mag straks een mantelzorgwoning of familiewoning bouwen op het achtererf van het perceel. Dat is het simpele antwoord. Ik ben ook aan het kijken of ik het splitsen van één naar twee woningen binnen de bestaande opstal vergunningsvrij kan gaan maken. Dat vergt nog wel even wat. Ik ben er dus nog niet helemaal uit of ik dat voor elkaar krijg. Op dit moment moet een eigenaar van een groot perceel voor splitsing nog steeds bij de gemeente aankloppen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Kunt u dan kijken of u bij een nieuwe maatregel — dat zou weleens een wettelijke maatregel kunnen zijn — gemeentes zou kunnen dwingen om die splitsingsmogelijkheid te creëren? Vanwege de gemeentelijke autonomie is het natuurlijk best lastig om te zeggen dat alle gemeentes moeten splitsen, als die dat zelf niet willen.
Minister Keijzer:
Hierbij speelt het volgende. Ik gaf net een heel beknopt historisch overzicht, van de Vinex-wijken tot nu. In veel gemeenten staat in de omgevingsplannen of bestemmingsplannen, zoals dat op veel plekken nog heet, dat er geen woningen mogen worden toegevoegd. Dat is er natuurlijk ooit in gekomen vanuit de gedachte dat we een krimpende bevolking hadden of omdat politici vonden dat er geen verdichting of, zoals dat destijds heette, verrommeling van het landelijke gebied mocht plaatsvinden. Inmiddels zijn we in een andere tijd beland. Er is woningnood. Ik zou dus tegen die gemeenten willen zeggen: "Ga hier eens op een andere manier naar kijken. Realiseer je dat er woningnood is. Realiseer je dat dit een oplossing kan zijn. Kijk naar wat er wél kan."
(…)
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik hoor de minister dit toch ondersteunen. Daar ben ik erg blij mee. Zou u kunnen toezeggen dat u ons later informeert over in welke fase u bent met nadenken daarover?
Handelingen I 2024/2025, nr. 19 , item 6 , p. 14.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
(…)
Voorzitter, ten slotte. Kan de minister toezeggen dat zij wat betreft het splitsen van woningen de Eerste Kamer zal informeren? Ik probeerde dat in eerste termijn aan haar te vragen, maar dat doe ik dan nu op het laatste moment.
Handelingen I 2024/2025, nr. 19 , item 6 , p. 17.
Minister Keijzer:
(…)
Ik heb de Kamer in de eerste termijn toegezegd — mijn microfoon stond toen al uit — dat ik de Eerste Kamer ga informeren over wat ik zou kunnen gaan doen ten aanzien van het vergunningsvrij maken van splitsen. Dat is ingewikkeld, maar ik ben ernaar aan het kijken. Als ik zover ben, informeer ik de Tweede Kamer en uiteraard stuur ik dan ook een afschrift aan de Eerste Kamer.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2024/2025, nr. 19, item 6
-
18 februari 2025
toezegging gedaan
Toezegging Voortgang bouw seniorenwoningen (36.600 XXII) (T04010)
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe om na te gaan of informatie over de voortgang van de bouw van seniorenwoningen voldoende is opgenomen in de bestaande voortgangsrapportages, en – indien dat niet het geval is – te bezien of deze informatie alsnog in toekomstige rapportages kan worden opgenomen en de Kamer hierover te informeren.
| Nummer | T04010 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 18 februari 2025 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | legisprudentie |
| Onderwerpen | seniorenwoningen voortgangsrapportage woningbouw |
| Kamerstukken | Begrotingsstaat Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 2025 (36.600 XXII) |
Handelingen I 2024/2025, nr. 19, item 6, p. 1.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
(…)
In het regeerprogramma staat een zeer ambitieuze bouwdoelstelling van 290.000 seniorenwoningen. Ik vraag de minister of dat gaat lukken. Veel hangt af van de gemeenten, en van de vraag of er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn bij de gemeenten en ook bij de corporaties. Gemeenten klagen nu al hardop dat zij in financiële problemen verkeren, en ook de corporaties laten kritische geluiden horen. Kan de minister bevestigen dat ze wil bijspringen als er knelpunten komen om de doelstelling van 290.000 seniorenwoningen te halen?
De paniek op de woningmarkt is thans groot. Afspraken in de Woontop 2024 moeten de oplossing bieden. Onder punt 7 van de afspraken staat: "Er moeten voldoende middenhuurwoningen zijn voor starters en voor mensen die willen doorstromen naar een huis dat past bij een volgende levensfase, zoals gezinnen en senioren." Reeds in 2019 wees mijn fractie de toenmalige regering op het nijpend tekort aan voldoende geschikte woningen voor ouderen. In de motie-Van Rooijen c.s. van 17 december 2019 — dit speelde bij de tweede Stikstofwet — die met algemene stemmen werd aangenomen, werd verzocht om woonzorgvisies op te stellen, zodat gemeenten daarop konden acteren. Ik vraag de minister of deze woonvisies zijn opgesteld en in hoeverre deze daadwerkelijk zijn uitgevoerd door alle gemeenten. Kan de minister in ieder geval het absolute aantal van de gebouwde seniorenwoningen geven vanaf 2020 tot heden en aangeven of dit aantal conform de vastgestelde verwachtingen is?
Handelingen I 2024/2025, nr. 19, item 6, p. 9.
Minister Keijzer:
(…)
De heer Van Rooijen vroeg of het aantal gebouwde seniorenwoningen vanaf 2020 tot heden conform de verwachtingen is. Ik vind dat lastig om te beantwoorden, want woningen voor ouderen werden nooit apart geregistreerd. We krijgen daar nu zicht op door de monitoring die is opgezet voor de verschillende woningtypen voor ouderen. Ik kan u daarom zeggen dat er in 2022 en 2023 60.000 nultredenwoningen gerealiseerd zijn. Van dit type zijn er meer dan voldoende gepland tot en met 2030. De eerste beelden laten zien dat ongeveer 30% van de opgaven van zorggeschikte en geclusterde woningen gedekt is door de plannen. Er is dus nog wel een flinke slag nodig. We zijn daar samen met gemeenten, provincies, corporaties en bouwers hard mee bezig. Ook de minister van VWS houdt mij daar scherp op.
Handelingen I 2024/2025, nr. 19, item 6, p. 17/18.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Een korte vraag in reactie op de ambitie van 290.000 seniorenwoningen. Hoe gaat u de bouw daarvan monitoren en registreren? U heeft al aangegeven dat er in het verleden geen duidelijke definitie was, en dus werd het ook niet bijgehouden. Hoe gaat u ons dadelijk uitleggen wat de stand van zaken is met de voortgang van die ambitie van 290.000 seniorenwoningen? Is het duidelijk hoe u dat gaat registreren, controleren en bijhouden?
Minister Keijzer:
Volgens mij heb ik in eerste termijn gezegd dat we al duidelijk hebben hoeveel nultredenwoningen er zijn. We zijn aan het definiëren wat die andere woningen zijn, zodat we dat uiteindelijk kunnen gaan monitoren. Daarnaast heb ik twee keer in het jaar overleg met de woningbouwregio's waar de woondeals mee gesloten zijn. Het is ook daar onderwerp van gesprek.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Kunt u ons dan toezeggen dat we over de voortgang van het bouwen van die seniorenwoningen worden geïnformeerd? Kunt u dat toezeggen? Want het is heel belangrijk voor de doorstroom. Als ouderen naar een andere woning kunnen, komt er nieuwe woonruimte voor onze kinderen en kleinkinderen.
Minister Keijzer:
Zeker. En helemaal eens met het pleidooi van de heer Van Rooijen dat het geen pas geeft om tegen oudere mensen te zeggen dat ze maar hun huis uit moeten. Ik stoor me daar ook aan. Wij hebben voortgangsrapportages die ik aan de Kamer stuur. Volgens mij staat daar al een heleboel in, ook datgene waar de heer Van Rooijen naar vraagt. Ik ga even precies kijken — dat is een toezegging — of deze vraag daar ook in zit, en als dat niet zo is, of die erin kan. Maar ik kan geen ijzer met handen breken. Als er geen data zijn, kan ik die ook niet aan u geven. De bereidheid om dat te doen, is er wel.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2024/2025, nr. 19, item 6
-
25 november 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 november 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 oktober 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 oktober 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
18 februari 2025
toezegging gedaan
Toezegging Weging cijfers Kadaster Q4 2024 (36.600 XXII) (T04011)
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe om de Kamer te informeren over de wijze waarop zij de cijfers van het Kadaster over het vierde kwartaal van 2024 weegt in het kader van de Wet betaalbare huur.
| Nummer | T04011 |
|---|---|
| Status | openstaand |
| Datum toezegging | 18 februari 2025 |
| Deadline | 1 juli 2025 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Kamerleden | drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (I&W/VRO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | kadaster monitoring Wet betaalbare huur |
| Kamerstukken | Begrotingsstaat Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 2025 (36.600 XXII) |
Handelingen I 2024/2025, nr. 19 , item 6, p. 1.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
(…)
Voorzitter. Ik vraag de minister hoe zij denkt dat de Wet betaalbare huur een gunstig effect zal hebben op de sociale huurmarkt. Is er wel een gunstig effect? Deelt de minister onze grote zorgen daarover? Moet de wet niet aangepast worden? Graag horen wij haar visie. Kan zij aangeven hoeveel huurwoningen in de particuliere sector tot eind 2024 zijn verkocht? En, zo vraag ik de minister, waarom zien wij dit niet terug in de marktdaling van de verkoopprijs van woningen? Dat was immers waarop de invoering van de WBH gebaseerd was: het terugdringen van tekorten, het verbeteren van betaalbaarheid van huurwoningen en het stimuleren van lokale woningbouwcorporaties om te investeren in woningbouw.
Handelingen I 2024/2025, nr. 19 , item 6, p. 8.
Minister Keijzer:
(…)
Ik heb eerder aangekondigd dat, als ik de cijfers van het Kadaster over het vierde kwartaal van 2024 heb, ik dan een weegmoment heb. Deze cijfers zijn inmiddels in concept binnen. Die ga ik heel goed bezien en dan ga ik kijken of de cijfers van het Kadaster stroken met het beeld dat ook ik lees in de kranten. Als het dan nodig is om maatregelen te nemen, zal ik die niet schuwen, maar ik zeg er wel meteen bij dat ik niet in m'n eentje ben. Ik moet opereren binnen democratische meerderheden, niet alleen in uw Kamer, maar ook in de Tweede Kamer.
Handelingen I 2024/2025, nr. 19 , item 6, p. 14.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Dank aan de minister voor de uitvoerige beantwoording. De minister zei dat zij inmiddels beschikt over cijfers over het vierde kwartaal van het vorige jaar over het uitponden. Die cijfers zijn binnen en die gaat zij goed bekijken. Kan de minister de Eerste Kamer die cijfers geven zodra zij die goed bekeken heeft en kan zij daar uiteraard ook een reactie aan toevoegen? Die reactie zal dan ongetwijfeld komen. Ten tweede. Ik had gevraagd of het mogelijk is dat de evaluatie van de Wet betaalbare huur voor 1 juli 2025 plaatsvindt. Ik heb daar nog geen duidelijk antwoord op gekregen. De minister zei dat zij, als de cijfers over dat uitponden slecht zouden uitpakken, maatregelen overweegt en niet zal schuwen. Ik ben blij dat de minister dat zegt en ik begrijp ook dat zij daaraan toevoegde dat zij, als zij maatregelen zou willen nemen, daarvoor uiteraard ook in meerderheid steun van de Tweede Kamer en met name de Eerste Kamer zou moeten hebben. Daar neem ik kennis van.
Handelingen I 2024/2025, nr. 19 , item 6, p. 17.
Minister Keijzer:
(…)
Kan ik de Eerste Kamer informeren over de weging die ik ga doen naar aanleiding van de Kadastercijfers in het kader van de Wet betaalbare huur? Ja. Ten aanzien van het evaluatiemoment zijn er vele moties aangenomen over "evaluatie", "monitoring" en meer van dat soort woorden. In de wet is opgenomen dat er over drie jaar een grote wetsevaluatie is. Dat laat onverlet dat ik met de Kadastercijfers over het vierde kwartaal van 2024 ga kijken wat er aan de hand is, zoals ik ook in eerste termijn heb verwoord.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2024/2025, nr. 19, item 6
-
18 februari 2025
toezegging gedaan