Toezegging Het bespreekbaar maken van het participatieproces in het overleg met medeoverheden (33.962) (T02255)
De minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verheijen (PvdA), toe dat het participatieproces bespreekbaar wordt gemaakt bij het overleg met medeoverheden.
| Nummer | T02255 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 15 maart 2016 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Infrastructuur en Milieu Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Drs. L.H.J. Verheijen (PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | medeoverheden participatie |
| Kamerstukken | Omgevingswet (33.962) |
Handelingen I 2015-2016, nr. 23, item 8, blz. 54-58
De heer Verheijen (PvdA):
(...)
Als we tegelijkertijd kijken naar wat er nog geregeld moet worden, zien we dat er met name aan de kostenkant op zijn minst vier grote posten zitten: de ICT-kosten, de implementatiekosten, de handhavings- en toezichtskosten en de inspraak- en participatiekosten. Die vier kostenposten heb ik in het debat gehoord. Er loopt een ICT-project, maar het lijkt mij niet verstandig daarin te interveniëren. Dat is de verantwoordelijkheid die de minister met de koepelorganisaties moet oppakken en oplossen. Dan zijn er de implementatiekosten en de handhavingskosten, bijvoorbeeld als het gaat om het loslaten van het onlosmakelijke samenhangleerstuk, en ten slotte de inspraak- en participatiekosten. Over die laatste heeft de minister gezegd: ja, dat kost geld en ik wil het niet dwingend opleggen. Dat klopt, maar dat betekent niet dat je er met een handreiking bent. Je zult dus toch in overleg met de koepelorganisaties afspraken moeten maken, weliswaar vormvrij waar gewenst, nodig en mogelijk.
Ook moeten er min of meer afspraken komen over de bescherming van de positie van de burger in de zin van de manier waarop hij of zij inspraak kan hebben en zijn of haar behoefte aan participatie kan worden ondersteund. Die afspraken hoeven we niet vandaag te maken, maar wel bij de invoeringswet, zodat we weten dat alle overheden meedoen en dus ook bereid zijn om kosten te maken voor de ondersteuning van de kracht van de burger als het gaat om zijn wens om deel te nemen of niet deel te nemen, dus afzijdig te blijven, terwijl hij wel wil reageren op een moment dat hij denkt dat het echt nuttig en nodig kan zijn. Ik hoor in dat verband graag de toezegging van de minister dat zij dit inbrengt in het bestuurlijke overleg met de andere overheden.
(...)
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
(...)
De heer Verheijen van de PvdA heeft een heleboel dingen gezegd waarmee ik het verder ook wel eens was. Ik zal die dus niet allemaal herhalen. Hij heeft mij nog wel specifiek gevraagd om te bekijken hoe het straks zit met de participatie, de representativiteit en de ondersteuning van de individuele burger in de participatie. Gelukkig gaf hij mij ook mee dat vormvrij nu aan de orde moest zijn. Zijn vraag was wel of ik met de koepels in overleg wilde gaan over de vraag hoe dat in de toekomst zo goed mogelijk vorm kan krijgen. Ik doe dat natuurlijk graag. Ik zal het participatieproces bespreekbaar maken in het overleg met de medeoverheden.
De participatiekosten maken onderdeel uit van de wet- en regelgeving en maken daarmee gewoon onderdeel uit van de financiële afspraken die gemaakt worden.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2015/2016, nr. 23, item 8
-
22 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
2 juni 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
17 december 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 november 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 november 2019
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Milieu en Wonen -
1 november 2019
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
29 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over toezeggingen in het kader van de stelselwijziging van het omgevingsrecht
EK 34.986 / 33.118 / 35.000 VII, L
-
-
24 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 10 september 2019
EK 35.000 VII / 35.000 IV, D
-
-
9 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL op 11 september 2018
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 2 oktober 2018
EK 34.775 VII / 34.775 IV, G
-
-
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) -
7 november 2017
commissie vervallen: commissie voor Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening (IMRO) -
26 oktober 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
26 oktober 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Infrastructuur en Milieu -
15 maart 2016
toezegging gedaan
Toezegging Duur scheefwonen (34.373) (T02280)
De Minister voor Wonen en Rijksdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe om jaarlijks de toename van het dure scheefwonen te monitoren.
| Nummer | T02280 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 12 april 2016 |
| Deadline | 1 juni 2020 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Wonen en Rijksdienst Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | evaluatie |
| Onderwerpen | huurmarkt scheefwonen |
| Kamerstukken | Wet doorstroming huurmarkt 2015 (34.373) |
Handelingen I 2015/2016, nr. 27, item 9 - blz. 4-5
Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Ik wil even inhaken op dat dure scheefwonen, want dat was ook een thema in mijn bijdrage. De minister geeft duidelijk aan dat hij denkt met deze instrumenten voldoende prikkels te geven om die trend om te buigen. Tegelijkertijd is de toename van het aantal dure scheefwoners wel echt substantieel als je naar de recente cijfers kijkt en vindt het WoonOnderzoek maar eens in de drie jaar plaats. Hoe gaat de minister de vinger aan de pols houden wat betreft de vraag of de maatregelen voldoende zijn om die trend te doorbreken?
Minister Blok: We publiceren naast het WoonOnderzoek ook jaarlijks over de staat van de woningmarkt en de staat van de volkshuisvesting. Die cijfers zijn minder compleet, dus die zullen altijd indicatief zijn. Het WoonOnderzoek is echter een heel groot onderzoek. Maar langs die route houden we dus de vinger aan de pols. Ontwikkelingen in de woningmarkt gaan over het algemeen vrij traag. De mutatiegraad in de sociale huursector ligt op ongeveer 8%. Ik heb hoge verwachtingen van passend toewijzen. Daar is nogal heftig op gereageerd; dat illustreert ook dat de verhuurders verwachten dat het een forse impact zal hebben. Het zal echter stapje voor stapje gebeuren. Dat geldt natuurlijk ook voor de huursombenadering: die verlaagt weliswaar de sprongen bij harmonisatie, maar ook dat gebeurt alleen op het moment dat een woning vrijkomt.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Het is duidelijk dat het ijzer niet met handen kan worden gebroken, zeker niet in de woningmarkt. Tegelijkertijd is het wel lastig om aan de hand van cijfers die jaarlijks verschijnen te concluderen hoe het met de trend gaat. Gezien de substantiële stijging — het is niet een klein beetje, maar we zien echt een enorme toename — wil ik de minister vragen of hij het mogelijk acht om bij de jaarlijkse monitoring, of op een ander moment, de Kamer te informeren over de wijze waarop dit zich ontwikkelt. Dit om te voorkomen dat we niet achteraf, over drie jaar, tegen elkaar moeten zeggen dat we het wel uit de cijfers hadden kunnen destilleren. Ik begrijp dat er niet onmiddellijk volgend jaar nieuwe maatregelen zijn, maar dat is ook niet mijn vraag. Dit is echter zo'n zorgelijke trend, dat ik het wel goed in beeld wil hebben.
Minister Blok: Ik heb dezelfde wens, omdat betaalbaarheid ook een van de speerpunten is van het kabinet. We hebben die ook meegegeven aan gemeenten, huurders en woningcorporaties voor het maken van de prestatieafspraken. De betaalbaarheid monitoren we dus jaarlijks. Ik wilde met mijn kanttekening bij het WoonOnderzoek aangeven dat alleen op die momenten er zeer grootschalige en statistisch zeer betrouwbare informatie is. De betaalbaarheid monitoren we echter jaarlijks.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Precies. Dat van die betaalbaarheid is mooi, maar ik zou dat wel toegespitst willen zien op de trend van het dure scheefwonen, anders houden we ons weliswaar met cijfers bezig, maar hebben we het net niet over dat probleem.
Minister Blok: Mevrouw Bikker heeft dezelfde informatiewens als ik. De enige randvoorwaarden zijn de beschikbaarheid en de betrouwbaarheid van de gegevens.
(...)
Handelingen I 2015/2016, nr. 27, item 9 - blz. 22
Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. De zorgen die ik nog heb, loop ik puntsgewijs af zoals ze in de beantwoording aan de orde kwamen. De eerste is het dure scheefwonen. De minister deelt met de ChristenUnie-fractie de analyse dat daarin een zorgelijke ontwikkeling plaatsvindt. Hij heeft als hoop de passende toewijzing, die inmiddels in de Woningwet gerealiseerd is, en geeft aan dat hij dezelfde informatiewens heeft als mijn fractie. Hij heeft ook toegezegd om daarover duidelijk te rapporteren via de jaarlijkse Staat van de Woningmarkt. Dat klinkt allemaal goed en mooi. Die toezegging staat dus genoteerd.
Echter, wie naar de editie 2015 van de Staat van de Woningmarkt kijkt, ziet dat veel gegevens met betrekking tot de betaalbaarheid worden gebaseerd op het grote WoonOnderzoek 2012. Dat gaat dus drie jaar terug. Als wij opnieuw naar de jaarlijkse Staat van de Woningmarkt gaan kijken, is mijn vrees dat de gegevens zullen worden gebaseerd op WoON 2015. Daardoor zullen wij opnieuw drie jaar moeten wachten, terwijl er in de afgelopen drie jaar een toename met 40% was van het dure segment aan scheefwonen. Dat vraagt dus om meer dan de nu gebruikelijke informatiestromen per jaar. Omdat de minister uitsprak dat hij dezelfde informatiewens heeft als mijn fractie, hoop ik dat hij dit volledig deelt. Kan hij toezeggen dat hij de Kamer nader informeert, zodat wij niet beperkt blijven tot de jaarlijkse informatie uit de jaarlijkse Staat van de Woningmarkt die wij nu kennen, en zodat er niet telkens wordt teruggegaan op het WoonOnderzoek, maar wij echt de vinger aan de pols houden? Zo hoeven wij niet over drie jaar te constateren dat er opnieuw 40% is bijgekomen. Graag krijg ik een heldere toezegging op dit punt. Volgens mij zaten wij hierin samen al een heel eind op de goede weg.
(...)
Handelingen I 2015/2016, nr. 27, item 9 - blz. 26
Minister Blok: Ik kom op de vragen van mevrouw Bikker. Zij sprak haar grote zorg uit over de toename van het dure scheefwonen en vroeg mij nog een keer te bevestigen om dat niet alleen bij het woononderzoek te monitoren, maar om dat jaarlijks te doen. Dat zal ik inderdaad doen, met de kanttekening dat het woononderzoek de meest nauwkeurige gegevens geeft. Ik vraag jaarlijks gegevens op van woningcorporaties, vrij gedetailleerd. Daar kan ik dit soort informatie en ook de gevraagde informatie over het aantal woningen onder de kwaliteitskortingsgrens uit halen, zodat ik die tussentijds vrij nauwkeurig kan leveren.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2015/2016, nr. 27, item 9
-
22 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK inzake toezegging ten aanzien van de woningbouw
Op 22 september 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissies EZK/LNV en BiZa/AZ.
EK 35.347 / 32.847, Q
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
3 maart 2020
nieuwe deadline: 1 juni 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
26 februari 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister voor Milieu en Wonen over (deels) openstaande toezeggingen
Op 3 maart 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, D
-
-
19 november 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
12 november 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor Milieu en Wonen ter aanbieding van de Staat van de Woningmarkt 2019
Op 19 november 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, Q
-
-
1 november 2019
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Milieu en Wonen -
1 november 2019
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
10 september 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 10 september 2019
EK 35.000 VII / 35.000 IV, D
-
-
19 februari 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
29 januari 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
24 januari 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
18 december 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
20 november 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 november 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
27 maart 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
19 maart 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
op 27 maart 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
op 3 april 2018 voor kennisgeving aangenomen door de commissie KOREL
EK 34.775 VII / 34.775 IV, D
-
-
21 november 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 november 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK ter aanbieding van de Staat van de Woningmarkt 2017
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 21 november 2017
EK, M
-
-
12 september 2017
nieuwe deadline: 1 januari 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 augustus 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
27 januari 2017
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
27 januari 2017
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Wonen en Rijksdienst -
12 juli 2016
nieuwe deadline: 1 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 juli 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor Wonen en Rijksdienst met nadere informatie over de evaluatie en eventuele nul- en tussenmetingen Wet doorstroming huurmarkt 2015
voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 12 juli 2016
EK 34.373 / 34.156, L
-
-
12 april 2016
toezegging gedaan
Toezegging Voorlichting Raad van State Caribisch Nederland (34.877) (T02533)
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van diverse leden toe, de Raad van State op korte termijn om voorlichting te vragen over de wijze waarop de Nederlandse regering met Caribisch Nederland omgaat (inclusief de rol van de gezaghebber, het Cft en de Rijksvertegenwoordiger in relatie tot de bewindspersoon) en over de coördinerende rol van de staatssecretaris van BZK ten aanzien van Caribisch Nederland. De voorlichtingsaanvraag zal met de Kamer worden gedeeld.
| Nummer | T02533 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 6 februari 2018 |
| Deadline | 1 januari 2025 |
| Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Mr. Th.C. de Graaf (D66) |
| Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Caribisch Nederland Raad van State voorlichting van de Raad van State |
| Kamerstukken | Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint Eustatius (34.877) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 5, blz. 17
Staatssecretaris Knops
Mijn voorstel is nu om de Raad van State op niet al te lange termijn om advies te vragen ten aanzien van de wijze waarop wij in Nederland omgaan met de BES-eilanden. Dat moeten we ook breder zien: het gaat daarbij ook om de rol van het Cft, de rol van de Rijksvertegenwoordiger, de rol van de gezaghebber in relatie tot de bewindspersoon. We moeten het niet alleen zien in de enge relatie binnen het kabinet. We moeten dus kijken of die sturing versterkt kan worden. Vooralsnog wil ik voorstellen om het pad van de praktische invulling door die hoogambtelijke stuurgroep af te lopen en dat bewindspersonenoverleg goed te laten functioneren.
Handelingen I 2017-2018, nr. 5, blz. 20
Staatssecretaris Knops
Ik heb al iets gezegd over de coördinerende rol van BZK. Ik zal de Kamer op de hoogte houden van de voortgang. Ik zal natuurlijk eerst via het kabinet voorlichting moeten vragen aan de Raad van State, maar ik ben voornemens om dat te doen. Ik heb dat ook aangegeven in de ministerraad.
De heer De Graaf (D66):
(...) We hebben grepen dat u heeft toegezegd dat u voorlichting zult vragen aan de Raad van State over de coördinatiefunctie. Ik neem aan dat u die voorlichting op korte termijn zult vragen in een aparte voorlichtingsaanvraag. Zou u die aanvraag willen delen met deze Kamer?
Staatssecretaris Knops:
Ik zal dat uiteraard eerst aan de ministerraad voorleggen. We zullen het daar erover hebben. Ik zal uw punt daarin meewegen en meenemen, maar het is een besluit van de ministerraad. Ik kan er dus niet op vooruitlopen, maar ik zou er op zichzelf geen bezwaar tegen hebben, juist omdat ik het wat breder wil trekken dan het advies dat de Raad van State nu gegeven heeft. Er is in deze Kamer een motie aangenomen over de positie van de Rijksvertegenwoordiger. Je moet het hele stelsel van aansturing vanuit Europees Nederland nog eens goed tegen het licht houden, ook bijvoorbeeld als het gaat om regelgeving die gewoon wordt uitgerold over de Noordzee heen richting het westen.
Kamerstukken II, 2017/18, 34877, nr. 4, p. 6
Een algemene bepaling over de coördinatie van de Minister (thans Staatssecretaris) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten aanzien van de Caribische openbare lichamen zoals de Afdeling suggereert, past niet goed in het onderhavige wetsvoorstel. Dat ziet immers alleen op het bestuur van Sint Eustatius en is slechts tijdelijk van aard. Het kabinet zal zich op deze suggestie beraden en er in een later stadium op terugkomen, zoals ook geldt voor een aantal suggesties van de commissie van wijzen om de bestaande vormgeving van de verhouding tussen Europees en Caribisch Nederland te heroverwegen. Het kabinet overweegt om over deze onderwerpen voorlichting aan de Afdeling te vragen.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 18, item 5
-
-
14 januari 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
19 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 december 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, B
-
-
30 november 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
13 april 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK inzake aanbieding rapporten Taakverdeling en BES-fonds
voor kennisgeving aangenomen op 13 april 2021
EK, J
-
-
29 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
10 maart 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 10 maart 2020 door de commissies BiZa/AZ en KOREL voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.300 VII / 35.300 IV, E
-
-
15 oktober 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 10 september 2019
EK 35.000 VII / 35.000 IV, D
-
-
28 mei 2019
nieuwe deadline: 1 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 mei 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van BZK over een toezegging inzake voorlichting van de Raad van State met betrekking tot Caribisch Nederland
Voor kennisgeving aangenomen op 28 mei 2019
EK, L
-
-
9 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 9 april 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK 35.000 VII / 35.000 IV, C
-
-
3 oktober 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL op 11 september 2018
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 2 oktober 2018
EK 34.775 VII / 34.775 IV, G
-
-
2 oktober 2018
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL op 11 september 2018
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 2 oktober 2018
EK 34.775 VII / 34.775 IV, G
-
-
6 februari 2018
toezegging gedaan
Toezegging Conjunctuur woningmarkt (34.652) (T02580)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe ook haar te informeren over de vraag of het onderzoek van de Nederlandsche Bank naar de woningmarkt voldoende is of dat meer onderzoek nodig is.
| Nummer | T02580 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 29 mei 2018 |
| Deadline | 1 april 2020 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | huurcommissies woningmarkt |
| Kamerstukken | Verdere modernisering van de Huurcommissie en introductie van een verhuurderbijdrage (34.652) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 31, item 5, p. 22
Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Dan heb ik voor de lange termijn nog één punt. Ik heb aangegeven dat de oververhitting van de woningmarkt in Nederland eigenlijk iedere keer gebeurt op het moment van hoogconjunctuur. De minister heeft toegezegd dat zij zich kan vinden in een noodknop in lokale situaties als gemeenten daarom vragen. Ik zou de minister ook willen vragen om bij de evaluatie over vijf jaar te bezien of onze wetgeving bestendig is voor de situaties van oververhitting op het moment dat de economie op volle toeren draait, of dat wij dan andere maatregelen nodig hebben. Dan heeft de minister nu so far so good een plan van aanpak, maar over vijf jaar zouden wij dan in alle redelijkheid kunnen kijken of dit inderdaad het maatwerk is dat nodig is. Ik hoor de minister daar graag over.
(...)
Handelingen I 2017-2018, nr. 31, item 5, p. 25-26
Minister Ollongren: Tot slot vroeg mevrouw Bikker terecht aandacht voor het systeem als zodanig. Is het systeem nou berekend op moeilijke situaties zoals bijvoorbeeld de huidige oververhitting? Ik zou dat eigenlijk ook willen betrekken op de oorzaak van de problemen die we nu zien: een recessie. We hebben gezien dat de woningmarkt een buitengewoon conjunctuurgevoelige sector is gebleken. Ook het bouwen van woningen is heel erg conjunctuurgevoelig. We zien voor een deel ook dat er achterstallig onderhoud is, dat de bouw helemaal plat is komen te liggen, dat er nu te weinig mensen zijn, dat mensen niet zijn opgeleid voor het vak. Dat is op dit moment natuurlijk ook een belemmering in de markt. Ik zou het dus eigenlijk beide kanten op willen beoordelen. Er zijn nu ook al onafhankelijke deskundigen mee bezig. Bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank kijkt heel nadrukkelijk naar de woningmarkt. Ik vind het dus een heel terecht punt van mevrouw Bikker en ik zou zeggen: laten we daar dan de oververhitting en de recessie bij betrekken.
De voorzitter: Mevrouw Bikker, één interruptie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie): Heb ik de minister goed begrepen dat zij toezegt om op dat punt dat ze net heel mooi in alle breedte schetste, zowel oververhitting als recessie, terug te komen bij de evaluatie van dit wetsvoorstel? Want dat was mijn vraag.
En mijn andere vraag — in deze ene interruptie, voorzitter — ziet eigenlijk op de vraag die zij eerder beantwoordde richting mevrouw Vlietstra. Ik stelde daar ook een vraag over: hoe zorgen we nou dat wat ik de "cowboys" onder de verhuurders heb genoemd, niet de lachende derde zijn in het mooie overleg dat de minister terecht voert? Dat zou natuurlijk heel spijtig zijn. Dat zijn helaas twee punten, voorzitter, maar wel in één interruptie, als u het nog volgt.
Minister Ollongren: In één interruptie, heel goed! De oververhitting en de hele analyse van de woningmarkt in relatie tot de economie kunnen we natuurlijk betrekken bij de evaluatie, maar ik heb met de Tweede Kamer afgesproken om te inventariseren of datgene wat De Nederlandsche Bank nu onderzoekt in voldoende mate tegemoetkomt aan de vragen die wij met elkaar hier stellen of dat er misschien nog meer onderzoek nodig is. Daarover zou ik de Tweede Kamer informeren, dus het lijkt me verstandig om daar dan meteen de Eerste Kamer ook bij te betrekken. Dus dat komt hoe dan ook.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 31, item 5
-
22 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
3 maart 2020
nieuwe deadline: 1 april 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 februari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister voor Milieu en Wonen over (deels) openstaande toezeggingen
Op 3 maart 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, D
-
-
1 november 2019
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Milieu en Wonen -
1 november 2019
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
29 oktober 2019
nieuwe deadline: 1 februari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZK over de motivering bij verzoeken om deadlines bij een aantal toezeggingen te verschuiven en over het voorgenomen wetgevingstraject naar aanleiding van toezeggingen over de financiering van politieke partijen
Op 29 oktober 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, A
-
-
10 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 10 september 2019
EK 35.000 VII / 35.000 IV, D
-
-
19 februari 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 januari 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 januari 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 mei 2018
toezegging gedaan
Toezegging Uitleg amendementen vastleggen (34.453) (T02735)
De Minister van Binnenlandse Zaken zegt de Kamer toe de uitleg van de door de Tweede Kamer aanvaarde amendementen en de verdere uitwerking van het beoogde stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen zo veel als mogelijk vast te leggen in de lagere regelgeving.
| Nummer | T02735 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 23 april 2019 |
| Deadline | 30 september 2020 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | lagere regelgeving |
| Onderwerpen | amendementen bouwen kwaliteitsborging |
| Kamerstukken | Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (34.453) |
Kamerstukken I 2017/18, 34 453, I, p. 9
Minister Ollongren: Ik onderschrijf de beoordelingen en de uitleg van de amendementen, zoals deze door mijn beide ambtsvoorgangers op dit dossier zijn gegeven. Ik ben voornemens de uitleg van de amendementen en de verdere uitwerking van het beoogde stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen zo veel als mogelijk vast te leggen in de lagere regelgeving. Hiermee wordt ondubbelzinnig vastgelegd welke teksten leidend zijn voor lezing en interpretatie van de wet. Ik ben van mening dat daarmee nu een evenwichtig wetsvoorstel voorligt met een breed maatschappelijk draagvlak dat in de praktijk ook goed uitvoerbaar is. De door de Tweede Kamer aangenomen amendementen versterken, zoals ik hierboven heb toegelicht, het wetsvoorstel.
(…)
Handelingen I 2018-2019, nr. 27, item 10 - blz. 9
Minister Ollongren: Voorzitter. Daarna heb ik ook toegezegd dat de uitleg van de amendementen waar mogelijk nog in nadere regeling zal worden vastgelegd. Daar heeft de Kamer ook om gevraagd.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 27, item 10
-
-
6 juli 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 30 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
2 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 mei 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 mei 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 april 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
10 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 10 maart 2020 door de commissies BiZa/AZ en KOREL voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.300 VII / 35.300 IV, E
-
-
1 november 2019
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Milieu en Wonen -
1 november 2019
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 april 2019
toezegging gedaan
Toezegging Erkende technische goedkeuringen (34.453) (T02739)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Fiers (PvdA), toe zich in te zullen zetten voor standaardisering door middel van erkende technische goedkeuringen (ETG’s).
| Nummer | T02739 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 23 april 2019 |
| Deadline | 30 september 2020 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | drs. M.C.T. Fiers (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | bouwen erkende technische goedkeuring kwaliteitsborging |
| Kamerstukken | Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (34.453) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 27, item 10 - blz. 4
Mevrouw Fiers (PvdA): De leden van de PvdA-fractie willen aandacht vragen voor drie belangrijke punten voor het vervolg. Allereerst de erkende technische goedkeuringen, de zogenaamde ETG's. Je wordt een halve bouwdeskundige als je je verdiept in de onderwerpen. ETG's zijn te vergelijken met gestandaardiseerde onderdelen van een IKEA-bouwpakket en kunnen een flinke bijdrage leveren aan het beperken van de risico's en de kosten van de kwaliteitsborging. ETG's zijn een impuls om de faalkosten in de bouw, die hoog zijn, terug te dringen. Hiervoor is in 2017, tijdens het debat in de Tweede Kamer, Kamerbreed een motie aangenomen.
De minister geeft in antwoord op onze schriftelijke vragen aan dat ze met betrokken partijen aan de slag gaat zodra er politieke duidelijkheid is over het wetsvoorstel. Dit brengt ons op twee vragen aan de minister. Kan de minister aangeven wat haar inzet wordt bij dit overleg over de ETG's?
(…)
Handelingen I 2018-2019, nr. 27, item 10 - blz. 11
Minister Ollongren: Mevrouw Fiers vroeg ook naar de erkende technische toepassingen en naar de inzet bij dat overleg over die ETG's. De inzet zal zijn dat de sector de ruimte krijgt om ze toe te passen, voor zover er dan behoefte aan zal zijn bij de sector. Ik zie daar wel positieve kanten aan, een vorm van standaardisatie, maar uiteindelijk zullen de marktpartijen moeten afwegen in hoeverre die ETG's voldoende toegevoegde waarde leveren.
Mevrouw Fiers (PvdA): De vraag was eigenlijk wat de inzet van de minister is. In antwoord op onze vragen heeft zij aangegeven het ook belangrijk te vinden dat de ETG's een belangrijke rol gaan spelen in het terugdringen van de faalkosten in de bouw. Laatst was er natuurlijk weer een groot rapport over het aantal of het percentage faalkosten. Ik snap dat de minister zegt dat ze het aan iedereen gaat vragen en dat ze het allemaal niet zelf gaat doen, maar kan zij iets meer aangeven van haar eigen ambitie? Als ik het zo hoor, zou het ook kunnen zijn "als niemand er belangstelling voor heeft, gaan we over tot de orde van de dag". De zoektocht met deze wet is natuurlijk wat er kan gebeuren om die faalkosten naar beneden te brengen.
Minister Ollongren: Zeker, dat zijn we helemaal met elkaar eens. U moet mijn woorden van zonet niet beluisteren als die van een soort neutrale toeschouwer die kijkt wat er gebeurt. Ik heb gezegd dat ik daar de positieve kanten van zie. Het heeft natuurlijk grote voordelen als je kunt standaardiseren. We moeten natuurlijk wel kijken of het ook voor de sector goed toepasbaar is. Dat is, denk ik, een beetje de zoektocht die samen met de partijen moet worden afgelegd. Mijn insteek is het om daar wel de voordelen van te kunnen plukken. En ik wil best toezeggen dat ik mij daarvoor zal inzetten.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 27, item 10
-
9 maart 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
26 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 november 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 30 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
10 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 10 maart 2020 door de commissies BiZa/AZ en KOREL voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.300 VII / 35.300 IV, E
-
-
1 november 2019
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Milieu en Wonen -
1 november 2019
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 april 2019
toezegging gedaan
Toezegging Voortgangsbrief directe democratie (34.430) (T02835)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks) toe haar voor de zomer een voortgangsbrief over vormen van directe democratie te sturen, mede in het kader van de motie-Lintmeijer c.s.
| Nummer | T02835 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 4 februari 2020 |
| Deadline | 30 september 2020 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | directe democratie motie-Lintmeijer staatscommissies |
| Kamerstukken | Staatscommissie Parlementair Stelsel (34.430) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 12
De heer Ganzevoort (GroenLinks): Bij de top zeven van de voorstellen van de staatscommissie staat ook het referendum. De commissie is heel duidelijk over het belang van een specifieke vorm, namelijk een bindend correctief referendum waarbij duidelijk bepaalde onderwerpen zijn uitgesloten en stevige eisen worden gesteld aan de opkomst. Hierover wil de regering nog eens verder nadenken, overigens ook in relatie met de door ons toenmalig fractielid Lintmeijer ingediende motie die vroeg om een visie op nieuwe vormen van directe democratie. Wij wachten nog steeds op die visie. Het is voor mijn fractie duidelijk dat er behoefte is aan vormen van directe democratie, maar ook dat het daarbij essentieel is dat het geen zoethoudertje is en dat dus heel duidelijk moet zijn wat er gebeurt met de uitkomst van burgerfora, deliberaties en/of referenda. Het lijkt erop dat het rapport deze vormen van burgerparticipatie meer ziet als betrokkenheid dan als inhoudelijke invloed of directe democratie. Daarmee is het risico van teleurstelling bij burgers weer net zo groot als bij het raadplegend referendum. Als we het doen, moeten we het goed doen. De vraag is dus ook hoe democratische inbreng wordt gefaciliteerd in het maatschappelijk domein en in welke vormen we het ook in de politiek laten terugkomen. Ik vraag de minister of hij nu eens een tipje van de sluier kan oplichten over de opties die hij ziet om de directe democratie ook echt te vergroten.
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 63
Minister Knops: De heer Ganzevoort vroeg of ik een tipje van de sluier kon oplichten over hoe de regering de mate van directe democratie in Nederland wil vergroten, in het verlengde van het antwoord zojuist. Bij de motie waarin de Eerste Kamer verzoekt om met die visie te komen in aanvulling op het huidige stelsel, bekijkt het kabinet heel nadrukkelijk de discussie over het referendum. Ook kijken we naar onze positiebepaling ten aanzien van het initiatiefvoorstel en wat daar allemaal mee in lijn ligt, ook al zou je dat anders kunnen modelleren dan dat je zelf met een voorstel komt of wellicht zoals Remkes het bedoeld heeft. We willen daar heel zorgvuldig in opereren. We zijn wel bezig om in het kader van de motie-Lintmeijer met voorstellen te komen om te kijken hoe je een burgerforum, burgeramendement en e-democracy kunt stimuleren. We streven ernaar die reactie mee te nemen in de voortgangsbrief die nog komt. Die brief kunt u nog tegemoetzien. Ik ga ervan uit dat die brief u ook voor de zomer bereikt. Dat lijkt me een redelijke termijn.
De heer Ganzevoort (GroenLinks): Dat was mijn vraag. Voor de zomer klinkt bij mij als "juni". Dat is mooi.
Minister Knops: Sinds de narcissen bij de heer Schalk al aan het groeien zijn, weet ik het ook niet meer. Het zou ook eerder kunnen zijn.
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 79
De heer Ganzevoort (GroenLinks): Als laatste de visie op een bredere vorm van maatschappelijke democratie die ons al was toegezegd voor de zomer. Daarvan heb ik als toezegging voor mezelf in ieder geval genoteerd dat voor de zomer ook "juni" zou kunnen betekenen.
Brondocumenten
-
29 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake de motie-Lintmeijer c.s. over een visie op nieuwe vormen van directe democratie
Op 29 september 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, U
-
-
22 september 2020
nieuwe deadline: 30 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
7 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Mogelijkheden constitutionele toetsing (34.430) (T02839)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe de verschillende mogelijkheden van constitutionele toetsing in kaart te brengen, te wegen en met de Kamer te delen.
| Nummer | T02839 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 4 februari 2020 |
| Deadline | 1 mei 2021 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | constitutionele toetsing staatscommissies |
| Kamerstukken | Staatscommissie Parlementair Stelsel (34.430) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 42
De heer Verkerk (ChristenUnie): De fractie van de ChristenUnie onderschrijft de conclusie van de commissie dat een constitutionele toetsing voorziet in een lacune. Onze fractie kan zich voorstellen dat zo'n toetsing gebeurt door een constitutioneel hof. Maar wij staan ook open voor andere manieren. Kan de minister een overzicht geven van mogelijke vormen? Zou de minister de verschillende varianten kunnen wegen en verkennen in de Nederlandse context, tegelijk met de appreciatie van het kabinet? Kan de minister dit toezeggen?
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 52
Minister Knops: Ik denk dat de heer Cliteur in zijn inbreng evenals andere fracties in hun inbreng heel duidelijk hebben gemaakt dat het spreken over constitutionele toetsing voor iedereen weer een andere connotatie en een ander aangrijpingspunt heeft. Oftewel: er zijn vele mogelijkheden, zowel op grondwettelijk niveau als op het niveau van lagere wetgeving en internationaalrechtelijke verdragen, waarbij als je iets zou willen doen aan een toetsing aan de Grondwet, die er nu in formele zin niet is, er meerdere manieren zijn om dat te regelen, wat een politieke keuze is. Dus als er een voorstel komt dat elementen in zich heeft van constitutionele toetsing —- er zijn meerdere varianten mogelijk — dan wordt dat goed gewogen, worden alternatieven in kaart gebracht, en wordt dat ook met de Kamer gedeeld.
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 86
De heer Verkerk (ChristenUnie): Ik wil u danken voor de twee toezeggingen die u in mijn richting heeft gedaan. Ik heb in ieder geval genoteerd dat u toch komt met een document met verschillende mogelijkheden van constitutionele toetsing en de keuze die het kabinet maakt en dat u een reactie geeft op de bedreigingen van binnenuit en van buitenaf rondom ICT. Ik dank u daarvoor.
Brondocumenten
-
9 maart 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
1 maart 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ter aanbieding van het verslag van een nader rechtsvergelijkend onderzoek naar constitutionele toetsing in de Nederland omringende landen
Op 9 maart 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, Y
-
-
19 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de toezegging met betrekking tot constitutionele toetsing
Op 19 januari 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, X
-
-
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
7 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Rode draden betrekken bij rapportage (34.430) (T02841)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe om de vier rode draden uit het rapport van de staatscommissie te betrekken bij de verdere rapportage aan de Kamer.
| Nummer | T02841 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 4 februari 2020 |
| Deadline | 29 september 2020 |
| Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | democratie rode draad staatscommissies |
| Kamerstukken | Staatscommissie Parlementair Stelsel (34.430) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 41
De heer Verkerk (ChristenUnie): De commissie focust op twee rode draden. Onze fractie is van mening dat het rapport eigenlijk vier rode draden kent:
-
-Brede basis van de democratie
-
-De politiek-democratische cultuur
-
-Het versterken van de weerbaarheid
-
-Het verbeteren van de inhoudelijke representatie
Ik heb de derde en vierde rode draad bewust omgekeerd ten opzichte van het rapport.
De commissie-Remkes benadrukt dat de brede basis en de politiek-democratische cultuur van de actoren van wezenlijk belang zijn voor het versterken van de weerbaarheid van de rechtsstaat en het verbeteren van de inhoudelijke representatie. Deelt de minister de mening van onze fractie dat het rapport vier rode draden kent? Is het kabinet bereid elk van deze vier draden te overwegen en zich voor elke draad de vraag te stellen wat het zou moeten doen?
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 49
Minister Knops: De heer Verkerk vroeg zich af of het kabinet de opvatting deelt dat het rapport van de staatscommissie eigenlijk vier rode draden bevat. De commissie-Remkes heeft het over twee rode draden en de heer Verkerk heeft het over vier rode draden. Hij noemde de brede basis voor democratie, de politiek-democratische cultuur, het versterken van de weerbaarheid en het verbeteren van inhoudelijke representatie. Nu heb ik vroeger altijd geleerd dat als er een draadje loszit, je er niet aan moet trekken, want dan krijg je meer draadjes, en misschien wel meer dan vier. Op zichzelf is niets in te brengen tegen zijn stelling en die onderverdeling, want die snijdt absoluut hout. Tegelijkertijd denk ik dat het goed is om op basis van de doorwrochte analyse die door Remkes is gemaakt, even die twee draden aan te houden. Maar dat doet helemaal niets af aan de analyse die daaraan ten grondslag ligt en het doet ook niets af aan de opvattingen die je kunt hebben over de verschillende maatregelen die daarna genoemd worden.
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 86
De heer Verkerk (ChristenUnie): Ik heb twee hoofdlijnen genoemd die toch echt in het rapport staan, zij het daar niet als hoofdlijn gekarakteriseerd. Ze staan er wel in: de brede basis van de democratie en de politiek-democratische cultuur. U heeft daar goede woorden aan gewijd. Dank u wel daarvoor. Als we toch het debat op hoofdlijnen willen voeren, zou ik u willen uitnodigen om in uw volledige reactie ook dat stuk op hoofdlijnen te voeren en te reageren op deze twee punten. Ik begrijp dat u niet alles in wetsvoorstellen kunt omzetten. Dat vraag ik u ook niet. U geeft aan dat het ook facetbeleid is — in mijn woorden — dat steeds moet terugkomen. Als u dat vindt, en ik denk dat u dat vindt, zou ik het heel fijn vinden als u ook kon toezeggen dat dit in die volledige reactie naar voren komt.
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 19, item 6 - blz. 88
Minister Knops: De heer Verkerk vroeg zich af of ik kan toezeggen, in aanvulling op mijn eerdere toezegging, of ik de rode draden die hij benoemd heeft met die meerdere dimensies, kan betrekken bij de rapportage hierover die in het vervolg naar de Kamer gaat. Ik ben graag bereid om dat te doen. Het lijkt me goed om in lijn met het format van de commissie-Remkes te rapporteren. De elementen die in het debat naar voren gebracht zijn, zijn elementen die gewoon een belangrijke rol spelen, dus die kan ik zonder problemen meenemen in die rapportage.
Brondocumenten
-
23 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 29 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
7 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Het verzoek van de Eerste Kamer doorgeven aan het BIT betreffende het opleveren van het advies tweede fase DSO (34.986) (T02852)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA), Kluit (GroenLinks) en Janssen (SP), toe het uitdrukkelijke verzoek van de Eerste Kamer of het advies van het Bureau ICT-toetsing (BIT) over de tweede fase (uitbreidingsfase) van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) voor de toezending van het inwerkingtredings-KB opgeleverd kan worden, over te brengen aan het BIT.
| Nummer | T02852 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 28 januari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | mr. R.A. Janssen (SP) drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Bureau ICT-toetsing Digitaal Stelsel Omgevingswet Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 11-32
Mevrouw Nooren (PvdA):
(…)
In zijn algemeenheid is de vraag of het DSO gaat werken zoals beoogd op dit moment nog niet te beantwoorden. In het licht van onze verantwoordelijkheid om de uitvoerbaarheid van de wet te beoordelen, is dat een lastige kwestie. We gaan ervan uit dat we bij het bespreken van het invoerings-KB in deze Kamer expliciet stil zullen staan bij de werking van het DSO, zowel op landelijk als op decentraal niveau. Voor de planning zeg ik het volgende. Voor de PvdA is dat debat pas zinvol als het BIT-advies er ligt, om een beeld te kunnen vormen over de doorontwikkeling van het DSO.
(…)
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Ik begin met een aantal procedurele observaties en daarna inhoudelijke. Allereerst vragen wij ons af of dit wel het goede moment is om het in de Kamer al te hebben over de invoeringswet. Wat ons betreft ontbreekt er echt hele belangrijke informatie, die onmisbaar is, over wat er gebeurt bij decentrale overheden, de uitvoeringspraktijk of zelfs gewone mensen.
Waar gaat het dan om? Bijvoorbeeld om het DSO en de werking daarvan. We weten niet wat de uitvoeringskosten zijn voor de decentrale overheden. We weten ook niet wat de doorontwikkelkosten zijn en welk tempo daarin gemaakt gaat worden. Een BIT-advies of een gateway review zou wat ons betreft onmisbaar zijn geweest.
(…)
De heer Janssen (SP):
(…)
Voorzitter. Maar daarnaast is het natuurlijk heel onbevredigend en vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid eigenlijk gewoon onwenselijk dat het volgende BIT-advies over de opvolging en voortgang van het BIT-rapport uit 2017 pas beschikbaar komt nadat de Eerste Kamer al wordt geacht te hebben ingestemd met de invoeringswet. Dat is een ongewisse sprong in het diepe, gelet op de vele rijks-ICT-projecten die eerder onhaalbaar en onhandelbaar bleken te zijn. Iedereen kent de voorbeelden: Belastingdienst, UWV, Defensie, rechtspraak en — minder dan een jaar geleden nog, heel recent — de NVWA, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, het Inspect-project. Het BIT had al in 2017 gewaarschuwd, maar het project werd toch onverminderd doorgezet. Kern van het verhaal: de oplossing die ontwikkeld is, is zo complex dat de kosten voor beheer en onderhoud de pan uit rijzen. Dat moet eenieder met de Omgevingswet in het hoofd toch ook bekend in de oren klinken. Er zijn te veel overeenkomsten om te negeren, zeg ik ook in de richting van de heer Otten.
Toch wordt er van de Eerste Kamer een oordeel gevraagd over invoering van de Omgevingswet, een aantal maanden voor een cruciaal BIT-rapport verschijnt over de stand van zaken en vooruitzichten van het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Dat zou immers in april komen? Waarom wil de minister niet wachten tot april, om te voorkomen dat zij gelijke stappen zal moeten zetten als de minister van LNV, die vorig jaar de stekker uit het Inspectproject van de NVWA trok, omdat toen duidelijk was geworden dat het budget van 95 miljoen met tientallen miljoenen zou worden overschreden? De minister van LNV heeft daarop een periode van herbezinning ingelast. Dat BIT-rapport, twee jaar na het eerste rapport over de uitvoering, bleek cruciaal. Deze minister heeft nu de mogelijkheid om die periode van herbezinning voor te blijven en zo'n periode vooraf in te lassen, in afwachting van het BIT-rapport in april. Is de minister, lerend van de ervaringen van haar collega van LNV, hiertoe bereid, is mijn vraag aan haar. Een simpel ja of nee zou daarop volstaan.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 8-9
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
In de introductie heb ik gevraagd om een aantal sets aan informatie voor het koninklijk besluit. U zei een beetje tussen neus en lippen door dat u die allemaal zal geven. Ik wil even checken of dat dan ook echt alle informatie is. Ik heb gevraagd om het BIT-advies en de Gateway Review. Ik heb ook gevraagd om de kosteninschatting voor decentrale overheden en de nulmeting voor de VHT-kolom. Zitten die daar dan allemaal bij?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Er is al in 2017 een BIT-advies opgeleverd. Dat lag dus al bij uw Kamer. Er is nu bij het BIT een adviesaanvraag gedaan voor de tweede fase. Het BIT is echter onafhankelijk, dus die laten noch door mij, noch door u bepalen wanneer zij iets opleveren. Ik ben graag bereid om het uitdrukkelijke verzoek van de Kamer of het van tevoren kan worden opgeleverd aan hen over te brengen. Dit BIT-advies is echter voor de tweede fase
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…) Het BIT komt ook nog met een advies over de tweede fase, de uitbreidingsmodule, om het zo maar te zeggen. Ik begrijp heel goed dat de Kamer dat graag zou willen zien rond de zomer, wanneer wij spreken over de invoeringsdatum. Omdat het BIT onafhankelijk is, kan ik daar niet op sturen, maar ik ben graag bereid om het aan ze over te brengen.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
22 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Toezending nulmeting VTH vóór voorhang inwerkingtredings-KB (34.986) (T02854)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe de nulmeting over vergunningverlening, handhaving en toezicht (VTH) vóór de voorhang van het inwerkingtredings-KB de Kamer toe te sturen.
| Nummer | T02854 |
|---|---|
| Status | afgevoerd |
| Datum toezegging | 28 januari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2020 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet Nulmeting Omgevingswet Vergunningverlening Toezicht en Handhaving |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 16
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Ik begin met een aantal procedurele observaties en daarna inhoudelijke. Allereerst vragen wij ons af of dit wel het goede moment is om het in de Kamer al te hebben over de invoeringswet. Wat ons betreft ontbreekt er echt hele belangrijke informatie, die onmisbaar is, over wat er gebeurt bij decentrale overheden, de uitvoeringspraktijk of zelfs gewone mensen.
Waar gaat het dan om? Bijvoorbeeld om het DSO en de werking daarvan. We weten niet wat de uitvoeringskosten zijn voor de decentrale overheden. We weten ook niet wat de doorontwikkelkosten zijn en welk tempo daarin gemaakt gaat worden. Een BIT-advies of een gateway review zou wat ons betreft onmisbaar zijn geweest. En dan heb ik het ook over de inschatting van de kosten van de uitvoeringspraktijk. Wij vinden het echt onbestaanbaar dat deze inschatting dit najaar ter beschikking komt en dat wij het nu al hebben over invoering, terwijl wij de jeugdzorg en de Wmo achter de rug hebben. Ik heb het over de nulmeting in de VHT-kolom: vergunningverlening, handhaving, toezicht. We weten niet hoe het daar nu mee voorstaat, dus laat staan dat we weten wat deze wet wat dat aangaat, gaat brengen.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 8-9
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
In de introductie heb ik gevraagd om een aantal sets aan informatie voor het koninklijk besluit. U zei een beetje tussen neus en lippen door dat u die allemaal zal geven. Ik wil even checken of dat dan ook echt alle informatie is. Ik heb gevraagd om het BIT-advies en de Gateway Review. Ik heb ook gevraagd om de kosteninschatting voor decentrale overheden en de nulmeting voor de VHT-kolom. Zitten die daar dan allemaal bij?
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…) U vroeg ook nog naar een nulmeting. Waarvan was die nulmeting? Dat weet ik even niet meer uit mijn hoofd.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Dat ging over de VHT-kolom; de vergunningverlening, handhaving en toezicht.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
We zullen ook proberen om dat voor het KB inzichtelijk te maken.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
nadere memorie van antwoord EK, S Bevat bijlage
-
behandeling Ontwerpbesluiten Omgevingswet Verslag EK 2016/2017, nr. 29, item 7
-
28 november 2023
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor VRO over inwerkingtreding van de Omgevingswet
Voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2023.
EK 33.118 / 34.986, EW
-
-
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg over de nulmeting rechtspraak in het kader van de Omgevingswet
op 9 februari 2021 voor kennisgeving aangenomen
EK 33.118 / 34.986, BS
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Opnemen van motiveringsplicht in Invoeringsbesluit Omgevingswet inzake participatiebeleid (34.986) (T02860)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), Kluit (GroenLinks), Bezaan (PVV) en Verkerk (ChristenUnie), toe dat in het Invoeringsbesluit Omgevingswet een motiveringsplicht wordt opgenomen waardoor decentrale overheden moeten aangeven in hoeverre is voldaan aan het lokaal vastgestelde en gepubliceerde participatiebeleid.
| Nummer | T02860 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 28 januari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Mr. M.H.H. Baay-Timmerman (50PLUS) mr. I.A. Bezaan (PVV) drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | lagere regelgeving |
| Onderwerpen | invoeringsbesluiten Invoeringswet Omgevingswet motiveringsplicht Omgevingswet participatie |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 10-39
Mevrouw Nooren (PvdA):
(…)
Wat goede participatie is, welke spelregels gelden, et cetera, is niet ingevuld in de afgelopen jaren — helaas — ondanks aandringen van mijn fractie in en na het debat over de Omgevingswet. Wij vinden dat dat wel moet. De PvdA-fractie is ervan overtuigd dat het niet vanzelf goed komt als participatie betekent dat er ruimte geven wordt zonder kaders, zoals nu wordt voorgesteld. Ook de Nationale Ombudsman roept de overheden met klem op om het burgerperspectief bij de inrichting van de Omgevingswet centraal te stellen en burgers te helpen om mee te kunnen doen in de Omgevingswet. Wij verwachten een initiërende, faciliterende, normerende en controlerende rol van het Rijk, een regering die monitort of participatie die zo werkt dat mensen zich gehoord voelen bij ontwikkelingen in hun omgeving en er zeker van kunnen zijn dat voorkomen wordt dat ze, als ze even niet opletten, te laat zijn om invloed op ruimtelijke plannen of concrete initiatieven te hebben.
Belanghebbenden hoeven het niet altijd eens te zijn met wat er gebeurt. Draagvlak c.q. begrip voor initiatieven ontstaat wel als inwoners en andere belanghebbenden tijdig actief mee kunnen denken en mee kunnen doen. De regering geeft in de beantwoording aan dat het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau in voorbereiding is. Ze vindt het geen probleem dat deze wet niet voor de invoering van de Omgevingswet van kracht wordt. De PvdA vindt dat wel. Ons voorstel is om in het invoeringsbesluit een verplichting op te nemen dat gemeenten, provincies en waterschappen in samenspraak met hun volksvertegenwoordigers voor 2021 zaken over de participatie vastleggen, bijvoorbeeld in een participatieverordening. Is de minister bereid dit toe te zeggen? Zo nee, waarom niet en wat wil de regering dan wel doen om participatie goed te borgen?
(…)
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
(…)
In theorie moet participatie voor iedereen openstaan en laagdrempelig zijn. Lang niet iedere initiatiefnemer zal zich bij uitstek gaan richten op de moeilijk bereikbare doelgroepen. In de praktijk zal veelal voor de gemakkelijke weg worden gekozen. Onze fractie maakt zich zorgen over hoe inzichtelijk het is of aan de kwaliteit van participatie is voldaan, en of ieder bestuursorgaan dat ook daadwerkelijk kan en zal gaan toetsen. Graag de visie van de minister hierop.
(…)
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Dan het derde voorbeeld. In de Omgevingswet is participatie grofweg op ongeveer twee manieren verdeeld. Overheden moeten bij de vaststelling in hun ruimtelijke plannen een participatieparagraaf opnemen en initiatiefnemers moeten aangeven wat zij hebben gedaan aan participatie. Als je dan naar de nadere uitwerking in wet- en regelgeving kijkt, is de juridische invulling van participatie eigenlijk boterzacht. In de beantwoording van de vragen geeft de minister zelf aan dat rechters moeten toetsen op bestaande rechtsprincipes. Dat roept bij ons de vraag op wat de wijze waarop participatie is opgenomen in de Omgevingswet nu eigenlijk juridisch gezien toevoegt voor de positie van burgers.
(…)
Mevrouw Bezaan (PVV):
(…)
Tijdens de expertmeeting in 2019 werd duidelijk dat de deskundigen de participatie te vrijblijvend vinden. Participatie geeft de indruk dat men mag meebeslissen, maar dat is dus niet zo. Nee, belanghebbenden worden geraadpleegd, niet meer en niet minder. Om de participatie meer inhoud te geven, dient deze volgens de PVV-fractie te voldoen aan een aantal randvoorwaarden, vastgelegd in een normenkader. Zonder normenkader is er wat ons betreft minder rechtszekerheid voor de burger. Kan de minister toezeggen dat een normenkader inzake de hiervoor aangehaalde participatie in het omgevingsrechtstelsel wordt opgenomen? Zo niet, dan zou ik graag van haar vernemen waarom dat niet mogelijk of niet gewenst is.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 3, blz. 16-17
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
De fractie van de ChristenUnie is blij dat in de Omgevingswet een belangrijke rol is weggelegd voor participatie en dat dat wordt vastgelegd in een aparte wet. Participatie leidt tot het leggen en versterken van verbindingen. Ik zal hier kort over zijn. Ik verwijs verder naar de bijdrage van collega Nooren van de PvdA. Onze fractie wil nogmaals een link leggen met het rapport van de commissie-Remkes. In dit rapport lezen we dat de maatschappelijke democratie de brede basis vormt van de parlementaire democratie. Nu: die maatschappelijke democratie krijgt concreet vorm in de Omgevingswet. Daarmee stijgt het belang van een goede praktijk van participatie ook uit boven het belang van de Omgevingswet zelf.
De zorg van de ChristenUnie ligt in de kwetsbaarheid. We noemen twee punten.
Als eerste het betrekken van alle relevante burgers. Voorkomen moet worden dat hardnekkige verschillen in de samenleving vertaald worden naar hardnekkige verschillen in participatie.
Het tweede punt is de kwaliteit van het participatieve proces. Het gaat om een proces waarin burgers daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen.
Kan de minister toezeggen — ik verwijs daarbij nogmaals naar de bijdrage van Nooren — dat zolang de wet over participatie er nog niet is, om in het Invoeringsbesluit de verplichting van gemeenten, provincies en waterschappen vast te leggen, om een participatieverordening te hebben?
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 23
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Een aantal Kamerleden — dat was eigenlijk breed — heeft gevraagd waarom er geen minimumvereisten voor participatie worden vastgelegd. Ik snap best de aantrekkelijkheid van dat idee, want je wilt ook graag dat de participatie op een goede manier wordt vormgegeven. Daarom heb ik die vraag in mijn gesprek met de Integrale Adviescommissie Omgevingswet nog eens expliciet gesteld: zouden we dat moeten doen, ja of nee? De commissie zei nee. Dat was een heel helder advies. Ze zeiden dat participatie maatwerk is en dat locatie, aard en omvang elke keer anders zijn. Of er een garagebedrijf bij komt op een industrieterrein in een grote stad of aan de rand van een dorp in een stiltegebied maakt nogal wat uit. Je kunt dus niet zeggen dat je voor een garagebedrijf per definitie een bepaalde participatie moet doen. Bovendien ontstaan er steeds nieuwe innovatieve digitale mogelijkheden. Als je te veel naar lijstjes gaat, kun je ook tot een afvinklijstje komen waarmee je uiteindelijk niet meer het gevoel krijgt of de kwaliteit van die participatie echt goed is geweest.
Aan de andere kant snap ik uw zorg echt. Met name de Partij van de Arbeid was daar helder over. Zij zei dat je niet wilt dat een gemeente op het moment dat het eerste grote programmaproject voorbijkomt moet gaan nadenken over hoe ze de participatie eens gaat inrichten of dat ze er achteraf achter komt dat er niet goed over was nagedacht. Ik vind het eigenlijk heel logisch om aan die bevoegde gezagen te vragen om daar van tevoren over na te denken en beleid vast te leggen over hoe zij in hun gemeente bij de vraagstukken die daar spelen willen omgaan met participatie. Ik kom zo meteen nog even terug op de vraag of daar wettelijk iets over kan worden vastgelegd.
(…)
Maar dan even terug naar de beleidsregels participatie. Momenteel is het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau in consultatie. Dat regelt dat de huidige inspraakverordeningen in de Gemeentewet, Provinciewet en Waterschapswet worden verbreed. Dat is meteen antwoord op een vraag. Het is dus breder dan de participatieverordening. Maar het is wel zo dat dit wetsvoorstel, dat momenteel in consultatie is, vermoedelijk later in werking zal treden dan de Omgevingswet. Ik kan mij heel goed voorstellen dat, gezien de belangrijke rol van participatie in deze Omgevingswet, uw Kamer graag zou willen dat we dat in deze Omgevingswet al nadrukkelijker vastleggen. We hebben een beetje gepuzzeld hoe dat zou kunnen. Ik zou graag toezeggen om, vooruitlopend op de wet, in het invoeringsbesluit een vergelijkbare plicht op te nemen. Dat krijgt dan de vorm van een motiveringsplicht, waarmee moet worden aangegeven in hoeverre aan het lokale, vastgestelde en gepubliceerde participatiebeleid is voldaan.
Daarmee hebben we een manier gevonden om de bevoegde gezagen te verplichten om lokaal beleid vast te stellen en te publiceren en vervolgens bij besluiten te motiveren hoe daarmee rekening is gehouden. Daarmee dwingt het tot keuzes en het maken van beleidsregels. Daarmee gaan we niet vanuit Den Haag vastleggen hoe iedereen het moet doen, maar leggen we wel vast dat iedereen moet nadenken over hoe zij het in hun situatie willen doen, van tevoren, voordat we aan de slag gaan met de complexe plannen en trajecten. Er ontstaat zo een tweetrapsraket: nu in de Omgevingswet gekoppeld en straks breed in de organieke wetten.
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 12, blz. 2-15
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dank u wel, voorzitter. We hebben twee dagen intensief gedebatteerd over dit wetsvoorstel. Vervolgens hebben we een brief van de minister ontvangen, slechts één dag voorafgaande aan de stemming, met daarin een opsomming van de door haar gedane toezeggingen. Om deze te kunnen toetsen aan de Handelingen van het debat, heeft 50PLUS vorige week om uitstel van stemming gevraagd in het belang van een zorgvuldige behandeling. Mijn fractie hecht veel waarde aan de volgende specifieke toezeggingen: de garantie dat volledige werking, alsmede de toegankelijkheid voor eenieder van het DSO gereed zijn vóór inwerkingtreding; het starten van een landelijke voorlichtingscampagne, zodat de burger op de hoogte is van de komst en de inhoud van de Omgevingswet; dat gemeenten die daaraan behoefte hebben, ook na inwerkingtreding van de wet minimaal één jaar voldoende ondersteuning krijgen van de regioteams, op kosten van het Rijk; en het opnemen van een motiveringsplicht, waarmee de overheden moeten aangeven in hoeverre aan participatiebeleid is voldaan.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Mevrouw Baay noemde een aantal toezeggingen die voor haar van belang waren bij de Omgevingswet. Zij vroeg mij de volgende toezeggingen te bevestigen: zorgen voor toegankelijkheid van het DSO voor iedereen, een landelijke voorlichtingscampagne, na de inwerkingtreding minimaal één jaar voldoende ondersteuning met regioteams op kosten van de rijksoverheid en een wettelijke motiveringsplicht ten aanzien van de mate waarin participatiebeleid is toegepast. Ik ga dat allemaal doen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 3
-
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
22 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Met VNG succesfactoren, doelstellingen en (rand)voorwaarden met betrekking tot participatie bespreken (34.986) (T02861)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toe dat zij voor de zomer van 2020 met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de succesfactoren, doelstellingen en (rand)voorwaarden voor participatie zal bespreken.
| Nummer | T02861 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 28 januari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Ir. ing. C.P.M. Moonen (D66) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet participatie VNG |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 37
Mevrouw Moonen (D66):
(…)
Voorzitter. Ook de fractie van D66 pleit voor goede voorlichting over het inzetten van effectieve instrumenten om participatie te realiseren. In het voorliggend wetsvoorstel wordt ingezet op het "in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden'’. De staatscommissie-Remkes heeft kritisch gekeken naar dit instrument. Uit het advies van de staatscommissie blijkt dat de participatiedrempel hoog is voor deelnemers. Mevrouw Nooren wijst er ook herhaaldelijk op in haar inbreng. Het vergt vaardigheden van de deelnemers maar ook tijd en zelfvertrouwen. Niet alle burgers zijn bereid en in staat om in gelijke mate te participeren. De staatscommissie geeft aan dat met name het opleidingsniveau hier bepalend is. Kan de minister aangeven hoe zij het rapport van de staatscommissie-Remkes zal betrekken bij de voorlichting van gemeenteraden over de inzet van instrumenten voor de inrichting van de participatie?
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 23
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Ik kan nog toezeggen dat ik voor deze zomer samen met de VNG om de tafel ga om de succesfactoren, doelstellingen en bijbehorende waarden en randvoorwaarden voor participatie op een rij te zetten. Dat ga ik natuurlijk ook onder de aandacht brengen van gemeenten en andere betrokken organisaties.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
22 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Het vrijgeven van de bruidsschat voor het oefenen met het DSO (34.986) (T02866)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bezaan (PVV), toe dat de hele bruidsschat aan het eind van het eerste kwartaal van 2020 wordt vrijgegeven voor het oefenen met het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
| Nummer | T02866 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 28 januari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | mr. I.A. Bezaan (PVV) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | bruidsschat Digitaal Stelsel Omgevingswet Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 38
Mevrouw Bezaan (PVV):
(…)
Een ander belangrijk punt bij het DSO is dat het Rijk de bruidsschat ter beschikking stelt. Onder de Omgevingswet verhuist namelijk een aantal regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen. Het Rijk zorgt er met het invoeringsbesluit voor dat deze regels automatisch in het omgevingsplan of de waterschapsverordening komen. De bruidsschat dus: mooi en nodig. Maar tijdens de expertmeeting in oktober 2019 bleek al dat de verwachting is dat de bruidsschat pas in het vierde kwartaal van dit jaar geheel wordt vrijgegeven. Dat laatste bemoeilijkt het voor het merendeel van de gemeenten, waterschappen en provincies om voldoende ervaringen op te doen met het werken met het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Wat blijft er over van het jaar oefenen waarover gesproken werd? Kan de minister toezeggen dat de bruidsschat eerder wordt vrijgegeven dan in het vierde kwartaal van dit jaar? En dan bedoel ik de gehele bruidsschat.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 36
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Sinds 1 januari 2020 staat er een oefenversie van het hele DSO klaar voor alle overheden. Zij kunnen daarin allemaal aan de slag gaan met het hele systeem. De hele bruidsschat is daar per eind Q1 ook aan toegevoegd. Ze kunnen dan hun eigen plan- en behandelsystemen aansluiten — dat kunnen ze dus nu al — regelgeving bekendmaken en tonen in het DSO, vragenbomen uploaden, oefenaanvragen en meldingen ontvangen en afhandelen en ook samenwerken met andere overheden. Dat is dus sinds het begin van dit jaar beschikbaar. De termijn van één oefenjaar wordt daarmee dus ook niet losgelaten.
Mevrouw Bezaan vroeg: kan de minister toezeggen dat de hele bruidsschat wordt vrijgegeven voor het oefenen? Dat kan ik inderdaad toezeggen. Ik zorg ervoor dat de oefenset al eind Q1 beschikbaar is. Zoals ik daarstraks al zei, kan de oefenset pas definitief worden gemaakt na de vaststelling van het invoeringsbesluit en een aanvullingsbesluit op bodem en geluid. Dat kan pas weer na het advies van de Raad van State. Het is daarom belangrijk dat we de voorlopige versie nu alvast uploaden, want ik begrijp heel goed dat u zegt dat er met het totaal geoefend moet kunnen worden.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
22 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Nagaan bij decentrale overheden of aanbod kennisuitwisseling voldoende is (34.986) (T02876)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Baay-Timmerman (50PLUS), Klip-Martin (VVD) en Rietkerk (CDA), toe in gesprek met decentrale overheden na te gaan of het aanbod aan kennisuitwisseling op dit moment voldoende is en of er behoefte is aan meer kennis.
| Nummer | T02876 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Mr. M.H.H. Baay-Timmerman (50PLUS) drs. T. Klip-Martin (VVD) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | overig |
| Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet kennisuitwisseling Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 12, blz. 2-12
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
(…)
(…) De minister erkent dat de decentrale overheden thans lang niet altijd bekend zijn met de geldende regels, waardoor mogelijk de veiligheid van de burger in het geding komt. Waar baseert de minister de verwachting op dat door samenvoeging en omzetting van talloze regels met de invoering van de Omgevingswet ook daadwerkelijk de bekendheid met de regelgeving toeneemt bij gemeenten en provincies? Kan de minister nog eens uitleggen hoe deze stevigere kennisinfrastructuur in de praktijk gerealiseerd wordt, en zo het beoogde effect heeft om de burger voldoende bescherming te bieden?
(…)
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
(…)
De Omgevingswet geeft onzes inziens antwoord op een groot aantal van de geconstateerde problemen, want de problemen in het rapport gesignaleerd, dateren van voor de introductie van de Omgevingswet, want daarover hebben wij het vandaag. Daarnaast heeft de minister duidelijk actie ondernomen naar aanleiding van de gesignaleerde problemen, met name bij de uitvoering van de VTH-taken: een strategische agenda met medeoverheden, een onafhankelijke commissie ter verbetering van het VTH-stelsel en een steviger kennisstructuur. Dat is allemaal heel procesmatig. Wij hebben er wel vertrouwen in, maar ik hoor graag nog een keer uit de mond van de minister dat dit leidt tot daadwerkelijk doen. Gemeenten kunnen veel aan, maar ze kunnen het in eerste instantie niet alleen. Met name de ondersteuning met kennis, naast de twee andere punten, is essentieel. Ik heb dat al veel vaker gezegd wanneer wij over dit onderwerp praten. Wij roepen de minister op expliciet royaler aandacht aan en inzet voor het totale kennistraject te organiseren, zeker ook bij de VTH-taken. Ik citeer een van onze oud-collega's, de heer Rinnooy Kan. Hij zei ooit, niet als senator: wie denkt dat kennis duur is, weet niet hoeveel domheid kost. Ik denk dat dit zeker ook van toepassing is op de Omgevingswet. Kennis is wat ons betreft een dikke rode draad door de komende jaren heen.
(…)
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
Ten slotte vraagt het CDA hoe de aanbevelingen over het borgen van kennisdeling op bovenregionaal en landelijk niveau een vervolg krijgen en hoe de minister zorgt voor een steviger kennisinfrastructuur en kennisuitwisseling als het gaat om nieuwe ontwikkelingen. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vragen van de fracties van de VVD en 50PLUS.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De heer Rietkerk vroeg hoe het gaat met de aanbevelingen, onder andere qua kennisuitwisseling op bovenregionaal en nationaal niveau. Want die kenniscomponent is natuurlijk ontzettend belangrijk. Ik zal de heer Rinnooy Kan, als ik hem nog een keer spreek, vertellen dat u hem nog heeft aangehaald. Ik denk namelijk dat we allemaal die conclusie delen. Ik zal in mijn gesprek met de andere overheden nagaan of de behoefte aan kennisuitwisseling op dit moment voldoende is. Want we doen al een heel aantal dingen. De invoeringsinvesteringen bij het Rijk bedragen bij elkaar zo'n 63 miljoen euro. Dat doen we omdat we die kennis zo van belang vinden. 18 miljoen subsidie voor ondersteuning, via de VNG en de Unie van Waterschappen, 35 miljoen rijksinvesteringen in invoeringsondersteuning, 10 miljoen rijksinvesteringen in een informatiepunt. Dat is allemaal bedoeld juist om die kennis die zo belangrijk is op een goed niveau te borgen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 12
-
brief van de minister voor M&W met een aanvullende reactie op het artikel in NRC van 9 februari 2020 “Ministerie hield rapport over falen ruimtelijke ordening tegen” EK 33.118 / 34.864 / 34.985 / 34.986 / 35.054 / 35.133, BA
-
brief van de minister voor M&W over artikel in NRC van 9 februari 2020 “Ministerie hield rapport over falen ruimtelijke ordening tegen” EK 33.118 / 34.864 / 34.985 / 34.986 / 35.054 / 35.133, AZ
-
22 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer informeren over planning toezenden toegezegde stukken tijdens het plenair debat (34.986) (T02883)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA) en Rietkerk (CDA), toe dat zij een brief naar de Kamer zal sturen waarin zij aangeeft wanneer zij welke toegezegde stukken, naar aanleiding van het debat over het wetsvoorstel Invoeringswet Omgevingswet, zal toesturen.
| Nummer | T02883 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 28 januari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet |
| Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 50-59
Mevrouw Nooren (PvdA):
(…)
(…) Ik merk dat in heel veel beantwoording toegewerkt wordt naar de brief bij de inwerkingstredings-KB. Ik weet uit de vorige periode dat we met uw voorganger best hebben zitten worstelen over de vraag hoe onafhankelijk de onafhankelijke commissie is. Het verzoek aan de minister is dus: zou het niet wijs zijn om een aantal zaken die u aangeeft ons eerder ter kennis te stellen? Dan komen we niet op een punt, als we spreken over de inwerkingstredings-KB, dat heel veel punten nog uitgewerkt moeten worden. Dat zal allemaal rond de zomerperiode zijn. Het verzoek is dus om, als u een aantal zaken al eerder in gedachten heeft uitgewerkt, die eerder hier aan ons voor te leggen.
(…)
Wel is er zorg bij ons over het vervolg, maar misschien kunnen wij dat vandaag niet afdoen. We hebben het steeds over een invoerings-KB rond de zomer. We hebben vrij vroeg reces en we kunnen dit alleen maar goed bespreken als we het op tijd hebben. Ik zou dus wel benieuwd zijn naar iets meer informatie over het vervolgtijdpad; misschien kan de minister dat toezeggen, en kunnen we dat via de commissie IWO krijgen. Want hoe ziet nou, gelet op de Kamertermijnen — dat hoeft niet vandaag, dat mag ook na dit debat toegezonden worden — het vervolgtraject er tot 1 januari uit? Wanneer moet welk besluit worden genomen om verantwoorde volgende stappen te zetten?
(…)
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
Overigens, en dan sluit ik aan bij de opmerkingen van andere fracties, zou het goed zijn als wij een duidelijk tijdpad voorgelegd krijgen — volgens mij vroeg mevrouw Nooren daarnaar, maar anderen ook. Dat hoeft wat ons betreft niet voor de stemmingen, maar wij willen daar wel een beeld van hebben. We hoeven bijvoorbeeld niet tot eind juni te wachten met het instellen van de onafhankelijke evaluatiecommissie. Dat kan sneller. Dan kunnen we daar ook nog schriftelijke beraadslagingen over hebben en vragen over stellen. We moeten namelijk voorkomen dat er straks een hele grote brief, heel laat komt. Dan schuurt het tegen het reces aan, en dan hebben we zelfs aan een maandagavond en een dinsdag niet genoeg, omdat er dan heel veel in zal staan. Dat is wel cruciaal voor de beoordeling van de invoeringsdatum.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Ik heb inderdaad een heel aantal toezeggingen gedaan. Als je zo'n debat met elkaar voert en je ziet dat er punten opkomen waarbij een partij, welke partij dat dan ook is, een belang raakt dat we nog beter kunnen dienen door daar een toezegging op te doen, dan ben ik ook geneigd om dat te doen. Het zijn er een heel aantal geweest. Ik stel voor dat ik komende week die toezeggingen nog eens even opneem in een brief. Dan heeft u ze allemaal, ook in mijn bewoordingen. Dat lijkt me goed voor de helderheid.
Daarin zal ik ook aangeven wanneer ik bijvoorbeeld met nadere informatie kom. U heeft aangegeven nog heel veel dingen graag te willen hebben, maar liever niet alles tegelijk. Ik zal in de brief dan ook aangeven hoe ik de structurering verder voor me zie.
(…)
Dan het tijdpad voor het instellen van de onafhankelijke commissie. Er komt een onafhankelijke evaluatiecommissie. Dit is een van de punten waarvan ik u wil voorstellen dat ik u er de komende maanden of medio dit jaar verdere informatie over verstrek, zodat u weet hoe we dat gedacht hadden in te richten.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
23 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
27 oktober 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 oktober 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Kamer nader informeren naar aanleiding van vragen over granuliet (34.864) (T02885)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Rietkerk (CDA) en Kluit (GroenLinks), toe de Kamer de brief aan de Tweede Kamer over granuliet toe te zenden in reactie op de gestelde vragen over granuliet in het plenaire debat over het wetsvoorstel Aanvullingswet bodem Omgevingswet.
| Nummer | T02885 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 juli 2020 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Aanvullingswet bodem Omgevingswet granuliet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet bodem Omgevingswet (34.864) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 4, blz. 4
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
De vergunningplicht en de MER-beoordelingsplicht zijn nieuw ten opzichte van de huidige regelgeving, die nu een generieke vrijstelling van de vergunningplicht bevat voor toepassingen van grond en baggerspecie. Het CDA steunt deze wijziging. Voor het verondiepen van een diepe plas is een voorafgaande toetsing in de vorm van een vergunning en een MER-beoordelingsplicht naar ons idee wenselijk, mede vanwege de potentieel grote effecten op oppervlakteen grondwaterkwaliteit. Met de vergunningplicht is er een mogelijkheid tot bezwaar en beroep en kunnen naar ons idee locatiespecifieke voorschriften in de vergunning worden opgenomen. Daarnaast borgt de MER-beoordelingsplicht een integrale beoordeling van milieuaspecten.
Hoe werkt dat nu in de uitvoering van wet- en regelgeving? Recent was nog het verondiepen van een ontzandingsplas bij Alphen in het nieuws. Het zou gaan om een half miljoen ton granuliet. Is hier ook een MER-beoordeling voor gemaakt en kan de minister aangeven of er gevaar voor de volksgezondheid is doordat het granuliet zich zou kunnen verspreiden via water? Is onze wet- en regelgeving van voldoende kwaliteit, zo vraag ik de minister. Is deze waterdicht of blijkt bij de uitvoering dat deze niet doelmatig is?
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 10, blz. 2-3
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Terug naar Bodem+ van Rijkswaterstaat. Vorige week hoorden we bij ZEMBLA dat Rijkswaterstaat behoorlijk negatief in het nieuws was ten aanzien van de toelating van de stof granuliet in natuurplassen. Heeft de minister dit ook meegekregen — zij zal het wel druk hebben — want anders praat ik haar graag nog even bij. Het gaat om een toepassing in de gemeente West Maas en Waal. Daar werd de uitspraak gedaan "dat er sprake is van een illegale activiteit die mede mogelijk is gemaakt door onze hoogste ambtenaar." Hoe kwalificeert de minister een topambtenaar die zoiets doet? Het roept ook vragen op. Hoe is de onafhankelijkheid gewaarborgd van milieucategorisering voor het gebruik van stoffen onder de Aanvullingswet bodem? Is de minister het met de fractie van GroenLinks eens dat dit een onafhankelijk een milieutechnische beoordeling moet zijn en niet een mening van een topambtenaar? Kan de minister toelichten hoe de Aanvullingswet bodem wordt ingezet om te voorkomen dat de ambtelijke en of bestuurlijke top de toelating van deze stoffen beïnvloedt? En welke acties zijn er uitgezet na de uitzending van vorige week? Misschien klopt het allemaal niet. Dat moet je met kranten en mediaprogramma's altijd afwachten. Je moet die mogelijkheid altijd openhouden. Dat horen wij dan graag, maar wij vonden dit toch wel erg zorgwekkend. Voor de rest sluiten wij ons aan wat het CDA heeft gezegd over het verondiepen van plassen en de milieueffectrapportages waarbij wij graag een verplichting zouden zien. Mooi dat het verbetert, maar ons gevoel is dat je niet ver genoeg kunt gaan als het gaat over milieueffectrapportage.
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 17, blz. 6
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Er zijn een aantal vragen gesteld over granuliet. Dat is natuurlijk nu behoorlijk in de pers. Ik werk op dit moment aan een brief aan de Tweede Kamer. Ik ben graag bereid om die brief ook naar de leden van de Eerste Kamer te sturen. Dan ga ik hier niet nader in op alle vragen die daar specifiek over gesteld zijn. Ik wil die vragen namelijk graag zorgvuldig beantwoorden en daarvoor zijn we nu nog wat onderzoek aan het doen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 17
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 10
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 4
-
8 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
1 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 mei 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 maart 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
1 maart 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
2 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 januari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 januari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 december 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
27 oktober 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
6 oktober 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Informeren over uitkomst gesprekken tussen IPO en VNG over bevoegdheidsverdeling geluidproductie regionale industrieterreinen (35.054) (T02891)
De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Rietkerk (CDA), Crone (PvdA) en Verkerk (ChristenUnie), toe de Kamer zo snel mogelijk te informeren over de uitkomst van de gesprekken tussen IPO en VNG over eventuele terugkeer naar de bevoegdheidsverdeling uit de Wet geluidhinder bij geluidproductie regionale industrieterreinen en bij deze gesprekken goed te kijken naar waar het probleem nu echt ligt en dat te betrekken bij de afweging waar de bevoegdheid het beste kan worden belegd.
| Nummer | T02891 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | geluid regionale industrieterreinen |
| Kamerstukken | Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35.054) |
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3, blz. 3.
De heer Rietkerk (CDA):
(…)
Voorzitter. Dan het laatste punt. Ik had het al aangekondigd in mijn eerste alinea: het behoud van de bevoegdheid voor de provincies. Het is een aangelegen onderwerp: behoudt de provincie de bevoegdheid om de besluitvorming over te nemen van gemeenten? Uitgangspunt bij de omgevingswetgeving en ook bij de aanvullingswetten is de beleidsneutrale omzetting. Het valt op dat de minister zich op één onderdeel daar niet aan houdt. Dat is ook opvallend omdat de gezamenlijke provincies het op dit punt niet helemaal eens zijn met de minister. Het CDA kan zich niet vinden in de regeling voor regionale industrieterreinen, die over gemeentegrenzen heen gaat en die is opgenomen in het wetsvoorstel. Die houdt namelijk in dat provincies voor regionale industrieterreinen alleen geluidproductieplafonds vaststellen op verzoek van de gemeenteraad. Dat wijkt af van de huidige Wet geluidhinder, want op grond daarvan kan de provincie de besluitvorming naar zich toe trekken in geval van industrieterreinen van regionaal belang. Daartoe moet de provincie natuurlijk het industrieterrein als zodanig bij provinciale verordening krachtens de Wet milieubeheer of krachtens de Wet ruimtelijke ordening hebben aangewezen. Uiteraard moeten de provincies bij de uitoefening van deze bevoegdheid rekening houden met subsidiariteit en proportionaliteit. Zoals uit de schriftelijke vragenronde blijkt, is het CDA van mening dat de bevoegdheid om de besluitvorming over te nemen, zou moeten blijven bestaan. De minister heeft aangegeven dat dit vraagstuk voor de regering niet echt een zwaar punt is en dat zij bereid is om in overleg te treden met IPO en VNG. Weer een procesantwoord. Kan de minister inhoudelijk reageren op de stellingname van het CDA en ook de vraag die daarin ligt? Graag willen wij daarop een inhoudelijk antwoord van de minister tijdens dit debat. We zullen dan ook op basis van het antwoord van de minister beoordelen of we in tweede termijn een motie hierover zullen indienen.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11, blz. 3.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
De wijziging van deze verdeling ten gunste van de provincie raakt de positie van de gemeente. Maar ik snap ook de vraag van het CDA op dit punt wel. En ik heb dat ook aangekaart bij IPO en VNG. Zij zijn daarom in overleg of niet toch de oorspronkelijke bevoegdheidsverdeling uit de Wet geluidhinder de voorkeur heeft. Ik heb aangegeven dat dit voor het Rijk geen bezwaar is. Als de koepels het hierover op korte termijn eens worden, ben ik bereid dit mee te nemen in de komende IenW-verzamelwet. Dan zal dat dus ook wettelijk worden vastgelegd. De aanvullingswet hoeft hier dus niet op te wachten. Er gaat niets mis als dit niet gereed is bij de invoering van de Omgevingswet, want in het overgangsrecht is namelijk al bepaald dat de provincies voor regionale industrieterreinen de eerste geluidproductieplafonds vaststellen, omdat de provincies al beschikken over de daarvoor benodigde informatie. Dus in eerste instantie wordt dit door de provincies vastgesteld en in de tussentijd kunnen de koepels dus samen nog nader overleggen. En indien nodig, kunnen we dat dus ook nog wettelijk verankeren.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11, blz. 3-4.
De heer Crone (PvdA):
De minister spreekt over de keuze voor de bevoegdheid ten aanzien van industriegebieden bij de gemeentes of de provincie. Ze zegt dat gaan ze met elkaar overleggen. Dat doet me toch een beetje denken aan de kalkoen en de kerst. Hoe zit de minister daar zelf in? Ik denk dat niemand terug wil naar een soort hiërarchische bevoegdheid waarbij de provincie de baas is, blabla. Maar ik zou wel voelen voor een soort gelijkwaardigheid. De provincie garandeert goed overleg en kan desnoods aan het eind nog knopen doorhakken. Als het alleen maar gebeurt op verzoek van de gemeenten, dan moeten we hen vragen bevoegdheden uit handen te geven.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Deze uiteenzetting van de heer Crone illustreert precies waarom ik het belangrijk vind dat de koepels gezamenlijk nog eens nader overleggen over hoe zij die balans zien. Hij schetst dat we niet terug moeten naar een strakke hiërarchische verdeling van de bevoegdheden. Tegelijkertijd wordt er ook wel erkend dat er soms echt een belang bij is om het wel op die manier te organiseren. Daarom wil ik het juist op dit moment even aan het goede overleg tussen de koepels overlaten. Zij hebben mij gevraagd om die ruimte. Die geef ik ze graag. Tegen de heer Rietkerk heb ik net gezegd dat de oplossing die zij vinden daarna nog in de wet verankerd kan worden, als dat noodzakelijk zou zijn.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 4.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
Het tweede punt gaat over de regionale industrieterreinen. Ik begrijp dat de minister in gesprek is met de verschillende koepels. Het zou kunnen zijn dat hier niet één waar antwoord op is en dat er minder ware antwoorden op zijn. Dus ik nodig de minister uit om in dat gesprek heel goed te kijken waar nou echt dat probleem ligt, en wat dat zou betekenen voor wetgeving.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 6.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Ik zal de Kamer zo snel mogelijk informeren over de voortgang van gesprekken met de koepels zodat u daar kennis van kunt nemen en dan kunt wegen of, alles overwegende, ook de balans die de koepels daarin vinden tussen de belangen die zowel door de Partij van de Arbeid als de heer Rietkerk zijn geschetst, die in goede mate zijn meegenomen. Zo niet, dan kan het altijd nog in de Verzamelwet IenW worden opgenomen om nog punten te veranderen.
De heer Rietkerk (CDA):
Ik heb nog een vraag voordat ik op de suggestie van de minister in kan gaan. Het valt op dat de systematiek van de wet — dat zeg ik ook tegen de heer Crone — aangeeft dat we beleidsneutraal de bevoegdheden en taken zouden overzetten. Op dat ene punt is het niet beleidsneutraal overgezet, want thans ligt de bevoegdheid bij de provincie, neem even het grote Eemsmondgebied met een aantal gemeenten en de provincie als voorbeeld; dat is heel ingewikkeld. Dus thans zit dat bij de provincie en in dit voorstel is het naar de gemeente gegaan. Klopt die observatie?
Minister Van Veldhoven-van der Meer: Ja, die klopt. Dat is gedaan om in lijn met de systematiek van de wet, "decentraal, tenzij", het in principe bij de gemeente neer te leggen. Het is consistent ten opzichte van de systematiek van de wet, maar het is een afwijking ten opzichte van hoe het was. En daarom is het misschien ook goed dat beide koepels daar met elkaar een constructief gesprek over hebben. Ik deel de aandachtspunten die de heer Rietkerk daarbij schetst. Maar daarom vind ik het netjes om, nu dit proces nog loopt, de koepels ook even de kans te geven om tot een afweging te komen. Die afweging deel ik graag met de Kamer, en dan kan de Kamer alsnog bepalen of zij de motie daarop in stemming wil brengen. De wettelijke verankering kan daarna nog geregeld worden, als dat nodig zou zijn.
De heer Rietkerk (CDA): Mag ik de minister dan vragen wanneer de koepels eruit zijn? Wat is de planning, omdat ook die procedure al even loopt? Zo kunnen we als indieners van de motie dat meewegen, daarop ingaan en de motie zo mogelijk aanhouden tot dat moment.
Minister Van Veldhoven-van der Meer: Dit is een afspraak die we tijdens dat laatste bestuurlijke overleg hebben gemaakt, dus in die zin loopt dat overleg pas redelijk kort. Ik kan me voorstellen dat we de Kamer nog even laten weten wanneer. Ik zal dan met de koepels moeten overleggen hoe hun gesprekken lopen en wanneer zij denken daar een klap op te kunnen geven. Ik laat het dus graag de Kamer nog even weten. Ik zou dit uit mijn hoofd niet durven beantwoorden; dan doe ik misschien een belofte die ik niet waar kan maken voor de agenda's van anderen.
Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16, blz. 7.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
U (Verkerk) vroeg om in het gesprek met de koepels over waar de verantwoordelijkheid voor de regionale industrieterreinen moet liggen, goed te kijken naar waar het probleem nu echt ligt en dat te betrekken bij de afweging waar het het beste kan worden belegd. Ik ben daartoe uiteraard graag bereid.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3
-
22 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Planning aanvullen DSO met gegevens uit de Centrale Voorziening Geluidsgegevens (35.054) (T02897)
De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe de Kamer te informeren over de planning van het aanvullen van het DSO met de gegevens uit de Centrale Voorziening Geluidsgegevens.
| Nummer | T02897 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 11 februari 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | mr. R.A. Janssen (SP) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | brief/nota |
| Onderwerpen | Digitaal Stelsel Omgevingswet Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet geluid Omgevingswet (35.054) |
Handelingen 1 2019-2020, nr. 20, item 3, blz. 3.
De heer Janssen (SP):
(…)
Voorzitter. Dan toch maar even terug naar de Aanvullingswet en de vraag van mijn kant wanneer het DSO voldoende ingericht zal zijn om burgers goed en tijdig te kunnen informeren wanneer zij het DSO raadplegen voor geluidsgegevens. Is de centrale voorziening geluidsgegevens inmiddels op orde? En kan de minister misschien nog eens uitleggen waarom voor deze tussenstap is gekozen in plaats van het direct op adequate wijze op te nemen in het DSO? Hoe staat het nu met de gesprekken met de koepels hierover? Gaat het DSO leveren wat is beloofd op dit punt of ziet de minister toch aan de horizon een DSO zonder bodeminformatie opdoemen? Acht zij dat denkbaar en acht zij dat ook wenselijk?
Handelingen 1 2019-2020, nr. 20, item 11, blz. 5.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Wanneer is de Centrale Voorziening Geluidgegevens beschikbaar? Het DSO voorziet in het basisniveau nog niet in digitale ondersteuning van de geluidsregels, maar daar willen we uiteraard wel naartoe. Daarom wordt de Centrale Voorziening Geluidsgegevens ontwikkeld, de CVGG. Dat doet het RIVM in opdracht van IenW. De CVGG wordt dit jaar gebouwd. In de tweede helft van dit jaar gaan we proefdraaien met gegevens die al beschikbaar zijn. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet, inclusief de aanvullingssporen, zal de CVGG gereed zijn voor gebruik. In het DSO wordt dan een link naar de CVGG opgenomen.
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 16, blz. 2.
De heer Janssen (SP):
(…)
Voorzitter. Ik heb de minister ook horen zeggen dat de Centrale voorziening geluidsgegevens aan het einde van het jaar klaar is en naar behoren gaat werken. Mijn vraag is dan nog wel wanneer het DSO dan gevuld moet zijn, omdat ik eigenlijk vind dat de situatie met die twee naast elkaar zo kort mogelijk moet duren.
Handelingen I 2019-2020, nr. 20, item 16, blz. 7.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Ik ga terug naar de heer Janssen: hoe komen burgers aan informatie? De regelgeving wordt ontsloten via het DSO, en daar wordt ook ontsloten wat geldt op deze locatie. Dus dat is natuurlijk wel toegankelijker dan de huidige situatie, waarin het ook ingewikkeld is. Daarnaast komt er een publiekscampagne om mensen voor te lichten over de Omgevingswet en het DSO. En de gemeente blijft natuurlijk een belangrijk loket.
De heer Janssen (SP): Maar het punt is nou juist dat het DSO nog niet gevuld is met geluidgegevens. Mijn vraag was als volgt. De minister heeft gezegd: eind van het jaar is de Centrale Voorziening Geluidgegevens klaar. Mijn vraag is: wanneer gaat het DSO gevuld worden? Want de minister verwijst nu naar het DSO, maar daar zit nog niks in. Wanneer gaat dat gevuld worden, zodat die twee niet langer dan strikt noodzakelijk naast elkaar blijven bestaan?
Minister Van Veldhoven-van der Meer: Dat was inderdaad de vraag, dat herinner ik me. Ik had met name als vraag genoteerd: zo kort mogelijk naast elkaar bestaan. Volgens mij zit het in het tweede gedeelte, dus in de uitbreiding. Ik weet niet exact wat de planning daarvoor is, maar ik ben graag bereid om dat ook nog even aan de heer Janssen te laten weten. Ik deel zijn intentie om dingen zo kort mogelijk naast elkaar te laten bestaan. We wachten ook nog op een BIT-advies over bepaalde uitbreidingspunten, en de zorgvuldigheid die daarbij aan de dag moet worden gelegd. De intentie is dat we het graag zo veel mogelijk en zo makkelijk mogelijk via het DSO willen ontsluiten. Die inzet deel ik met de heer Janssen. In de brief die naar de Kamer komt, zullen we nog iets van de planning verduidelijken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 16
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 11
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 20, item 3
-
23 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
11 februari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Voorhang en afbakening van AMvB waarin categorieën van ontwikkelingen worden aangewezen waarvoor een financiële bijdrage mag worden verhaald (35.133) (T02900)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Van Dijk (SGP) en Rietkerk (CDA), toe dat de AMvB op grond van het amendement-Ronnes (TK 2019/20, 35 133, nr. 34) inzake financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied op publiekrechtelijke basis, wordt voorgehangen bij de Kamer, waarbij tevens ingegaan zal worden op de afbakening.
| Nummer | T02900 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 3 maart 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | mr. D.J.H. van Dijk (SGP) drs. Th.W. Rietkerk (CDA) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | lagere regelgeving |
| Onderwerpen | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet financiële bijdrage Omgevingswet publiekrechtelijk |
| Kamerstukken | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (35.133) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 22, item 8, blz. 5–17
De heer Van Dijk (SGP):
(…)
Ik kom nu op het kopje "inhoudelijk". Voor publiekrechtelijk kostenverhaal gelden duidelijke criteria. Het kan alleen als de projectontwikkelaar er profijt van heeft, en het proportioneel en toerekenbaar is. Er geldt ook een limitatieve kostensoortenlijst. Maar in het amendement bij de voorgestelde publiekrechtelijk afdwingbare financiële bijdragen staat de deur wagenwijd open. In de toelichting op het amendement worden allerlei opties genoemd. Het is een hele waslijst die gaat van verbetering van de landschapskwaliteit tot realisatie van sociale woningbouw buiten het plangebied. Hier is dan mijn punt, mijn vraag aan de minister: waar is hier de rechtszekerheid van marktpartijen? Kunnen gemeenten dan alles wat via het kostenverhaal niet in rekening gebracht kan worden, alsnog via een verplichte financiële bijdrage in rekening brengen? Mijn vraag aan de minister is: is zij bereid het hele bouwwerk toch nog eens goed tegen het licht te houden, inzonderheid als het gaat om de afdwingbare financiële bijdrage en het gesprek hierover aan te gaan met projectontwikkelaars en gemeenten? En is zij bereid bij de aanpassing van het Aanvullingsbesluit ten minste voor de scherpe inkadering van afdwingbare financiële bijdragen te komen en zo nodig de wet te wijzigen?
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Ben ik bereid om bij de aanpassing van het aanvullingsbesluit ten minste tot een scherpe inkadering te komen? Dat is een vraag van de SGP. De AMvB voorziet in het aanwijzen van categorieën ontwikkelingen waarvoor een financiële bijdrage verlangd kan worden. Er zijn ook een aantal voorbeelden genoemd in de toelichting op het amendement. Daar heeft een aantal van u ook aan gerefereerd. Het is natuurlijk belangrijk dat wij dat op een goede manier afbakenen, om een balans te hebben tussen het bekostigen van gebiedsontwikkeling door ontwikkelende partijen en door gemeenten. Anders werkt het ook niet. Ik zal daar dus scherp op letten. En de AMvB zal worden voorgehangen, dus wanneer we die hele discussie inhoudelijk verder hebben gevoerd.
De heer Van Dijk (SGP):
Ik dank de minister voor dit antwoord. Het is inderdaad ook goed dat die voorhang naar de Kamer er komt. De inkadering is heel belangrijk, zegt de minister. Mijn punt was dat ik die inkadering ontzettend mis in het amendement. Er staat een hele lange rij in genoemd: landschap, natuur, water, stikstofbalans, wegen, sociale woningbouw op buitenplangebied, sloop van woningen. Is de AMvB waar de minister het over heeft, in deze lijn? Of mogen we erop rekenen dat het wel wat scherper wordt ingekaderd dan in de toelichting op dit amendement?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
De Tweede Kamer heeft natuurlijk dit amendement aangenomen en deze toelichting was een onderdeel van het voorstel dat daar lag. Dus ik denk niet dat we op voorhand kunnen aangeven dat we daar heel anders in gaan zitten. Maar we hebben nadrukkelijk ook aangegeven om dit bij een nadere AMvB nader uit te zoeken en in te kaderen. Daar bood het amendement nadrukkelijk ook ruimte voor. Daarover gaan we met alle belanghebbenden het gesprek aan, om tot een goede en werkbare afweging te komen.
De heer Crone (PvdA):
Het amendement is toch bepalend? Het amendement bepaalt een wat bredere reikwijdte dan de heer Van Dijk misschien wil, maar de Tweede Kamer heeft het amendement wel zo vastgesteld. Dan gaat de minister dat toch niet inperken?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Ik zeg volgens mij dat dit mij op dit moment niet de geschikte plek lijkt om tot een inperking te komen. Er is gevraagd om in een AMvB tot een nadere afbakening te komen. Een toelichting is natuurlijk ook weer iets anders dan een wetstekst, dus dat laat wel enige ruimte om het te bespreken. Maar het amendement is aangenomen, inclusief de toelichting erop. Dat geeft dus wel aan waar de initiatiefnemers op gedoeld hebben bij het indienen van het amendement.
De heer Crone (PvdA):
Dat zou ik ook graag naar de heer Van Dijk willen herhalen. De Omgevingswet is juist bedoeld om integrale afwegingen mogelijk te maken. Als je dan dit weer gaat inperken, krijg je geen integrale afweging meer, want daarbij moet alles worden meegenomen. En nogmaals: de bescherming zit in de Omgevingswet, de vergunningen, het omgevingsplan en wat dies meer zij. Dus ik zou de minister willen vragen: perk het nou niet in, want daar gaan we daarna weer spijt van krijgen.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Volgens mij is dit er een goede illustratie van waarom het goed is dat we hierover met een AMvB naar de Kamer komen. Op dat moment is er gelegenheid om dit te bediscussiëren. Want de heer Crone zal het ook met mij eens zijn dat het einde van integraliteit ook is dat je alles erbij betrekt. Er zit ook wel ergens een einde aan wat je betrekt bij een integrale afweging. Waar die scheidslijn nou precies moet komen te liggen, zullen we op basis van het amendement, inclusief de toelichting zoals zij is ingediend, met de genoemde partijen bespreken. Daarna komen we met een verwerking van het besprokene bij u terug.
De voorzitter:
De heer Van Dijk wil op dit punt nog een opmerking maken?
De heer Van Dijk (SGP):
Ja, ik word een klein beetje uitgedaagd door de heer Crone. Mag ik constateren dat de minister eigenlijk niet de restrictieve uitleg deelt die bijvoorbeeld mijn collega Rietkerk gaf?
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
De afbakening staat al op wetsniveau. Een verdere nadere inkadering van de ontwikkeling gaan we bij AMvB doen. Ik ga nu niet verder speculeren wat we op dit punt wel en niet gaan doen. We hebben in de wet een duidelijke afkadering. Dit amendement is ingediend, inclusief een toelichting. Er komt een AMvB. Daarin zullen we zeker een aantal van dit soort vragen, die hier terecht worden gesteld, nader wegen.
De voorzitter:
De heer Rietkerk wil ook een vraag stellen op dit punt?
De heer Rietkerk (CDA):
Ja, op dit punt, voorzitter. Ik wil via u ook reageren op de minister en de heer Van Dijk. Het gaat om de vraag vanuit onze fractie om een afbakening. Ik heb inderdaad gezien dat het om kwalitatieve verbeteringen gaat. De minister heeft de elementen genoemd, maar het moet wel afgebakend worden. Ik heb het niet over een "stringente afbakening" gehad; dat zijn de woorden van de heer Van Dijk. Het gaat ons om een kwalitatieve afbakening met een redelijke prijs. Wij zien uit naar de voorhang van de AMvB. Want daar zal het toch allemaal in staan, vraag ik de minister.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
Zeker. We komen met die AMvB, en ik neem daarin ook zeker kennis van de duiding van het CDA over de afbakening en het belang daarvan.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 22, item 8
-
22 juni 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
3 maart 2020
toezegging gedaan
Toezegging Meewegen hardheidsclausule bij afbakening AMvB (35.133) (T02901)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat zij bij de afbakening van AMvB op grond van het amendement-Ronnes (TK 2019/20, 35 133, nr. 34) inzake financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied op publiekrechtelijke basis, het aspect ‘hardheidsclausule’ zal meewegen in het kader van onvoorziene omstandigheden.
| Nummer | T02901 |
|---|---|
| Status | voldaan |
| Datum toezegging | 3 maart 2020 |
| Deadline | 1 januari 2021 |
| Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen |
| Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
| Kamerleden | mr. R.A. Janssen (SP) |
| Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) |
| Soort activiteit | Plenaire vergadering |
| Categorie | lagere regelgeving |
| Onderwerpen | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet hardheidsclausule Omgevingswet |
| Kamerstukken | Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet (35.133) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 22, item 8, blz. 16-17
De heer Janssen (SP):
Ik wil nog een korte verduidelijking van de minister. Met welke afbakening de minister ook komt in een AMvB, zij zal nooit dusdanig limitatief zijn dat er niet in de vorm van een hardheidsclausule altijd een mogelijkheid overblijft voor onvoorziene omstandigheden. Die mogelijkheid moet er zijn voor dingen die we nu nog niet voorzien, maar die wellicht in de toekomst gaan spelen bij nieuwe problemen. Die moeten dan misschien toch een rol kunnen spelen. Ik noem als voorbeeld maar even de problemen met de bodem. Ik noem dat graag nog even als een punt van aandacht voor de minister richting de AMvB.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
We zullen dat ook meewegen. Niet in alle voorstellen wordt altijd de hardheidsclausule voorzien. Maar we zullen dit meewegen wanneer we gaan praten over de AMvB. Ik noteer dit punt van de SP.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 22, item 8
-
23 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
3 maart 2020
toezegging gedaan