Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel juli 2019)



Dit is het rappel tot 02-07-19.

 




Toezegging Evaluatie Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416) (T01865)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe de Wet houdbare overheidsfinanciën te evalueren en daarbij de ontwikkeling van investeringen en andere factoren die het EMU-saldo van de decentrale overheden hebben beïnvloed betrekken. Medio 2015 wordt hier voor het eerst naar gekeken.


Kerngegevens

Nummer T01865
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 juli 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
houdbare overheidsfinanciën
Kamerstukken Wet houdbare overheidsfinanciën (33.416)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 37

De heer Ester (ChristenUnie): De Wet Hof zal geëvalueerd worden. Is er overigens een reden dat het voorstel hiertoe niet zelf in de wet is opgenomen? Mijn fractie vraagt de minister, vooral de investeringskwestie een grote rol in de evaluatie te laten spelen. Dat is immers een kernpunt in de discussie tussen het Rijk, de gemeenten, provincies en waterschappen. Kan de minister dit toezeggen? Hier staan grote sociaaleconomische belangen en werkgelegenheidsbelangen op het spel. Decentrale overheden, zeker ook gemeenten, krijgen de komende paar jaar al genoeg voor de kiezen in het kader van de grote decentralisatietrajecten rond werk, jeugd en zorg.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 70

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd waarom de wet geen evaluatiemoment bevat. Hij heeft ook gevraagd of er in de evaluatie aandacht zal zijn voor de investeringsniveaus. Zoals net al is gezegd, is met de decentrale overheden afgesproken dat medio 2015 wordt bezien of de verwachte daling van de norm zich ook aftekent en of de afgesproken verdere daling in 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is. De realisaties van het saldo in de dan achterliggende jaren dienen dan als input. Ook zullen wij de ontwikkeling van investeringen en andere factoren die het EMU-saldo van de decentrale overheden hebben beïnvloed, daarbij betrekken en bekijken of het verantwoord is om de tekortnorm geleidelijk aan te verlagen op weg naar dat begrotingsevenwicht op de middellange termijn. Het financieel akkoord dat wij met de decentrale overheden hebben gesloten, is een logische plek voor deze afspraak. Dat bestuurlijk overleg wordt dan hervat. Nogmaals, in de wet zelf zijn geen normen vastgelegd.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie wet schatkistbankieren zonder horizonbepaling (33.540) (T01870)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Postema (PvdA) en Ester (ChristenUnie), toe om de wet verplicht schatkistbankieren te evalueren en hierbij rekening te houden met de volgende elementen: het effect op de EMU-schuld, de gerealiseerde efficiencywinst, rendementseffecten en de autonomie van de decentrale overheden. Tevens zal de regering in de evaluatie nadrukkelijk kijken naar nut en noodzaak van het schatkistbankeren ingeval de EMU-normen feitelijk niet meer actueel zijn, in de zin dat ze niet meer dwingend zijn.


Kerngegevens

Nummer T01870
Status voldaan
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 juli 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
schatkistbankieren
Kamerstukken Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden (33.540)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10 item 10 - blz. 36

De heer Postema (PvdA): Voorzitter, ik rond af. Gegeven het risico dat nu of in de toekomst toch onverhoopt beleidsmatige sturing via het instrument van het schatkistbankieren plaats zal gaan vinden is het voor mijn fractie van groot belang dat de minister ons vandaag hierover comfort biedt. Daarbij past zeker een evaluatie, waarin ook de eventuele inpassing van een horizonbepaling dient te worden meegenomen. Wij wachten de beantwoording van onze vragen dan ook met belangstelling af.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10 item 10 - blz. 38

De heer Ester (ChristenUnie): Schatkistbankieren zal risicoarm financieel beheer door lagere overheden in de hand werken. De ChristenUnie-fractie is een groot voorstander van prudent beleggingsbeleid en conservatief cashmanagement door lagere overheden. Dit wetsvoorstel bevordert dat. Schatkistbankieren zal per saldo ertoe leiden dat het rendement minder zal zijn. De omvang blijft ook hier wat in het ongewisse. Voor provincies en gemeenten die in risicoarm AAA-papier beleggen maakt het allemaal niet veel uit, zo schatten wij in. Zij kunnen immers profiteren van de gunstige financieringsvoorwaarden van het Rijk. Voor decentrale overheden die bewust meer risico nemen – uiteraard binnen grenzen die de Wet fido stelt – zal er sprake zijn van rendementsvermindering.

De richting van dit wetsvoorstel heeft onze instemming. Wel is er ook hier toch onzekerheid over de kwantitatieve effecten ervan. De minister heeft in de Tweede Kamer toegezegd de wet te zullen evalueren. Ook hier geldt dat in het wetsvoorstel zelf hierover niets is geregeld. Mijn fractie vraagt de minister om in de evaluatie expliciet aandacht te besteden aan het daadwerkelijke effect van schatkistbankieren op de verlaging van de EMU-schuld, de gerealiseerde efficiencywinst, de rendementseffecten voor decentrale overheden en de gemeentelijke en provinciale autonomie. Dat laatste punt is voor de ChristenUnie-fractie zeer belangrijk. Kan de minister die criteria toezeggen?

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10 item 13 - blz. 72-73

Minister Dijsselbloem: Dan kom ik op een aantal meer specifieke vragen over schatkistbankieren. Ook daarbij is gevraagd naar een horizonbepaling. Een evaluatie van de wet heb ik toegezegd in de Tweede Kamer. Die zal er dan ook komen. Een horizonbepaling vind ik niet gewenst. Immers, het beheersen van de overheidsschuld in totaal is altijd belangrijk, ook als de schuld in de toekomst weer onder de 60% ligt. Hetzelfde geldt voor de aanvullende argumenten, zoals risicoreductie, het doelmatig beheren van overheidsmiddelen et cetera. Ik verwijs naar de argumenten die ik in mijn inleiding heb genoemd. Dit wetsvoorstel behoudt dus ook in de toekomst zeker zijn waarde.

De heer Postema (PvdA): Ik denk niet dat wij vandaag overeenstemming bereiken over nut en noodzaak van een horizonbepaling, maar het zou toch logisch zijn als het onderwerp als zodanig in de evaluatie wordt meegenomen?

Minister Dijsselbloem: Definieert de heer Postema het onderwerp dan als volgt? Moeten wij decentrale overheden in de toekomst, wanneer de staatsschuld bijvoorbeeld onder de 50% is gebracht, nog wel verplichten om hun overtollige publieke middelen te parkeren in de schatkist? Ik kan daar ja op zeggen. Maar dat is ook een politieke weging. Die gaat om de vraag hoe belangrijk je het vindt dat publieke middelen zorgvuldig en met beperkt risico worden beheerd, dat dat doelmatig gebeurt en dat dat ook in die situatie bijdraagt aan een zo laag mogelijke inleenbehoefte van de totale overheid op de kapitaalmarkten. Dat lijkt mij de set van argumenten waarom wij dit een goed wetsvoorstel vinden, die ook bij een lagere staatsschuld nog gelden. Ik ben bereid die discussie alsdan – op dat moment ben ik natuurlijk nog minister – met de heer Postema te vervolgen.

De heer Postema (PvdA): Wij gaan er ook van uit dat de heer Dijsselbloem dan nog minister is en dat wij dat dan zo gaan doen. Veel dank voor die toezegging. Ik denk niet dat wij elkaar vandaag gaan vinden op het onderdeel van de efficiency. Ik blijf daar maar een beetje vandaan. Als die efficiencyargumentatie namelijk zo sterk geldt, dan zou ik ook naar een inleenfaciliteit voor de decentrale overheden kijken en die is er nou net uitgehaald. Maar op dat punt gunnen wij het kabinet zijn eigen overweging. Nogmaals dank voor de toezegging over de evaluatie.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10 item 13 - blz. 75

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft een aantal suggesties gedaan voor de inhoud van de evaluatie van de wet. Hij heeft, terecht, vastgesteld dat de evaluatie niet in het wetsvoorstel zelf staat. Hij zou bepaalde elementen graag terugzien in de evaluatie. Hij noemde concreet het effect op de EMU-schuld, de gerealiseerde efficiencywinst, rendementseffecten en natuurlijk de autonomie van de decentrale overheden. Ik zeg hem graag toe dat deze elementen deel zullen uitmaken van de evaluatie.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 10 item 13 - blz. 78

De heer Postema (PvdA): Ten aanzien van het schatkistbankeren geldt eigenlijk eenzelfde soort verhaal. Veel dank voor de geboden helderheid. Daarnaast dank ik de minister voor zijn toezegging om in de evaluatie nadrukkelijk nog eens te kijken naar nut en noodzaak van het schatkistbankeren ingeval de EMU-normen feitelijk niet meer actueel zijn, in de zin dat ze niet meer dwingend zijn. Wij zouden echt graag zien dat dit te zijner tijd op die manier door de evaluatoren wordt bezien.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toepassing sanctie-instrument Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.752 / 33.753 / 33.754 / 33.755) (T01953)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA) en Bröcker (VVD), toe dat maatregelen voor zover ze een sanctie inhouden alleen fraudeurs treffen. Om een sanctie te kunnen opleggen is opzet of ten minste grove schuld vereist. Pleitbare standpunten vallen daar nooit onder.


Kerngegevens

Nummer T01953
Status voldaan
Datum toezegging 17 december 2013
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. W.L.J. Bröcker (VVD)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Versterking boete- en strafrechtinstrumentarium
Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit
Kamerstukken Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente (33.755)
Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit (33.754)
Overige fiscale maatregelen 2014 (33.753)
Belastingplan 2014 (33.752)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 14, blz. 15

Ik denk dat het wel van belang is dat ik de heer Essers andermaal toezeg, net als in de schriftelijke stukken en in reactie op de inbreng van de heren Bröcker en Essers, dat maatregelen voor zover ze een sanctie inhouden alleen fraudeurs treffen, want om een sanctie te kunnen opleggen is opzet of ten minste grove schuld vereist. Pleitbare standpunten vallen daar natuurlijk nooit onder.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Btw-behandeling (34.117 / 34.320) (T02240)

De staatssecretaris van SZW zal, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, de wens van de Kamer om een gelijke btw-behandeling toe te passen ten aanzien van de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, na ommekomst van de bevindingen van de advocaat-generaal in maart 2016, meenemen in de afwegingen van het kabinet hierover. De conclusies van het kabinet zullen zo spoedig mogelijk ter bespreking aan beide Kamers worden voorgelegd.


Kerngegevens

Nummer T02240
Status voldaan
Datum toezegging 22 december 2015
Deadline 1 januari 2018
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden A. Elzinga (SP)
Mr. C.J. Kok (PVV)
Drs. F.C.W.C. Lintmeijer (GroenLinks)
J.G. Nagel (50PLUS)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen BTW-heffing
pensioenfondsen
pensioenregelingen
BTW
Kamerstukken Novelle Wet algemeen pensioenfonds (34.320)
Wet algemeen pensioenfonds (34.117)


Opmerking

De Kamer heeft over dit onderwerp tevens de motie-Oomen-Ruijten aanvaard, waarin de regering om een voorstel tot reparatie wordt verzocht. De commissie SZW heeft op 6 juli 2017 een brief naar de staatssecretaris van zowel SZW als FIN gestuurd waarin de commissie te kennen geeft uit te zien naar nadere informatie over de btw-heffing wanneer de aanpassing van het pensioenstelsel nader gestalte krijgt (32043 / 33972, M). Op 3 april 2018 heeft de commissie besloten (daarnaast) de discussie in de Tweede Kamer te blijven volgen en dit onderwerp op een later moment in een gezamenlijke vergadering met de commissie Financiën te agenderen. Toezegging T02240 blijft in afwachting hiervan als deels voldaan geregistreerd staan.

Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 1 /2

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik wil derhalve beginnen met de btw-vrijstelling. Een groot aantal woordvoerders heeft gevraagd of het kabinet een onderzoek zou willen doen naar die btw-vrijstelling, ook voor DB-regelingen. De Kamer begrijpt dat ik na ommekomst van de eerste termijn nog even in conclaaf ben gegaan met mijn collega op Financiën, de heer Wiebes. Ik heb de Kamer gisteren goed beluisterd. De staatssecretaris van Financiën heeft gemeld dat er op dit moment een procedure bij de Hoge Raad loopt over die btw-behandeling van het beheer van de gemeenschappelijke beleggingsfondsen in relatie tot bedrijfspensioenfondsen. Het gerechtshof te Den Haag heeft de Belastingdienst gelijk gegeven, maar er is cassatie aangetekend bij de Hoge Raad. Ik heb begrepen dat in deze zaak een advocaat-generaal voor 31 maart 2016 conclusie neemt. In deze conclusie worden alle aspecten van de btw-vrijstelling meegenomen. Het betreft een onafhankelijk advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad. De Hoge Raad doet normaal gesproken vrij snel daarna uitspraak. Ik denk, en dat leg ik de Kamer voor, dat het logisch is dat we de conclusie van de advocaat-generaal afwachten voordat we verdere stappen zetten. Ik heb goed begrepen dat een aantal leden overweegt om mij te vragen om nog een onafhankelijk onderzoek te entameren — samen met mijn collega van Financiën, stel ik mij zo voor — maar ik zou het een groot goed vinden als we die conclusie van de advocaat-generaal zouden kunnen afwachten. [...]

Maar wat ik terug heb gekregen vanuit Financiën, is dat een advocaat-generaal voor 31 maart die conclusie neemt. Daar vaar ik nu even op. Mevrouw Oomen vraagt: wat doe je dan vervolgens? Dat is iets wat we in de boezem van het kabinet hebben te bespreken. Ook daarop kan ik natuurlijk niet vooruitlopen. Ik weet niet precies welke conclusie de advocaat-generaal zal neerleggen. Vervolgens moeten we natuurlijk na ommekomst van die conclusie kijken wat de Hoge Raad daarmee doet. Daarna is het kabinet weer aanzet. Kortom, dat is de ordentelijke weg. Ik wil de Kamer nogmaals vragen om die conclusie af te wachten.

De heer Postema (PvdA):

Ik zou dat inderdaad graag met de staatssecretaris willen afwachten, maar ik heb het idee dat deze Kamer ook wel een helder signaal heeft willen meegeven. Dat is het signaal dat het nu in het huidige wetsvoorstel als EU-proof wordt gepresenteerd, met een ongelijk speelveld als gevolg, terwijl veel fracties, in ieder geval die van mij, hebben gezegd dat ze dat als zodanig onwenselijk vinden. Het is heel goed dat het straks, als die uitspraak er is, weer in de boezem van het kabinet wordt teruggenomen, maar ik wil de bevestiging horen dat de staatssecretaris het signaal vanuit de Kamer serieus neemt dat zij dat speelveld wel gelijkelijk ingevuld wil zien.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb heel goed naar de Kamer geluisterd. Zij heeft het inderdaad gehad over het ongelijke speelveld en over het in Europa willen zijn van het beste jongetje of meisje van de klas. De Handelingen van dit debat spelen natuurlijk ook een rol bij de uiteindelijke afweging die het kabinet heeft te maken. Ik stel me zo voor dat op enig moment de conclusie vanuit het kabinet ook weer met beide Kamers wordt gedeeld, maar ik kan echt nog niet vertellen wanneer dat moment precies zal zijn.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 5/6

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

De staatssecretaris heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de btw-vrijstelling. Als ik het goed begrijp, dan loopt er een procedure. De advocaat-generaal gaat een conclusie trekken voor 31 maart, nog afgezien van het feit dat een en ander langer dan de periode tot 31 maart zou kunnen gaan duren, maar dan komt het: dan zouden wij moeten afwachten tot de Hoge Raad met een arrest komt. In de tussentijd gaat het kabinet bespreken wat het moet gaan doen na de conclusie van de advocaat-generaal. Dat duurt mij wat te lang. Nu wil ik niet vervelend zijn en ik heb ook goed geluisterd naar de aardige woorden van de staatssecretaris. Daarom heb ik een motie, die ik een beetje had voorbereid, wat aangepast. [...] verzoekt de regering: opdracht te geven tot een onafhankelijk extern onderzoek naar de mogelijkheden om binnen de ruimte die de btw-richtlijn biedt ook in Nederland een gelijke btw-behandeling toe te passen wat betreft de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie; bij voorkeur bij de Voorjaarsnota te komen met een voorstel tot reparatie van deze problematiek dat zijn neerslag kan krijgen in de Fiscale verzamelwet 2016.

De heer Postema (PvdA):

Hoe moet het nou met dat onderzoek? Die onderzoekers zullen zelf toch ook zeer benieuwd zijn naar de uitspraak van de Hoge Raad? Hebben wij dan geen probleem van volgtijdelijkheid? Is het in die zin niet beter om de uitspraak van de Hoge Raad af te wachten en de staatssecretaris vooral ertoe op te roepen om daar naar aanleiding van die uitspraak een standpunt over in te nemen dan wel nader onderzoek naar te laten doen?

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ten eerste willen wij deze zaak niet op de lange baan schuiven. Ten tweede zegt de staatssecretaris dat de advocaat-generaal voor 31 maart met een advies zou komen. Daarna gaat men in de boezem van het kabinet overleggen wat daarmee te doen. Dat vinden wij te onzeker. Daarom dienen wij die motie in.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 7/8

De heer Kok (PVV):

De motie inzake het btw-onderscheid die ik gisteren zelf aankondigde, kan wat mij betreft achterwege blijven, nu mevrouw Oomen een motie heeft geconcipieerd met dezelfde strekking. Naar onze mening kan deze motie gewoon doorgang vinden. Wij zien het als een steun in de rug voor de staatssecretaris, zelfs nu er een procedure is gestart bij de Hoge Raad en wij die moeten afwachten, terwijl wij eigenlijk niet weten op welke termijn een en ander tot een einde zal worden gebracht.

De heer Elzinga (SP):

Het punt van de btw-vrijstelling was ook voor mijn fractie een van de hoofdpunten in eerste termijn. Dank voor de schets van de aanstaande ontwikkelingen in de jurisprudentie. De mening van de vorige sprekers dat het toch nog wel even gaat duren, deel ik ook. Ik waardeer het zeer dat de jurisprudentie en die ontwikkelingen uitermate belangrijk zijn en dat deze reflectie natuurlijk wordt meegenomen naar de boezem van het kabinet. Dat het verslag van dit debat ook wordt meegewogen, gaat mijn fractie niet ver genoeg. Ik denk dat wij hier in de Kamer een breed draagvlak hebben voor het standpunt dat de verschillen in btw-behandeling gewoon onwenselijk zijn. Wij staan eigenlijk op het standpunt dat de btw-vrijstelling ook voor DB-regelingen een belangrijk goed is. Wij zijn in dit huis van mening dat dit kan binnen de Europese regeling. Ook andere landen zijn van mening dat het kan. Het gebeurt ook. Wij hebben de motie van senator Oomen dan ook uit overtuiging meeondertekend. Wij zullen die ook steunen.

De heer Lintmeijer (GroenLinks):

De motie over de btw zullen we steunen. Ik snap dat de staatssecretaris eerst bekijkt waarmee de advocaat-generaal komt. Dat laat onverlet de inhoudelijke positie die deze Kamer heeft ingenomen ten aanzien van de wenselijkheid van een equal playing field. Wellicht zal alleen de oplossing van de zaak anders worden, afhankelijk van de uitspraak van de advocaat-generaal.

Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 9

Staatssecretaris Klijnsma:

De motie van mevrouw Oomen (34117/34320, letter H) over de btw-behandeling, die zij mede namens een groot aantal anderen heeft ingediend, is zeer relevant. In mijn betoog in eerste termijn heb ik mede namens mijn collega van Financiën — eerlijk gezegd hoort dit onderwerp bij hem thuis; ik zit hier namens het kabinet — verteld hoe de route is van de rechtsgang op dit punt. Ik blijf het een groot goed vinden dat de advocaat-generaal zijn bevindingen aan ons doet toekomen en dat we op dat punt bekijken hoe de situatie zich ontrolt. De strekking van de motie is dat we nu reeds opdracht zouden moeten geven tot een onafhankelijk extern onderzoek en dat we bij voorkeur bij de Voorjaarsnota zouden moeten komen met een voorstel tot reparatie van de problematiek. Dat is nu net een stapje te enthousiast.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Ik heb in vreselijke krabbelletters ook iets toegevoegd aan de motie, namelijk: "rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie". Dit betekent dat u geen apart onderzoek meer moet doen, maar dat u, voordat u dat gaat onderzoeken in de boezem van uw kabinet, weet wat de Eerste Kamer vindt.

Staatssecretaris Klijnsma:

Kijk, dit is andere koek. Als dat zo is, als we dus eerst de jurisprudentie en dus vooral de bevindingen van de advocaat-generaal kunnen afwachten, dan is dat in lijn met wat het kabinet heel logisch vindt. Ook wij zijn natuurlijk benieuwd naar wat de advocaat-generaal zo meteen te berde brengt en willen alsdan heel graag nagaan welk pad afgelopen kan worden. Mocht er nog iets kunnen bij de Voorjaarsnota, dan zou dat heel plezierig zijn. De Kamer begrijpt dat ik dit laatste niet kan toezeggen. Wat doe ik nu met het oordeel over deze motie? Het is een beetje lastig. Ik ga nu even inzoomen. Er staat, zoals mevrouw Oomen heeft aangevuld, dat wij na ommekomst van de bevindingen van de advocaat-generaal kunnen bekijken hoe wij daarmee omgaan. Dat zal de Hoge Raad doen, maar het kabinet ook. Er staat tussen gekrabbeld dat we bij Voorjaarsnota zouden moeten komen met een voorstel. Ik duid deze motie zo dat als we dat niet zouden kunnen halen, de Eerste Kamer niet onmiddellijk — als ik mij zo mag uitdrukken — van haar à propos is. Als ik de motie zo mag uitleggen, dan kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tussenlaag zzp-middeling (34.036) (T02259)

De Staatssecretaris van Financiën zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Strien (PVV), erop toe te zien dat de tussenlaag van zzp-bemiddeling wordt voorkomen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02259
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen tussenlaag zzp-bemiddeling
zorg
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.27

De heer Van Strien (PVV):

In het nieuwe stelsel hebben opdrachtnemer en opdrachtgever een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ze stellen immers samen een contract op of sluiten samen een of ander standaardcontract, terwijl die verantwoordelijkheid eerst vrijwel uitsluitend bij de opdrachtnemer lag. De opdrachtnemer hoefde immers alleen die VAR aan te vragen en toonde die desgewenst aan de opdrachtgever. Doordat nu de opdrachtgever ook effectief onderwerp van handhaving door de Belastingdienst kan worden, wat overigens op zich heel logisch lijkt, bestaat het risico dat opdrachtgevers middelen zoeken om eventuele risico's van inhuur van zzp'ers uit te sluiten. Het ontstaan van een tussenlaag van zzp-bemiddeling is in de pers genoemd. Een situatie waarbij de marges voor tussenpersonen bizar hoog zijn. Vooral in de zorg zou dit voorkomen. Het uiteindelijke gevolg zou kunnen zijn dat de zelfstandige hierdoor een lager tarief krijgt. Dat lijkt mijn fractie een ongewenste situatie. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de staatssecretaris vooral op dit punt uitgebreid in zou willen gaan. Mogelijk kan hij onze zorgen op dit punt wegnemen. Het gaat ons daar bij vooral om de volgende vragen. Ziet de staatssecretaris ook die ontwikkeling van tussenpersonen tussen zzp'er en uiteindelijke opdrachtgever? Zo ja, acht hij die ontwikkeling ook ongewenst? Is hij bereid om ongewenste ontwikkelingen als deze, indien die zich voordoen krachtig te bestrijden?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.42

Staatssecretaris Wiebes:

Disintermediation is in volle gang en dan zouden wij het tegenovergestelde gaan doen door het laten vervallen van de VAR. Dat is niet wenselijk en niet logisch. Ik kan ook niet bedenken waar dat aan zou kunnen liggen. De kern is namelijk dat intermediairs, zo ze bestaan en waar ze bestaan, ook ondernemingen zijn. Ze moeten zich op dezelfde manier aan dezelfde wet houden, met mogelijkerwijs modelovereenkomsten die van dezelfde site af komen. Voor hen geldt de DBA ook en zij worden ook gecontroleerd. Je kunt niet zeggen: ik word nu gecontroleerd, ik ben er verantwoordelijk voor, maar ik schuif het af naar iemand die buiten het blikveld zit. Dat kan niet want ook daar werkt de Belastingdienst. Ook voor intermediairs geldt dat een ondernemer een ondernemer is, een dienstverband een dienstverband en een werknemer een werknemer. De kaart van de payrolling wordt stevig getrokken, maar in veel gevallen heeft dit met andere dingen te maken dan met deze wet.

De heer Van Strien maakt zich zorgen of dit ook in de zorg zou kunnen gebeuren. Het lijkt mij onwenselijk als dit als gevolg hiervan gaat gebeuren. Het lijkt mij ook onlogisch. Ik verwerk het daarom in een toezegging. Ik ken nog twee andere collega's in het kabinet die dit onlogisch, maar ook zeer onwenselijk zouden vinden. Ik ga met hen afspreken dat wij er stevig op gaan letten. Ik ben ook bereid om, voordat de wet in werking treedt, terug te koppelen over wat wij zien gebeuren wat dit betreft. Als wij iets zien gebeuren, zal ik ook aangeven wat eraan te doen is. Er is namelijk geen reden voor, het levert geen maatschappelijke winst op, het is niet wenselijk en niet logisch, maar sommige onlogische dingen gebeuren echter toch. We zien ze nog niet, maar het is een belangrijk punt. Ik zeg daarom toe dat wij er speciaal op zullen letten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Openbaarheid kern van overeenkomst (nieuwe constructie) (34.036) (T02262)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat bepaalde gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond, op de site zal zetten en openbaar zal maken. (Dit betreft een nieuwe constructie, om net binnen de wet te blijven.)


Kerngegevens

Nummer T02262
Status openstaand
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen fiscale informatie
geanonimiseerd
kern
overeenkomsten
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.50

De heer Köhler (SP):

De staatssecretaris is eigenlijk op mijn uitdaging om met enige creativiteit te komen om het toch te kunnen doen —die openbaarheid — helemaal niet ingegaan. Ik doe daarom zelf maar een paar suggesties en verwacht van hem in tweede termijn een concrete toezegging zodat ik mijn fractie kan adviseren voor deze wet te stemmen. De eerste is dat de overeenkomsten niet alleen geanonimiseerd worden, maar ook worden ontdaan van alle bedrijfsspecifieke zaken zodat alleen de constructie overblijft, de kern van de over-eenkomst. Dat heeft mijn voorkeur. Het kan zijn dat de staatssecretaris dadelijk gaat antwoorden dat dat ook niet mag, omdat wij dan feitelijk die overeenkomst toch openbaar maken en de wet dat niet toestaat. Als de staatssecretaris van plan is om dat te antwoorden — ik ben dat overigens niet met hem eens — doe ik nog een andere suggestie. De Belastingdienst kan ook zelf kijken of er bij de vele aangeboden overeenkomsten, die hij voor de aanvrager niet mag publiceren, maar wel goedkeurt, niet een nieuw type overeenkomst zit. Een hele nieuwe constructie noem ik het maar even, om net binnen te wet te blijven. De Belastingdienst kan vervolgens zelf die constructie openbaar maken, in de vorm van een niet aanbevolen, maar wel mogelijke modelovereenkomst. Dat zou het minste zijn om tegemoet te komen aan ons dringende verlangen op dit punt.

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.51/52

Staatssecretaris Wiebes:

Ik vind zijn laatste idee creatief. De mensen die hiermee moeten werken, hebben hier razendsnel naar gekeken. Ik wil de heer Köhler de volgende toezegging doen voor het geval er daadwerkelijk een nieuwe constructie opduikt. Dat moet echt een nieuw inzicht zijn en geen kwestie van het verschuiven van bestaande knopjes of iets wat ergens in het midden tussen andere dingen uitkomt. Er moet echt iets opduiken waarvan wij kunnen zeggen dat het een nieuwe constructie is. Dat zal dan iemand zijn die op een andere manier dan de anderen probeert om onder het vaste dienst verband uit te komen, dan wel op andere manieren voordelen naar zich toe wil halen. Ik zeg toe dat ik die gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond dus, op de site zal zetten en openbaar zal maken. Ik loop daarmee wel een beetje langs het randje, maar ik zal ervoor zorgen dat het allemaal wel kan. Ik zeg er eerlijk bij dat ik hier baat bij heb. De geloofwaardigheid van de Belastingdienst is een van de dingen die in dit debat een rol hebben gespeeld. Ik heb baat bij een zo groot mogelijke geloofwaardigheid van de Belastingdienst. De toetsbaarheid maakt dat mensen kunnen zien wat er fout gaat. Ik geloof echter dat de geloofwaardigheid van de Belastingdienst hier op de lange termijn bij gebaat is. Ja, men kan zien dat de Belastingdienst soms iets fout doet, maar men kan ook zien dat eraan gewerkt wordt om dat te corrigeren. Men kan dan zien dat het hersteld wordt. Op die manier wordt de kwaliteit steeds hoger. Ik sta al in voor de kwaliteit, maar iedereen in deze zaal en ik zelf ook hebben er baat bij omdat zo toetsbaar en kwetsbaar mogelijk te doen, om open te zijn over wat er fout gaat en dat vervolgens te herstellen. Deze toezegging over de nieuwe constructies doe ik dus.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inschatting aandeel schijnzelfstandigheid bij de formele evaluatie na 3 jaar (34.036) (T02264)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat hij beziet of bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging gedaan kan worden om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten.


Kerngegevens

Nummer T02264
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
schijnzelfstandigheid
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.25

De heer Köhler (SP):

De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties kan bij een goede uitvoering leiden tot het meer aansprakelijk stellen van werkgevers die gebruikmaken van schijnzelfstandigen, met als achterliggend doel het aantal schijnzelfstandigen te laten afnemen en betrokkenen te helpen aan een normaal dienstverband als werknemer. Maar het is zeker niet vanzelfsprekend dat dit doel gehaald wordt. Sommige mensen vrezen dat er nieuwe schijnconstructies ontstaan, bijvoorbeeld door een langere keten van contracten via intermediairs, waardoor de zelfstandige uiteindelijk nog slechter af is.

Het is daarom goed dat de wet na invoering binnen drie jaar geëvalueerd wordt. Om te zien of de schijnzelfstandigheid afneemt, is het nuttig om met een nulmeting te werken. Is of komt er zo'n meting?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.45

Staatssecretaris Wiebes:

De tweede vraag van de heer Köhler was om nog even na te denken over de nulmeting. We hebben nu 2% tot 14%.Een nulmeting? Dat is een nulmeting van niets. Het is een prulmeting. Die is natuurlijk niet-benchmarkbaar. Die meting is geen grondslag voor een nauwkeurige vergelijking tussen nu en de toekomst. Ik kan toezeggen — dat kan ik nu al vastleggen — dat ik bezie of we bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging kunnen doen om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten. Dat is dan meer geschikt voor onafhankelijke oordeelsvorming dan voor vergelijking. Een vergelijking wordt nooit erg precies. Ik snap wel het verlangen van de heer Köhler om te weten of we maatschappelijk tevreden kunnen zijn met wat er ligt. Voor benchmarking is zij echter weinig geschikt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Budgettaire norm voor ontwikkeling zorguitgaven onderzoeken (34.775/34.700) (T02507)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe om in samenspraak met de het Centraal Planbureau en de WRR de mogelijkheid van een eigenstandige budgettaire norm voor de zorguitgaven, die is gekoppeld aan de ontwikkeling van het bbp, te zullen onderzoeken en de Kamer hierover een notitie te doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T02507
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Bruto Binnenlands Product
nationaal inkomen
zorgnorm
zorguitgaven
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Kabinetsformatie 2017 (34.700)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 3 - blz. 5

De heer De Grave (VVD):

Tevens leeft bij mijn fractie de gedachte of voor zorguitgaven niet aparte budgettaire afspraken zouden moeten worden gemaakt, een soort eigenstandige Zalmnorm; de Hoekstranorm mag die dan ook heten. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan een koppeling aan de groei van het bbp. Dit betekent dat de zorguitgaven in de regeerperiode als percentage van het bbp gelijk blijven, wellicht met afwijkingen als het bbp duidelijk meer of minder groeit dan het langjarig gemiddelde. Het grote voordeel hiervan is dat er dan geen sprake meer is van verdringing van andere belangrijke collectieve uitgaven als veiligheid en onderwijs,evenals een oplopende zorgrekening voor burgers en bedrijven. Afwijking van deze norm kan natuurlijk altijd ex post op basis van politieke besluiten. Dan moet tevens worden aangegeven ten laste van welke andere collectieve uitgaven dit gaat of dat dit ten laste gaat van burgers of bedrijven.

Mijn fractie vraagt de minister van Financiën of hij bereid zou zijn om in samenspraak met het CPB deze Kamer een notitie te doen toekomen waarin hij nader ingaat op de voor- en nadelen van een aparte budgettaire norm voor de zorg, gekoppeld aan de groei van het bbp. Ik kijk uit naar zijn reactie.

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz.32

Minister Hoekstra:

Om de heer De Grave verder te beantwoorden, zou ik nog een paar dingen willen opmerken. Ook de financieel woordvoerders in de Tweede Kamer hadden in grote meerderheid interesse in dit onderwerp, als dat de formulering is. Ook zij hebben gewezen op de risico’s die wij lopen door de verder oplopende zorgkosten. Zij hebben mij gevraagd de WRR te verzoeken om met een rapport tekomen over dit onderwerp. Daarover ben ik op dit momentmet de WRR in gesprek. Ik ga ook met het Planbureau in gesprek. Ik zou de heer De Grave om enige tijd willen vragen, zodat ik die dingen in samenhang kan bekijken en de Kamer daar in ieder geval schriftelijk, en indien gewenst en nodig ook mondeling, over kan informeren. Het probleem is evident. Ik denk dat we daar zeker de hulp van het Planbureau en de WRR bij kunnen gebruiken. Een belangrijkdeel van de vraag gaat over het hoe.

Dan nog even specifiek over die norm. Zou die daarbij kunnen helpen? Dat zou ik eigenlijk onderwerp willen maken van de dialoog met beide instituten. Dat lijkt mij zeer terecht. Ik zou die norm overigens graag direct willen omdopen tot de De Grave-norm, want als die er dan toch komt, lijkt het me verstandig dat ik niet beschuldigd word van nepotisme, maar uitsluitend van de inhoud.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarlijks informeren over pensioenen in eigen beheer directeuren-grootaandeelhouders (dga's) (34.775/34.700) (T02512)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rij (CDA), toe de Kamer te zullen informeren over het aantal belastingplichtingen dat in 2017 heeft gekozen voor een pensioen in eigen beheer. Tevens zal hij de Kamer - conform de toezegging van zijn ambtsvoorganger - jaarlijks informeren over het aantal dga’s wat gebruikmaakt van de afkoopregeling.


Kerngegevens

Nummer T02512
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. M.L.A. van Rij (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen afkoopregeling
directeur-grootaandeelhouders
pensioen in eigen beheer
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Kabinetsformatie 2017 (34.700)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, item 12, nr. 3 - blz. 21

De heer Van Rij (CDA)

Ook is er een bedrag van 1 miljard gereserveerd om in fiscale zin de doorsneesystematiek aan te pakken. Kan de staatssecretaris daarover al wat specifieker zijn? Wij weten uit ervaring in dit huis dat de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer een zeer lange weg heeft moeten afleggen, alvorens daar een parlementaire meerderheid voor ontstond. Deze wet is op 1 april jongstleden vertraagd ingegaan, nadat vorig jaar door de voorganger van deze staatssecretaris van Financiën werd besloten tot een novelle. Wanneer kan de staatsecretaris overigens aangeven hoeveel belastingplichtigen hebben gekozen voor een afkoop in 2017?

Handelingen I 2017-2018, item 12, nr. 7 - blz. 49

Staatssecretaris Snel:

Voorzitter. De heer Van Rij vroeg ook of ik kon aangeven hoeveel belastingplichtigen in 2017 hebben gekozen voor pensioen in eigen beheer. Daar heb ik het antwoord nog niet op, want dat krijg ik pas ietsje later, namelijk aan het eind van het eerste kwartaal 2018. De informatie wordt op dit moment door de Belastingdienst opgehaald. De laatste informatieformulieren over 2017 komen eind januari 2018 pas binnen en kort daarna kan ik een antwoord geven op die vraag. Overigens heeft mijn ambtsvoorganger al aangegeven dat wij uw Kamer jaarlijks zullen informeren over het aantal dga’s wat gebruik maakt van de afkoopregeling. Wij zullen dat beleid uiteraard niet aanpassen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Belastingrente koppelen aan reëel rendement (34.785) (T02517)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe om bij de invulling van de motie-De Vries, zoals aangenomen door de Tweede Kamer, de concrete suggestie te betrekken om de belastingrente te koppelen aan het reëel behaalde rendement over vermogen, en hierover aan de Kamer te rapporteren.


Kerngegevens

Nummer T02517
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 april 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingrente
reëel rendement
vermogen
Kamerstukken Belastingplan 2018 (34.785)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 3 - blz. 11

De heer De Grave (VVD):

In samenhang hiermee: een andere steen des aanstoots voor veel mensen, burgers en bedrijven — naar de meningvan mijn fractie terecht — is de hoogte van de belastingrente die de fiscus in rekening brengt, te weten 4% voor de inkomstenbelasting en 8% voor de vennootschapsbelasting. De fiscus zelf vergoedt geen rente. Dat wil zeggen, na een extreem lange periode. Ik zie hier allemaal mensen glimlachen; ze herkennen het allemaal. Dat is gewoon niet verdedigbaar en ook heel slecht, dat zeg ik serieus, voor het draagvlak in de samenleving voor belastingheffing. Dus, dacht ik, laten we de belastingrente meenemen in dit systeem van een heffing gebaseerd op het werkelijk behaalde rendement. Is dat nou niet prachtig? Dan betaalt de burger er belasting over en als de burger aanvankelijk te weinig heeft betaald, vergoedt hij of zij de fiscus de schade, dus het reëel behaalde rendement dat de fiscus zou hebben behaald als er volledig op tijd zou zijn betaald. Dat is eerlijk oversteken. De fiscus vergoedt, wij betalen de fiscus en de fiscus int wat de burger over zijn vermogen aan reëel behaald rendement heeft. Ik vraag op dit punt nadrukkelijk een toezegging van de bewindslieden. Zo nodig — en dit is voor mij uniek, voorzitter, want ik heb nog nooit een motie ingediend — heb ik een motie in mijn achterzak voorhet geval er niet wordt geantwoord tot tevredenheid van de VVD-fractie en van een aantal fracties die ook hebben meegetekend. Maar ik reken eerlijk gezegd op de overtuigingskracht van de argumenten en de redelijkheid ervan.

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz. 54

Staatssecretaris Snel:

Er waren ook nog vragen over de belastingrente. De heer De Grave vroeg naar de hoge belastingrente. Hij zei eigenlijk: “Het is best wel unfair, of het wordt in ieder geval zo gevoeld. Het is asymmetrisch. Waarom sluit je niet aan bij een meer marktconform rentepercentage?” Op zich is deze oproep begrijpelijk. Hij is bepaald niet de enige die dit heeft gezegd. Sterker nog, in de Tweede Kamer is een motie aangenomen van een partijgenoot, van mevrouw De Vries, waarin het kabinet wordt opgeroepen om te onderzoeken in hoeverre de huidige regeling van de rente redelijk, billijk en rechtvaardig is en de gehanteerde percentages marktconform zijn, en welke eventuele aandachts- en verbeterpunten mogelijk zouden zijn. Ik denk dat dit min of meer dezelfde vraag is. Ik zal uw inbreng van vandaag ook bij deze motie betrekken, om het zo maar te zeggen. Ik zal proberen om daar voor 1 juli al over te rapporteren.

De heer De Grave (VVD):

Ik was zeer goed op de hoogte van die motie in de Tweede Kamer, maar dit is volgens mij toch nog wat anders. Dit is een heel concrete suggestie, namelijk om het te koppelen aan het reëel rendement, aan die discussie. (...) De motie in de Tweede Kamer was eigenlijk algemeen, zo van “dit systeem is niet goed, doe wat anders”. Dit is echt een concrete suggestie. Als u mij dus zou kunnen toezeggen dat u deze concrete suggestie in het kader van de herzieningvan de belastingrente zou willen meenemen — daar vroeg ik naar — dan kan die motie achterwege blijven. In die motie wordt u immers gevraagd om dit te onderzoeken en om de voor- en nadelen in kaart te brengen. Als u dit concrete punt in het kader van de motie van de Tweede Kamer wilt meenemen, dan kan de motie achterwege blijven.

Staatssecretaris Snel:

Voorzitter, ik zeg dat graag aan de heer De Grave toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Actuele indicatoren voor inkomensgelijkheid aanbieden (34.775/34.700) (T02524)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vos (GroenLinks) toe, zodra deze beschikbaar zijn de nieuwe cijfers ten aanzien van de indicatoren voor ongelijkheid aan de Kamer toe te zenden. Tevens zegt de Minister toe het zogenoemde 'Blauwe Boekje' jaarlijks te zullen actualiseren aan de hand van de Miljoenennota.


Kerngegevens

Nummer T02524
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 oktober 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Ir. M.B. Vos (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen cijfers
indicator
inkomens
koopkracht
ongelijkheid
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Kabinetsformatie 2017 (34.700)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz. 36

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Als we het daar dan toch over hebben, wil ik het volgende opmerken. Naast de ginicoëfficiënt staan er nog drie andere maten om inkomensongelijkheid te meten. Die staan in uw prachtige Blauwe Boekje: de 80/20-ratio, de 90/10-ratio en de relatieve interkwartielafstand. Er zijn ook metingen die wel degelijk laten zien dat die inkomensongelijkheid toeneemt. Volgens mij ligt het niet zo eenvoudig als de minister zegt. De tabel in uw prachtige Blauwe Boekje loopt tot het jaar 2014. Voor mijn fractie zou het wel interessant zijn als u eenzelfde berekening van die vier maten van inkomensgelijkheid ook voor de jaren daarna en voor de nabije toekomst aan de Kamer zou kunnen doen toekomen.

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz. 72

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Over de koopkracht en het inkomen kan ik niet anders dan constateren dat de laagste inkomens er in de komende periode inderdaad minder op vooruitgaan dan de groepen daarboven. Het kabinet zegt ook dat hoge inkomens nou eenmaal meer van economische groei profiteren. Wij hadden verwacht dat juist het kabinet er meer aan zou doen om dat gelijk te trekken. Ik zou het kabinet een beetje in navolging van het verzoek van de heer De Grave willen vragen of het bereid is om de informatie over die ongelijkheid volledig inzichtelijk te maken. De vier indicatoren die de minister zo prachtig in zijn blauwe boekje heeft geschreven zeggen iets over ongelijkheid, maar die lopen maar tot 2014. Bent u bereid om die indicatoren op zijn minst naar 2017 door te trekken en mogelijk ook al naar de rest van deze kabinetsperiode?

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz. 77

Minister Hoekstra:

Dan ben ik bij wat ik heb geclusterd als “inkomensgelijkheid”. Ik begin met de vraag van mevrouw Vos, want die zat wat mij betreft ook in die categorie. Die vraag ging over de indicatoren. Daar had ik al enthousiast “ja” bij geschreven, totdat ik het antwoord van mijn ambtenaren zag. Dat luidde namelijk: nee, dat gaat niet. Ik begrijp ook waarom. Ik denk dat het terecht is, want de cijfers gaan tot 2014. Dat zijn cijfers, ontleend aan de Miljoenennota. Ik zeg wel graag toe dat, zodra er nieuwe cijfers beschikbaar zijn, ik die zal delen met deze Kamer. Sowieso gaan wij het Blauwe Boekje ieder jaar updaten aan de hand van wat er in de Miljoenennota is verschenen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren over hoe de 'doenvermogentoets' wordt gebruikt bij het wijzigen van belastingwetgeving (34.785) (T02586)

De Staatssecretaris van Financiën zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), schriftelijk informeren over hoe de door de WRR ontwikkelde 'doenvermogentoets' wordt toegepast bij het wijzigen van belastingwetgeving.


Kerngegevens

Nummer T02586
Status voldaan
Datum toezegging 5 juni 2018
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingwetgeving
Doenvermogentoets
redzaamheid
WRR-rapport
Kamerstukken Belastingplan 2018 (34.785)


Uit de stukken

Kamerstukken I, 2017-2018, 34785, K, p.14:

Mevrouw Sent (PvdA): Ik wil graag de staatssecretaris bedanken voor het enorme tempo waarmee hij een grote diversiteit aan onderwerpen heeft behandeld en belicht. In het verlengde van de vraag van de ChristenUnie over de vereenvoudiging van belastingwetgeving zou ik graag aandacht willen vragen voor het WRR-rapport "Weten is nog geen doen" en de in het verlengde daarvan ontwikkelde doenvermogentoets. In hoeverre wordt die doenvermogentoets gebruikt bij wijzigingen van belastingwetgeving? In hoeverre is de staatssecretaris bereid om daaraan aandacht te schenken?

Staatssecretaris Snel: Ik ben een beetje bang dat ik ietwat overvraagd word. Ik ken het rapport, althans ik weet van het bestaan ervan. Ik zal niet claimen dat ik het tot de laatste letter gelezen heb. Als je een belastingmaatregel invoert, doen we natuurlijk allerlei toetsen. Ik noem de wetgevingstoets, de uitvoeringstoets en de administratievelastentoets. Ik denk niet dat wij officieel de doenvermogentoets gebruiken. Het zou best kunnen dat de inzichten van het WRR-rapport ergens worden meegenomen, maar misschien is er iemand hier in het elftal die deze vraag wel kan beantwoorden.

De voorzitter: Dit lijkt mij typisch iets wat u even rustig kunt bekijken. Als u dan zo vriendelijk wilt zijn om toe te zeggen dat u dit schriftelijk zal beantwoorden, dan neem ik aan dat mevrouw Sent daarmee tevreden is, want het hoeft ook niet morgen te worden opgelost. Dan kan het in ieder geval even rustig worden uitgezocht. Zullen we dat zo doen, mevrouw Sent? U knikt instemmend. Dan is het woord aan meneer Rinnooy Kan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanbieden berekening Planbureau inzake houdbaarheidstekort (35.000) (T02635)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe de berekening van het Planbureau met betrekking tot het gasbesluit en het effect hiervan op het houdbaarheidstekort de Eerste Kamer aan te bieden.


Kerngegevens

Nummer T02635
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen gaswinning
Groningen
houdbaarheidstekort
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz.25

De heer Postema (PvdA):

Toch even om daar precies over te zijn. In de Miljoenennota lees ik op pagina 25 dat het houdbaarheidstekort er nu is. De houdbaarheidsraming leidt tot een houdbaarheidstekort van 0,4% bbp. Die prognose houdt nog geen rekening met het besluit om de gaswinning op termijn stop te zetten.

Minister Hoekstra:

Nogmaals, het zijn twee dingen. In de eerste plaats is er de derving van de opbrengsten. De heer Postema kan het teruglezen in mijn reactie richting de Raad van State: onze overtuiging als kabinet is, zo zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan, dat we die derving niet hebben gedekt met incidentele, maar met structurele meevallers. Dat heeft vanzelfsprekend geleid tot intensieve dialogen in het kabinet: hoe doen we dat op een verstandige manier? Maar daar ondervindt het houdbaarheidssaldo geen negatief effect van. Dat is anders bij het stuk schade en versterken. De rekening van schade en versterken is voor een deel nog onbekend. Dat is niet meegenomen in de laatste maal dat het houdbaarheidstekort is uitgerekend. Dat is voor het laatst uitgerekend bij de startnota of rond de kabinetsformatie. Het is goed om richting de heer Postema te zeggen dat ik aan de Kamer heb toegezegd om aan het Planbureau te vragen om ook dat sommetje nog een keer te maken, dus om het houdbaarheidstekort nog een keer uit te rekenen. Ik zal zorgen dat dit ook met de Eerste Kamer gedeeld wordt. Dat gaan we doen ergens tussen nu en de Miljoenennota van volgend jaar.

De heer Postema (PvdA):

Tot slot. Dat laatste stel ik sowieso op prijs. Dat zien we graag tegemoet. Maar ik ben toch wat in verwarring. Ik citeerde de Miljoenennota, waaruit blijkt dat die er nog niet in zit. Hierdoor loopt de overheid in de toekomst inkomsten mis. Dus het gaat wel degelijk over het eerste deel van mijn vraag. Uit de beantwoording van de minister leid ik af dat het dan weliswaar niet mee was genomen in de berekening van het houdbaarheidstekort, maar dat de minister daar inmiddels een andere mening over heeft of daar in ieder geval een andere invulling aan heeft gegeven.

Minister Hoekstra:

Het zijn twee keer twee dingen, om het helemaal volledig te zeggen. Net heb ik het met de heer Rinnooy Kan gehad over het saldo jaar op jaar, maar ook over het structureel saldo en het houdbaarheidstekort. Dat houdbaarheidstekort, dat überhaupt niet of nauwelijks terugkomt in de Miljoenennota, is al een tijd niet uitgerekend. Tegen de Tweede Kamer heb ik gezegd dat ik me goed kan voorstellen dat het nuttig is om dat nog een keer te doen. In de loop van 2019 zullen we dat doen. Wat betreft het houdbaarheidstekort voorzie ik geen extra schade omdat we de kraan dichtdoen. De gederfde inkomsten van de kraan compenseren we met structurele meevallers. Daar leidt het saldo geen schade onder. Dat is anders voor de extra uitgaven voor schade en versterken. Die lopen via de NAM. Dat gaat ook om niet kinderachtige bedragen. Die lopen, zo is de afspraak, in het saldo. Dat zal wel degelijk een effect hebben. Ik hoop dat ik het op die manier helder heb uitgelegd. Ik zal zorgen dat die berekeningen ook in de Eerste Kamer belanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoeksresultaten WRR en SER inzake zorgkosten aanbieden (35.000) (T02637)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Rinnooy Kan (D66) en Postema (PvdA), toe de onderzoeksresultaten van de WRR en de SER inzake de zorgkosten aan te bieden en het gesprek hierover voort te zetten met de ministers van VWS.


Kerngegevens

Nummer T02637
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen houdbaarheidssaldo
zorgkosten
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 2

De heer Postema (PvdA):

Dit brengt ons bij een volgend hoofdstuk waar de regering aandacht aan had kunnen en wat ons betreft had móeten besteden. Een belangrijke factor in het houdbaarheidssaldo zijn immers de zorguitgaven en de vergrijzing. Ook college Wever wees daarop in zijn maidenspeech. Dit zijn geen thema's om de verkiezingen mee te winnen, maar toch mogen wij van de minister van Financiën verwachten dat hij zijn collega's van VWS aanzet tot het ontwikkelen van een gedegen visie op dit vraagstuk. Het probleem is evident. De zorg is in 2019 niet alleen de grootste, maar ook de snelst groeiende uitgavenpost uit de collectieve middelen. Dit wordt onder meer vertaald in een sterke stijging van de zorgverzekeringspremie voor de burgers. De zorgverzekeraars kwamen deze maand met een premiestijging van tussen de €50 en €100 per jaar. Voor de grote verzekeraars is dat een toename van circa 7,5%. Veel cao's moeten dit jaar nog worden afgesloten, maar daarvan zullen er nogal wat zijn die op jaarbasis nog niet eens een derde van dit percentage stijgen. Daarmee gaan zorguitgaven een steeds groter beslag op ons inkomen leggen, als een autonome ontwikkeling waaraan geen integraal regeringsbeleid ten grondslag ligt.

Waar wel een duidelijke beleidskeuze ligt, of zou moeten liggen, is het waarborgen van de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. En dat maakt dit nu juist zo'n belangrijk en ingewikkeld vraagstuk: hoe wordt tot een verantwoord niveau van zorguitgaven gekomen binnen de harde randvoorwaarden van kwaliteit en toegankelijkheid? Welke keuzes dienen dan te worden gemaakt? Wij verwachten van de regering meer sturing op dit vraagstuk dan enkel een set kortetermijnakkoorden met de diverse branches in de zorg. Kan de minister aangeven hoe het kabinet met dit langere termijnvraagstuk wil omgaan, zodat ieder zeker kan zijn en blijven van de benodigde zorg?

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 7

De heer Rinnooy Kan (D66):

Voorzitter. Niet lang geleden herdachten wij in deze Kamer een van de grote voorgangers van deze minister, Wim Kok. Hij was zich als geen ander bewust van de grote bijdragen die juist vanuit het ministerie van Financiën geleverd kunnen worden aan de brede welvaart van ons land, juist ook in de betekenis die de Raad van State aan dat concept toekent. De belangrijke hervormingsprioriteiten die dit kabinet zich heeft gesteld zullen veelal ook dat ministerie raken, van arbeidsmarkt, gezondheidszorg en pensioenen — bij de twee laatste wachten we dus graag op de kabinetsvoorstellen — tot aan onderwijs, onderzoek en innovatie. Elk daarvan draagt bij aan de kernopgave om te streven naar een land waarin welvaart en welzijn duurzaam kunnen groeien en in solidariteit worden verdeeld. Dat is ook een land dat zich onderdeel weet van een sterk en verenigd Europa en dat zijn verantwoordelijkheid neemt in een onrustige wereld. De fractie van D66 ziet uit naar de bijdrage van deze minister en zijn staatssecretaris aan dat proces en naar hun reactie op onze punten van aandacht.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 32

Minister Hoekstra:

Een aantal specifieke opmerkingen. We hebben bij de start van het kabinet al maatregelen genomen waardoor de zorgkosten structureel minder hard stijgen dan het basispad, en wel met ruim 2,2 miljard. Daarmee zijn wij er nog niet, zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan en de heer Postema. Het heeft mijn nadrukkelijke aandacht en ook die van de beide ministers op VWS. We hebben inmiddels de WRR en de SER gevraagd om ons van een onderzoek te voorzien over hoe dit te doen. Daarnaast zijn de ministers en ik met een aantal experts uit het veld in gesprek over hoe je die dubbele doelstelling kunt verwezenlijken. Wat we allemaal niet willen, is dat we alleen maar naar de kosten gaan kijken. De opdracht is nu juist om ervoor te zorgen dat die heel goede zorg in Nederland — die hebben we echt — die ook voor iedereen beschikbaar moet blijven, betaalbaar blijft. Ik neem de Kamer graag mee in de uitkomsten van dat onderzoek en de acties die wij eraan verbinden. Misschien dat ik de heer Rinnooy Kan en Postema mag voorstellen om daarna samen met de ministers van VWS hierover het gesprek voort te zetten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Integreren “brede welvaart” (35.000) (T02638)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van de vragen van de leden van Kesteren (CDA), Binnema (GroenLinks) en Ester (ChristenUnie), toe de Kamer nader te informeren betreft de implementatie van het advies van de Raad van State. Hij zal hierbij ingaan op de integratie van het begrip “brede welvaart”.


Kerngegevens

Nummer T02638
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. H.A. Binnema (GroenLinks)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Brede welvaart
miljoenennota
welzijn
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 3 - blz. 18

De heer van Kesteren (CDA):

Resumerend, voorzitter. De begroting voor 2019 is een mooie begroting. Het kan ook weleens een begroting zijn aan het einde van een tijdperk. Immers, internationale ontwikkelingen zullen onmiskenbaar nopen tot herijking van onze defensieverplichtingen. De energietransitie zal ingrijpende financiële consequenties hebben. In dit verband is het noodzakelijk na te denken over de gevolgen hiervan voor de rijksbegroting. Wat moet er veranderen om deze ontwikkelingen te financieren, met behoud van de welvaart die we hebben? In zijn advies introduceert de Raad van State het begrip "brede welvaart". Dit begrip moet waarborgen dat Nederland ondanks alle veranderingen ook voor toekomstige generaties een prima plek blijft om te wonen, te werken en te ondernemen. De raad adviseert het kabinet de Miljoenennota te benutten om jaarlijks een beschouwing te geven over de vraag hoe de regering de doelstelling van brede welvaart steeds een stap dichterbij kan brengen. Een dergelijke beschouwing moet samenhang, consistentie en voorspelbaarheid van het overheidsbeleid en het consequent uitvoeren daarvan bevorderen. Voorzitter. De CDA-fractie vindt dit een interessante suggestie en is benieuwd naar de reactie van het kabinet hierop. Wij wachten in algemene zin met belangstelling de reacties van het kabinet af.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 9

De heer Binnema (GroenLinks):

De economie groeit, maar het getuigt wel van een smalle opvatting van welvaart. We zijn blij met het inzicht dat de Monitor Brede Welvaart ons hierin biedt en ook de uitgebreide aandacht die de Raad van State hieraan besteedt in het advies over de Miljoenennota. Het contrast dat we nu zien is dat het goed gaat met de materiële welvaart, met veiligheid en met gezondheid, maar dat het minder goed gaat met milieu, wonen en samenleven. Naar de toekomst gekeken liggen de grote uitdagingen bij het menselijk kapitaal en het economisch kapitaal, waar het goed mee gaat, maar het gaat niet zo goed met dat natuurlijk kapitaal, zoals stikstofoverschot, CO2 -uitstoot en fossiele energie. Ook hier laat de ontwikkeling van de brede welvaart een vergelijkbare scheidslijn tussen de hoger- en lageropgeleiden zien. Hoe speelt het kabinet hierop in? Welke acties onderneemt het kabinet, mede gezien het advies van de Raad van State om de brede welvaart meer te integreren in de Miljoenennota. Daar heeft ook collega Van Kesteren naar gevraagd.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 11

De heer Ester (ChristenUnie):

Geluk is meer dan koopkracht, zo laten het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving zien in hun beschouwingen over brede welvaart. Ze laten ook zien hoe belangrijk en hardnekkig sociaal-culturele verschillen zijn, bijvoorbeeld de scheidslijnen die zich aftekenen tussen lagere en hogere opleidingsgroepen —dat kwam al even aan de orde — tussen Nederlanders met veel en weinig menselijk en sociaal kapitaal, tussen winnaars en verliezers van globalisering. De minister erkende in de Tweede Kamer het belang van dit brede welvaartsbegrip. In het verlengde van een eerdere opmerking zou ik willen vragen welke concrete rol hij in zijn beleid weggelegd ziet voor dat brede welvaartsbegrip, bijvoorbeeld in de Miljoenennota's die onder zijn bewind zullen worden vervaardigd. Ik hoor dat graag.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 36

Minister Hoekstra:

Dat zie ik ook als een aanmoediging aan mijn adres. Ik ga door naar het volgende blok over de hervormingen. Een groot aantal dingen die het kabinet van plan is, komt terug in het Belastingplan. De staatssecretaris zal er straks nog meer over zeggen. Laat ik een paar specifieke opmerkingen maken die bij mij horen neer te slaan. De heren Ester, Van Kesteren en Binnema hebben gevraagd naar brede welvaart en de monitor. Ik vind de aspecten van groot belang. In de Miljoenennota komen veel van die aspecten terecht aan bod. Tegelijkertijd zitten er ook beperkingen aan wat in die Miljoenennota wel en niet te doen is. Ik heb de Tweede Kamer, en GroenLinks in het bijzonder, toegezegd dat ik zou kijken hoe we die discussie over "welvaart voorbij uitsluitend het financiële" verder kunnen vormgeven. Of dat nu een dikkere bijlage is bij de Miljoenennota, of dat het toch op een andere manier moet, daar moeten we nog op studeren, denk ik. Het kabinet is zich er zeer van bewust dat het verstandig is om te zoeken naar een bredere maat dan alleen het geld. Laten we eerlijk zijn, zelfs vanuit mijn portefeuille sta ik vooraan om toe te geven dat het gaat om welzijn. Welvaart is daarvoor een middel, maar geen doel op zichzelf.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 53

De heer Ester (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Het is jammer dat de overgebleven minuten niet verhandelbaar zijn. Dank aan de bewindslieden voor de zorgvuldige beantwoording van de vragen van mijn fractie. Wij zijn blij met het evenwichtige karakter van de begroting voor 2019. Er zijn geen groepen die qua koopkracht onevenredig en onaanvaardbaar achterblijven. Tegelijk wil mijn fractie onderstrepen dat die koopkrachtplaatjes maar een deel van het verhaal vertellen. Wij zijn ook blij met de toezegging van de minister om het brede welvaartsbegrip meer te integreren in komende Miljoenennota's. Wij denken dat dat goed is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer schriftelijk informeren inzake het vestigingsbeleid van de regering (35.000) (T02640)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Wever (VVD), Van Apeldoorn (SP) en Binnema (GroenLinks), toe de Eerste Kamer een brief van de minister van Economische Zaken en Klimaat te zenden inzake het acquisitiebeleid en het vestigingsklimaat.


Kerngegevens

Nummer T02640
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 januari 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Dr. H.A. Binnema (GroenLinks)
Drs. R. Wever (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen dividendbelasting
vestigingsklimaat
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 3 - blz. 4-5

De heer Wever (VVD):

Met een economische groei van 2,6% in 2019, een stijging van de consumptie, meer investeringen, een dalende werkloosheid naar 3,5%, groei van onze export, een gemiddelde koopkrachtstijging van 1,5% en een daling van de staatsschuld naar 49,6% zijn de randvoorwaarden uitstekend om ons vestigingsklimaat nog verder te versterken en Nederland in de internationale concurrentieslag aan de top te houden, hetgeen cruciaal is in tijden van onzekerheid ten gevolge van internationale ontwikkelingen zoals de brexit, mogelijke handelsoorlogen en de onrust in de Eurozone vanwege de Italiaanse begrotingsperikelen. Investeren in de economie door middel van innovatie en onderzoek is in onze ogen de belangrijkste randvoorwaarde voor het creëren van structurele verbetering van de arbeidsmarkt en een nog verdere verlaging van de werkloosheid, en daarmee voor een daling van de uitgaven in de sociale zekerheid. Een cruciale daling, omdat we in de Miljoenennota zien dat de uitgaven in de sociale zekerheid, mede ten gevolge van de toenemende vergrijzing en daarmee een toenemend beroep op de AOW, de komende jaren zeer hoog zullen blijven. Verbeteren van ons vestigingsklimaat kan alleen maar lukken door onze economie nog verder te stimuleren, enerzijds door verlagen van belastingen, zoals de vennootschapsbelasting voor bedrijven en door specifieke maatregelen voor het midden- en kleinbedrijf, zoals de lasten op arbeid, de werkkosten en de doorbetaling bij ziekte. Wij onderschrijven deze maatregelen dan ook, evenals de ruimte die het kabinet creëert voor daadwerkelijke extra investeringen in de economie. Echter, op dat laatste punt zouden wij graag wel wat meer toelichting ontvangen ten aanzien van de volgende punten.

  • In de Macro Economische Verkenning worden klimaat, energie en digitalisering als kansrijke speerpunten voor investeringen gezien. Heeft het kabinet ook deze sectoren aangemerkt als kansrijk? Op welke wijze krijgt dit een plaats in de geboden investeringsruimte?
  • Onderzoek en innovatie komen het best tot hun recht bij weinig regeldruk, een multidisciplinaire benadering, zoals een triple helix, en het bieden van ruimte aan start-ups en scale-ups. Hoe gaat het kabinet bevorderen dat er ruimte komt voor deze wijze van innoveren?
  • Ten slotte vraagt de VVD-fractie zich af in hoeverre de investeringsruimte van het kabinet gezien wordt als een vorm van cofinanciering, waarbij als uitgangspunt geldt dat ook bedrijfsleven, onderwijs en onderzoek substantieel bijdragen, zodat er een multipliereffect kan ontstaan?

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 3 - blz. 7

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ook het CPB erkent in zijn macro-economische verkenningen dat de toegenomen vrijheid van het kapitaal leidt tot concurrentie tussen staten, waaronder een belastingconcurrentie die wereldwijd het belastinginkomen van overheden erodeert. Zijn de minister en de staatssecretaris het met het CPB eens? Zo ja, waarom kiest dit kabinet er dan voor niet alleen mee te doen, maar zelfs voorop te lopen in de race naar de bodem door de belastingen op winsten van bedrijven nog verder te verlagen dan al was voorgenomen? Is dat echt omdat de minister vreest dat bedrijven anders verkassen of hier niet meer komen investeren? Geven we dan niet toe aan economische chantage, zo vraag ik de minister? Is dat dan niet een capitulatiepolitiek tegenover het kapitaal? Voorzitter. Het was een dergelijke capitulatiepolitiek die ertoe leidde dat deze coalitie het absurde plan had opgevat om jaarlijks 2 miljard over de balk te smijten door de dividendbelasting af te schaffen. En dat voor een kabinet, deze minister voorop, dat zich graag laat voorstaan op een prudent begrotingsbeleid. Het is dezelfde capitulatiepolitiek die dit kabinet ertoe heeft gebracht de maatregel weer in te trekken na slechts één sms'je van Paul Polman, na een hoop oppositie in de Tweede en Eerste Kamer. Wat een treurnis dit hele dividenddebacle. Een politiek die zichzelf te kijk zet. Een politiek die zich uitlevert aan de bestuurskamers van Shell en Unilever. Dezelfde capitulatiepolitiek heeft dit kabinet doen besluiten om het ene cadeau aan het bedrijfsleven om te ruilen voor het andere, alsof het een cadeaubon betrof. Want ja, er moet nu eenmaal een "aantrekkelijk pakket" zijn voor het bedrijfsleven, en we moeten nu eenmaal een "aantrekkelijk vestigingsklimaat" hebben voor bedrijven die het voor het uitzoeken hebben. Dus gaan we nu de vennootschapsbelasting naar een tarief van 20,5% brengen, ruim beneden tarieven in buurlanden zoals België, Duitsland en Frankrijk, waar de winstbelasting zo'n 10% hoger ligt. En dit met het argument dat we tegenover die landen "concurrerend" moeten blijven. Hoe denken de minister en de staatssecretaris dat andere landen, die uiteraard eveneens "concurrerend" willen zijn, hierop zullen reageren? En waar eindigt dit proces dan? Het gemiddelde Vpb-tarief in de EU is gedaald van 35% eind jaren negentig naar 21,3 % in 2018. Nu duikt Nederland onder dat gemiddelde, dat daarmee nog weer lager zal komen te liggen. Zal dat een reden zijn voor nog weer een verdere verlaging, zeker als andere landen ons slechte voorbeeld volgen? Met de verdere verlaging van de bedrijfsbelasting is vanaf 2021 jaarlijks in totaal 3 miljard gemoeid. Dat gaat ons 3 miljard per jaar kosten. Vinden de minister en de staatssecretaris het nu echt verantwoord om jaarlijks zoveel geld weg te geven aan het bedrijfsleven, dat weer volop winst maakt? Graag een reactie.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 3 - blz. 13

De heer Binnema (GroenLinks):

De GroenLinks-fractie deelt de waardering die u hebt voor de feiten die door instituten als het Sociaal en Cultureel Planbureau of het Centraal Planbureau worden geleverd. U verwees daar ook naar om te relativeren dat het eigenlijk best goed gaat met hoe de woningmarkt zich ontwikkelt — juist het CPB geeft dat aan — en hoe het in de zorg gaat en op allerlei andere fronten. Het verbaast mij dan ook, en dat is tegelijk de vraag die ik aan u heb, via de voorzitter: hoe komt het dan dat u toch ineens minder waarde hecht aan de feiten die het CPB levert, als het CPB in de verkenning constateert ons vestigingsklimaat, ons ondernemingsklimaat er eigenlijk prima voorstaat en dat er geen aanleiding in de verkenningen te vinden is om aan te nemen dat de belastingen nu de belangrijkste factor voor dat klimaat zouden zijn?

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 8-9

De heer Binnema (GroenLinks):

Maar of je nu kijkt naar de Global Competitiveness Index, waarin Nederland op de zesde plek staat, naar de IMD World Competitiveness Ranking, vierde plek, of naar de Forbes Best Countries for Business Index, derde plek, nergens is uit af te leiden dat ons vestigingsklimaat onder druk zou staan of verslechterd zou zijn, want onze ranking is vergelijkbaar met die in 2012. Ook geeft geen enkele van die rankings enige aanleiding om aan te nemen dat er een verband zou zijn tussen een lager percentage van dergelijke winstbelasting en een beter vestigingsklimaat of een grotere aantrekkelijkheid voor bedrijven. Door de jaren heen staat Nederland in deze internationale vergelijking boven landen met een lagere winstbelasting, maar ook landen die hun winstbelasting verlagen zien dit niet direct vertaald in een stijging op de rankings. Intussen nadert Nederland — ook collega Van Apeldoorn had het erover — de top tien van de laagste tarieven. Ook wij maken ons zorgen over de race to the bottom die hieruit klinkt, waarbij door Nederland de

fiscale randen worden opgezocht. Graag een reactie hierop van het kabinet. De grote vraag die dit oproept, is of dit geld niet beter kan worden besteed. Want wat wordt door die bedrijven en die internationale investeerders wel belangrijk gevonden? Ook Ernst & Young laat zien in de Barometer Nederlands Vestigingsklimaat 2018 dat de internationale investeerders vooral kwaliteit van leven, infrastructuur en het opleidingsniveau van werknemers belangrijk vinden. Ook in deze Miljoenennota en in onderliggende getallen is goed te zien dat juist op dat soort aspecten Nederland ook al heel goed scoort. Juist dat geeft het grote vertrouwen in het Nederlandse vestigingsklimaat. We zien in dezelfde monitor dat bijvoorbeeld dat het digitale vestigingsklimaat of het klimaat voor start-ups minimaal net zo belangrijk, zo niet zelfs belangrijker, wordt gevonden, juist door de internationale investeerders. Mijn fractie kan de keuze voor verlaging van de winstbelasting dus niet volgen. Dat geldt ook voor de redenering dat de lastenverlichting van de dividendbelasting, die ook al weinig overtuigend onderbouwd werd, opnieuw bij het bedrijfsleven terecht zou moeten komen.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 40

Staatssecretaris Snel:

Ik zal proberen snel zo ver mogelijk te komen. Dan kunnen we kijken of alle vragen die we hebben genoteerd, ook beantwoord zijn. Laat ik beginnen met het vestigingsklimaat. Het kabinet wil dat Nederland voor ondernemers zeer aantrekkelijk is en blijft. Dat mag duidelijk zijn. Dat moet het niet alleen zijn voor bedrijven die naar Nederland toe willen komen; vandaag werd ook gezegd dat het belangrijk is voor bedrijven die hier al actief zijn. En het gaat dan niet alleen om grote, maar ook om kleine bedrijven. Terecht merkte een aantal van u op, waaronder de heren Wever en Van Apeldoorn, dat we het dan niet alleen over de fiscaliteit hebben. Als we het hebben over een goed vestigingsklimaat, dan hebben we het ook over een goed opgeleide beroepsbevolking, een goede infrastructuur, een efficiënte arbeidsmarkt, voorspelbare regelgeving en een politiek die een zekere voorspelbaarheid met zich meebrengt. Dit zijn erkende punten. Dit is niet nieuw; dit weten we al jaren. Daarom bereidt het kabinet voor het vestigingsklimaat niet alleen een fiscaal pakket aan maatregelen voor, maar heeft het ook een aantal andere maatregelen klaarliggen. De minister van EZK, die verantwoordelijk is voor het totale vestigingsbeleid, zal dit jaar nog een brief over het acquisitiebeleid en het vestigingsklimaat aan uw beide Kamers gaan versturen om daarop verder te breien. Vandaag wil ik focussen op de fiscale onderdelen ervan. Het gaat dan vooral over de maatregelen die leiden tot tariefsverlaging in de vennootschapsbelastingen, maar ook de bijbehorende grondslagverbredingen in de Vpb. Dat laatste wordt geregeld vergeten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoek doen naar mogelijke verkleining marginale druk tussen een- en tweeverdieners (35.026) (T02667)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe in samenwerking met de minister van SZW onderzoek te doen naar de mogelijkheden om de marginale druk tussen een- en tweeverdieners te verkleinen.


Kerngegevens

Nummer T02667
Status voldaan
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen eenverdieners
marginale druk
tweeverdieners
Kamerstukken Belastingplan 2019 (35.026)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 3 - blz. 17

De heer Schalk (SGP):

Deze benadering is voor mij een beetje nieuw, moet ik eerlijk zeggen. Alsof tweeverdieners ineens op een totaal andere manier zouden zijn benaderd dan in de afgelopen jaren. Het bijzondere is juist dat het vaak niet op basis van individualisme gaat maar op basis van het gezamenlijke huishouden, van gezamenlijke zaken. Dan gaat het om de zaken die ik zojuist heb genoemd, onderwerpen als de zorgtoeslagen en de arbeidskorting. Die gaan niet richting die ene persoon, die eenverdiener of het individuele gedeelte. Daar wordt juist rekening gehouden met het gezamenlijke inkomen. Mevrouw de voorzitter. We maken het misschien alleen maar ingewikkelder en ik realiseer me dat deze kwestie steeds opnieuw aan de orde komt. Het lijkt wel of we in een soort impasse zitten. Iedereen begrijpt dat er iets moet gebeuren. Dat heb ik in ieder geval wel begrepen, ook van meneer Van der Ven en mevrouw Sent. Maar het zit een beetje op slot. Ik merkte het bij de Algemene Politieke Beschouwingen en bij de Algemene Financiële Beschouwingen. Enerzijds is er begrip. De coalitie heeft natuurlijk ook afspraken gemaakt en is met een bepaalde route bezig. Ik constateer dat er momenteel blijkbaar niet iets structureel te veranderen valt. Kan de staatssecretaris met mij een route op waarlangs we de toekomst verkennen? Is hij, even los van het politieke gewoel, bereid om opties voor de langere termijn te verkennen om de pijnpunten weg te nemen rond marginale druk en ook rond een- en tweeverdieners? Een dergelijke verkenning biedt de huidige coalitie ruimte om haar pad af te lopen en die route doet ook recht aan de positie van de Eerste Kamer om tot reflectie te komen op het regeringsbeleid voor nu en voor de toekomst.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 11

Staatssecretaris Snel:

Nee, dat zou ik zeker niet durven. U hebt nog 28 pagina's rondom dit thema tegoed. Ik moet die nog over weten te brengen. Ik doe mijn best. Mocht ik aan het eind van het blokje dit punt niet hebben beantwoord, dan doe ik dat graag alsnog, maar volgens mij komt ook deze vraag nog aan de orde. Het ging erom of er een einddoel was en ik heb gezegd dat het einddoel altijd afhankelijk is van verschillende thema's. Dan was er een vraag van de heer Schalk over de opties om te verkennen of de marginale druk tussen een- en tweeverdieners wat verkleind kan worden. De maatregelen van het kabinet verlagen inderdaad de marginale druk voor zowel een- als tweeverdieners. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het denken nooit stil moet staan. Dat heb ik ook al eerder tegen de heer Schalk gezegd. Samen met de minister van SZW ga ik daarom onderzoeken welke mogelijkheden er op de lange termijn nog zijn om de resterende pijnpunten in de marginale druk te beperken. Iedereen ziet wel dat daar nog issues over zijn. Richting de heer Schalk kan ik dan ook zeggen dat we in dit onderzoek specifiek zullen kijken naar de positie van de een- en tweeverdieners. Ik hoop het onderzoek voor de komende zomer aan u te kunnen doen toekomen. De heer Schalk sprak over een exorbitante marginale belastingdruk en hij vroeg of de belastingen als prikkel voor werk uiteindelijk niet zouden zorgen voor een mismatch. Ik ben het echt met de heer Schalk eens dat de marginale druk, zeker als die in de buurt van 100 of ver daarboven komt, absoluut onwenselijk is. Meer werk moet meer lonen. Het is overigens ook niet zo dat die marginale druk pieken op heel lange termijn zijn. Je ziet ze soms heel erg toenemen. Als je die ene euro meer verdient, voel je het, maar heb je er vijf of tien meer, dan neemt het af. Desalniettemin snap ik het gemaakte punt heel goed. Ik heb geprobeerd een toelichting te geven waarom wij voor de marginaledrukberekening 2021 dat nog niet zo makkelijk konden doen. We hebben vorig jaar de marginaledrukgrafieken in beeld gebracht, maar omdat het van jaar tot jaar verder gaat, is het niet nu al mogelijk om dat voor 2021 te doen. Ik hoop wel dat blijkt dat, als wij dit jaar op jaar volgen, wij zien dat in diezelfde tabel, die we dan wel een keer kunnen updaten, de marginale druk en zeker de pieken wat afnemen. Dat is de doelstelling die we hebben.

De heer Schalk (SGP):

Dank voor de toezegging voor het onderzoek richting de een- en tweeverdieners. Ten aanzien van de tabel 2020-2021 begrijp ik dat de staatssecretaris toezegt dat die volgend jaar gewoon meekomt met de stukken. We hoeven dat niet op te vragen, want die komt gewoon mee, omdat we dat jaar op jaar willen zien.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanbieden jaarlijkse cijfers CPB inzake marginale belastingdruk (35.026) (T02668)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe de Kamer jaarlijks de cijfers van het CPB inzake marginale belastingdruk aan te bieden.


Kerngegevens

Nummer T02668
Status openstaand
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingdruk
eenverdieners
marginale druk
tweeverdieners
Kamerstukken Belastingplan 2019 (35.026)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 11

Staatssecretaris Snel:

Nee, dat zou ik zeker niet durven. U hebt nog 28 pagina's rondom dit thema tegoed. Ik moet die nog over weten te brengen. Ik doe mijn best. Mocht ik aan het eind van het blokje dit punt niet hebben beantwoord, dan doe ik dat graag alsnog, maar volgens mij komt ook deze vraag nog aan de orde. Het ging erom of er een einddoel was en ik heb gezegd dat het einddoel altijd afhankelijk is van verschillende thema's. Dan was er een vraag van de heer Schalk over de opties om te verkennen of de marginale druk tussen een- en tweeverdieners wat verkleind kan worden. De maatregelen van het kabinet verlagen inderdaad de marginale druk voor zowel een- als tweeverdieners. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het denken nooit stil moet staan. Dat heb ik ook al eerder tegen de heer Schalk gezegd. Samen met de minister van SZW ga ik daarom onderzoeken welke mogelijkheden er op de lange termijn nog zijn om de resterende pijnpunten in de marginale druk te beperken. Iedereen ziet wel dat daar nog issues over zijn. Richting de heer Schalk kan ik dan ook zeggen dat we in dit onderzoek specifiek zullen kijken naar de positie van de een- en tweeverdieners. Ik hoop het onderzoek voor de komende zomer aan u te kunnen doen toekomen. De heer Schalk sprak over een exorbitante marginale belastingdruk en hij vroeg of de belastingen als prikkel voor werk uiteindelijk niet zouden zorgen voor een mismatch. Ik ben het echt met de heer Schalk eens dat de marginale druk, zeker als die in de buurt van 100 of ver daarboven komt, absoluut onwenselijk is. Meer werk moet meer lonen. Het is overigens ook niet zo dat die marginale druk pieken op heel lange termijn zijn. Je ziet ze soms heel erg toenemen. Als je die ene euro meer verdient, voel je het, maar heb je er vijf of tien meer, dan neemt het af. Desalniettemin snap ik het gemaakte punt heel goed. Ik heb geprobeerd een toelichting te geven waarom wij voor de marginaledrukberekening 2021 dat nog niet zo makkelijk konden doen. We hebben vorig jaar de marginaledrukgrafieken in beeld gebracht, maar omdat het van jaar tot jaar verder gaat, is het niet nu al mogelijk om dat voor 2021 te doen. Ik hoop wel dat blijkt dat, als wij dit jaar op jaar volgen, wij zien dat in diezelfde tabel, die we dan wel een keer kunnen updaten, de marginale druk en zeker de pieken wat afnemen. Dat is de doelstelling die we hebben.

De heer Schalk (SGP):

Dank voor de toezegging voor het onderzoek richting de een- en tweeverdieners. Ten aanzien van de tabel 2020-2021 begrijp ik dat de staatssecretaris toezegt dat die volgend jaar gewoon meekomt met de stukken. We hoeven dat niet op te vragen, want die komt gewoon mee, omdat we dat jaar op jaar willen zien.

Staatssecretaris Snel:

Ja, volgens mij kunnen we dat doen. We hebben wel de berekening nodig van het planbureau. Ik weet niet precies hoe ze dat doen, of ze die maken voor ons. U wilt volgen wat er gebeurt met die marginale druk. We zijn allemaal bezig om daarnaar te kijken. Ik wil dat zeker meenemen. Ik zal even checken of ik niet iets toezeg wat het planbureau niet jaarlijks maakt en kom daar in tweede termijn op terug. Het idee is dat je inzicht kunt krijgen in hoe de ontwikkeling is naar aanleiding van ons beleid. Dat delen we. De heer Schalk had een wat uitgebreidere berekening over het marginaledruktraject. Ik zal niet helemaal narekenen wat hij heeft gedaan. Dat laat ik even zitten. Zijn point was duidelijk. Het is heel hoog en hij vraagt of we daar niet wat aan kunnen doen. Ik heb daar net een aantal dingen over gezegd. Ik heb nog wat kleinere vragen van de heer Schalk rond die marginale druk, maar die komen op hetzelfde neer. Ik snap zijn punt. Hij gaf dat met voorbeelden aan: op- en afbouwtrajecten, het stelsel betaalbaar houden. Ik kan nog een heel betoog houden over het individuele stelsel, maar met het oog op de tijd zal ik de vragen niet allemaal beantwoorden. Ik kijk even of de heer Schalk daarmee instemt. Dit is de kern van mijn toezegging. Hij is goed gehoord en we gaan ermee verder.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 14

Staatssecretaris Snel:

Ik krijg nog een heel kort briefje tussendoor. Dat ging om de toezegging om de jaarlijkse cijfers van de marginale druk. Ik hield mij nog even in, maar het antwoord dat ik doorkrijg is: ja, dat kan. Er staat nog iets bij, maar volgens mij is dit het belangrijkste. Ja, dat kan, dus dat gaan we doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren inzake de koopkrachteffecten van de energietransitie (35.029) (T02681)

De Staatssecretaris van Financiën, zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie­), toe de Kamer nader te informeren over de bevindingen van de planbureaus ten aanzien van de koopkrachteffecten van de energietransitie.


Kerngegevens

Nummer T02681
Status voldaan
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 mei 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen energietransitie
Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019
koopkracht
Kamerstukken Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 (35.029)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 3 - blz. 4

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. We moeten in deze context niet uit het oog verliezen dat grote fiscale ingrepen van dit kabinet nog hun beslag moeten krijgen in de voorliggende periode. Ik duid op de ingrepen die het gevolg zullen zijn van de verstrekkende energietransitie die onvermijdelijk tot verdere schuiven in de energiebelasting zal leiden, tot gevolgen voor de autobelastingen en meer vraagt aan CO2 -beprijzing dan tot op heden het geval is. Hoe is de Belastingdienst voorbereid op de fiscale doorwerking van deze energietransitie? Mijn fractie dringt er in dit kader ook op aan de koopkrachteffecten van de energietransitie helder in beeld te krijgen en niet alleen via doorwerking in het inflatiecijfer. Kan dat worden toegezegd?

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 8-9

Staatssecretaris Snel:

Ik probeer de vragen een beetje te clusteren. Laat ik beginnen met de koopkrachteffecten van de energietransitie waar de heer Esser naar vroeg. Kan dat niet helder in beeld worden gebracht, was zijn vraag, omdat dat best belangrijk is? In algemene zin, heb ik eerder uitgelegd, is het zo dat de verhoging van de energiebelasting vooral tot uitdrukking komt in het algemene inflatiecijfer, waarvan het effect op de berekende koopkracht voor de huishoudens hetzelfde is. Dat geldt overigens ook voor veel andere factoren, zoals verandering in de huurprijs. Dit is eigenlijk conform de normale systematiek die we gebruiken voor het berekenen van de koopkrachtontwikkeling. Bij de uitwerking van een toekomstig klimaatbeleid is die evenwichtige lastenverdeling tussen huishoudens een belangrijk aandachtspunt voor het kabinet. Ook in de discussies over het klimaatakkoord hebben we het daar vaak over. Uiteindelijk zal niet alleen het Planbureau voor de Leefomgeving, maar ook het CPB het klimaatakkoord doorrekenen op de inkomenseffecten. Dus ja, ik denk dat het belangrijk is dat we dat snappen. We hebben nu een soort algemene berekening van wat het doet in de inflatie, maar we hebben nu al afgesproken — de minister van Financiën heeft dat ook tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen toegezegd — om juist op dit punt in samenspraak met het planbureau iets meer inzicht te krijgen in wat zo'n groot pakket aan energietransitiemaatregelen betekent. Ik weet dus niet precies hoe het eruit komt te zien. Zodra we het hebben, zal ik ook uw Kamer informeren over de uitkomst van dat gesprek.

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat was precies mijn vraag, of wij daarover geïnformeerd zouden kunnen worden. Dat lijkt me heel goed, omdat we allemaal weten dat in de komende tijd die discussie over wat de inkomenseffecten van de energietransitie zullen gaan worden zeer gevoerd zal gaan worden. Dus als wij daar wat uitvoeriger over bericht kunnen worden, heel graag. Want het kan niet zo zijn dat het alleen maar via het inflatiecijfer berekend wordt. Dat is veel te mager voor zo'n belangrijke politieke discussie. U bent het er dus — ik zie u ja knikken — helemaal mee eens.

Staatssecretaris Snel:

Ja, dat is wat ik daarnet probeerde toe te zeggen. Die vraag was eerder in beeld gebracht en dat snap ik ook, juist omdat die lastenverdeling een onderwerp van gesprek is. Mensen moeten wel begrijpen wat er gebeurt en niet het idee hebben — het voorbeeld van de Teslarijder is al eens eerder aangehaald, dat er vooral een heleboel maatregelen waren rondom Tesla's — dat mensen die hun gedrag moeilijk kunnen aanpassen toch de dupe worden van deze energietransitie. Dat snappen wij echt goed. Dat is ook de reden dat wij aan het planbureau hebben gevraagd om dat eens beter in beeld te brengen. Ik zal, zodra we dat hebben, de Kamer daarover van informatie voorzien.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren inzake de afschaffing van de bpm-teruggaafregeling (35.029) (T02683)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van de vragen van de leden Sent (PvdA) en Schalk (SGP), toe de Kamer te informeren over de implementatie van de afschaffing van de bpm-teruggaafregeling.


Kerngegevens

Nummer T02683
Status voldaan
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 april 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen bpm-teruggaafregeling
Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019
Kamerstukken Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 (35.029)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 3 - blz. 9

Mevrouw Sent (PvdA):

En hoe kijkt hij aan tegen de positie van huurders bij energiebesparingsmaatregelen? Zij hebben immers vaak zelf geen invloed op verduurzaming van de woning, en corporaties kunnen onmogelijk alle woningen in korte tijd onder handen nemen. Het idee dat belastingverhoging op aardgas tot forse energiebesparingsmaatregelen leidt, is dus maar ten dele waar. Het gevolg is dat een groot deel van de huurders langere tijd extra belasting zal moeten betalen, terwijl zij zelf geen invloed kunnen hebben op de timing waarop de verhuurder besluit energiebesparingsmaatregelen te nemen. Wil de staatssecretaris dit voor zijn verantwoordelijkheid nemen? Het voorstel om de bpm-teruggaafregeling voor taxi's en openbaar vervoer met ingang van 1 januari 2020 af te schaffen roept de vraag op om het verwachte milieueffect te becijferen. En hoe verhoudt dit milieueffect zich tot de kostenstijging van het zorgvervoer?

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 3 - blz. 17

De heer Schalk (SGP):

Mevrouw de voorzitter, ten aanzien van de fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 een paar korte aandachtspunten. Hier komen wel een paar zaken aan de orde die gaan aantikken voor de individuele burger. Neem het verlagen van de vermindering van de energiebelasting. Ik vind dat een verwarrende tekst voor de gewone burger. Het is een verlaging van de belastingvermindering, dus het wordt duurder voor de consument. Een ander puntje. Door het afschaffen van de bpm-teruggaveregeling worden bedrijven en instellingen geraakt die te maken hebben met contractgroepenvervoer, met doelgroepenvervoer. Is dit realistisch als het gaat om doelgroepenvervoer in de regio, om vervoer van mensen met een beperking, om ouderenvervoer of om het vervoer van kinderen naar school? Welke consequenties kan of zal dit hebben voor het leerlingenvervoer?

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 5

Staatssecretaris Snel:

Dan waren er vragen over de afschaffing van de bpmteruggaafregeling. Daar is wat langer over gesproken in de Tweede Kamer, best lang zelfs. Het gaat om de afschaffing van de teruggaafregeling voor taxi's in het vervoer voor de regio's, bijvoorbeeld voor mensen met een beperking, ouderen of kinderen. De heer Schalk en mevrouw Sent hebben gevraagd hoe de effecten zich tot elkaar verhouden. Laat ik eerst zeggen dat ik het waardeer dat de Eerste Kamer aandacht vraagt voor deze gevolgen. Ook in de Tweede Kamer was het een uitgebreid onderdeel. Ik begrijp dat ook, want die zorgen hebben wij zelf ook. Het gaat om een kwetsbare groep in de samenleving, om het vervoer van mensen met een beperking, ouderen en kinderen. Deze maatregel heeft nooit als doelstelling dat zij daaronder lijden. Het gaat hier om taxibedrijven en niet om het vervoer van en naar het ziekenhuis. Alleen voor het ziekenhuis blijft gewoon vrijgesteld. Hier gaat het om een busje dat overdag misschien wordt gebruikt voor doelgroepenvervoer en 's avond vooriets anders. Kun je dat fiscaal anders berekenen? De sector zelf denkt dat ze in 2025 emissieloos kan zijn. Ze heeft dat zelfs vastgelegd in het Bestuursakkoord Zero Emissie Doelgroepenvervoer. De sector is ambitieuzer dan het kabinet, want het denkt dit in 2025 emissieloos te kunnen doen. Dat komt omdat er voor busjes best wel veel groene alternatieven beschikbaar zijn. Het is ook niet zo dat het voor de huidige busjes iets duurder wordt. Wanneer je nu kunt kiezen voor de aanschaf van een nieuw busje en je kiest dan bewust voor een nietmilieuvriendelijk busje, dan heb je een hogere aanschafprijs. Dan gaat het overigens nog steeds niet om de mensen die in dat busje zitten, het gaat echt om de gemeenten en de zorgverzekeraars die dat busje hebben. Wij verwachten dan ook echt — en dat hebben we behoorlijk stevig onderzocht — geen gevolg in de prijs of in het aanbod voor het doelgroepenvervoer. Vaak is dat aanbod verplicht. Maar goed, we snappen wel dat er toch nog een beetje onzekerheid over bestaat, zodat wij hebben besloten om die maatregel daarom wel te gaan monitoren om te kijken of het klopt wat wij denken. We hebben ook gezegd dat, als het niet zo is en er toch onvoorziene effecten zijn, we de Kamer daarover zullen informeren. Dat was toen nog de Tweede Kamer, maar ik zeg hierbij toe dat ik ook de Eerste Kamer daarover zal informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren inzake de gesprekken met aanbieders van sportweddenschappen (33.996) (T02767)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Andriessen (D66), toe de Kamer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de gevoerde gesprekken met aanbieders van sportweddenschappen over een indirecte compensatie ter bevordering van een gelijk speelveld.


Kerngegevens

Nummer T02767
Status voldaan
Datum toezegging 5 februari 2019
Deadline 1 april 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr.dr. M.F. Andriessen (D66)
Commissie commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen draf- en rensport weddenschappen
kansspelbelastingen
Sportweddenschappen
Kamerstukken Organiseren van kansspelen op afstand (33.996)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 17 item 6 - blz. 4

Mevrouw Andriessen (D66):

Voorzitter. Bij wedden en gokken willen mensen weten of er een eerlijke kans is om te winnen. Dat geldt niet alleen voor de spelers, maar ook voor de aanbieders. Wordt met deze wetswijzigingen hun speelveld gelijker? Dat lijkt er niet altijd op. Vanuit de gelijkheidsgedachte wordt de belasting voor de landgebonden sportweddenschappen gelijkgetrokken met onlinekansspelen. Waar eerst de spelers zelf werden belast met 5% moet voortaan de organisator 29% belasting betalen. In de praktijk ontstaat daardoor juist ongelijkheid. Dat doet vooral pijn bij de draf- en rensport. Die wedstrijden zijn afhankelijk van de inkomsten uit weddenschappen.

Handelingen I 2018-2019, nr. 17 item 8 - blz. 24

Staatssecretaris Snel:

Nogmaals, omdat ik niet direct kon compenseren en dat dus ook niet kan bij de Nederlandse Draf- en Rensport, hebben we deze route gekozen. Als je nu vraagt waarom zij daar geen deel van krijgen, dan is dat omdat zij daar niet bij aangesloten zijn. De hippische sportbond is bijvoorbeeld wel aangesloten bij NOC*NSF en kan dus wel aanspraak maken op een deel van dat geld. Nogmaals, ik ben geen adviseur in dezen, maar ik zou me kunnen voorstellen dat de Nederlandse Draf- en Rensport het gesprek aangaat met NOC*NSF, over de vraag of zij daar niet ook voor een deel voor in aanmerking zouden kunnen komen. Dan moeten ze natuurlijk wel lid van die cirkel worden. Ik weet dat deze gesprekken lopen. Wij hebben zelf ook gesprekken gehad. Ik heb met het oog op de discussie die we in het najaar hadden ook wat langer met de Tweede Kamer gesproken. Ik heb toen toegezegd om hen in ieder geval voor 1 april 2019 te informeren over de stand van zaken met betrekking tot die gesprekken. Die toezegging kan ik ook u doen. Die gesprekken gaan zowel over de Nederlandse Loterij alsook over Sportech Runnerz, de aanbieder voor draf- en rensporten, en over wat dat betekent voor de NDR. We zijn er dus mee bezig. De gesprekken lopen nog. Het punt is goed begrepen. Wij kunnen niet rechtstreeks compenseren, maar we rapporteren de Tweede Kamer en met liefde ook uw Kamer voor 1 april over hoe het ervoor staat.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer nader informeren met betrekking tot de btw op denksporten (35.026, F) (T02772)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nagel (50PLUS), toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2019 nader te informeren met betrekking tot de omzetbelasting (btw) op denksporten.


Kerngegevens

Nummer T02772
Status voldaan
Datum toezegging 7 december 2018
Deadline 1 januari 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden J.G. Nagel (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen culturele btw-vrijstelling
Denksporten
Kamerstukken Belastingplan 2019 (35.026)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018-2019, 35026, E, blz. 4

De leden van de fractie van 50PLUS vragen aan de regering wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de verhoging van de btw op denksporten? Denksportverenigingen vrezen een groot nadelig effect op hun ledenbestand vanwege noodzakelijke contributieverhogingen, zo brengen deze leden onder de aandacht. Welke maatregelen zijn er ter compensatie genomen of worden door de regering voorbereid?

Kamerstukken I 2018-2019, 35026, F, blz. 8

De leden van de fractie van 50PLUS vragen wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de btw op denksporten. Deze leden geven aan dat denksportverenigingen vrezen voor een groot nadelig effect op hun ledenbestand vanwege noodzakelijke contributieverhogingen en vragen welke maatregelen er zijn genomen of worden voorbereid ter compensatie. De btw-behandeling van denksporten is geen onderdeel van het Belastingplan 2019 of de hierin opgenomen verruiming van de Nederlandse sportvrijstelling. Het onderwerp wordt momenteel onderzocht in overleg met NOC-NSF en vertegenwoordigers van de denksportbonden en -verenigingen naar aanleiding van een arrest van het HvJ EU.5 Op basis van dit arrest zijn denksporten die worden gekenmerkt door een te verwaarlozen lichamelijke component voor de btw niet als sport aan te merken. Het laatste gesprek hierover met genoemde partijen heeft plaatsgehad op 13 november 2018. Het onderzoek en de gesprekken zijn nog niet afgerond. Mijn streven is erop gericht het parlement in het eerste kwartaal van 2019 nader te informeren.


Brondocumenten


Historie