Toezegging Schrappen artikel 5, tweede lid, sub d van de Algemene wet gelijke behandeling (33.344) (T01970)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Schouwenaar (VVD), Koole (PvdA), Van Bijsterveld (CDA), De Boer (GroenLinks), Kuiper (ChristenUnie) en Holdijk (SGP), toe om bij de volgende de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling een voorstel te doen om artikel 5, lid 2, onderdeel d te schrappen.
Nummer | T01970 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 27 mei 2014 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | prof. dr. S.C. van Bijsterveld (CDA) Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks) mr. G. Holdijk (SGP) Prof.dr. R.A. Koole (PvdA) prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie) Mr. J.M. Schouwenaar (VVD) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | Algemene wet gelijke behandeling huwelijken weigerambtenaren |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Pia Dijkstra en Schouw Gewetensbezwaren ambtenaren van de burgerlijke stand (33.344) |
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 10 - blz. 3
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA): Het tweede punt is de ontneming van de toetsingsmogelijkheid van de rechter. Het voorstel bepaalt dat een ambtenaar om wie het hier gaat in een procedure bij de rechter niet aan de gemeente kan tegenwerpen dat hij ongelijk behandeld is op grond van godsdienst. De bepaling behelst dus een verbod van de rechter om een toetsing aan een grondrecht uit te voeren, ofwel om een grondrechtelijk bezwaar mee te wegen in zijn oordeel. Nog afgezien van de houdbaarheid van zo'n bepaling bevreemdt het mij dat de initiatiefnemers een wetsbepaling voorstellen die de toetsingsmogelijkheid van de rechter zo beperkt, uitgerekend daar waar grondrechtelijke belangen in het geding zijn. Wat is de ratio ervan dat de indieners de rechter op dit punt niet vertrouwen, of hem althans geen ruimte willen geven? Hoe verhoudt dit standpunt zich bijvoorbeeld tot het standpunt over de introductie van rechterlijke toetsing aan de Grondwet? Waarin verschilt een beperking als deze van een voorstel voor bijvoorbeeld de introductie van minimumstraffen? Zijn de initiatiefnemers bereid om de desbetreffende bepaling te laten vallen?
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 10 - blz. 6
Mevrouw De Boer (GroenLinks): Mijn laatste punt betreft iets wat ik het verbod van de rechterlijke toetsing heb genoemd. Ik doel dan op het opnemen van een bepaling in de Algemene wet gelijke behandeling waardoor onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging gemaakt door een gemeente ten aanzien van een ambtenaar die onderscheid maakt, geen onderscheid is in de zin van de Algemene wet gelijke behandeling. Ik moet zeggen dat mijn fractie hier moeite mee heeft, zoals bleek uit de schriftelijke vragen. Dat is niet zozeer omdat het een vrijwel onleesbare bepaling is, die onderscheid op onderscheid op onderscheid maakt, als wel om de volgende andere redenen. In de eerste plaats is onze overtuiging dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat de Algemene wet gelijke behandeling uitzonderingsbepalingen bevat op grond waarvan onderscheid dat naar zijn aard onder de werking van de wet valt, geen onderscheid in de zin van de wet is. Niet voor niets willen wij zo graag af van de andere in het hetzelfde wetsartikel genoemde uitzonderingsbepalingen: de enkelefeitconstructies. In de tweede plaats zijn wij van oordeel dat de rechter zowel in Nederland als in Europa uitstekend in staat is om bij botsende grondrechten en discriminatieverboden een afweging te maken, een afweging waarin het verbod om onderscheid te maken naar seksuele voorkeur blijkens de eerder door mij aangehaalde uitspraken zwaar weegt. Ook moet het aan de rechter zijn om binnen de wettelijke kaders en met inachtneming van de beleidsvrijheid van de overheid deze afweging te maken. In de derde plaats zijn wij van mening, niet alleen dat de Algemene wet gelijke behandeling het maken van onderscheid verbiedt, maar ook dat een ontslagen ambtenaar, zonder een beroep te doen op de Algemene wet gelijke behandeling, zich bijvoorbeeld kan beroepen op internationale verdragen en dan zijn zaak alsnog aan de rechter zal kunnen voorleggen. De bepaling zou dan naar ons oordeel alleen het vragen van een oordeel van het College voor de Mensenrechten uitsluiten, dat immers beperkt is tot de Algemene wet gelijke behandeling. Daarmee wordt de bepaling wellicht minder schadelijk, maar ook nuttelozer. Graag verneem ik de reactie van de indieners en de minister op dit punt, waarbij ik ook graag hoor of zij aanleiding en mogelijkheden zien om het wetsvoorstel op dit punt aan te passen of te bewerkstelligen dat de betreffende bepaling niet in werking treedt. Ik wacht de antwoorden en de verdere gedachtewisseling met belangstelling af.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 10 - blz. 8
De heer Schouwenaar (VVD): Dan ons vierde en laatste punt: de positie van de rechter. Uit artikel II, derde lid en de stukken begrijpt mijn fractie dat de rechter een eventueel ontslag van een weigerambtenaar door de gemeente niet mag vernietigen op grond van de overweging dat de gemeente onderscheid maakt dat nu juist verboden is door de AWGB. Mijn fractie leest hierin een beperking van de rechter op een belangrijk punt en voor de weigerambtenaar wellicht het belangrijkste punt: zijn godsdienstige overtuiging. Als redenen voor deze beperking noemen de memorie van toelichting en de memorie van antwoord de kans dat de rechter een beslissing zou nemen die volgens de indieners een onjuiste beslissing zou zijn. Een dergelijke belemmering van de gemeente door de rechter willen zij voorkomen. De VVD-fractie acht het niet juist om de rechter buiten spel te zetten omdat hij een onjuiste beslissing zou kunnen nemen. Bevestigt hij het bestreden besluit, dan betekent dat steun voor het gemeentelijk beleid. Vernietigt hij het besluit, dan betekent dat de aanwijzing om het ontslagbesluit juridisch te verbeteren. Tot dusver is van geen onjuiste rechterlijke beslissing gebleken, integendeel. Dus is er geen concrete aanleiding om de rechter te beperken.
Daar komt bij dat jurisprudentie wenselijk is bij een onderwerp dat blijkbaar voor discussie vatbaar is. Terecht merken de indieners op dat de rechter geen monopolie heeft. Maar de wetgever ook niet. De wetgever schept het wettelijk kader. De rechter vult de ruimte binnen dat kader in bij zijn overwegingen in een casus die hem wordt voorgelegd. Ook bij het onderhavige onderwerp laten zich casus en vragen denken die in concreto door de rechter zullen moeten worden beslecht. Bij dit onderwerp gaat het mede en vooral om grondrechten. De wet geeft geen rangorde van grondrechten. Dat is overgelaten aan de rechter. Mijn fractie acht het dan ook niet wenselijk hier ad hoc één uitzondering te maken.
De indieners wijzen erop dat het niet juist is een grondrecht te gebruiken om het grondrecht van een ander te frustreren. In zijn algemeenheid kan mijn fractie dat onderschrijven. Echter, het is een stelregel, geen wet. Een adagium dat ook bij de rechter bekend is. Het heeft echter geen absolute gelding. Telkens zal de rechter nagaan of en in hoeverre deze stelregel in een concreet geval geldt. Verder wijzen de indieners erop dat artikel 5.2 van de AWBG al drie uitzonderingen bevat. Dit argument deelt mijn fractie niet. Deze wet bevat tal van uitzonderingen. Dit enkele feit rechtvaardigt niet de toevoeging van nog meer uitzonderingen. Artikel 5.2. gaat over sollicitanten bij politieke of religieuze instellingen. Sollicitanten die afgewezen worden, zijn geschaad in hun verwachtingen. Dit wetsvoorstel gaat over zittende ambtenaren. Zij zijn geschaad in hun rechtspositie. Daarom hebben zij grotere bescherming dan sollicitanten. Hun posities zijn dus niet dezelfde.
Al met al heeft mijn fractie grote moeite met dit voorgestelde artikel II. De rechter moet niet beperkt worden tot een gedeeltelijke afweging van slechts enkele argumenten, hij moet een volledige afweging kunnen maken van alle argumenten, zonder een ad-hocbeperking. Dit is een belangrijk punt voor de VVD-fractie. Wij vragen ons af hoe de indieners en de minister hier over denken.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 10 - blz. 13-14
De heer Holdijk (SGP): Ik sluit mij aan bij de opmerkingen die door diverse andere woordvoerders zijn gemaakt, waaronder mevrouw Van Bijsterveld, met name over het overgangsrecht en het ontnemen van de toetsingsmogelijkheid van de rechter in artikel II, alsook de vragen over de onbezoldigde, buitengewone ambtenaren van de burgerlijke stand voor één dag. Die vragen zijn zowel aan de initiatiefnemers als aan het kabinet gericht.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 12 - blz. 5-7
De heer Schouw: Er zijn veel vragen gesteld over artikel 5. De heer Schouwenaar ging daar uitvoerig op in, evenals mevrouw De Boer en mevrouw Van Bijsterveld. Ik doel op artikel 5, punt d, van de AWGB. De vraag was of dat wel nodig is. Ik begrijp die vragen natuurlijk heel erg goed. Om ze goed te beantwoorden, moet ik terug naar het doel, namelijk voorkomen dat ambtenaren van de burgerlijke stand, bestuursorganen, onderscheid maken tussen hetero- en homostellen. Wij vinden dat we dat goed moeten regelen, want dat is onze plicht als wetgever. Om het maar huiselijk te zeggen: we hebben gezocht naar een formule die twee elementen bevat om het wetsvoorstel zo robuust mogelijk te maken. Voor de nieuwe ambtenaren van de burgerlijke stand hebben we de benoembaarheidseis toegevoegd. Voor ambtenaren van de burgerlijke stand die zich coûte que coûte zouden kunnen gaan verzetten, moet je echter wel een aantal instrumenten in handen hebben en daarvoor hebben wij onderdeel d toegevoegd aan artikel 5 lid 2. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om ambtenaren die zich verzetten tegen overplaatsing of ontslag of om ambtenaren die zich bekeren in hun functie en die op een gegeven moment tot de ontdekking komen dat ze het allemaal niet meer voor hun rekening kunnen nemen. Dat kan immers ook.
(...)
De heer Schouw: Ik heb zonet een drietal risico's genoemd die ik niet wil lopen, zeker niet nu, in het begin. Ik kan me wel heel goed voorstellen dat we over een aantal jaren nog eens bekijken welke jurisprudentie er is opgebouwd, en evalueren of het tweede onderdeel van de wet wel nodig is.
De heer Koole (PvdA): Onze fractie deelt met de indieners dat wetgeving tot een robuuste wet moet leiden. Er is wat verschil in appreciatie over de vraag of dit onderdeel wel of niet moet worden opgenomen, maar ik hoor de heer Schouw ook zeggen dat hij bereid is om te zijner tijd het punt van de beperking van de rechterlijke toetsing mee te nemen bij de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling. Ik vraag de heer Schouw dan ook om dat uitdrukkelijk toe te zeggen, of in ieder geval te bevorderen. Ik vraag hem of hij het ermee eens is dat het wordt meegenomen, dan kunnen we dadelijk aan de regering vragen of zij dat wil toezeggen.
De heer Schouw: Ja, dan moet ik dus … U gaat mij nog het woord geven, voorzitter.
De voorzitter: Nee, u hebt het woord de hele tijd.
De heer Schouw: Dank u wel, voorzitter. Ik wilde zeggen: dan moet ik heel lief naar de minister kijken, want dit zijn dingen die ik, mede namens mevrouw Dijkstra, niet kan toezeggen. De minister knikt echter, dus hij zal dit de heer Koole dadelijk misschien toezeggen. Ik moet hier nog wel één opmerking over maken. De rechter kan natuurlijk ook toetsen of het nieuwe onderdeel d van het tweede lid van artikel 5 Algemene wet gelijke behandeling wel voldoet aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en in het bijzonder de artikelen 9 en 14. Die ruimte heeft hij, maar de rechter zal daarbij ongetwijfeld de uitspraak van het Hof in de zaak-Ladele betrekken en dan ligt het voor de hand om te veronderstellen dat die toetsing zal uitvallen in het voordeel van onderdeel d. Dat wilde ik nog zeggen.
De heer Koole (PvdA): Ik versprak me inderdaad door een toezegging te vragen. Mijn vraag is of de indieners het zouden betreuren als de minister dat zou toezeggen. Ik begrijp dat de indieners dat niet zouden betreuren.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 12 - blz. 9
Minister Plasterk: Dan de interessante kwestie van de rechterlijke toets. Ik heb met belangstelling geluisterd naar de discussie van zojuist. Ik ben een eenvoudig bioloog, maar ik heb me ooit het volgende laten vertellen: Een goede jurist is iemand die weet wat een andere jurist ergens van vindt. In het kader van die discussie is het altijd een beetje lastig om te voorspellen of de rechter al dan niet onder de indruk zal zijn van de toevoeging in artikel 5, lid 2, onderdeel d over waar de rechter wel of niet aan zou mogen toetsen. Als de rechter zich er niets van aantrekt, doet het er niet zoveel toe. Als deze zich er wel iets van aantrekt, kom je op de vraag of het wenselijk is dat dit gebeurt. Hoe dan ook, gehoord de discussie, de argumenten en de reactie van de heer Schouw — die vraag is indirect aan mij gesteld — ben ik bereid om toe te zeggen dat ik de Kamers bij een volgende herziening van de Algemene wet gelijke behandeling een voorstel zal doen om dat lid uit de wet te verwijderen. Dan kunnen de Kamers alsnog bekijken of zij dit al of niet wenselijk vinden. Dan heb ik het mijne eraan bijgedragen, ook als het gaat om de vervolgbehandeling van de wet zoals die nu voorligt.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 12 - blz. 11
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA): Ik ga nog even in op de rechterlijke toetsing. Wij vinden dit hele thema eigenlijk een arbeidsconflict. Het is typisch iets wat je, zoals elk arbeidsconflict, gewoon aan de rechter kunt overlaten. Dan hoef je helemaal niet met een wetsvoorstel te komen. Kom je toch met een wetsvoorstel, dan vinden wij het behoorlijk problematisch dat je de rol van de rechter daarin zo beperkt. Ik vind het positief dat de minister heeft gezegd dat er over enige jaren een heroverweging zal plaatsvinden. Ik vind het ook positief dat de initiatiefnemers daarachter staan. Wij zullen nog even bekijken of dat onze angst en vrees voor de inperking van de rechterlijke toetsing kan wegnemen.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 12 - blz. 13
Mevrouw De Boer (GroenLinks): Ik heb nog een enkel punt over de bepaling in de Algemene wet gelijke behandeling. Over het uitzonderen van situaties waarin onderscheid gemaakt wordt van de werking van de Algemene wet gelijke behandeling — dat is immers wat er gebeurt — blijven wij, denk ik, principieel van mening verschillen. Het is de intentie van de indieners om een robuust wetsvoorstel in te dienen. Ook wij willen een robuust wetsvoorstel, dat echt gaat doen wat het moet doen. Naar ons oordeel is de desbetreffende bepaling daarvoor niet noodzakelijk, maar goed, ook daarover zullen wij van mening blijven verschillen. Wij zijn wel blij met de toezegging van de minister dat hij bij de eerstkomende wijziging van de Algemene wet gelijke behandeling het voorstel zal doen om de desbetreffende bepaling uit de wet te halen.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 12 - blz. 14
De heer Schouwenaar (VVD): Ik heb begrepen dat de minister heeft toegezegd dat hij bij een komende herziening van de AWGB zal zien of deze bepaling geschrapt kan worden. Hij heeft die bepaling niet met naam en toenaam aangeduid. Ik neem aan dat hij artikel 5, tweede lid, sub d bedoelt. Ik vroeg mij ook af welke termijn hij daarbij in gedachten had.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 12 - blz. 15
De heer Koole (PvdA): Ik ben ook heel dankbaar voor de goede beantwoording door de indieners en hun flexibiliteit in reactie op vragen van deze Kamer. Ze hebben een opening gemaakt om de beperking van de toetsing door de rechter mee te laten nemen bij de volgende herziening van de Algemene wet gelijke behandeling, zoals ook al eerder was aangegeven in de eerste termijn van de heer Schouwenaar.
(...)
Ik dank hem voorts voor de toezegging dat hij bij de volgende herziening van de Algemene wet gelijke behandeling het voorstel zal doen om die bepaling in artikel 5, tweede lid, sub b, uit de wet te laten verwijderen.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 12 - blz. 16
De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik heb nog wel één vraag, die ook door de heer Schouwenaar werd gesteld aan de minister, namelijk de vraag om verheldering over artikel 5 van de Algemene wet gelijke behandeling. Daar is al door twee anderen naar gevraagd, maar ook ik ben erin geïnteresseerd, om er iets meer scherpte in te krijgen.
(...)
Handelingen I 2013-2014, nr. 31, item 12 - blz. 18
Minister Plasterk: In de eerste termijn heb ik al gezegd dat ik bereid ben bij de volgende herziening van de Algemene wet gelijke behandeling een verandering aan te brengen ten aanzien van het rechterlijke toetsingsverbod. Misschien moet ik dat iets preciseren. Ik had sowieso al gezegd dat ik daar geen apart wetstraject voor wil starten. Naar mijn mening moet dit onderdeel zijn van de volgende herziening van de Algemene wet gelijke behandeling. Daarin zit dus besloten dat het onderdeel is van de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling. Dat betekent dat het voorstel op dat moment ook gedragen moet worden door de argumenten en dat het weloverwogen tot stand moet komen. Ik ben dus bereid om dat op dat moment serieus aan de orde te stellen en om het dan te heroverwegen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 31, item 12
-
behandeling Handelingen EK 2013/2014, nr. 31, item 10
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
30 mei 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
25 mei 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, G
-
-
20 december 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, B
-
-
9 oktober 2018
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
2 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de evaluaties van vijf jaar Wet College voor de Rechten van de mens en de kabinetsreactie daarop
op 9 oktober 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK 32.467, J
-
-
21 maart 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake de halfjaarlijkse stand van zaken van toezeggingen die aan de Kamer zijn gedaan
voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2017
EK, C
-
-
9 juni 2015
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
9 juni 2015
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) -
27 mei 2014
toezegging gedaan
Toezegging Problematiek Zeeland en verdeelmodel (34.568) (T02425)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Flierman (CDA), Postema (PvdA) en Schalk (SGP), toe dat:
-
-de minister van Economische Zaken naar de problematiek van de provincie Zeeland kijkt en de Kamer daarover een brief stuurt;
-
-de minister zelf na het verschijnen van het advies van de commissie-Jansen II met het IPO zal overleggen en naar verdere ontwikkeling van het verdeelmodel van het Provinciefonds zal kijken.
Nummer | T02425 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 23 mei 2017 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Dr. A.H. Flierman (CDA) Drs. A. Postema (PvdA) P. Schalk (SGP) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | provinciefonds Zeeland IPO |
Kamerstukken | Vereenvoudiging van het verdeelmodel van het provinciefonds (34.568) |
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 1
De heer Flierman (CDA): Het IPO kondigt echter zelf in een brief van 15 maart 2017 aan dat men zich zorgen maakt over de positie van Zeeland. Daarom heeft men een commissie van deskundigen, opnieuw onder voorzitterschap van de heer Jansen, ingesteld om te bezien hoe de positie van Zeeland in het Provinciefonds versterkt kan worden. Men gaat daarbij uit van een bijdrage van Zeeland zelf, een bijdrage van de andere provincies, maar ook een bijdrage van het Rijk. Wij zouden graag een reactie van de minister op die brief krijgen. Ik snap heel goed dat hij hier en nu geen blanco cheque gaat uitdelen, maar hij zou op z'n minst kunnen toezeggen dat de regering te zijner tijd het gesprek met het IPO aangaat over het advies van de commissie van deskundigen om te bezien hoe men gezamenlijk tot een oplossing of tot een opvolging van de adviezen kan komen.
(...)
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 2
De heer Postema (PvdA): Mijn fractie is van oordeel dat het voorliggende wetsvoorstel weliswaar een verbetering is ten opzichte van het vigerende verdeelmodel, maar dat we er nog niet zijn. Daarom kunnen we instemmen met het voorstel, maar niet zonder een duidelijk commitment van regeringswege om zich mede-eigenaar te betonen van de problematiek in Zeeland én een bevestiging van de minister dat de in maart 2017 in de Tweede Kamer unaniem gesteunde motie-Veldman/Fokke ten uitvoer wordt gebracht. In deze motie wordt er immers voor gepleit om binnen drie jaar te komen tot een fundamenteel gewijzigd verdeelmodel van het Provinciefonds met een rechtvaardige verdeling op basis van een meer op de werkelijkheid gestoeld rendement op vermogen. Hiermee liggen een kortetermijnoplossing voor de problematiek in Zeeland — dus nog buiten het verdeelmodel om — en een duurzame oplossing via aanpassing van het verdeelmodel mooi in elkaars verlengde. Zo kan beter dan nu het geval is recht worden gedaan aan het uitgangspunt dat een verdeelmodel provincies in staat moet stellen hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenniveau te bieden tegen een globaal gelijke lastendruk. Wij wachten de beantwoording van de minister met belangstelling af.
(...)
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 3-4
De heer Schalk (SGP): Natuurlijk moet er bij de actualisatie naar alle provincies worden gekeken en daarna moet er op basis van eerlijke maatstaven tot een herverdeling worden gekomen. Maar het probleem van Zeeland ligt nu dus wel degelijk op tafel. Niet voor niets heeft zowel de commissie-Balkenende, de Raad voor de financiële verhoudingen als de Raad van State zich uitdrukkelijk over dit thema uitgelaten, gekoppeld aan Zeeland. Bovendien laat het IPO dat zelf ook al zien in de brief aan de minister van 13 september vorig jaar. Inmiddels ligt er opnieuw een brief van het IPO, van 15 maart 2017, waarin het probleem nogmaals wordt bevestigd. Niet voor niets heeft het IPO de voorzitter van de commissie-Jansen opnieuw gevraagd om een oplossing aan te dragen. Dat vindt mijn fractie wel heel frappant omdat het logisch is dat de heer Jansen zijn eigen advies niet zal ondergraven. Dat hij deze opdracht toch heeft aanvaard, geeft aan dat hij aanvoelt dat het in ieder geval van belang is om onevenredige of oneigenlijke effecten te herstellen. Mijn fractie doet een dringend beroep op de minister om de uitslag van dit nieuwe onderzoek te wegen en te bezien of een tegemoetkoming alsnog is te vinden. Graag krijg ik van de minister de uitdrukkelijke toezegging dat hij met het IPO en met Zeeland dit probleem concreet gaat aanpakken. Ik hoop op een positieve reactie van de minister.
(...)
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 5
De heer Plasterk: Mijn collega van Economische Zaken zal namens het gehele kabinet de specifieke problematiek met betrekking tot het dossier Zeeland oppakken. Hij neemt ook de reactie op het rapport van de commissie-Balkenende voor zijn rekening. Er is al gemeld dat er binnen de rijksbegroting 25 miljoen extra beschikbaar is gesteld om bij te dragen aan de structuurversterking. Het daarbij behorende investeringsprogramma zal op korte termijn aan de Kamer worden toegestuurd, met een reactie van het kabinet.
(...)
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 6-7
De heer Plasterk: Vervolgens was er een vraag over de brief van het IPO waarin staat dat men de heer Jansen nog een keer om advies wil vragen; het bevalt kennelijk goed. Vanuit het ministerie zullen wij dat ondersteunen en daaraan opbouwend meewerken. Het is de verantwoordelijkheid van de provincies om te besluiten of men onderling, vanuit de eigen middelen en binnen het verdeelmodel, zou willen overdragen aan bijvoorbeeld de provincie Zeeland. Ik wil niet de verwachting scheppen dat er vanuit het Provinciefonds extra geld van het Rijk is. Die kanttekening wil ik er wel bij geplaatst hebben.
De heer Postema (PvdA): Dit is een geschikt moment om de minister daarop wat verder te bevragen. Als we niet uitkijken, hebben we straks een situatie waarin iedereen de situatie in Zeeland eigenlijk zeer onbevredigend vindt, maar dat er verder niets gebeurt en dat we overgaan tot de orde van de dag. Nu is het zo — dat is best bijzonder — dat alle betrokken provincies hebben gezegd dat dit echt een groot probleem is. Nogmaals, dat zijn de woorden die men zelf in de brief gebruikt. Het gaat weliswaar om een brief aan de Kamer; misschien zou het goed zijn als het IPO ook een dergelijke brief aan de minister zou richten. Die heb ik nog niet gezien. Maar ik kan me voorstellen dat ook de minister zich geroepen voelt om mede-eigenaarschap te voelen bij het probleem, daar waar het IPO zelf aangeeft dat het dit eigenlijk wel een gedeelde verantwoordelijkheid van de provincies vindt. Het IPO vindt daarnaast dat Zeeland er zelf ook een specifieke verantwoordelijkheid in heeft, en het kijkt toch ook naar het Rijk. Misschien zou de minister daar toch nog wat verder op willen reflecteren.
Minister Plasterk: Ik begrijp de vraag wel, maar ik denk dat de heer Postema het antwoord ook wel begrijpt. Als de provincies onderling aan de heer Jansen vragen om die verdeling nog eens te heroverwegen, daar heel goed naar te kijken en nog eens te bekijken of er niet nog wat voor de provincie Zeeland zou kunnen gebeuren, staat hun dat natuurlijk vrij. Dan zal ik dat ook ondersteunen waar dat kan. Maar ik kan geen verwachtingen scheppen over het meerjarenbudget van het Provinciefonds. Ten eerste heb ik dat budget nu niet; ik heb het niet gedekt. Iemand heeft mij wel gezegd, en zo ervaar ik het ook: je wordt snel minder demissionair; het went een beetje. Maar het blijft toch zo dat ik niet over de meerjarenbegroting kan beschikken wat betreft het Provinciefonds. Dat overschrijdt de grenzen van mijn verantwoordelijkheid.
De heer Postema (PvdA): Dat laatste snap ik ook. Ik begrijp dat de minister daarop geen bindende toezegging wil doen die budgettaire gevolgen heeft. Ik hoor tegelijkertijd wel de nodige sympathie. De provincies hebben zelf aangegeven het accres niet te willen aanwenden voor het oplossen van dit probleem. Maar wij weten ook dat bij gewijzigde verdeelmodellen wat smeerolie vaak helpt om uiteindelijk alle partijen in het gareel te houden. In die zin hoop ik op een welwillende houding van de minister dan wel zijn opvolger.
Minister Plasterk: Waarvan akte.
De heer Flierman (CDA): Laat mij daar meteen bij aansluiten. Als ik ook naar de interruptie van de heer Postema luister, denk ik dat we het ongeveer eens zijn. Ook wat mij betreft hebben we niet aan de minister gevraagd om nu al toe te zeggen dat hij of zijn opvolger de portemonnee trekt, op welke manier dan ook; dat snap ik heel goed. Aan de andere kant is het in mijn beleving ook een kwestie van goede bestuurlijke verhoudingen tussen de minister van Binnenlandse Zaken en het bestuur van het IPO dat er, als er zo'n rapport komt en het IPO dat agendeert voor het overleg met de minister, in ieder geval serieus naar dat rapport wordt gekeken. Die vraag en die bereidheid proef ik bij de minister in ieder geval wel. Dat zou wat mij betreft voor dit moment ook voldoende zijn.
Minister Plasterk: Dank daarvoor. Ik wil van mijn kant wel precies blijven. Met steun van het IPO is dit voorstel hier nu ter tafel gebracht. Dit is wat ik de Kamer zou vragen om nu vast te stellen en tot wet te verheffen: deze maatstaven met de daaruit voortvloeiende verdeling. Ik neem kennis van het feit dat het IPO er opnieuw naar wil kijken. Maar ik kan geen verwachtingen scheppen over additioneel budget vanuit het Rijk. Ik neem aan dat de heer Flierman dat begrijpt. Ik zal zelf, en naar ik aanneem ook mijn opvolger, die een warm hart voor Binnenlandse Zaken zal hebben, mijn best doen om ervoor te zorgen dat er voor het lokaal en middenbestuur voldoende ruimte is, ook op dit punt. Maar daar moet het wel bij blijven.
De heer Schalk (SGP): Het heeft niet veel zin om nog meer te vragen van de minister. Maar in een eerder deel van zijn betoog zei hij dat er naar aanleiding van de commissie-Balkenende 25 miljoen voor structuurversterkingen in Zeeland aankomt. Het is toch niet de bedoeling dat juist dat wat bedoeld was voor structuurversterking de oplossing wordt voor dit probleem?
Minister Plasterk: In uw vraag ligt besloten dat we nu met elkaar een probleem hebben gecreëerd. Maar dit is de door de twaalf provinciën vastgelegde verdeelmaatstaf, waarvan ze alle twaalf zeggen: doe dat nu zo, leg dat voor de komende jaren vast in de wet. Daarnaast vraagt men aandacht voor de specifieke problematiek die voortvloeit uit de situatie in Zeeland. Ik heb gemeld dat mijn collega van EZ daar welwillend naar kijkt en dat het kabinet dat probleem sowieso onder ogen ziet. Daarom is er in de begroting ruimte voor gemaakt. Binnenkort komt er een brief van de collega van EZ over de invulling daarvan.
(...)
De heer Postema (PvdA): We hebben dankzij de moties die in de Tweede Kamer zijn aangenomen nog enige tijd om tot een verdere doorontwikkeling van het verdeelmodel te komen. Tot die tijd bestaat het probleem van de fictieve winstuitkering Zeeland. Is de minister het eens met mijn fractie dat, op het moment dat de commissie-Jansen niet tot een goed voorstel komt, het noodzakelijk wordt dat het proces van een verdere doorontwikkeling van het model wordt versneld?
Minister Plasterk: Ik ben het daarmee eens, want we hebben dat proces al versneld. Het aanvankelijke plan was om deze maatstaven voor vijf jaar vast te zetten. Dat is veranderd in twee jaar. Nogmaals, alle twaalf provincies dringen erop aan om het daar op dat punt bij te laten.
De heer Postema (PvdA): Dat is zo, maar de provincies dringen er in de brief van 15 maart ook op aan om het probleem Zeeland tijdelijk op te lossen. Ik hoor mijn collega's ook zeggen dat we moeten proberen het probleem voor het voetlicht te brengen. We moeten het probleem van de fictieve rendementsheffing het hoofd bieden. Dat mag wat tijd kosten, maar we kijken wel reikhalzend uit naar een goed rapport-Jansen II en naar de gepaste reactie daarop van de minister.
Minister Plasterk: Dat begrijp en ondersteun ik. Ik kijk daarom net als u uit naar dat rapport.
(...)
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 7-9
De heer Flierman (CDA): Dan komt er een tweede commissie-Jansen op verzoek van het IPO. Die commissie gaat kijken naar de mogelijkheden om nog iets aan de positie van Zeeland te doen. We moeten afwachten waarmee de heer Jansen komt, maar het is een verstandig man en toen ik hem van de week sprak, had ik niet de indruk dat hij zijn eigen advies weer ter discussie gaat stellen. Hij zal vermoedelijk gaan kijken naar andere mogelijkheden die er nog zijn om de positie van de provincie Zeeland in financiële zin wat te verstevigen. Wij wachten met veel belangstelling af, met welke voorstellen hij komt. Ik heb de minister horen zeggen dat hij of zijn opvolgers vanuit hun warme hart voor het openbaar bestuur en de provincies het gesprek zullen gaan voeren als er een advies is en het IPO dat bij de minister op tafel legt. Die toezegging is voor mij voldoende.
(...)
De heer Postema (PvdA): We hebben met instemming de toezegging beluisterd dat vlot zal worden gekeken naar de verdere ontwikkeling van het verdeelmodel, met aandacht voor rendement op het vermogen dat meer op de werkelijkheid gestoeld is. Voorts hebben we goed kunnen spreken over het gewenste rapport-Jansen II voor het oplossen van de problematiek in Zeeland.
(...)
De heer Schalk (SGP): Ik ben het ook met de minister eens dat je niet steeds aanpassingen moet doorvoeren in zo'n verdeelmodel. In het geval van Zeeland is het echter evident dat het al voor aanvaarding van de wet tot dusdanige problemen leidt, dat de heer Jansen opnieuw met een deskundige commissie gaat bekijken hoe het precies uitpakt. Ik heb net als andere sprekers begrepen dat de minister, nadat er een nieuw rapport van de commissie-Jansen komt, in ieder geval met het IPO wil gaan praten om te zien wat er in de toekomst nog mee te doen is.
(...)
Minister Plasterk: Ik heb genoteerd dat er wordt uitgekeken naar het nieuwe advies van de heer Jansen en zijn companen. Daarbij is het van belang om het verdeelmodel voor de toekomst opnieuw te bekijken.
(...)
Minister Plasterk: Als je met maatstaven werkt en je die objectief probeert te maken, doe je dat op een ijkmoment en zie je onder ogen dat het vervolgens enigszins kan gaan schuiven als daarvoor specifieke redenen zijn, bijvoorbeeld als er iets aan de hand is met de structuur. Dat is bij Zeeland zo. Mijn neiging is niet om dan weer met het verdeelmodel te gaan schuiven, maar om structuurmaatregelen te nemen. Dat is ook het voornemen van het kabinet. Ik hoop dat we daarmee de heer Schalk tegemoet kunnen komen. Mijn collega van EZ stuurt daarover binnenkort een brief aan de Kamer.
Brondocumenten
-
behandeling (zonder stemming aangenomen ) Verslag EK 2016/2017, nr. 28, item 8
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
25 juni 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
12 juni 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over stand van zaken nieuwe verdeling provinciefonds
Op 25 juni 2024 voor kennisgeving aangenomen.
EK, F
-
-
26 maart 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
12 maart 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 maart 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, G
-
-
20 december 2022
nieuwe deadline: 1 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, B
-
-
23 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de herziening van de financiële verhoudingen
Op 12 januari 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK 35.570 B / 34.568 / 35.570 C, C
-
-
22 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
10 maart 2020
nieuwe deadline: 31 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 10 maart 2020 door de commissies BiZa/AZ en KOREL voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.300 VII / 35.300 IV, E
-
-
29 oktober 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZK over de motivering bij verzoeken om deadlines bij een aantal toezeggingen te verschuiven en over het voorgenomen wetgevingstraject naar aanleiding van toezeggingen over de financiering van politieke partijen
Op 29 oktober 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, A
-
-
10 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 10 september 2019
EK 35.000 VII / 35.000 IV, D
-
-
9 april 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 9 april 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK 35.000 VII / 35.000 IV, C
-
-
9 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 oktober 2018
nieuwe deadline: 1 januari 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de herziening van de financiële verhoudingen
op 9 oktober 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, D
-
-
5 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL op 11 september 2018
- voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ op 2 oktober 2018
EK 34.775 VII / 34.775 IV, G
-
-
12 september 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
29 augustus 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
23 mei 2017
toezegging gedaan
Toezegging Motorrijtuigenbelasting (34.568) (T02426)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe bij de heroverweging van de verdeelmaatstaven van het Provinciefonds naar de inkomsten uit de motorrijtuigenbelasting te kijken.
Nummer | T02426 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 23 mei 2017 |
Deadline | 1 januari 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | A.W.J.A. van Hattem (PVV) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | motorrijtuigenbelastingen provinciefonds |
Kamerstukken | Vereenvoudiging van het verdeelmodel van het provinciefonds (34.568) |
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 3
De heer Van Hattem (PVV): Ik heb nog enkele opmerkingen over het doel van het verdeelmodel om provincies in staat te stellen hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenniveau te bieden tegen globaal gelijke lastendruk. Gelet op dit doel, is het opvallend hoeveel verschil er blijft bestaan tussen provincies in de opcenten motorrijtuigenbelasting. Deze belasting wordt eenzijdig opgebracht door automobilisten maar vervolgens wel als algemene inkomstenbron ingezet door provincies. Daarbij blijven de investeringen in wegeninfrastructuur door provincies doorgaans achter bij de opbrengsten uit opcenten en is de automobilist de melkkoe voor veel provinciaal beleid. Opcenten waren oorspronkelijk echter een doelbelasting, ingesteld in 1965 om een rijkswegenfonds te voeden. Pas begin jaren tachtig zijn de opcenten als bestuurlijke compensatie richting de provincies een algemeen heffingsmiddel geworden. Voor provinciebesturen geldt nu vaak het argument dat zij opcenten niet verder kunnen beperken vanwege het nadelige effect van de capaciteit van de motorrijtuigenbelasting voor de verdeling in het Provinciefonds. Kan de minister duiden hoe dit zich verhoudt tot het doel van een gelijkwaardig voorzieningenniveau tegen een globaal gelijke lastendruk? In hoeverre is de positie van de opcenten afdragende automobilist in de herziening van het verdeelmodel afgewogen? Kan de minister aangeven in hoeverre de opcenten ook deel zullen uitmaken van de fundamentele heroverweging van het stelsel in de komende jaren?
(...)
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 8
De heer Van Hattem (PVV): Op mijn vraag over de motorrijtuigenbelasting is ook niet duidelijk ingegaan, behalve dat de heroverweging in de toekomst mogelijk is. Mijn vraag was in hoeverre dit al overwogen is in het proces om te komen tot het verdeelmodel.
(...)
Handelingen I 2016-2017, nr. 28, item 8 - blz. 9
Minister Plasterk: De inkomsten uit de motorrijtuigenbelasting is ook een van de maatstaven in de huidige verdeling. Wat ik zeker kan toezeggen is dat daar bij de heroverweging opnieuw naar gekeken zal worden, om te zien of het niet tot onbillijke verschuivingen leidt.
Brondocumenten
-
behandeling (zonder stemming aangenomen ) Verslag EK 2016/2017, nr. 28, item 8
-
25 juni 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over stand van zaken nieuwe verdeling provinciefonds
Op 25 juni 2024 voor kennisgeving aangenomen.
EK, F
-
-
26 maart 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 maart 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 maart 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, G
-
-
20 december 2022
nieuwe deadline: 1 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, B
-
-
23 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de herziening van de financiële verhoudingen
Op 12 januari 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK 35.570 B / 34.568 / 35.570 C, C
-
-
22 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 29 september 2020
EK 35.300 VII / 35.300 IV, F
-
-
10 maart 2020
nieuwe deadline: 31 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 maart 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 10 maart 2020 door de commissies BiZa/AZ en KOREL voor kennisgeving aangenomen.
EK 35.300 VII / 35.300 IV, E
-
-
29 oktober 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 oktober 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister van BZK over de motivering bij verzoeken om deadlines bij een aantal toezeggingen te verschuiven en over het voorgenomen wetgevingstraject naar aanleiding van toezeggingen over de financiering van politieke partijen
Op 29 oktober 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ.
EK, A
-
-
10 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over (deels) openstaande toezeggingen
Voor kennisgeving aangenomen op 10 september 2019
EK 35.000 VII / 35.000 IV, D
-
-
9 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de herziening van de financiële verhoudingen
op 9 oktober 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie BiZa/AZ
EK, D
-
-
23 mei 2017
toezegging gedaan
Toezegging Toezending nulmeting VTH vóór voorhang inwerkingtredings-KB (34.986) (T02854)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe de nulmeting over vergunningverlening, handhaving en toezicht (VTH) vóór de voorhang van het inwerkingtredings-KB de Kamer toe te sturen.
Nummer | T02854 |
---|---|
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 28 januari 2020 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet Nulmeting Omgevingswet Vergunningverlening Toezicht en Handhaving |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 16
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Ik begin met een aantal procedurele observaties en daarna inhoudelijke. Allereerst vragen wij ons af of dit wel het goede moment is om het in de Kamer al te hebben over de invoeringswet. Wat ons betreft ontbreekt er echt hele belangrijke informatie, die onmisbaar is, over wat er gebeurt bij decentrale overheden, de uitvoeringspraktijk of zelfs gewone mensen.
Waar gaat het dan om? Bijvoorbeeld om het DSO en de werking daarvan. We weten niet wat de uitvoeringskosten zijn voor de decentrale overheden. We weten ook niet wat de doorontwikkelkosten zijn en welk tempo daarin gemaakt gaat worden. Een BIT-advies of een gateway review zou wat ons betreft onmisbaar zijn geweest. En dan heb ik het ook over de inschatting van de kosten van de uitvoeringspraktijk. Wij vinden het echt onbestaanbaar dat deze inschatting dit najaar ter beschikking komt en dat wij het nu al hebben over invoering, terwijl wij de jeugdzorg en de Wmo achter de rug hebben. Ik heb het over de nulmeting in de VHT-kolom: vergunningverlening, handhaving, toezicht. We weten niet hoe het daar nu mee voorstaat, dus laat staan dat we weten wat deze wet wat dat aangaat, gaat brengen.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 8-9
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
In de introductie heb ik gevraagd om een aantal sets aan informatie voor het koninklijk besluit. U zei een beetje tussen neus en lippen door dat u die allemaal zal geven. Ik wil even checken of dat dan ook echt alle informatie is. Ik heb gevraagd om het BIT-advies en de Gateway Review. Ik heb ook gevraagd om de kosteninschatting voor decentrale overheden en de nulmeting voor de VHT-kolom. Zitten die daar dan allemaal bij?
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…) U vroeg ook nog naar een nulmeting. Waarvan was die nulmeting? Dat weet ik even niet meer uit mijn hoofd.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
Dat ging over de VHT-kolom; de vergunningverlening, handhaving en toezicht.
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
We zullen ook proberen om dat voor het KB inzichtelijk te maken.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
nadere memorie van antwoord EK, S Bevat bijlage
-
behandeling Ontwerpbesluiten Omgevingswet Verslag EK 2016/2017, nr. 29, item 7
-
28 november 2023
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
1 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg met de minister voor VRO over inwerkingtreding van de Omgevingswet
Voor kennisgeving aangenomen op 21 maart 2023.
EK 33.118 / 34.986, EW
-
-
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
23 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een nader schriftelijk overleg over de nulmeting rechtspraak in het kader van de Omgevingswet
op 9 februari 2021 voor kennisgeving aangenomen
EK 33.118 / 34.986, BS
-
-
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Landelijke voorlichtingscampagne over de Omgevingswet (34.986) (T02869)
De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Dessing (FVD), Nooren (PvdA), Kluit (GroenLinks), Klip-Martin (VVD) en Verkerk (ChristenUnie), toe een landelijke voorlichtingscampagne te initiëren, opdat mensen weten van de komst van de Omgevingswet en waar ze verdere informatie kunnen halen.
Nummer | T02869 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 28 januari 2020 |
Deadline | 1 april 2023 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Milieu en Wonen Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | J. Dessing (FVD) drs. T. Klip-Martin (VVD) drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) Drs. J.E.A.M. Nooren (PvdA) Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Invoeringswet Omgevingswet Omgevingswet voorlichtingscampagne |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 6-33
De heer Dessing (FvD):
(…)
Voorzitter. Het is tevens onze constatering dat er wat betreft de kennis en de voorlichting over en het oefenen met het systeem door de diverse gebruikers nog veel stappen gezet moeten worden, hoewel het evident is dat het systeem daar wel klaar voor moet zijn. Kan de minister er nog eens op reflecteren hoe zij ervoor gaat zorgen dat de aanvrager ook goed geïnformeerd is over de nieuwe Omgevingswet en het omgaan met de aanvragen in de nieuwe situatie? Wordt hierbij ook meegenomen wat het verschil is ten opzichte van de oude situatie?
(…)
Mevrouw Nooren (PvdA):
(…)
Voorzitter. Net als de PvdA hebben verschillende fracties gevraagd hoe initiatiefnemers en andere betrokkenen geïnformeerd worden over de komst van de Omgevingswet en begeleid worden in het werken ermee. Ik begin met het eerste punt. De regering legt de volledige verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening in handen van de decentrale overheden en de waterschappen. De PvdA vindt dit te mager en te versnipperd. Ons voorstel is dat de regering — net als bij stelselwijzigingen in het sociaal domein en, onlangs en nu nog, bij de Wet arbeidsmarkt in balans — haar eigen verantwoordelijkheid neemt en zorgt voor een adequate landelijke voorlichtingscampagne. Is de minister bereid dit te doen?
(…)
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
Ik ga dat met drie voorbeelden illustreren. Allereerst weet zo meteen geen normaal mens in Nederland dat deze Omgevingswet er aankomt. Er komt helemaal geen centrale informatiecampagne, er komt geen landelijk programma waarin gewone burgers worden geholpen om een weg te vinden in het nieuwe stelsel. Alles verloopt via de communicatiekanalen van de decentrale overheden, waardoor burgers voor hun kennis over die invoering afhankelijk zijn van hun eigen gemeente. En hoewel het goed is als decentrale overheden ook veel communiceren, ontslaat dat de rijksoverheid niet van haar eigen verplichting om met een heldere boodschap en een implementatiestrategie voor burgers en bedrijven te komen. Zeker niet omdat het tempo van invoering tussen gemeenten verschilt, terwijl een burger wel degelijk belang kan hebben bij wat er in zijn buurgemeente gebeurt.
Wij vinden het ontbreken van een landelijke implementatiestrategie voor burgers heel erg naïef. Met de verschillende tempo's van gemeenten schiet een campagne die decentraal wordt uitgerold per definitie tekort. Een grote landelijke publiekscampagne is daarbij wat ons betreft onmisbaar. Die campagne richt zich dan niet alleen op het geven van informatie, maar met name ook op het vergroten van het handelingsvermogen van gewone burgers in het nieuwe omgevingsrecht. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan beschikbare digitale informatie, aan een online tool waar je conceptbezwaarschriften kunt vinden. Ruth de Bock heeft daar aan de overkant veel over verteld.
Ik ben daarbij ook benieuwd hoe de minister aankijkt tegen de effecten van de huidige problemen met de gefinancierde rechtsbijstand. In de beantwoording van de vragen: burgers met een kleine portemonnee zijn afhankelijk van de gefinancierde rechtsbijstand om in juridische procedures hun belang goed te vertegenwoordigen. Dan is het heel fijn dat de griffierechten niet heel erg hoog worden, maar als jij als burger geen advocaat kunt meenemen of je niet goed kunt laten adviseren in een totaal veranderende wereld van omgevingsrecht, dan ben je burger als het ware toch vrij hulpeloos. Kan de minister aangeven of zij naast afspraken met de decentrale overheden zou willen inzetten op een landelijke communicatie- en implementatiestrategie die gericht is op het helpen van burgers om hun weg te vinden en hun handelingsbekwaamheid te vergroten? (…)
(…)
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
(…)
De regering geeft onder andere in de nota naar aanleiding van het verslag, bij vraag 110, aan voornemens te zijn op een toegankelijke en begrijpelijke manier het participatieproces voor een breed publiek uit te leggen. Kort daarvoor, één vraag eerder namelijk, bij vraag 109, geeft de regering aan juist niet te kiezen voor een landelijke voorlichtingscampagne, maar voor een communicatietoolkit voor decentrale overheden. Dat schept verwarring. Mijn fractie krijgt graag een toelichting. Een combinatie van beide lijkt ons zeer gewenst. Kan de minister toezeggen, op korte termijn een communicatieplan te presenteren dat de introductie van de Omgevingswet breed en gedurende geruime tijd begeleidt? Ik denk dat ik daarmee aansluit bij opmerkingen van mevrouw Nooren.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 3, blz. 17
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
(…) Ook sluit onze fractie aan bij het pleidooi van de VVD voor een landelijke voorlichtingscampagne en voor een communicatietoolkit voor decentrale overheden.
Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 46-48
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…)
Een laatste punt rond de voorlichting aan burgers en bedrijven is eigenlijk misschien het sluitstuk van het geheel. Ik doel op een landelijke voorlichtingscampagne. Het kan zo zijn dat de eerste analyses laten zien dat het misschien veel effectiever is om in een gemeente aan mensen exact te laten weten: wat betekent de invoering voor u hier in de gemeente? Maar toch gaat het ook om een grote omslag waar mensen zich in het algemeen ook bewust van moeten worden. Dus ik zeg u graag een landelijke voorlichtingscampagne toe, als afsluiting van mijn beantwoording in eerste termijn.
(…)
Minister Van Veldhoven-van der Meer:
(…) In ieder geval moeten we er met een landelijke campagne voor zorgen dat mensen zich ervan bewust zijn dat er een verandering aankomt en dat er via participatie ook juist veel mogelijk is. We moeten zorgen dat ze weten waar ze verdere informatie kunnen halen. Dus we nemen het aandachtspunt hoe we kunnen zorgen dat mensen goed weten waar ze informatie kunnen halen zeker mee.
Brondocumenten
-
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 6
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 18, item 3
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 17, item 3
-
28 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
14 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 oktober 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de voortgang van de Omgevingswet
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FO
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
23 mei 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 mei 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over het proces richting inwerkingtreding van de Omgevingswet
Op 23 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FH
-
-
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 april 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
25 januari 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2022
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
10 januari 2022
verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
21 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de voortgang van de invoering van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, CV
-
-
23 november 2021
nieuwe deadline: 1 april 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 april 2020
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
14 april 2020
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Milieu en Wonen -
28 januari 2020
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie Samen aan de slag (35.218) (T02944)
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe haar de tussentijdse evaluatie in 2022 van het programma ‘Samen aan de slag voor een vaardig Nederland’ te sturen.
Nummer | T02944 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 23 juni 2020 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | evaluaties Samen aan de slag voor een vaardig Nederland taalvaardigheden |
Kamerstukken | Wet elektronische publicaties (35.218) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 33, item 9 - blz. 2
De heer Verkerk (ChristenUnie): Voorzitter. Ik begin met de groep die bereikt kan worden met het programma Samen aan de slag. Deze groep kwam al voor in mijn verhaal over de gemeente Kerkrade. Het programma Samen aan de slag voor een vaardig Nederland, vervolgaanpak laaggeletterdheid 2020-2024, is een ambitieus programma, waar veel partijen aan meewerken en dat nader uitgewerkt wordt op gemeentelijk niveau. Het geeft ook mooie voorbeelden van hoe de problematiek van laaggeletterdheid aangevlogen kan worden. Kortom, een programma waar de staatssecretaris trots op kan zijn.
De vraag van de fracties van CDA, PvdA en ChristenUnie is hoeveel laaggeletterden daarmee de komende jaren worden geholpen. Wordt het aantal laaggeletterden daarmee substantieel teruggedrongen? Leidt dit tot een trendbreuk? Wat is er nodig om deze vragen goed te beantwoorden?
De tweede vraag is hoe dit programma wordt geëvalueerd. Kan bij de evaluatie aandacht gegeven worden juist aan de vraag of dit programma heeft geleid tot een trendbreuk?
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 33, item 9 - blz. 10-11
Staatssecretaris Knops: De heer Verkerk vroeg hoe het programma Aan de slag wordt geëvalueerd. Daar lag ook de vraag achter of dit programma echt effect heeft gehad en tot een trendbreuk heeft geleid. De komende vijf jaar laat het ministerie van OCW onderzoek doen naar de resultaten van de actielijnen en inspanningen van het programma Tel mee met Taal, waar wij als BZK ook aan meedoen. Tussentijds wordt een evaluatie opgeleverd in 2022. Waar nodig wordt dat programma op basis van deze evaluatie bijgesteld. Tegelijkertijd worden ook de gemeentelijke regionale plannen jaarlijks geëvalueerd op doelstellingen en behaalde resultaten. Die landelijke monitor staat dus gepland voor 2022; dan zal die starten. Er wordt beoogd om dan in 2024 in zicht te hebben of dat heeft geleid tot een trendbreuk. Ik denk — maar dat is mijn gevoel — dat je ziet dat het nu al effecten heeft, maar je kunt dat nog niet helemaal kwantificeren. Daar ontbreekt het nog aan. Meten is weten; dat geldt ook hier. Op dit vlak moeten we dus echt nog wel een slag maken. We verwachten ook dat we vanaf 2022 op basis van die monitoring geaggregeerde cijfers kunnen presenteren over hoeveel mensen in welke gemeenten hebben deelgenomen aan cursussen. Dat is volgens mij ook het moment waarop je daarop kunt bijsturen. Dan kun je ook zien wat de trends zijn en waar we dingen anders moeten doen.
De heer Verkerk (ChristenUnie): Wat verwacht u eigenlijk als u op dit moment kijkt naar de plannen die in dat programma staan? Ik zei al eerder dat het mij een heel mooi programma lijkt, maar we hebben nu 2,5 miljoen en we gaan terug naar 2,2 miljoen en dan naar 2 miljoen. Kunt u enige grootteorde of enige verwachting geven?
Staatssecretaris Knops: Anders dan dat ik geloof dat wat we nu aan het doen zijn, de goede richting is en tot resultaten leidt, kan ik helaas echt op basis van niets kwantificeren waar dat nu toe leidt. Dat is precies de reden waarom we dit nu moeten gaan doen, want dat is wat we willen. Het CPB en het SCP schrijven erover en overal komt het terug: er ontstaat in de samenleving een nieuwe kloof. Er zijn mensen die moeiteloos meekunnen in de nieuwe technologieën en nieuwe kansen. Zij groeien daarmee op; dat is de nieuwe generatie. Een andere groep blijft achter. De wig wordt dus steeds groter. Dat is natuurlijk iets wat ook Remkes signaleert in zijn rapport: daar moeten we wel een antwoord op vinden. Toen iedereen analoog was, was het verschil dus veel kleiner. Nu zie je dat uitwaaieren. Dus nee, naar aanleiding van uw vraag kan ik niet concreet aangeven waar we over een aantal jaren zitten en of we dan op 2 miljoen zitten, ook omdat de bevolking natuurlijk ook meegroeit en omdat de samenstelling van de bevolking ook verandert. Je moet er dus echt dieper doorheen kijken. Maar ik vind het zelf ook van belang om die gegevens te hebben. We kunnen wel beleid maken, maar als we het beleid niet kunnen meten en niet kunnen kijken wat het effect is, krijgen we waarschijnlijk toch wel wat opmerkingen van de Rekenkamer. Ik vind dat we daar zelf ook verantwoording over moeten willen afleggen.
De heer Verkerk (ChristenUnie): Kunt u de gegevens van de evaluatie in 2022 ook delen met deze Kamer?
Staatssecretaris Knops: Zeker, zeker. Dit is echt een traject van lange adem. Dit moet de komende jaren verder worden ontwikkeld. Er moeten steeds meer partijen aan gaan bijdragen. Ik vind het heel mooi dat je hier ook participatie ziet. Misschien is dat wel goed om even te vertellen. We zijn met een aantal bedrijven de Alliantie Digitaal Samenleven begonnen. Het idee is dat de burger van ons de klant van dat bedrijf is. Dat zijn dezelfde mensen. Zij lopen ook tegen het probleem aan dat zij heel veel mensen aan de telefoon hebben omdat hun site niet duidelijk genoeg is en omdat mensen dan niet weten waar zij terechtkunnen.
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 33, item 9 - blz. 14
De heer Verkerk (ChristenUnie): Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris heel hartelijk danken voor de beantwoording van onze vragen, voor de manier waarop hij heeft geprobeerd om daar echt inhoudelijk op in te gaan. Ook heeft hij de mooie achtergrond van deze wet geschetst. Hartelijk dank daarvoor. Ik dank de staatssecretaris ook voor zijn toezegging om de evaluatie van het programma "Samen aan de slag" voor de periode 2020-2022 met de Eerste Kamer te delen, zodat wij daarover, indien nodig, met elkaar in gesprek kunnen gaan. Ik complimenteer de staatssecretaris met het informatiepunt Digitale Overheid, want ik denk dat dit een geweldig mooi initiatief is. Het groeit ook gigantisch.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 33, item 9
-
12 september 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 augustus 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, G
-
-
20 december 2022
nieuwe deadline: 1 april 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, B
-
-
23 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Verslagen landelijke regietafels openbaar en verantwoording (35.570 VII / 35.570 B / 35.570 C) (T03212)
De Minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe na te gaan of de verslagen van de landelijke regietafels, in ieder geval de Landelijke Regietafel Migratie, openbaar zijn en hoe duidelijkheid gecreëerd kan worden voor wat betreft de verantwoording van dergelijke regietafels.
Nummer | T03212 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 mei 2021 |
Deadline | 1 januari 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | A.W.J.A. van Hattem (PVV) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | openbaarheid regietafels verantwoording verslagen |
Kamerstukken | Begrotingsstaten Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2021 (35.570 VII) Begrotingsstaat provinciefonds 2021 (35.570 C) Begrotingsstaat gemeentefonds 2021 (35.570 B) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 36, item 10, blz. 40-41.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik hoor de minister de landelijke regietafels noemen, althans de Landelijke Regietafel Migratie, waarvan ze zelf voorzitter is. Ik hoor graag van de minister of als zij die regietafel voorzit of erbij betrokken is of mee organiseert, er dan ook wordt nagedacht op welke manier de volksvertegenwoordigers op zowel centraal als decentraal niveau bij die regietafels worden betrokken. Op welke wijze kunnen zij kennisnemen van bijvoorbeeld verslagen, documenten en andere zaken, zodat de transparantie van zulk soort regietafels bevorderd wordt en het niet alleen maar een interne bestuurlijke aangelegenheid blijft? Hoe gaat de minister daarmee om?
Handelingen I 2020-2021, nr. 36, item 10, blz. 41
Minister Ollongren: Dat is natuurlijk een terecht en ook belangrijk punt. Degenen die aan tafel zitten, vertegenwoordigen meestal niet alleen hun eigen gemeente. De vertegenwoordigers zijn over het algemeen wethouders, maar soms ook burgemeesters, gedeputeerden en commissarissen van de Koning, een beetje afhankelijk van het onderwerp waarover we het hebben. Dat betekent dat zij ofwel namens hun koepel aanwezig zijn, dus namens de VNG, ofwel namens hun eigen gemeente of allebei. Dat betekent dat er verschillende kanalen zijn om die democratische verankering te organiseren. Dat kan rechtstreeks zijn. Als iemand bijvoorbeeld zijn eigen gemeente vertegenwoordigt, dan is het gewoon de wethouder die daarover verantwoording aflegt aan de gemeenteraad. Is het voor de VNG, dan is het iets anders. Maar in iedere gemeente waar een wethouder de afvaardiging is voor de VNG, is dat natuurlijk bekend. Op het moment dat jij namens jouw collega-wethouders die een bepaalde portefeuille behartigen in zo'n overleg bent, is dat ook bekend in jouw eigen gemeente. Voor zover ik weet, zijn de verslagen na afloop gewoon openbaar, maar ik zou dat moeten nagaan. Ze worden in ieder geval verspreid onder alle deelnemers en verder is er niks geheims aan, maar ik zal het nog even dubbelchecken voor de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Dank voor de toezegging om dat te checken. Maar het punt is: dit is de theorie. Ik ben zelf in de unieke gelegenheid om zowel op lokaal niveau, als op provinciaal en in deze Kamer actief te mogen zijn. En op al die niveaus heb ik al gevraagd om zulke verslagen. Ik heb al gevraagd naar de organisatie en transparantie van zulke regietafels. En op elk niveau krijg ik te horen: ja, maar dit ligt bij de rijksoverheid. Of men zegt: dat doet de CdK, en die staat niet onder controle van Provinciale Staten. Of elders krijgen we te horen: ja, maar dat wordt door de wethouder gedaan. En de wethouder stuurt me weer naar ... Ik word dus van het kastje naar de muur gestuurd en het is een heel onduidelijke situatie bij zulke interbestuurlijke overlegtafels. Dus mijn vraag aan de minister is: hoe kan daar een duidelijker complex worden gecreëerd wat betreft verantwoording, controle, en een stukje kaderstelling en sturing, op een manier waardoor de volksvertegenwoordiging daar beter vat en controle op kan krijgen?
Handelingen I 2020-2021, nr. 36, item 10, blz. 41.
Minister Ollongren:
Ik vind het een mooi streven en ik ben voor die transparantie. Het hangt ook een beetje van het specifieke gremium af; laten we daar ook duidelijk over zijn. Dat specifieke gremium moet daar ook een keuze in maken. Ik kies er heel vaak voor om gewoon via de Kamer verantwoording af te leggen. Dat doen we bijvoorbeeld ook bij de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie. Na zo'n overleg gaan er gewoon Kamerbrieven uit. Maar ik ben graag bereid om nog eens te kijken hoe dat per overleg is georganiseerd. Soms zal het lopen via de koepelorganisatie, via de VNG, soms zal het rechtstreeks gebeuren. Maar het doel van iedereen is natuurlijk om daar goede besluitvorming met elkaar te realiseren. En om met die besluitvorming ook iets te doen, zul je uiteindelijk natuurlijk ook je volksvertegenwoordiging daarin mee moeten nemen en zul je haar daarover moeten informeren. Anders kan het ook niet..)
Brondocumenten
-
voortzetting debat over de verhouding tussen de centrale overheid en decentrale overheden Verslag EK 2020/2021, nr. 36, item 10
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
7 februari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
11 mei 2021
toezegging gedaan
Toezegging Met de landen in gesprek te treden over de uitvoering van de Eerste Kamermotie-De Graaf en de Tweede Kamermotie-Van Raak inzake de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het Koninkrijk der Nederlanden (35.570 IV) (T03275)
De staatsecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerkens (SP), toe in gesprek te treden met de Caribische Landen van het Koninkrijk over de uitvoering van de Eerste Kamermotie-De Graaf en de Tweede Kamermotie-Van Raak inzake de verantwoordelijkheidsverdeling binnen het Koninkrijk der Nederlanden.
Nummer | T03275 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 6 april 2021 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | A.M.V. Gerkens (SP) |
Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Koninkrijk verantwoordelijkheidsverdeling |
Kamerstukken | Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2021 (35.570 IV) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 33, item 7, p.4
Mevrouw Gerkens (SP):
Dan iets anders. Nederland is dankzij het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden verantwoordelijk voor een onduidelijke waslijst aan zaken in de landen. Dat leidt volgens onze fractie tot onduidelijkheid, ongelijkwaardigheid en ruzie. Dat is de reden waarom mijn partij aan de overkant in 2019 een motie indiende waarin wij vroegen om een gezamenlijk overleg, om meer duidelijke invulling te geven aan de taken van de landen afzonderlijk en van het Koninkrijk als geheel. Op 2 oktober 2019 heeft de staatssecretaris aan de Eerste Kamer toegezegd invulling te geven aan de motie-De Graaf uit 2016 door de motie-Van Raak uit 2019 uit te voeren. Hoe staat het nu met deze invulling? Daarna was er de motie-Van Raak van vorig jaar, die aan alle landen vraagt om een visie te geven op het Koninkrijk en aan te geven wie verantwoordelijk is voor wat. Hoe staat het met de uitvoering van die moties?
Handelingen I 2020-2021, nr. 33, item 7, p.30-31
Knops:
Daarmee kom ik meteen op die positie van de coördinerend staatssecretaris. Daarover is natuurlijk ook in het verleden al het een en ander gezegd. Ik heb het geluk gehad dat ik veel collega's in het kabinet had die ontvankelijk waren voor mijn observaties na mijn eerste bezoeken, toen ik daar was, en toen ik zei: er moet echt iets gebeuren. Ik noem eerst Tamara van Ark, maar na haar zijn er anderen gevolgd. Ik zou een nieuw kabinet toewensen dat men dat misschien nog wat sterker verankert, om te voorkomen dat de mensen op de eilanden met "de torens van Van Raak" geconfronteerd worden. Laat ik de ministeries in Den Haag zo maar even noemen. De heer Van Raak van de SP had het daar altijd heel beeldend over. Waar is mevrouw Gerkens? O, ze zit daar. De heer Van Raak heeft, vind ik, wel een beetje gelijk als hij het heeft over " die torens in Den Haag". We hebben dus geprobeerd om een soort "eenloketfunctie" te maken, met een stuurgroep en zo. Dat is dus echt wel vebeterd, maar er zou nog een slag overheen kunnen, niet in de laatste plaats door het ibo-rapport waar de heer Recourt niet over wilde spreken. Maar daarmee doet hij zichzelf onrecht aan, want de heer Recourt was daar voorzitter van. In dat rapport worden echt een aantal concrete handreikingen gedaan om het de mensen op de eilanden beter te laten gaan en om die overbodige bureaucratie weg te halen.
Het ongevraagde advies van de Raad van State van toen, en het ibo-rapport gaan op een heel concrete manier in op de vraag hoe je die verhoudingen kunt veranderen. Ook op dat vlak is toen in 2010 de keuze gemaakt om het op een bepaalde manier te organiseren, met alle goede bedoelingen. Maar na tien jaar is het echt wel tijd om eens te kijken naar wat er anders kan, en vooral naar wat er beter kan.
En soms gaat het gewoon ook heel plat om muntjes, om geld. Met de VNG hebben we natuurlijk vaak de discussie over de vraag of gemeenten voldoende middelen uit het Gemeentefonds krijgen. Ik weet één ding zeker: de eilanden hebben op dit moment structureel te weinig ruimte in die vrije uitkering. We hebben dat continu incidenteel bijgeplust. Nou, ik begeef me een beetje op glad ijs door hier nu allerlei wensenlijstjes te gaan voorlezen, maar ik zou zeggen: aan die vrije uitkering moet echt wat gebeuren door een nieuw kabinet. Dat moet anders geregeld worden. Daarbij raken we ook aan de positie van de Rijksvertegenwoordiger.
Ik ben overigens best positief, ik ben eigenlijk heel positie over wat we de afgelopen jaren op de BES-eilanden hebben bereikt. Dat heeft voor een deel te maken met het feit dat de departementen, zoals VWS en OCW, gewoon hun dingen daar op een goede manier doen, zodat er voor de bestuurders daar minder verantwoordelijkheden zijn dan in de autonome landen. Dus kleinschaligheid is soms ook een voordeel. Maar beste mensen, het is heel ver weg en als je een orkaan over je dak krijgt, dan kun je dat echt niet allemaal zelf betalen. Dus dat heeft dit kabinet ook moeten doen om ervoor te zorgen dat die eilanden kunnen functioneren, maar ik ben echt onder de indruk van de veerkracht, maar ook van de bestuurskracht van de eilanden.
Handelingen I 2020-2021, nr. 33, item 7, p.47
Mevrouw Gerkens (SP):
Ik mis in de beantwoording ook hoe de staatssecretaris kijkt naar het idee om samen met de bewoners invulling te gaan geven aan de taak- en rolverdeling in het Koninkrijk. Ik verwees hierbij naar de moties van de leden De Graaf en Van Raak. Misschien heb ik het gemist, maar volgens mij heb ik daar geen reactie op gehad. Ik besef terdege dat de staatssecretaris demissionair is, maar hij kan natuurlijk een richtlijn meegeven in een overdrachtsdossier, als dat er komt, want we weten natuurlijk niet hoe de toekomst eruitziet. Ik heb daarom ook de motie van de heer Rosenmöller gesteund.
Handelingen I 2020-2021, nr. 33, item 7, p.54
Knops:
Mevrouw Gerkens vroeg hoe het stond met de invulling van de motie-Van Raak over de verantwoordelijkheidsverdeling. Volgens mij heb ik die vraag al beantwoord in eerste termijn. In het najaar van 2019 heb ik met de premiers van de landen overleg gehad. De landen hebben positief gereageerd op het verzoek om daarover in gesprek te gaan, maar vanwege corona is dat nog niet gelukt. Hopelijk kunnen we rond de zomer met een werkgroep van start gaan. Dat is natuurlijk ook afhankelijk van een aantal zaken. Zo zijn er nu ook weer verkiezingen in Aruba. Zo is er altijd wat. Ook wij hebben natuurlijk verkiezingen gehad. Die waren wel gepland, maar die in Aruba niet, althans: ze waren niet voor juni gepland maar oorspronkelijk voor september. Ik weet niet in hoeverre dat invloed zal gaan hebben, maar er wordt uitvoering gegeven aan deze motie. Dat zeg ik u toe.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 33, item 7
-
14 januari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
11 juni 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
19 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
30 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, G
-
-
13 december 2022
nieuwe deadline: 1 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 december 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, B
-
-
4 oktober 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 juni 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 35.925 VII / 35.925 IV, I
-
-
6 april 2021
toezegging gedaan
Toezegging Informeren werking tijdelijke alternatieve maatregelen IMRO bij voortgangsrapportage (33.118/34.986) (T03420)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nicolaï (PvdD), toe de Kamer in de komende voortgangsrapportage te informeren over de werking van de tijdelijke alternatieve maatregelen IMRO op basis van de integrale ketentesten en daarbij ook in te gaan op de door het lid Nicolaï aangegeven praktijkvoorbeelden.
Nummer | T03420 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 28 juni 2022 |
Deadline | 1 november 2022 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | prof. mr. P. Nicolaï (PvdD) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | praktijkvoorbeelden voortgangsrapportage |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 15
De heer Nicolaï (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording, maar ik blijf toch even met een vraag zitten. Over die tijdelijke alternatieve maatregelen zei de minister dat
het allemaal al getest is, enzovoorts. Ik heb het niet over de techniek. Ik heb het niet over de ICT daarbij. Ik heb er toch nog een vraag over aan de minister. Omdat het systeem van de Omgevingswet anders is dan bij de huidige Wet ruimtelijke ordening, zeggen de mensen die met die tijdelijke alternatieve maatregelen moeten werken: "We kunnen wel de techniek gebruiken, maar als je het gaat invullen … Bouwvlakken zijn niet mogelijk. Functieaanduidingen zijn niet mogelijk. Bouwaanduidingen zijn niet mogelijk. Figuren zijn niet mogelijk. Alles moet worden gestopt onder gebiedsaanduiding." Ik heb de sheets gezien die dat inderdaad aantonen. Omzetten naar een omgevingsplan is niet mogelijk. Kortom, alles moet dan opnieuw als het DSO ooit gaat werken.
Mijn vraag is: kan de minister in een brief hierop ingaan? Het gaat er niet om of de ICT klopt. Het gaat erom dat gemeenten zeggen dat die tijdelijke alternatieve maatregelen onhanteerbaar zijn. Er was ook een gemeente — ik ga niet noemen welke — die zei: we stoppen met die tijdelijke alternatieve maatregelen. Daar wil ik graag nog een reactie
op.
Handelingen I 2021-2022, nr. 35, item 8, blz. 17
Minister De Jonge:
Ja, zeker. In de richting van de heer Nicolaï: helder moet zijn dat hij uitvoerig is getest. Het gaat niet alleen over de techniek. Hij wordt nu ook in de gebiedsontwikkeling
gebruikt, bijvoorbeeld als het gaat over gebiedsontwikkeling onder de Crisis- en herstelwet. We weten dat die techniek werkt en dat die in de praktijk werkt volgens het gedachtegoed waar ook de Omgevingswet op gebaseerd is. Dat brengt mij tot de opvatting: hij werkt, niet alleen technisch, maar ook qua uitwerking. En hij loopt natuurlijk mee in de
integrale ketentesten. Fase 1 is bijna afgerond en fase 2 komt eraan. Van de uitkomsten daarvan ga ik u in oktober op de hoogte stellen. Daarin zal ik uiteraard rapporteren
over de werking van die tijdelijke alternatieve maatregelen IMRO. U vroeg: mag ik een brief? Ja, graag, maar dat doe ik dan in de voortgangsrapportage, want dat kan ik dan
doen op basis van de integrale ketentesten. Dan kunnen we laten zien dat het werkt.
De heer Nicolaï (PvdD):
Ik ben blij dat de minister zegt dat er een brief over komt, maar ik heb aan de minister gevraagd om in te gaan op de voorbeelden die ik noemde. Als de minister dat kan toezeggen, zullen we het tegen die tijd behandelen, en niet nu.
Minister De Jonge:
Dat ga ik dan doen, want anders weet ik heel zeker dat ik ruw word onderbroken door uw voorzitter, terecht, denk ik dan. Overigens bent u natuurlijk gebeld door een gemeente
die dit heeft gezegd. Het klopt echt niet, dus misschien kunnen we buiten de uitzending even naam en rugnummer van die gemeente krijgen. Dan kunnen we even helpen en
ondersteunen.
Brondocumenten
-
Debat naar aanleiding van een mondeling overleg Omgevingswet Verslag EK 2021/2022, nr. 35, item 8
-
28 mei 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
28 november 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
7 februari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over voortgang van de implementatie van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, EU
-
-
8 november 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 oktober 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over de voortgang van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, EK
-
-
13 september 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 augustus 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over inwerkingtreding Omgevingswet en ter aanbieding van rapportages
EK 33.118 / 34.986, EG
-
-
28 juni 2022
toezegging gedaan
Toezegging Toesturen digitale werkagenda (36.200) (T03506)
De minister-president zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Jorritsma-Lebbink (VVD), toe dat de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, mevrouw Van Huffelen, binnenkort de digitale werkagenda aan beide Kamers zal sturen.
Nummer | T03506 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 18 oktober 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | A. Jorritsma-Lebbink (VVD) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | Digitale werkagenda veiligheid vrijheid van meningsuiting |
Kamerstukken | Miljoenennota 2023 (36.200) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 4 item 4 – blz. 9.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
(…)
“Voorzitter. Ik kom hiermee op mijn eerste inhoudelijke punt. Het blijft gelukkig in dit huis nog redelijk binnen de perken, maar breder in de samenleving en zeker ook bij de collega's aan de Bezuidenhoutseweg is bedreiging en bijbehorende beveiliging aan de orde van de dag. Er is een verruwing gaande van het publieke debat, en met het risico dat het klinkt als "grootmoeder vertelt", moet ik toch constateren dat er met de komst van sociale media veel is veranderd op dat vlak. Veel goeds, maar het is ook een katalysator voor deze verruwing. Social media vergroten het kleine, maar ze steunen ook complottheorieën en fakenieuws. De eerste vraag die ik aan het kabinet zou willen stellen namens mijn fractie, is of het kabinet echt bereid is veel harder in Europa aan de bel te trekken om te bewerkstelligen dat we de anonimiteit terug gaan dringen op Twitter, Facebook, TikTok, Instagram et cetera. Want het publieke debat is een heel groot goed. De mogelijkheid om daarin meer mensen te betrekken, is echt fantastisch, maar mijns inziens is er echt geen enkele reden om dat geanonimiseerd te doen, helemaal niet als dat ertoe leidt dat anderen niet meer normaal over straat kunnen.
In het verlengde daarvan ben ik ook benieuwd hoe het kabinet aankijkt tegen het online gebiedsverbod. Het is een wat verwarrende term, maar dit werd geopperd na de ongeregeldheden met de boerendemonstraties. Hoe kunnen we mensen die online oproepen tot ellende op een bepaalde plek aanpakken? Via het strafrecht duurt dat veel te lang. Daar hebben burgemeesters inmiddels ervaring mee. Dan is het kwaad al geschied. De burgemeester van Utrecht heeft het al geprobeerd via het bestuursrecht, met een soort gebiedsverbod. Inmiddels wil ook de burgemeester van Amsterdam dat heel graag gaan hanteren. Is het kabinet van plan om het lokale bestuur daarin tegemoet te gaan komen met een wettelijke basis voor een dergelijk ingrijpen? Ik hoor daar graag een reactie op.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 4 item 12 – blz. 71.
Minister Rutte:
(…)
“Dan was er los van asiel, maar wel op het punt juridisch, de volgende vraag. Zou je in Europa niet veel harder aan de bel kunnen trekken wat betreft het terugdringen van de anonimiteit op bijvoorbeeld Twitter, TikTok, Instagram et cetera? Ik ben nu dus even weg van asiel. Dit is een heel ander thema, maar het valt wel onder juridisch. Ik denk dat het van belang is dat de anonimiteit op sociale media juridisch geborgd is. Dat is nou eenmaal zo. Dat geldt ook voor de veiligheid. Zou je dat willen veranderen, dan heb je wettelijke bevoegdheden en andere verantwoordelijkheden nodig. Dat zijn bijvoorbeeld bevoegdheden van opsporingsdiensten om op te treden tegen haatzaaien en verantwoordelijkheden bij platforms, onder andere op basis van EU- regelgeving, om content te modereren en zo nodig te verwijderen. Daar gebeurt natuurlijk wel heel erg veel.
Het gaat hier iedere keer om de balans tussen privacy en veiligheid. Maar het is niet zomaar mogelijk om te zeggen: je moet voortaan met vermelding van je naam en van wie je bent op sociale media actief zijn. Ook daar geldt dan weer dat als daar dingen zouden gebeuren die de aandacht van de opsporingsdiensten krijgen, er wel degelijk meer mogelijk is. Maar je kunt niet zonder meer persoonsgegevens van gebruikers registreren, verzamelen of verwerken, tenzij dat natuurlijk wenselijk is in het kader van de veiligheid, bijvoorbeeld als het gaat om haatzaaien.
Ik ben het eerlijk gezegd veel meer eens met de onderliggende boodschap van mevrouw Jorritsma. Dit is een beetje haar praktische voorstel. Maar onderliggend is ook mijn gedachte dat we in een mooi land leven. Mijn vraag aan Nederland zou zijn: laten we nou ook op sociale media een beetje op een fatsoenlijke manier met elkaar omgaan, met enige mildheid en enige humor. Dat zou al zo helpen. Soms gaat er allemaal zo grof aan toe, dat ik denk: wie denk je daar nou eigenlijk mee te bereiken, behalve een paar andere mensen die dat ook leuk vinden? Je zet je dan zo buiten de publieke discussie. Dat is zo weinig zinvol.”
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
“Ik bedoelde het toch een beetje serieuzer. Ik denk dat een deel van waar we nu mee zitten, dat politici bedreigd worden, dat allerlei mensen bedreigd worden, echt veroorzaakt wordt door de dynamiek die met anonimiteit op met name Twitter aan de orde is. Ik vind echt dat je moet weten wie de afzender is. Ik bedoel, het is makkelijk hoor: ik verwijder altijd al meteen alles waar een hondenkop op staat. Het is heel raar: waarom zou je op Twitter niet willen laten weten wie je bent? Ik heb ook gewoon mijn eigen naam op Twitter. Ik denk dat wij hier allemaal onze eigen naam gebruiken en niet een of andere fake naam. De verspreiders van fake news zijn zelf meestal ook fake. Overigens zijn dat ook vaak trollen. Die kun je op dit moment, als je er niks aan doet, helemaal niet achterhalen. Ik zou dus toch willen vragen of het kabinet daar ietsje serieuzer naar zou willen kijken.”
Minister Rutte:
“Ja. Mijn eerste indruk is ... Dat zullen we dan natuurlijk doen. Als er een kwestie is van haatzaaien of, laten we zeggen, wetovertredend gedrag, dan hebben opsporingsdiensten alle mogelijkheden om op te treden.
Twee. Er ligt ook een verantwoordelijkheid bij de platforms zelf. Er is ook EU-regelgeving om ervoor te zorgen dat je als platform de inhoud in de gaten houdt en zo nodig verwijdert. Als mevrouw Jorritsma echt wetgeving zou willen die zegt dat je met naam en toenaam op social media moet, dan is mijn eerste informatie dat dat heel ingewikkeld is vanwege de twee grote belangen die dan met elkaar moeten worden gewogen. Dat zijn namelijk de privacy aan de ene kant en de veiligheid aan de andere kant.”
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
“Ik denk dat iemand de namen moet weten. Of je ze altijd helemaal op het account moet kunnen zien ... Maar nu weet in heel veel gevallen niemand wie de exacte afzender is, ook het platform niet. Mijn opvatting is dat dat niet meer zou moeten kunnen. Dat is de opvatting van mijn fractie. Nogmaals, ik vind dat er nu heel veel ellende voortvloeit uit dat feit, uit het feit dat niemand weet wie de afzender is. Het mooiste is natuurlijk dat je gewoon je naam erop zet. Als je dat niet durft omdat dat onveilig is voor je, dan moet ergens iemand weten dat jij de afzender bent.”
Minister Rutte:
“Dan komt nu mijn derde verzoek aan ambtelijk Algemene Zaken. Dat is om voordat ik in tweede termijn op de moties reageer, even één spaan dieper te kijken wat hier nog zou kunnen. Mijn eerste informatie is: ik wil geen verwachtingen wekken, want als het gaat om privacy versus veiligheid moeten echt verschillende grote juridische belangen met elkaar in balans gehouden worden. Maar deze aanvullende informatie gaan we nog even opnieuw wegen. We gaan kijken wat er kan.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 5 item 9 - blz. 24-25.
Minister Rutte:
(…)
“Voorzitter. Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Jorritsma. Dat is het derde en laatste blokje, namelijk overige vragen. Haar vraag was: zou je in Europa niet veel harder aan de bel kunnen trekken wat betreft het terugdringen van de anonimiteit door bijvoorbeeld Twitter, TikTok, Instagram et cetera? Dat is een terechte vraag, denk ik. Het is wel ingewikkeld en veelzijdig, zoals in de eerste termijn betoogd. Gebruikers gaan een civielrechtelijke overeenkomst aan als ze gebruikmaken van zo'n dienst op een online platform. Dat doen ze dan met zo'n platform. Het platform heeft met gebruikersvoorwaarden het recht om grenzen te stellen aan het soort content dat het toelaat. Maar zij hebben ook het recht om bepaalde eisen te stellen. Dat civielrechtelijke karakter is ook van toepassing op de eisen die ze stellen aan de anonimiteit. Uiteraard gaat de gebruiker daar dan mee akkoord. Dat is eigenlijk de juridische kant.
Als die voorwaarden niet in strijd zijn met de wet, dan kun je er als Nederlandse overheid heel lastig nadere voorwaarden aan stellen of dat nou wel of niet mag. Dat valt dan weer onder de vrijheid van ondernemerschap en de contractsvrijheid. Wij zouden het wel wenselijk vinden dat mensen anoniem kunnen zijn op sociale media indien zij dat wensen. Tegelijkertijd zouden wij het wenselijk vinden dat de veiligheid van gebruikers geborgd wordt. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de gebruiker op sociale media te verifiëren, waarbij de gebruiker slechts delen van zijn identiteit prijsgeeft en daardoor toch anoniem kan zijn. Daarvoor zijn technieken beschikbaar. Het kabinet zou het een goede zaak vinden als socialemediaplatforms die gebruiken. Dit heeft betrekking op de sociale media.
Wat betreft het gehele internet is het natuurlijk belangrijk dat mensen op zich anoniem kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan journalisten in landen waar geen sprake is van vrije meningsuiting. Vaak wordt van een trade-off gesproken: óf we borgen de privacy óf we borgen de veiligheid. Dat moet op de een of andere manier natuurlijk geen trade-off zijn; dat moet op de een of andere manier met elkaar samengaan.
Wanneer het gaat om illegale content, moeten we met elkaar in staat zijn om socialemediaplatforms aan te spreken, zodat zij die verwijderen. De overheid werkt daarom ook samen met de sector. De sector is ook welwillend, merk ik overigens in de gesprekken die ik daarover heb gevoerd met de mensen die die gesprekken voeren; die voer ik niet zelf. Vanuit Europa is daarom ook een zelfregulering in gang gezet. Die is erop gericht illegale content na notificatie zo snel mogelijk te kunnen verwijderen. Dat doen we dus met de Europese Commissie en de sector om te kijken naar de effectiviteit van dit soort maatregelen en instrumenten.
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, mevrouw Van Huffelen, zal binnenkort de digitale werkagenda aan beide Kamers sturen. Ook hierin zal het debat over die waardenspanning, dus tussen vrijheid van meningsuiting aan de ene kant en veiligheid aan de andere kant, verder worden gestimuleerd. Dat is misschien een eerste reactie op de vraag, maar u ziet ook dat het wel een zoektocht is. Het is wel een worsteling.”
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene politieke beschouwingen Verslag EK 2022/2023, nr. 5, item 9
-
voortzetting Algemene politieke beschouwingen Verslag EK 2022/2023, nr. 4, item 12
-
Algemene politieke beschouwingen Verslag EK 2022/2023, nr. 4, item 4
-
11 maart 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
11 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
28 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
16 april 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 februari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
30 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.200 VII / 36.200 IV, G
-
-
18 oktober 2022
toezegging gedaan
Toezegging Handreiking over de uitvoering van de wet (35.657) (T03542)
De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe een handreiking aan politieke partijen mee te geven over de uitvoering van de wet.
Nummer | T03542 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 oktober 2022 |
Deadline | 1 januari 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.A. Koole (PvdA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | economische waarde giften handreiking |
Kamerstukken | Evaluatiewet Wet financiering politieke partijen (35.657) |
Handelingen I 2022/23, nr. 3, item 10, p. 19.
De heer Koole (PvdA):
Dan mijn slotopmerking. Ik herhaal mijn vraag, want ik vond dit ook veel te streng. Mijn vraag aan het eind van mijn eerste termijn was: wil de minister onderzoeken, misschien in samenspraak met de partijen, of er een mildere interpretatie mogelijk is van deze bepaling die het in ieder geval mogelijk maakt dat het verkeer tussen zusterpartijen daar niet door wordt geschaad?
Minister Bruins Slot:
Wat ik wil onderzoeken, is het volgende. Het beste wat je daarbij kan doen, is een aantal dingen concreet in een handreiking opnemen, waarvan je ontegenzeggelijk kan zeggen dat er níet sprake is van een onevenredige tegenprestatie. Het beste is dat je de voorbeelden uit het normale gebruik, dat er onderling gewoon is, ergens neerlegt, maar wel datgene wat eigenlijk in de normale verhoudingen goed gebruik is.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar wat wel nieuw is, is dat deze wet dergelijke bijdragen uit het buitenland gaat verbieden. Dan kom je op een hellend vlak terecht. Wanneer is het een bijdrage uit het buitenland? Als bij wijze van spreken een schrijver uit Engeland hier een lezing komt houden bij een partijcongres, wanneer moet dat dan in bepaalde gevallen als gift worden aangemerkt en wanneer niet? Als het als gift wordt aangemerkt, is het dan ook meteen een verboden gift en daarmee ook een verboden activiteit? Moet dit dan zo ver worden doorgetrokken?
Minister Bruins Slot: Dan gaat het om de waardering van de economische waarde en datgene wat goede praktijk is. Daarvan zegt de heer Koole: doordenk daarin een aantal casuïstieken. Ik heb toegezegd om handreikingen aan de partijen mee te geven om daar gezamenlijk afspraken over te maken.
Handelingen I 2022/23, nr. 3, item 10, p. 38.
Minister Bruins Slot:
Volgens mij is het goed om in het gesprek dat we met elkaar hebben ook verder te praten over die snijvlakken. Zoals ik eerder heb aangegeven, wil ik ook een handreiking maken over de uitvoering van deze wet. Ik vind het in dat kader heel zinvol om, zoals de heer Koole aangeeft, een aantal van dit soort casus verder uit te werken in de handreiking om een handvat te bieden aan politieke partijen waar ze zich aan kunnen houden.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 3, item 10
-
11 februari 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
11 oktober 2022
toezegging gedaan
Toezegging Afschrift rapportage discriminatie en racisme rijksoverheid (35.741) (T03545)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe dat de uitkomsten van het kwantitatief onderzoek, over de vraag in hoeverre men tegen discriminatie en racisme aanloopt binnen de rijksoverheid, worden gedeeld met de Kamer.
Nummer | T03545 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 december 2022 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.A. Koole (PvdA) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | discriminatie Gelijk recht doen racisme rapportage Rijk |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Hammelburg, Bromet en De Hoop Handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (35.741) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 3 - blz. 22
De heer Koole (PvdA)
(…)
“Voorzitter, tot slot. Het non-discriminatiebeginsel in het eerste artikel van de Grondwet vindt de PvdA, net als hopelijk vele anderen, van groot belang, ook om zo'n symbolische reden. Maar daarnaast moet er in de praktijk nog veel veranderen. Nu hebben we reeds een nationaal coördinator tegen racisme; ik noemde 'm al even. Er is ook een College voor de Rechten van de Mens. De Nationale ombudsman laat zich geregeld uit over gevallen van discriminatie. Deze Kamer heeft in juni dit jaar het rapport Gelijk recht doen gepubliceerd over mogelijkheden om discriminatie tegen te gaan; de heer Talsma had het er ook al over. Op verzoek van de Tweede Kamer — de motie-Asscher cum suis — is inmiddels een staatscommissie tegen discriminatie en racisme onder voorzitterschap van oud-collega Joyce Sylvester ingesteld, die voor mei 2026 haar eindrapport zal uitbrengen. Kan de minister aangeven wanneer wij een eerste tussenrapport van die staatscommissie kunnen verwachten? Hoe denkt de regering de rapportages van de verschillende commissies en instituties om te gaan zetten in concreet beleid? Natuurlijk, die rapportages moeten worden afgewacht, maar er is al veel informatie beschikbaar. Hoe gaat de regering om met de uitkomsten van reeds verricht en toekomstig onderzoek? Wordt het niet eens tijd voor een speciale bewindspersoon voor antidiscriminatiebeleid, misschien in combinatie met rechtsbescherming, die concreet handen en voeten geeft aan de vele aanbevelingen die er zijn en nog komen en die daarmee recht doet aan artikel 1 van de Grondwet, zo vraag ik zowel de regering als de indieners. Wat vinden zij van het idee dat ook andere ministeries dan dat van Buitenlandse Zaken en ook gemeenten op structurele basis zouden moeten nagaan in hoeverre binnen de eigen gelederen sprake is van discriminatie en daarover verslag zouden moeten doen, bijvoorbeeld in hun jaarverslagen?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 19
Minister Bruins Slot:
(…)
“Terecht vroeg de heer Koole aandacht voor het belang om jaarlijks te rapporteren over de aanpak van discriminatie, niet alleen door ministeries, maar ook door gemeenten. Ik heb begin deze maand aan alle gemeenten een brief gestuurd waarin ik hun oproep om antidiscriminatiebeleid te ontwikkelen. Het is natuurlijk aan henzelf, gezien hun autonome huishouding, om passend beleid te maken, maar ik heb wel een aantal handreikingen meegestuurd om dat voor hen te vergemakkelijken. Ook heb ik gewezen op het belang van de antidiscriminatievoorzieningen en op het feit dat zij een heel goede partner zijn, juist bij de ontwikkeling van het gemeentelijk beleid.
Als het gaat om antidiscriminatiebeleid bij het Rijk is het heel erg van belang — dat ben ik eens met de heer Koole — dat we steeds weer goed in beeld brengen waar discriminatie in de organisatie zit. Dat maakt ook dat ik jaarlijks een personeelsenquête Rijk ga doen, waarin precies naar dit soort aspecten gevraagd kan worden. Ik zal ook de Tweede Kamer daarover informeren.”
De heer Koole (PvdA):
“Ik ben blij dat de minister de gemeenten oproept om, natuurlijk met behoud van de autonome positie van de gemeenten, op dit punt stappen te zetten en dat zij de gemeenten eventueel wil faciliteren. Tegelijkertijd zegt de minister dat op rijksniveau een enquête zal worden gehouden. Is dat vergelijkbaar met het onderzoek dat is gedaan bij Buitenlandse Zaken? Dat was eerst een verkennend onderzoek, en ik begrijp dat er nog een vervolgonderzoek komt. Is het idee dat dit nu op alle ministerie wordt uitgerold, of moet ik aan iets anders denken?”
Minister Bruins Slot:
“Het onderzoek dat ik bedoel, is echt een kwantitatief onderzoek over de rijksoverheid heen over de vraag in hoeverre men tegen discriminatie en racisme aanloopt. Daar wordt verder op doorgevraagd. Daarover wordt gerapporteerd aan de Kamer.”
De heer Koole (PvdA):
“Zou die rapportage dan uiteindelijk ook bij deze Kamer terecht kunnen komen?”
Minister Bruins Slot:
“Als dat het verzoek is, dan kan ik er altijd voor zorgen dat de cijfers in afschrift ook bij deze Kamer terechtkomen.”
De voorzitter:
“Dank u voor deze toezegging.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 14, item 25
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 14, item 3
-
28 mei 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 mei 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
26 maart 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 maart 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
27 februari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
20 december 2022
toezegging gedaan
Toezegging Brief over de invoering van de Algemene wet gelijke behandeling van de BES (35.741) (T03546)
De minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat een afschrift van de brief aan de Tweede Kamer, met betrekking tot de verkenning van de Algemene wet gelijke behandeling, wordt verstuurd aan de Kamer.
Nummer | T03546 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 20 december 2022 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Algemene wet gelijke behandeling Caribisch Nederland |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Hammelburg, Bromet en De Hoop Handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (35.741) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 18
De heer Dittrich (D66):
“Ik dank de minister voor dit antwoord. Kunt u ook een tijdsplanning geven? We spreken hier al vrij lang over. Er zijn Kamerdelegaties geweest naar Bonaire, naar Sint-Eustatius, naar Saba. We spreken daar met de mensen. Dan komen we terug in Nederland en zeggen we "er wordt aan gewerkt". Nu hoor ik u zeggen dat er een verkenning komt. Dat is allemaal prima, maar op een gegeven moment moeten we ook boter bij de vis leveren. Wanneer is dit afgerond en wanneer kunnen de mensen daar gelijke rechten krijgen en gelijke toegang?”
Minister Bruins Slot:
“Ik zit even in m'n geheugen te graven als het gaat om de verkenning van de Algemene wet gelijke behandeling. Ik wil de Tweede Kamer in ieder geval binnenkort informeren waar we precies staan. Mijn bedoeling is om dat begin 2023 te doen. Wellicht kan ik hierbij toezeggen dat ik een afschrift van die brief aan de Eerste Kamer stuur, gezien de belangstelling op dit onderwerp.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 36
Minister Bruins Slot:
(…)
“Verder heb ik toegezegd dat er een brief komt over de invoering van de Algemene wet gelijke behandeling van de BES in het eerste gedeelte van dit jaar.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 14, item 25
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
20 december 2022
toezegging gedaan
Toezegging Extra aandacht voor aangenomen resolutie in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa bij reactie op rapport Gelijk recht doen (35.741) (T03548)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat in de reactie op het rapport Gelijk recht doen extra wordt stilgestaan bij de aangenomen resolutie in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, waarbij regeringen de opdracht krijgen om sociale afkomst en sociaal-economische status als non-discriminatiegronden op te nemen in (grond)wetgeving.
Nummer | T03548 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 december 2022 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | discriminatie rapporten sociale afkomst |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Hammelburg, Bromet en De Hoop Handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (35.741) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 23
De heer Dittrich (D66):
“Ja, over dit wetsvoorstel. Misschien heeft de minister deze vraag al beantwoord, maar dat heb ik dan gemist. Ik heb gesproken over de resolutie van 22 april van dit jaar in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. De Parlementaire Assemblee heeft, inclusief de Nederlandse delegatie, unaniem voor die resolutie gestemd. Die geeft regeringen de opdracht om social origin, sociale afkomst of sociaal-economische status, op te nemen in wetgeving, inclusief grondwetgeving. Mijn vraag is: wat gaat u met die resolutie doen?”
Minister Bruins Slot:
“Daarover heb ik zonet tegen de heer Kox gezegd dat je ziet dat we bij dit onderwerp echt nog aan het begin staan van een maatschappelijke discussie erover. Ook speelt de grote vraag wat "social origin" is. Gaat het om armoede, gaat het om inkomen, hoe toets je dat precies? Ik heb op dit moment als minister niet de intentie om daar concreet mee aan de slag te gaan, behalve dat ik het debat daarover graag gewoon verder zie ontwikkelen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 24
De heer Dittrich (D66):
“Ziet u dan een rol voor de regering om dat debat te helpen ontwikkelen, door bijvoorbeeld een notitie te maken over de visie van de regering op social origin, sociale afkomst? Dat kan in verband worden gebracht met allerlei onderzoeken die er zijn, van mensen die zich gediscrimineerd voelen vanwege hun sociale afkomst. Op die manier wordt er een aftrap gegeven. Het hoeft niet een eindstation te zijn, maar dan beginnen we met die constitutionele rijpheid.”
Minister Bruins Slot:
“Laten we allereerst gewoon constateren dat op dit punt natuurlijk de minister voor APP veel initiatieven neemt om juist kansenongelijkheid tegen te gaan en de strijd tegen armoede aan te gaan. We hebben natuurlijk ook een staatscommissie tegen discriminatie en racisme. Die is op dit moment ingesteld, juist ook om de regering te adviseren over het verbeteren van beleid en regelgeving rond discriminatie. Ik kan niet uitsluiten dat deze staatscommissie juist ook naar dit aspect gaat kijken.”
De heer Dittrich (D66):
“Is het dan niet handig om aan de staatscommissie te vragen om dat mee te nemen, in plaats van een beetje lijdzaam af te wachten of ze daarmee komen? Want ja, dan hebben we de boot gemist. Ik zou me dus toch kunnen voorstellen dat de regering iets actiever gaat worden om dit in een maatschappelijk debat te betrekken, zeker ook omdat Nederland gebonden is aan allerlei internationale verdragen waarin sociale afkomst en sociaal-economische status al als non-discriminatiegronden naar voren worden gebracht. De heer Kox heeft daar ook al aan gerefereerd en het staat ook in die resolutie van de Parlementaire Assemblee.”
Minister Bruins Slot:
“Volgens mij zit het ook in het rapport Gelijk recht doen. Wat ik wil doen, is in mijn reactie op dat rapport wat uitgebreider terugkomen op dit punt.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 36
Minister Bruins Slot:
(…)
“Op het gebied van social origin wil ik eigenlijk … Weet je, dit is nou zo'n vraagstuk in het kader van zo'n wetsvoorstel als dit waar je ook echt even grondig naar moet kijken en wat je gewoon goed op moet schrijven, gezien de discussie. Mijn voorstel zou zijn om dat op te nemen in de reactie die het kabinet nog stuurt op het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie onder leiding van volgens mij de heer Ganzevoort, dus dat wij het opnemen in de reactie op het rapport Gelijk recht doen. Dan gaan we in op een aantal reflecties daarover. Dat geeft de Kamer gelegenheid, zo dat nodig is, om daar verder het gesprek over te voeren.”
De voorzitter:
“Dan noteren we daarover voor de Handelingen een toezegging.”
Minister Bruins Slot:
“Jazeker, voorzitter.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 14, item 25
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
20 december 2022
toezegging gedaan
Toezegging Informeren rapport Gelijk recht doen parlementaire onderzoekscommissie (35.741) (T03549)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Talsma (ChristenUnie), toe dat de Kamer in de loop van 2023 verder wordt geïnformeerd over het rapport Gelijk recht doen.
Nummer | T03549 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 december 2022 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | discriminatie Gelijk recht doen motie racisme |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Hammelburg, Bromet en De Hoop Handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (35.741) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 3 - blz. 20
De heer Talsma (ChristenUnie):
(…)
“Wij spraken hier, zo werd al eerder aangehaald, recent vrij indringend over door, naar aanleiding van het rapport Gelijk recht doen. Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om de minister te vragen op welke termijn en op welke wijze het kabinet op dit rapport zal reageren. Aan de initiatiefnemers vraag ik, temeer daar zij nu in ons midden het geheel van de Tweede Kamer vertegenwoordigen, of zij bereid zijn zich in te spannen om dat rapport Gelijk recht doen ook in de Tweede Kamer te agenderen en te behandelen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 19
Minister Bruins Slot:
“Voorzitter. Dan de vraag over het rapport van de Eerste Kamer getiteld Gelijk recht doen. Tijdens de behandeling van dat rapport is er een motie ingediend door senator Rosenmöller — ik heb hem vandaag wel gezien, maar …”
Minister Bruins Slot:
“Ja, ik zie hem nu zitten. In die motie wordt de regering verzocht om te reageren op de aanbeveling van de parlementaire onderzoekscommissie, inclusief de daarover gevoerde gedachtewisseling. Tevens wordt de Kamervoorzitter verzocht om een voorstel te doen om te komen tot een verdere uitwerking. Het kabinet gaat daar in 2023 mee aan de slag. Daarin zullen we ook ingaan op de aanbevelingen van het hoofdrapport. Ook de staatscommissie tegen discriminatie en racisme heeft aangegeven het rapport mee te nemen in haar verdere onderzoek naar discriminatie. Daarmee wordt deze Kamer in de loop van 2023 verder geïnformeerd over dit rapport.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 14, item 25
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 14, item 3
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
20 december 2022
toezegging gedaan
Toezegging Met initiatiefnemers kijken naar mogelijkheden om ruchtbaarheid te geven aan de grondwetswijziging (35.741) (T03550)
De minister van Binnenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat als dit grondwetsvoorstel wordt aangenomen, met de initiatiefnemers wordt gekeken naar mogelijkheden om ruchtbaarheid te geven aan de grondwetswijziging.
Nummer | T03550 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 december 2022 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Campagne grondwetswijziging ruchtbaarheid |
Kamerstukken | Initiatiefvoorstel-Hammelburg, Bromet en De Hoop Handicap en seksuele gerichtheid als non-discriminatiegrond (35.741) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 3 - blz. 4
De heer Dittrich (D66):
(…)
“Voorzitter, een laatste punt. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen — wij gaan ervan uit dat er een tweederdemeerderheid is — dan treedt de wet in werking, zo staat in artikel 139 van de Grondwet, zodra hij bekend is gemaakt. Wij zitten nu vlak voor de kerst. Het zou onze fracties een lief ding waard zijn als we op een mooie manier die bekendmaking doen, zodat mensen in de samenleving ook zien dat na al die jaren van discussie de Grondwet is veranderd. Als je naar de televisie kijkt, dan zie je bijvoorbeeld president Biden in de Verenigde Staten die maatschappelijke groeperingen uitnodigt als hij zijn handtekening zet. De pers is daarbij en de hele samenleving praat erover. Mijn vraag aan de minister is: is het niet een goed idee om ook hier op een heel mooie, publiek toegankelijke manier de wet in werking te laten treden, zodat men ziet dat de Grondwet een levend document is? Graag een reactie van de minister, maar ook van de initiatiefnemers.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 9
De heer Hammelburg:
(…)
“Ik zou het mooi vinden als, op het moment dat deze wet door dit huis komt en door de Koning wordt getekend, het moment van publicatie gepaard zou gaan met een mooie campagne om er ruchtbaarheid aan te geven en het bekend te maken. Een uitstekende suggestie. Ik kijk dan ook over mijn linkerschouder richting de minister en stel met u deze vraag. In de orde van het debat zou dat eigenlijk niet mogen, maar ik ondersteun deze oproep van harte, samen met de mede-indieners.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 21
Minister Bruins Slot:
(…)
“Voorzitter. Dan een belangrijke vraag, die afhankelijk is van wat de stemming in de Eerste Kamer oplevert. Hoe kunnen we ruchtbaarheid geven aan deze grondwetswijziging? Als de initiatiefnemers dat willen, denk ik dat het het mooiste is als we gezamenlijk kijken hoe we dat op een goede manier kunnen doen. Als dit grondwetsvoorstel wordt aangenomen, dan kunnen we dat breed en op een goede manier bekendmaken. Daarvoor kijk ik ook de initiatiefnemers aan.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 25
De heer Dittrich (D66):
(…)
“Tot slot. Ik heb het volgende gevraagd aan de initiatiefnemers en aan de minister. Als dit wetsvoorstel vanavond met tweederdemeerderheid wordt aangenomen, laten we de inwerktreding dan op een mooie manier en publiek toegankelijk vieren, zodat mensen in Nederland ook zien dat de Grondwet een levend document is. Zo kunnen ze zien dat het ertoe doet en dat het zin heeft om, als je achtergesteld bent en gediscrimineerd wordt, je tot de wetgever te wenden, zoals de maatschappelijke organisaties als Ieder(in) en het COC en andere organisaties hebben gedaan. Politici horen dan dat er wat gedaan moet worden. Uiteindelijk kunnen we na jaren van discussie de Grondwet veranderen. Ik ben dus blij met de toezegging van de minister dat ze met de initiatiefnemers om tafel gaat. Dan is mijn vraag aan de initiatiefnemers: hoe krijgt de Eerste Kamer te horen wat er aan festiviteiten, plechtigheden of wat dan ook georganiseerd gaat worden? Wij houden ons aanbevolen om op de hoogte te worden gebracht.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 34
De heer Hammelburg:
(…)
“De eerste was de heer Dittrich van D66. Hij vroeg: als de indieners de uitgestoken hand van de minister aannemen om bij het aannemen en de ondertekening van deze wet een festiviteit te organiseren of een mooie campagne te voeren, laat u ons dat dan weten? Nou, meneer Dittrich, u bent de eerste die van mij een appje krijgt, dat beloof ik. We zullen natuurlijk vanuit de Tweede Kamer met de minister bekijken hoe we dat terug kunnen koppelen aan de Eerste Kamer. Uiteraard en vanzelfsprekend. Ik hoop dat u er dan allen bij zult zijn, in wat voor vorm dan ook, en natuurlijk ook de heer Dittrich.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 14, item 25 - blz. 35-36
De heer Hammelburg:
(…)
“Dan kom ik op de laatste vraag van de heer Schalk: alstublieft, luister nou niet naar Boris Dittrich van D66 en ga geen campagne voeren of festiviteiten houden en doe dat al geheel niet rond kerstmis. Dat kan ik helaas niet beloven, want we hebben nou juist als indieners aangegeven dat we dat een heel sympathiek idee vinden van de heer Dittrich. Dat hoeft niet per se met kerst, zegt de heer Dittrich buiten de microfoon om. Maar het is natuurlijk heel belangrijk om juist ook artikel 1 van de Grondwet heel veel erkenning en ruchtbaarheid te geven. Op het moment dat dat verandert en wijzigt, is het natuurlijk fantastisch om dat op grootschalige manier kenbaar te maken. De minister heeft daarover een aanbod gedaan aan de indieners en daar gaan wij van harte op in.”
-
12 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
20 december 2022
toezegging gedaan
Toezegging Gelijkheid van kiezers wordt expliciet meegenomen in evaluatie (36.071) (T03552)
De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe dat het punt van de Kiesraad over de gelijkheid van de kiezers, expliciet zal worden betrokken bij de evaluatie.
Nummer | T03552 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 oktober 2022 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.A. Koole (PvdA) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | Eerste Kamer evaluaties gelijkheid Kiesraad |
Kamerstukken | Wet kiescollege niet-ingezetenen (36.071) |
Handelingen I 2022/23, nr. 3, item 11 - blz. 17
De heer Koole (PvdA):
(…)
“Ik heb nog wel een vraag over de evaluatie. Ik had gevraagd of ook het punt van de Kiesraad over de gelijkheid van de kiezers daarin zou kunnen worden meegenomen. De Kiesraad heeft immers gepleit voor het hebben van gelijkelijke invloed op de Eerste Kamer. Het zou goed zijn als in de evaluatie aan de orde kan komen of dat iets is wat ergens als een probleem wordt ervaren. Want als dat nergens als een probleem wordt ervaren, is ook meteen de Eerste Kamer bediend.”
Handelingen I 2022/23, nr. 3, item 11 - blz. 19
Minister Bruins Slot:
“Voorzitter. Ik dank de leden voor de resterende inbreng. Ik zeg de heer Koole toe dat we het punt dat hij maakte over de evaluatie expliciet zullen betrekken. Dat zullen we doen.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 3, item 11
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
11 oktober 2022
toezegging gedaan
Toezegging Gemeente Den Haag wordt gevraagd mogelijkheid tot opname vergadering van het Kiescollege (36.071) (T03553)
De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe dat zij aan de gemeente Den Haag zal vragen of het mogelijk is om een opname van de vergadering van het kiescollege te maken.
Nummer | T03553 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 oktober 2022 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | A.W.J.A. van Hattem (PVV) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | buitenland digitale beraadslagingen kiescolleges niet-ingezetenen vergaderingen |
Kamerstukken | Wet kiescollege niet-ingezetenen (36.071) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 3, item 11 - blz. 7
De heer Van Hattem (PVV):
(…)
“Kan de minister aangeven of zij in de uitvoering alsnog bereid is om opnames van de zitting van het kiescollege achteraf altijd beschikbaar te stellen, zodat dit voor de parlementaire controleerbaarheid helder is?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 3, item 11 - blz. 15
Minister Bruins Slot:
“Voorzitter. Er was nog een andere vraag van de heer Van Hattem. Hij vroeg naar de positieve en negatieve kanten van digitale beraadslagingen. Voor de leden van het kies- college heb ik ervoor gekozen om de normale vergaderingen digitaal te doen, omdat de leden van het kiescollege straks overal in het buitenland wonen. Van mensen die er ervaring mee hebben hoor ik breed dat digitale vergaderingen goed voldoen voor algemene vergaderingen. Ik vind het anders op het moment dat je daadwerkelijk je stem uitbrengt. Dát is ook het moment dat we van de leden van het kiescollege eisen dat ze in Nederland zijn om hun stem uit te brengen. Dat moet wel in de fysieke vergadering gebeuren vanwege de waarborgen die we voor het verkiezingsproces wensen. De gemeente Den Haag ondersteunt het kiescollege en ook de fysieke stemming daarover. Deze vergadering zal ook voor iedereen toegankelijk zijn. Daar zal de gemeente Den Haag ook bij de locatiekeuze rekening mee houden. De vergaderingen van het kiescollege worden aangekondigd via de website van de gemeente Den Haag. De wet kent geen grondslag dat de opnames van de fysieke vergadering ook achteraf beschikbaar zijn. Ik wil de heer Van Hattem wel toezeggen dat ik aan de gemeente Den Haag zal vragen of het mogelijk is om een opname van de vergadering te maken.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 3, item 11
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
11 oktober 2022
toezegging gedaan
Toezegging Informeren evaluatie inclusief ervaringen kiezerskandidaten en politieke partijen (36.071) (T03554)
De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat de ervaringen van de kiezerskandidaten en de politieke partijen onderdeel zullen vormen van de evaluatie. De minister zal ook de Kamer informeren over de uitkomsten van de evaluatie.
Nummer | T03554 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 oktober 2022 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | buitenland evaluaties kandidaatstelling politieke partijen |
Kamerstukken | Wet kiescollege niet-ingezetenen (36.071) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 3, item 11 - blz. 3.
De heer Dittrich (D66):
“Dank, voorzitter. Wij hebben tijdens de behandeling van de grondwetswijziging uitvoerig over het onderwerp gesproken. Nu ligt de uitvoeringswet voor. Ik heb nog een aantal vragen aan de minister. De eerste is: op welke wijze worden de ervaringen van Nederlanders in het buitenland en van de politieke partijen die de kandidaatstelling moeten organiseren, meegenomen in de evaluatie die de minister voorstelt? Krijgt de Eerste Kamer de evaluatieopdracht tijdig te zien, zodat we eventueel daar onze invloed op kunnen uitoefenen?
Handelingen I 2022-2023, nr. 3, item 11 - blz. 16.
Minister Bruins Slot:
(…)
“Voorzitter. Dan de vraag op welke wijze de ervaringen van de Nederlanders in het buitenland en van de politieke partijen die die kandidaatstelling moeten organiseren, meegenomen worden in de evaluatie. Ja, de ervaring van de kiezerskandidaten en de politieke partijen moet een onderdeel vormen van deze evaluatie. In de memorie van toelichting heb ik ook geschreven dat er in het kader van de evaluatie een enquête gehouden gaat worden, zowel onder de kandidaten als onder de kiezers. Het ligt dan ook voor de hand om ook de politieke partijen te bevragen met een enquête over de kandidaatstelling. Dat betekent dat ik hier, zoals altijd, een evaluatie doe en daarna vaak ook een debat voer met de Tweede Kamer en soms ook met de Eerste Kamer over de uitkomsten daarvan. Diezelfde werkwijze wil ik aanhouden. Ik zal de Kamer daar ook over informeren.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 3, item 11
-
16 januari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
11 oktober 2022
toezegging gedaan
Toezegging Informeren wijze waarop het democratisch tekort in het Koninkrijk wordt opgepakt middels twee brieven (36.071) (T03555)
De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe dat de staatssecretaris van BZK de Kamer binnenkort zal informeren over de wijze waarop het kabinet voornemens is om dit onderwerp, het democratisch tekort in het Koninkrijk, op te pakken.
Nummer | T03555 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 11 oktober 2022 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Caribisch Nederland democratisch tekort Koninkrijk volksvertegenwoordigers |
Kamerstukken | Wet kiescollege niet-ingezetenen (36.071) |
Handelingen I 2009-2010, nr. 3, item 11 - blz. 3
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
(…)
“Voorzitter. Dat ongemak vraagt nadere bezinning, zeker omdat ten aanzien van de verhoudingen binnen ons Koninkrijk toch al, en niet ten onrechte, het gevoel bestaat dat Nederland alles bepaalt en dat de stem van Nederlanders in het Caribisch deel van het Koninkrijk nauwelijks telt. We begrijpen dat die discussie te groot is voor dit wetsvoorstel, maar ik moet deze hartenkreet wel echt kwijt. Ik hoop dat de minister de noodzaak van die fundamentele bezinning op het democratisch tekort ook ziet en dat ze bereid is om het gesprek daarover in Koninkrijksverband verder te brengen. Dan gaat het niet alleen over vertegenwoordiging van de landen bij de behandeling van rijkswetten, zoals de regering al wil gaan voorstellen, maar om het bredere punt dat ik hier maak: dat Nederlanders die in het Caribisch deel van het Koninkrijk wonen, als enigen van alle Nederlanders geen invloed hebben op de samenstelling van de volksvertegenwoordiging.”
Handelingen I 2009-2010, nr. 3, item 11 - blz. 16
Minister Bruins Slot:
(…)
“Voorzitter. Dan het democratisch tekort in het Koninkrijk. De heer Ganzevoort vroeg daarnaar. Het was vooral een pleidooi om daar iets aan te doen. Het staat natuurlijk een beetje los van dit wetsvoorstel, maar laat ik gewoon zeggen wat ik op dit moment weet. De staatssecretaris van BZK is primair verantwoordelijk voor dit onderwerp, omdat het met name Koninkrijksrelaties raakt. Maar omdat het ook gaat om democratie in brede zin, heb ik natuurlijk een medeverantwoordelijkheid. De staatssecretaris zal de Kamers binnenkort informeren over de wijze waarop het kabinet voornemens is om dit onderwerp op te pakken. De bedoeling is natuurlijk dat dit gebeurt in nauw overleg met de Caribische landen van het Koninkrijk.”
Handelingen I 2009-2010, nr. 3, item 11 - blz. 16
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Ik weet dat er informatie aankomt over hoe men met de rijkswetten wil omgaan; dat was namelijk aangekondigd in het regeerakkoord. Maar mijn verzoek ging over de bredere vraag over Nederlanderschap in de Caribische landen. Hoe werkt dat hierin door? Dat is een principiële discussie. Het is inderdaad buiten de orde van vandaag, dus ik houd gauw mijn mond. Maar als u dat breder dan de rijkswetten kunt meenemen in de brief, heel graag.”
Handelingen I 2009-2010, nr. 3, item 11 - blz. 17
Minister Bruins Slot:
“Ik heb begrepen dat over beide onderwerpen een brief komt.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 3, item 11
-
11 februari 2025
nieuwe commissie: commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) -
11 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 februari 2025
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
14 januari 2025
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
13 juni 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) -
11 oktober 2022
toezegging gedaan
Toezegging Aangepast Integraal Financieel Beeld aan de Kamer zenden (33.118/34.986) (T03559)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van der Linden (Fractie-Nanninga) en Kluit (GroenLinks), toe dat het aangepaste Integraal Financieel Beeld met de kosten van de doorontwikkeling en de afbouw van het DSO aan de Kamer wordt toegezonden vóór 1 juli 2023.
Nummer | T03559 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 7 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) L.P. van der Linden MSc. (Fractie-Nanninga) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Digitaal Stelsel Omgevingswet financieel beeld Omgevingswet |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9, blz. 32
Minister De Jonge:
(…)
“Met de bestuurlijke partners is afgesproken om die uitbouwagenda uiterlijk in 2029 te realiseren. Eerlijk gezegd vind ik dat zo ver weg in de tijd dat ik denk dat het veel zinvoller is om rond de zomer met elkaar de balans op te maken met welk onderdeel van de uitbouwagenda je wilt beginnen en wat je bereid bent daarvoor te betalen. Uitbouw is onderdeel van de beheeragenda. Aan de kant van het Rijk is in ieder geval al 50 miljoen gereserveerd — dit in antwoord op een vraag van de heer Van der Linden — om die uitbouw mede mogelijk te maken. De prioritering in de uitbouw wil ik graag weer met de bestuurlijke partners maken. De laatste keer dat we dat deden, was in 2019. Ik denk dat we dat moeten herijken. Er was een startmoment in het bestuurlijk akkoord van 2015, meen ik. Toen was er het Integraal Financieel Beeld, waarin ook de doorontwikkeling van financiële middelen was voorzien; dat was 2019. Dat Integraal Financieel Beeld en de doorontwikkelagenda zullen we met de bestuurlijke partijen moeten herijken, tegen de zomer.”
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
“De minister geeft aan rond de zomer in gesprek te gaan met de bestuurlijke partners over die ambities en hoe die betaald worden. Dat wordt, denk ik, toch wel lastig. Gemeenten zitten in 2026 met het ravijnjaar; daar werd net ook al naar verwezen. Het oorspronkelijke ambitieniveau was heel hoog, maar dat is nu afgeschakeld naar basisniveau. Ik denk echt dat hier een taak voor de rijksoverheid ligt om te zeggen: die ambities, waar jullie ook echt de vruchten van plukken, hebben geen totaal sluitende businesscase; ik ga mijn verantwoordelijkheid daarvoor nemen en bij de komende Voorjaarsnota trek ik voor dat hoge ambitieniveau echt de knip. Ik kan niet overzien wat 50 miljoen nu betekent, maar je kunt wel zeggen: dit is het ambitieniveau en daar is dit voor nodig; dat moet daarin landen. Is de minister het daarmee eens?”
Minister De Jonge:
“Twee dingen wil ik even uit elkaar halen. Bij de komende Voorjaarsnota zal ik moeten kijken naar de kosten voor het uitstel. Aanvankelijk hadden we voorzien kosten voor uitstel te moeten maken tot de zomer van dit jaar, omdat we per 1 juli van start zouden gaan. Omdat we er een halfjaar aan vastknopen, nemen de kosten van het uitstel toe. In beginsel is de afspraak daarover dat we die kosten met elkaar dragen, omdat we de keuze ook met elkaar maken, maar voor koepelorganisaties kan dat natuurlijk niet, dus daarvoor zal het Rijk in beginsel in de vergoeding moeten voorzien. Daar kan ik niet op vooruitlopen; dat zal ik moeten inbrengen in de besprekingen voor de Voorjaarsnota. Dat zal bij Voorjaarsnota geregeld moeten worden.
Dan de doorbouw, dus eigenlijk het afbouwen van het ICT-systeem. Over zowel de inhoud als de kostenverdeling is een afspraak gemaakt in het Integraal Financieel Beeld van 2019, maar ik vind dat we dat opnieuw tegen het licht moeten houden tegen de zomer. Dat gaat niet zozeer over de kosten van uitstel, maar over de kosten van afbouw. Waar voor de kosten van uitstel echt nieuw geld geregeld moet worden, is voor de kosten van afbouw al wel degelijk ontwikkelbudget gereserveerd. Bij het Rijk is dat in ieder geval dat bedrag van 50 miljoen. Dat doen we bewust. Mocht uit de herijking van het Integraal Financieel Beeld blijken dat het een ander bedrag zou moeten zijn of mocht er voortschrijdend inzicht zijn ten aanzien van de elementen die we op korte termijn willen uitbouwen, dan moet ik me opnieuw melden bij beide Kamers, omdat er dan ook een budgettaire consequentie aan vastzit. Maar vooralsnog is er dus geld gereserveerd voor de uitbouw.”
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
“En dat is gerelateerd aan het hoge ambitieniveau dat ik schetste als de zelfrijdende Tesla? Zit die doorontwikkeling, dat geld, er dan in?”
Minister De Jonge:
“De zelfrijdende Tesla durf ik niet helemaal toe te zeggen, maar het is gerelateerd aan het eerdere Integraal Financieel Beeld en dat Integraal Financieel Beeld is gerelateerd aan de doorbouwagenda, de afbouwagenda, zoals men die toen voor ogen had. Ik vind dat we naar de stand van nu moeten kijken of dat inderdaad is wat we willen of dat er nieuwe ideeën zijn, want je ziet bij tal van partijen natuurlijk voortschrijdend inzicht. Het zou zo kunnen zijn dat dat financiële consequenties heeft.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9, blz. 33
De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):
“Als laatste dan. Bij de komende Voorjaarsnota, die tegenwoordig ook meerjarig is, verwacht ik dan drie dingen. Eén: uitstel, omdat we nu naar 1 januari gaan. Twee: een goed budget — daar heb ik om gevraagd — voor de serviceketen, die echt goed moet zijn na de implementatiedatum, omdat er veel vragen zullen zijn. Drie: de doorontwikkeling richting het hoge ambitieniveau. Kan de minister aangeven dat we dat straks kunnen verwachten bij de Voorjaarsnota als wij hier positief besluiten?”
Minister De Jonge:
“Bij de Voorjaarsnota doen we het eerste wat u noemt. De doorbouwagenda doen we rond de zomer. Het kost me namelijk gewoon meer tijd om dat Integraal Financieel Beeld te maken, want daarbij gaat het ook over de verwachtingen die gemeenten inmiddels hebben, nu ze meer zicht hebben op de uitvoering: wat levert het hun op aan meerwerk of minderwerk, welke winst verwacht men in de efficiëntie van processen, wanneer denkt men die winst te kunnen maken, hoe wordt dit verrekend met de implementatiekosten en hoe verhoudt dat zich tot de reeds gemaakte bestuurlijke financiële afspraken? Dus ik wil een en ander even loskoppelen. Wat we nodig hebben voor het uitstel is niet eerder voorzien, dus dat moet ik regelen bij de Voorjaarsnota. Dat is één. Twee. De doorbouw en de afbouw zal ik in het integrale financiële beeld meenemen. Tegen de zomervakantie is dat gereed. Zodra ik dat heb, informeer ik beide Kamers daarover.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
“Ik heb twee vragen. We hebben inflatie in Nederland. Die 15 miljoen staat al jaren op de begroting. Wordt die ook geïndexeerd? Dat is de eerste vraag. Dan de tweede vraag. De minister had het over "voor de zomer", maar ik hoorde daarin een ruime formulering. Ik heb in mijn inbreng gevraagd om voor 1 juni met iets te komen, zodat er zeker helderheid is bij de najaarsbegroting. Wil de minister dat toezeggen?”
Minister De Jonge:
“Nee. Ik heb begrepen dat daar echt veel werk aan vastzit, dus ik houd het echt even bij "voor de zomer". Maar goed, op enig moment begint die zomer ook echt. Laten we zeggen: voor het zomerreces. Ik probeer u te informeren zodra ik het ook weet. Ik ga er even niet 1 juni aan koppelen. Ik denk ook niet dat die maand versnelling per se noodzakelijk is. Wat ik echt wil doen, is voldoende tijd hebben om het integrale financiële beeld met elkaar opnieuw vast te stellen. Overigens gelden loon- en prijscompensatie altijd. Dat werkt altijd conform de begrotingsregels.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
“Dan hebben we op z'n minst 55 miljoen. Ik vraag hier toch op door, om het te kunnen regelen in de najaarsbegroting. Wij behandelen hier in deze Kamer over het algemeen de begrotingen pas in december. Wij behandelen vandaag de datum van invoering. Ik heb al mijn collega's horen vragen om die financiële zekerheid. Dan is "in de zomer" volgens mij te laat, omdat wij als Eerste Kamer dan bijna niet meer verantwoord kunnen handelen als de financiering in onze ogen tekortschiet. Dus wil de minister daar toch nog op bewegen?”
Minister De Jonge:
“Ik zal daar eventjes over nadenken. Ik kom daar in de tweede termijn in alle precisie op terug, want anders ga ik nu freestylen met data. Wat u wilt, is: er invloed op kunnen hebben. Die heeft u eigenlijk altijd. Dus ook los van de standaard begrotingsmomenten heeft u natuurlijk altijd die invloed als Kamer. Natuurlijk hebt u als Eerste Kamer een ander type budgetrecht dan de Tweede Kamer. Dat snap ik ook. Ik denk overigens dat dat ook wel passend is bij de verhoudingen. Wat u wilt, is dat recht wordt gedaan aan de invoering en aan de mogelijkheden voor uitbouw. Dat is ook de achtergrond van de vraag van de heer Van der Linden. Ik snap dat ik u er op zo'n manier bij moet betrekken dat u daarop invloed zou kunnen hebben. Maar ik ga even niet freestylen qua dataschema's, want dan ga ik fouten maken.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9, blz. 42
Minister De Jonge:
(…)
“Dan de financiën. Daar hebben we zojuist al even over gesproken naar aanleiding van de aanpassingen in het DSO en de uitbouwagenda. Ik denk dat het goed is om daar nog even heel precies in te zijn. U had een vraag over de datum: zouden we het zo kunnen doen dat het nieuwe Integraal Financieel Beeld voor 1 juni klaar is? Toen zei ik, heel mystiek: rond de zomer. Ik zal die datum concretiseren: laten we voor 1 juli afspreken.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 9
-
28 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
12 september 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
14 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
4 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over voortgang implementatie van de Omgevingswet
EK 33.118 / 34.986, FK
-
-
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over het proces richting inwerkingtreding van de Omgevingswet
Op 23 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FH
-
-
7 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Landelijke voorlichtingscampagne invoering Omgevingswet (33.118/34.986) (T03560)
De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Klip-Martin (VVD) en Kluit (GroenLinks), toe dat een landelijke voorlichtingscampagne zal plaatsvinden.
Nummer | T03560 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 7 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | drs. T. Klip-Martin (VVD) drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Omgevingswet voorlichtingscampagne |
Kamerstukken | Invoeringswet Omgevingswet (34.986) Omgevingsrecht (33.118) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 5
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
“Tot slot de voorlichtingscampagne. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zullen burgers een hele andere overheid tegenover zich treffen, een overheid die integraler en digitaler werkt en die meer zal toestaan dan nu het geval is. Ook zullen omwonenden meer aan de voorkant moeten gaan meedoen. Dat zal voor zowel initiatienemers als burgers echt wennen zijn. De eerste stap is dat de overheid dat goed uitlegt. Gaat de minister, zoals in 2019 al door zijn voorganger is beloofd, alsnog een grootschalige landelijke mediacampagne voeren? Dat zouden wij echt heel graag horen, want alleen digitaal en op gemeentelijk niveau communiceren over deze enorme verandering zal tot grote misverstanden leiden en ook dat zou in het kader van goed openbaar bestuur zonde zijn.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 3 - blz. 11-12
Mevrouw Klip-Martin (VVD):
(…)
“Voorzitter. Ik kom op het communicatietraject ten behoeve van de inwerkingtreding. Daar zou een breed proces voor worden opgetuigd, maar dat lijkt nu te zijn verworden tot een vereenvoudigde online publiekscampagne. Mevrouw Kluit had het daar overigens ook al over. Bouwend Nederland noemt het communicatietraject tot nu toe vrijblijvend en rommelig, en pleit voor een intensief communicatietraject met maatwerk voor verschillende doelgroepen. Vanuit de gemeente Apeldoorn en de omgevingsdiensten komt een vergelijkbare oproep. Een nieuwe toezegging van de minister op dit punt, na die van zijn voorganger, lijkt hier zeker op zijn plaats.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 21, item 9 - blz. 41-42
Minister De Jonge:
(…)
“Dan de communicatie. Komt er een grootschalige landelijke campagne? Jazeker. Die landelijke voorlichtingscampagne bestaat uit een online-deel, met gewoon de centrale boodschap: let op, de Omgevingswet komt eraan, en met specifieke aandacht voor de participatie en voor het omgevingsloket waar men terechtkan voor meer informatie. On- en offline is er natuurlijk veel meer maatwerk voor verschillende subdoelgroepen. Maar er is ook een landelijke communicatiecampagne.”
zie ook T02869
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 9
-
behandeling van het conceptbesluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet Verslag EK 2022/2023, nr. 21, item 3
-
28 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
14 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over de voortgang van de Omgevingswet
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FO
-
-
5 september 2023
nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
5 september 2023
verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening -
23 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister voor VRO over het proces richting inwerkingtreding van de Omgevingswet
Op 23 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen.
EK 33.118 / 34.986, FH
-
-
7 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Vragen betreffende het Handvest voor Lokaal Zelfbestuur (36.081) (T03582)
De minister van Justitie en Veiligheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dessing (FVD), toe dat de minister van Binnenlandse Zaken terugkomt op de gestelde vragen aangaande het Handvest voor Lokaal Zelfbestuur en de invulling van het amendement over het constitutioneel hof.
Nummer | T03582 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 28 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | J. Dessing (FVD) |
Commissie | commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | decentrale overheden Handvest voor Lokaal Zelfbestuur lokale overheden |
Kamerstukken | Voortduringswet artikelen 2c en 4 Wet verplaatsing bevolking (36.081) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 24, item 7 - blz. 30
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
(…)
“De heer Dessing vroeg: hoe verhoudt het Handvest voor Lokaal Zelfbestuur zich tot deze wet? We zijn een gedecentraliseerde staat en een eenheidsstaat. Deze wet is de verplichte wet die volgt op de inwerkingstelling van het staatsnoodrecht. Dat staat los van het handvest. Dat is los van elkaar. Democratische controle en parlementaire zeggenschap maken dat dit wetsvoorstel nu ook hier behandeld wordt. Dat is volgens mij een heel groot goed. Als het echt heel specifiek over het Handvest voor Lokaal Zelfbestuur gaat, omdat het echt buiten de orde is van wat we hier behandelen, dan moet ik of u doorverwijzen naar de minister van Binnenlandse Zaken, of de vragen meenemen en kijken of ik ze in de brief kan verwerken.”
De heer Dessing (FVD):
“Toch even ter verduidelijking, want ik begrijp het antwoord van de minister niet helemaal. Ik bedoelde dat we dus aan de ene kant die lokale autonomie hebben, wat in het hand- vest staat, en aan de andere kant de maatregelen die van bovenaf worden opgelegd. Mijn vraag was hoe dat zich tot elkaar verhoudt. Het bijt elkaar eigenlijk. Dat was mijn ene vraag.
Ik heb nog een andere openstaande vraag, die ik misschien meteen kan meenemen. Dat is de vraag over de invulling van het amendement over het constitutioneel hof. Is er een mechanisme voor decentrale overheden om een besluit van het Rijk aan te vechten? Dat was mijn andere vraag.”
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
“Wat betreft de eerste vraag: het staat los van het handvest, omdat dit medebewind is. Dat doen we wel vaker in ons land. Met de democratische controle en parlementaire zeggenschap hebben we het op deze manier ingericht.
Ik zal kijken of ik de vraag over het amendement in de tweede termijn kan beantwoorden. Volgens mij ligt dat bij de minister van Binnenlandse Zaken. Als dat niet gaat, zal ik kijken of de minister van Binnenlandse Zaken dat kan toevoegen aan de brief over migratie die ik heb toegezegd.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 24, item 7 - blz. 36
De heer Dessing (FVD):
“Even voor de zekerheid. De minister zei dat ze in de tweede termijn zou terugkomen op mijn openstaande vraag over dat mechanisme: kunnen decentrale overheden landelijke besluiten overrulen? Komt dat in de brief of heeft de minister daar nog een antwoord op?”
Minister Yeşilgöz-Zegerius:
“Dank aan de heer Dessing dat hij mij eraan herinnert. Dit ligt echt bij de minister van Binnenlandse Zaken. Dat geldt ook voor de uitwerking van het amendement. We hebben even contact gehad, maar we konden het niet zo snel voor de tweede termijn paraat hebben. Ik zorg dat de minister daarop terugkomt. Dat ligt echt bij haar.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 24, item 7
-
4 juni 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
8 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van BZK over Toezegging vragen betreffende het Handvest voor Lokaal Zelfbestuur
Voor kennisgeving aangenomen op 18 juni 2024.
EK, M
-
-
23 januari 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Brief negatieve signalen opdracht tot compenseren IMG en NCG (35.603/36.094) (T03598)
De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat hij na zal gaan of de opdracht tot compenseren van het Nationaal Coördinator Groningen (IMG) en Nationaal Coördinator Groningen (NCG) soms een probleem veroorzaakt. Er lijken signalen te zijn dat schadevergoedingen soms leiden tot het verliezen van toeslagen, en het kent mogelijk ook een relatie met eventuele aflossing van coronaschulden door bedrijven. De staatssecretaris zal een brief sturen, of het in de kabinetsreactie op de enquêtecommissie bespreken.
Nummer | T03598 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 april 2023 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Mijnbouw |
Huidige Verantwoordelijke(n) | staatssecretaris Herstel Groningen |
Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Groningen Instituut Mijnbouwschade Groningen Nationaal Coördinator Groningen schaderegeling |
Kamerstukken | Novelle verbetering uitvoerbaarheid (36.094) Versterking gebouwen in de provincie Groningen (35.603) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 2-3
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
“Dan de financiële aandachtspunten. Onze fracties hebben meerdere partijen gesproken die vrezen dat mensen in de problemen komen als gevolg van deze wet. Dat heeft te maken met het in één keer uitbetalen van een bijdrage. Mensen krijgen dan in één keer een groot bedrag op hun rekening. Zij vrezen toeslagenachtige fuiken. Ik heb twee voorbeelden. Iemand krijgt bijvoorbeeld een bedrag uitgekeerd en daarmee overschrijdt zijn inkomen de toeslagennormen van verschillende toeslagen. Hij verliest als gevolg daarvan deze toeslagen. Een ander voorbeeld: een ondernemer moet drie maanden zijn pand uit omdat dat gerenoveerd moet worden. Deze ondernemer heeft ook uitgestelde belastingbetalingen waarmee hij moeite heeft als gevolg van corona. Ook hij krijgt dit bedrag op zijn rekening gestort, waarna de Belastingdienst langskomt en dit meeneemt. Op papier lijken hier wel oplossingen voor te zijn, omdat er achteraf betaald kan worden. Dat betekent echter dat deze ondernemer geen inkomen heeft. De NCG merkt dat mensen in dit soort situaties de consequenties vaak niet goed kunnen overzien. Kan de staatssecretaris aangeven welke mogelijkheden hij ziet om te voorkomen dat de extra gelden die worden overgemaakt impact hebben op de toeslagenpositie, de uitkeringssituatie of de inkomenssituatie van mensen? Kan hij bijvoorbeeld toezeggen dat de Belastingdienst geen claims laat leggen op bedragen die bedoeld zijn voor schadeherstel of versterking dan wel compensatie van gerelateerde kosten?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 16
Staatssecretaris Vijlbrief:
(…)
“Mevrouw Kluit van GroenLinks vroeg hoe het zit met schadevergoedingen en het verliezen van toeslagen, en ook de relatie met eventuele aflossing van coronaschulden door bedrijven. We kunnen niet aan de Belastingdienst vragen om een uitzondering te maken, want dat is te ingewikkeld. Ik heb dat in een vorig leven ook gedaan. Dat is ingewikkelde materie. Wat je wel kunt doen, is het IMG en de NCG vragen om gewoon daarna te compenseren. Die opdracht hebben ze in principe. Maar ik vertrouw dit niet helemaal. U heeft blijkbaar signalen dat dit soms een probleem is. Ik ga die signalen na en ik zal daarover later rapporteren aan de Kamer, als mevrouw Kluit dat een goed idee vindt.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
“Dat vindt ze, want ze snapt dat dit complexe materie is. Het komt inderdaad uit de uitvoeringsorganisaties. Ik ga ervan uit dat die goed weten wat de problemen zijn. Op welke termijn denkt de staatssecretaris dat dit mogelijk is?”
Staatssecretaris Vijlbrief:
“Dat zou binnen een maand moeten kunnen. Ik moet dat gewoon even navragen en dan maak ik een briefje. Als het echt een probleem is, kan ik dat zelfs nog meenemen in de kabinetsreactie op het enquêterapport. Dat komt binnen een maand, ongeveer.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
“Ja, dank.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 6
-
11 februari 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten: -
5 november 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
28 oktober 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretarissen van BZK, van Financiën - F&B en Financiën - T&D over fiscale gevolgschade
Op 5 november 2024 voor kennisgeving aangenomen.
EK CLXIV / 35.603 / 36.094, C
-
-
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: staatssecretaris Herstel Groningen -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris Mijnbouw -
18 juni 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) -
11 april 2023
toezegging gedaan -
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Toezegging Gesprekken coördinatiebesluit (35.603/36.094) (T03601)
De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat hij in gesprek zal treden met de NCG, gemeenten en vertegenwoordigers van bewoners om te kijken of de coördinatiebepaling een probleem oplevert en hoe dit kan worden opgelost. Hier wordt de provincie bij betrokken.
Nummer | T03601 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 11 april 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Mijnbouw |
Huidige Verantwoordelijke(n) | staatssecretaris Herstel Groningen |
Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | gaswinning Groningen Nationaal Coördinator Groningen Omgevingswet |
Kamerstukken | Novelle verbetering uitvoerbaarheid (36.094) Versterking gebouwen in de provincie Groningen (35.603) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 2.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
“De staatssecretaris heeft hierin de afgelopen periode al het voortouw genomen en dat siert hem oprecht, al zijn we er, gezien de voorbeelden die ik net noemde, blijkbaar nog niet. Want na alle behartenswaardige woorden over het luisteren naar Groningers en met name de lange ontwikkeltijd van de novelle riep het bij onze fractie toch wel wat verbazing op dat de regio aangeeft niet zo goed uit de voeten te kunnen met de coördinatiebepaling. Sterker nog, ze vinden die onwerkbaar. De bepaling, die op 1 januari in werking moet treden en de coördinatie van samenhangende besluiten regelt, betekent in de praktijk een enorme bureaucratisering, aldus partijen als de provincie en de NCG. De regio stelt dat die bepaling de bestaande samenwerking onwenselijk doorkruist en zelfs dat die zou moeten komen te vervallen. Kan de staatssecretaris vertellen hoe hij hiermee wil omgaan? Is hij bereid om, na overleg met de regio, bijvoorbeeld voor de zomer met een nieuw voorstel te komen dat wel de steun van de regio heeft en niet de nadelen die men daar ziet? Is hij wellicht bereid om de coördinatiebepaling op te schorten tot er een werkbaar alternatief is? Graag een reactie.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 12-13.
De heer Atsma (CDA):
(…)
“Voorzitter. Dan een ander punt met betrekking tot de wet die nu voorligt. Dat heeft te maken met een recent aangenomen wet, namelijk de wet die betrekking heeft op wat collega Kluit van GroenLinks eerder naar voren bracht: de Omgevingswet stelt dat er sprake moet zijn van een coördinatiebepaling en een coördinatieregeling. Die is met alle goede bedoelingen in het leven geroepen, juist om het voor mensen en bedrijven makkelijker te maken, doordat ze maar bij één loket hoeven aan te kloppen en niet met ingewikkelde procedures van verschillende overheden geconfronteerd worden. Echter, nu zegt de provincie Groningen: "het is prachtig dat de Omgevingswet er is, maar zou het niet dienstig zijn om daar toch nog eens kritisch naar te kijken, omdat én de betrokken provincie — in dit geval Groningen — én de regio, de verschillende gemeenten en/of de waterschappen die in het gebied actief zijn, er niet om hebben gevraagd". Als je nu kijkt naar de positie van de gedupeerden, zou het best eens zo kunnen zijn dat de Omgevingswet en de coördinatiebepaling die daarin is verwoord, tot een onnodige vertraging leidt en tot nieuwe frustraties bij gedupeerden. Ik zeg dit ook in de richting van de heer Vos, want anders hadden we het wellicht nu niet geweten en is het dus misschien toch goed dat het hier nog even op tafel is gelegd. Dus de vraag van onze kant richting de staatssecretaris is of hij zou kunnen aangeven of die coördinatiebepaling voor dit specifieke geval wellicht buiten werking zou kunnen worden gesteld. En als dit niet kan, moet dit misschien via wetgeving worden georganiseerd. Ik kan me voorstellen dat, kijkend naar het argument dat de provincie Groningen in onze richting hanteert, die urgentie breed wordt gevoeld, zowel aan gene zijde als aan deze zijde. Desnoods zouden we dat via een motie aan de Kamer willen voorleggen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 24.
Staatssecretaris Vijlbrief:
(…)
“De coördinatiebepaling regelt dat de vergunningverlening tegelijkertijd met het versterkingsbesluit wordt voorbereid. Hiermee wordt geborgd dat de eigenaar alleen met de NCG te maken heeft en niet ook nog een keer met de gemeente. Maar ik hoor ook dezelfde signalen, dus wat ik mevrouw Kluit wil toezeggen, is dat ik in overleg ga met de NCG, gemeenten en vertegenwoordigers van bewoners om te kijken of dit echt een probleem is en of ik dat eventueel op een andere manier kan borgen. Dat kan ik dus toezeggen.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
“Dat is hartstikke mooi. Ik denk ook aan de heer Atsma, die daar ook naar gevraagd heeft. En misschien kan ook de provincie daarbij betrokken worden, want met name de provincie maakt zich hier heel druk over.”
Staatssecretaris Vijlbrief:
“Dat zal ik graag doen.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 6
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: staatssecretaris Herstel Groningen -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris Mijnbouw -
18 juni 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) -
11 april 2023
toezegging gedaan -
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Toezegging Kijken naar mogelijke uitzondering ondertekenen akte van cessie (35.603/36.094) (T03602)
De staatssecretaris Mijnbouw zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat in de kabinetsreactie, en anders in komende weken, gekeken wordt naar een mogelijke uitzondering in individuele gevallen op de verplichting om een akte van cessie te tekenen.
Nummer | T03602 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 11 april 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Mijnbouw |
Huidige Verantwoordelijke(n) | staatssecretaris Herstel Groningen |
Kamerleden | drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | gaswinning Groningen procederen versterking |
Kamerstukken | Novelle verbetering uitvoerbaarheid (36.094) Versterking gebouwen in de provincie Groningen (35.603) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 2.
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
(…)
“Dan ga ik op twee punten wat meer in detail in: de akte van cessie en de fiscale, financiële impact van de operatie. Allereerst die akte van cessie. Het is voor onze fracties best wel duidelijk waarom een akte van cessie nodig is. Tegelijkertijd horen wij in het gebied grote zorgen hierover. Het gaat niet zozeer om de juridische onderbouwing ervan, maar met name over de emotionele onderbouwing. Immers, stel dat je tien jaar tegen de NAM en de overheid hebt geprocedeerd en dat je geprobeerd hebt om daar erkenning voor te krijgen, terwijl tegelijkertijd de overheid jarenlang niet een betrouwbare partner voor jou is geweest. Dan is het voor sommige mensen heel moeilijk om afscheid te nemen van een claim op de NAM. De NCG verwacht aanzienlijke problemen in de voortgang hierdoor. Niet vanwege de juridische helderheid, maar juist vanwege die emotionele impact. Wij vragen ons af: kan dit nou niet anders? Is het nou niet mogelijk om in één keer voor al die betrokkenen in het gebied standaard de claim op de NAM over te nemen, waarbij een individuele burger desgewenst kan aangeven dat deze hem wil behouden? Dan hoeft niet iedereen individueel afscheid te nemen. Graag een antwoord.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 26, item 6 - blz. 24.
Staatssecretaris Vijlbrief:
(…)
“Ik denk dat ik een heel eind ben. Ik moet nog iets zeggen over de akte van cessie. Mevrouw Kluit stelde voor om generiek alle vorderingen op de NAM over te dragen op de Staat. Je kunt je afvragen of je dat wilt. Er zijn misschien bewoners die dat niet willen. Ik ga kijken — ik ben bereid om dat toe te zeggen — of er ruimte is om in individuele gevallen een uitzondering te maken op de verplichting om een akte van cessie te tekenen. Zo zouden we het kunnen proberen te doen. Het kan zijn dat dat wettelijk geregeld moet worden. Ik hoop het niet, maar daar moet ik naar kijken.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
“Als ik het goed begrijp, zegt de staatssecretaris om het om te keren, dus om generiek te zeggen: we nemen afscheid, en als u het wil behouden, kan dat.”
Staatssecretaris Vijlbrief:
“Ik moet me hier echt even in verdiepen en daarover gaan praten.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
‘Dat snap ik. Heeft de staatssecretaris enig idee hoelang dit nadenken duurt?”
Staatssecretaris Vijlbrief:
“Ik denk heel kort. Het liefst neem ik al deze dingen straks mee in de kabinetsreactie, want anders blijven we aan de gang. Het is eigenlijk de bedoeling dat dit de komende weken gebeurt.”
Mevrouw Kluit (GroenLinks):
“Oké. Dan wacht ik nog even.”
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 26, item 6
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
25 september 2024
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
25 september 2024
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat (EZK) -
2 juli 2024
nieuwe verantwoordelijkheid: staatssecretaris Herstel Groningen -
2 juli 2024
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris Mijnbouw -
18 juni 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 juni 2023
commissie vervallen: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) -
11 april 2023
toezegging gedaan -
7 november 2017
nieuwe commissie: commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Toezegging Toekomstige technologieën die decentrale dataopslag mogelijk maken onderzoeken en gebruiken (34.972/35.868) (T03652)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe dat wanneer in de toekomst technologieën worden bedacht die decentrale opslag mogelijk zouden maken, bij het gebruik van de inlogmiddelen, die ook onderzocht en gebruikt gaan worden.
Nummer | T03652 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 februari 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | data decentraal digitale overheid inlogmiddelen opslag |
Kamerstukken | Novelle Wet digitale overheid (35.868) Wet digitale overheid (34.972) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 12 - blz. 1
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
(…)
“Een struikelblok zit bij de digitale toegang tot publieke dienstverlening. Dat is wat ons betreft het belangrijkste punt. In onze ogen is ten eerste een verkeerde afslag genomen. Ten tweede is het op het punt van de decentrale opslag niet goed geregeld. Over die decentrale opslag is al heel wat uitgewisseld. Volgens de regering is een systeem met centrale opslag niet riskanter dan een systeem met decentrale opslag. Want, zo zegt de regering bij de beantwoording van de vragen, bij hacken is er altijd een risico; je moet het gewoon goed beveiligen. Dat laatste is natuurlijk waar, maar de regering miskent daarmee dat het veel aantrekkelijker is om een centrale opslag te hacken en dat een hack daarbij veel ernstigere en grootschaligere gevolgen heeft. Ik vraag de staatssecretaris waarom ze niet ook op dat punt de gevraagde verbetering heeft aangebracht. Deskundigen zeggen dat dit echt veiliger is, niet alleen als het gaat om hacken, maar ook als het gaat om dataminimalisatie en privacy by design. Had die privacy by design, die nu wel in de novelle is verankerd, niet ook vertaald moeten zijn in decentrale opslag? Dat is toch heel nauw aan elkaar verbonden? Graag een reactie van de minister.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 18
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Ik zou willen overstappen naar het onderwerp centraal-decentraal. Dat had te maken met een aantal vragen die door onder anderen de heer Ganzevoort werden gesteld over waarom ik niet kies voor een decentraal systeem. Dat vergt dat we nog even proberen heel precies te zijn. Inlogmiddelen zorgen ervoor dat je kunt inloggen bij de overheid en dat je zaken kunt doen met die overheid. Er zijn ontwerpen voor inlogmiddelen waarbij de vraag is of de gegevens dat je gisteren hebt ingelogd bij de Belastingdienst of eergisteren bij het UWV, enzovoort, enzovoort, alleen worden bewaard op je eigen smartphone. Dat betekent dat, wanneer dat nodig zou zijn, je alleen zelf nog kunt terughalen dat je contact hebt gehad of dat je een bepaalde transactie hebt gedaan met een overheidsdienst. Wij vinden dat die situatie net iets te kwetsbaar. We vinden het belangrijk dat er ook wordt geregistreerd bij partijen wanneer je hebt ingelogd om daarmee te kunnen bewijzen dat je dat daadwerkelijk hebt gedaan op het moment dat jouw smartphone er niet meer is. Ik denk wel dat het relevant is dat dat allemaal zo minimaal mogelijk is. We willen natuurlijk zorgen dat data-uitwisselingen en dataopslag zo minimaal mogelijk zijn. Een van de punten waaraan ik zou willen werken, is of je die loggingsinformatie — wanneer heb je bij welke dienst ingelogd? — op een andere manier wat meer decentraal zou kunnen vastleggen. Op dit moment zien we daar nog niet direct de mogelijkheden voor, maar het is wel goed om daar verder naar te kijken. Ik kan me namelijk ook heel goed voorstellen dat mensen het belangrijk vinden dat dit soort informatie zo decentraal mogelijk blijft en niet op een andere plek wordt vastgelegd.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Als ik het goed zie, zijn er drie plekken waar je het zou kunnen opslaan of zou kunnen loggen. Dat is bij de gebruiker, dus bij mijzelf op mijn eigen smartphone. Dat is bijvoorbeeld bij de Belastingdienst. En dat is in mijn geval bij DigiD of welk inlogmiddel ook. De vraag over decentrale opslag gaat natuurlijk heel erg over het inlogmiddel: waar gebeurt het? Maar de argumentatie van de staatssecretaris overtuigt me niet helemaal, omdat in dit geval de Belastingdienst hoe dan ook zal registreren dat ik ingelogd heb. Wat is er meer nodig dan dat zij weten dat ik ingelogd heb? Waarom zou de aanbieder van het inlogmiddel ook moeten registreren waar ik ingelogd heb?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Dat moet de aanbieder van het inlogmiddel om ook zeker te weten dat dat gebeurd is. Want ook bij de Belastingdienst, bij UWV enzovoort, enzovoort, wordt niet altijd alles geregistreerd. Het gaat er dus vooral om dat je zelf die loggingsinformatie kunt laten zien, en daar ook toegang toe hebt. U heeft eerder gevraagd: kan je die informatie niet ook gewoon alleen maar laten zijn bij de persoon over wie het gaat? Dan is die informatie dus niet bij het inlogmiddel en niet bij het bedrijf waar je hebt ingelogd. Het kan bijvoorbeeld ook dat je bij zo'n bedrijf wel hebt ingelogd, maar dat dat mislukt is, terwijl je dus wel degelijk een poging hebt gedaan. Wij denken dat het verstandig is om burgers te kunnen blijven helpen met hun logginsformatie. Maar we willen wel onderzoeken of je dat uiteindelijk ook op een decentrale manier kunt doen: een manier die we nu nog niet kennen, maar die we wel willen onderzoeken.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
"Een manier die we nog niet eens kennen." Dat is bijna transcendent. Zo vind ik het ingewikkeld worden. Voor mij is de vraag simpeler dan dat. De Belastingdienst registreert het als ik inlog of niet. Dus als de Belastingdienst niet registreert, heb ik niet ingelogd. Het werkt precies hetzelfde als ik een brief stuur naar de Belastingdienst. Als die brief daar niet aankomt, wordt die niet geregistreerd. Als ik met de post een brief stuur die wél aankomt, dan staat de brief in het postboek. De vraag is dus eigenlijk volgens mij vrij simpel: welke meerwaarde heeft nou het registreren bij het inlogmiddel? De staatssecretaris zegt daarop: dat is eigenlijk een extra zekerheid. Maar die extra zekerheid vormt ook een extra risico. Dat decentrale verdient volgens mij volgens alle privacyadviseurs de voorkeur. Waarom wordt dit dus niet losgelaten?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 18-19
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Inderdaad denkt niet iedereen daar hetzelfde over. Er zijn zeker mensen die hebben aangegeven, ook aan ons, dat het relevant is om dat te overwegen. Daarom wil ik dat ookgraag verder onderzoeken. Maar we weten ook dat het voor mensen vaak heel vervelend is als ze moeten gaan nagaan bij welke instanties ze allemaal wel of niet hebben ingelogd en wanneer dat heeft plaatsgevonden, en ze daarbij afhankelijk zijn van die aanbieders, dus van de Belastingdienst, van UWV, van een gemeente. Ze zijn er dan afhankelijk van of die instanties die logging daadwerkelijk goed hebben gedaan. Mensen vinden het vaak veel fijner als ze dat ook zelf kunnen onderzoeken, en kunnen blijven onderzoeken, ook wanneer hun telefoon gestolen is, verdwenen is, in het water gevallen is of anderszins. Dat is dus de reden waarom wij daarvoor nu de mogelijkheid willen creëren waarbij je dus die loggingsinformatie ook hebt. Maar u vroeg ook steeds: bent u wel bezig met nadenken over de vraag of er een nieuwe technologie is die op een goede manier burgers kan helpen? Nou, die technologie wil ik heel graag onderzoeken. Want als die er is, hoeft het niet meer bij het inlogmiddel te gebeuren en zou het op een andere manier kunnen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 19
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Maar het is dus alleen nodig voor die situaties waarin én de Belastingdienst het niet geregistreerd heeft, én ik mijn telefoon kwijtraak? Ik vind het wel een overkill aan regelingen. Ik zou zeggen: geef dan toch echt de voorkeur aan decentraal.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Maar heel veel burgers loggen in bij heel veel verschillende overheidspartijen. Ze moeten dan al die overheidspartijen gaan bellen om te vragen: wat is mijn inloghistorie bij u? Dat geldt ook voor de ondersteuning als het niet lukt om in te loggen, of bij het ervoor zorgen dat je hulp krijgt. Al die elementen zitten daar dan niet in. Er is dan dus geen hulp wanneer het niet lukt om in te loggen. Je weet niet bij welke partijen het was, of je moet ze allemaal bellen. Die service willen wij graag aan burgers blijven bieden. En ik maak daarbij nogmaals wel de opmerking dat het mij verstandig lijkt om te kijken of we dat niet uiteindelijk ook decentraal kunnen doen. Wat mij betreft is dat een toezegging, tenzij u zegt: wat mij betreft hoeft het niet.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 32
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
(…)
“Wat de decentrale opslag betreft zijn wij niet overtuigd. Ik ben wel blij met de toezegging — en die noteer ik toch maar graag — dat wanneer in de toekomst technologieën worden bedacht die dit probleem voor ons gaan oplossen, die ook onderzocht en gebruikt gaan worden. Maar ik ben niet overtuigd door de argumentatie dat die decentrale opslag niet gewoon überhaupt beter is. Daar ben ik dus wel van overtuigd, maar ik ben er niet van overtuigd dat een centrale opslag mogelijk zou moeten blijven.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 20, item 8
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 10, item 12
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
13 februari 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 februari 2023
toezegging gedaan
Toezegging Jaarlijkse rapportage ontwikkelingen digitale overheid (34.972 / 35.868) (T03653)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Talsma (ChristenUnie) en Koole (PvdA), toe dat zij de Kamer jaarlijks een rapportage zal toesturen betreffende het functioneren van het stelsel, inclusief de capaciteit van de RDI en de samenwerking op Europees niveau betreffende de toezichthouders en overige nieuwe ontwikkelingen.
Nummer | T03653 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 21 februari 2023 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.A. Koole (PvdA) mr. H.P. Talsma (VVD) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | digitale overheid Rijksinspectie Digitale Infrastructuur toezicht |
Kamerstukken | Novelle Wet digitale overheid (35.868) Wet digitale overheid (34.972) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 12 - blz. 12
De heer Talsma (ChristenUnie):
(…)
“Voorzitter. Het in de wet opgenomen verbod op het verhandelen van persoonlijke gegevens maakt op mijn fractie op het eerste oog een robuuste en effectieve indruk, zeker met de toelichting die de staatssecretaris gaf in haar reactie op vragen vanuit deze Kamer. In die reactie gaf zij aan dat zij bij overtreding van de regels zelf zal ingrijpen of zal laten ingrijpen. In het kader van de handhaafbaarheidstoets vraag ik de staatssecretaris dat wat nader en concreter toe te lichten. Artikel 17, lid 5, bepaalt dat het Agentschap Telecom belast is met toezicht. Welke vormen van optreden bij overtreding van de regels en welke mogelijke uitkomsten van dat optreden zijn eigenlijk denkbaar? Bovendien is voor controle en handhaving capaciteit nodig. Verschillende collega's hebben daar al de vinger bij gelegd. Op eerdere vragen of die capaciteit er bij het Agentschap Telecom of elders daadwerkelijk is, reageerde de staatssecretaris met de mededeling dat haar geen signalen hebben bereikt van het tegendeel. De vraag van mijn fractie is of de staatssecretaris ons in dit debat op dit punt wat gefundeerder en concreter gerust kan stellen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 24
De heer Talsma:
(…)
“Het laatste punt dat mijn bijzondere belangstelling heeft, betreft de capaciteit voor de handhaving van dit soort regels. Daar heb ik in eerste termijn iets over gevraagd. De staatssecretaris heeft eerder in de schriftelijke voorbereiding gereageerd met de mededeling dat haar geen signalen hebben bereikt dat de capaciteit niet toereikend zou zijn. Dat is op zich een heel prettige ondergrens, maar ik zou het zeer waarderen als de staatssecretaris ons hier iets concreter en iets gefundeerder gerust zou kunnen stellen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 29
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“De heer Talsma stelde een vraag over de capaciteit bij de RDI. Wij zijn veel met de mensen van de RDI in gesprek. Zeker mijn medewerkers spreken maandelijks met hen. We moeten natuurlijk inderdaad zorgen dat er voldoende capaciteit is, zowel in termen van omvang, als in termen van kennis en kunde. Er moet in die zin voldoende capaciteit zijn om ook goed te kunnen blijven toetsen. Ik wil u daarover twee dingen aangeven. In de eerste plaats zullen wij uw Kamer jaarlijks informeren over het functioneren van dit stelsel, inclusief dit onderwerp. Dus: hoe gaat het met het functioneren van de toezichthouder? En in de tweede plaats zal ik u daarbij laten weten hoe wij ook samenwerken met de andere Europese toezichthouders. Dat gebeurt nu ook al vrij intensief, omdat er ook vanuit de verschillende landen en lidstaten wordt gekeken hoe zij dat toezicht goed kunnen invullen. Daar kan ik dan ook iets meer over vertellen. Met welke van deze toezichthouders hebben we contacten? Waar gaan die over? Hoe informeren we elkaar wanneer we bijvoorbeeld zien dat inlogmiddelen die in een bepaalde lidstaat zijn toegelaten, volgens ons bijvoorbeeld problematisch zijn, of wanneer we zien dat er daarmee dingen niet goed gaan?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 29
De heer Koole (PvdA):
“Dank voor dit antwoord. Betekent dit ook dat je, zodra zo'n bigtechbedrijf zich meldt en erkenning krijgt in een ander Europees land en daarmee dus automatisch ook in Nederland, actie kunt ondernemen en de afspraak kunt maken dat je, zoals ik net beschreef, permanent kunt volgen dat dat bedrijf toezicht toelaat, ook bij zo'n land, via de peerreview of anderszins? Kun je zeggen dat er van het begin af aan toezicht moet zijn, zodat we niet overgeleverd zijn aan de specifieke regels in een bepaald land? Kun je er op Europees niveau voor zorgen dat we er met z'n allen echt alles aan gaan doen om ervoor te zorgen dat, áls een bigtechbedrijf zich meldt, er dan ook echt van het begin af aan afspraken zijn en dat er toegang van het toezicht tot hun systeem is?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Volgens mij heb ik het eerder gezegd: ik maak me ook zorgen over de vraag of er partijen zijn die misbruik willen maken van dit stelsel. In principe hebben we de instrumenten, zowel in Nederland als internationaal, om dat te voorkomen. Maar ik ben het wel met u eens dat het belangrijk is dat die instrumenten ook worden ingezet, in welk land je je ook meldt als onderneming en wat ook de aard van je onderneming is, want of het nou een bigtechbedrijf of een kleiner bedrijf is, je wilt dat misbruik sowieso wordt voorkomen. Ik kan u via de rapportage die ik wil maken, op de hoogte houden van wie zich meldt en hoe het toezicht georganiseerd is. Mochten we daar dingen in zien waarvan we zeggen dat ze onvoldoende zijn, dan kunnen we die ook met onze collega's gaan bespreken. Volgens mij is het wel goed om te weten dat de collega-toezichthouders van de RDI, die van de andere lidstaten, dit onderwerp wel degelijk hoog op de agenda hebben staan.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 32
De heer Koole (PvdA):
“Ik dank de staatssecretaris voor de toezegging dat ze de Kamer op de hoogte zal houden van de voortgang op Europees niveau wat betreft de toezichthouders en wat er aan plannen wordt ontwikkeld. Mijn vraag in de tweede termijn was om de plussen die in de novelle staan ook actief op Europees niveau in te zetten. Begrijp ik goed uit de woorden van de staatssecretaris van zojuist dat dat ook het doel is van deze regering? Wil ze de plussen uit de novelle actief uitdragen in Europa en tot Europese regelgeving realiseren?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“In het algemeen zeker. Daar is gelukkig steeds meer steun voor in Europa. Die is er niet in alle opzichten, maar in grote opzichten wel. Overigens kan ik dat niet meer zomaar toevoegen aan de eIDAS-verordening waar we het vandaag over hebben en die al stamt uit 2014. Die verordening is nou eenmaal al afgerond. Maar in andere soorten regelgeving, of het nou gaat om de AI Act, de kunstmatige intelligentie, of straks ook om het realiseren van Europese identiteiten, zal ik dat altijd, zoals ik tot nu toe ook altijd heb gedaan, met heel veel verve doen, omdat ik er ontzettend veel waarde aan hecht dat dit goed geregeld wordt.
Voorzitter. Ik rond af. De wet waar we het vandaag over hebben, regelt het recht voor burgers en bedrijven om veilig en goed digitaal zaken te kunnen doen met de overheid. We zorgen voor goede veiligheidsstandaarden bij websites, voor allerlei privacywaarborgen, voor machtigingen, voor het gebruik van je DigiD, voor het gebruiken van sites als MijnOverheid. Het zorgt er vooral voor dat gevoelige gegevens, zoals medische gegevens, ook echt op een goede manier worden gebruikt. Ik vind het ontzettend belangrijk dat we dat doen en ook doen op een manier die werkt voor de hele overheid en dat de thema's waar we vandaag over gewisseld hebben niet alleen goed in de wet en de wetsteksten terechtkomen, maar dat we die ook gaan leven. Daar ga ik deze Kamer graag in onze jaarlijkse rapportages over van informatie voorzien.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 20, item 8
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 10, item 12
-
13 februari 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 februari 2023
toezegging gedaan
Toezegging Communiceren goedkeuring inlogmiddelen (34.972 / 35.868) (T03654)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe dat uitdrukkelijk wordt aangegeven, inclusief criteria, op grond waarvan bepaalde Nederlandse inlogmiddelen worden goedgekeurd. Hierdoor wordt meer aandacht besteed aan de communicatie richting burgers.
Nummer | T03654 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 februari 2023 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | G. Prins (CDA) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | communicatie digitale overheid erkenning Europa inlogmiddelen |
Kamerstukken | Novelle Wet digitale overheid (35.868) Wet digitale overheid (34.972) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 7-8
Mevrouw Prins (CDA):
“Ik heb nog een aanvullende vraag. Ik ga uit van wat u net zei. Dat betekent dus dat de burger straks kan kiezen. Maar hoe weet de burger dan dat er bepaalde inlogmiddelen door de Nederlandse overheid zijn gecheckt, gescreend, getoetst et cetera, en dat dat bij bijvoorbeeld een inlogmiddel uit — ik noem een heel ander land — Roemenië of Bulgarije niet het geval is? Hoe zorgen we ervoor dat de burgers weten waar ze dan tussen kiezen?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Het superformele antwoord is: het wordt gepubliceerd in het Staatsblad. Dat zegt natuurlijk wel iets. Dat zegt iets over het feit dat wíj die erkenning hebben gedaan. Maar ik denk dat het van belang is dat wij aan Nederlanders ook duidelijk maken welke inlogmiddelen door ons erkend zijn, gecheckt zijn enzovoort, enzovoort. Ik hecht er dus wel aan dat Nederlanders weten welke van die inlogmiddelen ook door de Nederlandse toezichthouder, in dit geval de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, extra zijn gecheckt.”
Mevrouw Prins (CDA):
“Mag ik zover gaan dat u een duidelijke toezegging geeft dat u voor het brede publiek uitdrukkelijk gaat communiceren welke inlogmiddelen door Nederlandse autoriteiten zijn gekeurd? En kunnen we wellicht zelfs denken aan een keurmerk?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Er ís dus een keurmerk, want je bent pas erkend als je dat keurmerk hebt. Je wordt pas gepubliceerd en toegelaten in Nederland als onderdeel van het Europese stelsel als je dat keurmerk hebt. Maar ik denk dat het goed is dat we twee dingen doen. We moeten gewoon laten zien welke van die inlogmiddelen in Nederland erkend zijn, zodat het voor de Nederlandse burger helder is dat er een toets gedaan is, en niet alleen maar dat die toets is gedaan door een Nederlandse partij. Nogmaals: dat laat onverlet dat er ook andere partijen toegelaten moeten worden.”
Mevrouw Prins (CDA):
“De laatste keer. Ik zou toch graag de toezegging horen dat heel uitdrukkelijk wordt aangegeven, inclusief criteria, op grond waarvan wij de bepaalde Nederlandse inlogmiddelen goedkeuren, dus niet alleen DigiD, maar ook inlogmiddelen van private aanbieders.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Dat doe ik graag. Als we een inlogmiddel erkennen, vind ik het namelijk belangrijk dat we ook aangeven waarom we dat doen, en dat is dus op basis van de vereisten die we in deze wet vastleggen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 23
Mevrouw Prins (CDA):
(…)
“Ik heb als toezegging van de staatssecretaris genoteerd dat er extra aandacht wordt gegeven aan de communicatie, maar ik wil dit hier nog even extra benadrukken, omdat ik denk dat dit cruciaal is, ook voor de toekomst.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 20, item 8
-
13 februari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 februari 2023
toezegging gedaan
Toezegging Brief analyse verplichting eIDAS-verordening (34.972 / 35.868) (T03655)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ganzevoort (GroenLinks) en Talsma (ChristenUnie), toe dat zij een brief zal sturen waarin geanalyseerd wordt of de eIDAS-verordening de mogelijkheid dat Nederlandse burgers kunnen inloggen met een buitenlands middel bij de Nederlandse overheid verplicht.
Nummer | T03655 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 februari 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) mr. H.P. Talsma (VVD) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | digitale overheid inlogmiddelen eIDAS |
Kamerstukken | Novelle Wet digitale overheid (35.868) Wet digitale overheid (34.972) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 6
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
(…)
“Maar mijn vraag is een iets andere. Die is principiëler dan alleen maar over het toezicht. Mijn eerste vraag is of het klopt dat de nationale wetgever een uitzondering kan maken voor het niet-erkennen; dat wil zeggen, dat sommige inlogmiddelen toch geweigerd kunnen worden op basis van gronden als bijvoorbeeld public interest, national security, het beschermen van fundamentele rechten, enzovoorts. Anders gezegd: stel dat men in een lidstaat waar men het iets minder nauw neemt met de Europese regels een inlogmiddel goedkeurt, hebben wij dan nog enige grip op wat er in Nederland gebeurt?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Mijn beeld is dat dat niet zo is. Als het ergens anders wordt goedgekeurd, dan moet het goedgekeurd worden op basis van de Europese richtlijnen. Dit soort elementen zijn daar een onderdeel van. Nogmaals, de Belgische toezichthouder moet controleren of itsme voldoet aan de Europese verordeningen en vereisten. Dat geldt voor wat specifiek hierin staat, maar bijvoorbeeld ook de Europese GDPR, dus de privacyregelgeving, en dan moeten ze gecontroleerd worden. Mijn beeld is dat als dat is gebeurd, wij ze in Nederland moeten toelaten. Als bijvoorbeeld een Belgisch staatsburger itsme gebruikt, dan moet hij dat ook in Nederland kunnen doen als hij in Nederland zaken moet doen.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Ik ben voor België iets minder bang dan voor sommige andere landen. Ik ben ook geen jurist, maar mijn beeld is in ieder geval dat als de staatssecretaris aanwijzingen heeft dat op een van deze punten iets aan de hand is, ze wel degelijk tot niet-erkenning kan overgaan. Ik zou op dat punt graag een goede juridische toetsing willen zien voordat we hierover gaan stemmen. Laat ik nog een andere vraag stellen die hier direct aan raakt. De interpretatie van de eIDAS door de regering is volgens mij maximaler dan wat er in de eIDAS zelf staat. Het gaat namelijk heel erg over crossborder onlinediensten. Het is volgens mij niet crossborder als een Nederlandse burger bij de Nederlandse overheid aanklopt. Het is wel crossborder als bedrijven internationaal opereren en niet in ieder land een inlogmiddel moeten hebben. Dat snap ik. Maar op het moment dat een Nederlandse burger bij de Nederlandse overheid aanklopt, is volgens mij die crossborderregeling als zodanig niet van toepassing. Daar ziet deze hele verordening niet op. Vandaar toch mijn vraag aan de regering of deze interpretatie wel klopt en of zij ons juridisch kan overtuigen dat dit de juiste toepassing is of dat het een gemaximaliseerde toepassing is.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Misschien even een paar dingen. Ik wil toch nog even terugkomen op uw punt over het erkennen. Het erkennen van een inlogmiddel betekent dat je een inlogmiddel in Nederland toetst. Dat inlogmiddel heeft dan vervolgens werking in het Europese domein. Als we deze wet vaststellen, kiezen we in Nederland ervoor om de Europese verordeningseisen te gebruiken en daaraan een aantal van de punten toe te voegen die in de novelle staan. Met andere woorden, of het nu een publiek of een privaat inlogmiddel is, als wij het erkennen, geldt die erkenning voor de hele Europese Unie. Als DigiD onderdeel wordt van dit stelsel — dat hoop ik van harte, want veel mensen maken er met plezier gebruik van — kun je met DigiD ook terecht in Duitsland, Polen, Spanje, nou ja, waar dan ook in de Europese Unie. Er is een verschil tussen erkennen en het feitelijk mogelijk maken om het te gebruiken. Als een middel is erkend in een andere lidstaat — we gaan ervan uit dat de Europese richtlijnen goed worden geïmplementeerd en dat de nationale toezichthouders daar goed toezicht op houden — dan is het zo dat dat middel dat in Duitsland is erkend, ook in Nederland moet worden gebruikt. Zo zit dat in elkaar en zo gaan wij dat ook toepassen.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Tot slot. Ik wacht op de rest van het antwoord. Mijn fundamentele vraag ging over het hele crossborderprincipe waar de staatssecretaris zich op baseert. Dat geldt toch niet voor een Nederlandse burger die met de Nederlandse overheid communiceert?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 7
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Jawel. Er is ook de mogelijkheid voor een Nederlandse burger om met een Belgisch inlogmiddel met de Nederlandse overheid zaken te doen. Dat kan.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
‘Maar dat staat niet in eIDAS. Daarin staat letterlijk: "Het doel van de verordening is te waarborgen dat veilige elektronische identificatie en authenticatie voor de toegang tot grensoverschrijdende onlinediensten van de lidstaten mogelijk is." Er staat "grensoverschrijdend". Dat is een kernbegrip in deze hele verordening. Daarom vraag ik: kan de staatssecretaris een juridisch sluitende argumentatie geven? Dat hoeft niet nu; dat mag ook in een brief. Kan zij in juridische zin duidelijk maken dat de verordening inderdaad dwingend leidt tot het toelaten van private diensten voor Nederlandse burgers bij de Nederlandse overheid? Dat is mijn vraag.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Het dwingt sowieso niet, want als Nederlands staatsburger mag je gewoon gebruikmaken van de door Nederland erkende inlogmiddelen. Ik denk dat dat in de meeste gevallen ook zal gebeuren. Ik kom anders graag in tweede termijn op uw vraag terug. Ik begrijp dat uw vraag is: mag een Nederlandse burger met een inlogmiddel uit Duitsland of België zakendoen met de Nederlandse overheid?”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Nee, dat is niet mijn vraag. Staatssecretaris Van Huffelen: Nee? Oké. Het antwoord op de vraag die ik net noemde, is namelijk: ja.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Nee, mijn vraag is: dwingt deze verordening ons om toe te laten dat een Nederlandse burger met een buitenlands middel bij de Nederlandse overheid inlogt? Mijn stelling is dat de verordening ons daar niet toe dwingt, gegeven de tekst van de eIDAS. Als de verordening ons daar wel toe dwingt, dan wil ik dat graag schriftelijk onderbouwd zien.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Ik kom daar in de tweede termijn graag op terug. Puur dat "grensoverschrijdend" is niet het enige criterium. Dus een Belg kan in Nederland met zijn Belgische middel inloggen. En een Nederlander kan ook met het Belgische middel in Nederland inloggen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 11
De heer Talsma (ChristenUnie):
“Dank aan de staatssecretaris voor het antwoord op een nog niet gestelde vraag van mijn kant. We stellen samen vast dat voor alle lidstaten in ieder geval dezelfde basisnormen gelden wat betreft deze problematiek. De vraag die ik eraan koppel, betreft de erkenning. Ik hoorde de staatssecretaris net het woord "gerechtigd" gebruiken. Ik kreeg de indruk dat de staatssecretaris zei dat Nederland dan het recht heeft om wel of niet zulke inlogmiddelen te erkennen, maar zegt artikel 6, lid 1 van de verordening niet dat het gewoon een moetje is, gewoon een hele harde verplichting?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Als iemand zich bij ons meldt, iemand die een inlogmiddel wil maken, dan zegt de wet dat wij de toetsing moeten doen. Als iemand voldoet aan de vereisten, en als we deze wet aannemen dus ook aan die extra Nederlandse vereisten, dan moeten we natuurlijk zo'n middel erkennen. Maar misschien vraagt u naar bijvoorbeeld een Belgisch inlogmiddel dat in België erkend is. Dat moeten wij toelaten. Zo werkt het, ja.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 24
De heer Talsma (ChristenUnie):
(…)
“Voor het eerste punt sluit ik een beetje aan bij collega Ganzevoort. Dat gaat over die wederzijdse erkenning. Daar zoek ik toch nog even naar de scherpte, kijkend naar artikel 6 lid 1 van de eIDAS-verordening. Ik zou het zeer op prijs stellen als de staatssecretaris ons daar nog eens even klip-en-klaar doorheen geleidt. Wat staat er nu eigenlijk? We zijn het er samen over eens, zo bleek uit het interpellatiedebat … Het interruptiedebatje, zo gek was het nou ook weer niet. Het was gewoon een interruptie. We zijn het erover eens dat het een verplichting is. Het moet. Er staat niet voor niets in de Nederlandse vertaling van de eIDAS-verordening het woord "moet". De spannende vraag is nog even: hoe zit het nu tot op het bot? Met name: wat is de strekking van de toevoeging van de woorden die daar staan in artikel 6 lid 1: "ten behoeve van de grensoverschrijdende onlineauthenticatie". Daar ben ik heel benieuwd naar en ik zou het zeer op prijs stellen als de staatssecretaris daarop ingaat.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 27
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Ik begin met de vragen die gesteld zijn door de heren Ganzevoort en Talsma. Het ging over de vraag: moet Nederland nou inlogmiddelen uit andere EU-lidstaten accepteren wanneer die door Nederlandse burgers worden gebruikt? Laat ik er helder over zijn. Ik zal u daar zeker een brief over sturen, maar het antwoord is dat dat inderdaad zo is. In dit geval heeft "crossborder" niet te maken met een Nederlandse burger die in Nederland zakendoet en dan geen grenzen overschrijdt, maar gaat het over inlogmiddelen die crossborder zijn, namelijk die in meerdere lidstaten kunnen worden gebruikt. Velen van u hebben gevraagd om dat helder op te schrijven. Dat doe ik graag. Ik zal ervoor zorgen dat u die brief deze week krijgt en dat hij ook wordt voorzien van een expertoordeel, omdat een aantal van uw leden daar ook om vroeg.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Het was inderdaad niet zozeer een verzoek aan de staatssecretaris om het op te schrijven, maar om een onafhankelijke juridische analyse.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Oké. Wij zullen ervoor zorgen dat u de brief met die analyse krijgt. Ik kan inderdaad aan een onafhankelijke partij vragen om daarnaar te kijken. Het hoeft wat mij betreft niet een hele uitgebreide brief te worden, want hij gaat dus over de centrale vraag of het mogelijk is dat een Nederlandse burger met een buitenlands inlogmiddel dat niet erkend is door de Nederlandse toezichthouder — daar gaat het dan over — in Nederland zaken kan doen.
Om daar iets meer informatie over te geven: het gebeurt vandaag de dag al. Er zijn Nederlandse burgers die bijvoorbeeld met itsme inloggen bij de gemeente Rotterdam.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“De vraag was heel precies of de eIDAS-verordening ons verplicht het mogelijk te maken dat Nederlandse burgers met een buitenlands middel bij de Nederlandse overheid inloggen. Daar wil ik graag een onafhankelijke analyse op.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Het antwoord daarop is dus, zoals ik u aangaf: ja. Maar ik laat dat graag verder uitzoeken en onderbouwen, en als het niet waar zou zijn, zal ik u dat uiteraard ook melden. Maar dit is wel het antwoord.”
De voorzitter:
“Hoorde ik u aankondigen, staatssecretaris, dat de brief deze week komt?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Dat is wel mijn bedoeling, althans, in ieder geval voordat u gaat stemmen over de wet. Dat is … O, dat is natuurlijk niet volgende week. Voor de stemming in ieder geval.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 20, item 8
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 februari 2023
toezegging gedaan
Toezegging Brief analyse onderscheid bestaande middelen en andere middelen bij open source (34.972 / 35.868) (T03656)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Koole (PvdA), toe dat in de toegezegde brief ook geanalyseerd zal worden of er een onderscheid kan worden gemaakt tussen bestaande middelen en andere middelen betreffende open source.
Nummer | T03656 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 februari 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.A. Koole (PvdA) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | data digitale overheid inlogmiddelen |
Kamerstukken | Novelle Wet digitale overheid (35.868) Wet digitale overheid (34.972) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 17
De heer Koole (PvdA):
“Dan zou ik de staatssecretaris toch willen vragen om te onderzoeken of het juridisch mogelijk is om dat onderscheid wel te maken, dat DigiD als bestaande aanbieder die ontwikkeling doormaakt, en dat je, zodra je de markt opengooit voor nieuwe aanbieders, ook gelijk die eis stelt. Ik ben er nog niet van overtuigd dat dat niet mogelijk is, maar ik zou de staatssecretaris willen vragen om in tweede termijn of anders via een brief te laten zien wat de juridische mogelijkheden hier zijn.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Ik kom daar graag op terug, maar mijn beeld is dus dat de nieuwe regels nu al gelijk voor iedereen gelden, dat ze gelijk zijn voor iedereen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 28
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Dan was er een vraag van de heer Koole: kan voor open source een onderscheid worden gemaakt tussen bestaande middelen, dus middelen die nu al worden gebruikt, en andere inlogmiddelen? Dat kan ik helaas niet doen. De kern is dat ik sowieso geen onderscheid kan maken tussen die middelen, vanwege het feit dat aan alle aanbieders dezelfde eisen moeten worden gesteld, of die nu nieuw zijn of bestaand. Dat kan niet op veiligheid en privacy en ook niet op het onderwerp open source. De belangrijkste reden daarvoor is dat voor alle middelen dezelfde eisen moeten gelden. Ik wil voorkomen dat we daar juridische procedures over krijgen waarin dan die eis van tafel zou gaan.”
De heer Koole (PvdA):
“De staatssecretaris zegt dat zij dat niet kan doen. Zij geeft een aantal redenen, maar zegt aan het slot dat zij juridische procedures wil voorkomen. Mijn vraag was ook om juridisch te laten uitzoeken of het inderdaad mogelijk is, dus dat niet alleen volgens de staatssecretaris maar ook volgens experts dat onderscheid gemaakt kan worden. De tweede vraag is: als de juridische mogelijkheid niet zou bestaan, is het dan niet te overwegen om de invoerdatum van het nieuwe systeem ongeveer gelijktijdig te laten zijn met de deadline die de staatssecretaris eerder noemde, namelijk dat open source uiterlijk over vijf jaar moet zijn ingevoerd? Waarom zou je in de tussentijd, vraag ik nogmaals, private partijen, andere partijen toelaten die met closed source werken om vervolgens te zeggen dat ze wel heel hard moeten werken aan die open source? Waarom doe je dat niet gelijk? Als dat onderscheid juridisch niet te maken is, zou je dan niet eerder de inwerkingtreding tot een latere datum moeten uitstellen?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Wij kunnen de inwerkingtreding natuurlijk niet zomaar tot een latere datum uitstellen, want hier is sprake van een Europese verordening. Los daarvan kan dat nog best lang duren. Ik heb aangegeven dat sommige inlogmiddelen, met name DigiD, er nog wel vijf jaar over kunnen doen om volledig te voldoen aan het opensourcevereiste. Ik zou het juist fijn vinden dat we het in de tussentijd wel mogelijk kunnen maken dat andere inlogmiddelen die voldoen aan onze vereisten daadwerkelijk door ons worden getoetst in de ruime zin, dus voor de Nederlandse vereisten, en op die manier onderdeel kunnen worden van het stelsel. Ik kan in dezelfde brief die ik heb toegezegd ook aangeven of dat onderscheid gemaakt kan worden. Ik ben altijd blij om te horen dat ik kennelijk niet tot de experts behoor. Onzenschatting is dat dat niet kan, omdat er dan een oneigenlijk onderscheid zou zijn tussen de verschillende inlogmiddelen in dit stelsel. Maar ik kan dat in de brief nog een keer laten aangeven.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 20, item 8
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 februari 2023
toezegging gedaan
Toezegging Blijven kijken naar betrouwbaarheid regulering digitale overheid (34.972 / 35.868) (T03657)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe dat zij voortdurend zal blijven kijken naar de veiligheid en betrouwbaarheid van de regulering, waarbij gekeken wordt naar elementen zoals algoritmische discriminatie.
Nummer | T03657 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 februari 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | algoritmen digitale overheid discriminatie |
Kamerstukken | Novelle Wet digitale overheid (35.868) Wet digitale overheid (34.972) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 3
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Eerlijk gezegd zoek ik nog naar iets meer kritische reflectie, want volgens mij hebben we in de afgelopen jaren ook een aantal andere dingen gezien. We hebben gezien dat er een enorm risico is van datamaximalisatie in plaats van dataminimalisatie. Vanochtend nog las ik in de media dat de Nederlandse overheid van alle reizigers via Schiphol van alles en nog wat registreert, tot en met hun menuvoorkeur aan toe. Dat bewaren we vijf jaar, tegen alle wetten in. Worden dit soort kritische reflecties ook meegenomen? Ik zoek niet zozeer naar een staatssecretaris die gaat uitleggen dat het echt een heel goede wet is. Ik zoek veel meer naar een gesprek over de vraag: als we dit goed hebben geregeld, zijn we dan helemaal up-to-date? Of zijn er toch een aantal elementen waarvan de regering zegt: die moeten we misschien toch nog meenemen, hetzij vandaag, hetzij de komende tijd, omdat hier nieuwe zorgen zitten?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Als ik die elementen zou zien, mag u erop vertrouwen dat ik die toevoeg. Het hele werkprogramma dat ik heb als staatssecretaris over digitalisering, gaat over de vragen of iedereen kan meekomen, of je regie hebt en of je het kunt vertrouwen. Daarbij spelen allerlei elementen een rol, zoals de algoritmes waarover u het heeft. Een groot onderdeel van het belang is dat we ervoor zorgen dat algoritmes in Nederland op een ongelooflijk zorgvuldige manier worden gereguleerd, ongeacht of ze worden gebruikt door overheden of door private partijen. Dat ben ik zeer met u eens. Dat is een grote zorg en daar moeten we hard aan werken. Als het specifiek over dit inlogmiddel gaat, vind ik het heel erg belangrijk — dat zeg ik u ook graag toe — dat wij voortdurend blijven kijken naar de veiligheid en betrouwbaarheid ervan. Dat is namelijk precies wat je wilt. Je wilt dat je nu op een veilige manier kan inloggen, maar dat dat volgend jaar en het jaar daarna ook nog zo is. Je wilt ook dat je technologie kunt inzetten om dat te kunnen blijven doen als er nieuwe, betere technologie komt. Dat vind ik echt heel erg belangrijk. Op dit moment werken we met het hoogste betrouwbaarheidsniveau. Op basis van die novelle hebben we gezegd dat we nog weer scherper kijken naar privacy by design en dat we nog meer inzetten op open source om ervoor te zorgen dat nieuwe technologie en lekken in software tijdig worden herkend. Die waarborgen zitten er op dit moment in. We kiezen echter niet voor één technologie of één middel noodzakelijkerwijs, omdat we de mogelijkheid willen kunnen bieden om die ontwikkelingen te blijven doormaken. Maar laat ik er helder over zijn: met u ben ik zeer bezorgd over een aantal ontwikkelingen in de digitale samenleving en in de transformatie. Het is dus heel erg belangrijk dat we zeker weten dat jij het bent als je zakendoet met de overheid en dat je werkelijk wilt doen wat je aangeeft.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Dat gaat over de inlogmiddelen en daar komen we de rest van de middag nog uitgebreid over te spreken. De wet gaat echter ook over standaardisering van de infrastructuur en dergelijke. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij zou willen overwegen om, bijvoorbeeld voor de volgende tranche, te kijken hoe elementen als algoritmische discriminatie onderdeel kunnen worden van de regelgeving. Dat gaat ook over bijvoorbeeld standaardisering.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Daar wil ik zeker heel graag naar kijken, dus die toezegging doe ik graag. Of dat in een volgende tranche aan de orde is, daar moeten we goed naar kijken. We zijn natuurlijk al bezig met regelgeving op dit gebied. Er goed naar kijken of er bij een volgende tranche nog verdere waarborgen nodig zijn, dat zeg ik u graag toe.
Wat natuurlijk van belang is, is dat we voldoende blijven kijken naar de veiligheid van deze inlogmiddelen. Het is maar een kleine, maar niet onbelangrijke stap als het gaat over het vormgeven van de digitale overheid. Dat moet op een goede manier gebeuren, zodat er een goede balans zit tussen controle en ervoor zorgen dat je kunt doen wat je wilt doen. Ondanks het feit dat er mensen zijn die het moeilijk vinden om digitaal zaken te doen met de overheid — ik kom daar straks nog op terug — weten we dat er ook veel mensen zijn die het heel fijn vinden. Dat zijn niet alleen particulieren, maar ook bedrijven. Door de wet zodanig flexibel te maken dat er ook in onderliggende regelingen verder kan worden aangescherpt, hopen we een stelsel te creëren dat daadwerkelijk de komende tijd de tand des tijds kan doorstaan.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 20, item 8
-
13 februari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 februari 2023
toezegging gedaan
Toezegging Afschrift toezichtkader Wet digitale overheid (34.972 / 35.868) (T03658)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ganzevoort (GroenLinks), toe dat dat de Kamer een afschrift krijgt van het toezichtkader betreffende misbruik bij de Wet digitale overheid wanneer deze er is.
Nummer | T03658 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 februari 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | digitale overheid toezicht toezichthouders veiligheid |
Kamerstukken | Novelle Wet digitale overheid (35.868) Wet digitale overheid (34.972) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 30
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“De beste beveiliging lijkt me om die private aanbieders niet toe te laten, maar die discussie hebben we al gevoerd. Laat ik het nu wat toespitsen op de toezichthouders, in ieder geval op de Nederlandse inspectie. Op wat voor manier toetst die dat dan eigenlijk? Is dat een kwestie van een afvinklijstje, waar wat vinkjes bij moeten staan, dus waarbij wordt gezegd: als dit, dat en dat klopt, is het oké? Of wordt er ook meer kwalitatief gekeken naar wat voor soort aanbieder het eigenlijk is, en niet alleen materieel naar hoe de processen lopen?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Dat laatste dus. Er wordt inderdaad niet alleen een soort afvinklijstje gebruikt, maar er worden ook daadwerkelijk onderzoeken binnen het bedrijf gedaan. Daar moet het bedrijf dus ook toegang tot verlenen. Er is ook sprake van die peerreview. Met andere woorden, je kunt niet in Nederland worden toegelaten als je niet ook gepeerreviewd bent of als dat onderzoek niet ook bekeken is door de toezichthouders van andere lidstaten. Andersom geldt dat dus ook voor lidstaten om ons heen. Dat is dus absoluut de bedoeling. Ik hecht er ook aan om nog maar even te zeggen dat ik dat zelf ook zeer belangrijk vind. Er moeten ook controles op papier plaatsvinden, maar die zijn natuurlijk niet voldoende om er een beeld van te krijgen of het ook goed georganiseerd is. Ik hecht er dus aan dat dat gebeurt, dat de toezichthouder dat ook gaat doen en dat hij daar de middelen niet alleen zelf voor heeft, maar dat hij die zo nodig ook kan inhuren. Als er getwijfeld wordt of als er extra expertise nodig is, dan moeten die middelen ook kunnen worden ingehuurd.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Volgens mij delen we de intenties. We zoeken inderdaad naar de manier waarop we het binnen de omstandigheden zo veilig mogelijk maken. Is daar al een uitgewerkt toezichtkader voor ontwikkeld? Of zijn dat alleen maar de criteria zoals die algemeen in de wetgeving staan? En als er al een uitgewerkt toezichtkader is, zouden we dat dan kunnen krijgen?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Nee, dat is er nog niet, maar als dat opgesteld wordt, kan ik er natuurlijk voor zorgen dat u dat krijgt. Dat wordt opgesteld, maar dat hebben we nu nog niet.”
De heer Ganzevoort (GroenLinks):
“Dank voor die toezegging.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 20, item 8
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
13 februari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 februari 2023
toezegging gedaan
Toezegging Onderzoek ondergrens opensourcecommunities en financiële ondersteuning (34.972 / 35.868) (T03659)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van den Berg (VVD) en Talsma (ChristenUnie), toe dat zij onderzoek zal doen naar of een ondergrens kan worden gedefinieerd voor opensourcecommunities en hoe dit juridisch kan worden verankerd. Ook zal er gekeken worden naar financiële ondersteuning.
Nummer | T03659 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 21 februari 2023 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | prof. dr. C.F. van den Berg (VVD) mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | digitale overheid opensourcecommunity |
Kamerstukken | Novelle Wet digitale overheid (35.868) Wet digitale overheid (34.972) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 10, item 12 - blz. 12
De heer Talsma (ChristenUnie):
(…)
“Een ander punt van aandacht is in dit debat al eerder aan de orde geweest. Dat blijft de invulling en toepassing van open source. Dat is iets waar mijn fractie op zichzelf positief tegenover staat. Voor dit onderwerp is er in de parlementaire behandeling al veel aandacht gewest. De antwoorden van de staatssecretaris hebben in toenemende mate helderheid geboden. Het moet gaan om software die transparant is en waarvan de broncodes gepubliceerd zijn. Ook moet er een zogeheten "community" omheen zitten, die ervoor zorgt dat er steeds weer wordt gewerkt aan het verbeteren van de software. De staatssecretaris noemde die community zelfs "superbelangrijk". Dat is een citaat. Juist dat superbelangrijke krijgt mijn fractie maar niet goed helder. Het door de staatssecretaris zelf gehanteerde fraaie voorbeeld van de cv-ketel, die geïnstalleerd moet worden en daarna regulier onderhoud krijgt, is hier niet meer bruikbaar, of de staatssecretaris moet een wel heel buitenissig onderhoudsprogramma voor haar verwarming hebben. Hoe zit het dan wel? De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij zelf gaat stimuleren "dat er een community komt die meekijkt op alle bij inlogmiddelen gebruikte softwarecomponenten". Kan de staatssecretaris zo concreet mogelijk uitleggen wat zij hiermee bedoelt en wat we op dit punt van haar te verwachten hebben? Kan de staatssecretaris uitleggen of, en zo ja hoe, die "superbelangrijke" community's formeel worden ingebed?”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 23
De heer Van den Berg (VVD):
(…)
“Wat bij mij verder overblijft, is het punt over de community die bijdraagt aan de veiligheid van de open source en de kwaliteit van de opensourcemiddelen. De staatssecretaris geeft aan dat zij animo ziet onder vrijwilligers om die rol op zich te nemen. Zij kan bug bounty's inzetten en onze regering hecht er belang aan dat dit goed geregeld is. Ik vind dat toch vrij zacht en vrij vrijblijvend blijven, want er is nergens gedefinieerd wat dan een goede community is of wat een goed functionerende community is, noch in omvang noch in kwaliteit. Dus we weten niet wanneer dat functioneren door het ijs zou zakken. Bovendien zegt de staatssecretaris dat de regering een inspanningsintentie heeft, maar geen juridisch geregelde verantwoordelijkheid. Graag zou ik van de staatssecretaris een toezegging krijgen dat een ministeriële regeling op dit punt verder wordt aangescherpt. Die moet dan meer duidelijkheid geven over wat de ondergrens is van het functioneren van die community en duidelijkheid geven over hoe de verantwoordelijkheid voor het voldoende functioneren van die community juridisch geregeld is.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 24
De heer Talsma (ChristenUnie):
“De vragen rondom de community's die ik in eerste termijn heb gesteld, zijn zojuist ook gesteld door collega Van den Berg. Ik sluit mij omwille van de tijd aan bij de vragen die hij daarover heeft gesteld.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 20, item 8 - blz. 28
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“De heer Van den Berg en de heer Talsma vragen of er een soort ondergrens kan worden gedefinieerd voor opensourcecommunity's, zodat de kwaliteit daarvan zodanig voldoende is dat ze daadwerkelijk een functie hebben en kunnen zorgen voor het verbeteren van de software, en of dat in de ministeriële regeling kan worden opgenomen. Ik wil graag onderzoeken hoe ik dat juridisch kan verankeren. De vraag is al een paar keer gesteld en ook ik hecht eraan dat we voor onszelf definiëren wat een opensourcecommunity op z'n minst zou moeten kunnen realiseren. Ik weet niet of de ministeriële regeling daar de goede plek voor is, omdat die vooral gaat over de eisen die we stellen aan partijen die een erkenning vragen. Maar ik wil wel heel graag kijken of we dit op de een of andere manier ook juridisch kunnen onderbouwen en in ieder geval helder kunnen hebben wat onze ondergrens is, als het gaat over het functioneren van die community's. Ik ben het overigens eens met mevrouw Gerkens, die zegt dat die community's er gelukkig zijn, dat ze een hele belangrijke rol spelen en dat het over het algemeen helemaal niet nodig is om ze te stimuleren. Gelukkig is die zekerheid er in de digitale wereld.
Dan gaat het in de vraag van de heer Van den Berg nog over die financiële ondersteuning. Als het nodig is, kan ik er dus een bijdrage aan leveren, maar de onafhankelijkheid wordt natuurlijk ingewikkelder als je van tevoren ook dingen gaat regelen. Als we geld geven, wil je misschien ook nog anderszins dingen geregeld hebben. Onze ervaringen tot nu toe zijn dat dat voldoende is. Maar goed, als wij zien dat er niemand meer meekijkt naar die broncodes, is er altijd nog de mogelijkheid dat je dat op de een of andere manier anderszins gaat stimuleren. Dan lijken dingen als bug bounty's interessanter dan daadwerkelijk zeggen: doe een analyse op dit of dat. Hoewel, dat doen we op andere plekken ook. Maar zo'n bug bounty is veel onafhankelijker. Ik snap het, en ik zal het graag meenemen, in combinatie met het eerste punt dat ik net noemde.”
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 20, item 8
-
behandeling Verslag EK 2022/2023, nr. 10, item 12
-
11 maart 2025
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
11 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de stand van zaken van diverse toezeggingen en van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
Voor kennisgeving aangenomen op 21 januari 2025.
EK 26.643 / 36.382 / CXLVII, H
-
-
8 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de stand van zaken van diverse toezeggingen en van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
Voor kennisgeving aangenomen op 21 januari 2025.
EK 26.643 / 36.382 / CXLVII, H
-
-
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 februari 2023
toezegging gedaan
Toezegging Cultuur en ethiek worden als onderwerpen bespreekbaar gemaakt bij AI-gebruik binnen de overheid (CXLVII) (T03661)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Verkerk (ChristenUnie), toe dat cultuur en ethiek als onderwerpen bespreekbaar worden gemaakt bij AI-gebruik binnen de overheid.
Nummer | T03661 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Prof.dr. M.J. Verkerk (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | cultuur ethiek AI-gebruik |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 45
De heer Verkerk (ChristenUnie):
(…)
“Voorzitter. Collega Gerkens ging uitgebreid in op ethiek. Ik heb daarover ook even een interruptie gehad. De vraag is of het voldoende is als er alleen maar onderwijs in ethiek is. Ik heb jaren in het bedrijfsleven gewerkt. Meerdere keren heb ik bij vragen aan mijn bazen het woord "ethiek" gebruikt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik heel snel heb geleerd dat dat niet echt helpt en niet prettig is, want het wordt je gewoon verboden om het woord "ethiek" te gebruiken. Ik heb vervolgens de ethische vraag vertaald in een economische vraag. Toen werd er geluisterd.
Waarom vertel ik dit? Ik vertel dit omdat cultuur ook belangrijk is. Als je ethiek aan de orde wilt stellen, moet je ook over cultuur willen praten. De staatssecretaris zei: misschien was SyRI niet fout gegaan als we goede wetgeving hadden gehad. Misschien is dat zo. Maar ik zou hier ook willen opmerken dat zelfs als wij goede wetgeving hadden gehad, je ook een cultuur moet hebben waarin er een volledig respect is voor de waarden die aan die wetgeving ten grondslag liggen. Ik zou in dat verband aan de staatssecretaris willen vragen of zij een toezegging kan doen om dit punt van cultuur, het bespreekbaar maken van ethiek, op haar manier te bevorderen. Ik denk trouwens ook aan de motie van mevrouw De Blécourt, die zegt dat wij die kennis ook moeten hebben bij de griffie. Ik deel dat, maar dan moet ook bespreekbaar zijn dat die kennis van de griffie ook wordt gebruikt in de commissies en dat de commissies daarin ook iets worden opgevoed, als ik het zo mag uitdrukken.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 49
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Dan is er nog een vraag van de heer Verkerk: kan ik toezeggen dat cultuur en ethiek als onderwerpen bespreekbaar worden gemaakt? Dat doe ik heel graag. Het is natuurlijk superbelangrijk dat dat onderwerp aan de orde is. Ik denk dat het ook al eerder in het debat aan de orde kwam. Natuurlijk kunnen we heel goede wetten en regels en kaders maken, maar het gaat ook over de manier waarop je het doet, en daarbij ook over de manier waarop we het bespreken. Dat is een van de thema's. Dat blijkt denk ik ook uit de rapporten, zoals uit het rapport van de parlementaire enquête over de problemen bij de toeslagen. Ik bedoel dat toch ook heel erg de nadruk die er was op fraudebestrijding heeft geleid tot het maken van algoritmes waarmee fraude kon worden gedetecteerd. Dat maakt natuurlijk ook iets uit in de context waarin algoritmes worden gemaakt. Dus ik denk dat daar voor ons allen een belangrijke taak ligt op het punt van die cultuur, en een taak om die ethische vragen steeds te blijven stellen, ondanks goede regels en kaders.
Een andere vraag van de heer Verkerk was om te reflecteren op het feit dat AI geen emotie kent en een rechter wel. Dat is ook precies waar het om gaat. Hoe slim AI ook kan zijn en hoe veel er ook in kan zitten in termen van emotieherkenning enzovoorts, enzovoorts — dat zijn ook allemaal vraagstukken waar we het over moeten hebben: in hoeverre vinden we dat wenselijk? — de menselijke tussenkomst bij de overheid is wat mij betreft zo ontzettend belangrijk. We weten niet of AI dat in de toekomst misschien wel zal kunnen. We wisten een jaar geleden ook niet dat er zoiets bestond als Bing of Bard of ChatGPT. Misschien heeft meneer Otten over een kwartier nog een nieuwe gevonden. Maar de kern is dus dat het daarom zo belangrijk is dat die menselijke tussenkomst er blijft. We moeten onszelf dus steeds de vraag stellen welke van deze technologieën wij willen gebruiken in het werk van de overheid.”
De heer Verkerk (ChristenUnie):
“Ik wil toch even op heel positieve wijze reageren op de beantwoording door de staatssecretaris. Ik vind het heel mooi dat u, sprekende over ethiek, zegt: in dat kader moeten we ook de cultuur bespreekbaar maken, maar dat moeten we echt doen in de context. Ik denk dat dat de kern van ethiek is: in een heel concrete context begin je met ethische bezinning en wil je het bespreekbaar maken. Ik dank u dus voor uw toezegging en zie met belangstelling uit naar de manier waarop u het gaat uitvoeren. Ik hoop dat we elkaar daar nog eens over mogen spreken, maar zeker weet ik dat niet.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Dank u wel. Het zal nog best een hele klus zijn, maar gelukkig zie ik ook — dat vind ik zelf ook fijn om te zien — dat de ethische kaders steeds meer worden gebruikt, niet alleen binnen ministeries, maar ook binnen lagere overheden. Dan wordt er goed gekeken naar die vraagstukken: hoe gaan we dit beleid nou implementeren, hoe gaan we om met dit soort vraagstukken? Ik noemde al het voorbeeld van de introductie van camera's, bodycams, in de gemeente Utrecht.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
9 juli 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
18 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de voortgang en afdoening van moties en toezeggingen die raken aan het onderwerp artificiële intelligentie en algoritmes
Voor kennisgeving aangenomen op 18 juni 2024.
EK, Q
-
-
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Gesprek met minister voor Rechtsbescherming betreffende IT en algoritmes meenemen in vroeg stadium nieuwe wet- en regelgeving (CXLVII) (T03662)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe dat zij in gesprek zal treden met de minister voor Rechtsbescherming aangaande het vroegtijdig meenemen van IT en algoritmes bij het ontwikkelen van nieuwe wet- en regelgeving.
Nummer | T03662 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | G. Prins (CDA) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | algoritmen wetgevingsbeleid AI-gebruik IT |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 10
Mevrouw Prins (CDA):
(…)
“Voorzitter. Er wordt dus gewerkt aan het beter beheersen van de inzet van algoritmen bij de ontwikkeling en uitvoering van wet- en regelgeving. Het kabinet geeft daarbij aan dat daartoe ook de werkmethodes wetsanalyse en de Calculemus-FLINT-initiatieven worden ingezet. Zo komt er een handzaam instrument voor het zogenaamde uitvoeringsgericht wetgeven, dit ter ondersteuning van beleidsmakers, wetgevingsjuristen en uitvoerders. Onze fractie ondersteunt deze aanpak en heeft nog wel een paar vragen en opmerkingen.
Bij het genoemde team dienen uitdrukkelijk ICT'ers betrokken te zijn, maar dan wel mensen die de technologie en de consequenties van de inzet ervan kunnen overzien, die dus kunnen schakelen tussen inhoud en techniek en die beseffen dat techniek toepassen betekent dat je ook ethiek toepast. Graag een toezegging in dezen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 33
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“U vroeg ook naar een thema dat ook door anderen is genoemd: hoe zorgen we ervoor dat ICT'ers in een vroeg stadium betrokken zijn bij het maken van wetgeving, zodat je niet nog een hele vertaalslag moet maken die ertoe leidt dat je wellicht niet met de wet bereikt wat je er eigenlijk mee wilde bereiken? Het gaat er ook om dat je ervoor zorgt dat de mensen die de wetten maken, voldoende technologiekennis hebben om te zien wat de consequenties zijn van bepaalde keuzes die erin zitten. Die brede toepassing van die werkmethodes, of het nou gaat over dat Calculemus-FLINT of de wetsanalyses die wij zelf aan het ontwikkelen zijn, bevorder ik heel graag, omdat het namelijk zo ontzettend nodig is. Samen met de minister voor Rechtsbescherming ga ik kijken hoe we dat kunnen vertalen in het wetgevingsbeleid, juist om te zorgen dat bij nieuwe wet- en regelgeving die we maken, we al in een heel vroegtijdig stadium de vertaling in de uitvoering meenemen, in dit geval de uitvoering in IT en in algoritmes.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 januari 2025
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
24 januari 2025
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
18 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juni 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de voortgang en afdoening van moties en toezeggingen die raken aan het onderwerp artificiële intelligentie en algoritmes
Voor kennisgeving aangenomen op 18 juni 2024.
EK, Q
-
-
30 januari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
16 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Gesprek met minister voor Rechtsbescherming betreffende evaluatiebepalingen toetsing AI-gebruik (CXLVII) (T03663)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat zij in gesprek zal gaan met de minister voor Rechtsbescherming aangaande het vormen van concrete evaluatiebepalingen bij toetsing AI-gebruik.
Nummer | T03663 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | artificiële intelligentie |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 22
De heer Dittrich (D66):
(…)
“Voorzitter, ik ga weer door. Wetsvoorstellen die door de Eerste Kamer zijn aangenomen en die met behulp van AI ten uitvoer worden gelegd, zullen echt een heel heldere evaluatiebepaling moeten gaan behelzen. Het gebruik en de effecten van AI moeten daarin onder de loep worden genomen. Maar — het is ook al eerder door anderen gezegd — er zijn natuurlijk ook wetsvoorstellen, denk aan de Wet politiegegevens, die helemaal geen AI regelen. Dus we hebben ons daar in de Eerste Kamer helemaal niet over uitgesproken. De praktijk gaat het dan wel doen met dat Criminaliteits Anticipatie Systeem, het CAS. Dat is door de rechter natuurlijk opzijgezet, omdat dat ging discrimineren en aan etnisch profileren ging doen. Dus er zijn wetten die al aanvaard zijn door de Kamer, waar op zichzelf geen AI-element in zit, maar waarbij de praktijk het gaat doen. Daar moeten we natuurlijk ook een vinger achter zien te krijgen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe zij staat tegenover het opnemen van toetsing op AI-gebruik bij evaluaties van alle relevante wetten.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 40-41
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Dan heeft u ook gevraagd naar de evaluaties van relevante wetten en om daar ook de toetsing op AI in mee te nemen. Die evaluatiebepaling kan natuurlijk in wet- en regelgeving worden opgenomen. Ik vind het wel goed om samen met mijn collega voor Rechtsbescherming nog even te onderzoeken hoe we ook, mocht het een wet zijn waarbij AI bij de uitvoering een rol speelt, zo'n evaluatiebepaling kunnen uitwerken.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 48
De heer Dittrich (D66):
(…)
“Ik ben blij met de toezegging over onderzoek naar de cookieregeling en welke consequenties die heeft in relatie met het publieke goed van data-eigenaarschap. Ik ben ook blij met de toezegging van de staatssecretaris dat zij met de minister voor Rechtsbescherming om de tafel gaat zitten voor heldere evaluatiebepalingen. Zij gaat ons daar dan ook iets over berichten.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Implementatiekader voor zomer inclusief praktische overzichten Rathenau Instituut (CXLVII) (T03664)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe dat de eerste versie van het implementatiekamer voor de zomer verschijnt, inclusief de praktische overzichten gemaakt door het Rathenau Instituut.
Nummer | T03664 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 januari 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | G. Prins (CDA) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | algoritmische besluitvorming artificiële intelligentie Implementatiekader overheid |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 10
Mevrouw Prins (CDA):
(…)
“Er zijn reeds verschillende instrumenten ontwikkeld, zoals het Impact Assessment voor Mensenrechten bij de inzet van Algoritmes, het zogenaamde IAMA, en een AI-impactassessment dat naast mensenrechten ook de nadruk legt op de technische robuustheid. De EU werkt op dit moment aan een Europese AI-verordening die onder andere een risicoanalyse verplicht bij hoogrisico-AI-systemen. In de tussentijd werkt het kabinet aan mogelijke inbedding van mensenrechtentoetsen in werkprocessen en -cultuur en komt er een implementatiekader algoritmen, dat dus ook een mensenrechtentoets bevat. Onze vraag is: geldt dit implementatiekader ook voor de diverse uitvoeringsorganisaties?
Het Rathenau Instituut heeft een praktisch overzicht gemaakt van de inzet van algoritmen, met zeven vragen met toelichting; zie hun rapport Algoritmes afwegen van 17 mei van het afgelopen jaar. Worden deze vragen meegenomen in het implementatiekader? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat het implementatiekader verplicht wordt? En welke bezwaren zouden er zijn om in de basis deze gegevens openbaar te maken, tenzij bijvoorbeeld de veiligheid en privacy van personen in het geding zijn? Graag een reactie.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 32-33
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Dan zijn er nog vragen gesteld over het implementatiekader dat we zelf willen maken. In dat implementatiekader willen we voor overheidsorganisaties helder en inzichtelijk maken waar je naar moet kijken als je aan de slag wilt gaan met een algoritme op basis van wetgeving die er al is, bijvoorbeeld de AVG of de Algemene wet bestuursrecht, maar ook op basis van nieuwe wet- en regelgeving, bijvoorbeeld de AI Act en Europese regelgeving. Zo is helder wat de normen, de eisen en de wetten zijn en wat de stappen zijn die je moet doorlopen om ervoor te zorgen dat als je een algoritme ontwikkelt, dat voldoet aan de vereisten die we eraan willen stellen en die dan ook moeten gelden voor de hele Nederlandse overheid.
U heeft ook aangegeven dat het Rathenau Instituut een aantal van die praktische overzichten heeft gemaakt. Die willen we daar natuurlijk in meenemen, want die zijn ontzettend belangrijk. We gaan zorgen dat we de eerste versie van dit implementatiekader voor de zomer maken, zodat het zich verder kan ontwikkelen. We gaan het namelijk zo veel mogelijk open source doen, zou je kunnen zeggen, door ervoor te zorgen dat iedereen mee kan kijken en dat het ook verbeterd kan worden op basis van informatie en verder gebruik door verschillende partijen.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 44
Mevrouw Prins (CDA):
(…)
“We zijn blij met de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan dat het implementatiekader straks uitdrukkelijk voor de hele overheid en de uitvoeringsinstanties gebruikt moet worden. Ook zijn wij blij met de toezegging dat er regelmatig zal worden geëvalueerd om te kijken of er geen ongewenste effecten kunnen optreden.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
11 februari 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
8 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de stand van zaken van diverse toezeggingen en van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
Voor kennisgeving aangenomen op 21 januari 2025.
EK 26.643 / 36.382 / CXLVII, H
-
-
8 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de stand van zaken van diverse toezeggingen en van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
Voor kennisgeving aangenomen op 21 januari 2025.
EK 26.643 / 36.382 / CXLVII, H
-
-
18 juni 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 juni 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de voortgang en afdoening van moties en toezeggingen die raken aan het onderwerp artificiële intelligentie en algoritmes
Voor kennisgeving aangenomen op 18 juni 2024.
EK, Q
-
-
28 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Informeren Kamer na onderzoek cookieregeling en data-eigenaarschap (CXLVII) (T03665)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat de Kamer geïnformeerd wordt over het onderzoek naar de cookieregeling en welke consequenties die heeft in relatie met het publieke goed van data-eigenaarschap.
Nummer | T03665 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | cookieregeling data-eigenaarschap onderzoek |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 21
De heer Dittrich (D66):
(…)
“Hoe ver reikt dataeigenaarschap? Dat is een vraag die Kathalijne Buitenweg opwerpt in haar boek over AI. Wij vinden dat individuele mensen — je kunt dat natuurlijk laten zeggen via het cookiesysteem — afstand doen van hun eigenaar- schap, maar wij zouden het vergaren van data, de profielen die daaruit voortkomen door zelflerend AI en het beheer daarover eigenlijk moeten gaan zien als een publiek goed en niet meer als een particuliere beslissing. Mijn vraag is hoe de staatssecretaris dat ziet en wat voor consequenties dat zou hebben voor onze wetgeving.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 40
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“U had ook nog een vraag die best lastig is, over data-eigenaarschap. In de digitale wereld speelt dat natuurlijk een grote rol. In heel veel gevallen geef je anderen toestemming om data die van jou, van jezelf, zijn te gebruiken. Als je bijvoorbeeld een app downloadt op je telefoon, klik je heel vaak op ja. Ook bij cookies zeg je vaak: ja, ja, ja. Daarmee geef je toestemming voor het vergaren van data, en niet alleen voor het vergaren daarvan, maar ook voor het maken van profielen daarvan en het doorverkopen van die data. Ik vind het ontzettend belangrijk dat de komende tijd veel meer mensen regie krijgen over hun digitale leven en daarmee ook over hun eigen data. Daarvoor is het introduceren van bijvoorbeeld persoonlijke datakluizen ongelofelijk belangrijk, want dan kun je je eigen gegevens in een kluis hebben. Dan deel je ze alleen met anderen wanneer je vindt dat dat echt nodig is en dan doe je dat ook heel bewust. Ik denk dat het ons allemaal wel overkomt of overkomen is — mij in ieder geval wel — dat je door ja, ja, ja te toetsen ongelofelijk veel akkoord geeft voor het delen, gebruiken en verkopen van data. Of het nou gaat over je locatie, de foto's op je telefoon, je contactprofielen of soms zelfs je toetsenbordaanslagen: we zijn er denk ik zeer ruimhartig in. Ik denk dat het vooral van belang is dat mensen zich daar niet alleen bewust van zijn — daar wil ik hen de komende tijd graag samen met de minister voor Rechtsbescherming meer over informeren — maar er ook meer regie over krijgen.”
De heer Dittrich (D66):
“Daar wil ik dan toch nog een vraag over stellen. Mevrouw Buitenweg poneert in haar boek over onder andere data-eigenaarschap de stelling dat je, als je als individu akkoord gaat met bijvoorbeeld zo'n cookievraag, meewerkt aan het verspreiden en delen van allerlei data, waaruit weer allerlei dingen gegenereerd worden. Zij hangt de stelling aan dat de overheid hierin meer aan zet moet zijn, omdat je als het ware niet meer als individu eigenaar bent van dat ene kleine stukje, maar dat het een publiek goed is geworden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is dus of zij, naast de datakluizen waarover ze het had, een rol voor de overheid ziet om hier iets mee te doen.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Die datakluizen zijn niet onbelangrijk, want die bepalen in sterke mate en heel specifiek aan wie je welk soort gegevens over jezelf geeft. Als je een auto huurt, maakt het autoverhuurbedrijf nu vaak een kopietje van je rijbewijs, terwijl in feite de enige informatie die ze nodig hebben, is of jij een geldig rijbewijs hebt. Dat zou ook met een vinkje kunnen. Dus dat soort dingen, dataminimalisatie en alleen maar delen wanneer je dat ook zelf wil, zijn wel een belangrijke factor. De vraag gaat vooral over die cookieregelgeving. Die is er heel erg op gericht dat je echt zelf consent geeft, dat je zelf instemt met het delen van je data, maar omdat het vaak zoveel makkelijker is om op "ja" te klikken dan op "nee", omdat je dan nog heel veel vervolgvragen moet beantwoorden, klikken veel mensen bij wijze van spreken bij het kopen van een paar sokken online heel makkelijk maar op "ja, ja, ja, ja". Daarmee geven ze inderdaad toestemming tot het delen van heel veel informatie over henzelf die helemaal geen verband houdt met hetgeen ze op internet gekocht hebben. Dat gaat vaak nog veel breder, omdat die vragen vaak worden opgerekt. Ik vind het wel interessant om de komende tijd juist die cookieregelging verder te onderzoeken. Ik denk dat het nu veel te makkelijk is om "ja" te zeggen. Daarmee deel je heel veel data. Dat doe je soms trouwens ook bij de installatie van je telefoon. Denk maar aan de vraag die je af en toe krijgt: vindt u het goed dat deze app uw locatie volgt? Veel mensen vullen dan ook "ja" in. Daarmee wordt dan voortdurend gevolgd waar je bent. Ik wil daar wat verder naar kijken, want ik denk dat het goed en relevant is dat we mensen veel duidelijker keuzes geven over dat delen van hun persoonlijke data. Ik zeg niet dat er een overheidsinstantie moet komen die die data allemaal gaat verzamelen of iets dergelijks. By far niet. Ik zeg wel dat we scherper gaan kijken naar hoe we kunnen zorgen dat dat delen van data nog veel meer gebeurt op basis van wat persoonlijk nodig is en dat mensen dat beter beseffen zonder dat ze die data allemaal gratis weggeven. Dat mag van de AVG natuurlijk. Als je zelf "ja" zegt, dan mag dat.”
De heer Dittrich (D66):
“Dat laatste is het probleem. Mag ik het als een toezegging zien dat u de Kamer informeert nadat dat onderzoek is afgerond, zodat we daarover hier verder kunnen doorpraten?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Ja, zeker.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 48
De heer Dittrich (D66):
(…)
“Ik ben blij met de toezegging over onderzoek naar de cookieregeling en welke consequenties die heeft in relatie met het publieke goed van data-eigenaarschap. Ik ben ook blij met de toezegging van de staatssecretaris dat zij met de minister voor Rechtsbescherming om de tafel gaat zitten voor heldere evaluatiebepalingen. Zij gaat ons daar dan ook iets over berichten.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
11 maart 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
11 februari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
28 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
13 februari 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Jaarlijks gesprek met Kamer aan de hand van werkagenda ontwikkelingen AI (CXLVII) (T03666)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Blécourt-Wouterse (VVD), toe dat jaarlijks aan de hand van de werkagenda met de Kamer gesproken zal worden over de ontwikkelingen in de AI.
Nummer | T03666 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Mr. M.A. de Blécourt-Wouterse (VVD) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | artificiële intelligentie gesprek ontwikkelingen werkagenda |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 12
Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):
(…)
“Voorzitter. Het Rathenau Instituut heeft naar aanleiding van alle presentaties door deskundigen handvatten opgesteld voor de Eerste Kamer die de Eerste Kamer zou kunnen gebruiken om wetten te toetsen. Juist omdat AI niet statisch is, maar de toepassingen zich in een rap tempo ontwikkelen, dient dat in de visie van de VVD-fractie een doorlopend proces te zijn. Eerste Kamerleden zullen zich moeten blijven bijscholen. De VVD-fractie is van mening dat de snelle ontwikkeling van het AI-onderwerp vraagt om een evaluatie op regelmatige basis. De staatssecretaris geeft dat zelf in haar brief ook aan. De VVD-fractie stelt voor om dat te doen via een jaarlijks gesprek tussen de staatssecretaris en de leden van de Eerste Kamer op basis van een beknopte rapportage van de staatssecretaris over de laatste ontwikkelingen en inzichten van dat jaar.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 36
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Dan ga ik over naar de vragen die door mevrouw De Blécourt van de VVD zijn gesteld. Zij heeft het gehad over de handvatten die door het Rathenau Instituut zijn opgesteld op basis van de vragen die zij aan hen heeft gesteld. De vraag was ook of er regelmatig geëvalueerd kan worden als het gaat over algoritmes. Dat is precies wat ik ook van belang vind. U vroeg ook of we daar met regelmaat over kunnen spreken. Dat lijkt me heel goed. We hebben sowieso toegezegd dat we over de werkagenda die we hebben gemaakt en die onder andere gaat over algoritmes, inzicht in algoritmes, toezicht op algoritmes en de wetgeving rondom algoritmes, jaarlijks met elkaar spreken, ook om aan te geven hoe we daarin staan. Dan kunnen we het ook hebben over waar we het eerder deze avond over hadden, namelijk het vraagstuk wat we zien als nieuwe technologieën. Dezelfde conferentie als waar ik vorige week was, had het vorig jaar vooral over Googlebrillen en de meta- verse. Dat was nu alweer bijna oud nieuws, terwijl er net zo goed over die technologie nog heel veel vragen te stellen zijn. Wat mij betreft doen we dat dus jaarlijks aan de hand van de werkagenda.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 45
Mevrouw De Blécourt-Wouterse (VVD):
“Ik dank de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording van onze vragen. Ik dank haar ook voor de toezeggingen zoals ik die heb gehoord, namelijk allereerst dat er jaarlijks een gesprek zal zijn tussen de staatssecretaris en de Eerste Kamer over de ontwikkelingen van AI. Ten tweede, dat er AI-cursussen zullen worden gegeven in het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs, dat de staatssecretaris dat heel belangrijk vindt en dat dat onderdeel zal worden van de digitale geletterdheid in brede zin. Ten derde, dat zij zal samenwerken met de Raad van Europa en met gelijkgestemde landen buiten Europa op dit zo belangrijke onderwerp.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
18 juni 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
6 juni 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de voortgang en afdoening van moties en toezeggingen die raken aan het onderwerp artificiële intelligentie en algoritmes
Voor kennisgeving aangenomen op 18 juni 2024.
EK, Q
-
-
28 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
16 april 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 februari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Publicatie mensenrechtentoetsen AI-gebruik (CXLVII) (T03667)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe dat mensenrechtentoetsen met betrekking tot AI-gebruik gedaan en herhaald worden. Bovendien zullen de toetsen worden gepubliceerd.
Nummer | T03667 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | artificiële intelligentie mensenrechtentoets publiek |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 27
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Dan de vraag van mevrouw Veldhoen over het Impact Assessment voor Mensenrechten. Wij vinden het ongelofelijk belangrijk dat dit onderdeel wordt van ons implementatiekader. Als de overheid gebruik gaat maken van algoritmes om wetten uit te voeren of besluitvorming te ondersteunen, dan vinden wij het belangrijk dat er een mensenrechtenassessment wordt gedaan.
Het idee is overigens dat diezelfde mensenrechtenassessments onderdeel zijn van de Europese besluitvorming. Dat is op dit moment opgenomen in het voorliggende voorstel. Dat voorstel is nog in discussie in het Europees Parlement; samen met de Commissie zitten wij daar in de voorfase van de triloogfase. Maar wij willen dat in ieder geval opnemen in het implementatiekader dat wij voor onszelf willen laten gelden. Dat willen wij doen door zo duidelijk mogelijk een stappenplan te maken waarbij helder is hoe en wanneer deze besluiten worden genomen. Overigens werden deze vragen over het Impact Assessment voor Mensenrechten ook door een aantal andere Kamerleden gesteld. Wij willen dus heel graag dat die mensenrechtentoets wordt gedaan.
Die toets moet ook meermalen worden herhaald. Die is juist ook zo belangrijk om te voorkomen dat je niet alleen bij de start van de inzet van algoritmes, maar ook tijdens het gebruik opnieuw toetst of er niet sprake is van ontstane bias in het systeem, of het algoritme uiteindelijk niet de besluiten neemt en als zodanig niet voldoet aan de mensen- rechten dat het niet meer kan worden ingezet of niet tot de goede resultaten leidt. Die mensenrechtentoetsen worden dus steeds herhaald.”
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
“Ik ben blij om te horen dat die mensenrechtentoetsen worden gedaan en ook steeds weer worden herhaald. Dat is een hele mooi stap. Worden de uitkomsten van die mensenrechtentoetsen ook steeds gepubliceerd? Dat was een van mijn vragen.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Wat de overheid betreft is het antwoord daarop ja. Dat is ons idee. Behalve wanneer het om heel bijzondere redenen niet zou kunnen, bijvoorbeeld als het gaat om veiligheid; bij hele specifieke onderwerpen dus. Maar in principe is het antwoord ja. In het kader van de Europese verordening is dat niet zo. De toezichthouders hebben dan wel toegang — in ons geval zou dat de Autoriteit Persoonsgegevens zijn — maar het is niet noodzakelijk dat het wordt gepubliceerd. Maar wij gaan het voor overheidsalgoritmes publiceren.
Dan het risico op profileren en strafbare feiten. Dat ging om de vraag of er een overzicht te maken is van lokale of nationale overheden die gebruikmaken van risicoprofielen om eventuele strafbare feiten of frauderisico's te detecteren. Eigenlijk zijn we dat aan het doen. We hebben het algoritmeregister gemaakt. Dat register is nog niet volledig gevuld, maar we hebben het gelanceerd. Ons idee is dat ieder algoritme dat de overheid gebruikt daarin wordt geregistreerd. Dat zijn dus ook algoritmes die tot doel hebben risico's te detecteren of te profileren, voor zover dat überhaupt mag. Nogmaals, we zullen heel terughoudend zijn als het gaat over het inzetten van profilering op basis van kenmerken die leiden tot discriminatie of anderszins. Alle algoritmes die wij gebruiken van het type hoog risico — dat zijn alle algoritmes waarin persoonsgegevens worden verwerkt — stoppen we in dat register. Het zal dus ook duidelijk zijn welke dat zijn. Een van de vakjes in het register die moeten worden ingevuld, is of er een mensenrechten- toets is gedaan en, zo ja, wat de uitkomsten daarvan zijn.”
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
“Ik wil het toch nog even specificeren. Wordt in zo'n register ook duidelijk dat het om hoogrisicoalgoritmes gaat? Met andere woorden: als je in dat register kijkt, wordt dan ook duidelijk bij welk type gebruiker er sprake is van een hoogrisicogebruik, zodat je als burger niet eerst door een enorme waslijst moet maar meteen kunt zien dat het bij- voorbeeld gaat om een risicoanalyse ten aanzien van strafbare feiten of fraude? Is het voor de burger dus inzichtelijk of er sprake is van een hoog of laag risico?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Sowieso willen we in dat register alleen hoogrisicoalgoritmes opnemen, dus niet de algoritmes die de liften in de ministeries aansturen of dat soort algoritmes die we bij de overheid ook gebruiken. Het gaat over de hoogrisicoalgoritmes. Die moeten daarin staan. Het register zal niet altijd voor een burger makkelijk toegankelijk zijn. Het is er vooral om aan ngo's, onderzoekers en wetenschappers te laten zien dat die algoritmes er zijn. Nogmaals, wat we bij individuele besluitvorming kunnen gaan overwegen — daarover hadden we het eerder al — is om voor een burger inzichtelijk te maken dat bij een genomen besluit een algoritme is gebruikt. Je kunt dat algoritme natuurlijk uitzoeken. Alleen maar zeggen dat er een algoritme is toegepast bij besluit- vorming is onvoldoende. Het register probeert ook inzicht te bieden in zo'n algoritme. Maar goed, het vergt wel enige kennis als je daar meer over wilt weten. We proberen dat zo goed mogelijk te doen door kenbaar te maken hoe het in elkaar zit en op basis van welke feiten en gegevens besluitvorming plaatsvindt, maar het zal voor burgers soms nog best lastig zijn om echt goed in dat algoritmeregister te zoeken. Maar we proberen het zo goed mogelijk te doen. Onze eerste taak is dan ook om ervoor te zorgen dat het inzichtelijk is en dat mensen die daar onderzoek naar willen”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 43
Mevrouw Veldhoen:
(…)
“Ik ben blij met de toezegging voor versterking van de ondersteuning van de rechtspraak en voor versterking van de Awb ten aanzien van kenbaarheid en motivering ten aanzien van AI-gebruik en dat daarbij het Franse voorbeeld wordt meegenomen. Ook ben ik blij met de toezegging ten aanzien van de publicatie van de mensenrechtentoetsen.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
21 januari 2025
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
8 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de stand van zaken van diverse toezeggingen en van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
Voor kennisgeving aangenomen op 21 januari 2025.
EK 26.643 / 36.382 / CXLVII, H
-
-
6 juni 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de voortgang en afdoening van moties en toezeggingen die raken aan het onderwerp artificiële intelligentie en algoritmes
Voor kennisgeving aangenomen op 18 juni 2024.
EK, Q
-
-
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Regelmatig evalueren ongewenste effecten algoritmische besluitvorming wordt onderdeel van implementatiekader (CXLVII) (T03668)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Prins (CDA), toe dat algoritmische besluitvorming regelmatig zal worden geëvalueerd en dat dit wordt opgenomen in het implementatiekader.
Nummer | T03668 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | G. Prins (CDA) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | discriminatie evaluaties AI-gebruik |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 10-11
Mevrouw Prins (CDA):
(…)
“Voorzitter. Een van de kenmerken van algoritmische systemen is dat zij zich voortdurend doorontwikkelen. Zo kan een systeem zorgvuldig zijn gebouwd, met respect voor de fundamentele rechten van mensen. Echter, in de loop van de tijd kan het systeem door zogenaamde proxywerking toch discriminerend uitwerken. Mijn fractie verzoekt de staatssecretaris de toezegging te doen dat bestaande algoritmische besluitvorming met hoog risico voor de burger regelmatig wordt getoetst op deze ongewenste effecten.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 33
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“U vroeg of we ervoor kunnen zorgen dat als we algoritmes gebruiken, die regelmatig worden getoetst. Dat is precies wat ik ook wil. Ik weet hoe belangrijk het is dat je niet maar een keertje vooraf kijkt of een algoritme goed werkt, maar dat je ook tijdens het gebruik ervan blijft kijken of het dat doet, omdat een algoritme soms ongewenst, bijvoorbeeld door de trainingsdata die soms aan een algoritme worden gegeven, toch een bepaalde bias kan krijgen of discriminerend kan worden. Dat is iets wat je wilt voorkomen. Ik zeg u graag toe dat we daar met regelmaat een evaluatie op toepassen en dat we die onderdeel maken van het implementatiekader.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 44
Mevrouw Prins (CDA):
(…)
“We zijn blij met de toezegging die de staatssecretaris heeft gedaan dat het implementatiekader straks uitdrukkelijk voor de hele overheid en de uitvoeringsinstanties gebruikt moet worden. Ook zijn wij blij met de toezegging dat er regelmatig zal worden geëvalueerd om te kijken of er geen ongewenste effecten kunnen optreden.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
11 maart 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 maart 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de toezegging Regelmatig evalueren ongewenste effecten algoritmische besluitvorming wordt onderdeel van implementatiekader
Voor kennisgeving aangenomen op 11 maart 2025.
EK, S
-
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
28 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
13 februari 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
22 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Gesprek met minister voor Rechtsbescherming gebruik van algoritmes binnen rechtspraak (CXLVII) (T03669)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe dat zij in gesprek zal treden met de minister voor Rechtsbescherming over het gebruik van algoritmes binnen de rechtspraak.
Nummer | T03669 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | algoritmen artificiële intelligentie rechtspraak |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 26
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Dan ga ik in op de vragen die gesteld zijn. Nogmaals, ik zal proberen om dat per fractie te doen. Ik begin met de vragen die gesteld zijn door mevrouw Veldhoen van GroenLinks. Zij gaf aan dat zij zich zorgen maakt over het gebruik van algoritmes in de rechtsspraak en vroeg of er voldoende opleiding en ontwikkeling is binnen de rechtsspraak over de toepassing van artificial intelligence. Ze vroeg ook of ik bereid ben om met de minister voor Rechtsbescherming, Franc Weerwind, hierover in gesprek te gaan. Dat wil ik heel graag doen, want ik weet dat er allerlei mogelijkheden zijn om bij rechtsspraak gebruik te gaan maken van artificial intelligence. Het is natuurlijk ontzettend belangrijk dat dit op de goede manier gebeurt, zodat er nog steeds uitspraken worden gedaan en recht wordt gedaan op de manier die wij, de wetgever en de rechtsspraak zelf, met elkaar beogen.”
De voorzitter:
“Mevrouw Veldhoen, wilt u hier gaan staan, met uw gezicht naar de staatssecretaris en niet met uw rug?”
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
(…)
“Dank voor het antwoord op mijn vragen ten aanzien de rechtsspraak. Kan ik dat zien als een toezegging? Wordt er teruggekoppeld aan deze Kamer wat de uitkomst van dat overleg is?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Ja, dat doe ik heel graag.”
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
“Dank u wel.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
21 januari 2025
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van BZK over de stand van zaken van diverse toezeggingen en van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie
Voor kennisgeving aangenomen op 21 januari 2025.
EK 26.643 / 36.382 / CXLVII, H
-
-
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging Versterking van de Awb ten aanzien van kenbaarheid en motivering bij AI-gebruik en dat daarbij het Franse voorbeeld wordt meegenomen (CXLVII) (T03670)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Veldhoen (GroenLinks), toe dat de kenbaarheid en motivering van AI-gebruik binnen de Awb versterkt wordt en dat daarbij het Franse voorbeeld wordt meegenomen.
Nummer | T03670 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 maart 2023 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. G.V.M. Veldhoen (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Digitalisering (DIGI) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Algemene wet bestuursrecht artificiële intelligentie AI-gebruik |
Kamerstukken | Grip op algoritmische besluitvorming bij de overheid (CXLVII) |
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 26
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Verder vroeg mevrouw Veldhoen of de Algemene wet bestuursrecht zou moeten worden versterkt door te verplichten dat in besluiten moet worden aangegeven dat er gebruik is gemaakt van een algoritme om tot besluitvorming te komen. Zij noemde ook nog een aantal andere elementen. Zij noemde daarbij ook de voorbeelden van Frankrijk en België. Belangrijk is dat algoritmische besluitvorming nu ook al wordt genormeerd door de Algemene wet bestuursrecht en dat daarbij ook de algemene beginselen van behoorlijk bestuur aan de orde zijn. Op dit moment echter wordt door de minister van BZK en de minister voor Rechtsbescherming in het kader van het wetsvoorstel Wet versterking waarborgfunctie Awb onderzocht of er nog aanvullende waarborgen rondom algoritmische besluitvorming wenselijk zijn. Momenteel kijken we daarnaar. We hebben dat nog niet afgerond.
Eén van de varianten die wij echt willen bekijken, is inderdaad het als overheid vermelden van die algoritmische besluitvorming. Natuurlijk moeten wij er ook voor zorgen dat bij besluiten door de overheid op begrijpelijke wijze wordt vermeld hoe zo'n besluit tot stand is gekomen. Er zit dus een algemene component aan — hoe beoordelen wij bij DUO de studieleningen? — maar er zit ook een specifieke component aan. Die gaat er meer over: waarom is het in uw geval zo dat u wel of niet in aanmerking bent gekomen voor een bepaalde toeslag, uitkering of studielening?
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
“Ik heb nog even een aanvullende vraag. Ik heb ook het voorbeeld van Frankrijk genoemd. Daar verliest een beschikking haar geldigheid als niet aan die voorwaarden wordt voldaan. Wordt dat ook meegenomen in dat gesprek?”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Ik zou dat zeker wel in het gesprek willen meenemen. Ik vind dat zelf best een lastig punt, want als het besluit gewoon goed genomen is, is het gek als dat ineens niet meer zou gelden. Ik vind dat een lastig thema, maar ik wil zeker goed naar die wetgeving kijken.
We zijn bezig om de Awb te versterken. Transparantie en inzichtelijkheid zijn daarbij belangrijk. Vooral is het voor een burger of een bedrijf belangrijk om goed kunnen vol- gen: waarom is een besluit genomen en kan ik begrijpen waarom dat besluit zo is uitgevallen? Dat is natuurlijk een heel belangrijke factor. Ik zal dus vragen om dit mee te nemen. Ik kijk zelf ook mee. Of dat ertoe leidt dat we ook dat besluit zullen nemen? Het antwoord daarop moeten we nog even openhouden. Maar uiteraard komt die wet ook weer bij u, dus dan kunnen we dat debat eventueel verder voeren.”
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
“Dank u wel.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 31
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
(…)
“Ja, ik zal het kort houden. Even terug naar het vorige punt, de aanpassing van de Awb. Ik begrijp van de staatssecretaris dat die nu in consulatie is en dat dit daarin wordt mee- genomen. Wat wordt daar dan precies in meegenomen? Is dat inderdaad de motivering zoals ik die heb aangegeven in mijn bijdrage, namelijk dat het gebruik zelf, dus de aard, de data en de analyse die plaatsvindt, wordt meegenomen in de Awb? Voor zover ik heb gezien, zat dat namelijk niet in de weergave die in de brief van de staatssecretaris van 17 februari staat.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Misschien even voor de scherpte. We zijn bezig met het ontwerpen van een aanvulling op de Awb. Die is niet in consultatie, maar in preconsultatie; die is dus nog in een heel vroegtijdig stadium. Ik heb aangegeven, ook in de gesprekken, in het debat, dat ik daarover met u had, dat we gaan kijken hoe de algoritmische besluitvorming daarin een rol moet spelen. De waarborgfunctie van de Awb, dus het feit dat besluiten helder en begrijpelijk moeten zijn, willen we daarin meenemen. Ik heb toegezegd dat we daarvoor ook zullen kijken naar wat er in de Franse wetgeving staat, om te bezien of we daarvan kunnen leren. Nogmaals, ik voegde daaraan toe dat het ook gaat om het thema van het persoonlijk contact, omdat dat ook een relevante factor is in dit soort besluitvorming. Als een burger niet begrijpt waarom een bepaald besluit is genomen, moet hij met een mens, en niet alleen tegen een apparaat, kunnen praten over een toelichting, uitleg of dat soort dingen. Maar we zijn in het kader van dit wetsvoorstel hiermee nog aan het werk.”
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
“Helder. Het ging mij inderdaad om de consultatie, maar het is de preconsultatie.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Ja. We zijn nog niet aan de consultatie toe op dit moment. Wij gaan overigens gebruikmaken van een heleboel input van experts, en dus ook van voorbeelden uit het buitenland.”
Handelingen I 2022-2023, nr. 23, item 9 - blz. 43
Mevrouw Veldhoen (GroenLinks):
(…)
“Ik ben blij met de toezegging voor versterking van de ondersteuning van de rechtspraak en voor versterking van de Awb ten aanzien van kenbaarheid en motivering ten aanzien van AI-gebruik en dat daarbij het Franse voorbeeld wordt meegenomen. Ook ben ik blij met de toezegging ten aanzien van de publicatie van de mensenrechtentoetsen.”
Brondocumenten
-
debat over algoritmische besluitvorming bij de overheid Verslag EK 2022/2023, nr. 23, item 9
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 januari 2026
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
28 mei 2024
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
23 januari 2024
nieuwe commissie: commissie voor Digitalisering (DIGI) -
23 januari 2024
commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) -
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 december 2023
commissie vervallen: commissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
21 maart 2023
toezegging gedaan
Toezegging De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst te vragen om een lijst met mogelijke maatregelen Caribisch Nederland op belastinggebied (36.200 IV) (T03671)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Jorritsma-Lebbink (VVD), toe dat zij aan de staatssecretaris Fiscaliteit zal vragen om een overzicht te maken met mogelijke maatregelen voor Caribisch Nederland, waarbij het voorstel tot het maken van één uitgebalanceerd pakket zal worden meegenomen.
Nummer | T03671 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 4 april 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | A. Jorritsma-Lebbink (VVD) |
Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | BES Caribisch Nederland fiscaliteit |
Kamerstukken | Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2023 (36.200 IV) |
Kamerstukken I 2022/23, 36 200 IV, R, p3.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
(…)
“Ik maak nog een paar opmerkingen over de BES. Naast over de armoedebestrijding in directe zin heb ik ontzettend nagedacht over hoe we nou verder moeten. We hebben er natuurlijk ooit voor gekozen om heel veel wetgeving die in Nederland wel van toepassing is, vooralsnog niet op de BES-eilanden van toepassing te laten zijn. Wordt het niet tijd dat we eens wat fundamenteler gaan kijken of er niet meer wetgeving aan beide kanten van de oceaan geldig zou kunnen zijn? Ik vind het zelf nogal raar dat er op de eilanden geen winstbelasting wordt geheven. Dat vind ik best een beetje raar. Tegelijkertijd vraag ik me het volgende af. Als dadelijk blijkt dat het nodig is dat het minimumloon behoorlijk omhooggaat om de armoede werkelijk te bestrijden, zeker op Bonaire, dan kan je je ook afvragen of je niet een keer moet gaan kijken of je niet nog meer harmonisaties kunt maken. Waarom houden we dan nog een aparte AOV in stand? Moeten we er niet over nadenken om die op termijn ook gelijk te trekken? Misschien moet die commissie dat doen. Misschien is het wel een leuke taak voor de commissie om eens te kijken hoe je een gebalanceerd pakket van zuur en zoet -- zuur is betalen en zoet is krijgen -- in de fiscale sfeer zou kunnen maken. Overigens hebben we een staatssecretaris met veel ervaring op de Cariben. Die heeft zelf misschien ook wel ideeën over hoe we dit goed kunnen aanpakken. Ik heb zelf het gevoel dat we daarnaartoe zouden moeten groeien, al was het maar vanwege het beeld dat ik heb, zeker van Bonaire. Misschien ligt het iets anders op Sint-Eustatius en Saba, maar de sociaal-economische situatie op die eilanden verschilt op zich niet zo heel veel van Nederland. Je kan je afvragen of we er dan niet ook een beetje op dezelfde manier naar moeten kijken.”
Kamerstukken I 2022/23, 36 200 IV, R, p.17.
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)
“Dan vroeg mevrouw Jorritsma over het thema van de wetgeving, breder dan de WolBES of FinBES: kunnen we er niet voor zorgen dat er nog veel meer uniformiteit komt in de wet- en regelgeving? We hebben natuurlijk het principe van "comply or explain", dat we nu echt willen invullen. Dat betekent dat we een inventarisatie hebben gemaakt om het principe van de legislatieve terughoudendheid, zoals dat heette, los te laten. We hebben dus sowieso gezegd dat bij alle nieuwe beleidsontwerpen of nieuwe wetgeving letterlijk moet worden nagekeken of die ook gelden voor Caribisch Nederland, maar we hebben ook een inhaalslag te maken met wetten die vanaf 2010 zijn aangenomen, maar nooit voor de BES zijn ingevoerd. Daar hebben we een lijst, een overzicht, van gemaakt. Dat overzicht hebben we ook naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarop staat prioritaire wetgeving om achterstanden in te halen. Dat lijstje zouden we ook u kunnen toesturen. Daar willen we mee aan de slag. Ook dat zal natuurlijk tijd kosten, maar dat lijstje hebben we in ieder geval gemaakt om ervoor te zorgen dat we die wetgeving kunnen aanpassen.”
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
“Ik heb met name geduid op de fiscaliteiten, waar volgens mij nog veel meer mogelijk zou zijn. Daarnaast hebben we dan de voorzieningen. Ik zeg altijd maar: het is zoet en zuur, wat de overheid int en wat de overheid uitgaat. Ik hoop dat we daar nog eens een pakketje van kunnen maken waarmee we nog iets meer balans kunnen krijgen.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“We zouden moeten navragen welke concrete voorstellen er nu zijn, maar in december heeft de staatssecretaris Fiscaliteit een ronde langs de BES-eilanden gemaakt om een inventarisatie te maken. Een van de thema's die hij opnieuw heeft opgehaald, is de dubbele betaling van invoerrechten. Als je bijvoorbeeld iets invoert naar Curaçao betaal je daar en vervolgens betaal je op Bonaire een tweede keer. Zo zijn er een aantal thema's waarvan de staatssecretaris een pakket wil maken om mee aan de slag te gaan. Ik kan hem vragen om nog even voor u op een rijtje te zetten welke thema's voor hem van belang zijn om aan te pakken. We zien namelijk inderdaad dat op belastinggebied verschillende onderwerpen een rol spelen. U doet de suggestie om er één pakket van te maken, van dingen die helpen en dingen die misschien geld kosten, zodat we die bij elkaar kunnen brengen. Ik ga er graag mee aan de slag om te kijken of er zo'n pakketje is en of de staatssecretaris u daarover kan informeren.”
De voorzitter:
“Dat zien wij als een toezegging en daarvoor zijn wij natuurlijk ook geïnteresseerd in dat overzicht dat de Tweede Kamer heeft en wij nog niet. Fijn dat u ons dat kunt doen toekomen. Dank daarvoor.”
Brondocumenten
-
14 januari 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
11 juni 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
19 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
4 april 2023
toezegging gedaan
Toezegging Op de hoogte houden uitvoering landspakketten en hervormingen in de Caribische landen (36.200 IV) (T03672)
De staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rosenmöller (GroenLinks), toe dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden van afspraken over de landspakketten en de hervormingen.
Nummer | T03672 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 4 april 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | P. Rosenmöller (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | BES Caribisch Nederland hervormingen voortgangsrapportage |
Kamerstukken | Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2023 (36.200 IV) |
Kamerstukken I 2022/23, 36 200 IV, R, p.23-24
De voorzitter:
“Met het oog op de tijd -- want we hebben nog maar weinig tijd -- dank voor het antwoord. U heeft de urgentie wel begrepen van dat deel van de Kamer. Wellicht komt dat in de Tweede Kamer volgende week ook nog weer aan de orde; het zou me verbazen als dat niet zo was. Als u ons bij gelegenheid, met die urgentie, kunt informeren over datgene wat uw overleg met de ministers van Onderwijs oplevert, dan houden wij ons daar zeer voor aanbevolen.”
Staatssecretaris Van Huffelen:
“Ik wil daar twee dingen over zeggen. Ik hou u daar natuurlijk heel graag van op de hoogte. Ik zou eigenlijk willen zeggen: we hebben ook afspraken over die landspakketten en hervormingen in totaal. Het gaat dus niet alleen maar over het thema onderwijs, maar ook over de andere onderwerpen die we bespreken. We moeten ervoor zorgen dat we u daarvan op de hoogte houden.”
Brondocumenten
-
19 december 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
4 april 2023
toezegging gedaan
Toezegging Rapport Nijpels klimaattafel Bonaire (36.200 IV) (T03673)
De staatssecretaris van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Hattem (PVV), toe het rapport van de heer Nijpels inzake de klimaattafel op Bonaire aan de Eerste Kamer toe te sturen.
Nummer | T03673 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 4 april 2023 |
Deadline | 16 mei 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | A.W.J.A. van Hattem (PVV) |
Commissie | commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | Bonaire klimaattafels Nijpels rapporten |
Kamerstukken | Begrotingsstaten Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2023 (36.200 IV) |
Kamerstukken I 2022/23, 36200 IV, R, p. 19
Staatssecretaris Van Huffelen:
(…)Niet in de laatste plaats – ik moet dat niet vergeten te zeggen – is er op Bonaire natuurlijk ook nog die klimaattafel, die geleid wordt door Ed Nijpels. Die komt binnenkort met een rapport over de specifieke maatregelen die nodig zijn op Bonaire.
Kamerstukken I 2022/23, 36200 IV, R, p. 20
De heer Van Hattem (PVV): Ik heb een korte vraag. Kunnen wij verslagen krijgen van die klimaattafel van Ed Nijpels op Bonaire?
Staatssecretaris Van Huffelen: Dat moeten we aan hem vragen. Ik weet niet hoe dat precies gaat plaatsvinden. Er is nu een eerste inventarisatie gedaan. U kunt in ieder geval het rapport krijgen, want dat zal binnenkort naar buiten komen. Het lijkt mij verstandig dat we u dat toesturen. De voorzitter: Oké. Dat is in ieder geval een toezegging dat wij als Eerste Kamer het rapport van de heer Nijpels krijgen. Dan kijk ik naar de Staatssecretaris voor het vervolg van haar reactie.
Brondocumenten
-
19 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
20 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2023
toezegging gedaan
Toezegging Reactie EZK op Corporate Governance Code bij kabinetsreactie (CXLVI) (T03707)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Lucas Vos (VVD), toe dat zij aan EZK zal vragen in de kabinetsreactie op de Corporate Governance Code terug te komen.
Nummer | T03707 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 16 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | L.B. Vos (VVD) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | bedrijfsleven discriminatie diversiteits- en integriteitsbeleid |
Kamerstukken | Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (CXLVI) |
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 16.
De heer Lucas Vos (VVD):
(…)
“Meneer de voorzitter. Ik had ook nog een vraag gesteld hoe de minister haar coördinerende taak opvat. Ik merk wel dat veel van de antwoorden gaan over het beleidsterrein van de minister zelf. Ik heb een voorbeeld dat ik even wil aangeven, dat ik ook al in de debatten heb aangeven. Vorig jaar is de Corporate Governance Code opnieuw herzien. In mijn bijdrage heb ik ook opgeroepen: zorg nou dat deze thematiek daar ook in voorkomt, zodat raden van bestuur en raden van commissarissen in het bedrijfsleven dit thema actief op hun radar hebben staan. Maar daar is niks mee gedaan. Het hele woord "discriminatie" is niet terug te vinden in de Corporate Governance Code. Voor mij zou dit vallen onder die coördinerende functie. Ik zou dus de gedachte aan de minister willen meegeven om daarnaar te kijken. Ik kom zelf uit het bedrijfsleven. Ik zit in de tankers. Wij ondertekenen helaas niet die Verklaring van Amsterdam. Ik wist daar niets van, terwijl ik zelf toch ook tot die community behoor. Misschien kan ik er nog even voor zorgen. Maar ik weet dat het bij ons in ieder geval ook een heel moeilijk thema is, terwijl ik in de scheepvaart zit met bemanning … Het is best een groot thema, maar het blijft moeilijk om het in bestuurlijke lagen goede aandacht te laten krijgen.”
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 19-20.
Minister Bruins Slot:
(…)
“In dat kader is het natuurlijk ook belangrijk dat ook het bedrijfsleven daarin het goede doet. Ik vind het in ieder geval goed dat er in de Corporate Governance Code die er nu ligt, wel bewust aandacht is voor diversiteit en inclusie; dat is echt een verbetering ten opzichte van de vorige. Eigenlijk kan je dat ook wel zien als de tegenhanger van de aanpak van discriminatie. Er is nu nadrukkelijk opgenomen dat de commissies en ook de commissarissen divers moeten zijn -- de heer Vos weet dat -- en dat elke vennootschap een diversiteits- en integriteitsbeleid moet hebben. Dat moet ook gepaard gaan met de verklaring en het plan. Het doel daarvan is het vergroten van de deskundigheid, ervaring en diversiteit in de toplagen. Je zou kunnen zeggen: het woord "discriminatie" staat er niet. Maar op het moment dat je werkt aan diversiteit en inclusie, lever je ook een hele belangrijke bijdrage aan het voorkomen van discriminatie. Ik wil eigenlijk wel toezeggen om ook op dit punt EZK te vragen in de kabinetsreactie hier nog wat verder de gedachten over te laten gaan.”
Brondocumenten
-
1 april 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
25 maart 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over de stand van zaken van drie toezeggingen
Op 1 april 2025 voor kennisgeving aangenomen.
EK, H
-
-
11 februari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
16 mei 2023
toezegging gedaan
Toezegging Overwegen public sector equality duty (CXLVI) (T03708)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Lucas Vos (VVD), toe dat zij bij de voorbereiding van de kabinetsreactie het voorbeeld van de VK genaamd de public sector equality duty gaat overwegen.
Nummer | T03708 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | L.B. Vos (VVD) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | discriminatie kabinetsreactie uitvoeringsinstanties |
Kamerstukken | Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (CXLVI) |
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 6.
De heer Lucas Vos (VVD):
(…)
“Mijn tweede vraag gaat over het volgende. Een van de aanbevelingen in het rapport gaat over de periodieke verantwoording van uitvoeringsinstanties hoe zij met de thematiek van discriminatie omgaan. Kan de minister aangeven hoe zij hiernaar kijkt? Hoe houdt zij rekening met het feit dat als ze dat gaan doen, het niet een "tick in the box"-exercise moet worden? In deze context wil ik ook vragen hoe de minister kijkt naar de public sector equality duty die in het Verenigd Koninkrijk is ingericht. Daar zijn wij namelijk een beetje van gecharmeerd.”
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 12-13.
Minister Bruins Slot:
(…)
“U vroeg in dat kader ook naar de public sector equality duty, naar het voorbeeld van het Verenigd Koninkrijk. Dat is een verplichting voor publieke organisaties om discriminatie tegen te gaan en te zorgen voor gelijkheid voor verschillende groepen. Publieke autoriteiten moeten hierover ook rapporteren en verantwoording afleggen. Ik vind het een interessante gedachte, ook naar aanleiding van het rapport, dus bij de voorbereiding van de kabinetsreactie ga ik dit verder overwegen. Ik weet in ieder geval dat we vanaf dit jaar in het jaarverslag over discriminatie zelf gaan rapporteren, als ik het scherp heb. Volgens mij heb ik dat ergens gelezen en anders vind ik het zelf een heel goed idee.”
Brondocumenten
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
16 mei 2023
toezegging gedaan
Toezegging In reactie op rapport ingaan op versterking antidiscriminatie-instrumenten (CXLVI) (T03709)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Vos (VVD) en De Boer (GroenLinks), toe dat zij in de reactie op het rapport in zal gaan op de wijze waarop de antidiscriminatie-instrumenten binnen de rijksoverheid en de uitvoeringsorganisaties zullen worden versterkt.
Nummer | T03709 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks) L.B. Vos (VVD) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | antidiscriminatievoorzieningen discriminatie uitvoeringsinstanties |
Kamerstukken | Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (CXLVI) |
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 16.
De heer Vos (VVD):
“Dank u wel, meneer de voorzitter. Dank u wel, minister, voor de beantwoording. Dank ook voor het feit dat u iets meer het Beleidskompas en vooral die drie componenten, dus de belanghebbenden vroeg betrekken, een gevolgenscan en het doenvermogen van mensen, heeft toegelicht. Gaat dat Beleidskompas dan voor alle wetgeving in de toekomst gelden of geldt dat specifiek op sociaal en sociaal-economisch terrein? Het klinkt heel mooi, maar ik kan me ook voorstellen dat er een vertragend element in zit. Nogmaals, ik zou iets meer willen weten over de praktische invulling daarvan. In het rapport wordt ook zo mooi gezegd dat we niet alles in wetgeving kunnen afdekken. Het zit 'm dus ook heel vaak in hoe dat in de praktijk en de uitvoeringsorganisaties wordt geïmplementeerd. Het rapport zegt ook dat we moeten zorgen dat er goed leiderschap is en dat er goed aan ontwikkeling wordt gedaan bij de uitvoeringsorganisaties, maar ik hoor in de beantwoording van de minister vooral de nadruk op het wetgevend proces en minder over die uitvoerende organisaties. Ik kan mijn eigen vraag over die verantwoordingsrapportage dus iets breder trekken. Zijn er andere gedachten die de minister heeft over wat wij bij de uitvoeringsorganisaties zouden moeten doen om discriminatie tegen te gaan?”
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 16-17.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Dank voor de beantwoording. Dank ook dat u zo uitgebreid bent ingegaan op het betrekken van belanghebbenden. Ik heb net als de heer Vos een vraag over de uitvoering. Wat we nu horen over het Beleidskompas en de handreiking voor de regelgeving gaat natuurlijk vooral over de overheid zelf, terwijl in het rapport van de POC werd gefocust op wat er gebeurt bij de wet- en regelgeving maar ook bij de uitvoeringsinstanties zelf, dus bij de politie en bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Het rapport gaat in op wat je daar nog kunt doen. Verder ben ik zelf al heel erg lang bezig op het gebied van vrouwenemancipatie en geweld tegen vrouwen. De vraag is voor mij altijd, ook met zo'n beleidskompas, wat je natuurlijk nodig hebt, hoe je voorkomt dat het een afvinklijstje wordt. Ik herinner me dat we twintig jaar geleden de emancipatie-effectrapportages hadden. Bij elk punt dat uitgevoerd was, werd een vinkje gezet, zonder dat iemand ooit daadwerkelijk zo'n effectrapportage zag. Dat bleken dan drie zinnen te zijn in een toelichting. Hoe voorkom je dus dat het zo'n afvinklijstje wordt?
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 19.
De minister:
(…)
“Ik ben bezig om een aantal instrumenten waar ik zonet ook over vertelde, zoals de omstanderstrainingen uit 2022 en Selecteren zonder vooroordelen, niet alleen aan de ministeries te gaan aanbieden, maar inderdaad ook aan de uitvoeringsorganisaties, zodat zij daar zelfstandig gebruik van kunnen gaan maken. Dit zijn een aantal voorbeelden. Wellicht kan ik in de reactie op het rapport nog wat nadrukkelijker ingaan op de wijze waarop ik die binnen de rijksoverheid en de uitvoeringsorganisaties wil versterken.”
Brondocumenten
-
5 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
16 mei 2023
toezegging gedaan
Toezegging Gesprek gemeenten kwaliteit antidiscriminatievoorzieningen (CXLVI) (T03710)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Talsma (ChristenUnie) en Karakus (PvdA), toe dat zij in gesprek zal treden met gemeenten om de kwaliteit van antidiscriminatievoorzieningen te vergroten.
Nummer | T03710 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | H. Karakus (PvdA) mr. H.J.J. Talsma (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | overig |
Onderwerpen | antidiscriminatievoorzieningen discriminatie gemeenten |
Kamerstukken | Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (CXLVI) |
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 7-8.
De heer Talsma (ChristenUnie):
(…)
Dat hangt een beetje samen met het punt van -- dat zijn mijn woorden -- het schijnbaar uitdijende palet aan instanties, loketten, voorzieningen en wat dies meer zij op het gebied van antidiscriminatie. Mijn vraag aan de minister is: hoe kijkt zij daarnaar? Daarbij ook de vraag: hoe blijft die aanpak slagvaardig? Hoe voorkomen we dat we straks een lokettenoerwoud hebben waarvan niemand meer weet wie nou eigenlijk wat doet, wat nog de verantwoordingslijnen zijn en 8 wie waarover nog op welk moment en op welke wijze iets te zeggen heeft of iets terug te koppelen heeft? Hoe blijft, of wordt, ook hier de aanpak slagvaardig in plaats van gefragmenteerd?
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 17-18.
De heer Talsma (ChristenUnie):
(…)
“Ik wil de minister niet uitlokken om helemaal in te gaan op het Berenschotrapport, want dat komt allemaal nog. De minister kent het rapport ongetwijfeld minstens zo goed als ik, maar daar staan ook nog wel een aantal punten in waarvan ik denk: nou, als dat nu discriminatie.nl is … Het takenpakket is onvolledig, de organisatie is versnipperd en niet 18 voldoende onafhankelijk en er zijn barrières, en hoe zit het met de landelijke vereniging? Daar hebben wij als ChristenUniefractie ook nog wel enige zorg bij. Het palet is dus kennelijk minder uitgebreid, maar ik ben wel nieuwsgierig wanneer we daarover iets meer kunnen verwachten. Misschien komt dat ook wel in die grote reactie op het twintigpuntenplan. Nogmaals, ik ben erg gecharmeerd van de eenvoud, zoals de minister die nu presenteert -- dat meen ik oprecht -- maar dan moet het ook wel gaan werken. Daar ben ik dus heel nieuwsgierig naar.”
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 18.
De heer Karakus (PvdA):
(…)
“Het gaat nu over de harde kant. Ik denk dat dat best goed is. Als ik de minister zo beluister, denk ik dat dat wel goed op orde komt. Ik voel althans die gedrevenheid. Maar we hebben het ook gehad over de zachte kant, namelijk het gevoel van discriminatie. Uit de gesprekken bleek toch dat dat best wel hardnekkig is. Dat heeft ook weer te maken met de bejegening van de slachtoffers door de medewerkers. Daar zou ik ook aandacht voor willen vragen. Het heeft te maken met bejegening, werkwijze, handelen et cetera, en met de brief die je verstuurt. Ik hoop dus dat de minister er ook nog even op ingaat wat we daaraan kunnen doen”
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 20.
De minister:
(…)
“Ja, ik herken wat de heer Talsma zegt: de kwaliteit en sterkte van de antidiscriminatievoorzieningen verschillen heel erg. Dat is precies waarom ik er nu extra op in ga zetten dat de lat omhooggaat, want het is gewoon een wettelijke verplichting. Gemeenten willen dat ook graag, maar zij hebben wel handvatten nodig om dat te doen; die krijgen sommige niet. Dat betekent dat ik met gemeenten het gesprek aanga om ervoor te zorgen dat zij die wel krijgen en als ze die zo niet krijgen, dan zorg ik er op een andere manier wel voor dat het gebeurt. Daarmee heb ik ook uitgelegd wat ik aan de zachte kant, waar de heer Karakus naar vroeg, wil gaan doen, maar we zullen dat aspect ook terug laten komen in de brief. Ik herken daarbij ook wat de heer Karakus aangaf, namelijk dat je niet van het kastje naar de muur gestuurd wilt worden. Een sterkere ADV zorgt daar ook voor, want vaak heeft die ook de contacten, bijvoorbeeld met de politie, om dat te doen. Overigens is de politie een van de uitvoeringsorganisaties die op dit moment heel actief werk maakt van het voorkomen van discriminatie binnen de eigen organisatie. Daarvoor is ook een boegbeeld -- ik weet niet of dat het goede woord is -- of eigenlijk een aanjager naar voren geschoven. Dat is de heer Sitalsing, als ik het goed heb. Hij is in het kader van deze kabinetsreactie ook bij ons op het ministerie langsgekomen om daarover het gesprek te voeren en te vertellen hoe hij dat vanuit het perspectief van de politie ziet.”
Brondocumenten
-
18 maart 2025
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
4 maart 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over antidiscriminatievoorzieningen
Op 18 maart 2025 voor kennisgeving aangenomen.
EK, AF
-
-
11 februari 2025
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 januari 2025
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten: -
24 september 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
10 september 2024
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
5 september 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 mei 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
Op 14 mei 2024 door de commissie voor IWO voor kennisgeving aangenomen.
EK 36.410 VII / 36.410 IV, I
-
-
5 december 2023
nieuwe deadline: 1 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
16 mei 2023
toezegging gedaan
Toezegging Gebruik kennis oud Kamerleden (CXLVI) (T03711)
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Dittrich (D66), toe dat zij in de kabinetsreactie terug zal komen op hoe de kennis van oud Kamerleden te includeren.
Nummer | T03711 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 16 mei 2023 |
Deadline | 1 juli 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | mr. B.O. Dittrich (D66) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | discriminatie kabinetsreactie kennis |
Kamerstukken | Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (CXLVI) |
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 10.
De voorzitter:
“Goed, ik mag doorgaan van mezelf. We hebben natuurlijk heel veel gehad aan de kennis en kunde van Ruard Ganzevoort en van de andere leden van de commissie. De heer Frentrop zat erin en van mijn fractie Petra Stienen. Sommigen van deze Eerste Kamerleden zullen niet terugkeren in de volgende Kamerperiode, maar het is wel heel jammer als al die kennis en kunde dan wellicht verdwijnt, voor ons als Kamer en voor de regering. Mijn vraag zou dus zijn -- ze moeten dat uiteraard zelf willen -- op wat voor manier zou de regering, de minister, hen nog kunnen betrekken bij het formuleren en uitdenken van reacties op alles wat er in dat rapport staat? Daar zijn natuurlijk allerlei vormen voor te verzinnen en ze moeten dat uiteraard ook zelf willen, maar de heer Ganzevoort is mans genoeg om, als hij van u een briefje krijgt met "goh, wij zouden nog eens verder willen praten over het een of het ander", te zeggen dat hij daar helemaal geen zin heeft of dat hij dat graag wil; dat laten wij natuurlijk helemaal aan hem over. Maar dit geldt natuurlijk ook voor de andere commissieleden. Ik denk dat wij daar als Kamer dan ook nog wel voordeel van kunnen hebben. Dat was het wat betreft de fractie van D66. Ik zet mijn andere pet weer op. Wil een van de andere aanwezige Kamerleden nog iets zeggen? Ik zie niemand. Kunt u meteen reageren, minister? Dan stel ik voor dat ik aan u het woord geef.”
Kamerstukken I 2022/23 CXLVI, AA, p. 15.
Minister Bruins Slot:
(…)
“Om de mensen die niet meer lid zijn van de Eerste Kamer, maar wel veel kennis en kunde hebben te betrekken bij het vervolg, vind ik een sympathieke suggestie. Laten we daar ook gewoon in de kabinetsreactie op terugkomen en wellicht ook nog op hoe je dat op een goede manier moet doen.”
Brondocumenten
-
12 december 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 december 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
24 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van BZK over (deels) openstaande toezeggingen
EK 36.410 VII / 36.410 IV, C
-
-
16 mei 2023
toezegging gedaan