Rappelabele toezeggingen Financiën (Totaaloverzicht oktober 2024)



Dit is het rappel tot 01-01-50.

 




Toezegging Fundamentele wijzigingen in de fiscale wetgeving voor de BES in een apart wetsvoorstel (32.189/32.190/32.276) (T01258)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Doek (CDA), toe om niet-omvangrijke, maar wel ingrijpende en fundamentele, wijzigingen in de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden in een apart wetsvoorstel aan het parlement voor te leggen.


Kerngegevens

Nummer T01258
Status openstaand
Datum toezegging 14 december 2010
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Caribisch Nederland
fiscale wetgeving
Kamerstukken Invoeringswet fiscaal stelsel BES (32.276)
Douane- en Accijnswet BES (32.190)
Belastingwet BES (32.189)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 6

Doek (CDA):

Een volgend punt is de toekomstige behandeling van fiscale wetgeving op de BES-eilanden. De regering is voornemens, toekomstige wetgeving niet anders te behandelen dan andere fiscale wetgeving in Nederland. In de woorden van de regering: "Dit betekent dat omvangrijke en ingrijpende wijzigingen in, of een gedeeltelijke of algehele herziening van de Belastingwet BES et cetera veelal een eigen wetsvoorstel zullen rechtvaardigen. Echter, wijzigingen die samenhangen met de koopkracht van de inwoners van de BES-eilanden of een overzienbare hoeveelheid wijzigingen in één of meerdere fiscale wetten voor de BES-eilanden kunnen naar de mening van de regering meelopen in de jaarlijkse belastingplancyclus." De CDA-fractie kan zich echter wel degelijk voorstellen dat er sprake kan zijn van niet omvangrijke maar wel ingrijpende wijzigingen. Uit de tekst zou je kunnen afleiden dat het alleen zou gaan om omvangrijke én ingrijpende wijzigingen. In het geval dat de wijziging niet omvangrijk is maar wel ingrijpend, hechten wij er dan ook aan dat de voorstellen in aparte wetsontwerpen aan het parlement worden voorgelegd.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 11

Staatssecretaris Weekers:

De heer Doek heeft ook gevraagd of niet-omvangrijke, maar wel ingrijpende wijzigingen een apart wetsvoorstel rechtvaardigen. Toekomstige wijzigingen in de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden wil ik eigenlijk niet anders behandelen dan andere wijzigingen in de Nederlandse fiscale wetgeving. Dit brengt met zich dat ik het met de leden van de CDA-fractie eens ben dat ingrijpende wijzigingen een eigen wetsvoorstel kunnen rechtvaardigen. Desalniettemin kunnen naar mijn mening wijzigingen die samenhangen met de koopkracht van de inwoners van de BES-eilanden of een overzienbare hoeveelheid wijzigingen in één of meerdere fiscale wetten voor de BES-eilanden in de jaarlijkse belastingplancyclus meelopen. Ik sta in dit kader dezelfde aanpak voor als te doen gebruikelijk bij de Nederlandse belastingwetgeving. Als wij bepaalde fundamentele wijzigingen willen doorvoeren en dit buiten het bestek van het belastingplan kan en dus buiten de tijdsdruk die daarop zit, ken ik de wens van de Eerste Kamer om dit op een eerder moment in het jaar te doen. Als dit mogelijk is, zal ik het zeker niet nalaten. Ik wil echter geen aparte behandeling voor de fiscale BES-wetgeving en Europees Nederlandse fiscale wetgeving.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 20

Doek (CDA):

Namens mijn fractie had ik nogal aangedrongen op een bepaalde wijze van behandeling van wetsvoorstellen met betrekking tot de BES-eilanden. De staatssecretaris trok in verband daarmee een parallel met het Nederlandse belastingstelsel, de wijze waarop wij dit doen voor de Nederlandse belastingwetten. Mag ik hem er toch op wijzen dat het ook daarbij lang heeft geduurd voordat deze Kamer het voor elkaar had dat dingen zoals de Bosal-wetgeving werden geregeld. Met deze wetgeving heeft de staatssecretaris aan de andere zijde ook zelf te maken gehad. Deze zat eerst in het belastingpakket. Bij amendement is ze er in de Tweede Kamer uitgehaald, zodat wij daarover in deze Kamer apart konden oordelen. Ik dring er met name op aan om ter zake van de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden een zekere mildheid te betrachten, omdat de gevoeligheid aan die kant, bij inwoners van die landen, toch anders ligt dan in het heel professioneel georganiseerde Nederland. In het kader van het omgaan met nieuwe inwoners van het Rijk, lijkt het mij verstandig om dit waar het maar enigszins kan, toch in een apart wetsvoorstel te doen. Dat hoeft dan niet als het om de gewone aanpassing van tabellen gaat et cetera, tenzij dit grote wijzigingen zijn.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 23

Staatssecretaris Weekers:

Verder verzocht de heer Doek mij om mildheid te betrachten. Hij vroeg om zaken die veranderd worden in het kader van het fiscale BES-dossier niet te verstoppen in het belastingplan en om daar aparte wetgeving voor te ontwerpen. Als wij in het kader van de koopkrachtdiscussie of anderszins kleine reparaties moeten doen, lijkt het mij zinvol deze in het belastingplan op te nemen. Als er fundamentele zaken aan de orde zijn, ook al hebben zij een gering materieel belang, lijkt het mij goed om deze in een apart wetsvoorstel op te nemen, als dat ook maar enigszins mogelijk is, gelet op de tijd die daarvoor nodig is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Om misbruik van het fiscaal systeem op de BES-eilanden te voorkomen en daarover te rapporteren (32.189/32.190/32.276) (T01261)

De staatssecretaris van financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Doek (CDA), Ten Hoeve (OSF), Ten Horn (SP) en Laurier (GroenLinks), toe dat de belastingdienst structureel gaat monitoren op enig misbruik van het fiscale systeem op de BES-eilanden. Verder zegt de staatssecretaris toe dat hierover in het belastingplan 2013 gerapporteerd zal worden. Daarnaast zegt de staatssecretaris toe dat reparatievoorstellen tussentijds ingediend zullen gaan worden als blijkt dat het fiscale systeem op de BES-eilanden niet werkt zoals verwacht. Deze zullen worden voorgelegd aan de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T01261
Status deels voldaan
Datum toezegging 14 december 2010
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
drs. H. ten Hoeve (OSF)
dr. G.H.M.M. ten Horn (SP)
drs. J.P. Laurier (GroenLinks)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Caribisch Nederland
fiscaal stelsel
Kamerstukken Invoeringswet fiscaal stelsel BES (32.276)
Douane- en Accijnswet BES (32.190)
Belastingwet BES (32.189)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 6

Doek (CDA):

Met betrekking tot de vestigingsplaatsfictie is onze fractie het met de regering eens dat de voorwaarden die aan lichamen worden gesteld om niet als gevestigd in Nederland te worden beschouwd, een voldoende barrière opwerpen voor het type offshorevennootschappen dat uitsluitend om fiscale redenen gevestigd zou worden op een van de BES-eilanden. Gezien de internationale gevoeligheid, waarbij ook Nederland sterk is betrokken, is het echter van het grootste belang dat de staatssecretaris de ontwikkelingen op dit vlak nauwgezet in de gaten houdt. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij dit gaat aanpakken?

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 7

Ten Hoeve (OSF):

De opbrengstbelasting en de vastgoedbelasting zijn waarschijnlijk in de omstandigheden van de drie kleine eilanden op zich een goede oplossing om de reële bedrijvigheid op een controleerbare manier te belasten en zelfs om allerhande andere bedrijven, financiële instellingen en stichtingen die aan de kwalificatie-eisen voldoen en die qua werkgelegenheid niet al te veel opleveren toch iets aan de overheid te laten bijdragen. Maar meer dan de vastgoedbelasting is het daarbij natuurlijk vooral cruciaal hoe de 5% opbrengstbelasting gaat uitpakken. Als het juist is wat Tax Justice ons voorhoudt, namelijk dat bij het doen van uitkeringen makkelijk deze belasting ontdoken kan worden, bijvoorbeeld door die uitkeringen in de vorm van leningen te verstrekken, dan zouden wij inderdaad een echt belastingparadijs creëren. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Kan hij zulk misbruik voorkomen?

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 9

Ten Horn (SP):

Gaat de koninkrijksregering in de Staat van het Koninkrijk rapporteren in welke mate alle landen binnen ons Koninkrijk aan deze uitgangspunten voldoen? Gaat zij ook in op de vraag of de landen daarbij mogelijk in elkaars vaarwater zitten in keuzes voor fiscale regelingen die bijvoorbeeld het vestigingsklimaat beïnvloeden? Gaan Curaçao en Sint-Maarten overigens voor 31 december aan de eis van een sluitende begroting voldoen? Kan de staatssecretaris de zorgen wegnemen dat we met deze fiscale BES-wetgeving in de buurt komen van een belastingparadijs, zoals collega Ten Hoeve ook al vroeg? Deze zorgen werden op het blog van het internationale Tax Justice Network nogmaals onder de aandacht gebracht.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 9

Laurier (GroenLinks):

In de tweede plaats leeft bij mijn fractie de vraag welk belastingklimaat op de BES-eilanden wordt gecreëerd. Op dat punt spreekt het Tax Justice Network, waarin een reeks gerenommeerde instellingen zijn verenigd, zijn zorg uit. De vraag wordt opgeworpen of binnen de grenzen van het land Nederland een belastingparadijsje wordt gecreëerd. De verdediging langs enerzijds de lijn van postbusbedrijven met tenminste drie medewerkers en een commercieel eigendom ter waarde van $50.000 en anderzijds de opbrengstbelasting die bepaalt dat 5% over de dividenden moet worden betaald, wordt in de ogen van dit netwerk te zwak geacht. Door middel van leningen zou bijvoorbeeld te gemakkelijk geld kunnen worden weggesluisd. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Ik sluit me ook aan bij de vraag van de heer Doek naar hoe dit soort ontwikkelingen in feite in de peiling wordt gehouden.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 14

Staatssecretaris Weekers:

Dan heeft mevrouw Ten Horn de vraag gesteld of de BES-eilanden een belastingparadijs zijn. Trouwens ook de heer Laurier heeft er een vraag over gesteld, waarbij verwezen is naar het Tax Justice Network. Het antwoord op de vraag of er op genoemde eilanden sprake is van een belastingparadijs is volmondig nee. Ik heb zojuist al even anekdotisch verwezen naar de brief die wij heden nog hebben gekregen. Wij maken met de BES-wetten een nieuw modern en eenvoudig stelsel binnen het Koninkrijk. Het is waar dat er geen traditionele winstbelasting in is opgenomen. Ik begrijp wat dat betreft ook zeer wat de gevoeligheden daarover zijn. Het is echter zeker geen belastingparadijsachtig stelsel. Ten eerste is als alternatief voor de afwezigheid van de traditionele winstbelasting een robuuste vastgoedbelasting en opbrengstbelasting ontworpen. Ten tweede is cruciaal dat de BES-eilanden in zeer ruime mate aan internationale informatievoorziening over belastingzaken meedoen. Ten slotte heeft de vestigingsplaatsfictie tot gevolg dat het fiscale stelsel voor de BES-eilanden enkel aantrekkelijk is voor reële bedrijven. Bedrijven zonder economische binding met de BES-eilanden worden actief ontmoedigd zich op de BES-eilanden te vestigen. Daarmee zit men naar mijn mening internationaal onmiddellijk aan de goede kant van de streep.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 20

Doek (CDA):

Ter zake van de vestigingsplaats van lichamen wacht ik met de staatssecretaris af waartoe dit leidt. Uiteindelijk is mij ook wel bekend dat ongetwijfeld zal worden geprobeerd om hiervan toch gebruik te maken, op een wijze die wij misschien "misbruik" zouden noemen.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 20

Ten Hoeve (OSF):

Mijn tweede punt betreft de kwestie van het belastingparadijs. Ik help de staatssecretaris hopen dat dit helemaal niet gebeurt. Als er leningen worden verstrekt, zoals werd genoemd, zou ik me kunnen voorstellen dat weliswaar niet de eindafrekening wordt ontgaan, maar betaling wel een heel eind kan worden opgeschoven. Dan zou dat misschien toch heel aantrekkelijk kunnen zijn. Ook de heer Doek heeft gevraagd om dit te blijven monitoren. Ik denk dat er wel op moet worden gelet wat hierbij gebeurt.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 21

Laurier (GroenLinks):

Ik ga verder met het belastingparadijs, om het zo maar even te noemen. De staatssecretaris zegde toe dat de vinger aan de pols zou worden gehouden en dat het gemonitord zou worden. Dat vinden wij heel belangrijk. Het is nu een beetje een welles-nietesspel over de vraag of de verdedigingslijnen voldoende zijn. Misschien kan de staatssecretaris in tweede termijn nog iets zeggen over de wijze van monitoren. Ziet hij in de verslaggeving ook een rol voor de Eerste Kamer?

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 23

Staatssecretaris Weekers:

De heer Doek, de heer Laurier en anderen hebben gewezen op de vestigingsplaats van lichamen. Zij zeiden: zorg ervoor dat er geen paradijselijke situatie ontstaat! Wij zijn ervan overtuigd dat er geen paradijselijke situatie ontstaat, maar wij zullen de vinger aan de pols houden. Het is niet de bedoeling dat deze situatie zal ontstaan. De heer Laurier vroeg hoe wij dat gaan monitoren. De belastingdienst aldaar zal dat structureel in de gaten houden. Mochten er vanuit de fiscale rechtspraktijk bepaalde signalen komen, dan ontvang ik die graag. Ik wil daarover rapporteren bij het belastingplan 2013. Dat lijkt mij een goed moment om hierop terug te komen. Mochten wij tussentijds zien dat zaken niet lopen zoals wij nu verwachten, dan zal ik uiteraard onmiddellijk reparatievoorstellen doen. Die zal ik dan expliciet aan de Kamer voorleggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarverslag Staatsdeelnemingen ( C ) (T01841)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe in de periodieke verantwoordingsrapportage, zijnde het Jaarverslag Staatsdeelnemingen, expliciet aandacht te besteden aan het publieke belang.


Kerngegevens

Nummer T01841
Status openstaand
Datum toezegging 21 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen publiek belang
staatsdeelnemingen
Kamerstukken Verbinding verbroken? Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten (C)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 16, item 5 - blz. 56

De heer Ester (ChristenUnie): Nog een afrondende opmerking over het deelnemingenbeleid. Mijn fractie wil de minister, in dit geval die van Financiën, verzoeken of hij in de periodieke verantwoordingsrapportage ook expliciet aandacht wil besteden aan de wijze waarop het publieke belang steeds is geborgd en de afwegingen die daarbij golden. De perikelen rond Fyra en de investeringen van de Gasunie in Duitsland hebben ons harde lessen geleerd. Het analysekader van de POC kan ook hier een goede rol spelen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 16, item 5 - blz. 76-77

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd of wij in de periodieke verantwoordingsrapportage, dat is het Jaarverslag Staatsdeelnemingen, expliciet aandacht willen besteden aan het publieke belang. Dat doen wij kort in het jaarverslag. Wij hebben in de nota staatsdeelnemingen opgenomen dat wij periodiek, dat wil zeggen één keer in de vier jaar als wij het ritme van de kabinetsperiode aanhouden, van alle staatsdeelnemingen opnieuw de vraag willen stellen of het goed is geregeld zowel in termen van wet- en regelgeving als van publiek belang. Dan wordt ook de vraag gesteld of aandeelhouderschap nog steeds aan de orde is en of het ook gewenst is voor de toekomst. Wij zullen het antwoord op die vragen in het Jaarverslag Staatsdeelnemingen opnemen. Wij zullen dus een ritme aanbrengen opdat wij de portefeuille regelmatig doorakkeren op het publiek belang en de wijze waarop wij dat borgen. Ik zeg dit dus graag toe.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 16, item 5 - blz. 83

De heer Ester (ChristenUnie): We danken de minister van Financiën voor zijn toezegging om periodiek te rapporteren over de borging van het publieke belang in de verantwoordingsrapportages rond het deelnemingenbeleid.


Brondocumenten


Historie

  • 13 juni 2023
    nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
  • 13 juni 2023
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
  • 9 juni 2015
    nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
  • 9 juni 2015
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ)
  • 21 januari 2014
    toezegging gedaan






Toezegging Parlementaire betrokkenheid ( C ) (T01842)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe dat alle zaken die evident betrekking hebben op veranderingen in het aansturen en borgen van publieke belangen, of dat nu met verandering van wetgeving gepaard gaat of niet, via parlementaire behandeling worden bekrachtigd.


Kerngegevens

Nummer T01842
Status openstaand
Datum toezegging 21 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen privatisering
wetgeving
Kamerstukken Verbinding verbroken? Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten (C)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 16, item 5 - blz. 76

Minister Dijsselbloem: Ook in de wijze waarop wij ABN AMRO op een gegeven moment weer zullen verkopen, zullen wij het publieke belang zeker stellen, bijvoorbeeld het bijeenhouden van deze bank en het behouden van deze bank voor de Nederlandse economie. Er zal veel worden geregeld, maar het besluit tot privatisering zal niet bij wetgeving gebeuren. Ik begrijp dat de heer Kox daar wel voor pleit, maar dat is niet nodig. Wat ons betreft kunnen wij daarover ook prima het debat met het parlement voeren zonder dat dit in een wet is opgenomen.

De heer Postema (PvdA): Ik wijs op een interessante voetnoot in het overzicht van de voorgenomen privatisering en verzelfstandigingen dat wij van minister Blok hebben ontvangen. Hierin staat namelijk: "Onder de definitie van privatisering wordt verstaan ook de oprichting van staatsdeelnemingen alsook de verkoop van aandelen van staatsdeelnemingen aan private partijen". Ik heb deze wat exotische definitie maar opgevat als ondersteuning van de bevinding van de onderzoekscommissie dat zaken die evident betrekking hebben op veranderingen in het aansturen en borgen van publieke belangen, of dat nu met verandering van wetgeving gepaard gaat of niet, via parlementaire behandeling worden bekrachtigd. Dat is naar mijn oordeel een belangrijke toezegging.

Minister Dijsselbloem: Dat is absoluut zo. Dat is al zo en ik zeg dat opnieuw toe. In het debat in de Tweede Kamer is nog gevraagd of ik voorzie dat de portefeuille staatsdeelnemingen zal uitbreiden. Ik heb geantwoord dat dit niet uit te sluiten is. Het is recentelijk nog gebeurd. Nog niet zo lang geleden is de Staat medeaandeelhouder geworden in het Havenbedrijf Rotterdam vanwege de toenmalige uitbreidingsbeslissingen. De Staat is nu met de gemeente Rotterdam mede-eigenaar. Dat gebeurt, maar het moet wel goed gemotiveerd zijn. Ook dan zal de Kamer nauwgezet worden geïnformeerd en zal het besliskader worden gebruikt.


Brondocumenten


Historie

  • 13 juni 2023
    nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
  • 13 juni 2023
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
  • 9 juni 2015
    nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
  • 9 juni 2015
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ)
  • 21 januari 2014
    toezegging gedaan






Toezegging Aanpassing zinsnede artikel 2b, lid 1, Wet verplicht schatkistbankieren, inzake negatieve rente (33.540) (T01868)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Reuten (SP), toe dat bij de eerstvolgende wijziging van de wet verplicht schatkistbankieren in artikel 2b, lid 1, de zinsnede "de rente kan niet negatief zijn" wordt vervangen door "de rente zal niet negatief zijn".


Kerngegevens

Nummer T01868
Status openstaand
Datum toezegging 26 november 2013
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen schatkistbankieren
Kamerstukken Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden (33.540)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 30

De heer Reuten (SP): (...)  luidt artikel 2b, lid 1: "Openbare lichamen ontvangen rente over de liquide middelen die zij in 's Rijks schatkist aanhouden. De rente kan niet negatief zijn." Ik neem aan dat in het laatste zinnetje bedoeld is "de rente zal niet negatief zijn" want het kan uiteraard wel. Ik vraag de minister om dit bij de eerstvolgende gelegenheid te wijzigen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 73-74

Minister Dijsselbloem: De heer Reuten heeft een opmerking gemaakt over de zinsnede "De rente kan niet negatief zijn". Hij zei dat daar moet staan: "De rente zal niet negatief zijn." Hij heeft gelijk. Bij een volgende wijziging van het wetsvoorstel zal dat worden gecorrigeerd. Want het kan natuurlijk wel, maar het is een beleidsmatige keuze om de rente niet negatief te laten zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging SNS (34.300) (T02187)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van het lid Van Apeldoorn, de Kamer te informeren over de SNS.


Kerngegevens

Nummer T02187
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen nutsbedrijf
retailbanken
SNS Bank
volksbank
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 3

De heer Van Apeldoorn (SP):

Hoe staat het nu met de privatiseringsplannen met betrekking tot SNS? De eigen partij van de minister is het met ons eens dat SNS beter een nutsbedrijf kan blijven. Hoe kijkt de minister daartegen aan? De SP-fractie vraagt zich af inhoeverre de minister zich altijd laat leiden door het publieke belang van een stabiele Nederlandse bancaire sector en of hij zich niet te vaak laat inpakken door de sterke lobby van diezelfde sector. De recente onthullingen, die de geschiedenis in zullen gaan als "cocogate", doen onze fractie vrezen dat we te vaak de banken de dienst uit laten maken in plaats van proberen die banken echt dienstbaar te maken aan de samenleving. Cocogate staat helaas niet op zichzelf. De lobbymacht van grootbanken en hun al te nauwe banden met de politiek en toezichthouders - we zien dit bijvoorbeeld ook met de ECB, getuige recente onthullingen in de Financial Times - is een structureel probleem, dat onze democratie ondermijnt en voorkomt dat echt doorgepakt wordt. ING vindt dit soort "meedenken" normaal. Vindt de minister dat eigenlijk ook? Kan hij ons vertellen wie er nog meer "meedenkt" op dit niveau? Laat de minister bijvoorbeeld kritische ngo's op hetzelfde niveau meedenken?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 43

Minister Dijsselbloem:

De SP-fractie had een vraag over SNS. Moet SNS niet worden behouden als volksbank voor de nutsfunctie? Alle grote retailbanken in Nederland, die we allemaal kennen, hebben een nutsfunctie. Zij dragen namelijk bij aan het bestaan van betalingsverkeer. Zij vervullen een nutsfunctie voor het betalingsverkeer voor particulieren en bedrijven. Dat zit voor mij niet in één bank. Dat zit ook niet in de vraag of die bank wel of niet in overheidshanden is. Ik wil die nutsfunctie veiligstellen. Dat doen we op verschillende manieren. Het model voor SNS is een eenvoudige bank met eenvoudige producten: de basic bank. Dat is precies de strategie en visie die SNS Bank nu ontwikkelt. Ook daar is dus wat mij betreft geen discussie over. Dan blijft de vraag over of de overheid dan die bank in handen moet houden. Daarover hebben we nog geen beslissing genomen. Die nemen we medio 2016. Ik zeg er wel bij dat mijn uitgangspunt is dat al deze interventies van de Staat tijdelijk waren. Dat heeft minister Bos gezegd toen hij ABN AMRO overnam, dat heeft Jan Kees de Jager na hem gezegd en ik zeg het beiden na. Dat waren tijdelijke interventies, dat is het uitgangspunt. De specifieke beslissing per instellingnemen we zorgvuldig en pas op zijn vroegst in de tweede helft van 2016 kom ik over SNS verder te spreken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Openbaarheid kern van overeenkomst (nieuwe constructie) (34.036) (T02262)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat bepaalde gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond, op de site zal zetten en openbaar zal maken. (Dit betreft een nieuwe constructie, om net binnen de wet te blijven.)


Kerngegevens

Nummer T02262
Status openstaand
Datum toezegging 26 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen fiscale informatie
geanonimiseerd
kern
overeenkomsten
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.50

De heer Köhler (SP):

De staatssecretaris is eigenlijk op mijn uitdaging om met enige creativiteit te komen om het toch te kunnen doen —die openbaarheid — helemaal niet ingegaan. Ik doe daarom zelf maar een paar suggesties en verwacht van hem in tweede termijn een concrete toezegging zodat ik mijn fractie kan adviseren voor deze wet te stemmen. De eerste is dat de overeenkomsten niet alleen geanonimiseerd worden, maar ook worden ontdaan van alle bedrijfsspecifieke zaken zodat alleen de constructie overblijft, de kern van de over-eenkomst. Dat heeft mijn voorkeur. Het kan zijn dat de staatssecretaris dadelijk gaat antwoorden dat dat ook niet mag, omdat wij dan feitelijk die overeenkomst toch openbaar maken en de wet dat niet toestaat. Als de staatssecretaris van plan is om dat te antwoorden — ik ben dat overigens niet met hem eens — doe ik nog een andere suggestie. De Belastingdienst kan ook zelf kijken of er bij de vele aangeboden overeenkomsten, die hij voor de aanvrager niet mag publiceren, maar wel goedkeurt, niet een nieuw type overeenkomst zit. Een hele nieuwe constructie noem ik het maar even, om net binnen te wet te blijven. De Belastingdienst kan vervolgens zelf die constructie openbaar maken, in de vorm van een niet aanbevolen, maar wel mogelijke modelovereenkomst. Dat zou het minste zijn om tegemoet te komen aan ons dringende verlangen op dit punt.

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.51/52

Staatssecretaris Wiebes:

Ik vind zijn laatste idee creatief. De mensen die hiermee moeten werken, hebben hier razendsnel naar gekeken. Ik wil de heer Köhler de volgende toezegging doen voor het geval er daadwerkelijk een nieuwe constructie opduikt. Dat moet echt een nieuw inzicht zijn en geen kwestie van het verschuiven van bestaande knopjes of iets wat ergens in het midden tussen andere dingen uitkomt. Er moet echt iets opduiken waarvan wij kunnen zeggen dat het een nieuwe constructie is. Dat zal dan iemand zijn die op een andere manier dan de anderen probeert om onder het vaste dienst verband uit te komen, dan wel op andere manieren voordelen naar zich toe wil halen. Ik zeg toe dat ik die gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond dus, op de site zal zetten en openbaar zal maken. Ik loop daarmee wel een beetje langs het randje, maar ik zal ervoor zorgen dat het allemaal wel kan. Ik zeg er eerlijk bij dat ik hier baat bij heb. De geloofwaardigheid van de Belastingdienst is een van de dingen die in dit debat een rol hebben gespeeld. Ik heb baat bij een zo groot mogelijke geloofwaardigheid van de Belastingdienst. De toetsbaarheid maakt dat mensen kunnen zien wat er fout gaat. Ik geloof echter dat de geloofwaardigheid van de Belastingdienst hier op de lange termijn bij gebaat is. Ja, men kan zien dat de Belastingdienst soms iets fout doet, maar men kan ook zien dat eraan gewerkt wordt om dat te corrigeren. Men kan dan zien dat het hersteld wordt. Op die manier wordt de kwaliteit steeds hoger. Ik sta al in voor de kwaliteit, maar iedereen in deze zaal en ik zelf ook hebben er baat bij omdat zo toetsbaar en kwetsbaar mogelijk te doen, om open te zijn over wat er fout gaat en dat vervolgens te herstellen. Deze toezegging over de nieuwe constructies doe ik dus.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer nader informeren over de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten (34.808) (T02630)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prast (D66) en Vos (GroenLinks), toe de Kamer nader te zullen informeren over de naleving, handhaving en effecten van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten.


Kerngegevens

Nummer T02630
Status voldaan
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Ervaringen EU-lidstaten
handhaving
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
naleving
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4

Mevrouw Prast (D66):

De heer Hoekstra zei daarnet dat er geen probleemgevallen bekend zijn bij de buitenlandse PEP's in Nederland. Dat begrijp ik wel, want dat is natuurlijk een specifieke categorie. Nu is deze richtlijn in een aantal andere EU-landen al omgezet in wetgeving, en die landen hebben een veel ruimere categorie, namelijk binnenlandse PEP's en hun naasten, of dat nou zakelijke naasten zijn of familie. Is er eigenlijk informatie over hoe het daar gaat met de naleving en de handhaving?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de EU-landen, namelijk hoe de richtlijn elders geïmplementeerd is, of we al kunnen zien wat de effecten in die andere landen zijn en of er actuele gegevens en cijfers zijn. Onlangs is daar in de Tweede Kamer een motie over aangenomen. Kan de minister aangeven of hij inderdaad gaat zorgen dat dat overzicht en die cijfers er komen, zodat we meer van elkaar kunnen leren?

(...)

Minister Hoekstra:

Verder vroeg mevrouw Prast wat de ervaringen in andere landen zijn. Volgens mij is het verstandig, juist ook omdat dit in andere landen ook nieuw is, dat ik du moment dat hierover informatie is, dit deel met de Kamer. Mevrouw Vos vroeg hier ook naar. Ik vermoed dat men breder in Europa, zeker ook in bijvoorbeeld Duitsland, erin geïnteres-seerd is om te weten wat de effectiviteit hiervan is. Dat zullen we moeten monitoren. Dat gaat Europa ook monitoren en dat zullen we dan met de Kamers delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Begrippen ‘brede welvaart’ en ‘duurzame ontwikkelingsdoelstellingen’ (35.000) (T02654)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Kuiper (ChristenUnie) en Sent (PvdA), toe het brede welvaartsbegrip en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen te betrekken bij de Miljoenennota en de begrotingscyclus, zodat de Kamers hierop in kunnen gaan bij hun Algemene Politieke Beschouwingen.


Kerngegevens

Nummer T02654
Status openstaand
Datum toezegging 30 oktober 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen begrotingen
Brede welvaart
duurzame ontwikkelingsdoelstellingen
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018/2019, nr. 5, item 7 - blz. 21-22

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik was vorige week op bezoek bij de VN met de parlementaire delegatie. Ik heb toen ook zelf geconstateerd hoe belangrijk dit is voor ons land en ook voor de Nederlandse missie bij de Verenigde Naties. Deze ontwikkelingsdoelen worden daar eigenlijk overal door ons genoemd en ingebracht. De reden waarom ik het vandaag opbracht had ook te maken met de "terugwerkingseffecten" op onze eigen beleidsontwikkeling ieder jaar. Daar was mijn vraag aan gekoppeld of dat ook rond de Miljoenennota een rol kan spelen in een beschouwing van de kant van het kabinet.

Minister Rutte: Ja, die vraag heeft u gesteld. Ik kom daar in tweede termijn even op terug. De SDG's worden in ieder geval structureel meegenomen in nieuw beleid en in wetgeving. Wij zijn ook bezig het huidige afwegingskader aan te passen aan de hand van de SDG's. Als het gaat om beleidscoherentie, waarbij de SDG's een belangrijke invalshoek zijn, zijn wij echt koploper internationaal. De Tweede Kamer wordt daar al over geïnformeerd en er vinden over deze initiatieven discussies plaats, bijvoorbeeld naar aanleiding van het jaarlijkse rapport over de uitvoering van de SDG's. Dus uw gedachte om de WRR daar reflecties op te laten geven, daar zie ik op dit moment geen dringende aanleiding voor. Maar het is waar: u had ook nog de vraag over de rol in de begrotingscyclus. Ik kijk even naar ambtelijk AZ: help mij even voor de tweede termijn. Dank. Daar komen we op terug.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Als het is zoals u beschrijft, ben ik daar heel blij mee. Ik denk dat het een ontzettend belangrijk instrument is om goed gericht aan beleidsontwikkeling te doen, voor de langere termijn. Het komt natuurlijk ieder jaar terug op woensdag gehaktdag in Tweede Kamer. Dan gaat het natuurlijk om verantwoording, maar het zou ook mooi zijn als het vooruitblikken een vast onderdeel wordt, jaarlijks rondom Prinsjesdag en de Miljoenennota.

Minister Rutte: De minister van BuHa-OS coördineert dat, dus ik zou mij kunnen voorstellen dat dit in haar begroting ... Maar ik ga het even checken. Want nu ga ik improviseren, maar we gaan het even robuust beantwoorden.

Mevrouw Sent (PvdA): Ik onderstreep de behoefte van de heer Kuiper om een bredere discussie te voeren als wij de Algemene Politieke Beschouwingen hebben en die niet te beperken tot het economische, maar in breder perspectief het sociale en het ecologische aspect erbij te betrekken. Een alternatief is ook om het kabinet te vragen te reageren op de bespiegelingen die het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving tegenwoordig parallel met de Macro Economische Verkenning uitgeven. Ik vraag mij af in hoeverre de minister-president daartoe bereid is.

Minister Rutte: Geven ze dat uit over de SDG's?

Mevrouw Sent (PvdA): Niet over de SDG's, maar het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving nodigen ons uit een breder perspectief te hanteren dan het economische, zoals in de Macro Economische Verkenning wordt tentoongespreid.

Minister Rutte: Daar kom ik dan ook op terug in tweede termijn. Dat zegt me even niks. Ik ken natuurlijk alle rapporten van deze planbureaus en volgens mij reageren wij standaard op alles wat zij produceren. Ik kom daar even op terug in tweede termijn. We doen het niet meer standaard, hoor ik nu. Aha, we doen het niet meer standaard.

Mevrouw Sent (PvdA): Dan is mijn vraag of het kabinet bereid is om te reageren op die verkenningen die rond Prinsjesdag gepubliceerd worden, zodanig dat wij die reactie van het kabinet mee kunnen nemen bij onze Algemene Politieke Beschouwingen.

Minister Rutte: Ik ga het even checken. Wat mij bijstaat, is dat die plannen kwamen en dat wij er dan op gingen reageren, met vaak nog dikkere reacties dan het oorspronkelijke plan. Je kunt natuurlijk als politiek net zo goed zeggen: laten we die rapporten betrekken bij de parlementaire debatten, zonder dat het kabinet weer reageert op een reactie. Je blijft maar papier stapelen dan. Ik dacht dat dat het was, maar ik wil het even dubbelchecken.

(...)

Handelingen I 2018/2019, nr. 5, item 7 - blz. 37-38

De heer Kuiper (ChristenUnie): Voorzitter. Dan de begrippen "brede welvaart" en "duurzame-ontwikkelingsdoelen". Ik gebruik die in het verlengde van elkaar, eigenlijk precies zoals de Raad van State heeft gedaan in zijn advies. Dat advies behelst ook dit punt, dus laten we dit nu echt gaan meenemen in de jaarlijkse plancyclus van parlement en kabinet. Ik weet dat de minister-president daar nu over nadenkt en met een antwoord komt. Niettemin hebben wij de vraag van de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie die in dit debat heeft geklonken, nog eens geformuleerd in de vorm van een motie, maar wij wachten natuurlijk op het antwoord van de minister-president. Helpt ons dat verder, dan kunnen we die motie intrekken. Ik dien de motie nu in.

De voorzitter: Door de leden Kuiper, Sent, Postema, Nooren, Vlietstra en Ester wordt de volgende motie voorgesteld:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met ingang van het huidige parlementaire jaar het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) alsmede het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hun beschouwingen parallel met de Macro Economische Verkenning publiceren;

constaterende dat de Raad van State adviseert het voorgenomen (langetermijn)beleid te beschouwen op de vraag in welke mate het bijdraagt aan brede welvaart, en dat jaarlijks te doen ter gelegenheid van de Algemene Politieke Beschouwingen;

verzoekt de regering het advies van de Raad van State te behartigen waarin gevraagd wordt jaarlijks bij de Miljoenennota een toekomstgerichte beschouwing te voegen over de vraag hoe de regering de doelstelling van brede welvaart dichterbij brengt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter F (35000).

(...)

Handelingen I 2018/2019, nr. 5, item 7 - blz. 42-43

Minister Rutte: Dan de SDG's en de rol die ze kunnen spelen bij een begrotingscyclus. Deze wens kunnen wij uitvoeren. Wij begrijpen ook heel goed die wens van verschillende partijen om vanuit een breder welvaartsbegrip de zaak te benaderen en daarbij ook de SDG's te betrekken. Financiën en economie zijn immers niet de enige criteria voor het inrichten van het land. Het CBS maakt jaarlijks de monitors over SDG's en brede welvaart. In de monitor over de SDG's wordt de relatie gelegd met de duurzame ontwikkelingsdoelen. Daarnaast is er op verzoek van de Tweede Kamer een monitor gemaakt over de ontwikkeling van brede welvaart. Er bestaat natuurlijk een grote overlap tussen de CBS-publicaties over de SDG's en de Monitor Brede Welvaart. We gaan daarom samen met het CBS verkennen hoe we die zaken in elkaar kunnen schuiven. Dat willen we eigenlijk gewoon volgend jaar gerealiseerd hebben. Bij de bredere besluitvorming hebben de Monitor Brede Welvaart en de monitor over de SDG's grote meerwaarde door de aandachtspunten voor Nederland te tonen en afwegingen tussen verschillende aspecten van welvaart inzichtelijk te maken. Dit kan zowel bij de Algemene Politieke Beschouwingen aan de orde komen als bij de bespreking van de departementale begroting.

De Monitor Brede Welvaart en de SDG-rapportage worden jaarlijks in het voorjaar gepubliceerd met de kabinetsreactie, zodat deze een rol kunnen spelen bij het Verantwoordingsdebat. Dat is ook logisch, omdat het statistiek betreft die per definitie terugkijkt. Bij de APB en de begroting en Miljoenennota wordt natuurlijk vooruitgekeken. Het ex ante in kaart brengen van kwantitatieve effecten van beleid op de SDG's en brede welvaart lijkt ons nu nog een brug te ver. Dus wij denken nu eerder aan de verantwoordingscyclus dan aan de begrotingscyclus. Ze kunnen wel een rol spelen bij de beleidsontwikkeling en wetgeving op afzonderlijke terreinen. Daartoe wordt het integrale afwegingskader dat het kabinet gebruikt bij beleidsontwikkeling en wetgeving hierop aangepast. De Monitor Brede Welvaart is ook als informatiebron beschikbaar bij de kabinetsformatie. Daar wordt bij uitstek over de departementale begrotingen heen gekeken en beleid bepaald voor een langere periode. De monitor helpt bij het formuleren van de politieke prioriteiten dankzij het inzicht in de maatschappelijke vraagstukken. Ik beschouw dit als een aanmoediging om hiermee door te gaan en te kijken hoe wij in 2019 in ieder geval die twee aspecten kunnen integreren.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Zeer bedankt, minister-president. Wat het betrekken bij de Algemene Politieke Beschouwingen betreft: het ging ons dan ook om een beschouwing, niet om nog eens een keer die indicatoren allemaal weer langs te lopen en af te vinken. Het ging inderdaad om hoe het integraal in het beleid verweven zit. U heeft daarover een toezegging gedaan, zodat het ook bij de Algemene Politieke Beschouwingen kan worden betrokken door de Kamers.

Minister Rutte: Ja.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Dank u wel.

(...)

Handelingen I 2018/2019, nr. 5, item 7 - blz. 44

De heer Kuiper (ChristenUnie): Voorzitter. Mede namens indienster Sent wil ik zeggen dat de motie onder letter F wordt ingetrokken, gelet op de toezeggingen van de minister-president. Dus die hoeft geen onderdeel meer te zijn van de beraadslaging.


Brondocumenten


Historie

  • 30 oktober 2018
    toezegging gedaan






Toezegging Jaarlijks rapporteren arbeidsproductiviteit in de Miljoenennota’s (35.000 N) (T02666)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rinnooy Kan (D66), toe met regelmaat te rapporteren over de arbeidsproductiviteit in Nederland door hierover een passage op te nemen in de volgende Miljoenennota’s.


Kerngegevens

Nummer T02666
Status openstaand
Datum toezegging 18 december 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Brief
Categorie legisprudentie
Onderwerpen arbeidsproductiviteit
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018/2019, 35000, N, blz. 1

Eerder heb ik uw Kamer middels een brief geïnformeerd over de ontwikkeling van de productiviteit in Nederland in vergelijking met de ons omringende landen, en de inspanningen die het kabinet doet op het vlak van onderwijs, R&D en digitalisering om de productiviteit verder te verbeteren. De komende tijd gaat het kabinet onderzoeken op welke manier beleid verder kan bijdragen aan het vergroten van de productiviteit, in de beantwoording van de motie-Wiersma/Bruins. De ontwikkeling van de productiviteit is een belangrijke determinant van de economische groei op de lange termijn, en daarmee van belang voor de toekomstige welvaart. Ik ben het met dhr. Rinnooy Kan eens dat deze ontwikkeling goed gevolgd dient te worden. Ik wil dan ook tegemoetkomen aan zijn vraag om met regelmaat te rapporteren over de productiviteit door hierover een passage op te nemen in de volgende Miljoenennota’s.


Brondocumenten


Historie

  • 18 december 2018
    toezegging gedaan






Toezegging Aanbieden jaarlijkse cijfers CPB inzake marginale belastingdruk (35.026) (T02668)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe de Kamer jaarlijks de cijfers van het CPB inzake marginale belastingdruk aan te bieden.


Kerngegevens

Nummer T02668
Status openstaand
Datum toezegging 11 december 2018
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingdruk
eenverdieners
marginale druk
tweeverdieners
Kamerstukken Belastingplan 2019 (35.026)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 11

Staatssecretaris Snel:

Nee, dat zou ik zeker niet durven. U hebt nog 28 pagina's rondom dit thema tegoed. Ik moet die nog over weten te brengen. Ik doe mijn best. Mocht ik aan het eind van het blokje dit punt niet hebben beantwoord, dan doe ik dat graag alsnog, maar volgens mij komt ook deze vraag nog aan de orde. Het ging erom of er een einddoel was en ik heb gezegd dat het einddoel altijd afhankelijk is van verschillende thema's. Dan was er een vraag van de heer Schalk over de opties om te verkennen of de marginale druk tussen een- en tweeverdieners wat verkleind kan worden. De maatregelen van het kabinet verlagen inderdaad de marginale druk voor zowel een- als tweeverdieners. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het denken nooit stil moet staan. Dat heb ik ook al eerder tegen de heer Schalk gezegd. Samen met de minister van SZW ga ik daarom onderzoeken welke mogelijkheden er op de lange termijn nog zijn om de resterende pijnpunten in de marginale druk te beperken. Iedereen ziet wel dat daar nog issues over zijn. Richting de heer Schalk kan ik dan ook zeggen dat we in dit onderzoek specifiek zullen kijken naar de positie van de een- en tweeverdieners. Ik hoop het onderzoek voor de komende zomer aan u te kunnen doen toekomen. De heer Schalk sprak over een exorbitante marginale belastingdruk en hij vroeg of de belastingen als prikkel voor werk uiteindelijk niet zouden zorgen voor een mismatch. Ik ben het echt met de heer Schalk eens dat de marginale druk, zeker als die in de buurt van 100 of ver daarboven komt, absoluut onwenselijk is. Meer werk moet meer lonen. Het is overigens ook niet zo dat die marginale druk pieken op heel lange termijn zijn. Je ziet ze soms heel erg toenemen. Als je die ene euro meer verdient, voel je het, maar heb je er vijf of tien meer, dan neemt het af. Desalniettemin snap ik het gemaakte punt heel goed. Ik heb geprobeerd een toelichting te geven waarom wij voor de marginaledrukberekening 2021 dat nog niet zo makkelijk konden doen. We hebben vorig jaar de marginaledrukgrafieken in beeld gebracht, maar omdat het van jaar tot jaar verder gaat, is het niet nu al mogelijk om dat voor 2021 te doen. Ik hoop wel dat blijkt dat, als wij dit jaar op jaar volgen, wij zien dat in diezelfde tabel, die we dan wel een keer kunnen updaten, de marginale druk en zeker de pieken wat afnemen. Dat is de doelstelling die we hebben.

De heer Schalk (SGP):

Dank voor de toezegging voor het onderzoek richting de een- en tweeverdieners. Ten aanzien van de tabel 2020-2021 begrijp ik dat de staatssecretaris toezegt dat die volgend jaar gewoon meekomt met de stukken. We hoeven dat niet op te vragen, want die komt gewoon mee, omdat we dat jaar op jaar willen zien.

Staatssecretaris Snel:

Ja, volgens mij kunnen we dat doen. We hebben wel de berekening nodig van het planbureau. Ik weet niet precies hoe ze dat doen, of ze die maken voor ons. U wilt volgen wat er gebeurt met die marginale druk. We zijn allemaal bezig om daarnaar te kijken. Ik wil dat zeker meenemen. Ik zal even checken of ik niet iets toezeg wat het planbureau niet jaarlijks maakt en kom daar in tweede termijn op terug. Het idee is dat je inzicht kunt krijgen in hoe de ontwikkeling is naar aanleiding van ons beleid. Dat delen we. De heer Schalk had een wat uitgebreidere berekening over het marginaledruktraject. Ik zal niet helemaal narekenen wat hij heeft gedaan. Dat laat ik even zitten. Zijn point was duidelijk. Het is heel hoog en hij vraagt of we daar niet wat aan kunnen doen. Ik heb daar net een aantal dingen over gezegd. Ik heb nog wat kleinere vragen van de heer Schalk rond die marginale druk, maar die komen op hetzelfde neer. Ik snap zijn punt. Hij gaf dat met voorbeelden aan: op- en afbouwtrajecten, het stelsel betaalbaar houden. Ik kan nog een heel betoog houden over het individuele stelsel, maar met het oog op de tijd zal ik de vragen niet allemaal beantwoorden. Ik kijk even of de heer Schalk daarmee instemt. Dit is de kern van mijn toezegging. Hij is goed gehoord en we gaan ermee verder.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 14

Staatssecretaris Snel:

Ik krijg nog een heel kort briefje tussendoor. Dat ging om de toezegging om de jaarlijkse cijfers van de marginale druk. Ik hield mij nog even in, maar het antwoord dat ik doorkrijg is: ja, dat kan. Er staat nog iets bij, maar volgens mij is dit het belangrijkste. Ja, dat kan, dus dat gaan we doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer een afschrift verzenden van een uiteenzetting over de wijze waarop EU-lidstaten omgaan met opties binnen de EU-arbitragerichtlijn (35.110) (T02775)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), mede namens de leden van de D66-fractie, toe de Kamer een afschrift te versturen van een uiteenzetting aan de Tweede Kamer over welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn.


Kerngegevens

Nummer T02775
Status openstaand
Datum toezegging 9 juli 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie overig
Onderwerpen EU-arbitragerichtlijn
Kamerstukken Wet fiscale arbitrage (35.110)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, B, blz. 3

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in het debat in de Tweede Kamer vragen zijn gesteld over de keuzes die andere lidstaten in hun implementatie wetgeving hebben gemaakt. De regering had op het moment van behandeling niet de beschikking over informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de arbitragelijn. Is deze informatie inmiddels beschikbaar? Zo ja, kan de regering deze informatie delen met het parlement en voorzien van een appreciatie? Is er naar de mening van de regering aanleiding om de voorliggende implementatie-wetgeving al dan niet aan te passen? Indien deze informatie nog niet beschikbaar is, kan de regering aangeven wanneer dat wel het geval zal zijn?

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, C, blz. 3

De leden van de fracties van GroenLinks en D66 vragen of informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de EU-arbitragerichtlijn inmiddels beschikbaar is. Deze informatie is nog niet beschikbaar. De EU-arbitragerichtlijn schrijft niet voor dat lidstaten keuzes kenbaar moeten maken aan andere lidstaten. Hierdoor dient zelfstandig onderzoek te worden gedaan naar de keuzes van andere lidstaten. Zoals ik heb toegezegd bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zal een uiteenzetting worden gegeven wanneer duidelijk is welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn. Deze uiteenzetting zal ik ook naar de Eerste Kamer verzenden. Een exacte termijn waarbinnen de uiteenzetting beschikbaar is, kan niet worden gegeven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het onderwerp ‘brede welvaart’ blijven betrekken bij de Miljoenennota (35.300) (T02798)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe om het onderwerp ‘brede welvaart’ te blijven betrekken bij de Miljoenennota.


Kerngegevens

Nummer T02798
Status openstaand
Datum toezegging 19 november 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Brede welvaart
miljoenennota
welzijn
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 13-14

De heer Vendrik (GroenLinks):

Met waardering beziet de fractie van GroenLinks de poging van het kabinet om deze Miljoenennota te plaatsen in het kader van brede welvaart en welzijn. Maar tegelijkertijd, zoals het kabinet overigens ook zelf in dat stuk opmerkte, is deze Miljoenennota uiteindelijk toch ook weer een normaal financieel-economisch stuk. Wat de GroenLinks-fractie betreft, zet het kabinet hier verdere stappen, zodat de Miljoenennota toegroeit naar een jaarlijkse brede welvaartsnota. Ik nodig de minister van Financiën hier vandaag uit om daar verder in mee te denken. Ik heb hier drie redenen voor.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 33

Minister Hoekstra:

Voorzitter. De heer Vendrik vroeg of de Miljoenennota nog meer een bredewelvaartsnota kan worden. Ik hoorde daar de echo van de heer Snels, die overigens content was met de stappen die we al genomen hebben. Ik kan hem toezeggen dat dit onderwerp breed op de agenda zal blijven, maar ik kan ook niet te veel beloven, omdat we nog niet de systematiek hebben om brede welvaart bij elk onderwerp toe te passen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer jaarlijks informeren over adequate beheersing integriteitsrisico's bij banken en enkele andere elementen (35.245) (T02914)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Sent (PvdA), Otten (fractie-Otten), Van Rooijen (50PLUS) en Ester (ChristenUnie) toe de Kamer via de jaarlijkse zbo-route proactief te informeren over de vorderingen die banken maken teneinde integriteitsrisico’s adequaat te beheersen, alsmede over enige andere elementen.


Kerngegevens

Nummer T02914
Status openstaand
Datum toezegging 21 april 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
integriteit
integriteitsrisico's
witwassen
zbo-route
Kamerstukken Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.4

Mevrouw Sent (PvdA):

Daarnaast concludeert De Nederlandsche Bank uit eigen onderzoek dat verschillende banken veel te weinig onderzoek doen naar wie hun klanten zijn. Ook de verplichte onderzoeken die banken moeten uitvoeren naar transacties van klanten zijn bij meerdere banken gebrekkig, aldus de toezichthouder. Volgens de minister zal DNB erop toezien dat de inspanningen zodanig zijn dat de banken integriteitsrisico's adequaat beheersen. De minister zal met DNB in gesprek blijven over de vorderingen die de sector hierbij maakt. Graag krijgt mijn fractie van de minister gedetailleerd zicht op deze vorderingen. Welke investeringen zijn er gepleegd in de expertise en nieuwe technologieën? Hoe is het juiste klimaat voor de beheersing van integriteitsrisico's gecreëerd? Hebben bankbestuurders zich persoonlijk gecommitteerd aan het voorkomen van betrokkenheid van banken bij financieel-economische criminaliteit?

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.9

Minister Hoekstra:

Mevrouw Sent vroeg nog of ik met De Nederlandsche Bank in gesprek wil blijven en inzicht wil blijven geven in de vorderingen die daar worden gemaakt. Heel graag. Ik word zelf jaarlijks door DNB geïnformeerd over de zbo-verantwoording. De eerste rapportage wordt binnenkort openbaar. Ik zeg mevrouw Sent toe dat ik die ook expliciet met de Eerste Kamer zal delen. Overigens heeft dit onderwerp met grote regelmaat de aandacht van de ambtelijke contacten met DNB en komt dit met regelmaat voorbij in het tweewekelijkse gesprek dat ik heb met de president. Ik zeg mevrouw Sent toe dat ik de Kamer hierover proactief zal informeren via de jaarlijkse zbo-route.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.14

Heer Otten (Fractie-Otten):

In aanvulling hierop. Ik wil de minister toch ook niet teleurstellen naar aanleiding van het percentage. In Amerika zijn onderzoeken gepubliceerd — die kan ik u ook doen toekomen — waarin staat dat, volgens Amerikaanse bronnen, met ongeveer 1% van de cryptotransacties iets niet in de haak zou zijn. Ik weet natuurlijk niet of dat in Europa vergelijkbaar is; het zal eerder minder zijn, denk ik. Mocht u er nog meer over kunnen vinden, dan horen we dat graag. Maar ik hoor van veel mensen dat er in de praktijk een veel groter probleem is met creditcards.

Minister Hoekstra:

Laten we het volgende doen. Ik probeerde met mijn relativerende opmerking juist ook in alle ernst aan te geven dat we hierover gewoon heel veel nog niet weten. De heer Otten heeft natuurlijk groot gelijk als hij zegt dat we met creditcards, die er natuurlijk al veel langer zijn, enorm veel gelazer hebben, om het even huiselijk te zeggen. Dat nog even afgezien van het feit dat we allemaal weten dat veel criminelen voor de biljetjes van 100 tegenwoordig gebruikmaken van een weegschaal en niet meer van telmachines. Op het gebied van contant geld hebben we dus ook nog een enorm probleem. Het is dus en-en-en. Maar ik houd me aanbevolen voor die statistieken. Laat ik afspreken dat we proberen om de informatie die er is, ook op dit gebied, volgend jaar met de Kamer te delen in de rapportage die ik al toegezegd heb aan mevrouw Sent.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.14-15

Heer Van Rooijen (50PLUS):

De minister sprak over innovatie, virtueel geld en bitcoins. Hij maakte daar, heel begrijpelijk, positieve kanttekeningen bij. Het is niet iets voor vanavond maar voor later, denk ik, maar ik vroeg me even af of dat niet een steeds groter probleem is voor de Belastingdienst. Ik doel dan op de controle, en het zorgen dat we een juist inzicht hebben in de belastingschuld.

[…]

Minister Hoekstra:

Laat ik het nuanceren. Ik heb grote zorgen op het gebied van witwassen, en vooral over wat dat doet met de samenleving. Daar heb ik grote, grote zorgen over. Ik heb ook aangegeven dat ik vind dat we echt met elkaar een been moeten bijtrekken. Daarom was ik het ook eens met de vragen van mevrouw Karimi, de heer Ester en anderen. Dat geldt voor de banken, justitie en politie, het ministerie van Financiën en De Nederlandsche Bank, dus alle betrokken partijen. Dat is twee. Drie is de vraag van de heer Van Rooijen: is het dan ook zo dat er nu door die crypto-ontwikkelingen een belastingprobleem ontstaat? Eerlijk gezegd denk ik dat dat niet het grootste probleem is. Daarvoor is de omvang te klein. Ook gaat het toch vaak om geld dat überhaupt al in criminele handen is. Het is dus toch echt wat anders dan wat de gemiddelde Nederlander doet, want die die krijgt z'n geld gewoon via z'n loonstrookje overgemaakt, en dat gebeurt in het volle licht. Maar laat ik het volgende doen. Ik voeg het toe aan de rapportage die ik mevrouw Sent heb toegezegd en die ik al drie keer heb verfraaid tijdens dit debat. Dat doe ik nu dus een vierde keer en ik sluit niet uit dat het zo meteen nog een keer gebeurt. Maar ik wil de heer Van Rooijen niet op voorhand blij maken, want ik denk niet dat dit het grootste probleem is dat de Belastingdienst heeft.

[…]

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik was blij met de duiding van de minister van de voor- en nadelen van cryptovaluta. Het is zonneklaar dat daar misbruik van wordt gemaakt door allerlei criminelen. Dat is helder. We weten niet goed hoe groot dat is, maar misschien is dat ook niet het allerbelangrijkste punt. Het gaat om de enorme negatieve uitwerking ervan op de samenleving en op de economie. Maar we hebben ook de behoefte om de start-upwereld, waar velen van ons iets mee hebben, niet in dat verdomhoekje te zetten. Dat is al door verschillende woordvoerders gezegd. Hoe kunnen we dat nou het beste doen? U zou kunnen overwegen om bijvoorbeeld de start-upwereld in te schakelen om die boeven waar u het over heeft boven water te krijgen, misschien met inzet van hun eigen technologie. Schakel ze ook op een hele positieve manier in! Zou ik u daartoe kunnen verleiden?

Minister Hoekstra:

Absoluut, absoluut. Ik heb geprobeerd te zeggen dat het ermee begint dat het natuurlijk fantastisch is dat dat in Nederland gebeurt. Ik meen ook van harte wat ik eerder richting de heer Otten zei. Er vindt überhaupt heel veel innovatie plaats in Nederland, ook op dit specifieke terrein. Ik blijf dat benadrukken, omdat wij hier ook vaak praten over de problemen die er zijn. Als je niet uitkijkt, wekt dat de suggestie alsof alles wat zich in een bepaalde sector afspeelt, een probleem is, maar daar is helemaal geen sprake van. We hebben ook heel nauw contact met deze sector, ook breder, over wat de fintechagenda is van het kabinet. Ik vind het een interessante gedachte om specifiek aan deze bedrijven te vragen hoe zij zouden kunnen helpen. Het gaat er niet zozeer om om te zeggen dat wij het fantastisch vinden dat zij er zijn, maar om hoe zij met alle kennis en kunde die er bestaat, kunnen helpen. Dat vind ik een interessante gedachte en die ga ik graag meenemen. Ik vermoed dat de heer Ester dat over een jaar in dat kattenbelletje aan mevrouw Sent ook wil teruglezen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer te informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen onderzoek overlap geldstromen witwassen en belastingontwijking (35.245) (T02916)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Karimi (GroenLinks) en Sent (PvdA), toe de Kamer in de reguliere beleidscyclus rond witwassen te blijven informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen inzake het onderzoek hoe groot de overlap is tussen kapitaalstromen waar witwassen plaatsvindt en kapitaalstromen waar belastingontwijking plaatsvindt.


Kerngegevens

Nummer T02916
Status openstaand
Datum toezegging 21 april 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingontduiking
geldstromen
onderzoek
witwassen
Kamerstukken Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.1

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn fractie is ook benieuwd naar de stand van zaken van het onderzoek naar de relatie tussen witwassen en belastingontwijking, zoals gevraagd in de motie-Snels/Groothuizen in de Tweede Kamer, bij de behandeling van deze wetsvoorstellen. Kan de minister een tipje van de sluier oplichten en aangeven waar we staan? Wanneer verwacht de minister de resultaten van dit onderzoek te presenteren? Zou de minister de resultaten van dat onderzoek ook naar de Eerste Kamer willen sturen?

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.4

Mevrouw Sent (PvdA):

Voorzitter. In het debat in de Tweede Kamer is uitvoerig stilgestaan bij de grote overlap tussen witwassen en belastingontwijking. Daar is geconstateerd dat, terwijl de aanpak van witwassen vooral Europese aandacht krijgt, de aanpak van belastingontwijking juist op nationaal niveau is belegd. Ook hier verwees mevrouw Karimi van GroenLinks al naar. Middels een aangenomen motie is de minister opgeroepen onderzoek te doen naar hoe groot die overlap is tussen kapitaalstromen waar witwassen plaatsvindt en kapitaalstromen waar belastingontwijking plaatsvindt. Graag vraag ik, net als mevrouw Karimi, de minister om ons nu al als tussenstand te informeren over de voorlopige bevindingen uit dit onderzoek. Kan de minister daarbij bevestigen dat de aanpak van belastingontwijking net als de aanpak van witwassen geharmoniseerd dient te worden?

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.12

Minister Hoekstra:

Mevrouw Karimi vroeg ook nog of ik wil blijven informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen. Dat zal ik zonder meer doen. Met haar goedvinden neem ik dat dan mee in de reguliere beleidscyclus rond witwassen. Dan zorg ik dat de Eerste Kamer minimaal en misschien ook wel maximaal een keer per jaar over wordt geïnformeerd. Vaker zou kunnen, maar om het enige substantie te geven is dat misschien goed.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.18

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb ook gevraag hoe het eigenlijk zit met het onderzoek dat uitgevoerd zou worden naar aanleiding van de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen. Ik hoor daar graag in de tweede termijn een antwoord op van de minister.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb, net als mevrouw Karimi, nog een antwoord gemist op de vraag over de motie, en de tussenstand bij de relatie tussen witwassen en belastingontwijking.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.20

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Er was volgens mij nog één vraag die mevrouw Karimi en ook mevrouw Sent rappelleerden, namelijk de tussenstand van het onderzoek naar de overlap van kapitaalstromen van witwassen en belastingontwijking. Volgens mij hebben zij daar beiden naar gevraagd. Dat was een motie van december vorig jaar. Dat wordt gewoon in de reguliere beleidscyclus over witwassen meegenomen. Daar heb ik nu geen nieuw of eerder inzicht in, maar dit onderwerp is bekend. We kijken ook periodiek naar de grootste witwasrisico's. Het WODC verricht ook die analyses. Er wordt op dit moment de hand gelegd aan de nieuwe nationale risicoanalyse. Ik wil eerst even kijken in hoeverre die ingaat op de samenhang met belastingontwijking. Als die analyse daar onvoldoende inzicht in biedt, dan gaan we dat nog meenemen in een update. Maar ik kan daar op dit moment niet meer over zeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kamer op de hoogte te houden van de voortgang van de uitvoering van de Wet hardheidsaanpassing Awir (35.468) (T02935)

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om evenals de Tweede Kamer zeer frequent en regelmatig geïnformeerd te worden over de wijze van uitvoering van de Wet hardheidsaanpassing Awir na inwerkingtreding.


Kerngegevens

Nummer T02935
Status deels voldaan
Datum toezegging 30 juni 2020
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Belastingdienst
hardheid
kinderopvangtoeslag
Wet hardheidsaanpassing Awir
Kamerstukken Wet hardheidsaanpassing Awir (35.468)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 5.

De heer Essers (CDA):

[…] Zonder overdrijving kan worden gesteld dat de kinderopvangtoeslagaffaire de Belastingdienst in de grootste crisis heeft gestort sedert de Tweede Wereldoorlog. Als deze zaak iets heeft duidelijk gemaakt is het wel het belang van de rechtsstaat en van een integere en redelijke overheid, maar ook hoezeer een almachtige overheid argeloze burgers finaal in de vernieling kan helpen. Het is nu niet de plaats om deze affaire en het toeslagenstelsel ten principale te bespreken. Daar zal ongetwijfeld later dit jaar nog ruim gelegenheid voor zijn. Er zal lering uit moeten worden getrokken door de Belastingdienst, maar ook door onder meer de politiek en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu is het van belang dat zo spoedig mogelijk alles wordt gedaan om recht te doen aan de gedupeerde ouders. Mijn fractie stemt dan ook zonder meer in met het voorliggende wetsvoorstel. Het is als het ware omgekeerd evenredig aan de hardheid en de disproportionaliteit van de kinderopvangtoeslagregeling. De intentie van dit wetsvoorstel onderschrijven wij dan ook van ganser harte. De uitwerking ervan oogt wel erg bureaucratisch. Maar liefst vijf categorieën gedupeerde ouders worden onderscheiden bij de tegemoetkomende regelingen. De uitvoering is in handen van onder meer een Commissie van Wijzen, een bezwaarschriftencommissie, een Commissie aanvullende schadevergoeding, een Bestuurlijke Adviesraad, een ouderpanel en een kindpanel. Daarnaast is er nog het Strategisch Crisisteam, het Uitvoeringsorgaanhersteltoeslagen en de rest van de uitvoeringsorganisatie rondom de kinderopvangtoeslag. Gelet op alles wat er is gebeurd mag het duidelijk zijn dat de nodige argwaan bestaat hoe dit alles in de praktijk gaat uitwerken, ook al krijgen ouders dan een persoonlijke zaakbehandelaar die hen zal bijstaan in het gehele proces.

Wij sluiten ons dan ook graag aan bij de eis van de Tweede Kamer om het parlement zeer frequent en regelmatig te informeren over de wijze van uitvoering van dit wetsvoorstel na inwerkingtreding. Het spreekt ook voor zich dat bij dit dossier volledige transparantie voortaan hoofdzaak dient te zijn. Fouten moeten worden gemeld en hersteld. Graag vernemen wij hiervan een bevestiging door de staatssecretaris.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 7.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Zoals ik hier vorig jaar december zei: controle is goed, maar vertrouwen nog beter. Daarvoor is het ongelooflijk belangrijk dat de Belastingdienst ervoor gaat zorgen dat deze hersteloperatie een start is van een nieuwe manier van werken, een manier van werken vanuit de menselijke maat, ruimhartig, empathisch en rechtvaardig, zoals de heer Essers vanochtend al zei. Alleen streng en hard als het niet anders kan en met de grootste transparantie.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 10.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan werd er over de rapportage gevraagd om u als Kamer ook goed op de hoogte te houden van wat er gebeurt. Datzelfde heb ik uiteraard toegezegd aan de Tweede Kamer en ik doe dat heel graag ook aan u. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat wij met elkaar nauwgezet volgen hoe deze hersteloperatie verloopt, wat daarin goed gaat, wat er ook niet in goed gaat en hoe we dan ook kunnen zorgen dat we alles wat daar niet snel en goed verloopt zo snel mogelijk kunnen herstellen. Maar ook om met elkaar informatie te delen over onderwerpen in de komende tijd waarvan we weten dat ze nog moeten komen, bijvoorbeeld het thema van het etnisch profileren. Is dat er nou geweest, ja of nee? We hebben al gezien dat er in ieder geval signalen van zijn, dat staat ook in de rapportage van de ADR die samen met Donner is uitgebracht. Maar het is vooral belangrijk om te kijken of dat effecten heeft gehad voor ouders en als dat zo is, wat dat dan ook nog betekent in het kader van deze hersteloperatie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Administratieve lasten ATAD2 meenemen in monitoring maatregelen belastingontwijking (35.241) (T02956)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD) toe om bij de monitoring van de effecten van de aanpak tegen belastingontwijking, de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten van de ATAD 2 mee te nemen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02956
Status openstaand
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
belastingontduiking
belastingontwijkingen
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 21.

Mevrouw Geerdink (VVD):

[…]

Dan naar aanbeveling nummer twee: belastingwetgeving moet niet leiden tot het in Europees verband verslechteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat brengt me bij de twee wetsvoorstellen die gebaseerd zijn op de Europese richtlijnen ATAD 2 en DAC6 over anti-misbruik en meldingsplicht voor intermediairs en belastingplichtigen. De voorstellen gaan op diverse punten verder dan op basis van de Europese richtlijnen nodig is. Daarover heeft de VVD-fractie veel vragen gesteld in haar schriftelijke inbreng. De VVD-fractie is op dit punt heel helder: ze leiden tot disproportionele maatregelen die zeer waarschijnlijk in relatie tot Europees recht niet houdbaar zullen zijn en de facto ons hele bedrijfsleven, niet alleen de multinationals maar ook het mkb, op achterstand zetten, Europees en mondiaal. Waarom is dat nodig, zo vragen wij de regering. En is de regering bereid om de koppen die erop zijn gezet, er volgend jaar weer af te halen via reparatiewetgeving? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de regering en zullen in tweede termijn hierover waarschijnlijk een motie indienen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 21, 22.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Mevrouw Geerdink had een vraag over ATAD 2. Zij vroeg— kennelijk vroeg de heer Essers daar daarnet ook al een beetje naar — of de implementatie van ATAD 2 niet verder gaat dan de richtlijn vereist. Ook vraagt zij of het kabinet bereid is om door het kabinet gemaakte keuzes volgend jaar via de wetgeving terug te draaien. ATAD 2 biedt lidstaten op onderdelen keuzes bij de implementatie. Dat is expliciet ook de bedoeling. Het kabinet kiest er in enkele gevallen voor om verder te gaan dan de minimumnorm in de richtlijn. Nederland implementeert in alle gevallen de zogenoemde secundaire regel, terwijl ATAD 2 bij vier typenhybride mismatches — voorzitter, ik weet dat uw voorganger dat altijd een heerlijke term vond, dus dat zeiden we dan zo vaak mogelijk — de mogelijkheid bood om secundaire maatregelen te implementeren. Ook neemt het kabinet een tijdelijke uitzondering van de banken die mogelijk was, niet over. Het kabinet wil heel bewust belastingontwijking met hybride mismatches tegengaan en gebruikt daarom ook het gehele instrumentarium dat ATAD 2 ons biedt. Hiermee implementeert het kabinet niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest van de richtlijn, hoe ingewikkeld het wellicht ook voor de heer Essers is om daar een beeld bij te krijgen.

Aangezien het een weloverwogen keuze is, die het kabinet in alle transparantie voorstelt, is het kabinet niet voornemens volgend jaar ook andere wetten of keuzes te maken die deze gemaakte keuzes terugdraaien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles altijd maar in beton gegoten is, maar het kabinet beseft dat de implementatie van ATAD 2 gevolgen heeft voor belastingplichtigen. Daarom houdt het kabinet de vinger aan de pols.

Op verzoek van de Tweede Kamer — ik deel dat graag ook weer met uw Kamer, voorzitter — zal het kabinet de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten blijven monitoren en op basis van praktijkervaringen blijven kijken of er mogelijk nadere handvatten ten aanzien van de documentatieverplichting kunnen worden ontwikkeld. Dat onderdeel is in de Tweede Kamer aan de orde gekomen. Ook zullen wij de effecten van de aanpak op belastingontwijking blijven monitoren, zoals ik zojuist zei. Daar hoort ook ATAD 2 bij. […]


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evalueren effectiviteit UBO-register (35.179) (T02976)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe dat bij de evaluatie van de effectiviteit van het UBO-register gebruikers, zoals onderzoeksjournalisten, en andere stakeholders betrokken worden.


Kerngegevens

Nummer T02976
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 2.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Kortom, er moet worden voorkomen dat deze wet wel veel bureaucratische rompslomp veroorzaakt, maar weinig impact heeft. Hoe is de regering van plan de effectiviteit van de wet te evalueren?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14.

Minister Hoekstra:

Mevrouw Karimi vroeg: hoe wordt de effectiviteit van het register geëvalueerd? Het is echt belangrijk dat gebruikers, maar ook andere stakeholders, daar steeds bij betrokken zullen worden. Ik noem de bevoegde autoriteiten, zoals de opsporingsinstanties, maar we zullen breder een uitvraag doen. Het gehele stelsel dat moet helpen bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Dus daar zullen we dat ook nog in meenemen. Mevrouw Karimi weet dat minister Grapperhaus en ik er zeer op gebrand zijn om hierin belangrijke stappen voorwaarts te maken.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 1.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

[…]

Mijn hoofdpunt was hoe het eigenlijk zit met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn. Daarvan zou een preventieve werking moeten uitgaan die voorkomt dat er schimmige constructies plaats vinden. De minister zegt dat wij een gebalanceerde keuze hebben gemaakt. Ik bestrijd dat. Ik vrees ook dat Nederland ook dit keer met maximaal restrictief uitvoeren van deze richtlijn Europees in een verkeerde hoek belandt. Wij krijgen dan weer dat imago dat we bescherming van de aandeelhouders belangrijker vinden dan bestrijding van bijvoorbeeld witwassen of financiering van terrorisme. De journalisten, de maatschappelijke organisaties zullen zich niet laten weerhouden, ze zullen blijven doorsputteren, ze zullen gewoon hun onderzoek doen en de misstanden hopelijk ook publiek maken. Maar de combinatie van het aan de ene kant niet mogen zoeken op individuen en aan de andere kant het bijvoorbeeld betalen van vergoedingen, hoe klein die ook mogen zijn, betekent gewoon dat er sprake is van drempels. Al die drempels bij elkaar kunnen het werk van die groep mensen moeilijk maken. Is de minister dat met mij eens? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot? Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde, namelijk het bemoeilijken van witwassen en andere manieren van misbruik van het financiële stelsel, en terrorismebestrijding.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.

Minister Hoekstra:

[…]

Het tweede dat ik haar wil zeggen, is dat het zeker zo is dat ik ervoor open sta om bijvoorbeeld ook onderzoeksjournalisten te betrekken bij de effectiviteit. Eigenlijk leent zich dat voor een evaluatie, maar het is dus vaker mogelijk om tussendoor input te vragen van de gebruikers.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overzicht implementatie van het UBO-register in verschillende Europese lidstaten (35.179) (T02979)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA) toe om aanvang 2022 (achttien maanden na de toezegging) een overzicht te geven van hoe andere Europese lidstaten omgaan met de bescherming van privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T02979
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
kerkgenootschappen
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
privacy
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.6.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Het UBO-register is een Europese verplichting. Dat brengt mijn fractie tot de voor de hand liggende vraag hoe andere Europese landen omgaan met de bescherming van de privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid. Kan de minister zijn conclusies met ons delen? Klopt het dat Duitsland, Zweden en Italië een eigen lijn kiezen? Zo ja, welke lering trekt de minister hieruit?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.10.

De heer Essers (CDA):

[…]

Overigens hebben volgens onze informatie Finland en Malta kerkgenootschappen uitgezonderd van de registratieplicht. Kan de regering dit bevestigen? En zijn er nog andere lidstaten waar deze uitzondering op van toepassing is? […]

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.19.

Minister Hoekstra:

[…]

De heer Ester en de heer Essers vroegen nog hoe het internationale speelveld eruitziet. De heer Ester vroeg naar Duitsland, Zweden en Italië en de heer Essers naar Finland en Malta, meen ik. Er is op dit moment geen overzicht beschikbaar. Bovendien geldt altijd dat lidstaten lastig met elkaar te vergelijken zijn. Ik zou willen voorstellen dat we daar een keer een overzicht van maken op het moment dat dit overal is geïmplementeerd. Dan wordt dat ook helder. Misschien kan dat dan meteen mee in die achttien maanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Financiering €30.000-regeling niet verhalen op kinderbijslag (35.704) (T03159)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat de financiering voor de €30.000-regeling valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën en niet verhaald wordt op gezinnen met kinderbijslag.


Kerngegevens

Nummer T03159
Status openstaand
Datum toezegging 23 februari 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Belastingdienst
financiering
hersteloperatie
toeslagen
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 8

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter. Het gaat over een fors bedrag. Als 25.000 mensen zich gemeld hebben, is het sommetje vrij eenvoudig: dan gaat het om 750 miljoen. Dat is geen sinecure, maar wat moet, dat moet. Maar er is wat mijn fractie betreft nog geen duidelijkheid over de kwestie van de financiering. Het gerucht gaat dat een collega van de staatssecretaris bezig is om een deel te verhalen bij de gezinnen door de kinderbijslag aan te pakken en deze een paar jaar te bevriezen. Kan de staatssecretaris klip-en-klaar melden dat dit niet zal gebeuren? In antwoord op schriftelijke vragen beaamt namelijk de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat gezinnen met kinderen er inderdaad in koopkracht op achteruit zullen gaan. De fractie van de SGP vindt dat echt niet kunnen. Immers, in dat geval worden gezinnen opnieuw gepakt, vermoedelijk, eigenlijk wel zeker, ook de 23.000 gezinnen die nu schadeloosgesteld moeten worden. Dat kan en mag de bedoeling toch niet zijn?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 13

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik nog naar de vraag van de heer Schalk over dat de financiering van deze regeling niet verhaald wordt op gezinnen met kinderbijslag. Voor de hersteloperatie is een apart budget gemaakt. Deze regeling is dus apart gereserveerd. Die valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën. Dat betekent dus dat deze regeling niet komt uit een maatregel voor de kinderbijslag.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 14

De heer Schalk (SGP):

Ik ga terug naar het onderwerp waar de staatssecretaris mee bezig was, de vraag die ik had gesteld over de kinderbijslag. Daar was in de Tweede Kamer in ieder geval nog niet echt duidelijkheid over, in die zin dat er in de Tweede Kamer gemeld werd dat een belangrijk deel van het geld bij het ministerie van Financiën vandaan zou komen, maar dat er wellicht ook een deel zou worden opgehaald via de bevriezing van de kinderbijslag. Vervolgens is daarvan gezegd: nou, daar hoeven we nu niet over door te praten, want dat is nog niet aan de orde; dat kan aan de orde komen bij een eventueel wetsontwerp daarover. Mijn fractie vindt dat niet zo'n goed idee. Zojuist heb ik van de staatssecretaris begrepen dat het bij Financiën vandaan komt. Kan zij helder toezeggen dat het niet weggehaald zal worden bij de kinderbijslag?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat kan ik helder toezeggen. Het geld dat we gereserveerd hebben, die 824 miljoen euro voor deze €30.000-regeling, valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën en wordt niet gefinancierd door een maatregel met betrekking tot de kinderbijslag.

De heer Schalk (SGP):

Kan de staatssecretaris dan misschien aangeven waarop gedoeld werd toen erover gesproken werd dat een wetsvoorstel daar misschien wel mee te maken zou hebben? Of zegt ze gewoon: nee, dat is hier niet aan de orde? Dan vind ik het een heldere toezegging. Het gaat daar niet over.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Wat mij betreft, is het niet aan de orde en speelt dit hier geen rol.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 26

De heer Schalk (SGP):

Ik heb gehoord dat de staatssecretaris een toezegging deed over de betalingen die niet worden gedekt uit gelden die bespaard worden door besparingen van bevriezing van de indexering van de kinderbijslag of iets dergelijks. Dank voor die toezegging en voor die duidelijkheid.


Brondocumenten


Historie

  • 23 februari 2021
    toezegging gedaan






Toezegging Beoordeling en financiering van herstelplannen (35.711) (T03238)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Strien (PVV), toe dat het (volgend) kabinet een vinger aan de pols zal houden bij de beoordeling van de herstelplannen van de lidstaten, uitgevoerd door de Europese Commissie, zodat het Europese geld verstandig wordt uitgegeven.


Kerngegevens

Nummer T03238
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Eigenmiddelenbesluit
Europese Commissie
Herstelplan
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 11

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter. Italië lacht zich een bult, met name de heer Draghi, sinds februari de nieuwe premier. Eerst heeft hij er vanuit de ECB voor gezorgd dat ze in Italië geen rente hoeven te betalen over de gigantische schuldenberg die ze hebben door de rente gewoon negatief te maken, zodat ze nu voor hun bestaande schulden geld toe krijgen. Nu vlooit hij uit hoe hij 192 miljard uit het Herstelfonds moet gaan besteden. Dat valt helemaal nog niet mee, want Italië is gewoon schatrijk. Italianen zijn veel rijker dan Nederlanders, zoals de ECB een paar jaar geleden in de Household Finance and Consumption Survey publiceerde. Een van de plannen is het doortrekken van de hogesnelheidslijn van Salerno naar het zuiden, naar de punt van de laars. Als het zuiden groeit, groeit heel Italië, zei Draghi daarover in het Italiaanse parlement. Maar wij weten ook dat als het zuiden van Italië groeit, de maffia ook groeit. Giovanni Bombardieri, hoofdofficier van justitie in Zuid-Calabrië, die al jaren onderzoek doet naar fraude met Europese subsidies en menig antimaffia-actie in zijn streek leidde, waarschuwt: als Europese subsidies deze kant opkomen, dan heeft 'ndrangheta daar belangstelling voor. Wij weten in ieder geval waar onze zuurverdiende centen blijven. De provincies Drenthe, Flevoland, Friesland en Groningen kunnen voorlopig hun 9,5 miljard aan investeringen in spoorverbindingen wel vergeten. De Nederlandse regering heeft dat geld nodig om in Zuid-Italië spoorwegverbindingen te financieren. Ik zou de minister willen vragen hoe hij dit voor zijn verantwoording kan nemen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 45

Minister Hoekstra:

Dan heb ik nog een vraag van de heer Van Strien over de groei van de maffia en hoe die hier een rol in speelt. Ik denk dat het er hem primair om gaat dat je zorgt dat dat Europese geld verstandig wordt uitgegeven zonder dat het in verkeerde zakken belandt. Ik ben het zeer met hem eens, omdat ik vind dat geld dat Nederlanders, Duitsers, Finnen of wie dan ook met hard werken verdiend hebben en besluiten uit te geven, ook een verstandige bestemming verdient. Bovendien is het bij wederkerigheid en het geloof in dit type afspraken ontzettend belangrijk dat je vervolgens niet in de krant hoeft te lezen dat het geld dat is opgehoest — of dat nou is geleverd door de Italiaanse, Nederlandse of welke belastingbetaler dan ook — vervolgens allerlei kwalijke praktijken zou hebben gefinancierd. Uiteindelijk is de beoordeling daarvan aan de Commissie. De Commissie moet beoordelen of de audit- en controlesystemen uit de herstelplannen — die zitten straks ook in die herstelplannen — voldoende zekerheid bieden. Als men dat ontoereikend zou vinden, kan het plan niet worden goedgekeurd. Vervolgens moet de Commissie daar ook zelf toezicht op houden, samen met OLAF en met de Rekenkamer. Ik zou de heer Van Strien wel willen toezeggen dat het kabinet — dat zal dan een volgend kabinet zijn — hierbij ook zelf de vinger aan de pols zal houden, want dit is wezenlijk voor het vertrouwen dat we met elkaar moeten kunnen hebben in dit type afspraken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rol van artikel 116 van het werkingsverdrag Europese Unie (35.711) (T03242)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om zijn standpunt ten opzichte van artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie met de Kamer te delen, nadat hij de analyse of het voorstel van de Europese Commissie heeft ontvangen over de rol van artikel 116 van het werkingsverdrag in relatie met belastingstelsels.


Kerngegevens

Nummer T03242
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingstelsels
Europese Unie
Werkingsverdrag
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 26

De heer Essers (CDA):

De laatste tijd is er discussie gaande over de vraag of artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie een optie biedt om fiscale harmonisatie op basis van gekwalificeerde meerderheid mogelijk te maken in plaats van de huidige unanimiteitseis. In de memorie van antwoord zegt de regering op onze vraag of zij over deze kwestie een uitgebreide reactie wil geven, dat zij met die reactie wil wachten totdat de Europese Commissie hier haar visie op heeft gegeven. Maar ongetwijfeld heeft de minister over deze belangrijke kwestie ook een eigen mening, los van die van de Europese Commissie. In het kader van de nieuwe politieke cultuur van transparantie en open debat nodigen we hem dan ook van harte uit om die visie vandaag met ons te delen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 58

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan vroeg de heer Essers terecht aan het einde van de eerste termijn naar zijn vraag over artikel 116 en het werkingsverdrag. Dit moet ik even heel precies doen. De Commissie heeft inderdaad aangegeven te onderzoeken of artikel 116 van het werkingsverdrag ook in relatie met belastingstelsels kan worden toegepast. Dit zou mogelijk het geval kunnen zijn als de nationale wetgeving van een lidstaat niet voldoet aan de mededingingsvoorwaarden en zodoende een verstoring veroorzaakt van de interne markt. Op dit moment is nog niet duidelijk of en zo ja, wanneer de Commissie met een analyse of voorstel hierover komt. Ik vind het prudent — ik hoop dat de heer Essers dat kan volgen — dat ik pas wanneer de zienswijze van de Commissie bekend is over de precieze rol van artikel 116 van het werkingsverdrag en in hoeverre dat gaat spelen op het gebied van belastingen, mijn standpunt ga bepalen. Want dan moet ik me ook verhouden tot die opvattingen van die Commissie. Tot dat moment vind ik het prematuur. Met zijn goedvinden wacht ik daarop. Zodra ik die informatie heb, zal ik die met de Kamer delen en dan zal ik ook mijn standpunt bepalen. Als hij zich daarin kan vinden, zou ik die double whammy met hem willen afspreken.

De heer Essers (CDA):

De minister is consistent in zijn beantwoording van mijn vragen. Ik heb nog steeds niet zijn mening, maar ik begrijp de prudentie heel goed. Het geeft me ook enig inzicht in hoe hij daartegenover staat. Als hij artikel 116 volledig zou omarmen, had hij dat allang gezegd. Of vergis ik me nu?

Minister Hoekstra:

Dan komen we op de exegese van wat het kabinet bedoeld zou kunnen hebben. Een exegese moet je altijd aan anderen laten, is mijn conclusie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Implementatie ATAD1 (35.030, E) (T03261)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer in een Nota naar aanleiding van het Verslag Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking, naar aanleiding van vagen van de fractieleden van de VVD en het CDA, toe om aan de Europese Commissie te vragen wanneer de uiterste datum van de implementatie van ATAD1 is verstreken en een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de EU ATAD1 hebben geïmplementeerd.


Kerngegevens

Nummer T03261
Status voldaan
Datum toezegging 7 december 2018
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD1
implementatie
Kamerstukken Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.030)


Uit de stukken

Nota naar aanleiding van het verslag, 7 december 2018, 35030, E, blz. 2

Staatssecretaris van Financiën:

“De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen het kabinet om aan te geven hoe de definitie van openbare-infrastructuurprojecten wordt ingevuld in landen zoals Frankrijk, Engeland en Duitsland die deze uitzondering eveneens in hun wet- en regelgeving hebben opgenomen. Zoals gemeld in de memorie van antwoord is er nog geen overzicht voorhanden hoe andere landen de implementatie vormgeven. De implementatietermijn verloopt immers pas per 1 januari 2019. Daarom zal aan de Europese Commissie (EC) worden gevraagd om, wanneer de uiterste datum van implementatie is verstreken, een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de Europese Unie (EU) ATAD11 hebben geïmplementeerd. Zodra dit beschikbaar is, wordt dit met uw Kamer gedeeld, zo mogelijk gevolgd door een analyse hoe de implemenatie in Nederland zich verhoudt tot andere lidstaten. Op dit moment bestaat er geen inzicht op welke wijze andere lidstaten openbare infrastructuurprojecten behandelen in de earningsstrippingmaatregel. Wel moet daarbij worden bedacht dat het kabinet kiest voor een implementatiewijze waardoor de doelstelling van de regeling niet meer primair is gericht op het bestrijden van belastingontwijking maar vooral op een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voortgangsrapportage inzake de bestrijding van belastingontwijking (35.927) (T03339)

De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe jaarlijks een rapportage te sturen naar beide Kamers inzake de bestrijding van belastingontwijking. Dit betreft een brede voortgangsrapportage over wat er in de pijplijn zit aan beleidsmaatregelen en over wat er internationaal gebeurt, waarin ook nieuwe datagegevens worden verwerkt, bijvoorbeeld afkomstig van multinationals of country-by-country reporting.


Kerngegevens

Nummer T03339
Status voldaan
Datum toezegging 14 december 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingontwijkingen
bestrijding
country-by-country reporting
multinationals
voortgangsrapportage
Kamerstukken Belastingplan 2022 (35.927)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 11, item 4 - blz. 11

Staatssecretaris Vijlbrief:

De heer Vendrik vraagt: kunt u deze Kamer jaarlijks een rapport sturen over de bestrijding van belastingontwijking? Dat doe ik graag. Dat doe ik al voor de Tweede Kamer en dat zal ik ook graag voor deze Kamer doen.

(…)

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vraag iets meer duiding van de toezegging die de staatssecretaris zojuist deed over de jaarlijkse rapportage. Ik begreep uit zijn beantwoording — maar misschien heb ik het verkeerd begrepen — dat hij zei: die stuur ik al naar de Tweede Kamer en die stuur ik ook hiernaartoe. Ik heb gekeken wat er naar de Tweede Kamer gaat, maar dat is niet wat ik bedoel. Maar goed, eerst maar even duidelijkheid over wat de staatssecretaris bedoelt.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat bedoelde ik, maar als de heer Vendrik dat niet genoeg vindt, moet hij even zeggen wat hij wel bedoelt. Dan geef ik daar antwoord op.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn punt was dat je een bredere voortgangsrapportage maakt over wat je in de pijplijn hebt aan beleidsmaatregelen en over wat er internationaal gebeurt, waarin je ook nieuwe datagegevens verwerkt, bijvoorbeeld afkomstig van multinationals, country-by-country reporting. Kortom, dat hele vraagstuk. Ook wat door Ter Haar wordt gezegd: er is voortdurend nieuw onderzoek nodig, er is nog heel veel wat we niet weten. Dat breng je bij wijze van spreken jaarlijks samen in een mooie voortgangsrapportage aan beide Kamers.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Ik ben daarvoor, maar ik ga even bij de ambtenaren checken of ik dit soort toezeggingen namens mijn bijna-opvolger kan doen. Maar ik ben daar in principe voor, ik vind het een goed idee.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 11, item 8 - blz. 29

Staatsecretaris Vijlbrief:

Het monitoren van belastingontwijking, een vraag van de heer Vendrik. Ik vind dat een goed idee, inclusief de dingen die hij noemde. Laat ik dat gewoon toezeggen. Laat ik ook toezeggen dat dat breder is dan wat het nu is. Dat vroeg hij expliciet. Dat is dan voor beide Kamers bedoeld. Het is wel een toezegging die ik doe namens mijn ambtsopvolger. Laat ik het zo formuleren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse financiële impact klimaatbeleid voor Nederlandse huishoudens en bedrijfsleven (35.216) (T03448)

De Minister voor Klimaat en Energie zegt, mede namens de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Van Apeldoorn (SP), toe om zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreide analyse te maken over de financiële lasten van het klimaatbeleid in Nederland voor zowel huishoudens als voor het bedrijfsleven en hierbij ook in te gaan op de verhouding van enerzijds het subsidiëren en anderzijds het normeren en beprijzen voor de klimaattransitie.


Kerngegevens

Nummer T03448
Status openstaand
Datum toezegging 8 maart 2022
Deadline 1 juli 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Minister van Klimaat en Groene Groei
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei (EZ/KGG)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2
CO2-emissie
klimaat
Kamerstukken Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 3, blz. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

[…] Mijn fractie heeft stellig oog voor de nadelen van een hoog minimumtarief voor elektriciteitsbedrijven. Ik noem verplaatsing naar het buitenland van bedrijven en de leveringszekerheid van elektriciteit. Maar nu lijkt mij de balans ver te zoeken, ook in vergelijking tot de industriële sector als zodanig, waar we het net over hadden. Graag een reflectie van de bewindslieden op dit punt.

Gelden de conclusies — zo is mijn vervolgvraag — van onderzoeksbureau Frontier Economics, dat een aantal jaren geleden onderzoek deed naar CO2-beprijzing, eigenlijk nog steeds? Hoe taxeren zij de effectiviteit van deze wel zeer lage marginale minimumheffing? Is de heffing gewoon niet te beperkt om zoden aan de dijk te zetten? Wat is daarbij de inschatting van de ontwikkeling van de ETS-prijzen in het komende decennium? Zal er sprake zijn van blijvende volatiliteit of van een zekere stabilisatie?

Voorzitter. De ChristenUniefractie ziet spanning tussen de forse klimaatambities van dit kabinet en de toch wat schamele minimum-CO2-prijs die de elektriciteitssector in dit wetsvoorstel wordt opgelegd. Herkennen de bewindslieden die spanningsverhouding? Hoe wegen zij het feit dat het PBL, het planbureau, geen direct reductie-effect toekent aan het voorgestelde prijspad en weinig heil verwacht van de beoogde doelstelling? De klimaatschade door de sector, zo concludeert het planbureau, is groter dan de huidige CO2-prijs.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 8.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter. Aan de minister wil ik nog vragen in te gaan op hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de plannen van de nieuwe regering. Gaat de regering nu helemaal niets additioneels meer doen aan CO2-beprijzing? Ik stelde aan het begin van mijn betoog dat het nieuwe kabinet-Rutte vooral miljarden gaat uitdelen aan het bedrijfsleven in het kader van de klimaattransitie, in plaats van te normeren en te beprijzen. Kan hij daar eens op reflecteren? Of komt hij nog met nieuwe plannen voor de belasting van CO2, ook op het terrein van elektriciteitsopwekking in het algemeen? In ieder geval lees ik er niets over in het coalitieakkoord.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 14.

Minister Jetten:

De heer Ester stelde mij een aantal vragen over de conclusies van het Frontier Economics-rapport, dat destijds is gebruikt bij de opstelling van dit wetsvoorstel. De conclusie was dat een prijspad dat boven de verwachtingen van de ETS-prijzen ligt, leidt tot risico's voor de leveringszekerheid. Dat geldt eigenlijk nog steeds. Daarbij heeft de hoogte van het prijspad in relatie tot het ETS natuurlijk welzeker enige relevantie. Maar we zien nu ook, in het licht van bijvoorbeeld de snelle afbouw van kerncentrales en kolencentrales in andere landen, de enorme volatiliteit op de gasmarkt en de problematiek van het produceren van elektriciteit via gas, dat je in die open Europese markt heel snel effecten over de grens krijgt. Het blijft dus, denk ik, bij alle maatregelen die wij nemen en overwegen altijd heel erg belangrijk om dat mee te wegen. Voor zover mij bekend heeft Frontier Economics geen recente inschatting gemaakt van de ontwikkeling van die ETS-prijzen, ook niet naar aanleiding van de laatste "Fit for 55"-voorstellen. Ik heb echter zelf ook al aan de Tweede Kamer toegezegd dat het kabinet zodra de onderhandelingen over Fit for 55 zijn afgerond een uitgebreidere analyse zal maken over de impact van dat totaalpakket op wat ik maar even de financiële lasten van klimaatbeleid in Nederland noem, zowel voor huishoudens als voor het bedrijfsleven. Ik denk dat uw vragen daar dan ook zeker in zullen terugkomen.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 29, 30

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank aan beide bewindslieden voor de beantwoording. Ik had aan de minister nog gevraagd om te reflecteren op enerzijds het subsidiëren voor de klimaattransitie en anderzijds het normeren en beprijzen. De minister is daar in zijn beantwoording niet aan toegekomen, maar misschien kan de staatssecretaris dat mede namens hem doen. Het heeft ook alles te maken met fiscale vergroening. Hoe staat het met de beprijzing als het gaat om CO2-uitstoot? Dit niet alleen in relatie tot het wetsvoorstel, maar ook in het algemeen. Beprijzen wij wel op de goede manier? Ik heb in mijn eerste termijn ook aandacht gevraagd — dat staat overigens ook in de motie van collega Van der Plas — voor de scheve verhouding hoe we de grootverbruikers belasten versus hoe we kleinverbruikers belasten. Dan zie je dat die verhouding helemaal scheef is en kleinverbruikers naar verhouding veel meer betalen voor hun energie dan grootverbruikers, de grote vervuilers. Dat is het omgekeerde van klimaatrechtvaardigheid. […]

Staatssecretaris Van Rij:

De heer Van Apeldoorn was nog teruggekomen op wat er in de eerste termijn was gezegd over fiscale vergroening. Je kunt het fiscale instrument inzetten, je kunt subsidie inzetten en je kunt aan normering doen. In het coalitieakkoord dat ambitieus is op het terrein van klimaatbeleid worden alle nationale instrumenten genoemd, en overigens ook op het niveau van de EU, zoals de plannen voor Fit for 55. Er is dus echt een bredere beleidsmix. Ik zou het voorstel willen doen dat de minister voor kernenergie … Sorry, voor kernenergie; dat is een mooie verspreking! Dat is een samentrekking. Ik bedoel de minister voor klimaat en energie. De minister zal erop terugkomen als hij de hem toegekende nota met de Kamer gaat delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Belastinginning door Emissieautoriteit opnemen in de evaluatie Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216) (T03451)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Essers (CDA), Van der Voort (D66) en Ester (ChristenUnie) toe om in de evaluatie van de Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking in te gaan op de inning van de belastingen door de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) in plaats van door de Belastingdienst, zodat deze situatie eventueel te zijner tijd nog kan worden herzien.


Kerngegevens

Nummer T03451
Status openstaand
Datum toezegging 8 maart 2022
Deadline 1 juli 2027
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Prof.dr. P.H.J. van der Voort M.Sc. (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen CO2
CO2-emissie
klimaat
Kamerstukken Wet minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking (35.216)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 3, blz. 6.

De heer Ester (ChristenUnie):

En dan nu een paar additionele vragen rond het wetsvoorstel. Zo is het mijn fractie nog steeds niet duidelijk waarom de Belastingdienst niet verantwoordelijk wordt gesteld voor de inning van de heffing bij de dienst NEa, de Nederlandse Emissieautoriteit. Ook de Raad van State plaatste hierbij kritische kanttekeningen en vindt de kabinetsoverwegingen niet echt overtuigend. Kan de staatssecretaris de meerwaarde van de gekozen constructie nog eens toelichten? Beperkt die eigenlijk niet zijn eigen regiekracht?

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 2, 3

De heer Essers (CDA):

Ten slotte, voorzitter. Wij hebben twijfels over de wijze waarop de ambtelijke uitvoering wordt geregeld van de additionele belasting die wordt opgelegd als de ETS-prijs onder de minimum-CO2-prijs komt. Het is niet de Belastingdienst die verantwoordelijk wordt voor de heffing en de invordering van deze CO2-belasting, maar de Nederlandse Emissieautoriteit. Wij begrijpen maar al te goed dat de Belastingdienst met serieuze capaciteitsproblemen kampt, maar is dit wel een juiste bijdrage aan de oplossing daarvoor? Zijn belastingplichtigen wel gediend met een op fiscaal terrein volstrekt onervaren dienst als de NEa, zeker bij een voor de fiscale rechtsbescherming zo cruciale wet als de Algemene wet inzake rijksbelastingen? Zie ook het advies van de Raad van State in dezen.

De heer Van der Voort (D66):

[…] De Eerste Kamer buigt zich graag over de uitvoering. De heffing en inning van de voorliggende belasting worden niet door de Belastingdienst uitgevoerd. Ook de Raad van State heeft hier kritiek op. Waarom houdt de regering vast aan de constructie van inning door de NEa, terwijl de Raad van State een helder en valide betoog houdt om dat niet te doen?

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 22, 23.

Staatssecretaris Van Rij:

Voorzitter. Er zijn wat vragen gesteld door de heer Ester, de heer Van der Voort en de heer Essers over de uitvoering door de Nederlandse Emissieautoriteit. Waarom de Nederlandse Emissieautoriteit? Het gaat hier om een belasting. Waarom niet de Belastingdienst? Zo heb ik de vragen even kort samengevat. Er zijn een aantal redenen om ervoor te kiezen dat de NEa, de Nederlandse Emissieautoriteit, heft en int. In de eerste plaats zit daar de ervaring met CO2. Het gaat ook om een beperkte groep belastingplichtigen. Dat zijn er 135, in een sector die zeer bekend is bij de NEa. De NEa heft en int namelijk ook de belasting op grond van de Wet CO2-heffing industrie en is uitvoerder voor het EU ETS-emissiehandelssysteem. De minister heeft zojuist ook uitgelegd dat het een heel palet aan beleidsinstrumenten en -voornemens betreft. Daarom staan we hier ook met z'n tweeën, hij als minister voor Klimaat en Energie. Natuurlijkerwijs past het dus beter bij de NEa.

Het is ook nog een groot voordeel dat bedrijven straks één aanspreekpunt hebben, en geen twee. De uitvoeringstoets was positief wat betreft de vraag of de NEa het aan zou kunnen. Ook worden de verschillende rollen, zowel die van het ministerie van EZK als die van het ministerie van Financiën, goed geformaliseerd in opdrachtbrieven. Er is ook regulier overleg. Verder wordt het functioneren van de NEa iedere vijf jaar geëvalueerd.

De hoofdregel is inderdaad dat een rijksbelasting door de rijksbelastingdienst moet worden gedaan. Het wetsvoorstel maakt daarop een uitzondering, in artikel 71g. Het komt wel vaker voor dat het niet de rijksbelastingdienst betreft, maar dat bijvoorbeeld provincies of gemeenten op basis van de AWR belastingen mogen heffen en innen. De regiekracht van de minister van Financiën wordt niet beperkt. Het valt namelijk onder het gezag van de minister van Financiën. Dat staat ook in dat eerdergenoemde artikel 71g, eerste lid. De AWR-deskundigheid, waar de heer Essers terecht op wijst, is specifieke expertise van de Belastingdienst. Er is ook in voorzien dat die alle steun en bijstand daarvoor zal verlenen.

Voorzitter. Last but not least zou ik eraan willen toevoegen dat dit misschien weleens vaker kan gaan gebeuren. We komen in deze Kamer ook nog uitgebreid te spreken over de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft natuurlijk altijd primair de taak om belastingen te heffen en te innen. Maar het kan helemaal geen kwaad om in een specifiek geval als dit, met de argumenten die ik genoemd heb, te kijken of dat toch niet beter door een ander kan worden gedaan. Dat is niet alleen zo gezien vanuit de overheid, vanuit de Belastingdienst, en wat betreft een verdere verzwaring van de taken van de Belastingdienst, maar ook ten behoeve van de belastingplichtige.

De heer Van der Voort (D66):

Die laatste opmerking van de staatssecretaris maakt mijn zorgen eigenlijk alleen maar groter. Ik begrijp hieruit dat er een precedent geschapen is en dat er dus veel vaker door andere autoriteiten belasting geïnd kan gaan worden. Hoe houdt de overheid dan nog het overzicht? Wordt het zo geen ratjetoe? De concentratie en de hoofdregel, die ook benoemd wordt, dat de Belastingdienst belasting int, zijn juist zo helder voor iedereen in het land.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik wil hier niet indruk wekken alsof de Belastingdienst alles gaat uitbesteden. Helemaal niet. Als ik dat gedaan heb, dan wil ik dat meteen terugnemen. Maar juist de expertise op dit specifieke punt van de CO2-heffing zit echt bij de Nederlandse Emissieautoriteit, zoals ik al aangaf. Die vervult al een rol als het om de CO2-heffing voor de industrie gaat. Die vervult al een rol als het gaat om het ETS-systeem. Dan kun je natuurlijk heel principieel blijven, maar je kunt ook pragmatisch zijn. In dit geval, nogmaals, is het geborgd. Het is geborgd in de wet. Het is geborgd in de opdrachtbrief. Het is ook geborgd door de steun en bijstand op het punt van een juiste toepassing van de AWR. Als ik dus de indruk gewekt zou hebben dat we nu massaal gaan uitbesteden bij de Belastingdienst, dan is dat niet zo.

De heer Van der Voort (D66):

Dan is nog mijn vraag aan de staatssecretaris of daarmee de inhoudelijke argumenten zoals de Raad van State die ook heeft geformuleerd voldoende afgedekt zijn. Het laatste punt dat ik hem wil voorleggen, is het volgende. Als de NEa die voorbereiding volledig doet, waarna de afronding door de Belastingdienst gedaan kan worden, dan zie ik eigenlijk toch nog steeds niet zo goed het probleem waarom de Belastingdienst dat niet zou kunnen doen.

Staatssecretaris Van Rij:

Ik heb de argumenten gegeven, ook bij de schriftelijke behandeling van het wetsontwerp, waarom wij er echt van overtuigd zijn dat dit kan. Uiteraard is er ook goed en serieus gekeken naar het advies van de Raad van State. Het nadeel van de optie die u zonet noemde, is dat je dan toch weer twee schijven krijgt. Wij zijn er echt van overtuigd dat het voldoende geborgd is, op basis van de argumenten die ik eerder heb gegeven.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 27, 28.

De heer Essers (CDA):

Dan was er het punt of het nou wel verstandig is om de uitvoering van de hele problematiek niet over te laten aan de Belastingdienst maar aan de Nederlandse Emissieautoriteit. Dat is ongetwijfeld een punt waar we nog meer over gaan discussiëren in de toekomst. Ik wil één element nadrukkelijk markeren. Het risico met een dergelijke instantie die belasting gaat heffen en innen is dat het een heel technocratische benadering wordt. Dat is ook het probleem geweest bij de toeslagenzaak, dat op een gegeven moment die toeslagen volstrekt technocratisch werden uitgevoerd. Dat is toch iets waar de Belastingdienst denk ik veel beter in getraind is. Die zijn gewend, althans, dat zouden ze wel moeten doen, om op te treden als rechter en niet als techneut of als belangenbehartiger van de schatkist. Dat is wel een element dat we goed in de gaten moeten houden.

De heer Van der Voort (D66):

Tot slot nog even over de inning van de belastingen door de NEa in plaats van door de Belastingdienst. Is het een mogelijkheid dat dat aspect ook in de evaluatie meegenomen wordt, zodat nog een keer gekeken wordt of het inderdaad de juiste keuze is geweest? Wellicht kan dit, aan de hand van die evaluatie, te zijner tijd nog herzien worden.

Handelingen I 2021-2022, nr. 20, item 6, blz. 30.

De heer Van der Voort (D66):

Ik mis in de evaluatie nog het punt van de Belastingdienst. Wordt dat nog geëvalueerd en wordt dat wellicht aan de hand van die conclusies herzien? […]

Staatssecretaris Van Rij:

Dank. Ik ging nog wat door mijn papieren heen, maar ik stel het altijd op prijs als ik even aangemoedigd wordt tot het beantwoorden van vragen die nog niet beantwoord zijn. Die toezegging zal ik zeker doen. Wat dat betreft is de Nederlandse Emissieautoriteit daarvoor geëquipeerd. Vooruitlopend op de evaluatie ga ik niet nu al toezeggen dat het dan alsnog naar de Belastingdienst moet, maar dat lijkt me de kern van een evaluatie.


Brondocumenten


Historie

  • 8 maart 2022
    toezegging gedaan






Toezegging Bij voortgangsrapportages kindregeling aandacht voor kinderen die in de schulden zitten (36.200) (T03518)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe dat in de voortgangsrapportages aandacht zal worden besteed aan hoe de uitvoering van de kindregeling verloopt bij kinderen die in de schulden zitten.


Kerngegevens

Nummer T03518
Status openstaand
Datum toezegging 22 november 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Belastingdienst
Dienst Uitvoering Onderwijs
hersteloperatie
herstelwet
kinderopvang
kindregelingen
schulden
toeslagenaffaire
Kamerstukken Miljoenennota 2023 (36.200)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 60

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

“Even hierover verder. Wij hebben tijdens het debat over de herstelwet aandacht besteed aan de positie van kinderen. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris al voortvarend aan de slag is gegaan met de uitvoering van de kindregeling en dat de eerste brieven zijn binnengekomen bij de kinderen die op dit moment heel vaak jongvolwassen zijn. Een probleem dat toen aan de orde kwam en nu weer naar voren gebracht wordt, is het punt dat de compensatie die zij krijgen niet veilig is. De kinderen die vanwege de positie van hun ouders schulden hebben gemaakt, zien dat het geld op dit moment door de Belastingdienst wordt overgemaakt, maar dat het meteen door schuldeisers geïnd kan worden. De discussie daarover hebben we toen gevoerd. De staatssecretaris wilde niets daarvoor doen. Nu de uitvoering gaande is en we zien dat hetgeen wij vreesden werkelijkheid wordt, hoor ik graag wat de staatssecretaris van plan is om hieraan te doen.”

Staatssecretaris De Vries:

“Die discussie hebben we inderdaad uitgebreid gevoerd bij de hersteloperatie. Ik ben blij en ook wel trots dat de organisatie zo veel voorbereidingen heeft getroffen dat zo snel na het vaststellen van de wet al begonnen kan worden met de kindregeling. Dat zullen we de komende maanden verder gaan doen.

Er zijn nog geen bedragen uitbetaald. Wij hebben toen ook aangegeven hoe het zat als er bijvoorbeeld een schuldenpositie was waarbij msnp of Wsnp aan de orde was. Die discussie zou ik niet over willen doen.

Van degenen aan wie nu de betaling plaatsvindt, kennen wij de rekeningnummers. Wij vragen daar natuurlijk wel een bevestiging van. We moeten het geld wel naar de rekeningnummers van de kinderen overmaken. Er is ook een mogelijkheid om het iets later uit te betalen. Dat heb ik volgens mij ook de vorige keer aangegeven. Maar ik weet niet of het op dit tijdstip nuttig is om de discussie nog een keer over te doen.”

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

“Nee, het gaat echt niet om het overdoen van de discussie. Ik heb hier een bericht van een jongen die zegt: als je boven de 18 bent, zoals ik, en onder beschermingsbewind valt, dan ben je gewoon je geld kwijt. Nu de uitvoering plaatsvindt, zie ik dit soort berichten binnenkomen. Ik snap dat het ingewikkeld en moeilijk is, maar het grootste gedeelte van die schulden bestaat uit bijvoorbeeld DUO-schulden. Is de staatssecretaris in ieder geval bereid om een pauzeknop te organiseren en te bekijken welke oplossing hiervoor gevonden kan worden?”

Staatssecretaris De Vries:

“Ik weet niet wat mevrouw Karimi exact bedoelt met een pauzeknop. We hebben een moratorium bij gedupeerde ouders. Dat is best een heel zwaar instrument, wat ook wettelijk geregeld moet worden. Dat is dus niet iets wat je zomaar kunt doen. Als er concrete situaties zijn, zoals dit geval, dan lijkt het me goed dat u even kijkt of u de gegevens aan ons mag doorgeven. Wij zullen dan even kijken wat er in die specifieke situatie aan de hand is. Vervolgens leggen wij dan even contact.”

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

“Dat is prima voor individuele gevallen. Maar zou ik de staatssecretaris willen vragen om hierover in de uitvoering navraag te doen en te kijken welke problemen er zijn — zij kan bijvoorbeeld ook met de Kinderombudsman in gesprek gaan — waarna zij ons kan informeren over wat zij in de uitvoering ziet en welke oplossing zij van plan is daarvoor te gebruiken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 61

Staatssecretaris De Vries:

“Dat laatste zou ik niet op die manier willen toezeggen. Wel wil ik toezeggen dat we in de voortgangsrapportages aandacht besteden aan hoe de uitvoering van de regeling ver-loopt, bijvoorbeeld ook wat betreft de specifieke problematiek in deze casus. Dat kan ik wel toezeggen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief gender budgeting en brief over mogelijke verbreding van de studie van het CPB over de baten van Europa voor Nederland (36.200) (T03519)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe dat een brief over gender budgeting naar de Kamer zal worden gestuurd. De minister van Financiën zegt de Kamer ook toe dat het ministerie van Financiën in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken schriftelijk terugkomt op het verzoek om een verbreding van de studie van het CPB over de baten van Europa voor Nederland, waarbij naar meer zal worden gekeken dan naar de handel.


Kerngegevens

Nummer T03519
Status deels voldaan
Datum toezegging 22 november 2022
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingsstappen
Brede welvaart
gender budgeting
Kamerstukken Miljoenennota 2023 (36.200)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 3 - blz. 30-31

De heer Backer (D66):

(…)

“Kortom, voorzitter. Ik wil naar een ander onderwerp toe dat ongetwijfeld ook reacties bij sommigen zal oproepen, namelijk dat het tijd is om het patriarchaat verder uit de rijksbegroting te laten verdwijnen. Wat bedoel ik daarmee? Hoeveel meer welzijn, productiviteit en dynamiek zou er in de samenleving vrijgemaakt kunnen worden, als er meer aan gendergelijkheid wordt gedaan? Hierbij denk ik aan het beter zichtbaar maken van welke effecten de loonkloof tussen mannen en vrouwen, de problematische regelingen over kinderopvang waar we het net al even over hadden, de onevenwichtige verdeling in bestuurlijke posities en de fiscale belemmeringen voor gezinnen en eenverdieners hebben op onze nationale rekening. Over de loonkloof citeer ik de brief van de minister van Sociale Zaken van 14 november van dit jaar aan de Tweede Kamer: "Het is vandaag 14 november, Equal Pay Day, de dag in het jaar vanaf wanneer vrouwen symbolisch gezien voor niets werken. Dit komt doordat vrouwen gemiddeld 13% minder verdienen dan mannen. Op deze dag vraag ik aandacht voor het belang van een gelijke positie van vrouwen op de arbeidsmarkt." Dat vroeg ze op 14 november, maar dat gaat natuurlijk door, ook vandaag.

De bewindslieden kennen natuurlijk het lot van een emancipatieproces. Dat gaat langzaam. Dat is een lang vol te houden strijd. Hierin kan gender budgeting — een nieuw woord, niet voor velen in de wereld, maar voor ons; hier wordt het weinig gebruikt — behulpzaam zijn. Deze aanpak wordt al aangegeven in de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN. Ook het Tsjechisch voorzitterschap van de EU heeft het geagendeerd en het wordt ook door de Raad van Europa aangemoedigd. Ik vat even samen wat de Raad van Europa daarover zegt: een genderbeoordeling van begrotingen uitvoeren, op alle niveaus van het begrotingsproces, een genderperspectief integreren en de inkomsten en uitgaven herstructureren om gendergelijkheid te bevorderen. Het lijkt een enorm lange weg en dat zal het ook wel zijn, maar het is wel de weg om te gaan. Ik hoor graag van de minister van Financiën, die zich ongetwijfeld gesteund weet door haar collega op Onderwijs voor Emancipatie, hoe deze manier van budgettering in de rijksbegroting kan worden versterkt en hoe daar verslag van kan worden gedaan in de Miljoenennota. Kan zij een onderzoek toezeggen zodat Nederland kan leren van landen als Canada, waar gender budgeting onder de verantwoordelijkheid valt van haar collega Chrystia Freeland?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9 item 9 – blz. 32.

De heer Backer (D66):

(…)

“Op verzoek van deze Kamer is een studie verricht naar de baten van Europa voor Nederland. Die is vooral geconcentreerd geweest op de handelsvoordelen. Maar de motie die in deze Kamer is aangenomen, is breder en ging erom om te kijken naar de brede welvaartseffecten. Mijn verzoek aan het kabinet is dat dat stukje ook nog wordt gedaan. Er is inmiddels ook een studie van de Algemene Rekenkamer naar de regionale fondsen en de positieve effecten daarvan. Ik overweeg een motie op dit punt, maar ik ga ervan uit dat die eigenlijk niet nodig is. Ik ga ervan uit dat de minister het zo kan leiden dat de competente instellingen dat zullen doen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9 item 10 - blz. 23.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Backer vroeg mij naar een studie die was verricht op verzoek van de Kamer naar de baten van Europa voor Nederland. Die was vooral geconcentreerd op handel. Ik begrijp uit uw interventie dat de studie van het CPB te beperkend was. Ik wil u toezeggen dat wij zullen proberen om samen met Buitenlandse Zaken te kijken of wij met een verbreding kunnen komen. U moet mij even de tijd geven om te specificeren hoe we dat zullen gaan doen, maar we kunnen wellicht separaat schriftelijk terugkomen op welke vorm dat zal krijgen. Ik begrijp de intentie van uw vraag. Het is inderdaad te beperkend om alleen naar handel te kijken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 37-38

Minister Kaag:

(…)

“De heer Backer vroeg mij hoe de bredewelvaartsindicatoren van de planbureaus een logische plaats kunnen krijgen in de rijksbegroting. Waarom duurt het zo lang? Het duurt zo lang, omdat het best wel ingewikkeld is. Het is ook de eerste keer dat we die stap hebben kunnen zetten. Ik ben ook zeker van plan om dit verder uit te rollen, zoals het heet. We hebben voor het eerst nu in de Miljoenennota echt ruimte gegeven aan de prioriteiten op het terrein van brede welvaart. Is het genoeg? Nee. Willen we veel meer stappen zetten? Ja. Maar we zijn natuurlijk wel afhankelijk van de uitwerking van de vakdepartementen op hun departementale begroting. We willen echt de gedachte van brede welvaart, zoals die verwoord is in doelen en gemeten wordt met indicatoren, meenemen in de begrotingscyclus. De planbureaus ontwikkelen nog methoden om vooruit te kijken op brede welvaart. Het CBS kijkt natuurlijk terug op de gegeven data.

Er staat hier in mijn aantekeningen dat nergens ter wereld een dergelijke methodiek bestaat. Ik vind "nergens ter wereld" zeggen een beetje eng, want het zal vast wel bestaan. Veel landen die hun begroting plannen op basis van de SDG's doen dat in feite al. Bij de geavanceerde economieën, zoals dat heet, is het meer uitzonderlijk dan in een gemiddeld ontwikkelingsland. Ik denk dat wij nog wel wat stappen kunnen zetten. Het gaat over een langetermijnperspectief. Ik ben zeer betrokken om dit vorm te gaan geven en spreek daar graag over, overigens met brede steun van de Tweede Kamer. De aanpak gender budgeting wil ik meenemen onder de noemer brede welvaart. We hebben al gesprekken gevoerd, ook met vrouwenorganisaties in dit geval, om daaraan vorm te kunnen gaan geven. Het hoort mijns inziens onder een aantal van die indicatoren van brede welvaart.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 65

De heer Backer (D66):

(…)

“Voorzitter. Een ander onderwerp dat de minister heeft meegenomen in de brede welvaart, was het punt van gender budgeting. De vraag was eigenlijk of de minister dit ziet als een belangrijke methode om de begroting gendersensitiever te maken. Daarbij kunnen we van Canada leren. Wellicht kunt u dat schriftelijk beantwoorden, zodat we daar niet vanavond nog uitgebreid over hoeven te debatteren, maar als u op dat punt zou ingaan, dan zou ik dat zeer waarderen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 9, item 10 - blz. 72

Minister Kaag:

(…)

“Gender budgeting, de vraag van de heer Backer. U krijgt een brief hierover. Hierin staat hoe wij bij de vervolgrapportage aangeven hoe het kabinet voortgang maakt met de invulling van brede welvaart in de begrotingsstappen. Daarin zullen wij gender budgeting in het bijzonder meenemen, want daar valt het onder.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over financiële verantwoording door EU-lidstaten (36.259) (T03593)

De minister van Buitenlandse Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe dat de Kamer zal worden geïnformeerd over de stand van zaken in de financiële verantwoording, al dan niet via Nationale Verklaringen, door EU-lidstaten.


Kerngegevens

Nummer T03593
Status openstaand
Datum toezegging 18 april 2023
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen nationale verklaringen
Kamerstukken Staat van de Europese Unie 2023 (36.259)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 27, item 11 - blz. 44-45.

De heer Van Ballekom (VVD):

[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de uitgesproken tekst niet beschikbaar.]

“Het gaat me niet zozeer om de Nederlandse verantwoording, want daar houdt de Nederlandse Rekenkamer heel goed oog op. Wij hebben ook altijd die Nationale Verklaring ingeleverd. Daar heb ik ook geen enkel probleem mee. Ik heb er een probleem mee dat die 24 andere landen het niet doen. Is er een afspraak gemaakt binnen de EU dat dat op een of andere manier wél verantwoord wordt?”

Minister Hoekstra:

“Laten we het volgende doen. Ik snap die zorg heel goed. Overigens ligt dit wel op het snijvlak met BZ en, eigenlijk nog een beetje meer, Financiën. Als ik er nu voor zorg dat er met Financiën nog contact over is en dat we dan het vervolg terugkoppelen. Dat doen we bij voorkeur niet in een aparte brief, maar ik zorg ervoor dat bijvoorbeeld een verslag van de vergadering de Kamer bereikt. Ik snap namelijk echt de gedachte die de heer Van Ballekom met ons deelt.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Afschrift toesturen van de concrete berekening van de belastingpercentages in box 3 (36.202) (T03614)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD), toe dat een afschrift wordt gestuurd betreffende de concrete jaarlijkse berekening van de belastingpercentages voor box 3.


Kerngegevens

Nummer T03614
Status openstaand
Datum toezegging 13 december 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingheffing
box 3
rendement
Kamerstukken Belastingplan 2023 (36.202)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 12 item 3 - blz. 37

Mevrouw Geerdink (VVD):

(…)

“Dan ga ik naar het volgende: de categorie overige bezittingen. In datzelfde nieuwe systeem wordt voor zo'n beetje alles, behalve spaargeld, uitgegaan van een rendement van 6,17%. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe dit is vastgesteld? Op basis van welke analyse is die mix samengesteld? Op basis van welke argumenten zal deze werkwijze juridisch wel haalbaar zijn? Voorkomen moet worden dat die overbruggingsregeling naar het nieuwe stelsel weer in strijd blijkt te zijn met datzelfde Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. De categorie overig zal voor de een misschien bestaan uit een mix van vermogensbestanddelen, zoals een aandelenportefeuille en onroerende zaken, maar er zijn mogelijk ook mensen die alleen in het bezit zijn van risicoloze of laagrenderende staatsobligaties tegen een langetermijnrente van minder dan 6,17%, bijvoorbeeld 2%. Naar het oordeel van de VVD pleit dit voor een verdere uitsplitsing en verfijning van de categorie overig. Niet voor niets heeft de Hoge Raad in zijn uitspraak gesteld dat het zaak is dat met de gekozen forfaitaire grenzen getracht wordt de werkelijkheid te benaderen. Waarom is er bijvoorbeeld niet gekozen voor een afzonderlijke categorie vorderingen en schulden tegen eenzelfde forfaitair percentage? Dat geldt ook voor de tegenbewijsregeling die voor de hand ligt bij forfaits die onder vuur liggen. De VVD-fractie heeft er alle begrip voor dat deze punten op korte termijn lastig uitvoerbaar zijn. We vernemen wel graag van de staatssecretaris hoe hij denkt dit juridische mijnenveld veilig over te steken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 4 - blz. 1-2

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Mevrouw Geerdink vroeg hoe het percentage en de mix voor de categorie overige bezittingen zijn vastgesteld en waarom niet is gekozen voor een afzonderlijke categorie voor vorderingen en schulden tegen eenzelfde percentage. We hebben het over de overbruggingswetgeving voor box 3. Het forfait voor de overige bezittingen is hetzelfde als het forfait voor rendementsklasse 2, dus daar hebben we eigenlijk niks aan veranderd. Dat rendement gaat uit van de daadwerkelijke verdeling van het totale box 3-vermogen van onroerend goed, aandelen en obligaties: 53% onroerend goed, 33% aandelen en 14% obligaties. Het langetermijnrendement voor onroerend goed is vastgesteld op 5,7%, voor aandelen op 8,47% en voor obligaties op 2,5%. Voor 2023 tellen ook de hoge rendementen uit 2021 voor een vijftiende, het langjarig meetkundig gemiddelde, mee in het forfait. Daarom stijgt dat forfait van 5,53% naar 6,16%. Met deze lage resultaten op de beurs zullen we volgend jaar weer een effect naar beneden zien. De concrete berekening wordt jaarlijks gestuurd aan de Tweede Kamer - ik ben graag bereid om ook een afschrift naar de Eerste Kamer te sturen - en wordt op de website van de Belastingdienst gepubliceerd.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie giftenaftrek als fiscale regeling (36.202) (T03621)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Raven (OSF), toe dat er een evaluatie over de giftenaftrek komt omdat het een fiscale regeling is.


Kerngegevens

Nummer T03621
Status voldaan
Datum toezegging 13 december 2022
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden A.C.M. Raven (OSF)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen belastingen
periodieke giftenaftrek
schenkingen
Kamerstukken Belastingplan 2023 (36.202)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 – blz. 20

De heer Raven (OSF):

“Even over de structurele schenkingen. U gaf aan dat die aftrekbaar worden tot maximaal €250.000. Dat zou betekenen dat over het bovenste gedeelte van het salaris geen 49% belasting wordt geheven. Bij eenjarige schenkingen is het maximum 10% van het salaris. Dus als je uitgaat van €100.000, is het €10.000. Dat is voor de particulier in dat jaar maximaal €5.000 aan belastingaftrek. Bij een structurele schenking gaat het over €125.000. Waarom zit daar een verschil in? Waarom zijn hierbij niet gelijke toetsingsinkomens gehanteerd?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Dat is een keuze die ooit eerder door de wetgever is gemaakt, de eenmalige giften versus de periodieke giften. Het voordeel van een periodieke gift is natuurlijk ontegenzeggelijk dat je als ontvangende partij een vaste inkomstenstroom hebt. Dat je daar iets in differentieert, begrijpen we dus. Dat willen we ook niet onmogelijk maken, maar we willen het wel beperken, om de redenen die ik eerder heb aangegeven.”

De heer Raven (OSF):

“Het is natuurlijk zo dat de Staat die schenking eigenlijk voor de helft betaalt. €250.000 kun je aftrekken van je inkomsten. Daar hoef je dan geen belasting over te betalen. In dat geval schenkt de Staat dus zo'n €125.000 aan een anbi. We moeten het niet omdraaien: je kunt het aftrekken van de belasting en dus betaal je dat niet. Bij een eenmalige schenking kun je in het geval van €100.000 inkomsten maar maximaal ongeveer €5.000 aftrekken. U geeft aan dat dat in het verleden ooit een keer zo is besloten, maar vandaag stellen wij dit vast. Waarom? Waarom is er dat verschil?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 – blz. 20-21

Staatssecretaris Van Rij:

“Ik geloof dat er in totaal meer dan 300 miljoen gemoeid is, 330 of 350 miljoen, met de giftenaftrek. Een groot deel daarvan betreft die eenmalige giften. Dat willen wij niet verder beperken. Er komt overigens wel een evaluatie van de giftenaftrek, omdat het ook een fiscale regeling is. Ik weet even niet uit mijn hoofd wanneer die zal plaatsvinden, 2023 of 2024. Aan de hand van die evaluatie gaan we natuurlijk weer kijken of er wel of geen verbetermogelijkheden zijn. Werken bepaalde dingen wel of niet? Maar dat doen we niet op dit moment. We concentreren ons nu echt op die periodieke giftenaftrek, omdat dat een van de tien belastingconstructies is waar de Belastingdienst tegen aanloopt en die in het ibo-rapport zijn opgenomen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 2 – blz. 21

De heer Raven (OSF):

“Het probleem is dat we dat niet inzichtelijk krijgen, want mensen gaan niet meer schenken dan die 10%, omdat je alles wat daarboven zit, niet kunt aftrekken. Daar heb je dus geen inzicht in. U geeft aan dat er onderzoeken komen. Misschien staat u er dan voor open om dat in het begrotingsjaar 2024 heel nadrukkelijk mee te nemen in de vaststelling van de bedragen, omdat er zulke enorme verschillen in zitten. Particulieren die eenmalig schenken, worden geconfronteerd met een heel laag toetsingsinkomen, terwijl de rijke mensen maximaal €250.000 mogen aftrekken. Dat is toch krom?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ik heb gezegd dat de evaluatie eraan komt. Voor de tweede termijn zal ik even kijken of die in '23-'24 is. Ik heb ook de procedure genoemd. Die evaluatie wordt altijd door een externe partij gedaan. Dan komt er een kabinetsappreciatie en dan gaan we er met de beide Kamers over spreken. Ik ga dus nu niet toezeggen dat ik al iets ga veranderen, vooruitlopend op die evaluatie. Dat is de volgorde.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 13 item 4 – blz. 46

Staatssecretaris Van Rij:

“De heer Raven heeft nog iets gezegd over de giftenaftrek. Ik heb eigenlijk niets meer toe te voegen aan wat ik daar in eerste termijn over heb gezegd.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren besluit over inzet externe partijen bij de uitvoering van de wet (36.352) (T03683)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Karimi (GroenLinks-PvdA) en Holterhues (ChristenUnie), toe dat zij de Kamer zal informeren wanneer het definitieve besluit is genomen betreffende het al dan niet inzetten van externe partijen bij de uitvoering van de wet.


Kerngegevens

Nummer T03683
Status openstaand
Datum toezegging 10 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden drs. F.W.J. Holterhues (ChristenUnie)
F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen schade
toeslagen
toeslagenaffaire
Kamerstukken Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen (36.352)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 4.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

(…)

“Daarnaast is er de kwestie van het uitbesteden van de uitvoering aan een externe partij. Hoewel het logisch zou zijn dat de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, die al ervaring heeft, dit zelf uitvoert, wordt nu gekozen voor het invoeren van een externe marktpartij. Dat is althans een van de opties die de staatssecretaris onderzoekt. Dit brengt aanzienlijke kosten met zich mee, namelijk 19 miljoen euro. Waarom kan dit bedrag niet geïnvesteerd worden in de UHT, zodat zij zelf de uitvoering kan verzorgen?

Ik heb alle antwoorden op onze vragen zorgvuldig bestudeerd en ik heb ook het debat in de Tweede Kamer gevolgd. Helaas blijft de staatssecretaris een overtuigende onderbouwing schuldig. Dat geldt ook voor het antwoord op de vraag wanneer exact de staatssecretaris van plan is om een besluit te nemen. In dit debat hebben we echt behoefte aan duidelijkheid over de motivering van deze keuze. Ook zou ik graag willen weten van de impact van het amendement-Leijten zal zijn op de uitvoering. Hoe gaat de staatssecretaris dat vertalen in de uitvoering?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 19.

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“Wanneer ben ik van plan dat besluit over de inzet van de externe partijen te nemen? Ik hoop na de zomer een grootschalige pilot te draaien voor de alternatieve schaderoute, om versneld duidelijkheid voor ouders te krijgen. We willen ook proberen om een aantal ex-partners daarin mee te nemen om te kijken of dat goed werkt. Op basis van die grootschalige pilot, die we ook met een aantal overigens externe partijen zullen gaan doen — een daarvan is de number 5 foundation, die veel contact heeft met ouders, maar ook met advocaten zijn we daarover uitdrukkelijk in gesprek — kunnen we het definitieve besluit nemen. Ik zal uw Kamer daar natuurlijk, net als de Tweede Kamer, over informeren.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 24

De heer Holterhues (ChristenUnie):

(…)

“Het tweede punt is de uitbesteding aan externe partijen. Daar heb ik de staatssecretaris nog niet over gehoord. Ik heb geen goed gevoel gekregen bij de efficiencywinst. Ik kan me goed voorstellen dat er nu wordt gezegd: er zijn uitvoeringsproblemen, dus we schakelen externe partijen in. We hebben in de afgelopen periode gezien dat het hele specifieke gevallen zijn en dat er heel veel overleg nodig is met de bestaande uitvoeringspartijen en met het ministerie. Ik zou me zomaar kunnen voorstellen dat, als we gaan werken met een externe uitvoeringsorganisatie, dat overleg ook nog nodig is. Levert dat nou in the end niet gewoon efficiencyverlies op in plaats van -winst?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 41, item 3 - blz. 25

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“Dan had de ChristenUnie nog een vraag over de afstemming met de externe uitvoerders. We beleggen nu al op meerdere fronten de uitvoering bij externe partijen. Daar is vaak intensief contact mee. Dat zal natuurlijk ook met deze partij zijn. Daarnaast zal er overleg met de Commissie Werkelijke Schade zijn op het moment dat we zouden besluiten om het daar niet neer te leggen. Ik heb ook uitgelegd dat we gaan kijken of we de route-CWS plus de alternatieve schaderoute ook voor de groep ex-partners van gedupeerde ouders kunnen inzetten. De vraag was volgens mij vooral of tot efficiencywinst leidt. Ik weet niet of het zozeer efficiencywinst is, maar ik zie wel dat bij de Commissie Werkelijke Schade meer dan duizend ouders wachten. Ervan uitgaande dat ongeveer 8% op dit moment naar de Commissie Werkelijke Schade gaat en je past dit toe op de groep ex-partners, dan zouden die er allemaal bijkomen. Dat is de hoofdmotivatie geweest om te kijken of we een andere oplossing kunnen vinden. Daar is het project tussendoor gekomen dat we eerder — ik zal niet meer "sneller" zeggen — duidelijkheid voor de ouders willen geven. We hebben daarom gezegd dat we even een soort pauzeknop voor de aanbesteding inzetten, om te kijken of die twee routes ook voor de ex-partners ingezet kunnen worden. Wij zullen natuurlijk beide Kamers daarover informeren op het moment dat we een definitief besluit erover hebben genomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief met twee voorbeelden van controle en toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid fondsen (31.865) (T03685)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat zij schriftelijk in zal gaan op twee voorbeelden, waaruit de controle en toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid met betrekking tot fondsen blijkt.


Kerngegevens

Nummer T03685
Status voldaan
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen controles
financiën
fondsen
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 6-7.

De heer Van Apeldoorn:

(…)

“Zowel het Groeifonds als het Klimaatfonds heten gericht te zijn op de klimaattransitie, terwijl het bij het stikstoffonds ook deels om overlappende duurzaamheidsdoelen gaat. We hebben ook nog het warmtefonds en het Mobiliteitsfonds. Ook het al langer bestaande Invest-NL is mede op duurzaamheid gericht. Ziet u door de bomen het bos nog? Welk fonds gaat geld uitgeven aan wat en waarom?

Partijen die geld uit het fonds willen krijgen, kunnen dus ook kiezen tussen fondsen. Leidt dit niet tot het risico van fondsshoppen en ziet de minister daar ook een risico in? Het vergroot in ieder geval niet het overzicht. Daaraan gerelateerd is er ook het risico van een gebrekkig toezicht op de uitgaven. Bij het Klimaatfonds lopen de uitgaven via de ministeries, die geld uit het fonds kunnen krijgen en dat dan vervolgens als investering, als subsidie, naar bepaalde commerciële en maatschappelijke partijen kunnen laten gaan. Maar dit leidt dus tot een situatie waarin — ik citeer hier een memo over de begrotingsfondsen van accountantskantoor PwC — "ministerie X een aanvraag doet bij ministerie Y en het geld vervolgens uitgeeft aan een investering in project B, dat weer onderdeel vormt van het grotere project C van consortium Z. Wie houdt dan zicht op de geldstromen, op de doelmatige en doeltreffende besteding?" Dat is inderdaad een goede vraag van PwC. Graag een helder antwoord van de minister.

Hoe zit het met het stikstoffonds? Klopt het dat de uitvoering daarvan deels bij de provincies ligt, zo vraag ik de minister. Welnu, dat wordt na de verkiezingen van 15 maart misschien sowieso een moeilijk verhaal, maar daar zullen we het misschien een andere keer nog over hebben. Maar wat als het misgaat bij de uitvoering? Wie is er dan verantwoordelijk en wie is in staat op welke manier in te grijpen? Zijn dat de provincies of is dat de minister voor Stikstof of de minister van Financiën? In het algemeen, in termen van de governance van de begrotingsfondsen, is het voor de SP-fractie van het grootste belang om helderheid te krijgen over wie in de uitvoering precies waarvoor verantwoordelijk is en erop toeziet dat het geld op basis van heldere criteria wordt uitgegeven aan het doel waarvoor het fonds is opgericht. En dat op een doelmatige wijze, dus zonder verspilling van belastinggeld. Dus: is het effectief, maar ook efficiënt? Wie monitort dat dan? Hoe en wanneer wordt dat dan geëvalueerd? En vooral: kan er dan ook tijdig bijgestuurd worden? Ik heb het hier dus over datgene waartoe de verantwoordelijke minister verplicht is op basis van artikel 4.1 van de Compatibiliteitswet: het toezicht houden op het uitvoeren van het beleid en het periodiek onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Graag een reactie van de minister.

Als het gaat om doelmatigheid, ligt er nu bijvoorbeeld een behoorlijk kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over het warmtefonds. De Rekenkamer stelt dat een deel van het belastinggeld is gegaan naar mensen met relatief hoge inkomens, die ook prima via de markt hun huis hadden kunnen en willen verduurzamen, terwijl mensen die het wel nodig hebben, in tochtige en slecht geïsoleerde huizen blijven wonen. Dit is helaas een vorm van klimaatonrechtvaardigheid die maar al te kenmerkend is voor het klimaatbeleid van dit kabinet. Hoe gaat de regering deze lessen leren als het gaat om de fondsen waarvoor nu een instellingswet is ingediend?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 7.

De heer Van Apeldoorn (SP):

“De minister gaat in een redelijk rap tempo door haar antwoorden heen. Ik heb geprobeerd aandachtig te luisteren, maar ik heb toch nog niet echt het antwoord gehoord op mijn eerdere vraag. De minister erkent dat het uitgeven via fondsen in het algemeen nadelen kent. Een van die nadelen is dat geld op zoek gaat naar een doel. Mijn vraag was: hoe ga je dat nu voorkomen? De minister zegt dat het belangrijk is dat we dat voorkomen. Maar nogmaals, mijn vraag is: hoe? Het hangt ook samen met hetgeen waarop de minister net is ingegaan en waarover ook veel vragen door de Kamer gesteld zijn, namelijk: hoe zit het met het toezicht houden op de doelmatigheid en doeltreffendheid van uitgaven, zoals omschreven in artikel 4.1 van de Comptabiliteitswet? Nu zegt de minister "dat is allemaal geborgd en daar zijn die instellingswetten voor". Maar volgens mij is een van de problemen met die begrotingsfondsen dat het gaat om geld dat overgeheveld wordt van het ene ministerie naar een ander ministerie, waarop de uitvoering weer aan derden overgelaten wordt. Dat kunnen provincies zijn, dus andere, lagere overheden, maar het kunnen ook bedrijven of andere organisaties zijn. En dat maakt het wel complex. Daarom ook in algemene zin de vraag: hoe wordt er in de praktijk voor gezorgd dat men niet het risico loopt dat uiteindelijk belastinggeld wordt verkwist?”

Minister Kaag:

“We gaan van een heel algemene vraag naar een soort van tunnelvoorstel. Ik begrijp het, maar ik kom daar graag schriftelijk op terug aan de hand van twee voorbeelden. Dan kan ik laten zien hoe in elke stap de controle en de toetsing op doelmatigheid en doeltreffendheid wordt geborgd. Dat gaat ons ook helpen om na te gaan of er nog een lacune is. Ik kan hier niet op basis van één fonds uitleggen in welke fase van de keten het wellicht minder is. Dat kan ik misschien in tweede termijn proberen, maar het is eigenlijk bijna onmogelijk. “


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overleg met vakministers over hoe verdeling financiële risico's overheid en private partijen beter zichtbaar te maken in evaluaties (31.865) (T03687)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kennedy-Doornbos (ChristenUnie), toe dat zij met haar collega-ministers gaat kijken op welke wijze zij de verdeling van financiële risico's tussen overheid en private partijen in evaluaties beter zichtbaar kunnen maken, zodat daar ook echt lering uit getrokken kan worden en problemen in de toekomst kunnen worden voorkomen.


Kerngegevens

Nummer T03687
Status openstaand
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. S.J. Kennedy-Doornbos (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
financiën
revolverende fondsen
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3 - blz. 16-17.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“Bovendien blijkt uit een aantal evaluaties van revolverende fondsen dat de private partijen de krenten uit de pap financieren. Dat zijn juist de projecten die eigenlijk helemaal niet gefinancierd zouden moeten worden uit zo'n fonds, omdat er dan geen sprake is van marktfalen. Soms verstrekken de overheden garanties of achtergestelde leningen, waardoor het risico bij private partijen wordt weggehaald, of wordt de overheidsbijdrage gezien als eigen vermogen van het fonds en de bijdrage van private partijen als vreemd vermogen. Zo wordt het risico telkens weer afgewenteld op de overheid. Bij de evaluatie van het Nationaal Energiebespaarfonds bleek deze spanning tussen publieke en private financiers niet uit het onderzoek en de evaluatie van de regering, maar wel uit het onderzoek van de Rekenkamer. Mijn vraag is daarom: kan de minister toezeggen dat de verdeling van financiële risico's tussen de overheid en private partijen in de evaluaties die aan het parlement worden gestuurd beter zichtbaar zal zijn?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 13.

Minister Kaag:

(…)

“Mevrouw Kennedy vraagt ook of ik kan toezeggen dat de verdeling van financiële risico's tussen de overheid en private partijen in de evaluaties die aan het parlement worden gestuurd, beter zichtbaar zal zijn. Aan het einde van dit debat heb ik geen stem meer over, zeg ik vast! De Regeling periodiek evaluatieonderzoek schrijft voor dat alle belangrijke beleidsthema's van departementen vertegenwoordigd zijn in de strategische evaluatieagenda van het departement zelf. Voor revolverende fondsen gelden daarbij geen algemene aanvullende vereisten of minimumvereisten, maar een departement kan dat in samenspraak met het parlement verbeteren of een aparte evaluatie opnemen. Dat gebeurt heel vaak. Dat lijkt me ook heel belangrijk. Ik zeg u wel toe dat ik met mijn collega-ministers, de vakministers, ga kijken op welke wijze we de verdeling van financiële risico's tussen overheid en private partijen in evaluaties beter zichtbaar kunnen maken, zodat we daar ook echt lering uit kunnen trekken en problemen in de toekomst helpen voorkomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verzoek aan Studiegroep Begrotingsruimte om onderzoek naar fondsen (31.865) (T03690)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Ballekom (VVD), Kennedy-Doornbos (ChristenUnie) en Prast (PvdD), toe dat zij de Studiegroep Begrotingsruimte gaat verzoeken om nut, noodzaak en werking van fondsen in kaart te brengen. Zij zal in het verzoek meenemen om te laten kijken naar een juridisch toetsingskader voor revolverende fondsen evenals nut en noodzaak van het beleidskompas in relatie tot de fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03690
Status voldaan
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Drs. S.J. Kennedy-Doornbos (ChristenUnie)
Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen fondsen
revolverende fondsen
Studiegroep Begrotingsruimte
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 11.

Mevrouw Prast (PvdD):

(…)

“Wij hebben het vandaag over het woud aan fondsen, hun besteding van belastinggeld, hun governance en de verantwoording aan de samenleving. Het gaat om revolverende fondsen als Invest-NL en begrotingsfondsen zoals het Nationaal Groeifonds. De Algemene Rekenkamer — het is hier al genoemd — publiceerde in 2019 al kritisch over de revolverende fondsen en kwam in december jongstleden met de aanbeveling om een specifiek toetsingskader voor deze fondsen op te stellen, omdat bestaande kaders onvoldoende zekerheid bieden voor een verantwoorde inzet van belastinggeld. In mijn perceptie zegt dit advies van de Rekenkamer eigenlijk dat er onzorgvuldig en verspillend met belastinggeld wordt omgegaan. De ministers legden in 2019 het advies van de Algemene Rekenkamer naast zich neer. Kunnen zij toezeggen dat zij ditmaal het advies wel opvolgen? Naar aanleiding van het regeerakkoord en de daarin aangekondigde begrotingsfondsen schreef de Rekenkamer: het beleid en de daarbij behorende publieke middelen dienen navolgbaar en toetsbaar te zijn. Dat is eigenlijk zo vanzelfsprekend dat het feit dat de Algemene Rekenkamer het nodig vond dit te expliciteren boekdelen spreekt. Het is op te vatten als een waarschuwing. Neemt de minister die waarschuwing serieus of legt zij die naast zich neer? Graag een reactie. Bij zowel begrotings- als revolverende fondsen gaat het om publiek geld. Het mag niet zo zijn dat het kabinet het succes afmeet aan de hoeveelheid die erin is gestopt. Het gaat om de output, in termen van het bereiken van doelen onder respectering van de randvoorwaarden. Zijn de ministers dat met mijn fractie eens? Graag een reactie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 13.

De heer Van Ballekom (VVD):

“Voorzitter. Tijdens de laatst gehouden Algemene Financiële Beschouwingen heeft mijn fractie ter voorbereiding op het debat schriftelijke vragen gesteld over het fondsenbeleid van de regering en andere financieringsinitiatieven ter verwezenlijking van beleidsdoelstellingen. Eerlijkheidshalve ontbrak het ons aan inzicht en overzicht. De summiere beantwoording op de gestelde vragen bracht daarin geen verandering. Gezien de omvang en complexiteit van het onderwerp heb ik destijds voorgesteld om hieraan een debat te wijden. Ik ben mijn collega's erkentelijk dat ze hiermee hebben ingestemd.

(…)

De VVD-fractie ondersteunt de opvatting van de Kamer, vandaar ook dit debat met, wat ons betreft, een drietal bedoelingen. Ten eerste, om inzicht te krijgen in het totale aantal fondsen en de financieringsvormen buiten de begroting om. Voorts om inzicht te krijgen in de onderlinge samenhang tussen de fondsen. Ik kom daar later op terug met wat voorbeelden. En ten derde, om inzicht te krijgen in hoeverre de doelstellingen worden gerealiseerd. Wat betreft aandachtspunt één blijkt uit onderzoek, gehouden in 2019, dat er in tien jaar tijd ten minste 21 revolverende fondsen bij zijn gekomen, waardoor het totaal komt op ongeveer 30. Is dat aantal nog steeds correct? Is het niet aangewezen om, gezien het aantal fondsen, een jaarlijks totaaloverzicht te verstrekken van alle bestaande fondsen, al dan niet via een bijlage in de Miljoenennota? Mijn fractie zou het verwelkomen ook de niet-revolverende fondsen daarbij te betrekken.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3- blz. 16.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“De besteding van teruggekomen gelden in een revolverend fonds loopt niet via de normale begrotingsprocedure, en onderbesteding kan dus onderbelicht blijven. Ook kunnen fondsen worden opgericht die andere fondsen financieren, zonder dat er een voorhangprocedure hoeft te worden toegepast. Sommige fondsen worden gevoed door publiek kapitaal van de rijksoverheid en decentrale overheden, maar bij een staatsdeelname van minder dan 51% mag de Algemene Rekenkamer geen onderzoek doen. Kan de minister toezeggen dat elk fonds in elk geval op één overheidsniveau door de daarbij behorende rekenkamer aan een onderzoek kan worden onderworpen, waarbij ook onderzoek mag worden gedaan bij de eindgebruikers, net als bij de Europese Rekenkamer?

Sommige decentrale overheden kiezen ervoor om aan fondsen publiekrechtelijke normen op te leggen, zoals de Wet normering topinkomens of de Wet open overheid. Is de minister bereid om revolverende fondsen die deels met publiek geld worden gefinancierd te kwalificeren als bestuursorgaan of hun publiekrechtelijke normen op te leggen?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 2.

Minister Kaag:

(…)

“Wat is dan de conclusie van deze wat langere introductie? Ik deel uw mening, of tenminste de mening van een groot deel van deze Kamer, dat we terughoudend moeten zijn met het instellen van nieuwe fondsen. Integrale weging van publiek geld blijft cruciaal. Maar in sommige situaties is er wel sprake van toegevoegde waarde. Die randvoorwaarden heb ik eerder toegelicht. Het budgetrecht dient in alle gevallen gerespecteerd te worden. Ook dient uw Kamer bij alle fondsen formeel betrokken te zijn en te blijven. Qua transparantie begrijp ik uw verzoek tot het bieden van meer inzicht en overzicht. Ik zal zien wat ik samen met mijn collega's kan doen. Ik kan u een toezegging doen dat het kabinet u een overzicht van fondsen zal verstrekken, zo mogelijk bij de Miljoenennota en uiterlijk bij de verantwoording over het jaar 2023. Het vraagt nogal wat tijd. Ik hoop uw coulance daarin, maar dit is wel een sprong vooruit. U krijgt overzicht en daardoor inzicht.

Natuurlijk is er ook de optie om daar zelf vervolg aan te geven. Daarbij blijft het wel van belang te onderkennen dat indien middelen, of het nu subsidies of fondsmiddelen zijn, de rijksoverheid verlaten wij geen financiële verantwoording meer afleggen. Vakministers dienen wel te evalueren of de ingezette instrumenten bijdragen aan het beleidsdoel. De samenhang van de fondsen wordt geborgd door met elkaar het gesprek te voeren over de doelstellingen van het fonds. Mocht blijken dat doelstellingen elkaar te veel overlappen, dan moet het gesprek natuurlijk gevoerd worden. Ik ga ook de Studiegroep Begrotingsruimte verzoeken om nut, noodzaak en werking van fondsen in kaart te brengen, om dat ook richting de toekomst nog beter te wegen.

Ik heb een groot aantal fondsen niet genoemd, maar ik kan u zeggen dat die niet voortkomen uit het kabinet-Rutte IV en ook niet uit Rutte III, geloof ik. Op Rutte I en II heb ik geen zicht. Toen was ik zelf ook niet in Nederland. Maar sommige fondsen bestaan al vele decennia. Daar heeft de Staten- Generaal destijds natuurlijk ook zijn goedkeuring aan verleend. Dit ter introductie.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 8-9.

Mevrouw Prast (PvdD):

Dank aan de minister voor de toezegging. Ik hoorde haar ook zeggen dat de minister van JenV deze week met iets bezig is. Ik heb even niet begrepen of dat ook betrekking heeft op de toetsingscriteria, waar de Algemene Rekenkamer om heeft gevraagd en waar ik het over had in mijn inbreng, en mevrouw Kennedy ook.

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 9.

Minister Kaag:

Ja, ik moet het zelf ook even opzoeken. Het ging om een beleidskompas waarin de criteria inderdaad inzichtelijk worden gemaakt. Maar ik moet zelf ook nog even beter naar de details kijken, want ik las dit staande het debat. Ik zal het in tweede termijn doen.

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 30.

Mevrouw Kennedy-Doornbos (ChristenUnie):

(…)

“Minister Kaag wil geen rijksbrede kaders voor revolverende fondsen. Het juridisch toetsingskader — een aanbeveling die de Rekenkamer in verschillende rapporten deed — wordt dus opnieuw afgewezen. Vallen alle huidige en toekomstige revolverende fondsen onder de instellingwet die nu behandeld wordt in de Tweede Kamer? Zo niet, waarom zou het dan geen goed idee zijn om toch een toetsingskader op te stellen dat gebruikt kan worden voor alle revolverende fondsen?”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 30.

Minister Kaag:

“Dank, meneer de voorzitter. Dank voor de vragen. Ik wilde nog even kort een paar van de resterende vragen beantwoorden. Mevrouw Kennedy-Doornbos vroeg naar het toetsingskader voor revolverende fondsen. Ik herken het inhoudelijke probleem, maar de inschatting is — want deze discussie met de Algemene Rekenkamer speelt nu, geloof ik, al tien jaar — dat een juridisch toetsingskader niet op voorhand de oplossing is. Maar ik wil het wel meenemen in het verzoek richting de Studiegroep Begrotingsruimte. Zoals u weet, is Financiën ook geen fan van revolverende fondsen, om een aantal van de zorgen die u zelf ook heeft onderstreept. We willen dit soort fondsen eigenlijk voorkomen. Hoe meer we het gaan codificeren, hoe meer vraag er naar de fondsen is. We willen de markt niet aanwakkeren, zeg ik er even wat informeler bij.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8- blz. 31.

Minister Kaag:

(…)

“Mevrouw Kennedy en mevrouw Prast vroegen mij terug te komen op het Beleidskompas en op de vraag in hoeverre dat voorziet in de aanbevelingen die de Rekenkamer doet over revolverende fondsen. Het is niet een-op-een; dat wil ik nog even herbevestigen. Het Beleidskompas is een hulpmiddel voor departementen om de juiste keuzes te maken, ook gelet op de vormgeving van beleidsinstrumenten. Het Beleidskompas kijkt dus veel breder dan alleen naar financiële instrumenten en kijkt ook naar normering en beprijzing. Als de afweging leidt tot een financieel instrument, dan kan een revolverend fonds een optie zijn. Ik heb u net al gezegd dat Financiën daar niet echt een voorstander van is, maar de instrumentkeuze is de verantwoordelijkheid van de vakminister. Dan komen we dus weer terug op het budgetrecht van de Kamer. Ik snap ook de wens om meer duidelijkheid te hebben over het nut en de noodzaak van dit instrument, dus ik voeg dat toe aan de vraag die we zullen voorleggen aan de Studiegroep Begrotingsruimte. Overigens kan ik het de Studiegroep Begrotingsruimte niet opdragen, want die handelt in gehele vrijheid. Dat moet ik voor de duidelijkheid nog even zeggen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Scenario gevolgen rentelasten en inflatie voor fondsen (31.865) (T03691)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat haar ambtenaren een scenario zullen maken met betrekking tot de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03691
Status voldaan
Datum toezegging 4 april 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fondsen
inflatie
rentelasten
Kamerstukken Verbetering verantwoording en begroting (31.865)


Uit de stukken

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 3 - blz. 10.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Voorzitter. Het gaat wel ergens over. Er wordt weleens beweerd dat er inmiddels meer dan 100 miljard in allerlei fondsen zou zitten. Ik heb het niet opgeteld, maar het zou zomaar kunnen dat het ongeveer klopt. Het is van belang om precies te weten welke invloed de gestegen inflatie en rente hebben op de actuele en beoogde investeringen in de diverse fondsen.”

Handelingen I 2022-2023, nr. 25, item 8 - blz. 14.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Schalk informeerde naar de omvang van de fondsenrelatie tot rente en inflatie. De middelen zelf zijn nog toereikend, maar ze worden natuurlijk wel geïndexeerd, net als andere posten op de begroting, voor ontwikkelingen in lonen en prijzen. De financiering van de fondsen — dat is uw zorg, denk ik — verloopt via de staatsschuld. De rente op de staatsschuld is toegenomen. Dit zet ook druk op het uitgavenplafond. Het is een van de onderwerpen waarover ik in onderhandeling ben met mijn collega-ministers met betrekking tot de Voorjaarsnota, omdat er een grote dekkingsopgave ligt voor het kabinet, juist ook vanuit prudent beheer van de overheidsfinanciën. De rentelasten zelf komen niet terecht in de fondsen, maar ze zullen wel gedekt moeten worden.”

De heer Schalk (SGP):

“Betekent dit dat het boven op de fondsen komt? Het antwoord ging nogal snel.”

Minister Kaag:

“Nee, het komt niet in de fondsen. Maar de financiering die we extra betalen omdat de rente is verhoogd, de rentelasten zelf, zullen we moeten dekken. Dat heeft te maken met de uitgavenplafonds.”

De heer Schalk (SGP):

“Dus dat betekent dat de fondsen in stand blijven en de rente ergens anders vandaan moet komen.”

Minister Kaag:

“De rente valt onder het uitgavenkader en moet gedekt worden. Die loopt de komende jaren zeer op, zoals u weet. De "rentelasten", moet ik zeggen.”

De heer Schalk (SGP):

“Oké, dat is dan de rente. Maar de inflatie heeft natuurlijk ook invloed gehad. Die was gemiddeld ongeveer 10% het afgelopen jaar.”

Minister Kaag:

“De fondsen worden geïndexeerd, net als andere posten op de begroting, voor ontwikkeling in loon en prijzen, zoals ik net zei.”

De heer Schalk (SGP):

“Dus dat betekent dat een fonds van 25 miljard kan oplopen naar 27 of 27,5 miljard?”

Minister Kaag:

“Ah, op die manier. Het wordt natuurlijk gecompenseerd, maar ik schat nu niet in dat we van 25 naar 27 miljard gaan. Wat ik kan doen, is het volgende. Ik zal de ambtenaren vragen een scenario voor u te maken. Dat lijkt me wel goed.”

De heer Schalk (SGP):

“Dank voor die toezegging.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief najaar vervroegen sturen begrotingsstukken (36.350 IX / 36.350 XV) (T03694)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA) over de meerjarige voorjaarsnota, toe dat zij in het najaar een brief zal sturen op hoofdlijnen over het vervolg op en de uitwerking van het vervroegen van de begrotingsstukken en het aansluiten op het Europees semester.


Kerngegevens

Nummer T03694
Status openstaand
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
voorjaarsnota
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 3

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

“Ik had gevraagd naar welke jaarkalender voor de begrotingsstukken de minister toewerkt. De minister heeft natuurlijk volkomen gelijk wanneer zij zegt dat dit pas de tweede meerjarige voorjaarsnota is. Ik moet ook zeggen dat de antwoorden op de vragen die ik daarover stelde, voor mij gewoon bevredigend waren.

Ik vermoed dat u de volgende vraag in dit blokje zou willen oppakken. De Raad van State zegt dat de voorjaarsnota eerder in het jaar zou moeten komen, misschien zelfs op een vaste datum. Hoe kijkt u daarnaar?”

Minister Kaag:

“Er zijn dingen die goed zijn als advies, maar lastig om te introduceren, laat staan om uit te voeren. We hebben de voorjaarsnota van dit jaar bijvoorbeeld al heel vroeg gestuurd. De formele datum is 1 juni; daarvóór moet het bij de Raad van State beschikbaar zijn. Het is op, meen ik, 26 of 27 april gedeeld. Als we het nog veel eerder willen doen, dan moeten we kijken of de doorrekeningen en alle data beschikbaar zijn. Op papier is het wellicht een optie maar in de praktijk is het heel lastig. Hetzelfde geldt als je kijkt naar de gelijkschakeling met het Europees semester. Dan is eigenlijk de intentie om alles naar voren te halen. Maar het belastingplan en de doorrekeningen voor koopkracht voor het jaar erop zijn er bijvoorbeeld toch echt wel pas in augustus of september. Wat sommige dingen betreft zijn we er dus nog niet aan toe om ze helemaal te introduceren. Ik kom in het najaar weer met een brief op hoofdlijnen om het vervolgstukje hiervan in uitwerking te laten zien. Ik hoor uiteraard graag ook uw advisering en mening daarover.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging In hoofdlijnenbrief wordt teruggekomen op vraag over vervroegen Verantwoordingsdebat (36.350 IX / 36.350 XV) (T03695)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bovens (CDA), toe dat zij in de hoofdlijnenbrief zal terugkomen op de vraag naar het vervroegen van het Verantwoordingsdebat in verhouding tot de Comptabiliteitswet.


Kerngegevens

Nummer T03695
Status openstaand
Datum toezegging 11 juli 2023
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. T.J.F.M. Bovens (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen begrotingen
verantwoordingsdebat
Kamerstukken Wijziging begrotingsstaten Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 XV)
Wijziging begrotingsstaten Financiën en Nationale Schuld 2023 (Voorjaarsnota) (36.350 IX)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 6

De heer Bovens (CDA):

(...)

“Ik kan mij er van alles bij voorstellen dat de minister dat voorjaar niet kan vervroegen, maar ik zou haar wel willen meegeven dat er in het schema een relatie moet worden gelegd met het Verantwoordingsdebat. Dat was in de commissie een punt. Kun je nog iets doen in het Verantwoordingsdebat? Wij kregen de indruk dat het Verantwoordingsdebat nou eenmaal vastligt in het jaar. Daar hebben we een vaste woensdag voor gekozen. Zolang je die vaste woensdag hebt, kun je het ook niet verder naar voren halen. Waarom kan dat Verantwoordingsdebat niet wat naar voren toe? De cijfers zijn er meestal toch al eerder. Dan hebben we de ruimte om eventueel met de Voorjaarsnota naar voren te gaan.”

Minister Kaag:

“Het Verantwoordingsdebat, het proces daarin, ligt vast in de Comptabiliteitswet. Ik moet even in de tweede termijn checken of er een grote ambitie zou bestaan bij iemand van u om dit in de formatie mee te nemen en deze wijziging in de wet door te voeren. U zult er vast heel veel kiezers mee winnen. Maar dit is vrijelijk vertaald.”

Handelingen I 2009-2010, nr. 42, item 13 – blz. 28-29

Minister Kaag:

“De heer Bovens vraagt of de Verantwoordingsdag ook eerder in het jaar plaats kan vinden door de Voorjaarsnota naar voren te halen. U krijgt niet een ingewikkeld antwoord, maar wel veel details. En die zijn misschien toch wel belangrijk. Zoals u weet, worden de verantwoordingsstukken op de derde woensdag in mei aan het parlement aangeboden, volgens artikel 237, tweede lid, Comptabiliteitswet 2016. Maar op Verantwoordingsdag worden niet alleen de stukken gestuurd voor de jaarafsluiting van de ministeriële begroting maar ook het Financieel Jaarverslag van het Rijk en de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer en de Staat van de rijksverantwoording, per ministerie. Die jaarverslagen worden op grond van hetzelfde artikel uiterlijk 31 maart aangeboden aan de Algemene Rekenkamer. Op dat moment is de Auditdienst Rijk na een krap proces klaar met de controle. Hierna volgt het opstellen van het Financieel Jaarverslag van het Rijk door het kabinet en de verantwoordingsonderzoeken van de Algemene Rekenkamer. Het gaat dus niet alleen om een jaarafsluiting op Verantwoordingsdag, maar ook om het debat over de besteding van rijksmiddelen over het afgelopen jaar. Deze stukken zijn daarbij hard nodig.

Dit nogmaals ter bevestiging van hoe krap het proces al is. Als we het nog meer naar voren gaan halen, krijgen we denk ik niet alle stukken en analyses op tijd klaar.”

De heer Bovens (CDA):

“Dan bevestigt u eigenlijk dat het vrijwel onmogelijk is om de Voorjaarsnota naar voren te halen als je gebruik wil maken van de inzichten uit het Verantwoordingsdebat. Dan moeten we er ook niet om blijven vragen dat het naar voren wordt gehaald, want als het Verantwoordingsdebat zelf niet naar voren gehaald kan worden, dan wordt het wel heel ingewikkeld om nog in mei extra weken te vinden. Die zijn er dan gewoon niet. Dat moeten we dat ook eerlijk tegen elkaar zeggen.”

Minister Kaag:

“Ik waardeer dat zeer. Ik heb daar waarschijnlijk al wat diplomatiek op proberen te hinten door te zeggen "we kijken nog eens" en "we proberen nog eens wat te veranderen". Maar niet alles kan, want dan moet je het hele proces naar voren halen. Daarom hebben sommige van de eerdere aanbevelingen van de Raad van State in de praktijk vergaande consequenties voor het hele systeem en de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt. Maar ik kom hier nog op terug in de hoofdlijnenbrief en voor het gemak van toekomstige ministers kan ik dan gewoon stellen wat eigenlijk wel of niet kan. Dat is dan weer het mooie van demissionair zijn.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over schuldenreductie bij hogeschuldenlanden (36.290) (T03733)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe dat zij de Kamer zal blijven informeren over de discussie omtrent schuldenreductie bij hogeschuldenlanden.


Kerngegevens

Nummer T03733
Status openstaand
Datum toezegging 26 september 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie legisprudentie
Onderwerpen hoge schuldenlanden
schuldenreductie
Kamerstukken EU-voorstel: Commissiemededeling over de hervorming van economische governance (COM(2022)583) (36.290)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2023-2024, nr. 36 290, G - blz. 12

De heer Van Ballekom (VVD):

“Waarom vindt de Minister of de Nederlandse regering – dat moet u zelf maar invullen – een schuldenreductie van 1% bij hogeschuldenlanden een bijzondere opgave? Dan spreek ik van landen met schulden van ruimschoots boven de 60%; dat zijn er tegenwoordig heel wat, inclusief Frankrijk. Ik denk dat het eigenlijk vrij logisch is dat er bij zulke hogeschuldenlanden een extra inspanning moet worden gedaan. Een tweede punt, waar ik nog geen antwoord op heb gekregen, is het volgende. Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de exacte formulering van de tekst. Wat mij betreft blijft de Kamer daarin geïnteresseerd. Maar als we de ontsnappingsclausules willen activeren of deactiveren, wie neemt dan het initiatief? Is dat de Commissie? Is dat de Raad? Is dat een land? Dat zou ik toch ook nog graag willen weten, want dat heeft mijn interesse. Maar ja, ik heb er ook ruim 30 jaar gewerkt, dus qua internationale ervaring...”

Kamerstukken I 2023-2024, nr. 36 290, G - blz. 14

Minister Kaag:

“Precies. Dat is een persoonlijk feit. Waarom vindt de Minister een schuldreductie van 1% bij hogeschuldenlanden een bijzondere opgave? Nou, Nederland wil eigenlijk meer. De Duitsers willen overal en te allen tijde 1%, in goede en slechte tijden. Wij willen het gemiddelde van de schuld nemen. Dat kan dus ook veel meer zijn. Hoe hoger de schuld, des te meer je op het gebied van schuldreductie moet laten zien. Wij zijn dus eigenlijk ambitieuzer. Wij proberen daar ook andere landen in mee te krijgen. Het zal uiteindelijk een uitruil zijn. Something has to give. Dat kan ik nu gewoon nog niet voorspellen. We zullen u daar natuurlijk weer over informeren, net zoals we elke maand met de Tweede Kamer debatteren voordat we naar de Ecofin gaan. We zullen u uitgebreid informeren over het vervolg, maar dat doen we op basis van discussies op dat moment.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over de fiscale ontwikkelingen rondom grenswerkers bij nieuwe ontwikkelingen in bilateraal en/of multilateraal verband (35.714) (T03763)

De Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een eerdere toezegging aan de leden Bakker-Klein (CDA) en Van der Goot (OPNL), toe de Kamer te informeren bij nieuwe ontwikkelingen in bilateraal en/of multilateraal verband over de fiscale ontwikkelingen rondom grenswerkers.


Kerngegevens

Nummer T03763
Status deels voldaan
Datum toezegging 11 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden dr. mr. J. Bakker-Klein (CDA)
drs. A.Sj. van der Goot (OPNL)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Brief
Categorie brief/nota
Onderwerpen fiscale ontwikkelingen
grenswerkers
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Van Weyenberg en Maatoug Wet werken waar je wilt (35.714)


Opmerking

Zie ook T03723 en dossier 35714.

Uit de stukken

Kamerstukken I 2023-2024, 35714, I, p.4

“Het kabinet hecht belang aan het fiscaal toegankelijk maken van hybride werken voor iedereen, ook voor grenswerkers. Met de buurlanden België en Duitsland wordt hierover bilateraal en ook in EUverband gesproken. Met België is een verduidelijkende overeenkomst gesloten over het al dan niet ontstaan van een vaste inrichting van de werkgever in de woonstaat van de werknemer als gevolg van hybride werken over de grens. Daarnaast wordt onderhandeld over het opnemen van een drempelregeling in bilateraal verband met zowel België als Duitsland. Ook in EU- en OESO-verband blijft de grenswerkersproblematiek en de daaraan gerelateerde oplossingsrichtingen op de agenda staan. Dat traject zal echter nu op korte termijn niet tot nieuwe afspraken leiden. Ik zal uw Kamer informeren wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn in bilateraal en/of multilateraal verband.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren onderhandelingen Aruba (36.410) (T03764)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (GroenLinks-PvdA), toe de Kamer te informeren na de onderhandelingen met Aruba.


Kerngegevens

Nummer T03764
Status afgevoerd
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 mei 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Aruba
onderhandelingen
rijkswetten
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 1.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

“Het is een vrij gedetailleerd onderwerp aan het worden voor de Financiële Beschouwingen. Ik snap in ieder geval dat als zij een hogere rente moeten betalen, dat ten koste gaat van hun begroting. Dat is natuurlijk ook niet de bedoeling. Daarom begrijp ik dat het wel degelijk mogelijk is om andere zekerheden te leggen onder die lening, waardoor ze gewoon 3% of 3,6% rente kunnen krijgen. Dat is natuurlijk een groot verschil voor zo'n klein land waar het om miljoenen gaat. Ik begrijp dat het met de andere eilanden ook is geregeld. Ik doe dus een dringend beroep op u: waarom moet dit nou zo strak? Want ik ondersteun ten volle dat er een onderpand, zekerheid onder moet zitten.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Het is primair de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die de onderhandelingen doet namens het kabinet. Uiteraard wordt dat ook afgestemd met het ministerie van Financiën. Ook is het voor wat betreft het Cft, het College financieel toezicht, in dit geval voor Aruba, als volgt. Juist Curaçao en Sint-Maarten hebben dat toezicht, vastgelegd in de rijkswet, wél aanvaard. Ook is het zo dat in de afspraken die dan gemaakt worden, er natuurlijk ook naar de begroting, de meerjarenbegroting, naar de inkomsten- en naar de uitgavenkant gekeken wordt. De collega van BZK is daarover in gesprek met Aruba. Dat is ook in de laatste Rijksministerraad aan de orde geweest. Zij blijft daarbij binnen het mandaat. Ik heb goede hoop dat de collega binnen het mandaat samen met Aruba tot afspraken kan komen. Ik stel voor dat we daarna ook weer rapporteren aan de Eerste Kamer over wat die onderhandelingen hebben opgeleverd. Het lijkt me niet verstandig om hier nu op dit moment in de details van dat onderhandelingsproces te gaan treden.”


Brondocumenten


Historie

  • 11 februari 2025
    nieuwe status: afgevoerd
    Voortgang:
    Opmerking: Op 22 oktober 2024 is een halfjaarlijks rappel uitgegaan naar de minister van Financien met een lijst van openstaande toezeggingen met rappeldatum 1 juli 2024. In dit overzicht bevond zich één toezegging die raakte aan het werkterrein van de commissie KOREL. Het gaat om T03764 die op 31 oktober 2023 is gedaan: "De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (GroenLinks-PvdA), toe de Kamer te informeren na de onderhandelingen met Aruba ." Deze toezegging zal worden afgevoerd omdat deze inhoudelijk overeenkomt met T03728 die inmiddels op voldaan is gezet (besluit commissie 9 juli 2024), omdat de Kamer vorig jaar is geïnformeerd dat er een akkoord was bereikt met Aruba (36410, IV, H).”
  • 31 oktober 2023
    toezegging gedaan






Toezegging Informeren Stabiliteits- en Groeipact (36.410) (T03765)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe de Kamer te informeren over de hervorming van de Stabiliteits- en Groeipact.


Kerngegevens

Nummer T03765
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen SGP
Stabiliteits- en groeipact
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 13.

De heer Van Ballekom (VVD):

“Ik heb nog maar één vraag gesteld. Ik dacht dat er meestal drie gesteld mogen worden, maar daar zal ik geen gebruik van maken. Wat is de reactie van de minister op het gegeven dat Nederland niet voldoet aan de voorwaarden die zijn neergelegd in het Stabiliteits- en Groeipact?”

Minister Kaag:

“Wat zegt u?”

De heer Van Ballekom (VVD):

“Wat is de reactie van de minister op het feit dat Nederland niet voldoet aan de voorwaarden die zijn neergelegd in het Stabiliteits- en Groeipact?”

Minister Kaag:

“Ik denk dat je dit ook even in de context moet zien. Dit jaar is de ontsnappingsclausule natuurlijk nog gewoon van kracht. Het kabinet had zelf een begroting neergelegd die er in grote mate nog wel aan voldeed, in ieder geval als je kijkt naar de -2,9% en het onder de 60% blijven zitten. Het gaat niet om alle elementen van het Stabiliteits- en Groeipact, maar er is een reden dat we het Stabiliteits- en Groeipact juist radicaal aan het hervormen zijn. Dat is omdat het niet perfect is en omdat de meeste landen zich er sowieso al sinds jaar en dag niet aan houden. De heer Van Ballekom is natuurlijk de apostel van het bestaande SGP, maar ik ben daar niet zo'n fan van. Ik kan me wel gaan verhouden tot voldoen en niet voldoen. We zijn er deze week mee bezig om hopelijk te komen tot een hervormd SGP, en we zullen uw Kamer daar natuurlijk over informeren.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren uitvoerbaarheid en uitvoeringskosten aangenomen voorstellen (36.410) (T03766)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Griffioen (BBB) en Crone (GroenLinks-PvdA), toe dat de uitvoerbaarheid en de uitvoeringskosten van de aangenomen moties en amendementen nog verder in kaart moeten worden gebracht. De Kamer zal daarover geïnformeerd worden.


Kerngegevens

Nummer T03766
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
drs. A. Griffioen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen amendement-Omtzigt
Europese Monetaire Unie
expats
pechgeneratie
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 4.

De heer Griffioen (BBB):

(…)

“De BBB-fractie wil ook gaarne van de minister weten welke van de door haar ontraden moties toch door haar uitgevoerd worden en hoe zij deze uitvoering gaat financieren.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 12.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Het amendement-Omtzigt verlaagt de rente voor de pechgeneratie door de expatregeling te versoberen. Je leest weleens in de krant dat die zou verdwijnen, maar die gaat van 30% onbelast inkomen naar 20%, in twintig maanden afgebouwd naar 10%. We horen straks wel het oordeel van het kabinet daarover. Uiteraard wordt een amendement gewoon uitgevoerd. Het schijnt niet genoeg te zijn om de rente voor de pechgeneratie te bevriezen, of in ieder geval intertemporeel, want het eerste jaar levert het minder op. Dat kan met een kasschuif worden opgelost. Als het structureel geld is, mag je best met een kasschuif wat geld voor de pechgeneratie naar voren halen. Wanneer denkt het kabinet dat de minister van OCW met varianten voor de besteding van de renteverlaging voor de pechgeneratie komt?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 10.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Griffioen vraagt welke van de ontraden moties toch uitgevoerd gaan worden, hoe die uitvoering wordt gefinancierd en welke aanvullende maatregelen worden overwogen om een verantwoorde dekking te vinden. De heer Crone vraagt naar het amendement-Omtzigt over het verlagen van de rente op de studieleningen. Ik verwijs in eerste instantie naar het geactualiseerde overzicht van de aangenomen moties en amendementen, de budgettaire gevolgen en het indicatieve effect op het EMU-saldo en de EMU-schuld. Ik heb u al gezegd waar we eindigen met het EMU-saldo: all things being equal. De uitvoerbaarheid en de uitvoeringskosten van de aangenomen voorstellen moeten nog verder in kaart gebracht worden. Dat vraagt gewoon om meer tijd en om meer nuance. U zult daar natuurlijk over geïnformeerd worden, zoals betamelijk is.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kabinet blijft zich inzetten voor de brede welvaart en informeert de Kamer over de uitwerking daarvan (36.410) (T03770)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Aerdts (D66), toe dat beide Kamers op de hoogte worden gehouden van ontwikkelingen wat betreft de uitwerking van brede welvaart in de begrotingscyclus, ook via de budgettaire nota’s. De minister benadrukt dat gender hier ook onder valt. Het kabinet blijft zich inzetten voor brede welvaart en de uitwerking daarvan.


Kerngegevens

Nummer T03770
Status openstaand
Datum toezegging 31 oktober 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden mr. drs. W.J.M. Aerdts (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen beleidskompas
Brede welvaart
budgettaire berekeningen
gender
gender budgeting
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 21.

Mevrouw Aerdts (D66):

(…)

“Voorzitter. Mijn fractie is blij dat in deze begroting uitgebreid wordt gesproken over het begrip "brede welvaart", maar het baart ons nog wel zorgen dat de regering brede welvaart nog steeds niet het uitgangspunt laat zijn voor de keuzes die gemaakt worden bij het opstellen van de begroting. Mijn collega van de BBB refereerde daar ook al aan. Bij het bespreken van het begrip "brede welvaart" in de begroting lijkt het nu vooral te gaan over het hier en nu. Wij missen het elders en later. In de beantwoording van onze vraag over het formuleren van indicatoren voor brede welvaart refereert de minister aan het financieel jaarverslag van het Rijk over 2022, aan de factsheet van het Centraal Planbureau. Zeer interessant en belangrijk, maar wederom voor- namelijk een terugblik. Al sinds 2018 vraagt deze Kamer om brede welvaart te integreren in de Miljoenennota, juist ook om een vooruitblik op later op te nemen. Vorig jaar zegde de minister toe deze Kamer te informeren over de voortgang van het integreren van de brede welvaart in de begroting. Deze informatie hebben wij nog niet ontvangen.

Verder geeft de minister in de beantwoording van mijn vraag aan dat het eigenlijk niet mogelijk is en ook nergens in de wereld gebeurt om de kwantitatieve effecten van de begroting op de brede welvaart te meten. Vorig jaar gaf zij gelukkig zelf tijdens het debat al aan dat "nergens in de wereld" waarschijnlijk te grote woorden zijn en dat het vast wel ergens gebeurt. We spraken toen over voorbeelden uit andere landen als het ging om het plannen van de begroting op basis van de Sustainable Development Goals. Juist omdat wij in Nederland zulke uitstekende planbureaus kennen, ziet mijn fractie hier voor Nederland een voortrekkersrol weggelegd.

(…)

In aansluiting op dit punt over de brede welvaart het volgende. Mijn fractie is teleurgesteld dat de brief die de minister vorig jaar tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen aan mijn voorganger Joris Backer heeft toegezegd over gender budgeting, er nog steeds niet is. Gender budgeting wordt weliswaar één keer in het Financieel Jaarverslag van het Rijk in 2022 genoemd, maar dat is geen invulling van de toezegging van vorig jaar. Daarin werd een brief toegezegd waarin zou worden aangegeven hoe het kabinet voortgang maakt met zowel de invulling van brede welvaart in de begroting in het algemeen, als gender budgeting in het bijzonder. Het woord "gender" komt niet één keer voor in de 125 pagina's van de Miljoenennota, ook niet in het kader van de brede welvaart. Mijn fractie kan dan ook niet anders concluderen dan dat er geen stappen zijn gezet om de begroting gendersensitiever te maken. Graag een reactie van de minister.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 15-16.

Minister Kaag:

(…)

“Gender budgeting. Mevrouw Aerdts vroeg hoe het Beleidskompas gebruikt kan worden bij de Miljoenennota en verzocht om u op de hoogte te houden van ontwikkelingen op brede welvaart. Ik kan u sowieso toezeggen dat het ministerie beide Kamers op de hoogte zal houden van ontwikkelingen wat betreft de uitwerking van brede welvaart in de begrotingscyclus, ook via de budgettaire nota's. Gender valt daar ook onder. Het Beleidskompas zelf is een nieuw instrument. Het helpt bij het vormgeven van nieuw beleid. Gender is een onderdeel van het afwegingskader, maar het is niet zo dat het een-op-een bijdraagt aan de Miljoenennota. Ik denk dat u dat al wist; anders had u de vraag niet gesteld. We gaan erop door. Nogmaals, we blijven ons inzetten voor gender in alle vormen en facetten.

Mevrouw Aerdts had nog een vraag. Zij vroeg dus om een toezegging om ons te blijven inzetten voor brede welvaart en de uitwerking daarvan. Dat kan ik toezeggen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Vòòr bespreking Belastingplan terugkomen op tijdpad motie bovengrens voor de marginale druk (36.410) (T03772)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe voor de bespreking van het Belastingplan iets te zeggen over het tijdpad met betrekking tot de uitkomsten van de motie over de bovengrens voor de marginale druk.


Kerngegevens

Nummer T03772
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingplannen
bovengrens
marginale druk
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 5, item 12 - blz. 12.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Fijn dat de staatssecretaris inging op de marginale druk en de bovengrens. Ik heb ook het bericht gekregen dat die motie is aanvaard in de Tweede Kamer. Mijn vraag is of de uitkomst van die motie voor de behandeling van het Belastingplan zou kunnen worden gecommuniceerd aan deze Kamer.”

Handelingen I 2009-2010, nr. 5, item 12 - blz. 20.

Staatssecretaris De Vries:

“Nog één vraag wat mij betreft. Dat is de vraag van de heer Schalk van de SGP over de marginale druk. Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de motie over de bovengrens voor de marginale druk? U vroeg dat vóór het Belastingplan. Op dit moment is nog niet bekend hoe die motie exact ingevuld gaat worden. Ik kan u wel toezeggen dat we voor de bespreking van het Belastingplan iets gaan zeggen over het tijdpad. Ik heb in de eerste termijn al aangegeven dat het niet zo eenvoudig zal zijn om te kijken hoe we dit moeten doen, dus de uitkomst van een onderzoek is niet realistisch voor het Belastingplan van de komende maand, maar wel dat we het tijdpad aangeven.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief revolverende fondsen (36.410) (T03774)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe schriftelijk in te gaan op de gestelde vragen met betrekking tot revolverende fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03774
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fondsen
miljoenennota
revolverende fondsen
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 17.

De heer Van Ballekom (VVD):

(…)

“Een laatste punt, voorzitter. Een van de elementen die onlosmakelijk verbonden zijn met het budgetrecht van het parlement, is het verkrijgen van inzicht in het fondsenbeleid van de regering. Hiervoor heeft de VVD in het voorjaar aandacht gevraagd, ook omdat het een punt van zorg was van de Algemene Rekenkamer. Met voldoening heeft mijn fractie mogen vaststellen dat de minister een bijlage over het fondsenbeleid heeft opgenomen in de Miljoenennota en daarmee tegemoet is gekomen aan de wens van Kamer. Waarvoor dank, minister. Overigens heeft mijn fractie hierover nog wel enkele vragen. Door de regering wordt gesteld dat dit overzicht een eenmalige invulling van de toezegging is. Waarom is dit eenmalig? Mijn fractie had gehoopt dat het een eerste poging was om te komen tot een beter inzicht. De hoop was en is dat de vervolgoverzichten meer informatie geven, bijvoorbeeld over de beheerskosten. Deze kosten worden bijna nergens vermeld. De genoemde bedragen zijn de bedragen die opgenomen zijn in de begroting, en er ontbreekt een overzicht van wat er werkelijk wordt besteed en wat daarmee is bereikt. Wat ook vreemd voorkomt, is dat revolverende fondsen soms slechts één keer revolveren en soms helemaal niet. Maar als ze niet revolveren, is het eigenlijk een subsidie. En als het een subsidie is, waarom zou je het dan in een fonds doen? Naar alle waarschijnlijkheid maak ik een denkfout — dat komt vaker voor — en kan de minister dit met gemak toelichten.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 14.

De heer Van Ballekom (VVD):

“Ik wil het debat dat wij in april op initiatief van de VVD in dit huis hebben gevoerd, niet herhalen. Wat mij wel verbaasde, is dat de bijlage die nu opgenomen is in de Miljoenennota door de regering wordt gezien als een eenmalige inwilliging van een verzoek van de Kamer. Ik heb daar nog twee of drie vragen aan toegevoegd. Ik heb geen enkele vraag gesteld over het begrotingsrecht, want ik weet wel dat dat in orde is. Wij kunnen dat altijd wijzigen. Maar waarom zou je een fonds inrichten, wanneer het niet revolverend, maar gewoon een subsidie is? Wat ik ook heb gevraagd, is het volgende. De bedragen staan genoemd in de bijlage. Er staat echter niet in genoemd welke bedragen specifiek uitgegeven zijn, maar alleen welke zijn gereserveerd; laat staan dat er informatie gegeven wordt over wat ermee bereikt is. Dat zijn de aanvullende vragen, maar misschien wil de minister die liever per brief beantwoorden in plaats van hier in dit debat; dat kan natuurlijk ook.”

Minister Kaag:

“Ik kijk nog even naar het antwoord, maar misschien moet er nog iets bij. De heer Van Ballekom bracht, dacht ik, ten principale de revolverende fondsen aan de orde. Hij schetste daarbij het verschil met een regulier fonds, namelijk dat eventuele terugontvangsten uit verstrekte subsidies en leningen beschikbaar blijven voor het beleidsdoel. Sommige fondsen bevinden zich buiten het Rijk. Dat zien we wat betreft de initiële storting als een uitgave op de departementale begroting. Maar volgens mij is dit antwoord niet voldoende, in de zin van de vraag zoals die gesteld is. Dus ik kom daar schriftelijk op terug. Het is nogal simpel.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 7.

De heer Van Ballekom (VVD):

(…)

“Het enige waar ik nog naar uitkijk, zijn de antwoorden op de vragen die ik naar voren heb gebracht in mijn eerste termijn over de fondsen. De minister van Financiën heeft mij nog additionele antwoorden daarop toegezegd in tweede termijn. Die wacht ik rustig af.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 15.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Van Ballekom vroeg waarom je een fonds zou inrichten als het niet revolverend is. Hij vroeg ook naar bedragen van uitgaven uit de fondsen en wat daarmee bereikt wordt. De heer Schalk vroeg naar het rentescenario. Ik dacht dat ik beiden in de eerste termijn een schriftelijke toezegging heb gedaan om dat uitvoeriger te doen, in het belang van de tijd en de details die noodzakelijk zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief scenario gevolgen rentelasten en inflatie voor fondsen (36.410) (T03775)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe schriftelijk terug te komen op de scenario’s ten aanzien van de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fondsen.


Kerngegevens

Nummer T03775
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fondsen
inflatie
rentelasten
scenario’s
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Opmerking

zie ook T03691:
Toezegging Scenario gevolgen rentelasten en inflatie voor fondsen (31.865) (T03691) - Eerste Kamer der Staten-Generaal

Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 11.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Toen ging het even over de rentelasten die oplopen en gedekt zouden moeten worden. Ik kom even terug op een vraag die ik zojuist ook heb gesteld. Misschien kan die dan meteen afgewikkeld worden. Er was toegezegd dat er even scenario's zouden worden opgesteld voor wat dat zou kunnen betekenen. Is er al zicht op wanneer dat scenario wordt opgeleverd, zodat we daar ook zicht op hebben?”

Minister Kaag:

“Ja. Ik zal deze meteen beantwoorden. Volgens mij had u gevraagd om een toezegging om een scenario te maken ten aanzien van de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fondsen.”

De heer Schalk (SGP):

“Er lígt al een toezegging van zoveel april 2023, een halfjaar geleden. Ik wilde weten of aan die toezegging al voldaan kan worden.”

Minister Kaag:

“Nou, ik heb een antwoord, maar volgens mij zal u dat niet genoegen, dus ik stel voor om daar kort, schriftelijk, na deze behandeling op terug te komen.”

De voorzitter:

“Of in de tweede termijn.”

Minister Kaag:

“Ik kan het voorlezen, maar dit is niet voldoende. Nee, mijn inschatting is dat het niet voldoende is.”

De voorzitter:

“Meneer Schalk, tot slot.”

De heer Schalk (SGP):

“Misschien dat het antwoord nu nog niet voldoende is, maar nu de vraag verhelderd is, kan het antwoord misschien in tweede termijn komen.”

Minister Kaag:

“Nee, ik denk het niet, want scenario's vragen om meer tijd. Het maken van scenario's is niet "even snel een antwoordje typen". Ik kijk naar het antwoord zoals mij dat gegeven is. Dat is een uitleg van hoe het nu werkt; dat is niet een scenario. Dus ik wil graag recht doen aan uw vraag. Dat is denk ik een beetje tussen wal en schip komen te hangen. Wellicht is er ook een andere inschatting over gemaakt. Daar kom ik graag schriftelijk op terug. Dan kunt u ons antwoord altijd nog afkeuren, maar dan is er nog een nieuwe poging gedaan om scenario's te bedenken.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 12.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Tweede punt. Op 4 april van dit jaar kreeg ik de toezegging van de minister dat er scenario's zouden worden gemaakt over de gevolgen van rentelasten en inflatie voor de fond- sen. Begrijp ik het goed dat de minister mij de toezegging deed dat haar eerdere toezegging wordt uitgevoerd of is het inmiddels beantwoord? Dan zie ik dat graag in tweede termijn alsnog.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 15.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Schalk vroeg naar het rentescenario. Ik dacht dat ik beiden in de eerste termijn een schriftelijke toezegging heb gedaan om dat uitvoeriger te doen, in het belang van de tijd en de details die noodzakelijk zijn.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief uitvoering amendementen (36.410) (T03776)

De staatssecretaris van Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Aerdts (D66), toe dat hij met een brief komt betreffende de uitvoerbaarheid van de amendementen. Het is overigens niet alleen de Belastingdienst, maar bijvoorbeeld ook DUO. Collega Dijkgraaf zal dat ook meenemen.


Kerngegevens

Nummer T03776
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden mr. drs. W.J.M. Aerdts (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen amendementen
Belastingdienst
Dienst Uitvoering Onderwijs
uitvoering
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 21.

Mevrouw Aerdts (D66):

(…)

“Voorzitter. Ik gaf al aan dat we blij zijn dat we deze beleidsarme begroting hier toch uitgebreid bespreken — mijn collegae hebben daar al aan gerefereerd — want het budgetrecht van de Eerste Kamer is een groot goed. Vandaar ook het kritische punt dat al eerder gemaakt is, namelijk dat het jammer is dat wij hier in hele korte tijd naar kijken. Gisteravond ontvingen wij de laatste overzichten. Ik sluit me dan ook graag aan bij de opmerkingen van collega's Crone en Bovens. We maken ons namelijk wel zorgen over die mogelijke gedragseffecten. De heer Bovens vroeg net al om een overzicht, ook voor het bespreken van het Belastingplan. Heel graag, maar neem daarbij ook alstublieft de gedragseffecten van de door de Kamer gedane aanpassingen mee. Juist omdat de Tweede Kamer de begroting zo ingrijpend veranderd heeft — het begrotingstekort loopt op tot 3,1% — hadden we daar graag meer tijd voor gehad. Collega's gaven het al aan: kijk naar de regeling voor arbeidsmigranten en naar inkoop eigen aandelen en neem daarbij alstublieft ook de te verwachten gedragseffecten en gedragsgevolgen mee. Daarom zouden we de staatssecretaris graag vragen welke fiscale maatregelen nog kunnen worden ingevoerd voor 1 januari, welke per 1 juli en welke mogelijk later. Dit komt bij de bespreking van het Belasting[1]plan dan aan de orde. Juist omdat die behandeling ongeveer drie weken voor de inwerkingtreding van een deel van de maatregelen plaatsvindt, krijgen we graag zo snel mogelijk een overzicht.”

Handelingen I 2023-2025, nr. 5, item 9 - blz. 22.

Staatssecretaris Van Rij:

“Voorzitter. Zoals gezegd, gaan we nog uitgebreid over het Belastingplan en de zeventien wetsontwerpen spreken. Ik wil er alleen nog even kort bij stilstaan, omdat verschillende sprekers ernaar gevraagd hebben. We hebben vorige week in de Tweede Kamer het festival van de amendementen gehad. Er zijn 62 amendementen ingediend. Voor de goede orde: daarvan zijn er twintig aangenomen. Dat wil niet zeggen dat er bij al die amendementen grote vraagtekens zijn qua uitvoerbaarheid, maar dat geldt wel degelijk voor een aantal daarvan. Daar wil ik deze Kamer voor de behandeling van het Belastingplan heel goed en degelijk over informeren. Sommige zijn behoorlijk ingrijpend. Het is uiteraard het recht van de Tweede Kamer om wetsvoorstellen te amenderen. Maar als het om de fiscaliteit gaat, dan is het natuurlijk wel zo dat, los van de uitvoerbaarheid, we op initiatief van deze Kamer ruim acht jaar geleden het toenmalige kabinet hebben aangespoord tot het opstellen van uitvoeringstoetsen. Dat is inmiddels een soort gemeengoed geworden. We zijn er ook erg trots op dat bij het Belastingplan de Belastingdienst in staat is geweest om 55 uitvoeringstoetsen te doen. Dat kan natuurlijk niet in die korte periode bij amendementen. Dus wat er wel gebeurt, is een soort marginale toets. Wij gaan ons nu met name toespitsen op de amendementen die, zoals een aantal sprekers terecht heeft gezegd, al leiden tot wetswijzigingen op 1 januari aanstaande en op wat dit betekent voor de uitvoering.”

Handelingen I 2023-2025, nr. 5, item 9 - blz. 27.

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Dan kom ik bij het volgende blok. Ik heb al iets gezegd over de vraag van mevrouw Aerdts. Ze vroeg naar de amendementen: "Wat kan wel 1 januari? Wat kan eventueel qua uitvoering? Wat zijn de plussen en de minnen?" We komen nog met een brief daarover. Het is overigens niet alleen de Belastingdienst, maar bijvoorbeeld ook DUO. Collega Dijkgraaf zal dat ook meenemen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren bij Najaarsnota over financieringstekort / EMU-saldo 2023 (36.410) (T03779)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Crone (GroenLinks-PvdA), toe dat de Kamer bij de Najaarsnota het laatste inzicht voor 2023 zal krijgen, inclusief de realisaties over het derde kwartaal, betreffende het financieringstekort en het EMU-saldo van 2023.


Kerngegevens

Nummer T03779
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 mei 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen financieringstekort
miljoenennota
staatsschuld
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 2 - blz. 7.

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Maar eerst even het macroplaatje. Het kabinet, de minister van Financiën heeft een voortreffelijk plaatje achtergelaten: een staatsschuld, bijna all-time low, van 47% en een financieringstekort vorig jaar van nul. In voorgaande debatten heb ik het ook gezegd: het kabinet slaagt er maar niet in om de staatsschuld boven de 50% te krijgen, laat staan op 60%, ondanks corona en de energiesubsidies. De 60%-grens is nog heel ver weg. Als we het wel hadden gehaald, hadden we minstens 100 miljard extra kunnen uitgeven en dan waren we nog steeds niet aan die 60% gekomen. Het is geen doel op zich, maar ik geef wel aan hoe groot de bedragen zijn als je een 10 procentpunt hogere staatsschuld zou hebben. Ook dan waren we nog het knapste jongetje van de Europese klas geweest. Ik vraag nu even heel concreet het volgende. Het is een beetje een technische vraag, maar toch kwam die gisteren op. Voor het lopende jaar verwacht het kabinet nog een tekort van 16 miljard, maar we hadden het eerste halfjaar een overschot van 7 miljard. Om tot het geprognotiseerde tekort te komen moet het kabinet dus nog 23 miljard uitgeven in het laatste halfjaar. 23 miljard. Waar staat dat? Wat gaat er gebeuren? Of zijn dat weer allemaal meevallers en komen we opnieuw uit op een financieringstekort van nul? Dat lijkt zo. Dan hebben we twee keer een begrotingsevenwicht en gaat de staatsschuld zelfs naar 45%.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 10.

Minister Kaag:

(…)

“De heer Crone vraagt naar het tekort van 2023 en of we opnieuw uitkomen op een financieringstekort van nul. In de Miljoenennota 2024 is voor 2023 een tekort gepresenteerd van in totaal 16 miljard, dus -1,6% van het bbp. Dit is het beste inzicht dat we hebben. Dat is natuurlijk heel vaak zo. Dat is ook teruggekomen in het debat met de premier tijdens de APB en de AFB. In de afgelopen jaren is er sprake geweest van meevallende tekorten, zoals ook is toegelicht in de Financiële Jaarverslagen van het Rijk. Dat klinkt als een contradictio in terminis, maar het is minder erg dan verwacht. Dat had natuurlijk te maken met de meevallende inkomsten als gevolg van de economie, die beter presteerde dan werd verwacht. Het had ook te maken met een aanzienlijke onderuitputting aan de uitgavenkant. Dit komt met name door de krapte op de arbeidsmarkt. Dat is op zich weer een tegenvaller, als je kijkt naar het halen van je beleidsdoelstellingen. Dus niet alles is een materiële meevaller, maar wellicht een materiële tegenvaller. Maar of deze trend doorzet en het, zoals het afgelopen jaar het geval is geweest, gaat leiden tot een meevallend EMU-saldo, moet echt wordt afgewacht. In de Najaarsnota zult u het laatste inzicht voor 2023 krijgen, inclusief de realisaties over het derde kwartaal.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren mogelijkheden bovengrens marginale druk (36.410) (T03781)

De staatssecretaris Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat het kabinet de Kamer in de eerste helft van dit jaar zal informeren over de mogelijkheden om een bovengrens voor de marginale druk vast te stellen.


Kerngegevens

Nummer T03781
Status voldaan
Datum toezegging 31 oktober 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bovennorm
marginale druk
motie-Grinwis
Kamerstukken Miljoenennota 2024 (36.410)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 9 - blz. 3.

De heer Schalk (SGP):

(…)

“Voorzitter. Er zit nog een pijnpunt. Niet voor de eerste keer wil ik stilstaan bij het bizarre verschil in belastingdruk voor een- en tweeverdieners. Omdat we een nieuwe samenstelling van deze Kamer hebben, geef ik een korte toelichting. In feite komt het erop neer dat, als tweeverdieners allebei €20.000 verdienen, ze over hun gezamenlijke inkomen van €40.000 slechts €693 belasting betalen. Als een eenverdiener diezelfde €40.000 verdient, dan betaalt hij €6.872 belasting. Dat is op een haar na tien keer zo veel. Dan hebben die eenverdieners ook nog eens met een absurde marginale druk te maken, oplopend tot 92%. Ik vraag aan de staatssecretaris: is het mogelijk om een bovengrens voor de marginale druk vast te stellen? Want als je €42.500 verdient en je gaat €1.000 per jaar meer verdienen, dan houd je daar €80 van over. Dat is toch niet te geloven! Dat is zegge en schrijve €6,67 per maand. Ik heb het expres naar boven afgerond. Hoe moeten we dat uitleggen aan mensen die misschien wel in arren moede als eenverdiener moeten werken? Is dat nou onmacht of is dat onwil van de regering?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 5, item 12 - blz. 3.

Staatssecretaris De Vries:

(…)

“De heer Schalk van de SGP vroeg nog of het mogelijk is om een bovengrens vast te stellen voor de marginale druk. Er is vorige week een motie aangenomen van de heer Grinwis en de heer Omtzigt. In die motie wordt gevraagd naar de mogelijkheden van een bovennorm voor de marginale belastingdruk. Het kabinet zal u in de eerste helft van vorig jaar informeren over de mogelijkheden om een bovengrens voor de marginale druk vast te stellen. Ik moet eerlijk zeggen dat dat wel een hele ingewikkelde gaat worden, maar we gaan in ieder geval op die motie terugkomen in de eerste helft van volgend jaar.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Afschrift brief minister OCW (36.418) (T03806)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Martens (GroenLinks-PvdA), toe dat een afschrift van de binnenkort verwachte brief van de minister van OCW naar de Kamer wordt verstuurd met betrekking tot de onafhankelijkheid van hoogleraren.


Kerngegevens

Nummer T03806
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden R.O. Martens MSc (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingen
hoogleraren
onafhankelijkheid
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 19-20

De heer Martens (GroenLinks-PvdA):

(…)

“Mijn tweede vraag gaat over de hoogleraren. Er is al jaren, minstens vijftien jaar voor zover ik kan terugvinden, aandacht voor dat het zorgelijk is dat zo'n groot percentage hoogleraren belastingrecht, fiscaliteit en dergelijke niet onafhankelijk is. Waar staat de aanpak hiertegen inmiddels? Wanneer is dit opgelost? Of staan we hier over vijftien jaar nog steeds met hetzelfde verhaal? Ik lees dat er een register komt voor hoe leerstoelen zijn gefinancierd, maar met een register normaliseren we het misschien alleen maar verder. Hoe lossen we dit op?”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 15

De heer Van Rij:

(…)

“Voorzitter. De heer Martens heeft een vraag gesteld over onafhankelijke hoogleraren. De demissionair minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 30 november met de rectoren van de universiteiten hierover gesproken. Er is ook gesproken over de balans tussen bijzondere en gewone hoogleraren, met en zonder nevenfunctie of externe financier. De demissionair minister van OCW stuurt hierover binnenkort een brief aan de Tweede Kamer. Ik zal vragen of er ook een afschrift van die brief naar de Eerste Kamer gaat.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Analyse globale evenwicht box 1, 2 en 3 (36.418) (T03807)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Heijnen (BBB) en Geerdink (VVD), toe om in de eerste helft van 2024 een analyse te maken met betrekking tot het globale evenwicht tussen box 1, 2 en 3. De bevindingen hiervan worden met de Kamer gedeeld en worden betrokken bij Belastingplan 2025.


Kerngegevens

Nummer T03807
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
drs. E.H.J. Heijnen (BBB)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen aanmerkelijk belang
Belastingplan 2025
box 1
box 2
box 3
boxenstelsel
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 3

De heer Heijnen (BBB):

(…)

“Voor wat betreft de verhoging van de tarieven in box 2 en 3 vragen we de volgende toezeggingen aan de regering. We verzoeken de regering om een nadere analyse te maken van alle effecten van beide tariefsverhogingen, en om deze analyse te delen met de Kamer. Vervolgens kunnen de uitkomsten van deze analyse meegenomen worden in het Belastingplan 2025, om op deze wijze het globale overzicht tussen de dga-ondernemer en de ib-ondernemer te herstellen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de ondernemingsrisico's voor ondernemers in vergelijking met werknemers. We overwegen als BBB ook samen met andere partijen een aantal moties in te dienen, waarin we de regering zullen verzoeken om een uitgebreid onderzoek te doen naar alle gevolgen van deze maatregelen en vervolgens naar aanleiding daarvan aanpassingen op te nemen in het Belastingplan 2025. Waarschijnlijk zullen andere partijen ook nog om toezeggingen op onderdelen vragen. Laat ik hier helder zijn: dit zal dus wat BBB betreft kunnen leiden tot het terugdraaien van de via dit amendement voorgestelde maatregelen. Vervolgens kunnen deze maatregelen, voor zover gewenst en budgettair nodig, vervangen worden door andere, wel breedgedragen maatregelen, waarvan de belastingopbrengsten níét onzeker zijn.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 37

Mevrouw Geerdink (VVD):

(…)

“Dan naar het globale evenwicht, het derde pijnpunt vandaag. Bij de behandeling van het Belastingplan 2021 heeft de zeer gewaardeerde oud-collega Essers van het CDA bij motie verzocht om een onderzoek naar een meer neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting, omdat in het belastingrecht het uitgangspunt geldt dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden en ongelijke gevallen ongelijk, voor zover dat gerechtvaardigd wordt door de mate van het verschil. Uitgangspunt is tevens dat de aard van de activiteit bepalend dient te zijn voor bijvoorbeeld de rechtsvorm en dat de keuze voor de rechtsvorm zo min mogelijk wordt verstoord door de fiscaliteit. De brief van de staatssecretaris uit 2021 in reactie op de motie is helder. De gewenste neutraliteit, het gewenste globale evenwicht tussen ib-ondernemers en Vpb-ondernemers, wordt met name beïnvloed door de hoogte van de tarieven, de aanspraak op ondernemersfaciliteiten, verliesverrekening, belastinggrondslag, de fictieve of daadwerkelijke arbeidsbeloning en de mogelijkheden tot uitstel van het genieten van inkomsten.

Laat ik positief beginnen. Er is gelukkig dit jaar niet gedraaid aan de knoppen of aan de grondslag van de vennootschapsbelasting, ook al had dat misschien wel gemoeten in het licht van de 15% minimumwinstbelasting. Daarover later meer. Negatief in het licht van het globale evenwicht is de forse stijging van het belastingtarief van box 2. De belastingdruk, dus niet het tarief, voor Vpb-ondernemers — dga's — stijgt met 6%, terwijl in box 1 sprake is van een verlaging van de belastingdruk voor ib-ondernemers door tariefsverlagingen die deels weer teniet worden gedaan door de verlaagde mkb-winstvrijstelling en de verdere afschaling van de zelfstandigenaftrek. Graag verzoeken wij de staatssecretaris om reflectie op de effecten van de maatregelen in het voorliggende Belastingplan na amendering op het globale evenwicht tussen ib- en Vpb-ondernemers. Het is tijd voor een update van de brief. Kan de staatssecretaris dit toezeggen? Kan de staatssecretaris ook toezeggen dat in het Belastingplan 2025 wel rekening gehouden zal worden met het globale evenwicht tussen Vpb-ondernemers en ib-ondernemers?

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 4

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Er zijn een aantal vragen gesteld over het globale evenwicht, over box 1, 2 en 3. Met name de heer Heijnen en mevrouw Geerdink hebben daarover vragen gesteld. Wij hebben zowel vorig jaar als nu, ook nog in de tweede nota van antwoord, de bekende grafiek laten zien. We zien eigenlijk dat het in deze twee jaar dicht tegen elkaar gekropen is voor de hoogst verdienende werknemer, die in box 1 wordt belast met 49,5%, en degene die in box 2 zit. De ib-ondernemer zit daar nog iets onder. Maar wij vinden als kabinet dat het evenwicht nu een beetje uit het lood geslagen is, door het amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen. Wij waren daar niet voor. Dat hebben wij ook beargumenteerd. Nu zit de directeur-aanmerkelijkbelanghouder in box 2 op 50,3%, zoals we ook in die grafiek hebben laten zien. De vraag was: wilt u daar een onderzoek naar en verdere analyse van doen? Het antwoord is dat ik kan toezeggen om in de eerste helft van 2024 deze analyse te maken en met beide Kamers te delen, zodat de bevindingen daarvan betrokken kunnen worden bij het Belastingplan 2025.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Bij brief motie-Grinwis ingaan op differentiatie voor suikerhoudende dranken (36.418) (T03808)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Visseren-Hamakers (PvdD), toe dat de motie-Grinwis wordt uitgevoerd en dat de brief daarover in maart verschijnt. In die brief wordt nadrukkelijk ingegaan op de differentiatie voor de suikerhoudende dranken.


Kerngegevens

Nummer T03808
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. I.J. Visseren-Hamakers (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen suikervrije dranken
verbruiksbelastingen
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 31

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

(…)

“De Partij voor de Dieren heeft daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris. Ten eerste: wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman? Ten tweede: waarom heeft het kabinet het afgelopen jaar niet gebruikt om deze fouten te herstellen? Ten derde: ziet het kabinet mogelijkheden om de invoeringsdatum van de verhoging van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken een jaar uit te stellen in afwachting van de uitwerking van de motie-Grinwis en de motie-Koffeman?

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 14-15

De heer Van Rij:

(…)

“Mevrouw Visseren had nog een vraag die iets verder ging. Ja, het klopt. Stel dat we de wetgeving die vorig jaar is aangenomen en nu wordt ingevoerd niet zouden willen, even los van het feit dat dat op z'n zachtst gezegd bijna onmogelijk is tenzij de Eerste Kamer me terug zou sturen op dit punt, dan slaan we een gat van €365 mln. Even los daarvan denk ik dat we in de brief echt moeten ingaan op de vragen die u heeft gesteld en heel nadrukkelijk ook op de differentiatie voor de suikerhoudende dranken. Toen ik vorige week in Londen was, heb ik ook gezien dat de Engelsen heel succesvol zijn geweest met het invoeren van een belasting. Dat nemen we uiteraard mee.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Nog even over die 1 januari 2025. U zegt dat het bijna onmogelijk is, behalve als de Eerste Kamer u met huiswerk terugstuurt. Wat zijn de mogelijkheden daarin? Hoe zou zo'n proces eruitzien als we met z'n allen besluiten dat we de invoering van de wetgeving per 1 januari '25 onwenselijk vinden? Hoe zou zo'n proces eruitzien? Zou dat reparatiewetgeving zijn? Gaat dat per AMvB? Zou u mij dus willen meenemen in de technische mogelijkheden van wat er mogelijk is voor 1 januari?”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja, dat is echt aan de Eerste Kamer. Die wet is overigens al aangenomen. Die wordt hier niet meer in stemming gebracht, dus dat wordt superingewikkeld. Dat kan dus niet bij novelle of zo. Als het een wetsontwerp was dat nu voorlag, dan zou ik teruggestuurd kunnen worden, eerst naar de ministerraad, dan naar de Raad van State en dan naar de Tweede Kamer, en zou ik daarna weer bij u terugkomen. Het is inmiddels 12 december. Dat zou dus heel ingewikkeld worden. Maar dat kan hier niet eens, omdat deze wet vorig jaar al is aangenomen. Ik stel daarom voor dat we de discussie aan de hand van de door mij toegezegde brief hervatten. De Tweede Kamer zit hier overigens ook bovenop. We hebben gezegd: op z'n vroegst 1 januari 2026. Dat heeft sowieso met het wetgevingstraject te maken, maar uiteraard ook met de systemen. Maar ja, het is compleet duidelijk wat de Tweede en de Eerste Kamer willen op dit punt.”

Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):

“Kunt u nog even met me meedenken? Ik begrijp dat het ingewikkeld wordt voor 1 januari '24, maar "ingewikkeld" is geen "nee". Dat maakt het nog niet onmogelijk. Een tweede optie zou zijn om zo snel mogelijk de angel uit de wet te halen. Wat zouden we kunnen doen voor 1 januari '26 om de pijn uit deze wetgeving te halen totdat we een degelijke wetgeving met elkaar behandelen? We gaan namelijk echt een ongewenste situatie tegemoet, waarin we …”

De voorzitter:

“De staatssecretaris.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja, kort. Laat ik heel duidelijk zijn: voor 1 januari kan er echt niks meer. Dat lukt niet. Wij gaan als demissionair kabinet niet met een initiatief komen. Dat zeg ik even voor alle duidelijkheid voor de parlementaire behandeling, ook voor de vastlegging. Wij gaan de motie-Grinwis uitvoeren en komen met de brief in maart. Daar zit een heel wetgevingsvoorstel in. Dat doen we als demissionair kabinet, omdat de Tweede Kamer ons daartoe heeft opgeroepen. We gaan dus niet zeggen: dat doen we niet, omdat er formerende partijen zijn. Ook hier in de Eerste Kamer ligt het heel duidelijk. Die wetswijziging, die nieuwe wet, die hopelijk beter voldoet aan de wensen van beide Kamers, kan op zijn vroegst op 1 januari 2026 worden ingevoerd.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken uiterlijk eind maart (36.418) (T03809)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hartog (Volt), toe dat de toegezegde brief over de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken uiterlijk eind maart kan worden verwacht.


Kerngegevens

Nummer T03809
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden E.W. Hartog (Volt)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen alcoholvrije dranken
verbruiksbelastingen
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 23

De heer Hartog (Volt):

(…)

“Mijn laatste vraag aan het kabinet heeft betrekking op een van de vragen van de collega's over de verbruiksbelasting bij alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte. Het kabinet heeft in de schriftelijke behandeling gezegd begin 2024, nog in demissionaire status, met een brief te komen. Ik kijk uit naar die brief en vraag het kabinet of er al zicht op is wanneer die brief ons zal bereiken.

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 14

De heer Van Rij:

(…)

“De heer Hartog heeft ook gevraagd wanneer de Kamer de toegezegde brief over de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken kan verwachten. De Tweede Kamer heeft een motie hierover aangenomen. Wij hopen uiterlijk eind maart met de brief te komen, waarin we echt diep ingaan op de contouren en de planning van het wetsvoorstel conform de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gevolgen bepaalde belastingfaciliteiten meenemen in bouwstenennotitie (36.418) (T03812)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD), toe dat de gevolgen van bepaalde belastingfaciliteiten die Nederland heeft, worden meegenomen in de bouwstenennotitie. De bouwstenennotitie wordt begin 2024 verwacht.


Kerngegevens

Nummer T03812
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Voormalige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingen
bouwstenen belastingstelsel
minimumbelastingwetgeving
pijler 2
Wet minimumbelasting 2024
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 38-39

Mevrouw Geerdink (VVD):

(…)

“Het zevende pijnpunt betreft de gevolgen van de 15% minimumbelastingwetgeving voor de innovatieve slagkracht van het Nederlandse bedrijfsleven. Op 8 oktober 2021 bereikte het Inclusive Framework van de OESO en de G20 een akkoord over de herziening van het internationale belastingstelsel. Aan de hand van twee pijlers tracht het IF de fiscale uitdagingen van onze gedigitaliseerde en geglobaliseerde wereldeconomie op te lossen. Pijler 1 behelst een nieuw heffingsrecht voor marktjurisdicties, terwijl pijler 2 een wereldwijd minimumniveau aan winstbelasting voor grote multinationals moet waarborgen. De zogenaamde Global Anti-Base Erosion Rules, de GloBE Rules, vormen de basis voor de minimumbelasting. Ze zijn voorzien van voorbeelden en toelichtend commentaar. Kort na het verschijnen van de GloBE-regels publiceerde de Europese Commissie een richtlijnvoorstel ter implementatie van pijler 2 in de lidstaten, waarna de definitieve richtlijntekst werd aangenomen in de EU. Deze richtlijn wordt nu via het wetsvoorstel Minimumbelasting 2024 geïmplementeerd. Via de GloBE-regels wordt een minimumniveau aan winstbelasting geïntroduceerd van effectief 15% per jurisdictie. Tegelijkertijd kunnen fiscale regels, ook wel "tax incentives" genoemd, zoals aftrekposten, vrijstellingen en verlaagde tarieven, de effectieve belastingdruk verlagen. Het is de vraag welke impact tax incentives kunnen hebben onder pijler 2, omdat in beginsel moet worden bijgeheven indien deze incentives een effectief tarief van minder dan 15% tot gevolg hebben. Dan hebben we het over tax incentives gericht op investeringen om milieuvervuiling te beperken, energiebesparing te stimuleren en innovatie te bevorderen. Denk aan de Energie- en Milieu-investeringsaftrek, de Willekeurige afschrijving op milieubedrijfsmiddelen en de Innovatiebox, maar ook de tonnageregeling. Kan de staatssecretaris een onderzoek in 2024 toezeggen naar de gevolgen van de invoering van de minimumbelasting voor het fiscale investerings- en innovatie-instrumentarium? En zou hij daarbij kunnen betrekken met welke maatregelen Nederland uit die Europese achterhoede kan komen? Wij overwegen ook hierover in tweede termijn een motie in te dienen.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 13

De heer Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Mevrouw Geerdink stelde een zeer terechte vraag. Daar ben ik het heel erg mee eens. Ze zei dat de invoering van deze minimumbelasting eigenlijk ook directe aanleiding is om nog eens een keer heel zorgvuldig en op korte termijn tegen het licht te houden wat de gevolgen zijn van bepaalde belastingfaciliteiten die wij hebben. Eerder is het succes van de Wbso aan de orde geweest, maar ook het succes van de Innovatiebox. Ik ga niet te veel de techniek in, maar als het effectieve belastingtarief berekend moet worden, dan zijn er een teller en een noemer. De teller gaat om de belastingen. Als je dan bijvoorbeeld de Innovatiebox hebt, die natuurlijk via de fiscale winst in de vennootschapsbelasting gaat, en als die dan je teller verlaagt, dan kan dat in bepaalde situaties ertoe leiden dat je effectieve belastingtarief onder de 15% zit. Dan moet er bijgeheven worden. De noemer gaat om het inkomen. In die noemer zitten subsidies, maar ook bepaalde tax credits. Nou wordt het even technisch, maar de Amerikanen maken altijd heel veel gebruik van tax credits, met name de refundable unqualified tax credits, maar ook de transferable marketable tax credits. Dat is in hun systeem eigenlijk cash. Toen ik de allereerste keer naar de Verenigde Staten keer ging, tuitten mijn oren ook. In hun beleving is dat letterlijk cash, die je ook nog kunt overdragen aan een derde partij. Dat zit niet in de teller, maar in de noemer.

In antwoord op de vraag van mevrouw Geerdink: wij moeten als Nederland heel goed kijken, niet alleen naar de gevolgen voor de bestaande fiscale faciliteiten, maar ook naar wat wij willen. Willen wij innovatie bijvoorbeeld via subsidie of willen wij ook dit soort vormen van Amerikaanse tax credits gaan invoeren? Dat moet je nu heel snel in kaart brengen, maar dat wordt natuurlijk wel getriggerd door het feit dat je ook met deze wetgeving te maken hebt. Dus wat mevrouw Geerdink vroeg, zou ik graag willen omarmen. Ik heb de inhoud niet gezien want, nogmaals, de ambtelijke commissie voor de bouwstenen is onafhankelijk, maar ik kan hier al zeggen dat dit in de bouwstenennotitie wordt uitgewerkt. Die komt al begin volgend jaar, dus dan is het aan een nieuw kabinet, of aan ons als wij toch wat langer zouden moeten zitten. Dan komen we er ongetwijfeld met de Kamer nog verder over te spreken.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inkoop eigen aandelen (36.418) (T03815)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Geerdink (VVD), toe in kaart te brengen hoe andere Europese landen omgaan met de inkoop van eigen aandelen. Bovendien ontvangt de Kamer een brief met betrekking tot de macro-economische effecten. Ten slotte wordt dit onderwerp in Brussel aan de orde gesteld, waarover de Kamer een terugkoppeling zal ontvangen.


Kerngegevens

Nummer T03815
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen inkoopfaciliteit eigen aandelen
macro-economische effecten
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 36

Mevrouw Geerdink:

(…)

“Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij alle macro-economische effecten van de inkoopfaciliteit eigen aandelen voor beursgenoteerde ondernemingen in kaart zal brengen? Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij exact in kaart brengt hoe andere Europese landen omgaan met de inkoop van eigen aandelen? Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om de belastingheffing rond de inkoop van eigen aandelen in Europees verband te coördineren of te harmoniseren? Kortom: kan er nog iets gedaan worden aan deze — ik quote — "onbesuisde herverdeling"? Wij overwegen een motie in tweede termijn op dit punt.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 8-9

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Mevrouw Geerdink heeft nog wel gevraagd of we kunnen onderzoeken wat andere landen op dat punt doen. Nou, dat hebben we onder meer in die brief geschreven, maar we kunnen altijd kijken of we die groep landen nog wat verder kunnen uitbreiden. Het Verenigd Koninkrijk heeft geen dividendbelasting. In Duitsland, België en Frankrijk zijn er faciliteiten zoals wij die nu ook hebben. Ik wijs er overigens op dat bij inkoop van eigen aandelen van ter beurze genoteerden er ook altijd contant dividend uitgekeerd moet worden, omdat men er anders niet voor in aanmerking komt. We zijn graag bereid om dat nog eens een keer wat uitgebreider op een rijtje te zetten, want dat was volgens mij ook de concrete vraag. Of dat kan leiden tot een Europese aanpak, durf ik niet te zeggen. We kunnen natuurlijk altijd aftasten. Het staat niet op de fiscale agenda van de Europese Commissie, omdat verschillende EU-landen verschillende systemen hebben en het op dit moment geen prioriteit heeft.

Wat betreft de ramingen: daar hebben we al vrij uitgebreid op gereageerd. Ik heb daar nog een behoorlijke tekst over. Ik ben graag bereid om die uit te spreken, maar in de kern komt die eigenlijk op het volgende neer. Wat betreft de ramingen hebben wij gekeken naar het gemiddelde van de afgelopen tien jaar van de 25 grootste beursfondsen. Naar schatting is dat wat betreft inkoop 15,3 miljard. Vervolgens is bepaald wat de opbrengst zou zijn wanneer deze omvang volledig zou worden doorgezet. Dan zou dat een budgettaire opbrengst kunnen opleveren van 2,7 miljard. Echter, in die raming wordt er al rekening mee gehouden dat niet alles wordt doorgezet maar dat uiteindelijk 20% zal worden doorgezet. Een ander deel zal namelijk gaan via de reguliere dividenduitkering, zijnde 40%, terwijl wat betreft de overige 40% wordt verondersteld dat die bedrijven ofwel hun zetel verplaatsen ofwel naar andere structuren zoeken. Ik wijs dan op het bijstorten op aandelen in de vorm van agio, het vervolgens omzetten van die agio in aandelenkapitaal en het vervolgens terugbetalen van aandelenkapitaal, wat onder bepaalde voorwaarden fiscaal onbelast is. Een en ander leidt tot een totaal gedragseffect in de orde van grootte van 814 miljoen, gerekend op de raming van 2025. Uitgaande van het prijspeil van 2023 is het 770 miljoen. Daar zitten onder meer die verschillen in.”

Mevrouw Geerdink (VVD):

“Ik moet er een kiezen, voorzitter. Mijn vraag is of wij deze macro-economische effecten per brief kunnen ontvangen.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja.”

Mevrouw Geerdink (VVD):

“Ik hoor de staatssecretaris daarop nu ja zeggen. Dan mijn tweede vraag. Aangezien ik denk dat het noodzakelijk zal zijn in het kader van ons level playing field, is mijn verzoek aan de staatssecretaris om die coördinatie of harmonisatie van de belastingheffing over inkoop eigen aandelen op de agenda te zetten in Europees verband.”

Staatssecretaris Van Rij:

“Ja en ja. Wij zullen sowieso wat ik nu even kort heb weergegeven, uitgebreid schriftelijk aan u doen toekomen én we gaan dit in Brussel aan de orde stellen, waarover ik dan terug zal rapporteren aan de Eerste Kamer en overigens ook aan de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 38

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“Voorzitter. Wat betreft de motie op stuk nr. 36418, letter Y zou ik het volgende willen voorstelen. We brengen verder in kaart wat de gevolgen zijn. We hebben dat al gedaan, maar we kunnen dat nog verder uitbreiden. Dat heb ik ook in de eerste termijn gezegd. We brengen in kaart wat de gevolgen zijn van de afschaffing van de dividendvrijstelling betreffende inkoop aandelen. Maar wij kunnen niet als demissionair kabinet toezeggen dat we in het Belastingplan met een alternatief dekkingsvoorstel gaan komen, want we weten überhaupt niet of we over het Belastingplan 2025 gaan. Als wij daar wel over gaan, dan gaan we uiteraard iets met deze motie doen. Dat zal wel onderdeel zijn van de totale afweging. Dat is op z'n vroegst bij de aprilbesluitvorming. Dus ik zou zeggen: aanhouden.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Resultaten maatregelen tegen belastingontduiking worden gedeeld in monitoringsbrief (36.418) (T03821)

De staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat de eerstvolgende versie, betreffende de resultaten van de genomen maatregelen tegen belastingontduiking, wordt gedeeld in de jaarlijkse monitoringsbrief.


Kerngegevens

Nummer T03821
Status voldaan
Datum toezegging 19 december 2023
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingen
belastingontduiking
profit shifting
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 11, item 3 - blz. 34

De heer Van Apeldoorn (SP):

(…)

“Volgens het Global Tax Evasion Report 2024 is belastingparadijs Nederland goed voor maar liefst 140 miljard aan profit shifting, oftewel het verschuiven van winsten teneinde belasting te ontwijken. Ook deze cijfers worden door de staatssecretaris betwist. Maar dit is natuurlijk niet het enige, noch het eerste rapport waarin gesteld wordt dat Nederland een belastingparadijs en vooral ook een doorsluisland is. In ieder geval heeft ook de staatssecretaris geen betere cijfers. Het zou daarom misschien goed zijn als het ministerie van Financiën komt met eigen, recente en volgens het ministerie betere cijfers, of daartoe opdracht zou geven. Wat de precieze cijfers ook zijn: erkent de staatssecretaris met ons dat, hoewel er stappen zijn gezet, ook een volgend kabinet zal moeten doorgaan met het tegengaan van de mogelijkheden tot belastingontwijking die Nederland nog steeds biedt? Dat moet ons uiteindelijk van die lijstjes af krijgen, zodat we internationaal eindelijk niet meer te boek te staan als belastingparadijs.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 12 - blz. 14

De heer Van Rij:

(…)

“Voorzitter. De heer Van Apeldoorn vroeg: erkent de staatssecretaris dat het volgend kabinet door moet gaan met het tegengaan van de mogelijkheden om belasting te ontduiken? Hebben wij, omdat we dat suggereerden, betere cijfers als het om profit shifting gaat? We monitoren natuurlijk de gevolgen van de maatregelen die we genomen hebben. Dat gaat altijd via De Nederlandsche Bank. Daar blijkt overigens uit dat we vrij effectief zijn. De eerstvolgende versie daarvan willen we ook delen in onze jaarlijkse monitoringsbrief. Overigens, de allerlaatste was van oktober dit jaar. Dat zijn onze gegevens.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verzoek minister van Landbouw analyseren verschil kleine en grote tuinders (36.418) (T03823)

De minister voor Klimaat en Energie zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat het ministerie van LNV en het ministerie van Financiën de komende jaren regelmatig de analyses die vorig jaar zijn uitgevoerd zullen herhalen. Zo kunnen zij goed het onderscheid tussen de kleine en grote tuinders maken. De minister brengt dat verzoek aan de minister van Landbouw over.


Kerngegevens

Nummer T03823
Status openstaand
Datum toezegging 12 december 2023
Deadline 1 januari 2026
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Klimaat en Energie
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Huidige Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane (Hoofdverantwoordelijke)
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen amendement-Grinwis
concurrentiepositie
tuinbouw
tuinders
Kamerstukken Belastingplan 2024 (36.418)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 12, item 3, blz. 2-3

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga even door op die lastenschuif, die inderdaad van vijf naar tien jaar is gegaan door het amendement-Grinwis. In de reactie op de vragen daarover, is aangegeven dat de concurrentiepositie van de kleine tuinders daardoor verbetert, doordat het naar tien jaar is gegaan. Maar de vraag die ik daarvoor had gesteld, was hoe de concurrentiepositie nou is ten opzichte van voordat de maatregel werd ingediend. Want die kleinere tuinders — het klinkt nu mooi, want ze krijgen wat meer tijd en dergelijke — worden waarschijnlijk het hardste aangepakt door deze maatregel.

Minister Jetten:

Ja. Als je het vergelijkt met de status quo, is het vaak voor kleinere tuinders een grotere uitdaging om die verduurzaming de komende jaren mee te maken. Daar heeft de heer Schalk gelijk in. Dat was ook wel echt de kern van het debat dat wij in de Tweede Kamer hebben gehad: hoe kunnen we nu de komende jaren daar meer lucht en ruimte organiseren? Het zijn overigens vaak ook wat kleinere tuinders die juist bij de voorlopers behoorden, door bijvoorbeeld al actief aan de slag te gaan met het boren van aardwarmteputten. Daaruit is onder andere die correctieregeling voortgekomen. Maar het zal ook per type productie van een bedrijf verschillen of het concurrentievoordeel juist bij de grotere of bij de kleinere tuinders zit.

De heer Schalk (SGP):

Moet ik dan concluderen dat het voor de grotere tuinders in z'n algemeenheid een betere regeling is, en voor de kleinere tuinders alleen omdat het tijdpad is aangepast?

Minister Jetten:

Nee, zo zou ik het zelf niet concluderen. Ik denk wel dat het aangepaste tijdpad, ten opzichte van het pakket dat het kabinet zelf had gepresenteerd, nu vooral kleine tuinders ten goede komt. Maar in de sector spelen op dit moment allerlei zaken mee. In hoeverre heb je al led uitgerold? In hoeverre ben je bezig met de overstap naar meer biologische productie? Is de afzetmarkt vooral Nederland en Noordwest-Europa, of is die afzetmarkt veel internationaler? Ik zou het volgende wel interessant vinden. Het ministerie van LNV en het ministerie van Financiën zullen de komende jaren regelmatig de analyses die we vorig jaar hebben uitgevoerd, herhalen. Zo kunnen we goed het onderscheid tussen de kleine en grote tuinders maken. Ik zal dat verzoek aan de minister van Landbouw overbrengen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel voor die toezegging.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief verschil een- en tweeverdieners en verkleinen marginale druk (36.488) (T03896)

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat de Kamer de brief die ook aan de Tweede Kamer is gestuurd ontvangen met daarbij een antwoord op twee extra punten. Namelijk het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners en het verkleinen van de marginale druk.


Kerngegevens

Nummer T03896
Status openstaand
Datum toezegging 16 april 2024
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen marginale druk
minimumloon
Kamerstukken Wet verhoging minimumloon 2024 (36.488)


Uit de stukken

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 7 - blz. 18-19

Minister Van Gennip:

(…)

“Voorzitter. Dan heeft de heer Schalk nog een vraag gesteld met betrekking tot het debat dat wij hadden over het Belastingplan. Het gaat over het verkleinen van het verschil tussen eenverdieners en tweeverdieners. Inderdaad is dit punt wel ingebracht bij de bouwstenennotitie. Dat is overigens echt een ambtelijke productie geweest; daarin heb ik dus niet met blauwe, rode of groene pen zitten schrappen of aanvullen. Ik begrijp wat de heer Schalk zegt, namelijk dat hij het misschien wat magertjes vindt. Mag ik dat zo vertalen? Wij hebben overigens ook al toegezegd dat wij hier schriftelijk op zullen reageren in een aparte brief aan uw Kamer. Er zijn namelijk ook nog wel wat alternatieven te bedenken buiten datgene wat er in de bouwstenennotitie staat.”

De heer Schalk (SGP):

“In die motie stond inderdaad iets over het verschil tussen een- en tweeverdieners, maar ook iets over het verkleinen van de marginale druk. Dat waren eigenlijk twee elementen in diezelfde motie. Dank voor de toezegging dat er in ieder geval een brief met alternatieven komt, want het was inderdaad wel heel marginaal uitgewerkt in de bouwstenennotitie.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 7 - blz. 19

Staatssecretaris Van Rij:

(…)

“De minister heeft ook al iets gezegd over marginale druk. De minister en ik hebben al een brief gestuurd van wel 40 of 60 kantjes, geloof ik. Maar wij zullen uitgebreider ingaan op deze twee specifieke punten.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 7 - blz. 33

Minister Van Gennip:

(…)

“Het algemene punt van de heer Schalk dat we echt last hebben met die afbouw van de toeslagen, herken ik zeer. Dat is niet alleen de kerstboom van Palland, maar ook de marginale druk die toch moeilijk oplosbaar is. Wij zullen die brief aan de Tweede Kamer ook aan u sturen, inclusief een reactie op uw twee extra punten. De heer Van Rij heeft dat zojuist ook toegezegd.”

Handelingen I 2023-2024, nr. 29, item 7 - blz. 33

De heer Schalk (SGP):

“Heel kort. De uitleg van de minister is natuurlijk duidelijk. Ik heb daar nog een opmerking over. In mijn eerste termijn heb ik het niet alleen gehad over de alleenverdiener maar ook over de meestverdienende en de minstverdienende. Dus het geldt eigenlijk ook voor de tweeverdieners die hiermee te maken hebben.”

Minister Van Gennip:

“Bij de groep met de hele hoge marginale druk zijn weinig tweeverdieners. Over het algemeen is het als volgt bij tweeverdieners. Als de eerste verdiener bijvoorbeeld ruim boven het wml maar nog niet modaal verdient, dan ben je al een heleboel van die afbouwpunten voorbij. En ongetwijfeld zijn er tweeverdieners die allebei het wml verdienen.”

De voorzitter:

“Kort.”

De heer Schalk (SGP):

“Maar in het schema dat we zelf hebben gekregen van het ministerie, wordt gewoon aangegeven dat als die meestverdienende dat lage inkomen heeft, de marginale druk dan rond de 95% ligt.”

Minister Van Gennip:

“Ik weet niet precies over welke groep u het heeft, maar het probleem van die tabel is dat de aantallen … Daarom is die slang zo belangrijk. Het kan om 2 versus 200 huishoudens gaan. Beide zijn één regeltje in de tabel, maar bij 200 huishoudens gaat het om veel meer mensen. In de slang die ik u liet zien, zie je dat 5% van de huishoudens, ofwel 1 op de 20, een marginale druk heeft boven de 70%. Maar u krijgt de brief die wij ook aan de Tweede Kamer hebben gestuurd met daarbij een antwoord op uw twee extra vragen.”


Brondocumenten


Historie