Toezegging SNS (34.300) (T02187)
De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van het lid Van Apeldoorn, de Kamer te informeren over de SNS.
Nummer | T02187 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 17 november 2015 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | nutsbedrijf retailbanken SNS Bank volksbank |
Kamerstukken | Miljoenennota 2016 (34.300) |
Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 3
De heer Van Apeldoorn (SP):
Hoe staat het nu met de privatiseringsplannen met betrekking tot SNS? De eigen partij van de minister is het met ons eens dat SNS beter een nutsbedrijf kan blijven. Hoe kijkt de minister daartegen aan? De SP-fractie vraagt zich af inhoeverre de minister zich altijd laat leiden door het publieke belang van een stabiele Nederlandse bancaire sector en of hij zich niet te vaak laat inpakken door de sterke lobby van diezelfde sector. De recente onthullingen, die de geschiedenis in zullen gaan als "cocogate", doen onze fractie vrezen dat we te vaak de banken de dienst uit laten maken in plaats van proberen die banken echt dienstbaar te maken aan de samenleving. Cocogate staat helaas niet op zichzelf. De lobbymacht van grootbanken en hun al te nauwe banden met de politiek en toezichthouders - we zien dit bijvoorbeeld ook met de ECB, getuige recente onthullingen in de Financial Times - is een structureel probleem, dat onze democratie ondermijnt en voorkomt dat echt doorgepakt wordt. ING vindt dit soort "meedenken" normaal. Vindt de minister dat eigenlijk ook? Kan hij ons vertellen wie er nog meer "meedenkt" op dit niveau? Laat de minister bijvoorbeeld kritische ngo's op hetzelfde niveau meedenken?
Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 43
Minister Dijsselbloem:
De SP-fractie had een vraag over SNS. Moet SNS niet worden behouden als volksbank voor de nutsfunctie? Alle grote retailbanken in Nederland, die we allemaal kennen, hebben een nutsfunctie. Zij dragen namelijk bij aan het bestaan van betalingsverkeer. Zij vervullen een nutsfunctie voor het betalingsverkeer voor particulieren en bedrijven. Dat zit voor mij niet in één bank. Dat zit ook niet in de vraag of die bank wel of niet in overheidshanden is. Ik wil die nutsfunctie veiligstellen. Dat doen we op verschillende manieren. Het model voor SNS is een eenvoudige bank met eenvoudige producten: de basic bank. Dat is precies de strategie en visie die SNS Bank nu ontwikkelt. Ook daar is dus wat mij betreft geen discussie over. Dan blijft de vraag over of de overheid dan die bank in handen moet houden. Daarover hebben we nog geen beslissing genomen. Die nemen we medio 2016. Ik zeg er wel bij dat mijn uitgangspunt is dat al deze interventies van de Staat tijdelijk waren. Dat heeft minister Bos gezegd toen hij ABN AMRO overnam, dat heeft Jan Kees de Jager na hem gezegd en ik zeg het beiden na. Dat waren tijdelijke interventies, dat is het uitgangspunt. De specifieke beslissing per instellingnemen we zorgvuldig en pas op zijn vroegst in de tweede helft van 2016 kom ik over SNS verder te spreken.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2015/2016, nr. 8, item 8
-
Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2015/2016, nr. 8, item 3
-
22 oktober 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 oktober 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Financiën over appreciatie NLFI-advies toekomstopties de Volksbank
Op 22 oktober 2024 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën.
EK 33.532 / 34.300, F
-
-
1 november 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over de voortgangsrapportage van NLFI over de Volksbank
Op 14 november 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën.
EK 33.532 / 34.300, E
-
-
3 oktober 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 september 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juli 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
30 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
18 januari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Financiën ter aanbieding van de voortgangsrapportage over de Volksbank en de verkenning naar de toekomstopties voor de Volksbank
Op 13 juli 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, AL
-
-
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
16 april 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 16 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, C
-
-
9 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 september 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 september 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 november 2015
toezegging gedaan
Toezegging Btw-behandeling (34.117 / 34.320) (T02240)
De staatssecretaris van SZW zal, naar aanleiding van opmerkingen van diverse leden, de wens van de Kamer om een gelijke btw-behandeling toe te passen ten aanzien van de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, na ommekomst van de bevindingen van de advocaat-generaal in maart 2016, meenemen in de afwegingen van het kabinet hierover. De conclusies van het kabinet zullen zo spoedig mogelijk ter bespreking aan beide Kamers worden voorgelegd.
Nummer | T02240 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 22 december 2015 |
Deadline | 1 januari 2018 |
Voormalige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Huidige Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | A. Elzinga (SP) Mr. C.J. Kok (PVV) Drs. F.C.W.C. Lintmeijer (GroenLinks) J.G. Nagel (50PLUS) M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA) Drs. A. Postema (PvdA) Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | pensioenfondsen pensioenregelingen BTW BTW-heffing |
Kamerstukken | Novelle Wet algemeen pensioenfonds (34.320) Wet algemeen pensioenfonds (34.117) |
Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 1 /2
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik wil derhalve beginnen met de btw-vrijstelling. Een groot aantal woordvoerders heeft gevraagd of het kabinet een onderzoek zou willen doen naar die btw-vrijstelling, ook voor DB-regelingen. De Kamer begrijpt dat ik na ommekomst van de eerste termijn nog even in conclaaf ben gegaan met mijn collega op Financiën, de heer Wiebes. Ik heb de Kamer gisteren goed beluisterd. De staatssecretaris van Financiën heeft gemeld dat er op dit moment een procedure bij de Hoge Raad loopt over die btw-behandeling van het beheer van de gemeenschappelijke beleggingsfondsen in relatie tot bedrijfspensioenfondsen. Het gerechtshof te Den Haag heeft de Belastingdienst gelijk gegeven, maar er is cassatie aangetekend bij de Hoge Raad. Ik heb begrepen dat in deze zaak een advocaat-generaal voor 31 maart 2016 conclusie neemt. In deze conclusie worden alle aspecten van de btw-vrijstelling meegenomen. Het betreft een onafhankelijk advies van de advocaat-generaal aan de Hoge Raad. De Hoge Raad doet normaal gesproken vrij snel daarna uitspraak. Ik denk, en dat leg ik de Kamer voor, dat het logisch is dat we de conclusie van de advocaat-generaal afwachten voordat we verdere stappen zetten. Ik heb goed begrepen dat een aantal leden overweegt om mij te vragen om nog een onafhankelijk onderzoek te entameren — samen met mijn collega van Financiën, stel ik mij zo voor — maar ik zou het een groot goed vinden als we die conclusie van de advocaat-generaal zouden kunnen afwachten. [...]
Maar wat ik terug heb gekregen vanuit Financiën, is dat een advocaat-generaal voor 31 maart die conclusie neemt. Daar vaar ik nu even op. Mevrouw Oomen vraagt: wat doe je dan vervolgens? Dat is iets wat we in de boezem van het kabinet hebben te bespreken. Ook daarop kan ik natuurlijk niet vooruitlopen. Ik weet niet precies welke conclusie de advocaat-generaal zal neerleggen. Vervolgens moeten we natuurlijk na ommekomst van die conclusie kijken wat de Hoge Raad daarmee doet. Daarna is het kabinet weer aanzet. Kortom, dat is de ordentelijke weg. Ik wil de Kamer nogmaals vragen om die conclusie af te wachten.
De heer Postema (PvdA):
Ik zou dat inderdaad graag met de staatssecretaris willen afwachten, maar ik heb het idee dat deze Kamer ook wel een helder signaal heeft willen meegeven. Dat is het signaal dat het nu in het huidige wetsvoorstel als EU-proof wordt gepresenteerd, met een ongelijk speelveld als gevolg, terwijl veel fracties, in ieder geval die van mij, hebben gezegd dat ze dat als zodanig onwenselijk vinden. Het is heel goed dat het straks, als die uitspraak er is, weer in de boezem van het kabinet wordt teruggenomen, maar ik wil de bevestiging horen dat de staatssecretaris het signaal vanuit de Kamer serieus neemt dat zij dat speelveld wel gelijkelijk ingevuld wil zien.
Staatssecretaris Klijnsma:
Ik heb heel goed naar de Kamer geluisterd. Zij heeft het inderdaad gehad over het ongelijke speelveld en over het in Europa willen zijn van het beste jongetje of meisje van de klas. De Handelingen van dit debat spelen natuurlijk ook een rol bij de uiteindelijke afweging die het kabinet heeft te maken. Ik stel me zo voor dat op enig moment de conclusie vanuit het kabinet ook weer met beide Kamers wordt gedeeld, maar ik kan echt nog niet vertellen wanneer dat moment precies zal zijn.
Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 5/6
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
De staatssecretaris heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de btw-vrijstelling. Als ik het goed begrijp, dan loopt er een procedure. De advocaat-generaal gaat een conclusie trekken voor 31 maart, nog afgezien van het feit dat een en ander langer dan de periode tot 31 maart zou kunnen gaan duren, maar dan komt het: dan zouden wij moeten afwachten tot de Hoge Raad met een arrest komt. In de tussentijd gaat het kabinet bespreken wat het moet gaan doen na de conclusie van de advocaat-generaal. Dat duurt mij wat te lang. Nu wil ik niet vervelend zijn en ik heb ook goed geluisterd naar de aardige woorden van de staatssecretaris. Daarom heb ik een motie, die ik een beetje had voorbereid, wat aangepast. [...] verzoekt de regering: opdracht te geven tot een onafhankelijk extern onderzoek naar de mogelijkheden om binnen de ruimte die de btw-richtlijn biedt ook in Nederland een gelijke btw-behandeling toe te passen wat betreft de beheerkosten voor DC- en DB-regelingen, rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie; bij voorkeur bij de Voorjaarsnota te komen met een voorstel tot reparatie van deze problematiek dat zijn neerslag kan krijgen in de Fiscale verzamelwet 2016.
De heer Postema (PvdA):
Hoe moet het nou met dat onderzoek? Die onderzoekers zullen zelf toch ook zeer benieuwd zijn naar de uitspraak van de Hoge Raad? Hebben wij dan geen probleem van volgtijdelijkheid? Is het in die zin niet beter om de uitspraak van de Hoge Raad af te wachten en de staatssecretaris vooral ertoe op te roepen om daar naar aanleiding van die uitspraak een standpunt over in te nemen dan wel nader onderzoek naar te laten doen?
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
Ten eerste willen wij deze zaak niet op de lange baan schuiven. Ten tweede zegt de staatssecretaris dat de advocaat-generaal voor 31 maart met een advies zou komen. Daarna gaat men in de boezem van het kabinet overleggen wat daarmee te doen. Dat vinden wij te onzeker. Daarom dienen wij die motie in.
Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 7/8
De heer Kok (PVV):
De motie inzake het btw-onderscheid die ik gisteren zelf aankondigde, kan wat mij betreft achterwege blijven, nu mevrouw Oomen een motie heeft geconcipieerd met dezelfde strekking. Naar onze mening kan deze motie gewoon doorgang vinden. Wij zien het als een steun in de rug voor de staatssecretaris, zelfs nu er een procedure is gestart bij de Hoge Raad en wij die moeten afwachten, terwijl wij eigenlijk niet weten op welke termijn een en ander tot een einde zal worden gebracht.
De heer Elzinga (SP):
Het punt van de btw-vrijstelling was ook voor mijn fractie een van de hoofdpunten in eerste termijn. Dank voor de schets van de aanstaande ontwikkelingen in de jurisprudentie. De mening van de vorige sprekers dat het toch nog wel even gaat duren, deel ik ook. Ik waardeer het zeer dat de jurisprudentie en die ontwikkelingen uitermate belangrijk zijn en dat deze reflectie natuurlijk wordt meegenomen naar de boezem van het kabinet. Dat het verslag van dit debat ook wordt meegewogen, gaat mijn fractie niet ver genoeg. Ik denk dat wij hier in de Kamer een breed draagvlak hebben voor het standpunt dat de verschillen in btw-behandeling gewoon onwenselijk zijn. Wij staan eigenlijk op het standpunt dat de btw-vrijstelling ook voor DB-regelingen een belangrijk goed is. Wij zijn in dit huis van mening dat dit kan binnen de Europese regeling. Ook andere landen zijn van mening dat het kan. Het gebeurt ook. Wij hebben de motie van senator Oomen dan ook uit overtuiging meeondertekend. Wij zullen die ook steunen.
De heer Lintmeijer (GroenLinks):
De motie over de btw zullen we steunen. Ik snap dat de staatssecretaris eerst bekijkt waarmee de advocaat-generaal komt. Dat laat onverlet de inhoudelijke positie die deze Kamer heeft ingenomen ten aanzien van de wenselijkheid van een equal playing field. Wellicht zal alleen de oplossing van de zaak anders worden, afhankelijk van de uitspraak van de advocaat-generaal.
Handelingen I 2015-2016, nr. 15 -item 13 - blz. 9
Staatssecretaris Klijnsma:
De motie van mevrouw Oomen (34117/34320, letter H) over de btw-behandeling, die zij mede namens een groot aantal anderen heeft ingediend, is zeer relevant. In mijn betoog in eerste termijn heb ik mede namens mijn collega van Financiën — eerlijk gezegd hoort dit onderwerp bij hem thuis; ik zit hier namens het kabinet — verteld hoe de route is van de rechtsgang op dit punt. Ik blijf het een groot goed vinden dat de advocaat-generaal zijn bevindingen aan ons doet toekomen en dat we op dat punt bekijken hoe de situatie zich ontrolt. De strekking van de motie is dat we nu reeds opdracht zouden moeten geven tot een onafhankelijk extern onderzoek en dat we bij voorkeur bij de Voorjaarsnota zouden moeten komen met een voorstel tot reparatie van de problematiek. Dat is nu net een stapje te enthousiast.
Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):
Ik heb in vreselijke krabbelletters ook iets toegevoegd aan de motie, namelijk: "rekening houdend met ontwikkelingen in de jurisprudentie". Dit betekent dat u geen apart onderzoek meer moet doen, maar dat u, voordat u dat gaat onderzoeken in de boezem van uw kabinet, weet wat de Eerste Kamer vindt.
Staatssecretaris Klijnsma:
Kijk, dit is andere koek. Als dat zo is, als we dus eerst de jurisprudentie en dus vooral de bevindingen van de advocaat-generaal kunnen afwachten, dan is dat in lijn met wat het kabinet heel logisch vindt. Ook wij zijn natuurlijk benieuwd naar wat de advocaat-generaal zo meteen te berde brengt en willen alsdan heel graag nagaan welk pad afgelopen kan worden. Mocht er nog iets kunnen bij de Voorjaarsnota, dan zou dat heel plezierig zijn. De Kamer begrijpt dat ik dit laatste niet kan toezeggen. Wat doe ik nu met het oordeel over deze motie? Het is een beetje lastig. Ik ga nu even inzoomen. Er staat, zoals mevrouw Oomen heeft aangevuld, dat wij na ommekomst van de bevindingen van de advocaat-generaal kunnen bekijken hoe wij daarmee omgaan. Dat zal de Hoge Raad doen, maar het kabinet ook. Er staat tussen gekrabbeld dat we bij Voorjaarsnota zouden moeten komen met een voorstel. Ik duid deze motie zo dat als we dat niet zouden kunnen halen, de Eerste Kamer niet onmiddellijk — als ik mij zo mag uitdrukken — van haar à propos is. Als ik de motie zo mag uitleggen, dan kan ik het oordeel erover aan de Kamer laten.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Wet algemeen pensioenfonds (zonder stemming aangenomen) en Wijziging van de Wet algemeen pensioenfonds Verslag EK 2015/2016, nr. 15, item 13
-
Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over een gelijke BTW-behandeling EK 34.117 / 34.320, H
-
25 mei 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 april 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 april 2019
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over (deels) openstaande toezeggingen
Voor wat betreft toezegging T02659 op 9 april 2019 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie KOREL.
De Commissie SZW nam op 9 april 2019 kennis van dit verslag van een schriftelijk overleg.
EK, E
-
-
9 oktober 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 oktober 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
28 september 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 april 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
27 maart 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
21 maart 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
1 januari 2018
nieuwe verantwoordelijkheid: Staatssecretaris van Financiën -
1 januari 2018
verantwoordelijkheid verlopen: Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
26 september 2017
nieuwe deadline: 1 januari 2018
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 september 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
6 juli 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
4 juli 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
20 juni 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
24 maart 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
7 maart 2017
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
2 maart 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg inzake beantwoording schriftelijk vragen over DC- en DB-regelingen
voor kennisgeving aangenomen op 7 maart 2017
EK, M
-
-
31 januari 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 januari 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 december 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 september 2016
nieuwe deadline: 1 januari 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Verslag van een schriftelijk overleg met de bewindspersonen van SZW over (deels) openstaande toezeggingen
op 13 september 2016 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie SZW
EK, F
-
-
27 mei 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 december 2015
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over een gelijke BTW-behandeling
EK 34.117 / 34.320, H
-
-
22 december 2015
toezegging gedaan
Toezegging Tussenlaag zzp-middeling (34.036) (T02259)
De Staatssecretaris van Financiën zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Strien (PVV), erop toe te zien dat de tussenlaag van zzp-bemiddeling wordt voorkomen en de Kamer hierover te informeren.
Nummer | T02259 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 26 januari 2016 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | ir. drs. G.A. van Strien (PVV) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | tussenlaag zzp-bemiddeling zorg |
Kamerstukken | Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036) |
Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.27
De heer Van Strien (PVV):
In het nieuwe stelsel hebben opdrachtnemer en opdrachtgever een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ze stellen immers samen een contract op of sluiten samen een of ander standaardcontract, terwijl die verantwoordelijkheid eerst vrijwel uitsluitend bij de opdrachtnemer lag. De opdrachtnemer hoefde immers alleen die VAR aan te vragen en toonde die desgewenst aan de opdrachtgever. Doordat nu de opdrachtgever ook effectief onderwerp van handhaving door de Belastingdienst kan worden, wat overigens op zich heel logisch lijkt, bestaat het risico dat opdrachtgevers middelen zoeken om eventuele risico's van inhuur van zzp'ers uit te sluiten. Het ontstaan van een tussenlaag van zzp-bemiddeling is in de pers genoemd. Een situatie waarbij de marges voor tussenpersonen bizar hoog zijn. Vooral in de zorg zou dit voorkomen. Het uiteindelijke gevolg zou kunnen zijn dat de zelfstandige hierdoor een lager tarief krijgt. Dat lijkt mijn fractie een ongewenste situatie. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de staatssecretaris vooral op dit punt uitgebreid in zou willen gaan. Mogelijk kan hij onze zorgen op dit punt wegnemen. Het gaat ons daar bij vooral om de volgende vragen. Ziet de staatssecretaris ook die ontwikkeling van tussenpersonen tussen zzp'er en uiteindelijke opdrachtgever? Zo ja, acht hij die ontwikkeling ook ongewenst? Is hij bereid om ongewenste ontwikkelingen als deze, indien die zich voordoen krachtig te bestrijden?
Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.42
Staatssecretaris Wiebes:
Disintermediation is in volle gang en dan zouden wij het tegenovergestelde gaan doen door het laten vervallen van de VAR. Dat is niet wenselijk en niet logisch. Ik kan ook niet bedenken waar dat aan zou kunnen liggen. De kern is namelijk dat intermediairs, zo ze bestaan en waar ze bestaan, ook ondernemingen zijn. Ze moeten zich op dezelfde manier aan dezelfde wet houden, met mogelijkerwijs modelovereenkomsten die van dezelfde site af komen. Voor hen geldt de DBA ook en zij worden ook gecontroleerd. Je kunt niet zeggen: ik word nu gecontroleerd, ik ben er verantwoordelijk voor, maar ik schuif het af naar iemand die buiten het blikveld zit. Dat kan niet want ook daar werkt de Belastingdienst. Ook voor intermediairs geldt dat een ondernemer een ondernemer is, een dienstverband een dienstverband en een werknemer een werknemer. De kaart van de payrolling wordt stevig getrokken, maar in veel gevallen heeft dit met andere dingen te maken dan met deze wet.
De heer Van Strien maakt zich zorgen of dit ook in de zorg zou kunnen gebeuren. Het lijkt mij onwenselijk als dit als gevolg hiervan gaat gebeuren. Het lijkt mij ook onlogisch. Ik verwerk het daarom in een toezegging. Ik ken nog twee andere collega's in het kabinet die dit onlogisch, maar ook zeer onwenselijk zouden vinden. Ik ga met hen afspreken dat wij er stevig op gaan letten. Ik ben ook bereid om, voordat de wet in werking treedt, terug te koppelen over wat wij zien gebeuren wat dit betreft. Als wij iets zien gebeuren, zal ik ook aangeven wat eraan te doen is. Er is namelijk geen reden voor, het levert geen maatschappelijke winst op, het is niet wenselijk en niet logisch, maar sommige onlogische dingen gebeuren echter toch. We zien ze nog niet, maar het is een belangrijk punt. Ik zeg daarom toe dat wij er speciaal op zullen letten.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2015/2016, nr. 17, item 7
-
2 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
Op 23 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, L
-
-
9 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 september 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
13 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 januari 2016
toezegging gedaan
Toezegging Openbaarheid kern van overeenkomst (nieuwe constructie) (34.036) (T02262)
De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat bepaalde gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond, op de site zal zetten en openbaar zal maken. (Dit betreft een nieuwe constructie, om net binnen de wet te blijven.)
Nummer | T02262 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 26 januari 2016 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | F. Köhler (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | fiscale informatie geanonimiseerd kern overeenkomsten |
Kamerstukken | Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036) |
Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.50
De heer Köhler (SP):
De staatssecretaris is eigenlijk op mijn uitdaging om met enige creativiteit te komen om het toch te kunnen doen —die openbaarheid — helemaal niet ingegaan. Ik doe daarom zelf maar een paar suggesties en verwacht van hem in tweede termijn een concrete toezegging zodat ik mijn fractie kan adviseren voor deze wet te stemmen. De eerste is dat de overeenkomsten niet alleen geanonimiseerd worden, maar ook worden ontdaan van alle bedrijfsspecifieke zaken zodat alleen de constructie overblijft, de kern van de over-eenkomst. Dat heeft mijn voorkeur. Het kan zijn dat de staatssecretaris dadelijk gaat antwoorden dat dat ook niet mag, omdat wij dan feitelijk die overeenkomst toch openbaar maken en de wet dat niet toestaat. Als de staatssecretaris van plan is om dat te antwoorden — ik ben dat overigens niet met hem eens — doe ik nog een andere suggestie. De Belastingdienst kan ook zelf kijken of er bij de vele aangeboden overeenkomsten, die hij voor de aanvrager niet mag publiceren, maar wel goedkeurt, niet een nieuw type overeenkomst zit. Een hele nieuwe constructie noem ik het maar even, om net binnen te wet te blijven. De Belastingdienst kan vervolgens zelf die constructie openbaar maken, in de vorm van een niet aanbevolen, maar wel mogelijke modelovereenkomst. Dat zou het minste zijn om tegemoet te komen aan ons dringende verlangen op dit punt.
Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.51/52
Staatssecretaris Wiebes:
Ik vind zijn laatste idee creatief. De mensen die hiermee moeten werken, hebben hier razendsnel naar gekeken. Ik wil de heer Köhler de volgende toezegging doen voor het geval er daadwerkelijk een nieuwe constructie opduikt. Dat moet echt een nieuw inzicht zijn en geen kwestie van het verschuiven van bestaande knopjes of iets wat ergens in het midden tussen andere dingen uitkomt. Er moet echt iets opduiken waarvan wij kunnen zeggen dat het een nieuwe constructie is. Dat zal dan iemand zijn die op een andere manier dan de anderen probeert om onder het vaste dienst verband uit te komen, dan wel op andere manieren voordelen naar zich toe wil halen. Ik zeg toe dat ik die gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond dus, op de site zal zetten en openbaar zal maken. Ik loop daarmee wel een beetje langs het randje, maar ik zal ervoor zorgen dat het allemaal wel kan. Ik zeg er eerlijk bij dat ik hier baat bij heb. De geloofwaardigheid van de Belastingdienst is een van de dingen die in dit debat een rol hebben gespeeld. Ik heb baat bij een zo groot mogelijke geloofwaardigheid van de Belastingdienst. De toetsbaarheid maakt dat mensen kunnen zien wat er fout gaat. Ik geloof echter dat de geloofwaardigheid van de Belastingdienst hier op de lange termijn bij gebaat is. Ja, men kan zien dat de Belastingdienst soms iets fout doet, maar men kan ook zien dat eraan gewerkt wordt om dat te corrigeren. Men kan dan zien dat het hersteld wordt. Op die manier wordt de kwaliteit steeds hoger. Ik sta al in voor de kwaliteit, maar iedereen in deze zaal en ik zelf ook hebben er baat bij omdat zo toetsbaar en kwetsbaar mogelijk te doen, om open te zijn over wat er fout gaat en dat vervolgens te herstellen. Deze toezegging over de nieuwe constructies doe ik dus.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2015/2016, nr. 17, item 7
-
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 16 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, C
-
-
9 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 september 2017
nieuwe deadline: 1 juli 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
6 september 2017
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 januari 2016
toezegging gedaan
Toezegging Inschatting aandeel schijnzelfstandigheid bij de formele evaluatie na 3 jaar (34.036) (T02264)
De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat hij beziet of bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging gedaan kan worden om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten.
Nummer | T02264 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 26 januari 2016 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | F. Köhler (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | evaluaties schijnzelfstandigheid Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties |
Kamerstukken | Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036) |
Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.25
De heer Köhler (SP):
De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties kan bij een goede uitvoering leiden tot het meer aansprakelijk stellen van werkgevers die gebruikmaken van schijnzelfstandigen, met als achterliggend doel het aantal schijnzelfstandigen te laten afnemen en betrokkenen te helpen aan een normaal dienstverband als werknemer. Maar het is zeker niet vanzelfsprekend dat dit doel gehaald wordt. Sommige mensen vrezen dat er nieuwe schijnconstructies ontstaan, bijvoorbeeld door een langere keten van contracten via intermediairs, waardoor de zelfstandige uiteindelijk nog slechter af is.
Het is daarom goed dat de wet na invoering binnen drie jaar geëvalueerd wordt. Om te zien of de schijnzelfstandigheid afneemt, is het nuttig om met een nulmeting te werken. Is of komt er zo'n meting?
Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.45
Staatssecretaris Wiebes:
De tweede vraag van de heer Köhler was om nog even na te denken over de nulmeting. We hebben nu 2% tot 14%.Een nulmeting? Dat is een nulmeting van niets. Het is een prulmeting. Die is natuurlijk niet-benchmarkbaar. Die meting is geen grondslag voor een nauwkeurige vergelijking tussen nu en de toekomst. Ik kan toezeggen — dat kan ik nu al vastleggen — dat ik bezie of we bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging kunnen doen om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten. Dat is dan meer geschikt voor onafhankelijke oordeelsvorming dan voor vergelijking. Een vergelijking wordt nooit erg precies. Ik snap wel het verlangen van de heer Köhler om te weten of we maatschappelijk tevreden kunnen zijn met wat er ligt. Voor benchmarking is zij echter weinig geschikt.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2015/2016, nr. 17, item 7
-
2 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
Op 23 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, L
-
-
13 september 2016
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 september 2016
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
26 januari 2016
toezegging gedaan
Toezegging Budgettaire norm voor ontwikkeling zorguitgaven onderzoeken (34.775/34.700) (T02507)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe om in samenspraak met de het Centraal Planbureau en de WRR de mogelijkheid van een eigenstandige budgettaire norm voor de zorguitgaven, die is gekoppeld aan de ontwikkeling van het bbp, te zullen onderzoeken en de Kamer hierover een notitie te doen toekomen.
Nummer | T02507 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 december 2017 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Mr. F.H.G. de Grave (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Bruto Binnenlands Product nationaal inkomen zorgnorm zorguitgaven |
Kamerstukken | Miljoenennota 2018 (34.775) Kabinetsformatie 2017 (34.700) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 3 - blz. 5
De heer De Grave (VVD):
Tevens leeft bij mijn fractie de gedachte of voor zorguitgaven niet aparte budgettaire afspraken zouden moeten worden gemaakt, een soort eigenstandige Zalmnorm; de Hoekstranorm mag die dan ook heten. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan een koppeling aan de groei van het bbp. Dit betekent dat de zorguitgaven in de regeerperiode als percentage van het bbp gelijk blijven, wellicht met afwijkingen als het bbp duidelijk meer of minder groeit dan het langjarig gemiddelde. Het grote voordeel hiervan is dat er dan geen sprake meer is van verdringing van andere belangrijke collectieve uitgaven als veiligheid en onderwijs,evenals een oplopende zorgrekening voor burgers en bedrijven. Afwijking van deze norm kan natuurlijk altijd ex post op basis van politieke besluiten. Dan moet tevens worden aangegeven ten laste van welke andere collectieve uitgaven dit gaat of dat dit ten laste gaat van burgers of bedrijven.
Mijn fractie vraagt de minister van Financiën of hij bereid zou zijn om in samenspraak met het CPB deze Kamer een notitie te doen toekomen waarin hij nader ingaat op de voor- en nadelen van een aparte budgettaire norm voor de zorg, gekoppeld aan de groei van het bbp. Ik kijk uit naar zijn reactie.
Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz.32
Minister Hoekstra:
Om de heer De Grave verder te beantwoorden, zou ik nog een paar dingen willen opmerken. Ook de financieel woordvoerders in de Tweede Kamer hadden in grote meerderheid interesse in dit onderwerp, als dat de formulering is. Ook zij hebben gewezen op de risico’s die wij lopen door de verder oplopende zorgkosten. Zij hebben mij gevraagd de WRR te verzoeken om met een rapport tekomen over dit onderwerp. Daarover ben ik op dit momentmet de WRR in gesprek. Ik ga ook met het Planbureau in gesprek. Ik zou de heer De Grave om enige tijd willen vragen, zodat ik die dingen in samenhang kan bekijken en de Kamer daar in ieder geval schriftelijk, en indien gewenst en nodig ook mondeling, over kan informeren. Het probleem is evident. Ik denk dat we daar zeker de hulp van het Planbureau en de WRR bij kunnen gebruiken. Een belangrijkdeel van de vraag gaat over het hoe.
Dan nog even specifiek over die norm. Zou die daarbij kunnen helpen? Dat zou ik eigenlijk onderwerp willen maken van de dialoog met beide instituten. Dat lijkt mij zeer terecht. Ik zou die norm overigens graag direct willen omdopen tot de De Grave-norm, want als die er dan toch komt, lijkt het me verstandig dat ik niet beschuldigd word van nepotisme, maar uitsluitend van de inhoud.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018 Verslag EK 2017/2018, nr. 12, item 7
-
Algemene financiële beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018 Verslag EK 2017/2018, nr. 12, item 3
-
18 januari 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 16 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, C
-
-
2 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 december 2017
toezegging gedaan
Toezegging Jaarlijks informeren over pensioenen in eigen beheer directeuren-grootaandeelhouders (dga's) (34.775/34.700) (T02512)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rij (CDA), toe de Kamer te zullen informeren over het aantal belastingplichtingen dat in 2017 heeft gekozen voor een pensioen in eigen beheer. Tevens zal hij de Kamer - conform de toezegging van zijn ambtsvoorganger - jaarlijks informeren over het aantal dga’s wat gebruikmaakt van de afkoopregeling.
Nummer | T02512 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 december 2017 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. M.L.A. van Rij (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | afkoopregeling directeur-grootaandeelhouders pensioen in eigen beheer |
Kamerstukken | Miljoenennota 2018 (34.775) Kabinetsformatie 2017 (34.700) |
Handelingen I 2017-2018, item 12, nr. 3 - blz. 21
De heer Van Rij (CDA)
Ook is er een bedrag van 1 miljard gereserveerd om in fiscale zin de doorsneesystematiek aan te pakken. Kan de staatssecretaris daarover al wat specifieker zijn? Wij weten uit ervaring in dit huis dat de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer een zeer lange weg heeft moeten afleggen, alvorens daar een parlementaire meerderheid voor ontstond. Deze wet is op 1 april jongstleden vertraagd ingegaan, nadat vorig jaar door de voorganger van deze staatssecretaris van Financiën werd besloten tot een novelle. Wanneer kan de staatsecretaris overigens aangeven hoeveel belastingplichtigen hebben gekozen voor een afkoop in 2017?
Handelingen I 2017-2018, item 12, nr. 7 - blz. 49
Staatssecretaris Snel:
Voorzitter. De heer Van Rij vroeg ook of ik kon aangeven hoeveel belastingplichtigen in 2017 hebben gekozen voor pensioen in eigen beheer. Daar heb ik het antwoord nog niet op, want dat krijg ik pas ietsje later, namelijk aan het eind van het eerste kwartaal 2018. De informatie wordt op dit moment door de Belastingdienst opgehaald. De laatste informatieformulieren over 2017 komen eind januari 2018 pas binnen en kort daarna kan ik een antwoord geven op die vraag. Overigens heeft mijn ambtsvoorganger al aangegeven dat wij uw Kamer jaarlijks zullen informeren over het aantal dga’s wat gebruik maakt van de afkoopregeling. Wij zullen dat beleid uiteraard niet aanpassen.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018 Verslag EK 2017/2018, nr. 12, item 7
-
Algemene financiële beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018 Verslag EK 2017/2018, nr. 12, item 3
-
20 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
Op 23 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, L
-
-
9 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 april 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
op 10 april 2018 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën
EK, H
-
-
12 december 2017
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie fiscale behandeling eigen woning vervroegen (34.819) (T02518)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen en vragen van de leden Van Rij (CDA) en Ester (ChristenUnie), toe in 2019 een evaluatie van de fiscale behandeling van de eigen woning uit te voeren en vervolgens de uitkomsten van deze evaluatie, alsmede een fiscale eindplaat van de eigen woning, aan de Kamer te zenden.
Nummer | T02518 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 december 2017 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) Mr. M.L.A. van Rij (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | eigenwoningregeling fiscale behandeling eigen woning |
Kamerstukken | Geleidelijke uitfasering van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (34.819) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 3 - blz. 20, 21
De heer Van Rij (CDA):
De Wet inkomstenbelasting 2001 is op het punt van de eigenwoning een volstrekt ondoorzichtige lappendeken geworden. De Raad van State spreekt van een complexe stapeling van regelingen. De afgelopen zeventien jaren zijn zeven verschillende kabinetten daarvoor verantwoordelijk geweest. In de uitvoering levert dat problemen op. Je moet er als burger een aparte boekhouding op nahouden, wil je de cumulatie van de genomen maatregelen nog kunnen volgen. Dan is het niet meer schaatsen op glad ijs, maar schaatsen op bobbelig ijs met veel wakken. (...) Daar zitten inmiddels zo veel inconsistenties in, ook in de uitvoering, dat het in de uitvoering echt een probleem is, niet alleen bij de burger maar ook bij de Belastingdienst. De vraag is of we met de huidige wet al vereenvoudigingen kunnen doorvoeren. De staatssecretaris heeft in de Tweede Kamer al een evaluatie van die regeling toegezegd voor 2020. Ik wacht het antwoord van het kabinet hierop nog even af, als u het goedvindt. We zullen er in tweede termijn nog wel op terugkomen.
Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz. 16
De heer Ester (ChristenUnie):
Bij dit alles is het begrip “vermogen” in het geding in dit debat. Het eigen huis is om in te wonen én het is vermogen. Het is weliswaar geen vrij opneembaar vermogen, zoals spaargeld, maar het is vermogen. De vraag dringt zich dan ook op hoe de staatssecretaris hiertegen aankijkt. Tot welke bestemming van de eigen woning in het fiscale stelsel leidt het uitfaseren van de wet-Hillen? Welk fiscaal eindplaatje staat de staatssecretaris voor ogen? Dat heeft ook een beetje te maken met dat punt van de heer Van Rij van zo even. Ook de Raad van State maakte dit punt. Zou de staatssecretaris daar een toelichting op willen geven?
Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz. 60, 61
Staatssecretaris Snel:
Dan ga ik verder met de opmerking, ook van de heer Van Rij overigens, dat het best complex is. Veel mensen vinden het ingewikkeld hoe het nu precies zit met het eigen huis en de fiscale eigenwoningregelingen. Dat snappen wij ook heel goed. Het is niet alleen complex voor de burger, maar ook voor de Belastingdienst. Tegelijk is het wel zo dat de maatregel-Hillen met de voorbereidingstijd die wij nemen, goed uitvoerbaar is. De heer Van Rij vroeg: is dat allemaal niet heel ingewikkeld geworden? Eigenlijk wilde ik daar het volgende over zeggen. Ik heb eerder in schriftelijke antwoorden aangegeven dat wij in 2020 een evaluatie van de eigenwoningregeling hebben. Dat wilden wij omdat wij het een aantal jaren geleden hadden gedaan en even de tijd wilden nemen om te bezien hoe dit uitpakt. Zeker ook gezien de discussies van de afgelopen maanden over al deze regelingen denk ik dat het mogelijk moet zijn om deze evaluatie wat te vervroegen, als dat behulpzaam is voor het gesprek waarin wij dit soort dingen kunnen meenemen. Wij hebben nog even gedacht aan 2018, maar dat is een zeer druk wetgevings- en uitvoeringsjaar, onder andere door de fiscale beleidsagenda en de belastingontwijking. Maar als een evaluatie van de regeling in 2019 helpt, wil ik graag toezeggen dat wij een evaluatie in dat jaar als haalbaar zien. Eigenlijk wil ik nu maar gewoon toezeggen dat wij dat gaan doen.
De heer Van Rij (CDA):
Ik ga hopelijk voor u tijd winnen, voorzitter, want als ik de toezegging van de staatssecretaris goed heb begrepen,voorkomt dit dat ik een motie ga indienen. Hij heeft gezegd:ik heb aan de Tweede Kamer voor 2020 al een evaluatie toegezegd ten aanzien van de fiscale behandeling van de eigen woning en die wil ik vervroegen. Met de beste wil van de wereld zou de staatssecretaris dat in 2018 wel willen doen, maar dat kan hij niet, gezien de drukke fiscale beleidsagenda. Ik zou tegen hem zeggen: wilt u er toch nog even over nadenken om het wellicht toch in 2018 te doen? Als dat echt niet kan, zal 2019 voor ons geen ramp zijn. Als in de evaluatie de inconsistenties die nu in de regeling zitten, de grote problemen met de uitvoerbaarheid en ook het punt van de rechtszekerheid maar in beeld worden gebracht, wil ik deze toezegging ook echt als een toezegging zien en dan heb ik ook geen behoefte om een motie in te dienen.
Staatssecretaris Snel:
Dit is echt mijn bedoeling. U noemde een lijstje van acht of negen maatregelen in de loop van de jaren. Nogmaals, als ik op feestjes en partijen moet uitleggen hoe het in elkaar zit, denk ik ook halverwege: hoe zat het ook alweer precies? Ik vind het heel goed dat wij het daarover hebben. Je mag je eigen woning niet helemaal vergelijken met sparen. Toch zijn daar wel box 1/box 3-discussies over. Ik denk dat het gewoon heel goed is dat wij het nog één keer tegen het licht houden: wat hebben wij nu de afgelopen jaren gedaan? Dan haak ik meteen in op de vraag van de heer Ester hoe ik aankijk tegen die eindplaat. Ik denk dat het verstandig is dat ik de evaluatie even eerst doe en dat wij vervolgens kijken waar dit kabinet uiteindelijk op wil uitkomen. Zijn wij er al, zijn wij er nog niet en wat moeten wij doen? Ik hoop dat ik daarmee de vragen van de heer Ester ook heb beantwoord.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018 Verslag EK 2017/2018, nr. 12, item 7
-
Algemene financiële beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018 Verslag EK 2017/2018, nr. 12, item 3
-
25 mei 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
12 juni 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
14 januari 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 december 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over de evaluaties van de eigenwoningregeling
Op 14 januari 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, A
-
-
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
Op 23 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, L
-
-
2 oktober 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 september 2018
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 december 2017
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer informeren over hoe de 'doenvermogentoets' wordt gebruikt bij het wijzigen van belastingwetgeving (34.785) (T02586)
De Staatssecretaris van Financiën zal de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), schriftelijk informeren over hoe de door de WRR ontwikkelde 'doenvermogentoets' wordt toegepast bij het wijzigen van belastingwetgeving.
Nummer | T02586 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 5 juni 2018 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | belastingwetgeving Doenvermogentoets redzaamheid WRR-rapport |
Kamerstukken | Belastingplan 2018 (34.785) |
Kamerstukken I, 2017-2018, 34785, K, p.14:
Mevrouw Sent (PvdA): Ik wil graag de staatssecretaris bedanken voor het enorme tempo waarmee hij een grote diversiteit aan onderwerpen heeft behandeld en belicht. In het verlengde van de vraag van de ChristenUnie over de vereenvoudiging van belastingwetgeving zou ik graag aandacht willen vragen voor het WRR-rapport "Weten is nog geen doen" en de in het verlengde daarvan ontwikkelde doenvermogentoets. In hoeverre wordt die doenvermogentoets gebruikt bij wijzigingen van belastingwetgeving? In hoeverre is de staatssecretaris bereid om daaraan aandacht te schenken?
Staatssecretaris Snel: Ik ben een beetje bang dat ik ietwat overvraagd word. Ik ken het rapport, althans ik weet van het bestaan ervan. Ik zal niet claimen dat ik het tot de laatste letter gelezen heb. Als je een belastingmaatregel invoert, doen we natuurlijk allerlei toetsen. Ik noem de wetgevingstoets, de uitvoeringstoets en de administratievelastentoets. Ik denk niet dat wij officieel de doenvermogentoets gebruiken. Het zou best kunnen dat de inzichten van het WRR-rapport ergens worden meegenomen, maar misschien is er iemand hier in het elftal die deze vraag wel kan beantwoorden.
De voorzitter: Dit lijkt mij typisch iets wat u even rustig kunt bekijken. Als u dan zo vriendelijk wilt zijn om toe te zeggen dat u dit schriftelijk zal beantwoorden, dan neem ik aan dat mevrouw Sent daarmee tevreden is, want het hoeft ook niet morgen te worden opgelost. Dan kan het in ieder geval even rustig worden uitgezocht. Zullen we dat zo doen, mevrouw Sent? U knikt instemmend. Dan is het woord aan meneer Rinnooy Kan.
Brondocumenten
-
20 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
19 januari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 november 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretarissen van Financiën over een doenvermogentoets bij fiscale wetsvoorstellen
Op 19 januari 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK 35.026 / 35.302, U
-
-
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
Op 23 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, L
-
-
5 juni 2018
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer nader informeren over de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten (34.808) (T02630)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prast (D66) en Vos (GroenLinks), toe de Kamer nader te zullen informeren over de naleving, handhaving en effecten van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten.
Nummer | T02630 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 10 juli 2018 |
Deadline | 1 januari 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. H.M. Prast (PvdD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Ervaringen EU-lidstaten handhaving Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn naleving |
Kamerstukken | Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4
Mevrouw Prast (D66):
De heer Hoekstra zei daarnet dat er geen probleemgevallen bekend zijn bij de buitenlandse PEP's in Nederland. Dat begrijp ik wel, want dat is natuurlijk een specifieke categorie. Nu is deze richtlijn in een aantal andere EU-landen al omgezet in wetgeving, en die landen hebben een veel ruimere categorie, namelijk binnenlandse PEP's en hun naasten, of dat nou zakelijke naasten zijn of familie. Is er eigenlijk informatie over hoe het daar gaat met de naleving en de handhaving?
Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag over de EU-landen, namelijk hoe de richtlijn elders geïmplementeerd is, of we al kunnen zien wat de effecten in die andere landen zijn en of er actuele gegevens en cijfers zijn. Onlangs is daar in de Tweede Kamer een motie over aangenomen. Kan de minister aangeven of hij inderdaad gaat zorgen dat dat overzicht en die cijfers er komen, zodat we meer van elkaar kunnen leren?
(...)
Minister Hoekstra:
Verder vroeg mevrouw Prast wat de ervaringen in andere landen zijn. Volgens mij is het verstandig, juist ook omdat dit in andere landen ook nieuw is, dat ik du moment dat hierover informatie is, dit deel met de Kamer. Mevrouw Vos vroeg hier ook naar. Ik vermoed dat men breder in Europa, zeker ook in bijvoorbeeld Duitsland, erin geïnteres-seerd is om te weten wat de effectiviteit hiervan is. Dat zullen we moeten monitoren. Dat gaat Europa ook monitoren en dat zullen we dan met de Kamers delen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 38, item 3
-
22 oktober 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 oktober 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 september 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 oktober 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
10 juli 2018
toezegging gedaan
Toezegging Toezicht DNB op eventueel weigeren door banken van politiek prominenten als klanten (34.808) (T02631)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Strien (PVV) en Prast (D66), toe dat toezichthouder DNB expliciet zal monitoren of banken, vanwege eventuele extra kosten of werkzaamheden als gevolg van verscherpt cliëntenonderzoek, politiek prominenten, hun naasten of geassocieerden zullen weigeren als klant. De minister zal het belang hiervan ook in zijn reguliere contacten met DNB onderstrepen.
Nummer | T02631 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 10 juli 2018 |
Deadline | 1 januari 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. H.M. Prast (PvdD) ir. drs. G.A. van Strien (PVV) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | banken De Nederlandsche Bank Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn politiek prominente personen toezicht |
Kamerstukken | Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 37, item 3, blz.3, 6
De heer Van Strien (PVV):
(...) Ten eerste zitten er voor de bank nogal wat kosten en werk aan extra onderzoeken voor PPP's. Ten minste twee banken hebben al te kennen gegeven geen zaken te doen met PPP's vanwege de te hoge kosten. In Het Financieele Dagblad van vorige week las ik dat Van Lanschot alle klanten gaat wegsturen die te weinig willen beleggen en dus te weinig opbrengen. De minister is hier in de tweede memorie van antwoord heel luchtig over: hij gaat ervan uit dat er voldoende banken zijn waar wel diensten verkregen kunnen worden. Voor mijn fractie is dit antwoord niet aanvaardbaar. Wij vinden dat er voor alle banken een gelijk speelveld dient te zijn en dat banken niet mogen discrimineren voor PPP's. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
(...)
Mevrouw Prast (D66):
In antwoord op onze schriftelijke vraag naar de geschatte financiële kosten van de screening kwam de minister meteen bedrag van €104 per gescreende per jaar, los van incidentele transacties. Van de banken horen wij een ruim drie keer zo hoog bedrag. Vermoedelijk ligt de waarheid met €200 per jaar in het midden, maar laten we nu eens aannemen dat de minister met zijn €104 plus incidentele kosten gelijk heeft. Klanten betalen €20 per jaar voor eenvoudige bankrekening. 20 min 104 is -84. Daarmee worden de naasten van een politiek prominent zo niet verliesgevend dan toch in elk geval minder aantrekkelijk voor de bank.
Wij hebben in de schriftelijke ronde gevraagd of dit ertoe kan leiden dat banken om redenen van rendement deze klanten zullen weren. Collega Van Strien wees daar ook al op. Het antwoord van de minister heeft ons geen duidelijkheid gegeven. Ik wil de minister daarom hierbij nogmaals deze vraag stellen. Dat banken afscheid mogen nemen van klanten als ze die onvoldoende renderend vinden, weten we inmiddels dankzij het bericht verleden week over Van Lanschot. Kan de minister toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn?
Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 11, 14
Mevrouw Prast (D66):
Dank u wel voorzitter. Allereerst hierbij de vraag die mij zojuist ontschoten was in mijn interruptie. Ik had in eerste termijn gevraagd of de minister kan toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn. Het gaat mij daarbij dus niet om een integriteitsvraag. Hierop is de minister niet ingegaan. Dat interpreteer ik zo dat hij dat op dit moment niet wil of kan toezeggen.
(...)
Minister Hoekstra:
(...) Zij vroeg mij om toe te zeggen dat banken in alle gevallen de PEP's moeten aannemen, ook al zijn ze financieel niet aantrekkelijk. Dat wringt wel met een ander basisprincipe, namelijk dat banken zelf over hun cliëntacceptatie gaan. In de volle breedte is dat gewoon waar. Als mevrouw Prast mij vraagt of ik vind dat er voldoende waarborgen zijn om ervoor te zorgen dat precies datgene wat zij niet wil ook niet gebeurt, dan is mijn antwoord: ja, absoluut. Dat heb ik in eerste termijn al geprobeerd te zeggen. Dat punt is namelijk heel expliciet met De Nederlandsche Bank gewisseld. De Nederlandsche Bank zal hier zeer expliciet toezicht op houden. En hoewel het aan de ene kant best een grote groep is, met die nieuwe PEP's en alles wat daaromheen hangt, is aan de andere kant het aantal casussen dat zich zal voordoen per maand vermoedelijk zeer beperkt. Dat wordt voor De Nederlandsche Bank dus ook niet wild ingewikkeld. Ik stel me echt voor dat DNB dan ook onmiddellijk in gesprek gaat. Ik zeg mevrouw Prast toe dat ik in mijn contacten met de president van De Nederlandsche Bank zal opnemen dat dat een zorgpunt is waar ik in het bijzonder DNB naar zal laten kijken. (...) DNB is, denk ik, daar het slot op de deur. Nogmaals, ik zeg mevrouw Prast toe om dit in mijn tweewekelijkse gesprekken met de president van De Nederlandsche Bank expliciet te markeren.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 38, item 3
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 37, item 3
-
30 mei 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 oktober 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
10 juli 2018
toezegging gedaan
Toezegging In EU bespreken bruikbaarheid structurele saldo (35.000) (T02634)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van de vragen van de leden Rinnooy Kan (D66) en Postema (PvdA), toe in de EU het gesprek aan te gaan over de bruikbaarheid van het begrip “structurele saldo”, in het bijzonder de normen van 3% en 60%.
Nummer | T02634 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 november 2018 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Drs. A. Postema (PvdA) Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | EU-begrotingsnorm Structurele saldo |
Kamerstukken | Miljoenennota 2019 (35.000) |
Handelingen I 2018-2019, nr.8 item 8 - blz.1-2
De heer Postema (PvdA):
Hieraan gerelateerd is het capitum selectum over de toekomst van het Europese Stabiliteits- en Groeipact. De minister is er net als zijn voorgangers doorgaans als eerste bij om de collega's in Europa te herinneren aan de noodzaak van budgettaire discipline, maar gaat daarmee voorbij aan het feit dat de onvrede over het pact groot is en dat er een herziening aan de orde is. Er is de afgelopen jaren immers sprake geweest van een steeds uitgebreidere set van soms tegenstrijdige regels binnen het SGP, die in toenemende mate onwerkbaar blijken. Daarnaast constateert mijn fractie dat de belangrijke automatische stabilisatoren die in ons trendmatige begrotingsbeleid zijn ingebouwd, als het er echt op aankomt in hun werking worden beperkt door het SGP. Een door deze Kamer in 2013 aangenomen motie van mijn collega Klaas de Vries riep de regering reeds op om de schadelijke effecten van deze normering voor de werkloosheidsbestrijding onder ogen te zien. In het verlengde hiervan is ook gepleit voor een Europese werkloosheidsnorm van maximaal 5%. Financiën zijn immers geen doel, maar een middel om het goede mee te bewerkstelligen. In dit kader zijn de voorstellen van het Europees Begrotingscomité interessant. Dit onafhankelijke adviesorgaan van de Europese Commissie pleit voor een overheidsschulddoelstelling zoals we die kennen, in combinatie met — en dat is nieuw — een limiet op de groeivoet van de nominale primaire overheidsuitgaven. Daarbij is de limiet gebaseerd op de potentiële groei, zodat de regel een aanzienlijk meer stabiliserend effect heeft dan de huidige saldoregel. Immers, feitelijke groei boven potentieel leidt tot daling van de primaire overheidsuitgaven als deel van het bbp, terwijl een tijdelijk lagere groei juist tot stijging van deze uitgavenpost als deel van het bbp leidt. Daarmee worden de automatische stabilisatoren versterkt in plaats van verzwakt. Kan de minister een appreciatie geven van deze gedachte?
Handelingen I 2018-2019, nr.8 item 8 - blz.23-24
De heer Rinnooy Kan (D66):
Als dan zo veel op te merken valt over dat structurele saldo aan de ene kant, wat ik overigens heel goed kan begrijpen, en als aan de andere kant het toch ook wenselijk lijkt te zijn dat de Europese landen in het algemeen begrotingsbeleid voeren dat laten we maar zeggen bestand is tegen conjunctuurschommelingen, dan wijst dat toch in de richting van de noodzaak van een ander instrument om dat effectief te beoordelen en zo nodig te becommentariëren? Mijn slotvraag aan de minister: zou u zich daarvoor sterk willen maken? Wat zou dat instrument moeten zijn? Zou dat iets zijn om op Europees niveau ter discussie te stellen?
Minister Hoekstra:
Wat in de discussie niet genoemd is maar natuurlijk wel relevant is, zijn de markers die we eigenlijk het meeste gebruiken, namelijk de 3% en de 60%. Terecht vraagt de heer Rinnooy Kan hoe relevant dat structurele cijfer is. Daar is wel wat op aan te merken. Tegelijkertijd geeft het wel iets van een langetermijndoorkijk. Ik ben heel graag bereid, zoals ik al tegen de heer Postema zei, om dat gesprek in Europa te voeren. Zoiets als het houdbaarheidstekort zou daarbij kunnen helpen. Ik wijs er wel op dat het een ingewikkelde discussie is, want dat structurele saldo is er, als ik het mij goed herinner, mede op voorspraak van Nederland in gekomen, juist omdat je voorbij het hier en nu wilt kijken. Misschien moet het mandje nog net wat anders worden ingericht, waarop de heer Rinnooy Kan zal vragen of het niet wat simpeler kan. Graag, maar het gaat erom dat iets wordt verzonnen waaraan je je grosso modo houdt.
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2018/2019, nr. 8, item 8
-
9 mei 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
11 april 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 maart 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Financiën over verslag Eurogroep en Ecofinraad 13 en 14 maart 2023
Op 11 april 2023 door de commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, FM
-
-
18 januari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
20 november 2018
toezegging gedaan
Toezegging Aanbieden berekening Planbureau inzake houdbaarheidstekort (35.000) (T02635)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe de berekening van het Planbureau met betrekking tot het gasbesluit en het effect hiervan op het houdbaarheidstekort de Eerste Kamer aan te bieden.
Nummer | T02635 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 november 2018 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Drs. A. Postema (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | gaswinning Groningen houdbaarheidstekort |
Kamerstukken | Miljoenennota 2019 (35.000) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz.25
De heer Postema (PvdA):
Toch even om daar precies over te zijn. In de Miljoenennota lees ik op pagina 25 dat het houdbaarheidstekort er nu is. De houdbaarheidsraming leidt tot een houdbaarheidstekort van 0,4% bbp. Die prognose houdt nog geen rekening met het besluit om de gaswinning op termijn stop te zetten.
Minister Hoekstra:
Nogmaals, het zijn twee dingen. In de eerste plaats is er de derving van de opbrengsten. De heer Postema kan het teruglezen in mijn reactie richting de Raad van State: onze overtuiging als kabinet is, zo zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan, dat we die derving niet hebben gedekt met incidentele, maar met structurele meevallers. Dat heeft vanzelfsprekend geleid tot intensieve dialogen in het kabinet: hoe doen we dat op een verstandige manier? Maar daar ondervindt het houdbaarheidssaldo geen negatief effect van. Dat is anders bij het stuk schade en versterken. De rekening van schade en versterken is voor een deel nog onbekend. Dat is niet meegenomen in de laatste maal dat het houdbaarheidstekort is uitgerekend. Dat is voor het laatst uitgerekend bij de startnota of rond de kabinetsformatie. Het is goed om richting de heer Postema te zeggen dat ik aan de Kamer heb toegezegd om aan het Planbureau te vragen om ook dat sommetje nog een keer te maken, dus om het houdbaarheidstekort nog een keer uit te rekenen. Ik zal zorgen dat dit ook met de Eerste Kamer gedeeld wordt. Dat gaan we doen ergens tussen nu en de Miljoenennota van volgend jaar.
De heer Postema (PvdA):
Tot slot. Dat laatste stel ik sowieso op prijs. Dat zien we graag tegemoet. Maar ik ben toch wat in verwarring. Ik citeerde de Miljoenennota, waaruit blijkt dat die er nog niet in zit. Hierdoor loopt de overheid in de toekomst inkomsten mis. Dus het gaat wel degelijk over het eerste deel van mijn vraag. Uit de beantwoording van de minister leid ik af dat het dan weliswaar niet mee was genomen in de berekening van het houdbaarheidstekort, maar dat de minister daar inmiddels een andere mening over heeft of daar in ieder geval een andere invulling aan heeft gegeven.
Minister Hoekstra:
Het zijn twee keer twee dingen, om het helemaal volledig te zeggen. Net heb ik het met de heer Rinnooy Kan gehad over het saldo jaar op jaar, maar ook over het structureel saldo en het houdbaarheidstekort. Dat houdbaarheidstekort, dat überhaupt niet of nauwelijks terugkomt in de Miljoenennota, is al een tijd niet uitgerekend. Tegen de Tweede Kamer heb ik gezegd dat ik me goed kan voorstellen dat het nuttig is om dat nog een keer te doen. In de loop van 2019 zullen we dat doen. Wat betreft het houdbaarheidstekort voorzie ik geen extra schade omdat we de kraan dichtdoen. De gederfde inkomsten van de kraan compenseren we met structurele meevallers. Daar leidt het saldo geen schade onder. Dat is anders voor de extra uitgaven voor schade en versterken. Die lopen via de NAM. Dat gaat ook om niet kinderachtige bedragen. Die lopen, zo is de afspraak, in het saldo. Dat zal wel degelijk een effect hebben. Ik hoop dat ik het op die manier helder heb uitgelegd. Ik zal zorgen dat die berekeningen ook in de Eerste Kamer belanden.
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2018/2019, nr. 8, item 8
-
2 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 november 2018
toezegging gedaan
Toezegging Onderzoeksresultaten WRR en SER inzake zorgkosten aanbieden (35.000) (T02637)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Rinnooy Kan (D66) en Postema (PvdA), toe de onderzoeksresultaten van de WRR en de SER inzake de zorgkosten aan te bieden en het gesprek hierover voort te zetten met de ministers van VWS.
Nummer | T02637 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 november 2018 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Drs. A. Postema (PvdA) Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | houdbaarheidssaldo zorgkosten |
Kamerstukken | Miljoenennota 2019 (35.000) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 2
De heer Postema (PvdA):
Dit brengt ons bij een volgend hoofdstuk waar de regering aandacht aan had kunnen en wat ons betreft had móeten besteden. Een belangrijke factor in het houdbaarheidssaldo zijn immers de zorguitgaven en de vergrijzing. Ook college Wever wees daarop in zijn maidenspeech. Dit zijn geen thema's om de verkiezingen mee te winnen, maar toch mogen wij van de minister van Financiën verwachten dat hij zijn collega's van VWS aanzet tot het ontwikkelen van een gedegen visie op dit vraagstuk. Het probleem is evident. De zorg is in 2019 niet alleen de grootste, maar ook de snelst groeiende uitgavenpost uit de collectieve middelen. Dit wordt onder meer vertaald in een sterke stijging van de zorgverzekeringspremie voor de burgers. De zorgverzekeraars kwamen deze maand met een premiestijging van tussen de €50 en €100 per jaar. Voor de grote verzekeraars is dat een toename van circa 7,5%. Veel cao's moeten dit jaar nog worden afgesloten, maar daarvan zullen er nogal wat zijn die op jaarbasis nog niet eens een derde van dit percentage stijgen. Daarmee gaan zorguitgaven een steeds groter beslag op ons inkomen leggen, als een autonome ontwikkeling waaraan geen integraal regeringsbeleid ten grondslag ligt.
Waar wel een duidelijke beleidskeuze ligt, of zou moeten liggen, is het waarborgen van de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. En dat maakt dit nu juist zo'n belangrijk en ingewikkeld vraagstuk: hoe wordt tot een verantwoord niveau van zorguitgaven gekomen binnen de harde randvoorwaarden van kwaliteit en toegankelijkheid? Welke keuzes dienen dan te worden gemaakt? Wij verwachten van de regering meer sturing op dit vraagstuk dan enkel een set kortetermijnakkoorden met de diverse branches in de zorg. Kan de minister aangeven hoe het kabinet met dit langere termijnvraagstuk wil omgaan, zodat ieder zeker kan zijn en blijven van de benodigde zorg?
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 7
De heer Rinnooy Kan (D66):
Voorzitter. Niet lang geleden herdachten wij in deze Kamer een van de grote voorgangers van deze minister, Wim Kok. Hij was zich als geen ander bewust van de grote bijdragen die juist vanuit het ministerie van Financiën geleverd kunnen worden aan de brede welvaart van ons land, juist ook in de betekenis die de Raad van State aan dat concept toekent. De belangrijke hervormingsprioriteiten die dit kabinet zich heeft gesteld zullen veelal ook dat ministerie raken, van arbeidsmarkt, gezondheidszorg en pensioenen — bij de twee laatste wachten we dus graag op de kabinetsvoorstellen — tot aan onderwijs, onderzoek en innovatie. Elk daarvan draagt bij aan de kernopgave om te streven naar een land waarin welvaart en welzijn duurzaam kunnen groeien en in solidariteit worden verdeeld. Dat is ook een land dat zich onderdeel weet van een sterk en verenigd Europa en dat zijn verantwoordelijkheid neemt in een onrustige wereld. De fractie van D66 ziet uit naar de bijdrage van deze minister en zijn staatssecretaris aan dat proces en naar hun reactie op onze punten van aandacht.
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 32
Minister Hoekstra:
Een aantal specifieke opmerkingen. We hebben bij de start van het kabinet al maatregelen genomen waardoor de zorgkosten structureel minder hard stijgen dan het basispad, en wel met ruim 2,2 miljard. Daarmee zijn wij er nog niet, zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan en de heer Postema. Het heeft mijn nadrukkelijke aandacht en ook die van de beide ministers op VWS. We hebben inmiddels de WRR en de SER gevraagd om ons van een onderzoek te voorzien over hoe dit te doen. Daarnaast zijn de ministers en ik met een aantal experts uit het veld in gesprek over hoe je die dubbele doelstelling kunt verwezenlijken. Wat we allemaal niet willen, is dat we alleen maar naar de kosten gaan kijken. De opdracht is nu juist om ervoor te zorgen dat die heel goede zorg in Nederland — die hebben we echt — die ook voor iedereen beschikbaar moet blijven, betaalbaar blijft. Ik neem de Kamer graag mee in de uitkomsten van dat onderzoek en de acties die wij eraan verbinden. Misschien dat ik de heer Rinnooy Kan en Postema mag voorstellen om daarna samen met de ministers van VWS hierover het gesprek voort te zetten.
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2018/2019, nr. 8, item 8
-
30 mei 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
18 januari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 november 2018
toezegging gedaan
Toezegging Integreren “brede welvaart” (35.000) (T02638)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van de vragen van de leden van Kesteren (CDA), Binnema (GroenLinks) en Ester (ChristenUnie), toe de Kamer nader te informeren betreft de implementatie van het advies van de Raad van State. Hij zal hierbij ingaan op de integratie van het begrip “brede welvaart”.
Nummer | T02638 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 20 november 2018 |
Deadline | 1 januari 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. H.A. Binnema (GroenLinks) Dr. P. Ester (ChristenUnie) Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Brede welvaart miljoenennota welzijn |
Kamerstukken | Miljoenennota 2019 (35.000) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 3 - blz. 18
De heer van Kesteren (CDA):
Resumerend, voorzitter. De begroting voor 2019 is een mooie begroting. Het kan ook weleens een begroting zijn aan het einde van een tijdperk. Immers, internationale ontwikkelingen zullen onmiskenbaar nopen tot herijking van onze defensieverplichtingen. De energietransitie zal ingrijpende financiële consequenties hebben. In dit verband is het noodzakelijk na te denken over de gevolgen hiervan voor de rijksbegroting. Wat moet er veranderen om deze ontwikkelingen te financieren, met behoud van de welvaart die we hebben? In zijn advies introduceert de Raad van State het begrip "brede welvaart". Dit begrip moet waarborgen dat Nederland ondanks alle veranderingen ook voor toekomstige generaties een prima plek blijft om te wonen, te werken en te ondernemen. De raad adviseert het kabinet de Miljoenennota te benutten om jaarlijks een beschouwing te geven over de vraag hoe de regering de doelstelling van brede welvaart steeds een stap dichterbij kan brengen. Een dergelijke beschouwing moet samenhang, consistentie en voorspelbaarheid van het overheidsbeleid en het consequent uitvoeren daarvan bevorderen. Voorzitter. De CDA-fractie vindt dit een interessante suggestie en is benieuwd naar de reactie van het kabinet hierop. Wij wachten in algemene zin met belangstelling de reacties van het kabinet af.
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 9
De heer Binnema (GroenLinks):
De economie groeit, maar het getuigt wel van een smalle opvatting van welvaart. We zijn blij met het inzicht dat de Monitor Brede Welvaart ons hierin biedt en ook de uitgebreide aandacht die de Raad van State hieraan besteedt in het advies over de Miljoenennota. Het contrast dat we nu zien is dat het goed gaat met de materiële welvaart, met veiligheid en met gezondheid, maar dat het minder goed gaat met milieu, wonen en samenleven. Naar de toekomst gekeken liggen de grote uitdagingen bij het menselijk kapitaal en het economisch kapitaal, waar het goed mee gaat, maar het gaat niet zo goed met dat natuurlijk kapitaal, zoals stikstofoverschot, CO2 -uitstoot en fossiele energie. Ook hier laat de ontwikkeling van de brede welvaart een vergelijkbare scheidslijn tussen de hoger- en lageropgeleiden zien. Hoe speelt het kabinet hierop in? Welke acties onderneemt het kabinet, mede gezien het advies van de Raad van State om de brede welvaart meer te integreren in de Miljoenennota. Daar heeft ook collega Van Kesteren naar gevraagd.
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 11
De heer Ester (ChristenUnie):
Geluk is meer dan koopkracht, zo laten het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving zien in hun beschouwingen over brede welvaart. Ze laten ook zien hoe belangrijk en hardnekkig sociaal-culturele verschillen zijn, bijvoorbeeld de scheidslijnen die zich aftekenen tussen lagere en hogere opleidingsgroepen —dat kwam al even aan de orde — tussen Nederlanders met veel en weinig menselijk en sociaal kapitaal, tussen winnaars en verliezers van globalisering. De minister erkende in de Tweede Kamer het belang van dit brede welvaartsbegrip. In het verlengde van een eerdere opmerking zou ik willen vragen welke concrete rol hij in zijn beleid weggelegd ziet voor dat brede welvaartsbegrip, bijvoorbeeld in de Miljoenennota's die onder zijn bewind zullen worden vervaardigd. Ik hoor dat graag.
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 36
Minister Hoekstra:
Dat zie ik ook als een aanmoediging aan mijn adres. Ik ga door naar het volgende blok over de hervormingen. Een groot aantal dingen die het kabinet van plan is, komt terug in het Belastingplan. De staatssecretaris zal er straks nog meer over zeggen. Laat ik een paar specifieke opmerkingen maken die bij mij horen neer te slaan. De heren Ester, Van Kesteren en Binnema hebben gevraagd naar brede welvaart en de monitor. Ik vind de aspecten van groot belang. In de Miljoenennota komen veel van die aspecten terecht aan bod. Tegelijkertijd zitten er ook beperkingen aan wat in die Miljoenennota wel en niet te doen is. Ik heb de Tweede Kamer, en GroenLinks in het bijzonder, toegezegd dat ik zou kijken hoe we die discussie over "welvaart voorbij uitsluitend het financiële" verder kunnen vormgeven. Of dat nu een dikkere bijlage is bij de Miljoenennota, of dat het toch op een andere manier moet, daar moeten we nog op studeren, denk ik. Het kabinet is zich er zeer van bewust dat het verstandig is om te zoeken naar een bredere maat dan alleen het geld. Laten we eerlijk zijn, zelfs vanuit mijn portefeuille sta ik vooraan om toe te geven dat het gaat om welzijn. Welvaart is daarvoor een middel, maar geen doel op zichzelf.
Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 53
De heer Ester (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Het is jammer dat de overgebleven minuten niet verhandelbaar zijn. Dank aan de bewindslieden voor de zorgvuldige beantwoording van de vragen van mijn fractie. Wij zijn blij met het evenwichtige karakter van de begroting voor 2019. Er zijn geen groepen die qua koopkracht onevenredig en onaanvaardbaar achterblijven. Tegelijk wil mijn fractie onderstrepen dat die koopkrachtplaatjes maar een deel van het verhaal vertellen. Wij zijn ook blij met de toezegging van de minister om het brede welvaartsbegrip meer te integreren in komende Miljoenennota's. Wij denken dat dat goed is.
Brondocumenten
-
voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2018/2019, nr. 8, item 8
-
Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2018/2019, nr. 8, item 3
-
20 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 november 2018
toezegging gedaan
Toezegging Aanbieden jaarlijkse cijfers CPB inzake marginale belastingdruk (35.026) (T02668)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe de Kamer jaarlijks de cijfers van het CPB inzake marginale belastingdruk aan te bieden.
Nummer | T02668 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 11 december 2018 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | P. Schalk (SGP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | belastingdruk eenverdieners marginale druk tweeverdieners |
Kamerstukken | Belastingplan 2019 (35.026) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 11
Staatssecretaris Snel:
Nee, dat zou ik zeker niet durven. U hebt nog 28 pagina's rondom dit thema tegoed. Ik moet die nog over weten te brengen. Ik doe mijn best. Mocht ik aan het eind van het blokje dit punt niet hebben beantwoord, dan doe ik dat graag alsnog, maar volgens mij komt ook deze vraag nog aan de orde. Het ging erom of er een einddoel was en ik heb gezegd dat het einddoel altijd afhankelijk is van verschillende thema's. Dan was er een vraag van de heer Schalk over de opties om te verkennen of de marginale druk tussen een- en tweeverdieners wat verkleind kan worden. De maatregelen van het kabinet verlagen inderdaad de marginale druk voor zowel een- als tweeverdieners. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het denken nooit stil moet staan. Dat heb ik ook al eerder tegen de heer Schalk gezegd. Samen met de minister van SZW ga ik daarom onderzoeken welke mogelijkheden er op de lange termijn nog zijn om de resterende pijnpunten in de marginale druk te beperken. Iedereen ziet wel dat daar nog issues over zijn. Richting de heer Schalk kan ik dan ook zeggen dat we in dit onderzoek specifiek zullen kijken naar de positie van de een- en tweeverdieners. Ik hoop het onderzoek voor de komende zomer aan u te kunnen doen toekomen. De heer Schalk sprak over een exorbitante marginale belastingdruk en hij vroeg of de belastingen als prikkel voor werk uiteindelijk niet zouden zorgen voor een mismatch. Ik ben het echt met de heer Schalk eens dat de marginale druk, zeker als die in de buurt van 100 of ver daarboven komt, absoluut onwenselijk is. Meer werk moet meer lonen. Het is overigens ook niet zo dat die marginale druk pieken op heel lange termijn zijn. Je ziet ze soms heel erg toenemen. Als je die ene euro meer verdient, voel je het, maar heb je er vijf of tien meer, dan neemt het af. Desalniettemin snap ik het gemaakte punt heel goed. Ik heb geprobeerd een toelichting te geven waarom wij voor de marginaledrukberekening 2021 dat nog niet zo makkelijk konden doen. We hebben vorig jaar de marginaledrukgrafieken in beeld gebracht, maar omdat het van jaar tot jaar verder gaat, is het niet nu al mogelijk om dat voor 2021 te doen. Ik hoop wel dat blijkt dat, als wij dit jaar op jaar volgen, wij zien dat in diezelfde tabel, die we dan wel een keer kunnen updaten, de marginale druk en zeker de pieken wat afnemen. Dat is de doelstelling die we hebben.
De heer Schalk (SGP):
Dank voor de toezegging voor het onderzoek richting de een- en tweeverdieners. Ten aanzien van de tabel 2020-2021 begrijp ik dat de staatssecretaris toezegt dat die volgend jaar gewoon meekomt met de stukken. We hoeven dat niet op te vragen, want die komt gewoon mee, omdat we dat jaar op jaar willen zien.
Staatssecretaris Snel:
Ja, volgens mij kunnen we dat doen. We hebben wel de berekening nodig van het planbureau. Ik weet niet precies hoe ze dat doen, of ze die maken voor ons. U wilt volgen wat er gebeurt met die marginale druk. We zijn allemaal bezig om daarnaar te kijken. Ik wil dat zeker meenemen. Ik zal even checken of ik niet iets toezeg wat het planbureau niet jaarlijks maakt en kom daar in tweede termijn op terug. Het idee is dat je inzicht kunt krijgen in hoe de ontwikkeling is naar aanleiding van ons beleid. Dat delen we. De heer Schalk had een wat uitgebreidere berekening over het marginaledruktraject. Ik zal niet helemaal narekenen wat hij heeft gedaan. Dat laat ik even zitten. Zijn point was duidelijk. Het is heel hoog en hij vraagt of we daar niet wat aan kunnen doen. Ik heb daar net een aantal dingen over gezegd. Ik heb nog wat kleinere vragen van de heer Schalk rond die marginale druk, maar die komen op hetzelfde neer. Ik snap zijn punt. Hij gaf dat met voorbeelden aan: op- en afbouwtrajecten, het stelsel betaalbaar houden. Ik kan nog een heel betoog houden over het individuele stelsel, maar met het oog op de tijd zal ik de vragen niet allemaal beantwoorden. Ik kijk even of de heer Schalk daarmee instemt. Dit is de kern van mijn toezegging. Hij is goed gehoord en we gaan ermee verder.
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 14
Staatssecretaris Snel:
Ik krijg nog een heel kort briefje tussendoor. Dat ging om de toezegging om de jaarlijkse cijfers van de marginale druk. Ik hield mij nog even in, maar het antwoord dat ik doorkrijg is: ja, dat kan. Er staat nog iets bij, maar volgens mij is dit het belangrijkste. Ja, dat kan, dus dat gaan we doen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 11, item 12
-
2 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2019
nieuwe deadline: 1 juli 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
Op 23 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, L
-
-
11 december 2018
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer informeren inzake de afschaffing van de bpm-teruggaafregeling (35.029) (T02683)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van de vragen van de leden Sent (PvdA) en Schalk (SGP), toe de Kamer te informeren over de implementatie van de afschaffing van de bpm-teruggaafregeling.
Nummer | T02683 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 december 2018 |
Deadline | 1 april 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | P. Schalk (SGP) Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | bpm-teruggaafregeling Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 |
Kamerstukken | Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 (35.029) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 3 - blz. 9
Mevrouw Sent (PvdA):
En hoe kijkt hij aan tegen de positie van huurders bij energiebesparingsmaatregelen? Zij hebben immers vaak zelf geen invloed op verduurzaming van de woning, en corporaties kunnen onmogelijk alle woningen in korte tijd onder handen nemen. Het idee dat belastingverhoging op aardgas tot forse energiebesparingsmaatregelen leidt, is dus maar ten dele waar. Het gevolg is dat een groot deel van de huurders langere tijd extra belasting zal moeten betalen, terwijl zij zelf geen invloed kunnen hebben op de timing waarop de verhuurder besluit energiebesparingsmaatregelen te nemen. Wil de staatssecretaris dit voor zijn verantwoordelijkheid nemen? Het voorstel om de bpm-teruggaafregeling voor taxi's en openbaar vervoer met ingang van 1 januari 2020 af te schaffen roept de vraag op om het verwachte milieueffect te becijferen. En hoe verhoudt dit milieueffect zich tot de kostenstijging van het zorgvervoer?
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 3 - blz. 17
De heer Schalk (SGP):
Mevrouw de voorzitter, ten aanzien van de fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 een paar korte aandachtspunten. Hier komen wel een paar zaken aan de orde die gaan aantikken voor de individuele burger. Neem het verlagen van de vermindering van de energiebelasting. Ik vind dat een verwarrende tekst voor de gewone burger. Het is een verlaging van de belastingvermindering, dus het wordt duurder voor de consument. Een ander puntje. Door het afschaffen van de bpm-teruggaveregeling worden bedrijven en instellingen geraakt die te maken hebben met contractgroepenvervoer, met doelgroepenvervoer. Is dit realistisch als het gaat om doelgroepenvervoer in de regio, om vervoer van mensen met een beperking, om ouderenvervoer of om het vervoer van kinderen naar school? Welke consequenties kan of zal dit hebben voor het leerlingenvervoer?
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 5
Staatssecretaris Snel:
Dan waren er vragen over de afschaffing van de bpmteruggaafregeling. Daar is wat langer over gesproken in de Tweede Kamer, best lang zelfs. Het gaat om de afschaffing van de teruggaafregeling voor taxi's in het vervoer voor de regio's, bijvoorbeeld voor mensen met een beperking, ouderen of kinderen. De heer Schalk en mevrouw Sent hebben gevraagd hoe de effecten zich tot elkaar verhouden. Laat ik eerst zeggen dat ik het waardeer dat de Eerste Kamer aandacht vraagt voor deze gevolgen. Ook in de Tweede Kamer was het een uitgebreid onderdeel. Ik begrijp dat ook, want die zorgen hebben wij zelf ook. Het gaat om een kwetsbare groep in de samenleving, om het vervoer van mensen met een beperking, ouderen en kinderen. Deze maatregel heeft nooit als doelstelling dat zij daaronder lijden. Het gaat hier om taxibedrijven en niet om het vervoer van en naar het ziekenhuis. Alleen voor het ziekenhuis blijft gewoon vrijgesteld. Hier gaat het om een busje dat overdag misschien wordt gebruikt voor doelgroepenvervoer en 's avond vooriets anders. Kun je dat fiscaal anders berekenen? De sector zelf denkt dat ze in 2025 emissieloos kan zijn. Ze heeft dat zelfs vastgelegd in het Bestuursakkoord Zero Emissie Doelgroepenvervoer. De sector is ambitieuzer dan het kabinet, want het denkt dit in 2025 emissieloos te kunnen doen. Dat komt omdat er voor busjes best wel veel groene alternatieven beschikbaar zijn. Het is ook niet zo dat het voor de huidige busjes iets duurder wordt. Wanneer je nu kunt kiezen voor de aanschaf van een nieuw busje en je kiest dan bewust voor een nietmilieuvriendelijk busje, dan heb je een hogere aanschafprijs. Dan gaat het overigens nog steeds niet om de mensen die in dat busje zitten, het gaat echt om de gemeenten en de zorgverzekeraars die dat busje hebben. Wij verwachten dan ook echt — en dat hebben we behoorlijk stevig onderzocht — geen gevolg in de prijs of in het aanbod voor het doelgroepenvervoer. Vaak is dat aanbod verplicht. Maar goed, we snappen wel dat er toch nog een beetje onzekerheid over bestaat, zodat wij hebben besloten om die maatregel daarom wel te gaan monitoren om te kijken of het klopt wat wij denken. We hebben ook gezegd dat, als het niet zo is en er toch onvoorziene effecten zijn, we de Kamer daarover zullen informeren. Dat was toen nog de Tweede Kamer, maar ik zeg hierbij toe dat ik ook de Eerste Kamer daarover zal informeren.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 11, item 14
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 11, item 3
-
8 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
Op 23 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, L
-
-
11 december 2018
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer de rapportage inzake ontwikkelingen woningcorporaties aanbieden (35.030) (T02688)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Sent (Pvda) en Köhler (SP), toe een afschrift te zenden van de rapportage aan de Tweede Kamer waarin hij ingaat op de ontwikkelingen bij de woningcorporaties ten aanzien van de verhuurderheffing, de vennootschapsbelasting en de beperking van de renteaftrek (ATAD1)
Nummer | T02688 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 11 december 2018 |
Deadline | 1 december 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | F. Köhler (SP) Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | ATAD1 vennootschapsbelasting verhuurderheffing woningcorporaties |
Kamerstukken | Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.030) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 3 - blz. 10
Mevrouw Sent (PvdA):
Voorzitter. De belastingontwijkingsmaatregelen uit het voorliggende pakket kunnen op de warme steun van de PvdA rekenen. We vinden het goed dat schuldfinanciering in de vennootschapsbelasting minder aantrekkelijk wordt gemaakt. Maar de mogelijkheden om corporaties uit te zonderen op ATAD 1 zijn naar onze mening onvoldoende onderzocht. De gevolgen voor de lastenontwikkeling voor de woningcorporaties achten wij onacceptabel. De aangehouden motie-Van Apeldoorn c.s. over de belastingdruk voor woningcorporaties is dan ook medeondertekend door ons. Wij vrezen dat de totale belastingdruk voor de woningcorporaties de afgesproken investeringen in de nieuwbouw van sociale huurwoningen en de verduurzaming van de bestaande sociale huurwoningen in de weg staat. En wat ons betreft moeten er dan mitigerende maatregelen komen. Voorzitter. De voorliggende voorstellen richten zich op maatregelen die uitvoerbaar zijn voor de Belastingdienst.
De heer Van Rij (CDA):
Ik zou graag even willen terugkomen op de passage die mevrouw Sent zojuist uitsprak over de woningbouwcorporaties. Op zichzelf is duidelijk dat ATAD en de beperking van de renteaftrek ook de woningbouwcorporaties fors raakt. Alleen, is zij niet met mij bevreesd dat als je daar voor een uitzonderingspositie gaat pleiten, je dan al heel snel in strijd komt met het Europees recht? Ik ben ook wel benieuwd of mevrouw Sent de verzachtende maatregelen waarvoor zij pleit in de fiscale sfeer of in de niet-fiscale sfeer ziet, want ik denk dat wij al snel tegen het Europees recht gaan aanlopen.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik heb het gevoel dat het kabinet zich onvoldoende heeft ingespannen om de corporaties uit te zonderen van ATAD 1. Als daadwerkelijk blijkt dat die uitzondering niet mogelijk is, als dat inmiddels een gepasseerd station is, dan moeten er andere mitigerende maatregelen komen als de consequenties voor de verduurzaming en voor de opdracht van de woningcorporaties zodanig zijn dat wij ze onwenselijk achten. Mijn zorgen liggen op dat terrein.
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 10 - blz. 3-4
De heer Köhler (SP):
Voorzitter. De beperking van de renteaftrek voor de vennootschapsbelasting wordt door het kabinet om twee redenen wenselijk geacht. Ten eerste om belastingontwijking tegen te gaan. Ten tweede om het investeren met vreemd vermogen niet meer zo veel te bevoordelen boven het investeren met eigen vermogen. Daarmee wordt het werken met eigen vermogen bevorderd. In beide doelstellingen kan de SPfractie zich vinden. Ook de woningcorporaties worden hierdoor getroffen, omdat ook zij vennootschapsbelasting betalen. Volgens het kabinet is dat door het recht van de Europese Unie onvermijdelijk. Wij betwijfelen dat, maar die discussie laat ik nu terzijde. Duidelijk is dat geen van beide argumenten voor de beperking van de renteaftrek opgaan voor de woningcorporaties. Zij schuiven niet met rentebetalingen en winsten over de landsgrenzen en zij moeten juist extra vreemd vermogen aantrekken om voldoende te kunnen investeren in nieuwbouw van betaalbare huurwoningen en verduurzaming van hun bestaande woningen. Het kabinet had daarom de corporaties kunnen uitzonderen van deze maatregel. Maar dat is volgens de regering niet in overeenstemming te brengen met het EU-recht. Ook dat betwijfelen wij. Er is een alternatief: de onbedoelde verhoging van de vennootschapsbelasting voor woningcorporaties volledig compenseren door een even grote verlaging van de verhuurderheffing. Het kabinet zegt dit min of meer te doen, maar dat zien wij toch anders. Door beperking van de renteaftrek gaan de corporaties stapsgewijs meer vennootschapsbelasting betalen. Structureel bedraagt dat 353 miljoen euro per jaar. Het kabinet trekt daar 106 miljoen euro vanaf, omdat verlaging van de tarieven van de Vpb, de vennootschapsbelasting, ook bij de corporaties doorwerkt. Tot zover kunnen wij de redenering volgen. Maar dan trekt het kabinet er ook nog 100 miljoen van af waarmee de verhuurderheffing wordt verlaagd. En ook nog de 104 miljoen korting op de verhuurderheffing als corporaties investeren in verduurzaming van hun huurwoningen. Dat klopt natuurlijk niet. Als de corporaties dit geld voor verduurzaming gebruiken, kunnen ze er de verhoging van de vennootschapsbelasting niet meer mee compenseren. Er rest dus vanaf 2022 een aanzienlijke lastenverzwaring. Die gaat ten koste van de ruimte voor investeringen. Aedes, de vereniging van woningcorporaties, heeft uitgerekend dat door de autonome ontwikkeling van de verhuurderheffing en de vennootschapsbelasting, samen met de beperking van de renteaftrek, de corporaties in 2021 1 miljard euro meer belasting gaan betalen. Van ruim 2 naar ruim 3 miljard euro per jaar. Dat betekent dat iedere huurder straks €100 per maand aan rijksbelastingen gaat betalen. Ik heb het kabinet gevraagd te reageren op die berekening van de belastingverhoging van 1 miljard per jaar door de corporaties. De staatssecretaris dingt daar in zijn antwoord nauwelijks op af. Hij stelt op de meeste punten dat het Rijk in het kader van de begroting op deze manier niet vooruit rekent. Dat zal wel waar zijn, maar dat neemt het probleem helemaal niet weg. Uit het hele land bereiken ons berichten van woningcorporaties en gemeenten dat door de verhoging van de belastingdruk de noodzakelijke nieuwbouw en verduurzaming van huurwoningen in gevaar komen. "We lijken wel de pinautomaat uit Den Haag", zegt Ger Peeters namens de Limburgse corporaties over de toenemende belastingdruk. Zeven Flevolandse corporaties schreven een brief over de gevolgen van de beperking van de renteaftrek. "We kunnen 1.450 minder woningen bouwen of 5.000 minder verduurzamen", zegt Arjan Deutekom, directeur van de corporatie GoedeStede uit Almere. De stapeling van belastingen maakt dat de Tilburgse corporaties tot 2021 300 in plaats van 1.500 woningen kunnen bouwen. "Het is een optelsom van fiscale ellende", zegt René Scherpenisse namens hen. De vier Apeldoornse corporaties hebben berekend dat ze 7 miljoen kwijt zijn door de beperking van de renteaftrek. "Het loopt al snel op tot 140 miljoen die we minder kunnen investeren", aldus Arjen Jongstra, voorzitter van hun samenwerkingsverband. Volgens Egbert de Vries, directeur van de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, kunnen deze door de beperking van de renteaftrek, waardoor ze in 2022 samen 30 miljoen extra belasting betalen, 10% minder woningen bouwen. En dat in een stad met een groot tekort aan betaalbare woningen. Voorzitter. De regering reageert nogal lauw op deze onheilstijdingen. Vooralsnog vindt ze de investeringsruimte van de woningcorporaties groot genoeg. Ze zal er na overleg met de corporaties nog eens naar kijken en rapporteert dan volgend jaar aan de Tweede Kamer over de stand van zaken. Dat vinden wij een veel te laconieke houding van het kabinet. De stelling "regeren is vooruitzien" wordt hier vervangen door "regeren is vooruitschuiven". Het ergste is dat de regering helemaal niet zegt wat ze gaat doen als uit 11-10-3 11 december 2018 Eerste Kamer Pakket Belastingplan 2019 EK 11 het nader onderzoek blijkt dat de toenemende belastingdruk op corporaties inderdaad de corporaties te veel beperkt in hun investeringsruimte, waardoor ze de afgesproken nieuwbouw en verduurzaming van woningen niet kunnen realiseren. Wij willen dat er nu wordt vastgelegd dat het kabinet dan aanvullende voorstellen zal doen, zodat de woningproductie en verbetering niet terugvallen. Daartoe dien ik, mede namens mevrouw Sent, de heer Binnema, mevrouw Baay en de heer Ten Hoeve, een motie in. Deze vervangt de motie-Van Apeldoorn die bij de Algemene Financiële Beschouwingen is aangehouden.
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 1
Staatssecretaris Snel:
Dank u wel, voorzitter. Ik had bij de eerste drie blokjes één vraag van mevrouw Sent niet kunnen beantwoorden. Wanneer vindt die evaluatie van de Innovatiebox precies plaats? Dat is inmiddels opgezocht. De laatste evaluatie dateert van 2016. De volgende evaluatie is beoogd in 2022. Zo staat het in de Miljoenennota van dit jaar. Dan mijn vierde blokje. Het is een van mijn lievelingsblokjes: belastingontwijking. Het was vanavond al zo leuk, maar het wordt hoop ik nog veel leuker. Ik heb al een inleidende beschieting gegeven. Nu gaat het meer om de specifieke vragen, bijvoorbeeld naar aanleiding van de ATAD-maatregelen. Wat doet een earningsstrippingmaatregel? Zo'n maatregel heeft tot doel om niet te veel rente in aftrek te kunnen brengen. Daar vielen ook de woningbouwcorporaties onder, waarover wat vragen zijn gesteld. Mevrouw Sent en de heer Köhler vroegen aandacht voor de lastendruk die de woningcorporaties als gevolg van deze maatregel ondervinden. Zou je geen uitzondering kunnen maken? Daar is al een klein debatje over gevoerd. De regering denkt dat het opnemen van een uitzondering voor woningbouwcorporaties juridisch te risicovol is. We hebben daar in het verleden al een aantal keren discussie over gehad bij de vennootschapsbelastingplicht. Het risico op verboden staatssteun is daarmee te groot. Die uitweg hebben wij dus niet kunnen zoeken. Tegelijkertijd hebben wij wel aandacht voor de problemen die de woningbouwcorporaties zeggen te ondervinden. Zij zijn een belangrijke partner, ook als het gaat om verduurzaming. Naast de al voorziene heffingsvermindering in de verhuurderheffing voor verduurzaming heeft het kabinet een extra verlaging van de verhuurderheffing van 100 miljoen voorgesteld. Op deze manier wordt de meest gerichte tegemoetkoming voor de woningbouwcorporaties bereikt. In die zin zoekt het kabinet misschien wel in dezelfde hoek als de heer Köhler, al is een een-op-eencompensatie in de verhuurderheffing wat ons betreft niet aan de orde. Tegelijkertijd verlaagt het kabinet het Vpb-tarief behoorlijk. Dat is in de tabel opgenomen. Ook de woningbouwcorporaties genieten daar behoorlijk van. Als je dat bij elkaar optelt, dan zie je dat er in de jaren van dit kabinet een lastenverlichting voor woningbouwcorporaties optreedt. Nu zou de heer Köhler kunnen zeggen dat er structureel sprake is van een kleine lastenverzwaring. Dat klopt ook, maar de investeringscapaciteit van de woningbouwcorporaties voor de komende jaren is alleen maar groter, omdat hun lasten lager zijn.
De voorzitter:
Meneer Köhler, ik geef u nu nog even niet het woord. Ik wil dat de staatssecretaris eerst de gelegenheid krijgt om een beetje gang te maken in de beantwoording, want ik hou de klok in de gaten. U heeft straks een tweede termijn en u kunt dadelijk interrumperen, maar nu even niet.
Staatssecretaris Snel:
Dat geeft de sector ook ruimte, zoals ik zei, om de benodigde duurzaamheidsinvesteringen te doen. Als kabinet hebben wij ambities in de woningmarkt. Nogmaals, de corporaties zijn daarin onze partner. Ik heb de Tweede Kamer eerder toegezegd dat ik dit nadrukkelijk blijf volgen, want dit is wat wij verwachten dat er gaat gebeuren. De heer Köhler had andere cijfers. Ik blijf het volgen, zowel wat de corporaties betalen aan vennootschapsbelasting als wat zij betalen aan verhuurderheffing. Het kabinet zal de rapportage van de ontwikkelingen ook naar de Eerste Kamer sturen, zodra we die rapportage hebben gemaakt. Mocht het anders zijn dan wij voorzien, dan is er in ieder geval een rapport waaruit blijkt of wij gelijk hadden of niet.
Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 17
De heer Köhler (SP):
Voorzitter. Ten slotte de belastingdruk op woningcorporaties door beperking van de renteaftrek in de VPB. Per 2021 krijgen de corporaties volgens de staatssecretaris door andere financiële maatregelen een overcompensatie en per 2022 resteert er van de 350 miljoen belastingverhoging door de beperking van de renteaftrek nog een gering bedrag aan verhoging. Dat is dus volgens de staatssecretaris. Mijns inziens is dat een onjuiste manier van rekenen. Ik heb het in eerste termijn uitvoerig voorgerekend, maar daar is de staatssecretaris aan voorbijgegaan. Hij behoudt zijn oude berekening. Op dat punt zijn we het dus niet eens. Belangrijker zijn echter de cijfers — de staatssecretaris noemt dit "cijfers van anderen", waarbij die anderen de woningcorporaties zijn — die ook blijk geven van een autonome stijging van de VPB en van de verhuurderheffing in de komende jaren. Alles bij elkaar optellend komen zij tot een miljard meer. Op die cijfers heeft de staatssecretaris nauwelijks afgedongen. Hij heeft alleen gezegd dat de fasering wat hem betreft misschien anders loopt en dat we het allemaal nog eens moeten gaan bekijken. Ten slotte zegt hij dat hij er in het voorjaar op terugkomt in een rapportage. Hij zegt toe om deze ook naar onze Kamer te sturen. Daar komen we niet veel verder mee.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 11, item 14
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 11, item 10
-
behandeling Verslag EK 2018/2019, nr. 11, item 3
-
22 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 juni 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
4 april 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën over fiscale moties en toezeggingen
Op 23 april 2019 door de Commissie Financiën voor kennisgeving aangenomen.
EK, L
-
-
11 december 2018
toezegging gedaan
Toezegging Het onderzoeken van de garantieregeling voor polishouders van verzekeraars en de besmettingsrisico’s specifiek voor de Nederlandse situatie (34.842) (T02690)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Prast (D66) mede namens de leden van de fracties VVD, SP, PvdA en de ChristenUnie, toe het onderzoeksrapport van EIOPA en de appreciatie van de regering met de Kamer te delen. Tevens naderhand een additioneel onderzoek uit te voeren naar de specifieke situatie in Nederland inzake de besmettingsrisico’s en de garantieregeling voor polishouders van verzekeraars.
Nummer | T02690 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 27 november 2018 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. H.M. Prast (PvdD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | afwikkeling garantieregeling verzekeraars |
Kamerstukken | Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars (34.842) |
Handelingen I 2018-2019, nr. 9 item 8 blz. 4-5
Minister Hoekstra:
Dat brengt mij bij de toezegging van mij waar mevrouw Prast naar op zoek is. Het is misschien goed om nog iets te zeggen over de situatie zoals die nu ligt in Europa en ook met EIOPA. EIOPA doet een onderzoek naar de wenselijkheid van garantiestelsels en heeft daar inmiddels de onderzoeksfase van afgesloten. Men verwacht daarover in de eerste helft van het volgend jaar te publiceren. Ik denk dat het ingewikkeld wordt om zelf nog als Nederland nog een onderzoek te doen en dat als input te gebruiken richting EIOPA om te laten zien wat wij zelf hebben gedaan. Maar wat ik me wel kan voorstellen, is dat ik de conclusies van EIOPA deel met de Eerste Kamer en uiteraard met mevrouw Prast in het bijzonder, waarbij we ingaan op de kant van de garantieregeling, maar ook op die van de besmettingsrisico's, dus het tweede gedeelte van de zorgen van mevrouw Prast. Daarbij zullen we bekijken of het EIOPA-onderzoek die beide componenten afdoende heeft afgedekt. Ik kan me verder voorstellen dat ik daarvan een appreciatie geef. Als mijn indruk is dat dat onvoldoende is gebeurd, zullen we zelf nader onderzoek moeten doen, bijvoorbeeld naar de besmettingsrisico's. Een alternatief is dat als mijn appreciatie zou zijn dat dat voldoende is en mevrouw Prast het daar niet mee eens is, het aan haar is om mij daar vervolgens opnieuw toe te verleiden. Maar ik vermoed dat we echt aan dezelfde kant van het touw trekken als het gaat om de garantieregeling en de besmettingsrisico's. Ik zou het zo met haar af willen afspreken dat ik haar toezeg dat ik het rapport van EIOPA met haar deel, dat ik daar een appreciatie bij doe en dat ik ook concludeer, in hoeverre dat nog leidt tot onderzoeksvragen en vervolgstappen van de kant van het kabinet. Vanzelfsprekend hebben we daar dan, indien dat nuttig en wenselijk is, weer een debat over.
Mevrouw Prast (D66):
Om niet te veel tijd kwijt te zijn in de tweede termijn, wil ik het volgende vragen. Dat onderzoek van EIOPA is een onderzoek naar de noodzaak van een Europees netwerk van nationale garantieregelingen voor verzekeraars, met funding en voldoende harmonisatie. Het is dus een onderzoek naar de noodzaak van een Europees netwerk. In mijn perceptie is dat toch echt iets anders dan onderzoeken hoe het in Nederland zit met het aantal polishouders die, ik zeg maar wat, met het kapitaal bij de verzekeraar hun hypotheek hadden willen aflossen, maar misschien niet genoeg hebben als een verzekeraar in afwikkeling gaat. Dat ik heb gezegd dat dat mogelijk als input voor EIOPA kan worden gebruikt, was eigenlijk om aan te geven dat je dat soort onderzoek eigenlijk toch moet doen. We vragen dus niet zo heel veel van de minister. Ik hoor nu dat dat onderzoek niet op tijd zal zijn, want EIOPA is al volop bezig. Het is ook niet zo dat EIOPA hetzelfde wil gaan onderzoeken als dat waar ik om heb gevraagd namens vijf fracties. Dat de minister dat onderzoek van EIOPA met mij deelt, is mooi, maar ik kom daar zelf ook wel achter.
Minister Hoekstra:
Ik ga de toezegging aan mevrouw Prast nog goudgerander maken. Het puur Nederlandse stuk, waarom het haar gaat, over wat je in Nederland nog zou moeten willen weten, zal inderdaad niet specifiek uit dat EIOPA-onderzoek komen. Wat natuurlijk wel uit het EIOPA-onderzoek komt, is juist welke stappen je eventueel in Europees verband nog zou moeten willen zetten. Ik denk dat mevrouw Prast het met mij eens is dat veel van dit soort regelingen zich bij uitstek leent voor een Europese oplossing — ik zie haar glunderen — in een steeds Europesere verzekeringsmarkt. Die logica delen we met elkaar. Ik stel het volgende voor. Ik wacht wel met het uitzetten van additioneel onderzoek totdat ik EIOPA gehad heb, want anders zouden er zomaar nog andere open stukjes kunnen zitten in de vragen die we met elkaar beantwoord willen hebben. Dat onderzoek zal in ieder geval naar die zaken vragen die mevrouw Prast specifiek voor de Nederlandse situatie van belang vindt. Dan kunnen we dat in één keer integraal uitvragen. Dat lijkt mij wel charmant om dat woord eens te gebruiken. Als mevrouw Prast daarmee kan leven, dan zeg ik dat bij dezen toe.
Brondocumenten
-
behandeling en zonder stemming aangenomen Verslag EK 2018/2019, nr. 9, item 8
-
30 mei 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
8 september 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over het KPMG-onderzoek naar de kosten en baten van het invoeren van een verzekeringsgarantiestelsel (Insurance Guarantee Scheme)
Op 13 september 2022 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, I
-
-
17 mei 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 april 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 april 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 januari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 oktober 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
5 oktober 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
27 november 2018
toezegging gedaan
Toezegging Aanbieden ex postanalyse van de uitvoeringtoetsen aan de Eerste Kamer (31.066) (T02698)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rij (CDA), toe om de ex postanalyse van de uitvoeringstoetsen aan de Eerste Kamer aan te bieden.
Nummer | T02698 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 29 januari 2019 |
Deadline | 1 januari 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. M.L.A. van Rij (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Mondeling overleg |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | Ex postevaluatie Uitvoeringstoets |
Kamerstukken | Belastingdienst (31.066) |
Kamerstukken I 2018-2019, 31 066, D - blz. 5
De heer Van Rij (CDA):
Ik heb toch ook nog een derde vraag. Wij hebben als commissie voor Financiën onder leiding van de heer Rinnooy Kan en de vorige commissievoorzitter heel veel aandacht besteed aan het punt van de uitvoeringstoets. We hebben daarvoor eigenlijk een eigen toets op de toets ontwikkeld. U gaat zelf op pagina 9 in op de uitvoeringstoets. Dat vraagt veel inzet van de Belastingdienst, maar ik vond met name uw opmerking over niet de ex-anteanalyse maar de ex postanalyse interessant. Zou u daar wat meer op in kunnen gaan? Want ik denk dat de ex-postbenadering zeker zo wezenlijk is als de ex-antebenadering. Daar wil ik het in eerste termijn bij laten.
Kamerstukken I 2018-2019, 31 066, D - blz. 13
Staatssecretaris Snel:
Dan is er nog gevraagd naar de uitvoeringstoets. Die doe ik vooral voordat wij aan wetgeving doen, dus ex ante. De heer Van Rij zei dat dat ook ex post belangrijk is. Dat is ook zo, want we moeten ook leren hoe de uitvoeringstoets is verlopen. We doen er volgens mij nu negen ex post. Daarin nemen we het hele proces nog een keer door om te achterhalen of we achteraf tot nieuwe inzichten kunnen komen. Dat is, voorzover ik weet,
nog niet gebeurd; we doen het ook voor het eerst. Maar ik vind het belangrijk om ook de uitvoeringstoets als zodanig aan een zekere toetsing
te onderwerpen.
De heer Van Rij (CDA):
Voorzitter, mag ik daar een heel korte vraag over stellen? Ik gaf al aan dat dat heel waardevol is, maar het lijkt mij ook heel waardevol om dat met ons te delen. Nogmaals, wij toetsen vooral op uitvoering, maar ik denk dat het ook heel goed is als wij daar kennis van nemen en het debat daarover kunnen vervolgen. Want volksvertegenwoordigers hebben nog weleens de neiging om alleen naar toekomstig beleid en toekomstige wetgeving te kijken en niet naar hoe het echt werkt.
Staatssecretaris Snel:
We moeten daar nog naar kijken en we zullen een vorm vinden, maar ik heb geen enkele terughoudendheid om die lessen in het publieke debat en dus ook met u te delen. Als dat anders is, dan krijg ik dat vast te horen. Maar ik zit daar heel ontspannen in, dus laten we dat doen.
Brondocumenten
-
25 mei 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
29 januari 2019
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer nader informeren met betrekking tot de btw op denksporten (35.026, F) (T02772)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Nagel (50PLUS), toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2019 nader te informeren met betrekking tot de omzetbelasting (btw) op denksporten.
Nummer | T02772 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 7 december 2018 |
Deadline | 1 januari 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | J.G. Nagel (50PLUS) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Schriftelijk overleg |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | culturele btw-vrijstelling Denksporten |
Kamerstukken | Belastingplan 2019 (35.026) |
Kamerstukken I 2018-2019, 35026, E, blz. 4
De leden van de fractie van 50PLUS vragen aan de regering wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de verhoging van de btw op denksporten? Denksportverenigingen vrezen een groot nadelig effect op hun ledenbestand vanwege noodzakelijke contributieverhogingen, zo brengen deze leden onder de aandacht. Welke maatregelen zijn er ter compensatie genomen of worden door de regering voorbereid?
Kamerstukken I 2018-2019, 35026, F, blz. 8
De leden van de fractie van 50PLUS vragen wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de btw op denksporten. Deze leden geven aan dat denksportverenigingen vrezen voor een groot nadelig effect op hun ledenbestand vanwege noodzakelijke contributieverhogingen en vragen welke maatregelen er zijn genomen of worden voorbereid ter compensatie. De btw-behandeling van denksporten is geen onderdeel van het Belastingplan 2019 of de hierin opgenomen verruiming van de Nederlandse sportvrijstelling. Het onderwerp wordt momenteel onderzocht in overleg met NOC-NSF en vertegenwoordigers van de denksportbonden en -verenigingen naar aanleiding van een arrest van het HvJ EU.5 Op basis van dit arrest zijn denksporten die worden gekenmerkt door een te verwaarlozen lichamelijke component voor de btw niet als sport aan te merken. Het laatste gesprek hierover met genoemde partijen heeft plaatsgehad op 13 november 2018. Het onderzoek en de gesprekken zijn nog niet afgerond. Mijn streven is erop gericht het parlement in het eerste kwartaal van 2019 nader te informeren.
Brondocumenten
-
nota naar aanleiding van het verslag EK 35.026 / 35.028 / 35.031, F Bevat bijlage
-
verslag EK 35.026 / 35.028 / 35.031, E
-
20 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
31 augustus 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de uitkomst van het onderzoek naar de toepassing van de culturele btw-vrijstelling op denksporten
Op 8 september 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, T
-
-
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe deadline: 1 januari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
3 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
7 december 2018
toezegging gedaan
Toezegging Onderzoeken beleidsmogelijkheden voor rente-asymmetrie (35.110) (T02774)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), mede namens de leden van de fracties van de VVD en D66, toe bij de voorbereiding van een nieuw Besluit de beleidsmogelijkheden inzake rente-asymmetrie te onderzoeken.
Nummer | T02774 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 9 juli 2019 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | (Nadere) Memorie van antwoord |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Rente-asymmetrie |
Kamerstukken | Wet fiscale arbitrage (35.110) |
Kamerstukken I, 2018-2019, 35 110, B, blz. 3
In transfer pricing-geschillen komt het nogal eens voor dat niet de hoogte van de «geconsolideerde winst» ter discussie staat, maar slechts de verdeling ervan tussen de twee landen. In dergelijke gevallen kan een dubbele rentelast (als gevolg van rente-asymmetrie) worden voorkomen door de berekening van heffingsrente in beide landen op te schorten onder de voorwaarde dat de onderneming het bedrag aan belasting over de «geconsolideerde winst» (onder aftrek van reeds betaalde belasting) afstort op een rentedragende geblokkeerde rekening. Bij het bereiken van een oplossing van de MAP, worden de landen gerechtigd tot het overeengekomen deel van de belasting over de «geconsolideerde winst» inclusief rente. In hoeverre is de regering bereid om de beleidsmogelijkheden op dit gebied te onderzoeken in het kader van een nieuw Besluit?
Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, C, blz. 3
De leden van de fracties van het CDA, de VVD en D66 vragen verder of het kabinet bereid is om beleidsmogelijkheden te onderzoeken voor de problematiek van rente-asymmetrie bij de procedure voor onderling overleg. In het huidige besluit over de procedure voor onderling overleg is reeds aandacht geschonken aan deze problematiek. Het kabinet herkent de geschetste problematiek en zal bij de voorbereiding van het nieuwe besluit mogelijkheden onderzoeken. Daarbij wordt aangetekend dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot rente per land nogal verschillen en dat voor de door de leden van de fracties van het CDA, de VVD en D66 genoemde oplossing internationale consensus nodig zal zijn.
Brondocumenten
-
voorlopig verslag EK, B
-
memorie van antwoord EK, C
-
18 januari 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 juli 2019
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer een afschrift verzenden van een uiteenzetting over de wijze waarop EU-lidstaten omgaan met opties binnen de EU-arbitragerichtlijn (35.110) (T02775)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), mede namens de leden van de D66-fractie, toe de Kamer een afschrift te versturen van een uiteenzetting aan de Tweede Kamer over welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn.
Nummer | T02775 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 9 juli 2019 |
Deadline | 1 januari 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | C.C.M. Vendrik (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | (Nadere) Memorie van antwoord |
Categorie | overig |
Onderwerpen | EU-arbitragerichtlijn |
Kamerstukken | Wet fiscale arbitrage (35.110) |
Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, B, blz. 3
De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in het debat in de Tweede Kamer vragen zijn gesteld over de keuzes die andere lidstaten in hun implementatie wetgeving hebben gemaakt. De regering had op het moment van behandeling niet de beschikking over informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de arbitragelijn. Is deze informatie inmiddels beschikbaar? Zo ja, kan de regering deze informatie delen met het parlement en voorzien van een appreciatie? Is er naar de mening van de regering aanleiding om de voorliggende implementatie-wetgeving al dan niet aan te passen? Indien deze informatie nog niet beschikbaar is, kan de regering aangeven wanneer dat wel het geval zal zijn?
Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, C, blz. 3
De leden van de fracties van GroenLinks en D66 vragen of informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de EU-arbitragerichtlijn inmiddels beschikbaar is. Deze informatie is nog niet beschikbaar. De EU-arbitragerichtlijn schrijft niet voor dat lidstaten keuzes kenbaar moeten maken aan andere lidstaten. Hierdoor dient zelfstandig onderzoek te worden gedaan naar de keuzes van andere lidstaten. Zoals ik heb toegezegd bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zal een uiteenzetting worden gegeven wanneer duidelijk is welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn. Deze uiteenzetting zal ik ook naar de Eerste Kamer verzenden. Een exacte termijn waarbinnen de uiteenzetting beschikbaar is, kan niet worden gegeven.
Brondocumenten
-
memorie van antwoord EK, F
-
voorlopig verslag EK, B
-
memorie van antwoord EK, C
-
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
18 januari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
27 november 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
memorie van antwoord
EK, F
-
-
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 juli 2019
toezegging gedaan
Toezegging In een beleidsbesluit aangeven hoe de Belastingdienst in de praktijk met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 9 februari 2017 (ECLI:EU:C:2017:102) zal omgaan (35.026) (T02780)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van de Ven (VVD) en Van Rij (CDA), in de memorie van antwoord toe vooruitlopend op een wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 in een beleidsbesluit aan te gegeven hoe de Belastingdienst in de praktijk met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 9 februari 2017 (ECLI:EU:C:2017:102) zal omgaan. Tevens zegt de staatssecretaris toe dat terugwerkende kracht aan het besluit zal worden verleend tot en met 9 februari 2017.
Nummer | T02780 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 30 november 2018 |
Deadline | 1 december 2019 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Mr. M.L.A. van Rij (CDA) Mr. M.P.M. van de Ven (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Schriftelijk overleg |
Categorie | lagere regelgeving |
Onderwerpen | Belastingdienst Voetbalmakelaarsarrest Wet inkomstenbelasting 2001 |
Kamerstukken | Belastingplan 2019 (35.026) |
Kamerstukken I 2018-2019, 35.026, D, blz. 15
De leden van de fracties van het CDA en de VVD vragen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (EU) van 9 februari 2017 (het Spaanse voetbalmakelaarsarrest). In de nota naar aanleiding van het verslag bij Overige fiscale maatregelen 2018 is aangegeven dat er op dat moment nog geen eindbeslissing was en dat de uitkomst daarvan wellicht invloed heeft op de precieze invulling van de door Nederland voor de inkomstenbelasting te nemen maatregel. Inmiddels is in deze procedure een eindbeslissing beschikbaar. De precieze reikwijdte van het arrest voor de wettelijke regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen is echter nog niet voldoende duidelijk. Daarom zal vooralsnog vooruitlopend op een wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) in een beleidsbesluit worden aangegeven hoe de Belastingdienst met dit arrest in de praktijk zal omgaan. Dit besluit zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2019 verschijnen.
Kamerstukken I 2018-2019, 35302, A
Toezegging die ziet op de vraag hoe in de praktijk omgegaan gaat worden met het voetbalmakelaarsarrest
De leden van de fracties van het CDA en de VVD hebben tijdens de behandeling van het pakket Belastingplan 2019 vragen gesteld over de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 9 februari 2017 (ECLI:EU:C:2017:102), ook wel bekend als het voetbalmakelaarsarrest. Ik heb toegezegd dat vooruitlopend op een wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 in een beleidsbesluit zal worden aangegeven hoe de Belastingdienst in de praktijk met dit arrest zal omgaan. Ook heb ik toegezegd dat terugwerkende kracht aan het besluit zal worden verleend tot en met 9 februari 2017. In april 2019 was mijn verwachting dat het besluit spoedig zou worden gepubliceerd. Helaas neemt de afrondende fase van het besluit meer tijd in beslag dan verwacht. Ik zeg hierbij toe dat het beleidsbesluit uiterlijk in het vierde kwartaal van 2019 wordt gepubliceerd.
Brondocumenten
-
-
memorie van antwoord EK 35.026 / 35.027 / 35.028 / 35.029 / 35.031 / 35.033, D Bevat bijlage
-
22 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 juni 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
24 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 september 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
30 november 2018
toezegging gedaan
Toezegging Renteontwikkeling (35.300) (T02787)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Knapen (CDA), toe de brief over de gevolgen van de renteontwikkeling ook naar de Eerste Kamer te sturen.
Nummer | T02787 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 29 oktober 2019 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. H.P.M. Knapen (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | renten |
Kamerstukken | Miljoenennota 2020 (35.300) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 4, item 6 - blz. 2
De heer Knapen (CDA): Om dit af te maken: kan het kabinet eens wat strategischer in kaart laten brengen wat langdurige afwezigheid van rente eigenlijk voor een maatschappij betekent?
(…)
Handelingen I 2019-2020, nr. 4, item 6 - blz. 34-35
Minister Rutte: Hoe kijken jullie aan tegen de langdurige afwezigheid van rente? Wat betekent het nou eigenlijk voor een samenleving als je zo lang een lage rente hebt of eigenlijk geen rente? Dat is natuurlijk een belangrijke vraag, omdat deze ontwikkeling een effect heeft op tal van beleidsterreinen. Daar hebben Wopke Hoekstra en Menno Snel, de bewindslieden, overigens een bespiegeling op gegeven in deze Miljoenennota. Ook tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer is toegezegd om te kijken of we dat onderwerp niet nog eens even wat breder en dieper kunnen uitspitten, dus dat gaan we doen. De minister zal dan met een brief komen. Ik zal ervoor zorgen dat die ook naar de Eerste Kamer gaat. Misschien vormt die hier ook wel een aanleiding om er apart over te spreken. Maar die brief komt sowieso ook hiernaartoe.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene politieke beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 4, item 6
-
20 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
29 oktober 2019
toezegging gedaan
Toezegging Het CPB informeren over de suggestie om de discontovoet in de afweging van de methodologie mee te nemen (35.300) (T02799)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe het Centraal Planbureau te informeren over de suggestie van het lid Backer (D66) om de discontovoet in de afweging van de methodologie mee te nemen.
Nummer | T02799 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2019 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | disconteringsvoet Discontovoet houdbaarheidscijfers |
Kamerstukken | Miljoenennota 2020 (35.300) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 6
De heer Backer (D66):
Ik durf het bijna niet, maar ik wil Bas Jacobs toch nog één keer citeren, namelijk met een technische vraag. Is bij de houdbaarheidscijfers de discontovoet van 3%, de hoge reële discontovoet, gezien de rentestanden van de tienjarige Nederlandse staatsobligaties nog reëel? Als dat niet zo is, welke gevolgen heeft dat? Ik heb de minister in de schriftelijke voorbereiding gevraagd naar de methodologie van het CPB. Hij heeft geantwoord dat ze die tegen het licht gaan houden. Mijn vraag is: gaan ze dit dan ook tegen het licht houden? Hij doelde alleen op de productiviteitsstagnatie, maar het lijkt me allebei van belang. In de interruptie van mevrouw Sent kwam de vraag al aan de orde of het CPB bij de projecties nog steeds de goede methode heeft. Ik stel de kwaliteit en de autoriteit van het CPB niet ter discussie. Ik stel alleen vragen die voor ons van belang kunnen zijn bij het begroten.
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 33
De heer Backer (D66):
Voorzitter, ik zou een toezegging aan mijn collega's van GroenLinks natuurlijk niet willen onderbreken, gezien het grote belang. Nog even terug naar de discontovoet. Dank voor het antwoord. Ik bedoelde niet dat wij het CPB dingen in de mond gaan leggen, maar op mijn schriftelijke vragen heeft de minister geantwoord dat het CPB zijn eigen systematiek nog tegen het licht zou houden. Het enige wat ik wil vragen is om dit onderwerp, op welke wijze dan ook, in die afweging mee te nemen, niet om naar ons toe te rekenen, maar als een intellectueel zuivere gedachte.
Minister Hoekstra:
Ik kan me die vraag heel goed voorstellen. Mag ik met de heer Backer afspreken dat ik het Planbureau laat weten dat ik in het debat de suggestie heb gekregen om ons op dit punt te beraden? Dan is het vervolgens aan het Planbureau om daar "yea or nay" tegen te zeggen.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 8
-
25 mei 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging De resultaten van de uitvoering van de Tweede Kamer motie-Dijkhoff aan de Eerste Kamer aanbieden (35.300) (T02800)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Frentrop (FVD), toe de resultaten van de uitvoering van de Tweede Kamer motie-Dijkhoff inzake de ontwikkeling van de Nederlandse bevolking de Eerste Kamer aan te bieden.
Nummer | T02800 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2019 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. P.M.L. Frentrop (Fractie-Frentrop) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | bevolkingsdichtheid Bevolkingsgroei bevolkingsprognose Brede welvaart |
Kamerstukken | Miljoenennota 2020 (35.300) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 1
De heer Frentrop (FVD):
Voorzitter. Dit land is nu echt overvol. Er zijn niet genoeg huizen. De treinen kunnen het aanbod van passagiers niet aan. De wegen slibben dicht. De regering eist van de burgers minder CO2-uitstoot, minder stikstofuitstoot en minder van allerlei chemicaliën in de bodem. Met dit minder-, minder-, minderbeleid denkt de regering de temperatuur op de hele aardbol te kunnen beïnvloeden. Maar ten aanzien van het aantal mensen op de 41.500 vierkante kilometer die Nederland telt, heeft de regering geen doelstellingen. Intussen zien we overal om ons heen de strijd om de beschikbare ruimte: voor woningbouw, voor landbouw, voor industrie, voor transport en voor groen. Daarvoor komen burgers naar het Malieveld, maar het ongebreideld voller worden van Nederland, kwam niet aan de orde bij de Algemene Beschouwingen en we lezen er ook niks over in de stukken die we vandaag bespreken. Kunnen wij de begroting, de Miljoenennota en de Macro Economische Verkenning serieus nemen? De Afdeling advies van de Raad van State riep ons vorig jaar op: "Beschouw het voorgenomen langetermijnbeleid aan hoe het bijdraagt aan brede welvaart." Hoe kunnen we vandaag debatteren over het beleid en zijn effecten op de brede welvaart zonder eerst over de beschikbare ruimte per Nederlander te spreken?
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 37
Minister Hoekstra:
Voorzitter. De heer Frentrop vroeg naar de bevolkingsprognose. Dat klonk mij bekend in de oren. In de Tweede Kamer is bij motie van de heer Dijkhoff gevraagd naar de ontwikkeling van de bevolking. Ik zeg toe dat ik de resultaten van de uitvoering van die motie ook met de Eerste Kamer laat delen zodra ze er zijn. Misschien is dat een goed antwoord richting de heer Frentrop.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 8
-
Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 3
-
-
-
25 mei 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer schriftelijk informeren inzake de stand van zaken betreffende motie-Kox (35.300) (T02801)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe om contact op te nemen met de staatssecretaris van SZW inzake motie-Kox en hierover schriftelijk de Kamer te informeren.
Nummer | T02801 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2019 |
Deadline | 1 april 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP) |
Commissie | commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | kinderarmoede motie-Kox reductiedoelstelling |
Kamerstukken | Miljoenennota 2020 (35.300) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 15
De heer Van Apeldoorn (SP):
Voorzitter. Ondanks het einde van de recessie in 2014, nam de armoede in ons land de afgelopen jaren niet of nauwelijks af en bleef met name het aantal langdurige armen en het aantal kinderen dat in armoede opgroeit, schandalig hoog. De collega van de ChristenUnie, de heer Ester, refereerde daar net ook al aan. Dat aantal is nog steeds hoog. Ook hier is structureel beleid nodig op basis van duidelijke doelen, maar het kabinet weigert de wens van een ruime meerderheid van deze Kamer om ten aanzien van kinderarmoede tot een reductiedoelstelling te komen, zoals is neergelegd in de motie-Kox, uit te voeren. Deze minister beloofde mij tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen van 2017 om "serieus werk te maken van deze motie". Uiteraard hoort de regering altijd serieus werk te maken van een motie van deze Kamer. Sterker nog, de regering hoort die gewoon uit te voeren. Ik vraag de minister dus om zijn belofte van toen nogmaals te bespreken met de staatssecretaris van SZW.
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 39
De heer Van Apeldoorn (SP):
Voorzitter. Ik moest wachten tot het eind van het blokje, maar ik heb nog een paar vragen. Even over de armoede onder kinderen. Daar heeft de minister een paar woorden aan gewijd, maar hoe staat het met de uitvoering van de motie die hier al enkele jaren geleden vrijwel Kamerbreed is aangenomen? De minister heeft toen aangegeven dat hij daar serieus werk van zou gaan maken, maar tot nog toe hebben wij dat niet gezien.
Minister Hoekstra:
Het zat in een ander blok, maar laat ik meteen antwoorden. Mijn waarneming is dat de staatssecretaris — ik had haar vanochtend nog aan de telefoon — daar wel degelijk werk van maakt. Ik zeg onmiddellijk ja tegen het verzoek na de inleiding van de heer Van Apeldoorn in eerste termijn. Zijn vraag was of ik nogmaals met de staatssecretaris in contract wil treden om te kijken wat de stand van het gewas is. Ik maak het nog mooier: ik ga niet alleen met haar in gesprek, ik zal ook zorgen dat zij of ik de heer Van Apeldoorn daar schriftelijk over bericht.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dank voor die toezegging. Ik wacht dat met spanning af en hoop dat er alsnog serieus werk van wordt gemaakt.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 8
-
-
13 oktober 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
7 oktober 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 januari 2020
nieuwe deadline: 1 april 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 december 2019
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer informeren over het overleg met de WRR en de SER inzake de zorguitgaven (35.300) (T02802)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Wever (VVD), toe om de Kamer te informeren over het overleg met de WRR en de SER inzake de zorguitgaven.
Nummer | T02802 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2019 |
Deadline | 1 juli 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Drs. R. Wever (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Bruto Binnenlands Product zorgnorm zorguitgaven |
Kamerstukken | Miljoenennota 2020 (35.300) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 7
De heer Wever (VVD):
Op het gebied van de uitgaven in de zorg blijft de vraag overeind staan, die wij als VVD-fractie al vaker hebben gesteld, of het niet verstandig is om de uitgaven in de zorg op een of andere wijze te koppelen aan de ontwikkeling van het bbp, zowel positief als negatief. Hiermee zou stabiliteit in de ontwikkeling kunnen ontstaan en kan je vaste kaders ontwikkelen waarbinnen zorguitgaven zich mogen bewegen. Daarnaast zal je je moeten blijven inzetten om bijvoorbeeld de kosten van medicijnen te blijven drukken. Hier wordt al hard aan gewerkt. Dat kan je niet alleen nationaal doen, maar dat zal je ook in Europees en in mondiaal verband moeten doen. Ook ten aanzien van de zorg roepen wij op om te blijven streven naar vermindering van regeldruk en bureaucratie. Dat kan nog behoorlijke besparingen opleveren. Wij zijn benieuwd hoe het kabinet daartegen aankijkt.
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 – blz. 43
Minister Hoekstra:
Dan ben ik terug bij de heer Wever, die naar de zorguitgaven vroeg. Hij heeft overduidelijk met de heer De Grave van gedachten gewisseld, want die heeft mij hier ook wel eens gevraagd naar het koppelen van de zorguitgaven aan het bbp. Ik ben het zeer met de VVD-fractie en de heer Wever eens dat het ontzettend belangrijk is om te zorgen dat de zorg, die in Nederland van heel hoge kwaliteit is, van heel hoge kwaliteit blijft. Dat is één. Twee is dat we er met elkaar voor zorgen dat er, ongeacht wat iemand verdient, toegang is tot dat uitstekende systeem. Dat is een enorm voorrecht. Je hoeft maar in Amerika te komen en te zien hoeveel mensen daar met een rottend gebit in hun mond rondlopen om te bedenken wat de repercussies zijn van dat stelsel. En drie: het moet wel organiseerbaar en betaalbaar blijven. Het is heel terecht dat de VVD daar aandacht voor vraagt. Het is overigens zo dat beide ministers, en in het bijzonder de minister voor Medische Zorg, ten aanzien van de hoofdlijnakkoorden en een aantal andere zaken, bijvoorbeeld op het gebied van de medicijnen, proberen paal en perk te stellen aan die kosten. Ik wil me zelf graag laten inspireren door de SER en de WRR en zal dan ook met enthousiasme met beide betrokken bewindspersonen dit dossier hernemen.
(…)
De heer Wever (VVD):
Dank voor de beantwoording van de minister. Ik ben blij dat hij die zorg over de zorg ook uitspreekt. Ik ben erg benieuwd naar het overleg met de WRR en de SER. Op welke termijn wordt dat gevoerd en op welke termijn kunnen wij daarvan een terugkoppeling in deze Kamer krijgen?
Minister Hoekstra:
Ik heb eerder gezegd dat dat heel gedegen gebeurt en dat het er dus niet onmiddellijk is. Ik mag misschien in tweede termijn een inschatting maken van wanneer we denken dat die rapporten er zijn.
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 – blz. 72
Minister Hoekstra:
Ik was de heer Wever nog een antwoord schuldig op een vraag in eerste termijn. Ik kom zo terug op zijn vraag in tweede termijn over de onderzoeken van de WRR en de SER. De WRR is begin 2019 gestart en is eind 2020, begin 2021 klaar, voor de verkiezingen. De SER is voornemens om in het voorjaar van 2020 de verkenning af te ronden. Dan zullen we dat gesprek ongetwijfeld hernemen.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 8
-
Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 3
-
30 januari 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
18 januari 2022
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging Het onderwerp financiële prikkels onder de aandacht brengen bij de ambtenaren die onderzoek doen naar de bouwstenen voor een beter Belastingstelsel (35.300) (T02804)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe het onderwerp financiële prikkels onder de aandacht te brengen bij de ambtenaren die onderzoek doen naar de bouwstenen voor een beter Belastingstelsel.
Nummer | T02804 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2019 |
Deadline | 1 april 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | bouwstenen belastingstelsel financiële prikkels herziening belastingstelsel |
Kamerstukken | Miljoenennota 2020 (35.300) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 56
Mevrouw Sent (PvdA):
Het is heel fijn dat de staatssecretaris dat wil. Ik ben heel erg benieuwd of hij ook bereid is om daarin in te gaan op de nieuwste inzichten van Esther Duflo en Abhijit Banerjee dat financiële prikkels maar beperkt effectief zijn.
Staatssecretaris Snel:
Op zichzelf vind ik dat een heel interessante vraag. Zoals gezegd, vind ik het goed om voor het Belastingplan iets over de arbeidskorting te zeggen. Hele bespiegelingen geven over financiële prikkels en de fiscaliteit lijkt mij in alle eerlijkheid prachtig, maar misschien kunnen we dat doen in de fiscale bouwstenen. Dan kunnen we nadenken over de vraag of al die precieze maatregeltjes wel helpen. Het lijkt mij lastig om die vraag voor de behandeling van het Belastingplan nog helemaal de diepte te geven die ze verdient.
Mevrouw Sent (PvdA):
Dat begrijp ik, dus voor het Belastingplan hoeft dat wat mij betreft niet. Kan de staatssecretaris er een andere deadline aan vastknopen?
Staatssecretaris Snel:
Ik denk dat de vraag hoe de fiscaliteit inclusief prikkels werkt, thuishoort in de bouwstenen voor het stelsel. Ik zal deze wens overbrengen aan de mensen die daarmee bezig zijn. Dat ben ik niet; het is een ambtelijke exercitie.
De voorzitter:
Mevrouw Sent, de derde.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ja, de derde en laatste. Wanneer worden wij over de voortgang geïnformeerd?
Staatssecretaris Snel:
Volgens mij is dat in het eerste kwartaal van volgend jaar, dus redelijk snel.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 8
-
20 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging In de Voorjaarsnota 2021 ingaan op onderbesteding (35.300) (T02805)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe om in de Voorjaarsnota 2021 in te gaan op het onderwerp ‘onderbesteding’.
Nummer | T02805 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 19 november 2019 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | begrotingsbeleid onderbesteding overheidsinvesteringen |
Kamerstukken | Miljoenennota 2020 (35.300) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 1-2
Mevrouw Sent (PvdA):
Het gevolg van de onderbesteding van 2,5 miljard is dat de economie 0,3% minder groeit. Achter die cijfers gaan schrijnende verhalen schuil van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers. Voor rechters en officieren van justitie is het steeds moelijker om hun werk te doen op het niveau waar onze samenleving recht op heeft. Leraren bezwijken onder de werkdruk en krijgen geen eerlijk salaris. Ook het academisch personeel is de werkdruk en de ondermaatse overheidsinvesteringen in het onderwijs zat. Volgens de vakbonden moet er veel meer geld bij Defensie. De zorg schreeuwt om personeel, maar hoge werkdruk jaagt verpleegkundigen weg. En bij de politie piept en kraakt het vanwege het personeelstekort.
Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister van Financiën. Welke inspanningen mogen wij van hem verwachten om het geld wél uit te geven en zichtbare resultaten te boeken? Welke mogelijkheden ziet hij bijvoorbeeld om werken aantrekkelijker te maken voor mensen met een parttimecontract, om zo de werkdruk van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers te verlichten? Ziet de staatssecretaris van Financiën hierin een rol voor zichzelf weggelegd?
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 72
Minister Hoekstra:
Voorzitter. Mevrouw Sent vroeg opnieuw — begrijpelijk ook — aandacht voor de onderbesteding. Zij vroeg mij haar te informeren over hoe dat gaat. Misschien mag ik het zo met haar afspreken dat ik dat in ieder geval doe bij Voorjaarsnota. Het is wel een gesprek dat natuurlijk in de boezem van kabinet begint. Ik zal niet zeggen dat het daar een donker en duister werk is, maar het is wel iets wat ik ook primair met andere bewindspersonen te doen heb. Maar uiterlijk bij Voorjaarsnota zal ik daar de Kamers — meervoud — over informeren.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 8
-
18 januari 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
8 december 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 mei 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
19 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer informeren over het Invest-NL fonds (35.300) (T02806)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vragen en opmerkingen van de leden Wever (VVD), Van Kesteren (CDA), Vendrik (GroenLinks), Backer (D66), Otten (Fractie-Otten) en Schalk (SGP) toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2020 een brief te sturen inzake het Invest-NL fonds waarin hij onder meer ingaat op de ervaringen in het buitenland, de ervaringen met het FES-fonds, het budgetrecht, het type projecten en de governance.
Nummer | T02806 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 12 november 2019 |
Deadline | 1 april 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA) Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten) P. Schalk (SGP) C.C.M. Vendrik (GroenLinks) Drs. R. Wever (VVD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | FES-fonds innovatie Invest-NL investeringen Research and Development |
Kamerstukken | Miljoenennota 2020 (35.300) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 10
De heer Wever (VVD):
(…)
Want ondanks die aangekondigde onderzoeken willen we al snel aan de slag met een investeringsfonds, lezen wij. Dit roept toch een aantal vragen op.
Ten eerste. Moet je niet eerst die onderzoeken afronden om te bezien wat de strategie is voor de komende jaren? Ten tweede. Zijn die onderzoeken geen basis voor een op te stellen groeiagenda? Ten derde. Is die groeiagenda vervolgens niet de basis voor een investeringsfonds? We hebben de investeringen voor 2019 positief ontvangen. Daarbij hebben we met het kabinet prioriteiten gesteld. Wat is de stand van zaken rondom deze investeringen?
Daarnaast maken we ons zorgen over het mogelijke voornemen om schulden aan te gaan voor een investeringsfonds. We zijn het met de premier eens dat je geen schulden moet aangaan voor consumptieve bestedingen, maar we hebben evenzeer twijfels bij het aangaan van schulden voor een investeringsfonds. We vinden in het kader van verantwoord financieel beleid dat de overheid niet nog meer schulden moet aangaan, ook al staat de rente op nul. Schulden moet je terugbetalen. Ook de Macro Economische Verkenningen en de Raad van State maken op dit punt kritische opmerkingen. We pleiten er nadrukkelijk voor om middelen vrij te maken in de reguliere begroting en om afspraken te maken over een percentage dat je mag inzetten voor zo’n investering.
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 15
De heer Vendrik (GroenLinks):
De minister zei in de Tweede Kamer dat dit fonds moet bijdragen aan de lange termijn economische groei, en de minister van EZK werkt dus aan een groeiagenda. Dat klinkt toch een beetje ouderwets. Ik zou de minister in dit verband ter inspiratie om een reactie willen vragen op een prachtige publicatie van een groep topeconomen uit september jongstleden, werkzaam voor de OESO, Beyond Growth: Towards a New Economic Approach. Dat zou de leidraad van het investeringsfonds moeten zijn en de agenda van de minister van Economische Zaken en het kabinet. Wat betreft de GroenLinksfractie werkt het kabinet dus aan een publieke Investeringsagenda, die de brede welvaart en de daaraan verbonden transities als uitgangspunt neemt. Wij spreken daarom liever van een transitiefonds. Maar is dat nou ook de keuze van dit kabinet? Ik hoor het nog niet op deze manier verwoord. Ik hoor wel de minister van Financiën praten over nieuwe technologie, robotisering, artificial intelligence en vergrijzing, en dat is allemaal reuzerelevant, maar toch niet sturend of leidend voor deze Investeringsagenda en dit fonds?
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 18
De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):
Oké,
Ik was bij het fonds waarvan ik zei dat de transitie veel geld zal kosten. Tegelijkertijd is het noodzakelijk om lastenstijgingen voor burgers en bedrijven binnen de perken te houden. Dat betekent dat wij collectief veel kosten voor onze rekening zullen moeten nemen. Een fonds kan hierbij een goed middel zijn. Veel sectoren, landbouw, industrie, energie, bouw en transport, zullen moeten veranderen. Die verandering moet niet alleen leiden tot een beter klimaat, maar ook tot een structureel sterkere economie. Graag de visie van het kabinet hierop.
Het inzetten van een fonds kan ook dienstig zijn bij het bestrijden van een eventuele terugval van de economie. Meestal gaat de overheid bezuinigen als er geen economische groei is. Dat is ook bij de laatste crisis gebeurd en heeft de problemen vergroot in plaats van verkleind. We moeten daarvan leren. Een goed gevuld fonds kan, als het minder gaat, de economie op peil houden via investeringen, met de nadruk op investeringen. Het moet hier niet gaan om consumptieve uitgaven. Ook hierop graag een reactie van het kabinet.
Dat er enige spanning is ontstaan met de zogenaamde zalmnorm, zoals de Raad van State signaleert, vraagt om een nadere reactie van het kabinet.
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 7
De heer Backer (D66):
Voorzitter, ik wil daar nu niet gedetailleerd op ingaan. De discussie over dat fonds wordt gevoerd. Het kabinet komt in het laatste kwartaal met een brief. Ook naar de wijze waarop dit wordt ingericht en wat de minister van Financiën daarover gaat zeggen, kijk ik met grote spanning uit. Ik en mijn fractie staan open voor allerlei opties, maar waar ik niet voor opensta, is een fonds dat geheel op afstand wordt gezet en zich gaat onttrekken aan de controle van de wetgevende macht, de Kamers, hierop. Ik denk dat er genoeg fondsen bekend zijn. Ook de Rekenkamer heeft nog weleens een rapport uitgebracht over de revolverende fondsen. Ik denk dat dat een punt is waar we heel goed naar moeten kijken.
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 24
De heer Schalk (SGP):
(…)
Zowel bij de uitgaven als bij de inkomsten worden de vastgestelde plafonds en kaders overschreden, deels om het pensioen- en Klimaatakkoord mee te bekostigen, maar ook om het miljardencadeau aan de burgers mee te financieren. En wellicht wordt er straks ook nog geleend om een investeringsfonds op te zetten. Dit heb ik ook aangekaart tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. De minister-president probeerde zich hieruit te redden met een voor mij splinternieuwe term, namelijk de kadercorrecties. Ik vond het wel leuk gevonden, maar niet overtuigend. Daarom de volgende vragen over de lastenverlichting. Klopt het dat daarmee de vastgestelde kaders en normen worden overschreden? Moet ik constateren dat daarmee de zalmnorm is losgelaten?
Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 45
Minister Hoekstra:
Maar ik kan nu alvast zeggen dat we heel nadrukkelijk twee dingen met elkaar zullen willen verenigen. Aan de ene kant wil je ervoor zorgen dat projecten echt voldoen aan die doelstellingen die ik net noemde en daadwerkelijk bijdragen aan het verdienvermogen. Dat vraagt dus een grote mate van disciplinering, en dat betekent ook iets voor het detailniveau waarop kan worden bijgestuurd. Dat is de ene kant. De andere kant is natuurlijk dat uiteindelijk, zoals bij alles, de Staten-Generaal het laatste woord heeft, en dat moet ook in een democratie. Dat zal hier dus ook gelden. We zullen heel nadrukkelijk daarbij ook kijken naar wat er nou heeft gewerkt in het buitenland, wat de ervaringen zijn geweest met het FES-fonds. Sommigen hier zullen dat herkennen. Je mag denk ik zeggen dat dat FES-fonds goed is begonnen, maar dat het uiteindelijk voor allerlei andere dingen is benut. Daar zullen wij dus op terugkomen, voorzitter.
En om heel veel teleurstelling bij de interrupties te voorkomen, wil ik nog wel benadrukken dat ik nu niet zal ingaan op de volgende vragen. Welke typen projecten worden het exact? Hoe komt die governance er precies uit te zien? Hoe zullen we het budgetrecht vormgeven? Hoe groot de verleiding ook is om uit de school te klappen over de enthousiasmerende gesprekken die ik met collega Wiebes en experts heb, ik ga echt wachten met het ingaan op die vragen tot het eerste kwartaal van 2020. Dat wil ik dan in één keer in alle rijkheid doen.
(…)
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat fonds heeft hele grote risico's. Dat soort zaken komt toch vaak meer voort uit de private sector. Mijn eerste vraag is dus: waarom geen lastenverlichting en wel geld lenen voor een fonds? En mijn tweede vraag gaat over buitenlandse fondsen waar naar wordt gekeken. Daar had de minister het over. Welke specifieke buitenlandse fondsen heeft hij dan op het oog als voorbeeld voor dat fonds, dus zeg maar als voorbeeld voor het Hoekstrafonds?
(…)
De heer Otten (Fractie-Otten):
We hebben het al gehad over de collectieve lastendruk. Nu gaat u nog meer via de overheid doen. U trekt nog meer geld weg dat niet bij de lastenverlichting terechtkomt, maar bij dat fonds. Ik hoor artificial intelligence, infrastructuur, het hoeft geen rendement op te leveren. Wat gaat dat fonds nou precies doen? Het wordt me eigenlijk een steeds groter raadsel wat het fonds precies gaat doen.
Brondocumenten
-
Voortzetting Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 8
-
Algemene financiële beschouwingen Verslag EK 2019/2020, nr. 7, item 3
-
25 mei 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer tijdig te betrekken bij discussies in OESO-verband en schriftelijk op de hoogte te stellen over OESO-voorstellen die voor Nederland relevant zijn (35.241/35.305) (T02821)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe de Kamer tijdig te betrekken bij discussies in OESO-verband en schriftelijk op de hoogte te stellen over OESO-voorstellen die voor Nederland relevant zijn.
Nummer | T02821 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 10 december 2019 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Anti Tax Avoidance Directive 2 bronheffing heffingsrechten OESO |
Kamerstukken | Wet bronbelasting 2021 (35.305) Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 28
De heer Essers (CDA):
De bij een oorlogssituatie passende retoriek van collateral damage en de daarbij horende mentaliteit, zie je ook terug bij een tweetal wetsvoorstellen die deel uitmaken van het belastingpakket dat wij vandaag en morgen behandelen. Deze wetsvoorstellen, de bronheffing op rente en royalty's alsmede ATAD 2, worden door de regering "prohibitieve heffingen" genoemd. Daarmee bedoelt men heffingen die, als het goed is, budgettair niets zullen opleveren omdat belastingplichtigen er wel voor zullen waken om ermee te maken te krijgen. Dat mag zo zijn, het blijft echter toch goed voorstelbaar dat bedrijven in de praktijk wel degelijk met deze heffingen kunnen worden geconfronteerd. Zeker, fraude en agressieve belastingontwijking moeten worden tegengegaan, daar is ook de CDA-fractie van overtuigd en daarin steunt zij de staatssecretaris, maar door de gecompliceerdheid van de desbetreffende bepalingen zou je er ook als bonafide bedrijf zomaar mee te maken kunnen krijgen. Alle ondernemingen moeten bij alle intraconcern rente- en royaltybetalingen nagaan en vastleggen of de conditionele bronbelasting wel of niet van toepassing is. Leidt dit niet tot een disproportionele uitvoeringslast, zo vraag ik de staatssecretaris. Is overigens bij de Wet bronbelasting de kans niet groot dat deze wet volgend jaar, nog voordat zij is ingevoerd, weer dient te worden aangepast naar aanleiding van de afspraken in de OESO over pijler 2? Waarom niet een jaar gewacht met deze wet? Vindt de staatssecretaris ook niet dat nu de OESO zich steeds meer gaat bemoeien met de verdeling van heffingsrechten, nadrukkelijke betrokkenheid van het parlement vooraf gewenst is, als het gaat om de beoordeling en acceptatie van OESO-voorstellen?
Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 18
Staatssecretaris Snel:
Het kan zijn dat er straks een OESO-voorstel komt dat voor Nederland belangrijk is. De heer Essers vroeg in verband daarmee of wij de Kamer hierover voldoende informeren, omdat die OESO-voorstellen uiteindelijk best vergaand kunnen zijn. Ik ben het volmondig met hem eens dat wij dat absoluut moeten doen. Het parlement moet tijdig betrokken worden bij de discussies die in OESO-verband gaande zijn. Ik heb de Tweede Kamer in mijn brieven van 10 oktober en 14 november jongstleden geïnformeerd over de stand van zaken. Ik ben voornemens om ook uw Kamer gedurende het proces met dit soort brieven op de hoogte te stellen, dat zeg ik ook indirect tegen de mensen die dat dan doen. Dan kunt u dat zelf rechtstreeks volgen, zonder op de lijsten van de Tweede Kamer te hoeven kijken.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 12, item 12
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 11, item 3
-
20 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
10 november 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
5 november 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de uitkomsten van de plenaire vergadering van het Inclusive Framework van de OESO d.d. 8 en 9 oktober 2020 en over de blauwdrukken voor een herziening van het internationale winstbelastingsysteem
Op 10 november 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK 32.140 / 35.241 / 35.305, G
-
-
6 oktober 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de blauwdrukken voor een herziening van het internationale winstbelastingsysteem
Op 6 oktober 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK 32.140 / 35.241 / 35.305, E
-
-
22 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 februari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 februari 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
10 december 2019
toezegging gedaan
Toezegging Doorgeleiden verzoek afschrift beleidsreactie advies Adviescommissie belastingheffing van multinationals (35.430) (T02847)
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe het verzoek om een afschrift van de beleidsreactie op het advies van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals door te geleiden naar de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst.
Nummer | T02847 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 april 2020 |
Deadline | 1 juli 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Kamerleden | Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | ATAD1 ATAD2 belastingheffing beleidsreactie multinationals |
Kamerstukken | Tweede incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2020 inzake Noodpakket banen en economie (35.430) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 5, p.1 en 4
Mevrouw Sent
In de schriftelijke behandeling hebben we aandacht gevraagd voor het belang voor bedrijven om meer met eigen vermogen en minder met vreemd vermogen te worden gefinancierd, geheel in lijn met een motie van het lid Koolmees. We zijn ook blij dat daar al stappen worden gezet. De Adviescommissie belastingheffing van multinationals besteedt hier aandacht aan. Het kabinet zal de aanbevelingen bestuderen en verwacht deze zomer met een beleidsreactie te komen. Graag vraag ik de toezegging om de beleidsreactie tijdig met de Eerste Kamer te delen, zodat we ook daar van gedachten over kunnen wisselen.
Minister Koolmees
Mevrouw Sent verwees naar een motie die ikzelf als woordvoerder fiscaliteit een aantal jaren geleden in de Tweede Kamer heb ingediend samen met de heer Nijboer en mevrouw Schouten. Het is leuk om af en toe nog geconfronteerd te worden met je verleden. Dit is wel het dossier van de staatssecretaris van Financiën. Ik zal het verzoek aan hem doorgeleiden. Ik denk dat er ook wel een kabinetsreactie komt op het rapport van vorige week. Zoals ik gisteren ook in de schriftelijke set heb aangegeven — het is een beetje een hobby van mij; ik vind dat gewoon leuk — zijn er natuurlijk in ATAD 1 en ATAD 2 wel degelijk stappen gezet in het fiscaal gelijker behandelen van eigen en vreemd vermogen. Maar dat weet mevrouw Sent.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 25, item 5
-
20 april 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
13 oktober 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
7 oktober 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst over de kabinetsreactie naar aanleiding van het rapport "Op weg naar balans in de vennootschapsbelasting"
Op 29 september 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK 35.430, G
-
-
21 april 2020
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer jaarlijks informeren over adequate beheersing integriteitsrisico's bij banken en enkele andere elementen (35.245) (T02914)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Sent (PvdA), Otten (fractie-Otten), Van Rooijen (50PLUS) en Ester (ChristenUnie) toe de Kamer via de jaarlijkse zbo-route proactief te informeren over de vorderingen die banken maken teneinde integriteitsrisico’s adequaat te beheersen, alsmede over enige andere elementen.
Nummer | T02914 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 april 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten) drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | antiwitwasrichtlijn integriteit integriteitsrisico's witwassen zbo-route |
Kamerstukken | Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.4
Mevrouw Sent (PvdA):
Daarnaast concludeert De Nederlandsche Bank uit eigen onderzoek dat verschillende banken veel te weinig onderzoek doen naar wie hun klanten zijn. Ook de verplichte onderzoeken die banken moeten uitvoeren naar transacties van klanten zijn bij meerdere banken gebrekkig, aldus de toezichthouder. Volgens de minister zal DNB erop toezien dat de inspanningen zodanig zijn dat de banken integriteitsrisico's adequaat beheersen. De minister zal met DNB in gesprek blijven over de vorderingen die de sector hierbij maakt. Graag krijgt mijn fractie van de minister gedetailleerd zicht op deze vorderingen. Welke investeringen zijn er gepleegd in de expertise en nieuwe technologieën? Hoe is het juiste klimaat voor de beheersing van integriteitsrisico's gecreëerd? Hebben bankbestuurders zich persoonlijk gecommitteerd aan het voorkomen van betrokkenheid van banken bij financieel-economische criminaliteit?
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.9
Minister Hoekstra:
Mevrouw Sent vroeg nog of ik met De Nederlandsche Bank in gesprek wil blijven en inzicht wil blijven geven in de vorderingen die daar worden gemaakt. Heel graag. Ik word zelf jaarlijks door DNB geïnformeerd over de zbo-verantwoording. De eerste rapportage wordt binnenkort openbaar. Ik zeg mevrouw Sent toe dat ik die ook expliciet met de Eerste Kamer zal delen. Overigens heeft dit onderwerp met grote regelmaat de aandacht van de ambtelijke contacten met DNB en komt dit met regelmaat voorbij in het tweewekelijkse gesprek dat ik heb met de president. Ik zeg mevrouw Sent toe dat ik de Kamer hierover proactief zal informeren via de jaarlijkse zbo-route.
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.14
Heer Otten (Fractie-Otten):
In aanvulling hierop. Ik wil de minister toch ook niet teleurstellen naar aanleiding van het percentage. In Amerika zijn onderzoeken gepubliceerd — die kan ik u ook doen toekomen — waarin staat dat, volgens Amerikaanse bronnen, met ongeveer 1% van de cryptotransacties iets niet in de haak zou zijn. Ik weet natuurlijk niet of dat in Europa vergelijkbaar is; het zal eerder minder zijn, denk ik. Mocht u er nog meer over kunnen vinden, dan horen we dat graag. Maar ik hoor van veel mensen dat er in de praktijk een veel groter probleem is met creditcards.
Minister Hoekstra:
Laten we het volgende doen. Ik probeerde met mijn relativerende opmerking juist ook in alle ernst aan te geven dat we hierover gewoon heel veel nog niet weten. De heer Otten heeft natuurlijk groot gelijk als hij zegt dat we met creditcards, die er natuurlijk al veel langer zijn, enorm veel gelazer hebben, om het even huiselijk te zeggen. Dat nog even afgezien van het feit dat we allemaal weten dat veel criminelen voor de biljetjes van 100 tegenwoordig gebruikmaken van een weegschaal en niet meer van telmachines. Op het gebied van contant geld hebben we dus ook nog een enorm probleem. Het is dus en-en-en. Maar ik houd me aanbevolen voor die statistieken. Laat ik afspreken dat we proberen om de informatie die er is, ook op dit gebied, volgend jaar met de Kamer te delen in de rapportage die ik al toegezegd heb aan mevrouw Sent.
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.14-15
Heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister sprak over innovatie, virtueel geld en bitcoins. Hij maakte daar, heel begrijpelijk, positieve kanttekeningen bij. Het is niet iets voor vanavond maar voor later, denk ik, maar ik vroeg me even af of dat niet een steeds groter probleem is voor de Belastingdienst. Ik doel dan op de controle, en het zorgen dat we een juist inzicht hebben in de belastingschuld.
[…]
Minister Hoekstra:
Laat ik het nuanceren. Ik heb grote zorgen op het gebied van witwassen, en vooral over wat dat doet met de samenleving. Daar heb ik grote, grote zorgen over. Ik heb ook aangegeven dat ik vind dat we echt met elkaar een been moeten bijtrekken. Daarom was ik het ook eens met de vragen van mevrouw Karimi, de heer Ester en anderen. Dat geldt voor de banken, justitie en politie, het ministerie van Financiën en De Nederlandsche Bank, dus alle betrokken partijen. Dat is twee. Drie is de vraag van de heer Van Rooijen: is het dan ook zo dat er nu door die crypto-ontwikkelingen een belastingprobleem ontstaat? Eerlijk gezegd denk ik dat dat niet het grootste probleem is. Daarvoor is de omvang te klein. Ook gaat het toch vaak om geld dat überhaupt al in criminele handen is. Het is dus toch echt wat anders dan wat de gemiddelde Nederlander doet, want die die krijgt z'n geld gewoon via z'n loonstrookje overgemaakt, en dat gebeurt in het volle licht. Maar laat ik het volgende doen. Ik voeg het toe aan de rapportage die ik mevrouw Sent heb toegezegd en die ik al drie keer heb verfraaid tijdens dit debat. Dat doe ik nu dus een vierde keer en ik sluit niet uit dat het zo meteen nog een keer gebeurt. Maar ik wil de heer Van Rooijen niet op voorhand blij maken, want ik denk niet dat dit het grootste probleem is dat de Belastingdienst heeft.
[…]
De heer Ester (ChristenUnie):
Ik was blij met de duiding van de minister van de voor- en nadelen van cryptovaluta. Het is zonneklaar dat daar misbruik van wordt gemaakt door allerlei criminelen. Dat is helder. We weten niet goed hoe groot dat is, maar misschien is dat ook niet het allerbelangrijkste punt. Het gaat om de enorme negatieve uitwerking ervan op de samenleving en op de economie. Maar we hebben ook de behoefte om de start-upwereld, waar velen van ons iets mee hebben, niet in dat verdomhoekje te zetten. Dat is al door verschillende woordvoerders gezegd. Hoe kunnen we dat nou het beste doen? U zou kunnen overwegen om bijvoorbeeld de start-upwereld in te schakelen om die boeven waar u het over heeft boven water te krijgen, misschien met inzet van hun eigen technologie. Schakel ze ook op een hele positieve manier in! Zou ik u daartoe kunnen verleiden?
Minister Hoekstra:
Absoluut, absoluut. Ik heb geprobeerd te zeggen dat het ermee begint dat het natuurlijk fantastisch is dat dat in Nederland gebeurt. Ik meen ook van harte wat ik eerder richting de heer Otten zei. Er vindt überhaupt heel veel innovatie plaats in Nederland, ook op dit specifieke terrein. Ik blijf dat benadrukken, omdat wij hier ook vaak praten over de problemen die er zijn. Als je niet uitkijkt, wekt dat de suggestie alsof alles wat zich in een bepaalde sector afspeelt, een probleem is, maar daar is helemaal geen sprake van. We hebben ook heel nauw contact met deze sector, ook breder, over wat de fintechagenda is van het kabinet. Ik vind het een interessante gedachte om specifiek aan deze bedrijven te vragen hoe zij zouden kunnen helpen. Het gaat er niet zozeer om om te zeggen dat wij het fantastisch vinden dat zij er zijn, maar om hoe zij met alle kennis en kunde die er bestaat, kunnen helpen. Dat vind ik een interessante gedachte en die ga ik graag meenemen. Ik vermoed dat de heer Ester dat over een jaar in dat kattenbelletje aan mevrouw Sent ook wil teruglezen.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 25, item 10
-
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 april 2020
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer te informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen onderzoek overlap geldstromen witwassen en belastingontwijking (35.245) (T02916)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Karimi (GroenLinks) en Sent (PvdA), toe de Kamer in de reguliere beleidscyclus rond witwassen te blijven informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen inzake het onderzoek hoe groot de overlap is tussen kapitaalstromen waar witwassen plaatsvindt en kapitaalstromen waar belastingontwijking plaatsvindt.
Nummer | T02916 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 21 april 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | F. Karimi (GroenLinks-PvdA) Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | belastingontduiking geldstromen onderzoek witwassen |
Kamerstukken | Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.1
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Mijn fractie is ook benieuwd naar de stand van zaken van het onderzoek naar de relatie tussen witwassen en belastingontwijking, zoals gevraagd in de motie-Snels/Groothuizen in de Tweede Kamer, bij de behandeling van deze wetsvoorstellen. Kan de minister een tipje van de sluier oplichten en aangeven waar we staan? Wanneer verwacht de minister de resultaten van dit onderzoek te presenteren? Zou de minister de resultaten van dat onderzoek ook naar de Eerste Kamer willen sturen?
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.4
Mevrouw Sent (PvdA):
Voorzitter. In het debat in de Tweede Kamer is uitvoerig stilgestaan bij de grote overlap tussen witwassen en belastingontwijking. Daar is geconstateerd dat, terwijl de aanpak van witwassen vooral Europese aandacht krijgt, de aanpak van belastingontwijking juist op nationaal niveau is belegd. Ook hier verwees mevrouw Karimi van GroenLinks al naar. Middels een aangenomen motie is de minister opgeroepen onderzoek te doen naar hoe groot die overlap is tussen kapitaalstromen waar witwassen plaatsvindt en kapitaalstromen waar belastingontwijking plaatsvindt. Graag vraag ik, net als mevrouw Karimi, de minister om ons nu al als tussenstand te informeren over de voorlopige bevindingen uit dit onderzoek. Kan de minister daarbij bevestigen dat de aanpak van belastingontwijking net als de aanpak van witwassen geharmoniseerd dient te worden?
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.12
Minister Hoekstra:
Mevrouw Karimi vroeg ook nog of ik wil blijven informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen. Dat zal ik zonder meer doen. Met haar goedvinden neem ik dat dan mee in de reguliere beleidscyclus rond witwassen. Dan zorg ik dat de Eerste Kamer minimaal en misschien ook wel maximaal een keer per jaar over wordt geïnformeerd. Vaker zou kunnen, maar om het enige substantie te geven is dat misschien goed.
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.18
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Ik heb ook gevraag hoe het eigenlijk zit met het onderzoek dat uitgevoerd zou worden naar aanleiding van de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen. Ik hoor daar graag in de tweede termijn een antwoord op van de minister.
Mevrouw Sent (PvdA):
Ik heb, net als mevrouw Karimi, nog een antwoord gemist op de vraag over de motie, en de tussenstand bij de relatie tussen witwassen en belastingontwijking.
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.20
Minister Hoekstra:
Voorzitter. Er was volgens mij nog één vraag die mevrouw Karimi en ook mevrouw Sent rappelleerden, namelijk de tussenstand van het onderzoek naar de overlap van kapitaalstromen van witwassen en belastingontwijking. Volgens mij hebben zij daar beiden naar gevraagd. Dat was een motie van december vorig jaar. Dat wordt gewoon in de reguliere beleidscyclus over witwassen meegenomen. Daar heb ik nu geen nieuw of eerder inzicht in, maar dit onderwerp is bekend. We kijken ook periodiek naar de grootste witwasrisico's. Het WODC verricht ook die analyses. Er wordt op dit moment de hand gelegd aan de nieuwe nationale risicoanalyse. Ik wil eerst even kijken in hoeverre die ingaat op de samenhang met belastingontwijking. Als die analyse daar onvoldoende inzicht in biedt, dan gaan we dat nog meenemen in een update. Maar ik kan daar op dit moment niet meer over zeggen.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 25, item 10
-
2 november 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 april 2020
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer voor de zomer een zoek-de-verschillenanalyse toe te zenden waarbij de aanbevelingen van de FATF naast de huidige implementatie van de antiwitwasrichtlijn worden gelegd (35.245) (T02917)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe de Kamer voor de zomer een zoek-de-verschillenanalyse toe te zenden waarbij de aanbevelingen van de FATF naast de huidige implementatie van de richtlijn worden gelegd.
Nummer | T02917 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 21 april 2020 |
Deadline | 1 juli 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. E.M. Sent (PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | antiwitwasrichtlijn zoek-de-verschillenanalyse Financial Action Task Force |
Kamerstukken | Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245) |
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.18
Mevrouw Sent (PvdA):
We hebben gevraagd naar de termijn van de implementatie van de verdergaande eisen in Nederland. Daarover heeft ook mevrouw Karimi de minister in een interruptie bevraagd. Ik vraag me nog af of het mogelijk is om de aanbevelingen van de Financial Action Task Force naast de huidige implementatie van de richtlijn te leggen, en daarbij aan te geven wat er niet is overgenomen en waarom niet, en op welke termijn we dat mogelijk wel geïmplementeerd krijgen in Nederland. Het zou voor ons voor het vervolg zinvol zijn om daar een overzicht van te krijgen.
Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.21
Minister Hoekstra:
Nu mevrouw Karimi en ik dit misverstand uit de weg hebben geruimd, zo hoop ik, ben ik bij mevrouw Sent aangekomen. Ik dank haar voor haar brede steun. Ik heb haar zo begrepen dat zij eigenlijk zegt: kunnen we de FATF niet nog eens naast het wetsvoorstel leggen en concluderen wat er wel en niet is overgenomen? Verreweg het meeste is overigens overgenomen. En kunnen we dan over een jaar kijken welke stukjes je daarvan wellicht zou willen omzetten? Ik wil haar toezeggen dat we die zoek-de-verschillenanalyse voor de komende zomer doen. Dat is ook het meest logisch, omdat we nu dit debat voeren. Het oordeel of onderdelen daarvan zich lenen om over een jaar meegenomen te worden in een nieuwe wet, in een veegwet of wat dan ook, wil ik niet ook al nu geven. Want dat past dan ook precies in wat we eerder hebben besproken, namelijk in die bredere analyse en bredere tussenstand. Ik zou dat op die manier willen doen.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 25, item 10
-
6 juli 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-
brief van de minister van Financiën over de verschillen tussen de aanbevelingen van de FATF op het gebied van virtuele valuta en de implementatie van de herziene vierde anti-witwasrichtlijn
Op 6 juli 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, H
-
-
21 april 2020
toezegging gedaan