Rappelabele toezeggingen Financiën (Totaaloverzicht februari 2022)



Dit is het rappel tot 01-01-50.

 




Toezegging Fundamentele wijzigingen in de fiscale wetgeving voor de BES in een apart wetsvoorstel (32.189/32.190/32.276) (T01258)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Doek (CDA), toe om niet-omvangrijke, maar wel ingrijpende en fundamentele, wijzigingen in de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden in een apart wetsvoorstel aan het parlement voor te leggen.


Kerngegevens

Nummer T01258
Status openstaand
Datum toezegging 14 december 2010
Deadline 1 januari 2012
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Caribisch Nederland
fiscale wetgeving
Kamerstukken Invoeringswet fiscaal stelsel BES (32.276)
Douane- en Accijnswet BES (32.190)
Belastingwet BES (32.189)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 6

Doek (CDA):

Een volgend punt is de toekomstige behandeling van fiscale wetgeving op de BES-eilanden. De regering is voornemens, toekomstige wetgeving niet anders te behandelen dan andere fiscale wetgeving in Nederland. In de woorden van de regering: "Dit betekent dat omvangrijke en ingrijpende wijzigingen in, of een gedeeltelijke of algehele herziening van de Belastingwet BES et cetera veelal een eigen wetsvoorstel zullen rechtvaardigen. Echter, wijzigingen die samenhangen met de koopkracht van de inwoners van de BES-eilanden of een overzienbare hoeveelheid wijzigingen in één of meerdere fiscale wetten voor de BES-eilanden kunnen naar de mening van de regering meelopen in de jaarlijkse belastingplancyclus." De CDA-fractie kan zich echter wel degelijk voorstellen dat er sprake kan zijn van niet omvangrijke maar wel ingrijpende wijzigingen. Uit de tekst zou je kunnen afleiden dat het alleen zou gaan om omvangrijke én ingrijpende wijzigingen. In het geval dat de wijziging niet omvangrijk is maar wel ingrijpend, hechten wij er dan ook aan dat de voorstellen in aparte wetsontwerpen aan het parlement worden voorgelegd.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 11

Staatssecretaris Weekers:

De heer Doek heeft ook gevraagd of niet-omvangrijke, maar wel ingrijpende wijzigingen een apart wetsvoorstel rechtvaardigen. Toekomstige wijzigingen in de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden wil ik eigenlijk niet anders behandelen dan andere wijzigingen in de Nederlandse fiscale wetgeving. Dit brengt met zich dat ik het met de leden van de CDA-fractie eens ben dat ingrijpende wijzigingen een eigen wetsvoorstel kunnen rechtvaardigen. Desalniettemin kunnen naar mijn mening wijzigingen die samenhangen met de koopkracht van de inwoners van de BES-eilanden of een overzienbare hoeveelheid wijzigingen in één of meerdere fiscale wetten voor de BES-eilanden in de jaarlijkse belastingplancyclus meelopen. Ik sta in dit kader dezelfde aanpak voor als te doen gebruikelijk bij de Nederlandse belastingwetgeving. Als wij bepaalde fundamentele wijzigingen willen doorvoeren en dit buiten het bestek van het belastingplan kan en dus buiten de tijdsdruk die daarop zit, ken ik de wens van de Eerste Kamer om dit op een eerder moment in het jaar te doen. Als dit mogelijk is, zal ik het zeker niet nalaten. Ik wil echter geen aparte behandeling voor de fiscale BES-wetgeving en Europees Nederlandse fiscale wetgeving.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 20

Doek (CDA):

Namens mijn fractie had ik nogal aangedrongen op een bepaalde wijze van behandeling van wetsvoorstellen met betrekking tot de BES-eilanden. De staatssecretaris trok in verband daarmee een parallel met het Nederlandse belastingstelsel, de wijze waarop wij dit doen voor de Nederlandse belastingwetten. Mag ik hem er toch op wijzen dat het ook daarbij lang heeft geduurd voordat deze Kamer het voor elkaar had dat dingen zoals de Bosal-wetgeving werden geregeld. Met deze wetgeving heeft de staatssecretaris aan de andere zijde ook zelf te maken gehad. Deze zat eerst in het belastingpakket. Bij amendement is ze er in de Tweede Kamer uitgehaald, zodat wij daarover in deze Kamer apart konden oordelen. Ik dring er met name op aan om ter zake van de fiscale wetgeving voor de BES-eilanden een zekere mildheid te betrachten, omdat de gevoeligheid aan die kant, bij inwoners van die landen, toch anders ligt dan in het heel professioneel georganiseerde Nederland. In het kader van het omgaan met nieuwe inwoners van het Rijk, lijkt het mij verstandig om dit waar het maar enigszins kan, toch in een apart wetsvoorstel te doen. Dat hoeft dan niet als het om de gewone aanpassing van tabellen gaat et cetera, tenzij dit grote wijzigingen zijn.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 23

Staatssecretaris Weekers:

Verder verzocht de heer Doek mij om mildheid te betrachten. Hij vroeg om zaken die veranderd worden in het kader van het fiscale BES-dossier niet te verstoppen in het belastingplan en om daar aparte wetgeving voor te ontwerpen. Als wij in het kader van de koopkrachtdiscussie of anderszins kleine reparaties moeten doen, lijkt het mij zinvol deze in het belastingplan op te nemen. Als er fundamentele zaken aan de orde zijn, ook al hebben zij een gering materieel belang, lijkt het mij goed om deze in een apart wetsvoorstel op te nemen, als dat ook maar enigszins mogelijk is, gelet op de tijd die daarvoor nodig is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Om misbruik van het fiscaal systeem op de BES-eilanden te voorkomen en daarover te rapporteren (32.189/32.190/32.276) (T01261)

De staatssecretaris van financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Doek (CDA), Ten Hoeve (OSF), Ten Horn (SP) en Laurier (GroenLinks), toe dat de belastingdienst structureel gaat monitoren op enig misbruik van het fiscale systeem op de BES-eilanden. Verder zegt de staatssecretaris toe dat hierover in het belastingplan 2013 gerapporteerd zal worden. Daarnaast zegt de staatssecretaris toe dat reparatievoorstellen tussentijds ingediend zullen gaan worden als blijkt dat het fiscale systeem op de BES-eilanden niet werkt zoals verwacht. Deze zullen worden voorgelegd aan de Kamer.


Kerngegevens

Nummer T01261
Status deels voldaan
Datum toezegging 14 december 2010
Deadline 1 januari 2012
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden drs. H.A. Doek (CDA)
drs. H. ten Hoeve (OSF)
dr. G.H.M.M. ten Horn (SP)
drs. J.P. Laurier (GroenLinks)
Commissie commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Caribisch Nederland
fiscaal stelsel
Kamerstukken Invoeringswet fiscaal stelsel BES (32.276)
Douane- en Accijnswet BES (32.190)
Belastingwet BES (32.189)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 6

Doek (CDA):

Met betrekking tot de vestigingsplaatsfictie is onze fractie het met de regering eens dat de voorwaarden die aan lichamen worden gesteld om niet als gevestigd in Nederland te worden beschouwd, een voldoende barrière opwerpen voor het type offshorevennootschappen dat uitsluitend om fiscale redenen gevestigd zou worden op een van de BES-eilanden. Gezien de internationale gevoeligheid, waarbij ook Nederland sterk is betrokken, is het echter van het grootste belang dat de staatssecretaris de ontwikkelingen op dit vlak nauwgezet in de gaten houdt. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij dit gaat aanpakken?

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 7

Ten Hoeve (OSF):

De opbrengstbelasting en de vastgoedbelasting zijn waarschijnlijk in de omstandigheden van de drie kleine eilanden op zich een goede oplossing om de reële bedrijvigheid op een controleerbare manier te belasten en zelfs om allerhande andere bedrijven, financiële instellingen en stichtingen die aan de kwalificatie-eisen voldoen en die qua werkgelegenheid niet al te veel opleveren toch iets aan de overheid te laten bijdragen. Maar meer dan de vastgoedbelasting is het daarbij natuurlijk vooral cruciaal hoe de 5% opbrengstbelasting gaat uitpakken. Als het juist is wat Tax Justice ons voorhoudt, namelijk dat bij het doen van uitkeringen makkelijk deze belasting ontdoken kan worden, bijvoorbeeld door die uitkeringen in de vorm van leningen te verstrekken, dan zouden wij inderdaad een echt belastingparadijs creëren. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Kan hij zulk misbruik voorkomen?

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 9

Ten Horn (SP):

Gaat de koninkrijksregering in de Staat van het Koninkrijk rapporteren in welke mate alle landen binnen ons Koninkrijk aan deze uitgangspunten voldoen? Gaat zij ook in op de vraag of de landen daarbij mogelijk in elkaars vaarwater zitten in keuzes voor fiscale regelingen die bijvoorbeeld het vestigingsklimaat beïnvloeden? Gaan Curaçao en Sint-Maarten overigens voor 31 december aan de eis van een sluitende begroting voldoen? Kan de staatssecretaris de zorgen wegnemen dat we met deze fiscale BES-wetgeving in de buurt komen van een belastingparadijs, zoals collega Ten Hoeve ook al vroeg? Deze zorgen werden op het blog van het internationale Tax Justice Network nogmaals onder de aandacht gebracht.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 9

Laurier (GroenLinks):

In de tweede plaats leeft bij mijn fractie de vraag welk belastingklimaat op de BES-eilanden wordt gecreëerd. Op dat punt spreekt het Tax Justice Network, waarin een reeks gerenommeerde instellingen zijn verenigd, zijn zorg uit. De vraag wordt opgeworpen of binnen de grenzen van het land Nederland een belastingparadijsje wordt gecreëerd. De verdediging langs enerzijds de lijn van postbusbedrijven met tenminste drie medewerkers en een commercieel eigendom ter waarde van $50.000 en anderzijds de opbrengstbelasting die bepaalt dat 5% over de dividenden moet worden betaald, wordt in de ogen van dit netwerk te zwak geacht. Door middel van leningen zou bijvoorbeeld te gemakkelijk geld kunnen worden weggesluisd. Graag krijg ik hierop een reactie van de staatssecretaris. Ik sluit me ook aan bij de vraag van de heer Doek naar hoe dit soort ontwikkelingen in feite in de peiling wordt gehouden.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 14

Staatssecretaris Weekers:

Dan heeft mevrouw Ten Horn de vraag gesteld of de BES-eilanden een belastingparadijs zijn. Trouwens ook de heer Laurier heeft er een vraag over gesteld, waarbij verwezen is naar het Tax Justice Network. Het antwoord op de vraag of er op genoemde eilanden sprake is van een belastingparadijs is volmondig nee. Ik heb zojuist al even anekdotisch verwezen naar de brief die wij heden nog hebben gekregen. Wij maken met de BES-wetten een nieuw modern en eenvoudig stelsel binnen het Koninkrijk. Het is waar dat er geen traditionele winstbelasting in is opgenomen. Ik begrijp wat dat betreft ook zeer wat de gevoeligheden daarover zijn. Het is echter zeker geen belastingparadijsachtig stelsel. Ten eerste is als alternatief voor de afwezigheid van de traditionele winstbelasting een robuuste vastgoedbelasting en opbrengstbelasting ontworpen. Ten tweede is cruciaal dat de BES-eilanden in zeer ruime mate aan internationale informatievoorziening over belastingzaken meedoen. Ten slotte heeft de vestigingsplaatsfictie tot gevolg dat het fiscale stelsel voor de BES-eilanden enkel aantrekkelijk is voor reële bedrijven. Bedrijven zonder economische binding met de BES-eilanden worden actief ontmoedigd zich op de BES-eilanden te vestigen. Daarmee zit men naar mijn mening internationaal onmiddellijk aan de goede kant van de streep.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 20

Doek (CDA):

Ter zake van de vestigingsplaats van lichamen wacht ik met de staatssecretaris af waartoe dit leidt. Uiteindelijk is mij ook wel bekend dat ongetwijfeld zal worden geprobeerd om hiervan toch gebruik te maken, op een wijze die wij misschien "misbruik" zouden noemen.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 20

Ten Hoeve (OSF):

Mijn tweede punt betreft de kwestie van het belastingparadijs. Ik help de staatssecretaris hopen dat dit helemaal niet gebeurt. Als er leningen worden verstrekt, zoals werd genoemd, zou ik me kunnen voorstellen dat weliswaar niet de eindafrekening wordt ontgaan, maar betaling wel een heel eind kan worden opgeschoven. Dan zou dat misschien toch heel aantrekkelijk kunnen zijn. Ook de heer Doek heeft gevraagd om dit te blijven monitoren. Ik denk dat er wel op moet worden gelet wat hierbij gebeurt.

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 21

Laurier (GroenLinks):

Ik ga verder met het belastingparadijs, om het zo maar even te noemen. De staatssecretaris zegde toe dat de vinger aan de pols zou worden gehouden en dat het gemonitord zou worden. Dat vinden wij heel belangrijk. Het is nu een beetje een welles-nietesspel over de vraag of de verdedigingslijnen voldoende zijn. Misschien kan de staatssecretaris in tweede termijn nog iets zeggen over de wijze van monitoren. Ziet hij in de verslaggeving ook een rol voor de Eerste Kamer?

Handelingen I 2010-2011, nr. 11 – blz. 23

Staatssecretaris Weekers:

De heer Doek, de heer Laurier en anderen hebben gewezen op de vestigingsplaats van lichamen. Zij zeiden: zorg ervoor dat er geen paradijselijke situatie ontstaat! Wij zijn ervan overtuigd dat er geen paradijselijke situatie ontstaat, maar wij zullen de vinger aan de pols houden. Het is niet de bedoeling dat deze situatie zal ontstaan. De heer Laurier vroeg hoe wij dat gaan monitoren. De belastingdienst aldaar zal dat structureel in de gaten houden. Mochten er vanuit de fiscale rechtspraktijk bepaalde signalen komen, dan ontvang ik die graag. Ik wil daarover rapporteren bij het belastingplan 2013. Dat lijkt mij een goed moment om hierop terug te komen. Mochten wij tussentijds zien dat zaken niet lopen zoals wij nu verwachten, dan zal ik uiteraard onmiddellijk reparatievoorstellen doen. Die zal ik dan expliciet aan de Kamer voorleggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Optimaal blijven informeren van de Eerste Kamer over de gefaseerde realisatie van de bankenunie (33.400) (T01650)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Postema PvdA) toe de Eerste Kamer optimaal te blijven informeren over het tijdpad van de oprichting van een toekomstige bankenunie.


Kerngegevens

Nummer T01650
Status openstaand
Datum toezegging 19 november 2012
Deadline 1 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen bankenunie
Kamerstukken Miljoenennota 2013 (33.400)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, nr. 8 – blz. 53

De heer Postema (PvdA):

Ik kom even terug op de bankenunie. De fractie van de Partij van de Arbeid is voorstander van de totstandkoming van een dergelijke unie. We maken ons wel grote zorgen bij het initieel geschetste tijdpad. Het zou in de eerste opzet zelfs al per 1 januari 2013 ingaan. Is er inmiddels al meer bekend over die gefaseerde realisatie? Misschien nog belangrijker: is de minister bereid om ook de Eerste Kamer optimaal te blijven informeren over die onderdelen van een toekomstige bankenunie?

Minister Dijsselbloem:

Op de laatste vraag is het antwoord uiteraard "ja". We komen in Brussel niet alleen bijeen in de Ecofin maar beschikken ook over de bilaterale contacten met de Commissie. Daaruit is mij gebleken dat in ieder geval het probleem van het tijdpad met de vaste momenten waarop volgende fases zouden moeten ingaan, voldoende op de agenda staat. Daar zit echter een spanning in. Wij zeggen dat de kwaliteit voor gaat en dan pas het tijdpad, terwijl andere landen zeggen dat zij echt tempo willen maken. Voor dat laatste is ook een goed verhaal te houden, want de risico's voor de eurozone als geheel, de besmettingsgevaren tussen bankensector en nationale overheden, zijn de risico's die wij zo snel mogelijk moeten tackelen. Onze insteek is: we gaan het doen, maar we gaan het goed doen. Wij zijn bereid om alles te doen wat nodig is om het tempo erin te houden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarverslag Staatsdeelnemingen ( C ) (T01841)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe in de periodieke verantwoordingsrapportage, zijnde het Jaarverslag Staatsdeelnemingen, expliciet aandacht te besteden aan het publieke belang.


Kerngegevens

Nummer T01841
Status openstaand
Datum toezegging 21 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen publiek belang
staatsdeelnemingen
Kamerstukken Verbinding verbroken? Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten (C)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 16, item 5 - blz. 56

De heer Ester (ChristenUnie): Nog een afrondende opmerking over het deelnemingenbeleid. Mijn fractie wil de minister, in dit geval die van Financiën, verzoeken of hij in de periodieke verantwoordingsrapportage ook expliciet aandacht wil besteden aan de wijze waarop het publieke belang steeds is geborgd en de afwegingen die daarbij golden. De perikelen rond Fyra en de investeringen van de Gasunie in Duitsland hebben ons harde lessen geleerd. Het analysekader van de POC kan ook hier een goede rol spelen.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 16, item 5 - blz. 76-77

Minister Dijsselbloem: De heer Ester heeft gevraagd of wij in de periodieke verantwoordingsrapportage, dat is het Jaarverslag Staatsdeelnemingen, expliciet aandacht willen besteden aan het publieke belang. Dat doen wij kort in het jaarverslag. Wij hebben in de nota staatsdeelnemingen opgenomen dat wij periodiek, dat wil zeggen één keer in de vier jaar als wij het ritme van de kabinetsperiode aanhouden, van alle staatsdeelnemingen opnieuw de vraag willen stellen of het goed is geregeld zowel in termen van wet- en regelgeving als van publiek belang. Dan wordt ook de vraag gesteld of aandeelhouderschap nog steeds aan de orde is en of het ook gewenst is voor de toekomst. Wij zullen het antwoord op die vragen in het Jaarverslag Staatsdeelnemingen opnemen. Wij zullen dus een ritme aanbrengen opdat wij de portefeuille regelmatig doorakkeren op het publiek belang en de wijze waarop wij dat borgen. Ik zeg dit dus graag toe.

(...)

Handelingen I 2013-2014, nr. 16, item 5 - blz. 83

De heer Ester (ChristenUnie): We danken de minister van Financiën voor zijn toezegging om periodiek te rapporteren over de borging van het publieke belang in de verantwoordingsrapportages rond het deelnemingenbeleid.


Brondocumenten


Historie

  • 13 juni 2023
    nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
  • 13 juni 2023
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
  • 9 juni 2015
    nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
  • 9 juni 2015
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ)
  • 21 januari 2014
    toezegging gedaan






Toezegging Parlementaire betrokkenheid ( C ) (T01842)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe dat alle zaken die evident betrekking hebben op veranderingen in het aansturen en borgen van publieke belangen, of dat nu met verandering van wetgeving gepaard gaat of niet, via parlementaire behandeling worden bekrachtigd.


Kerngegevens

Nummer T01842
Status openstaand
Datum toezegging 21 januari 2014
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen privatisering
wetgeving
Kamerstukken Verbinding verbroken? Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten (C)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 16, item 5 - blz. 76

Minister Dijsselbloem: Ook in de wijze waarop wij ABN AMRO op een gegeven moment weer zullen verkopen, zullen wij het publieke belang zeker stellen, bijvoorbeeld het bijeenhouden van deze bank en het behouden van deze bank voor de Nederlandse economie. Er zal veel worden geregeld, maar het besluit tot privatisering zal niet bij wetgeving gebeuren. Ik begrijp dat de heer Kox daar wel voor pleit, maar dat is niet nodig. Wat ons betreft kunnen wij daarover ook prima het debat met het parlement voeren zonder dat dit in een wet is opgenomen.

De heer Postema (PvdA): Ik wijs op een interessante voetnoot in het overzicht van de voorgenomen privatisering en verzelfstandigingen dat wij van minister Blok hebben ontvangen. Hierin staat namelijk: "Onder de definitie van privatisering wordt verstaan ook de oprichting van staatsdeelnemingen alsook de verkoop van aandelen van staatsdeelnemingen aan private partijen". Ik heb deze wat exotische definitie maar opgevat als ondersteuning van de bevinding van de onderzoekscommissie dat zaken die evident betrekking hebben op veranderingen in het aansturen en borgen van publieke belangen, of dat nu met verandering van wetgeving gepaard gaat of niet, via parlementaire behandeling worden bekrachtigd. Dat is naar mijn oordeel een belangrijke toezegging.

Minister Dijsselbloem: Dat is absoluut zo. Dat is al zo en ik zeg dat opnieuw toe. In het debat in de Tweede Kamer is nog gevraagd of ik voorzie dat de portefeuille staatsdeelnemingen zal uitbreiden. Ik heb geantwoord dat dit niet uit te sluiten is. Het is recentelijk nog gebeurd. Nog niet zo lang geleden is de Staat medeaandeelhouder geworden in het Havenbedrijf Rotterdam vanwege de toenmalige uitbreidingsbeslissingen. De Staat is nu met de gemeente Rotterdam mede-eigenaar. Dat gebeurt, maar het moet wel goed gemotiveerd zijn. Ook dan zal de Kamer nauwgezet worden geïnformeerd en zal het besliskader worden gebruikt.


Brondocumenten


Historie

  • 13 juni 2023
    nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA)
  • 13 juni 2023
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
  • 9 juni 2015
    nieuwe commissie: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ)
  • 9 juni 2015
    commissie vervallen: commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ)
  • 21 januari 2014
    toezegging gedaan






Toezegging Aanpassing zinsnede artikel 2b, lid 1, Wet verplicht schatkistbankieren, inzake negatieve rente (33.540) (T01868)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Reuten (SP), toe dat bij de eerstvolgende wijziging van de wet verplicht schatkistbankieren in artikel 2b, lid 1, de zinsnede "de rente kan niet negatief zijn" wordt vervangen door "de rente zal niet negatief zijn".


Kerngegevens

Nummer T01868
Status openstaand
Datum toezegging 26 november 2013
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden dr. G.A.T.M. Reuten (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen schatkistbankieren
Kamerstukken Verplicht schatkistbankieren voor decentrale overheden (33.540)


Uit de stukken

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 10 - blz. 30

De heer Reuten (SP): (...)  luidt artikel 2b, lid 1: "Openbare lichamen ontvangen rente over de liquide middelen die zij in 's Rijks schatkist aanhouden. De rente kan niet negatief zijn." Ik neem aan dat in het laatste zinnetje bedoeld is "de rente zal niet negatief zijn" want het kan uiteraard wel. Ik vraag de minister om dit bij de eerstvolgende gelegenheid te wijzigen.

Handelingen I 2013-2014, nr. 10, item 13 - blz. 73-74

Minister Dijsselbloem: De heer Reuten heeft een opmerking gemaakt over de zinsnede "De rente kan niet negatief zijn". Hij zei dat daar moet staan: "De rente zal niet negatief zijn." Hij heeft gelijk. Bij een volgende wijziging van het wetsvoorstel zal dat worden gecorrigeerd. Want het kan natuurlijk wel, maar het is een beleidsmatige keuze om de rente niet negatief te laten zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging SNS (34.300) (T02187)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van het lid Van Apeldoorn, de Kamer te informeren over de SNS.


Kerngegevens

Nummer T02187
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2015
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen nutsbedrijf
retailbanken
SNS Bank
volksbank
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 3

De heer Van Apeldoorn (SP):

Hoe staat het nu met de privatiseringsplannen met betrekking tot SNS? De eigen partij van de minister is het met ons eens dat SNS beter een nutsbedrijf kan blijven. Hoe kijkt de minister daartegen aan? De SP-fractie vraagt zich af inhoeverre de minister zich altijd laat leiden door het publieke belang van een stabiele Nederlandse bancaire sector en of hij zich niet te vaak laat inpakken door de sterke lobby van diezelfde sector. De recente onthullingen, die de geschiedenis in zullen gaan als "cocogate", doen onze fractie vrezen dat we te vaak de banken de dienst uit laten maken in plaats van proberen die banken echt dienstbaar te maken aan de samenleving. Cocogate staat helaas niet op zichzelf. De lobbymacht van grootbanken en hun al te nauwe banden met de politiek en toezichthouders - we zien dit bijvoorbeeld ook met de ECB, getuige recente onthullingen in de Financial Times - is een structureel probleem, dat onze democratie ondermijnt en voorkomt dat echt doorgepakt wordt. ING vindt dit soort "meedenken" normaal. Vindt de minister dat eigenlijk ook? Kan hij ons vertellen wie er nog meer "meedenkt" op dit niveau? Laat de minister bijvoorbeeld kritische ngo's op hetzelfde niveau meedenken?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 43

Minister Dijsselbloem:

De SP-fractie had een vraag over SNS. Moet SNS niet worden behouden als volksbank voor de nutsfunctie? Alle grote retailbanken in Nederland, die we allemaal kennen, hebben een nutsfunctie. Zij dragen namelijk bij aan het bestaan van betalingsverkeer. Zij vervullen een nutsfunctie voor het betalingsverkeer voor particulieren en bedrijven. Dat zit voor mij niet in één bank. Dat zit ook niet in de vraag of die bank wel of niet in overheidshanden is. Ik wil die nutsfunctie veiligstellen. Dat doen we op verschillende manieren. Het model voor SNS is een eenvoudige bank met eenvoudige producten: de basic bank. Dat is precies de strategie en visie die SNS Bank nu ontwikkelt. Ook daar is dus wat mij betreft geen discussie over. Dan blijft de vraag over of de overheid dan die bank in handen moet houden. Daarover hebben we nog geen beslissing genomen. Die nemen we medio 2016. Ik zeg er wel bij dat mijn uitgangspunt is dat al deze interventies van de Staat tijdelijk waren. Dat heeft minister Bos gezegd toen hij ABN AMRO overnam, dat heeft Jan Kees de Jager na hem gezegd en ik zeg het beiden na. Dat waren tijdelijke interventies, dat is het uitgangspunt. De specifieke beslissing per instellingnemen we zorgvuldig en pas op zijn vroegst in de tweede helft van 2016 kom ik over SNS verder te spreken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Openbaarheid kern van overeenkomst (nieuwe constructie) (34.036) (T02262)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een opmerking van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat bepaalde gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond, op de site zal zetten en openbaar zal maken. (Dit betreft een nieuwe constructie, om net binnen de wet te blijven.)


Kerngegevens

Nummer T02262
Status openstaand
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen fiscale informatie
geanonimiseerd
kern
overeenkomsten
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.50

De heer Köhler (SP):

De staatssecretaris is eigenlijk op mijn uitdaging om met enige creativiteit te komen om het toch te kunnen doen —die openbaarheid — helemaal niet ingegaan. Ik doe daarom zelf maar een paar suggesties en verwacht van hem in tweede termijn een concrete toezegging zodat ik mijn fractie kan adviseren voor deze wet te stemmen. De eerste is dat de overeenkomsten niet alleen geanonimiseerd worden, maar ook worden ontdaan van alle bedrijfsspecifieke zaken zodat alleen de constructie overblijft, de kern van de over-eenkomst. Dat heeft mijn voorkeur. Het kan zijn dat de staatssecretaris dadelijk gaat antwoorden dat dat ook niet mag, omdat wij dan feitelijk die overeenkomst toch openbaar maken en de wet dat niet toestaat. Als de staatssecretaris van plan is om dat te antwoorden — ik ben dat overigens niet met hem eens — doe ik nog een andere suggestie. De Belastingdienst kan ook zelf kijken of er bij de vele aangeboden overeenkomsten, die hij voor de aanvrager niet mag publiceren, maar wel goedkeurt, niet een nieuw type overeenkomst zit. Een hele nieuwe constructie noem ik het maar even, om net binnen te wet te blijven. De Belastingdienst kan vervolgens zelf die constructie openbaar maken, in de vorm van een niet aanbevolen, maar wel mogelijke modelovereenkomst. Dat zou het minste zijn om tegemoet te komen aan ons dringende verlangen op dit punt.

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.51/52

Staatssecretaris Wiebes:

Ik vind zijn laatste idee creatief. De mensen die hiermee moeten werken, hebben hier razendsnel naar gekeken. Ik wil de heer Köhler de volgende toezegging doen voor het geval er daadwerkelijk een nieuwe constructie opduikt. Dat moet echt een nieuw inzicht zijn en geen kwestie van het verschuiven van bestaande knopjes of iets wat ergens in het midden tussen andere dingen uitkomt. Er moet echt iets opduiken waarvan wij kunnen zeggen dat het een nieuwe constructie is. Dat zal dan iemand zijn die op een andere manier dan de anderen probeert om onder het vaste dienst verband uit te komen, dan wel op andere manieren voordelen naar zich toe wil halen. Ik zeg toe dat ik die gevallen geanonimiseerd en ontdaan van fiscale informatie, geschoond dus, op de site zal zetten en openbaar zal maken. Ik loop daarmee wel een beetje langs het randje, maar ik zal ervoor zorgen dat het allemaal wel kan. Ik zeg er eerlijk bij dat ik hier baat bij heb. De geloofwaardigheid van de Belastingdienst is een van de dingen die in dit debat een rol hebben gespeeld. Ik heb baat bij een zo groot mogelijke geloofwaardigheid van de Belastingdienst. De toetsbaarheid maakt dat mensen kunnen zien wat er fout gaat. Ik geloof echter dat de geloofwaardigheid van de Belastingdienst hier op de lange termijn bij gebaat is. Ja, men kan zien dat de Belastingdienst soms iets fout doet, maar men kan ook zien dat eraan gewerkt wordt om dat te corrigeren. Men kan dan zien dat het hersteld wordt. Op die manier wordt de kwaliteit steeds hoger. Ik sta al in voor de kwaliteit, maar iedereen in deze zaal en ik zelf ook hebben er baat bij omdat zo toetsbaar en kwetsbaar mogelijk te doen, om open te zijn over wat er fout gaat en dat vervolgens te herstellen. Deze toezegging over de nieuwe constructies doe ik dus.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evaluatie algemene zorgplicht Wet op het financieel toezicht (33.632) (T02389)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe X nieuwe evaluatie te zullen uitvoeren naar de doeltreffendheid en de effecten van artikel 4:24a Wft in de praktijk. De Staten-Generaal zal uiterlijk 1 januari 2022 een verslag met de bevindingen van deze evaluatie ontvangen.


Kerngegevens

Nummer T02389
Status afgevoerd
Datum toezegging 30 december 2016
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Brief
Categorie evaluatie
Onderwerpen Wet op het financieel toezicht
zorgplicht
Kamerstukken Wijzigingswet financiële markten 2014 (33.632)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2016/2017, 33632, E, blz. 8

Zoals ik hiervoor heb aangegeven, ontbreken harde empirische gegevens met betrekking tot de algemene zorgplicht in de Wft aangezien er tot op heden nog niet formeel gehandhaafd is en er vooralsnog geen bestuursrechtelijke rechtspraak tot stand is gekomen. Het is naar mijn oordeel dan ook te vroeg om verdergaande conclusies te trekken ten aanzien van de doeltreffendheid en de effecten van de algemene zorgplicht zoals neergelegd in de Wft. In die zin kan een evaluatietermijn van drie jaar voor een open norm en vangnetbepaling als de algemene zorgplicht ook worden beschouwd als een vrij korte termijn. Eerst zal meer zicht op onder meer de (formele) handhavingspraktijk en ontwikkeling in de bestuursrechtelijke rechtspraak moeten ontstaan. Om die reden kondig ik hierbij aan dat er een nieuwe evaluatie zal worden uitgevoerd naar de doeltreffendheid en de effecten van artikel 4:24a Wft in de praktijk. De Staten-Generaal zal uiterlijk 1 januari 2022 een verslag met de bevindingen van deze evaluatie ontvangen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het nader informeren van de Eerste Kamer over het toezicht op en de fiscale aspecten van blockchains en bitcoins (34.775/34.700) (T02510)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe een brief te sturen over blockchains en bitcoins, zoals deze door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook aan de Tweede Kamer is toegezegd.


Kerngegevens

Nummer T02510
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 februari 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen bitcoins
blockchaintechnologie
cryptovaluta
fiscaliteit
toezicht
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Kabinetsformatie 2017 (34.700)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, items 12, nr. 7 - blz. 6

De heer Backer (D66):

Mijn eerste punt gaat over twee onderwerpen, namelijk de blockchaineconomie en de bitcoin. Ik ben bij 1914 begonnen, maar wil toch ook wel vooruitkijken. Dit zijn in toenemende mate elementen van speculatie geworden. Ik las dat er een digitale bankoverval is gepleegd. Ik moet me nog even voorstellen hoe dat precies gaat, maar er zijn kennelijk activa in omloop. Er worden ook futures verhandeld in Chicago. Het gaat dus kennelijk om geld. Ik heb twee vragen aan het kabinet. Is er enig financieel toezicht, of werkt u daaraan of gaat dat er komen? En wat zijn eigenlijk de fiscale aspecten? Zijn dit belastbare activa? Hoort het onder box 3? Als iemand een bankoverval pleegt, zou je denken dat er waarde is. En als er waarde is, denk ik dat de overheid, de Staat, daarvan mee kan profiteren.

Handelingen I 2017-2018, items 12, nr. 7 - blz. 34

Minister Hoekstra:

Ik ga van de beweging richting de degelijkheid die ik zie met betrekking tot bankenbuffers naar een veel speculatiever onderwerp, dat al dan niet toevallig is opgebracht door de heer Backer, namelijk blockchains en bitcoins. Nou wil het geval dat ik, als ik hier vandaag niet had moeten zijn, was uitgenodigd voor het vragenuurtje van de Tweede Kamer. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft mij daar vervangen. Hij dacht daarnaartoe te gaan —zo heb ik het in ieder geval begrepen — om alleen iets te zeggen over de combinatie van bitcoins en witwassen, maar hij is daar overvallen door een vragenvuur over bitcoins. Hij zal zich hebben afgevraagd waarom ik nou hier moest zijn en hij daar. Hij heeft daar uit mijn naam een brief toegezegd. Misschien mag ik de heer Backer en de rest van de Kamer ook deelgenoot maken van die brief en daarna eventueel het gesprek daarover met hem en anderen aangaan?

Minister Hoekstra:

Laat ik er overigens nog bij zeggen dat men ook in Europa wel bezig is met die antiwitwasregels. Ik denk dat we ons dat allemaal wel kunnen voorstellen. Ik heb eerder ook publiekelijk wel uitlatingen gedaan die denk ik toch zeer expliciet waren als het gaat om de risico’s die burgers nemen op het moment dat ze hun spaargeld in bitcoins stoppen. Dat is één. Twee is dat we allemaal ook wel zien dat zo’n type valuta, als ik het zo mag noemen, zich natuurlijk zeer goed leent voor degenen die geld willen witwassen. Het is dus ook niet voor niks dat men in Europa bezig is met antiwitwasregels voor wisselplatformen voor cryptovaluta.

De heer Backer (D66):

Ik denk dat het heel verstandig is dat we daar een brief over ontvangen. Het lijkt mij dat elk woord dat de minister hierover uitspreekt op een gouden schaaltje gewogen zal moeten worden, want hij spreekt over “valuta”, maar anderen spreken over een “piramidespel”. Ik denk dat hier veel geld in rondgaat, maar dat er ook gauw verkeerd geld in kan rondgaan. Er zou ook gauw de indruk kunnen ontstaan dat dit inderdaad een alternatieve valuta is zonder dat het hele systeem van correctie en toezicht daaraan verbonden is.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het breed evalueren van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808) (T02629)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Knip (VVD), Prast (D66), Köhler (SP), Vos (GroenLinks) en Ester (ChristenUnie), toe om - naast de geplande Europese evaluatie - ook zelf een brede evaluatie te zullen uitvoeren naar de uitwerking van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn en de Eerste Kamer te zullen informeren over de uitkomsten hiervan. De Minister zal de Kamer nog per brief informeren over de specifieke onderdelen van deze voorziene evaluatie.


Kerngegevens

Nummer T02629
Status voldaan
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Drs. M.A.J. Knip (VVD)
F. Köhler (SP)
Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Autoriteit Financiële Markten
cliëntenonderzoek
De Nederlandsche Bank
evaluaties
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
monitoring
politiek prominente personen
toezicht
uitvoerbaarheid
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 37, item 3, blz. 4, 5

De heer Köhler (SP):

Voorzitter. Ten slotte nog een vraag over de evaluatie van deze wet. Ik neem aan dat de Europese Commissie deze vierde richtlijn gaat evalueren, net als indertijd de derde richtlijn, en dat de lidstaten, dus ook Nederland, daarvoor gegevens gaan leveren. Ik vraag de minister deze gegevens ook aan onze Kamer te rapporteren. In of buiten dat kader wil mijn fractie graag over enkele jaren horen hoe vaak een cliëntenonderzoek naar een PEP heeft geleid tot het niet aangaan of verbreken van een zakelijke relatie en hoe vaak tot een melding bij een Fiscale inlichtingeneenheid en/of bij het Openbaar Ministerie, en hoe vaak dat heeft geleid tot vervolging en veroordeling van zo'n prominente politieke functionaris of een familielid. Wil de minister toezeggen de Kamer hierover te rapporteren?

Handelingen I 2017-2018, nr. 37, item 3, blz. 6

Mevrouw Prast (D66):

Wij hebben in de schriftelijke ronde gevraagd of dit ertoe kan leiden dat banken om redenen van rendement deze klanten zullen weren. Collega Van Strien wees daar ook al op. Het antwoord van de minister heeft ons geen duidelijkheid gegeven. Ik wil de minister daarom hierbij nogmaals deze vraag stellen. Dat banken afscheid mogen nemen van klanten als ze die onvoldoende renderend vinden, weten we inmiddels dankzij het bericht verleden week over Van Lanschot. Kan de minister toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn?

Handelingen I, 2017-2018, nr. 37, item 3, blz. 8

De heer Knip (VVD):

Het VCO, het cliëntenonderzoek, is naar zijn aard preventief en risicogebaseerd. Vermoedens van strafbare feiten zijn niet nodig en er is geen sprake van opsporingsbevoegdheden. Dat klinkt geruststellend, maar de werkelijkheid is juist een andere. Het betekent gewoon dat degene die een VCO uitvoert, een willekeurige medewerker van een bank of financiële instelling dus, veel meer mag doen dan een opsporingsambtenaar. Dat, in combinatie met de hiervoor genoemde vaagheden, laat voor bepaalde groepen bankcliënten weinig over van de in ons land normale rechtsposities van natuurlijke personen. Nergens wordt in het voorstel of in de toelichting aangegeven hoe wordt voorkomen dat er ruimte ontstaat voor ongebreidelde bemoeizucht en nieuwsgierigheid van willekeurige bankmedewerkers. Dat voorkomen is echter wel nodig. (...) Welke concrete rol, zo vraag ik de minister, ziet de regering hier voor de toezichthouders? Hoe wordt inhoud gegeven aan hun zogenaamde guidance op dit punt en in hoeverre houdt de minister daarbij zelf de vinger aan de pols? Wanneer worden de door De Nederlandsche Bank en de AFM opgestelde regels voor financiële instellingen geëvalueerd? Kan de minister toezeggen dat de Kamer daarover actief wordt geïnformeerd?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4

Minister Hoekstra:

Mevrouw Prast en de heer Köhler vroegen of ik wil rapporteren over het eventuele weigeren, met de nadruk op "eventuele", zeg ik. Nogmaals, er zijn geen signalen bekend. Maar ik wil de heer Köhler en mevrouw Prast dat graag toezeggen. We hebben overigens al gezegd tegen DNB dat dit een zorg is die in mijn waarneming leeft in beide Kamers der Staten-Generaal, dus dat dit ook gemonitord moet worden.

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 9

Minister Hoekstra:

Voorzitter. De heer Knip vroeg wanneer de regels worden geëvalueerd, met name waar het DNB en de AFM betreft. Hij vroeg ook of ik de Kamer kan toezeggen dat ik daar actief over zal informeren. Ja, absoluut. (...) Ik zei niet voor niks net dat het voor een deel ook echt terra incognita is. Dat betekent wat mij betreft dat je bij dit soort wetgeving altijd moet willen evalueren en waar nodig ook moet bijsturen. Ik wil het in Nederland doen, maar ik vind het echt verstandig dat het ook in Europees verband gedaan zal worden.

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 11

De heer Köhler (SP):

Ten slotte nog iets over de evaluatie. Ik heb daar een aantal gerichte vragen over gesteld. Op een aantal punten heb ik gevraagd of de minister over een aantal jaren wil rapporten hoe dat in de praktijk uitpakt met die PEP's. Hij heeft een van die vragen samengetrokken met een vraag van mevrouw Prast en gezegd: ja, dat wil ik. Mag ik daaruit opmaken dat hij op alle door mij gevraagde punten bereid is over een paar jaar een rapportage aan de Kamer te doen toekomen?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14, 15

Mevrouw Vos (GroenLinks):

(...) De zorgen van mijn fractie bij deze wet zitten op het punt van de privacy, mogelijk misbruik van gegevens voor andere doeleinden zoals commerciële doeleinden; kortom, eigenlijk in de uitvoering van deze wet. Daar zien wij nog tal van kwetsbaarheden waarvan nog niet duidelijk is of zeallemaal getackeld worden. De minister geeft aan dat het budget voor de Autoriteit Persoonsgegevens is verdubbeld om de toezichtstaak goed uit te voeren. Kan de minister iets meer aangeven hoe hij ziet dat de autoriteit dit op een goede wijze kan doen? Zal hij dit monitoren? Zal dit ook uitdrukkelijk aan de orde komen in een evaluatie?

(...)

De minister zegt dat deze wet ook voor kleine instellingen uitvoerbaar is, al kost het natuurlijk extra tijd en menskracht. Zal de uitvoerbaarheid, ook voor de kleinere instellingen, in de gaten worden gehouden, gemonitord worden en betrokken worden in een evaluatie?

(...)

De evaluatie. Het is duidelijk. Ik heb al op verschillende momenten gezegd dat een gedegen evaluatie echt van groot belang is om de mogelijke kwetsbaarheden die in de wet zitten in de gaten te houden. Zal de minister de vinger aan de pols houden op dit punt, ook tijdens de rit? Wanneer kunnen wij die evaluatie verwachten?

Minister Hoekstra:

(...) Ik heb meer vragen van mevrouw Vos, maar ik zeg ook meteen in haar richting dat ik het stuk van de uitvoerbaarheid bij kleine ondernemingen zeker ga meenemen, want dat is gewoon een relevant stukje van de puzzel.

(...)

Voorzitter. De heer Köhler vroeg ook nog naar de rapportage. Hij zei: de minister heeft een paar dingen gezegd over de rapportage, maar niet alles, dus ik neem aan dat alle punten van de heer Köhler automatisch worden meegenomen in de rapportage. Dat vond ik wel een heel grootse beweging. Het meeste wat hij in eerste termijn heeft gezegd kan ik reproduceren, maar niet alles. Ik denk dat het goed is dat ik nog een brief naar de Kamer stuur waarin ik expliciet maak welke punten ik in ieder geval ga evalueren. Volgens mij heb ik met de Kamer gewisseld dat wij allemaal benieuwd zijn hoe dit uitwerkt. Niet voor niks heb ik daarvoor de uitdrukking "terra incognita" gebruikt. Ik zal dat dus niet smal maar breed aanvliegen. Maar ik wil niet op voorhand zeggen dat ik alles wat de heer Köhler daarbij in gedachten heeft sowieso ga doen, want dat kan ik niet meer tot in dat detail reproduceren. Ik zeg wel toe dat ik het breed zal aanvliegen.

(...)

De heer Ester (ChristenUnie):

(...) Ik gaf al het voorbeeld van de mogelijkheid dat slechtwillende ouders via hun eigen kinderen geld witwassen. Dat willen we natuurlijk absoluut niet. Kunt u daar wat meer toezeggen? U had het straks over de monitoring van het geheel. Kunt u toezeggen dat dit echt een expliciet evaluatiecriterium is, juist gelet op de kwetsbare positie van kinderen?

Minister Hoekstra:

Heel graag. De heer Ester slaat de spijker op z'n kop, want dit is precies wat vaak gebeurt. (...) Ik zeg dit dus graag toe. Ik ben het eens met de heer Ester wat betreft de kwetsbaarheid van kinderen om op die manier als stroman gebruikt te worden.

(...) Voorzitter. Ik kom op nog een paar laatste, heel begrijpelijke vragen van mevrouw Vos, die ik ook dankzeg voor haar steun. Ze vroeg of ik het punt van de Autoriteit Persoonsgegevens wil meenemen in de monitoring. Ja, absoluut. Het is dus een verdubbeling van het budget, maar indien nodig is het meer dan een verdubbeling van het budget. Dat geeft, denk ik, ook wel aan dat we daar zeer serieus over zijn. (...) Maar ik wil het heel graag meenemen in de monitoring.

De actuele cijfers zijn er nog niet, maar die wil ik wel heel graag met de Kamer delen. Ik zeg ook in de richting van mevrouw Vos dat, naast de Europese evaluatie, ik ook zelf ga evalueren. Zoals eerder toegezegd zal ik een lijst maken met de onderdelen waarop ik ga evalueren. Daar kom ik dan ook vanzelf bij de Kamer op terug.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer nader informeren over de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten (34.808) (T02630)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prast (D66) en Vos (GroenLinks), toe de Kamer nader te zullen informeren over de naleving, handhaving en effecten van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten.


Kerngegevens

Nummer T02630
Status openstaand
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Ervaringen EU-lidstaten
handhaving
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
naleving
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4

Mevrouw Prast (D66):

De heer Hoekstra zei daarnet dat er geen probleemgevallen bekend zijn bij de buitenlandse PEP's in Nederland. Dat begrijp ik wel, want dat is natuurlijk een specifieke categorie. Nu is deze richtlijn in een aantal andere EU-landen al omgezet in wetgeving, en die landen hebben een veel ruimere categorie, namelijk binnenlandse PEP's en hun naasten, of dat nou zakelijke naasten zijn of familie. Is er eigenlijk informatie over hoe het daar gaat met de naleving en de handhaving?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb nog een vraag over de EU-landen, namelijk hoe de richtlijn elders geïmplementeerd is, of we al kunnen zien wat de effecten in die andere landen zijn en of er actuele gegevens en cijfers zijn. Onlangs is daar in de Tweede Kamer een motie over aangenomen. Kan de minister aangeven of hij inderdaad gaat zorgen dat dat overzicht en die cijfers er komen, zodat we meer van elkaar kunnen leren?

(...)

Minister Hoekstra:

Verder vroeg mevrouw Prast wat de ervaringen in andere landen zijn. Volgens mij is het verstandig, juist ook omdat dit in andere landen ook nieuw is, dat ik du moment dat hierover informatie is, dit deel met de Kamer. Mevrouw Vos vroeg hier ook naar. Ik vermoed dat men breder in Europa, zeker ook in bijvoorbeeld Duitsland, erin geïnteres-seerd is om te weten wat de effectiviteit hiervan is. Dat zullen we moeten monitoren. Dat gaat Europa ook monitoren en dat zullen we dan met de Kamers delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toezicht DNB op eventueel weigeren door banken van politiek prominenten als klanten (34.808) (T02631)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Strien (PVV) en Prast (D66), toe dat toezichthouder DNB expliciet zal monitoren of banken, vanwege eventuele extra kosten of werkzaamheden als gevolg van verscherpt cliëntenonderzoek, politiek prominenten, hun naasten of geassocieerden zullen weigeren als klant. De minister zal het belang hiervan ook in zijn reguliere contacten met DNB onderstrepen.


Kerngegevens

Nummer T02631
Status voldaan
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen banken
De Nederlandsche Bank
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
politiek prominente personen
toezicht
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 37, item 3, blz.3, 6

De heer Van Strien (PVV):

(...) Ten eerste zitten er voor de bank nogal wat kosten en werk aan extra onderzoeken voor PPP's. Ten minste twee banken hebben al te kennen gegeven geen zaken te doen met PPP's vanwege de te hoge kosten. In Het Financieele Dagblad van vorige week las ik dat Van Lanschot alle klanten gaat wegsturen die te weinig willen beleggen en dus te weinig opbrengen. De minister is hier in de tweede memorie van antwoord heel luchtig over: hij gaat ervan uit dat er voldoende banken zijn waar wel diensten verkregen kunnen worden. Voor mijn fractie is dit antwoord niet aanvaardbaar. Wij vinden dat er voor alle banken een gelijk speelveld dient te zijn en dat banken niet mogen discrimineren voor PPP's. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

(...)

Mevrouw Prast (D66):

In antwoord op onze schriftelijke vraag naar de geschatte financiële kosten van de screening kwam de minister meteen bedrag van €104 per gescreende per jaar, los van incidentele transacties. Van de banken horen wij een ruim drie keer zo hoog bedrag. Vermoedelijk ligt de waarheid met €200 per jaar in het midden, maar laten we nu eens aannemen dat de minister met zijn €104 plus incidentele kosten gelijk heeft. Klanten betalen €20 per jaar voor eenvoudige bankrekening. 20 min 104 is -84. Daarmee worden de naasten van een politiek prominent zo niet verliesgevend dan toch in elk geval minder aantrekkelijk voor de bank.

Wij hebben in de schriftelijke ronde gevraagd of dit ertoe kan leiden dat banken om redenen van rendement deze klanten zullen weren. Collega Van Strien wees daar ook al op. Het antwoord van de minister heeft ons geen duidelijkheid gegeven. Ik wil de minister daarom hierbij nogmaals deze vraag stellen. Dat banken afscheid mogen nemen van klanten als ze die onvoldoende renderend vinden, weten we inmiddels dankzij het bericht verleden week over Van Lanschot. Kan de minister toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 11, 14

Mevrouw Prast (D66):

Dank u wel voorzitter. Allereerst hierbij de vraag die mij zojuist ontschoten was in mijn interruptie. Ik had in eerste termijn gevraagd of de minister kan toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn. Het gaat mij daarbij dus niet om een integriteitsvraag. Hierop is de minister niet ingegaan. Dat interpreteer ik zo dat hij dat op dit moment niet wil of kan toezeggen.

(...)

Minister Hoekstra:

(...) Zij vroeg mij om toe te zeggen dat banken in alle gevallen de PEP's moeten aannemen, ook al zijn ze financieel niet aantrekkelijk. Dat wringt wel met een ander basisprincipe, namelijk dat banken zelf over hun cliëntacceptatie gaan. In de volle breedte is dat gewoon waar. Als mevrouw Prast mij vraagt of ik vind dat er voldoende waarborgen zijn om ervoor te zorgen dat precies datgene wat zij niet wil ook niet gebeurt, dan is mijn antwoord: ja, absoluut. Dat heb ik in eerste termijn al geprobeerd te zeggen. Dat punt is namelijk heel expliciet met De Nederlandsche Bank gewisseld. De Nederlandsche Bank zal hier zeer expliciet toezicht op houden. En hoewel het aan de ene kant best een grote groep is, met die nieuwe PEP's en alles wat daaromheen hangt, is aan de andere kant het aantal casussen dat zich zal voordoen per maand vermoedelijk zeer beperkt. Dat wordt voor De Nederlandsche Bank dus ook niet wild ingewikkeld. Ik stel me echt voor dat DNB dan ook onmiddellijk in gesprek gaat. Ik zeg mevrouw Prast toe dat ik in mijn contacten met de president van De Nederlandsche Bank zal opnemen dat dat een zorgpunt is waar ik in het bijzonder DNB naar zal laten kijken. (...) DNB is, denk ik, daar het slot op de deur. Nogmaals, ik zeg mevrouw Prast toe om dit in mijn tweewekelijkse gesprekken met de president van De Nederlandsche Bank expliciet te markeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In EU bespreken bruikbaarheid structurele saldo (35.000) (T02634)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van de vragen van de leden Rinnooy Kan (D66) en Postema (PvdA), toe in de EU het gesprek aan te gaan over de bruikbaarheid van het begrip “structurele saldo”, in het bijzonder de normen van 3% en 60%.


Kerngegevens

Nummer T02634
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen EU-begrotingsnorm
Structurele saldo
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr.8 item 8 - blz.1-2

De heer Postema (PvdA):

Hieraan gerelateerd is het capitum selectum over de toekomst van het Europese Stabiliteits- en Groeipact. De minister is er net als zijn voorgangers doorgaans als eerste bij om de collega's in Europa te herinneren aan de noodzaak van budgettaire discipline, maar gaat daarmee voorbij aan het feit dat de onvrede over het pact groot is en dat er een herziening aan de orde is. Er is de afgelopen jaren immers sprake geweest van een steeds uitgebreidere set van soms tegenstrijdige regels binnen het SGP, die in toenemende mate onwerkbaar blijken. Daarnaast constateert mijn fractie dat de belangrijke automatische stabilisatoren die in ons trendmatige begrotingsbeleid zijn ingebouwd, als het er echt op aankomt in hun werking worden beperkt door het SGP. Een door deze Kamer in 2013 aangenomen motie van mijn collega Klaas de Vries riep de regering reeds op om de schadelijke effecten van deze normering voor de werkloosheidsbestrijding onder ogen te zien. In het verlengde hiervan is ook gepleit voor een Europese werkloosheidsnorm van maximaal 5%. Financiën zijn immers geen doel, maar een middel om het goede mee te bewerkstelligen. In dit kader zijn de voorstellen van het Europees Begrotingscomité interessant. Dit onafhankelijke adviesorgaan van de Europese Commissie pleit voor een overheidsschulddoelstelling zoals we die kennen, in combinatie met — en dat is nieuw — een limiet op de groeivoet van de nominale primaire overheidsuitgaven. Daarbij is de limiet gebaseerd op de potentiële groei, zodat de regel een aanzienlijk meer stabiliserend effect heeft dan de huidige saldoregel. Immers, feitelijke groei boven potentieel leidt tot daling van de primaire overheidsuitgaven als deel van het bbp, terwijl een tijdelijk lagere groei juist tot stijging van deze uitgavenpost als deel van het bbp leidt. Daarmee worden de automatische stabilisatoren versterkt in plaats van verzwakt. Kan de minister een appreciatie geven van deze gedachte?

Handelingen I 2018-2019, nr.8 item 8 - blz.23-24

De heer Rinnooy Kan (D66):

Als dan zo veel op te merken valt over dat structurele saldo aan de ene kant, wat ik overigens heel goed kan begrijpen, en als aan de andere kant het toch ook wenselijk lijkt te zijn dat de Europese landen in het algemeen begrotingsbeleid voeren dat laten we maar zeggen bestand is tegen conjunctuurschommelingen, dan wijst dat toch in de richting van de noodzaak van een ander instrument om dat effectief te beoordelen en zo nodig te becommentariëren? Mijn slotvraag aan de minister: zou u zich daarvoor sterk willen maken? Wat zou dat instrument moeten zijn? Zou dat iets zijn om op Europees niveau ter discussie te stellen?

Minister Hoekstra:

Wat in de discussie niet genoemd is maar natuurlijk wel relevant is, zijn de markers die we eigenlijk het meeste gebruiken, namelijk de 3% en de 60%. Terecht vraagt de heer Rinnooy Kan hoe relevant dat structurele cijfer is. Daar is wel wat op aan te merken. Tegelijkertijd geeft het wel iets van een langetermijndoorkijk. Ik ben heel graag bereid, zoals ik al tegen de heer Postema zei, om dat gesprek in Europa te voeren. Zoiets als het houdbaarheidstekort zou daarbij kunnen helpen. Ik wijs er wel op dat het een ingewikkelde discussie is, want dat structurele saldo is er, als ik het mij goed herinner, mede op voorspraak van Nederland in gekomen, juist omdat je voorbij het hier en nu wilt kijken. Misschien moet het mandje nog net wat anders worden ingericht, waarop de heer Rinnooy Kan zal vragen of het niet wat simpeler kan. Graag, maar het gaat erom dat iets wordt verzonnen waaraan je je grosso modo houdt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoeksresultaten WRR en SER inzake zorgkosten aanbieden (35.000) (T02637)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Rinnooy Kan (D66) en Postema (PvdA), toe de onderzoeksresultaten van de WRR en de SER inzake de zorgkosten aan te bieden en het gesprek hierover voort te zetten met de ministers van VWS.


Kerngegevens

Nummer T02637
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen houdbaarheidssaldo
zorgkosten
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 2

De heer Postema (PvdA):

Dit brengt ons bij een volgend hoofdstuk waar de regering aandacht aan had kunnen en wat ons betreft had móeten besteden. Een belangrijke factor in het houdbaarheidssaldo zijn immers de zorguitgaven en de vergrijzing. Ook college Wever wees daarop in zijn maidenspeech. Dit zijn geen thema's om de verkiezingen mee te winnen, maar toch mogen wij van de minister van Financiën verwachten dat hij zijn collega's van VWS aanzet tot het ontwikkelen van een gedegen visie op dit vraagstuk. Het probleem is evident. De zorg is in 2019 niet alleen de grootste, maar ook de snelst groeiende uitgavenpost uit de collectieve middelen. Dit wordt onder meer vertaald in een sterke stijging van de zorgverzekeringspremie voor de burgers. De zorgverzekeraars kwamen deze maand met een premiestijging van tussen de €50 en €100 per jaar. Voor de grote verzekeraars is dat een toename van circa 7,5%. Veel cao's moeten dit jaar nog worden afgesloten, maar daarvan zullen er nogal wat zijn die op jaarbasis nog niet eens een derde van dit percentage stijgen. Daarmee gaan zorguitgaven een steeds groter beslag op ons inkomen leggen, als een autonome ontwikkeling waaraan geen integraal regeringsbeleid ten grondslag ligt.

Waar wel een duidelijke beleidskeuze ligt, of zou moeten liggen, is het waarborgen van de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. En dat maakt dit nu juist zo'n belangrijk en ingewikkeld vraagstuk: hoe wordt tot een verantwoord niveau van zorguitgaven gekomen binnen de harde randvoorwaarden van kwaliteit en toegankelijkheid? Welke keuzes dienen dan te worden gemaakt? Wij verwachten van de regering meer sturing op dit vraagstuk dan enkel een set kortetermijnakkoorden met de diverse branches in de zorg. Kan de minister aangeven hoe het kabinet met dit langere termijnvraagstuk wil omgaan, zodat ieder zeker kan zijn en blijven van de benodigde zorg?

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 7

De heer Rinnooy Kan (D66):

Voorzitter. Niet lang geleden herdachten wij in deze Kamer een van de grote voorgangers van deze minister, Wim Kok. Hij was zich als geen ander bewust van de grote bijdragen die juist vanuit het ministerie van Financiën geleverd kunnen worden aan de brede welvaart van ons land, juist ook in de betekenis die de Raad van State aan dat concept toekent. De belangrijke hervormingsprioriteiten die dit kabinet zich heeft gesteld zullen veelal ook dat ministerie raken, van arbeidsmarkt, gezondheidszorg en pensioenen — bij de twee laatste wachten we dus graag op de kabinetsvoorstellen — tot aan onderwijs, onderzoek en innovatie. Elk daarvan draagt bij aan de kernopgave om te streven naar een land waarin welvaart en welzijn duurzaam kunnen groeien en in solidariteit worden verdeeld. Dat is ook een land dat zich onderdeel weet van een sterk en verenigd Europa en dat zijn verantwoordelijkheid neemt in een onrustige wereld. De fractie van D66 ziet uit naar de bijdrage van deze minister en zijn staatssecretaris aan dat proces en naar hun reactie op onze punten van aandacht.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 32

Minister Hoekstra:

Een aantal specifieke opmerkingen. We hebben bij de start van het kabinet al maatregelen genomen waardoor de zorgkosten structureel minder hard stijgen dan het basispad, en wel met ruim 2,2 miljard. Daarmee zijn wij er nog niet, zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan en de heer Postema. Het heeft mijn nadrukkelijke aandacht en ook die van de beide ministers op VWS. We hebben inmiddels de WRR en de SER gevraagd om ons van een onderzoek te voorzien over hoe dit te doen. Daarnaast zijn de ministers en ik met een aantal experts uit het veld in gesprek over hoe je die dubbele doelstelling kunt verwezenlijken. Wat we allemaal niet willen, is dat we alleen maar naar de kosten gaan kijken. De opdracht is nu juist om ervoor te zorgen dat die heel goede zorg in Nederland — die hebben we echt — die ook voor iedereen beschikbaar moet blijven, betaalbaar blijft. Ik neem de Kamer graag mee in de uitkomsten van dat onderzoek en de acties die wij eraan verbinden. Misschien dat ik de heer Rinnooy Kan en Postema mag voorstellen om daarna samen met de ministers van VWS hierover het gesprek voort te zetten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Begrippen ‘brede welvaart’ en ‘duurzame ontwikkelingsdoelstellingen’ (35.000) (T02654)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Kuiper (ChristenUnie) en Sent (PvdA), toe het brede welvaartsbegrip en de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen te betrekken bij de Miljoenennota en de begrotingscyclus, zodat de Kamers hierop in kunnen gaan bij hun Algemene Politieke Beschouwingen.


Kerngegevens

Nummer T02654
Status openstaand
Datum toezegging 30 oktober 2018
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen begrotingen
Brede welvaart
duurzame ontwikkelingsdoelstellingen
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018/2019, nr. 5, item 7 - blz. 21-22

De heer Kuiper (ChristenUnie): Ik was vorige week op bezoek bij de VN met de parlementaire delegatie. Ik heb toen ook zelf geconstateerd hoe belangrijk dit is voor ons land en ook voor de Nederlandse missie bij de Verenigde Naties. Deze ontwikkelingsdoelen worden daar eigenlijk overal door ons genoemd en ingebracht. De reden waarom ik het vandaag opbracht had ook te maken met de "terugwerkingseffecten" op onze eigen beleidsontwikkeling ieder jaar. Daar was mijn vraag aan gekoppeld of dat ook rond de Miljoenennota een rol kan spelen in een beschouwing van de kant van het kabinet.

Minister Rutte: Ja, die vraag heeft u gesteld. Ik kom daar in tweede termijn even op terug. De SDG's worden in ieder geval structureel meegenomen in nieuw beleid en in wetgeving. Wij zijn ook bezig het huidige afwegingskader aan te passen aan de hand van de SDG's. Als het gaat om beleidscoherentie, waarbij de SDG's een belangrijke invalshoek zijn, zijn wij echt koploper internationaal. De Tweede Kamer wordt daar al over geïnformeerd en er vinden over deze initiatieven discussies plaats, bijvoorbeeld naar aanleiding van het jaarlijkse rapport over de uitvoering van de SDG's. Dus uw gedachte om de WRR daar reflecties op te laten geven, daar zie ik op dit moment geen dringende aanleiding voor. Maar het is waar: u had ook nog de vraag over de rol in de begrotingscyclus. Ik kijk even naar ambtelijk AZ: help mij even voor de tweede termijn. Dank. Daar komen we op terug.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Als het is zoals u beschrijft, ben ik daar heel blij mee. Ik denk dat het een ontzettend belangrijk instrument is om goed gericht aan beleidsontwikkeling te doen, voor de langere termijn. Het komt natuurlijk ieder jaar terug op woensdag gehaktdag in Tweede Kamer. Dan gaat het natuurlijk om verantwoording, maar het zou ook mooi zijn als het vooruitblikken een vast onderdeel wordt, jaarlijks rondom Prinsjesdag en de Miljoenennota.

Minister Rutte: De minister van BuHa-OS coördineert dat, dus ik zou mij kunnen voorstellen dat dit in haar begroting ... Maar ik ga het even checken. Want nu ga ik improviseren, maar we gaan het even robuust beantwoorden.

Mevrouw Sent (PvdA): Ik onderstreep de behoefte van de heer Kuiper om een bredere discussie te voeren als wij de Algemene Politieke Beschouwingen hebben en die niet te beperken tot het economische, maar in breder perspectief het sociale en het ecologische aspect erbij te betrekken. Een alternatief is ook om het kabinet te vragen te reageren op de bespiegelingen die het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving tegenwoordig parallel met de Macro Economische Verkenning uitgeven. Ik vraag mij af in hoeverre de minister-president daartoe bereid is.

Minister Rutte: Geven ze dat uit over de SDG's?

Mevrouw Sent (PvdA): Niet over de SDG's, maar het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving nodigen ons uit een breder perspectief te hanteren dan het economische, zoals in de Macro Economische Verkenning wordt tentoongespreid.

Minister Rutte: Daar kom ik dan ook op terug in tweede termijn. Dat zegt me even niks. Ik ken natuurlijk alle rapporten van deze planbureaus en volgens mij reageren wij standaard op alles wat zij produceren. Ik kom daar even op terug in tweede termijn. We doen het niet meer standaard, hoor ik nu. Aha, we doen het niet meer standaard.

Mevrouw Sent (PvdA): Dan is mijn vraag of het kabinet bereid is om te reageren op die verkenningen die rond Prinsjesdag gepubliceerd worden, zodanig dat wij die reactie van het kabinet mee kunnen nemen bij onze Algemene Politieke Beschouwingen.

Minister Rutte: Ik ga het even checken. Wat mij bijstaat, is dat die plannen kwamen en dat wij er dan op gingen reageren, met vaak nog dikkere reacties dan het oorspronkelijke plan. Je kunt natuurlijk als politiek net zo goed zeggen: laten we die rapporten betrekken bij de parlementaire debatten, zonder dat het kabinet weer reageert op een reactie. Je blijft maar papier stapelen dan. Ik dacht dat dat het was, maar ik wil het even dubbelchecken.

(...)

Handelingen I 2018/2019, nr. 5, item 7 - blz. 37-38

De heer Kuiper (ChristenUnie): Voorzitter. Dan de begrippen "brede welvaart" en "duurzame-ontwikkelingsdoelen". Ik gebruik die in het verlengde van elkaar, eigenlijk precies zoals de Raad van State heeft gedaan in zijn advies. Dat advies behelst ook dit punt, dus laten we dit nu echt gaan meenemen in de jaarlijkse plancyclus van parlement en kabinet. Ik weet dat de minister-president daar nu over nadenkt en met een antwoord komt. Niettemin hebben wij de vraag van de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie die in dit debat heeft geklonken, nog eens geformuleerd in de vorm van een motie, maar wij wachten natuurlijk op het antwoord van de minister-president. Helpt ons dat verder, dan kunnen we die motie intrekken. Ik dien de motie nu in.

De voorzitter: Door de leden Kuiper, Sent, Postema, Nooren, Vlietstra en Ester wordt de volgende motie voorgesteld:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met ingang van het huidige parlementaire jaar het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) alsmede het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) hun beschouwingen parallel met de Macro Economische Verkenning publiceren;

constaterende dat de Raad van State adviseert het voorgenomen (langetermijn)beleid te beschouwen op de vraag in welke mate het bijdraagt aan brede welvaart, en dat jaarlijks te doen ter gelegenheid van de Algemene Politieke Beschouwingen;

verzoekt de regering het advies van de Raad van State te behartigen waarin gevraagd wordt jaarlijks bij de Miljoenennota een toekomstgerichte beschouwing te voegen over de vraag hoe de regering de doelstelling van brede welvaart dichterbij brengt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter F (35000).

(...)

Handelingen I 2018/2019, nr. 5, item 7 - blz. 42-43

Minister Rutte: Dan de SDG's en de rol die ze kunnen spelen bij een begrotingscyclus. Deze wens kunnen wij uitvoeren. Wij begrijpen ook heel goed die wens van verschillende partijen om vanuit een breder welvaartsbegrip de zaak te benaderen en daarbij ook de SDG's te betrekken. Financiën en economie zijn immers niet de enige criteria voor het inrichten van het land. Het CBS maakt jaarlijks de monitors over SDG's en brede welvaart. In de monitor over de SDG's wordt de relatie gelegd met de duurzame ontwikkelingsdoelen. Daarnaast is er op verzoek van de Tweede Kamer een monitor gemaakt over de ontwikkeling van brede welvaart. Er bestaat natuurlijk een grote overlap tussen de CBS-publicaties over de SDG's en de Monitor Brede Welvaart. We gaan daarom samen met het CBS verkennen hoe we die zaken in elkaar kunnen schuiven. Dat willen we eigenlijk gewoon volgend jaar gerealiseerd hebben. Bij de bredere besluitvorming hebben de Monitor Brede Welvaart en de monitor over de SDG's grote meerwaarde door de aandachtspunten voor Nederland te tonen en afwegingen tussen verschillende aspecten van welvaart inzichtelijk te maken. Dit kan zowel bij de Algemene Politieke Beschouwingen aan de orde komen als bij de bespreking van de departementale begroting.

De Monitor Brede Welvaart en de SDG-rapportage worden jaarlijks in het voorjaar gepubliceerd met de kabinetsreactie, zodat deze een rol kunnen spelen bij het Verantwoordingsdebat. Dat is ook logisch, omdat het statistiek betreft die per definitie terugkijkt. Bij de APB en de begroting en Miljoenennota wordt natuurlijk vooruitgekeken. Het ex ante in kaart brengen van kwantitatieve effecten van beleid op de SDG's en brede welvaart lijkt ons nu nog een brug te ver. Dus wij denken nu eerder aan de verantwoordingscyclus dan aan de begrotingscyclus. Ze kunnen wel een rol spelen bij de beleidsontwikkeling en wetgeving op afzonderlijke terreinen. Daartoe wordt het integrale afwegingskader dat het kabinet gebruikt bij beleidsontwikkeling en wetgeving hierop aangepast. De Monitor Brede Welvaart is ook als informatiebron beschikbaar bij de kabinetsformatie. Daar wordt bij uitstek over de departementale begrotingen heen gekeken en beleid bepaald voor een langere periode. De monitor helpt bij het formuleren van de politieke prioriteiten dankzij het inzicht in de maatschappelijke vraagstukken. Ik beschouw dit als een aanmoediging om hiermee door te gaan en te kijken hoe wij in 2019 in ieder geval die twee aspecten kunnen integreren.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Zeer bedankt, minister-president. Wat het betrekken bij de Algemene Politieke Beschouwingen betreft: het ging ons dan ook om een beschouwing, niet om nog eens een keer die indicatoren allemaal weer langs te lopen en af te vinken. Het ging inderdaad om hoe het integraal in het beleid verweven zit. U heeft daarover een toezegging gedaan, zodat het ook bij de Algemene Politieke Beschouwingen kan worden betrokken door de Kamers.

Minister Rutte: Ja.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Dank u wel.

(...)

Handelingen I 2018/2019, nr. 5, item 7 - blz. 44

De heer Kuiper (ChristenUnie): Voorzitter. Mede namens indienster Sent wil ik zeggen dat de motie onder letter F wordt ingetrokken, gelet op de toezeggingen van de minister-president. Dus die hoeft geen onderdeel meer te zijn van de beraadslaging.


Brondocumenten


Historie

  • 30 oktober 2018
    toezegging gedaan






Toezegging Jaarlijks rapporteren arbeidsproductiviteit in de Miljoenennota’s (35.000 N) (T02666)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rinnooy Kan (D66), toe met regelmaat te rapporteren over de arbeidsproductiviteit in Nederland door hierover een passage op te nemen in de volgende Miljoenennota’s.


Kerngegevens

Nummer T02666
Status openstaand
Datum toezegging 18 december 2018
Deadline 1 september 2019
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Brief
Categorie legisprudentie
Onderwerpen arbeidsproductiviteit
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018/2019, 35000, N, blz. 1

Eerder heb ik uw Kamer middels een brief geïnformeerd over de ontwikkeling van de productiviteit in Nederland in vergelijking met de ons omringende landen, en de inspanningen die het kabinet doet op het vlak van onderwijs, R&D en digitalisering om de productiviteit verder te verbeteren. De komende tijd gaat het kabinet onderzoeken op welke manier beleid verder kan bijdragen aan het vergroten van de productiviteit, in de beantwoording van de motie-Wiersma/Bruins. De ontwikkeling van de productiviteit is een belangrijke determinant van de economische groei op de lange termijn, en daarmee van belang voor de toekomstige welvaart. Ik ben het met dhr. Rinnooy Kan eens dat deze ontwikkeling goed gevolgd dient te worden. Ik wil dan ook tegemoetkomen aan zijn vraag om met regelmaat te rapporteren over de productiviteit door hierover een passage op te nemen in de volgende Miljoenennota’s.


Brondocumenten


Historie

  • 18 december 2018
    toezegging gedaan






Toezegging Aanbieden jaarlijkse cijfers CPB inzake marginale belastingdruk (35.026) (T02668)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe de Kamer jaarlijks de cijfers van het CPB inzake marginale belastingdruk aan te bieden.


Kerngegevens

Nummer T02668
Status openstaand
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingdruk
eenverdieners
marginale druk
tweeverdieners
Kamerstukken Belastingplan 2019 (35.026)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 11

Staatssecretaris Snel:

Nee, dat zou ik zeker niet durven. U hebt nog 28 pagina's rondom dit thema tegoed. Ik moet die nog over weten te brengen. Ik doe mijn best. Mocht ik aan het eind van het blokje dit punt niet hebben beantwoord, dan doe ik dat graag alsnog, maar volgens mij komt ook deze vraag nog aan de orde. Het ging erom of er een einddoel was en ik heb gezegd dat het einddoel altijd afhankelijk is van verschillende thema's. Dan was er een vraag van de heer Schalk over de opties om te verkennen of de marginale druk tussen een- en tweeverdieners wat verkleind kan worden. De maatregelen van het kabinet verlagen inderdaad de marginale druk voor zowel een- als tweeverdieners. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het denken nooit stil moet staan. Dat heb ik ook al eerder tegen de heer Schalk gezegd. Samen met de minister van SZW ga ik daarom onderzoeken welke mogelijkheden er op de lange termijn nog zijn om de resterende pijnpunten in de marginale druk te beperken. Iedereen ziet wel dat daar nog issues over zijn. Richting de heer Schalk kan ik dan ook zeggen dat we in dit onderzoek specifiek zullen kijken naar de positie van de een- en tweeverdieners. Ik hoop het onderzoek voor de komende zomer aan u te kunnen doen toekomen. De heer Schalk sprak over een exorbitante marginale belastingdruk en hij vroeg of de belastingen als prikkel voor werk uiteindelijk niet zouden zorgen voor een mismatch. Ik ben het echt met de heer Schalk eens dat de marginale druk, zeker als die in de buurt van 100 of ver daarboven komt, absoluut onwenselijk is. Meer werk moet meer lonen. Het is overigens ook niet zo dat die marginale druk pieken op heel lange termijn zijn. Je ziet ze soms heel erg toenemen. Als je die ene euro meer verdient, voel je het, maar heb je er vijf of tien meer, dan neemt het af. Desalniettemin snap ik het gemaakte punt heel goed. Ik heb geprobeerd een toelichting te geven waarom wij voor de marginaledrukberekening 2021 dat nog niet zo makkelijk konden doen. We hebben vorig jaar de marginaledrukgrafieken in beeld gebracht, maar omdat het van jaar tot jaar verder gaat, is het niet nu al mogelijk om dat voor 2021 te doen. Ik hoop wel dat blijkt dat, als wij dit jaar op jaar volgen, wij zien dat in diezelfde tabel, die we dan wel een keer kunnen updaten, de marginale druk en zeker de pieken wat afnemen. Dat is de doelstelling die we hebben.

De heer Schalk (SGP):

Dank voor de toezegging voor het onderzoek richting de een- en tweeverdieners. Ten aanzien van de tabel 2020-2021 begrijp ik dat de staatssecretaris toezegt dat die volgend jaar gewoon meekomt met de stukken. We hoeven dat niet op te vragen, want die komt gewoon mee, omdat we dat jaar op jaar willen zien.

Staatssecretaris Snel:

Ja, volgens mij kunnen we dat doen. We hebben wel de berekening nodig van het planbureau. Ik weet niet precies hoe ze dat doen, of ze die maken voor ons. U wilt volgen wat er gebeurt met die marginale druk. We zijn allemaal bezig om daarnaar te kijken. Ik wil dat zeker meenemen. Ik zal even checken of ik niet iets toezeg wat het planbureau niet jaarlijks maakt en kom daar in tweede termijn op terug. Het idee is dat je inzicht kunt krijgen in hoe de ontwikkeling is naar aanleiding van ons beleid. Dat delen we. De heer Schalk had een wat uitgebreidere berekening over het marginaledruktraject. Ik zal niet helemaal narekenen wat hij heeft gedaan. Dat laat ik even zitten. Zijn point was duidelijk. Het is heel hoog en hij vraagt of we daar niet wat aan kunnen doen. Ik heb daar net een aantal dingen over gezegd. Ik heb nog wat kleinere vragen van de heer Schalk rond die marginale druk, maar die komen op hetzelfde neer. Ik snap zijn punt. Hij gaf dat met voorbeelden aan: op- en afbouwtrajecten, het stelsel betaalbaar houden. Ik kan nog een heel betoog houden over het individuele stelsel, maar met het oog op de tijd zal ik de vragen niet allemaal beantwoorden. Ik kijk even of de heer Schalk daarmee instemt. Dit is de kern van mijn toezegging. Hij is goed gehoord en we gaan ermee verder.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 12 - blz. 14

Staatssecretaris Snel:

Ik krijg nog een heel kort briefje tussendoor. Dat ging om de toezegging om de jaarlijkse cijfers van de marginale druk. Ik hield mij nog even in, maar het antwoord dat ik doorkrijg is: ja, dat kan. Er staat nog iets bij, maar volgens mij is dit het belangrijkste. Ja, dat kan, dus dat gaan we doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het onderzoeken van de garantieregeling voor polishouders van verzekeraars en de besmettingsrisico’s specifiek voor de Nederlandse situatie (34.842) (T02690)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Prast (D66) mede namens de leden van de fracties VVD, SP, PvdA en de ChristenUnie, toe het onderzoeksrapport van EIOPA en de appreciatie van de regering met de Kamer te delen. Tevens naderhand een additioneel onderzoek uit te voeren naar de specifieke situatie in Nederland inzake de besmettingsrisico’s en de garantieregeling voor polishouders van verzekeraars.


Kerngegevens

Nummer T02690
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen afwikkeling
garantieregeling
verzekeraars
Kamerstukken Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars (34.842)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 9 item 8 blz. 4-5

Minister Hoekstra:

Dat brengt mij bij de toezegging van mij waar mevrouw Prast naar op zoek is. Het is misschien goed om nog iets te zeggen over de situatie zoals die nu ligt in Europa en ook met EIOPA. EIOPA doet een onderzoek naar de wenselijkheid van garantiestelsels en heeft daar inmiddels de onderzoeksfase van afgesloten. Men verwacht daarover in de eerste helft van het volgend jaar te publiceren. Ik denk dat het ingewikkeld wordt om zelf nog als Nederland nog een onderzoek te doen en dat als input te gebruiken richting EIOPA om te laten zien wat wij zelf hebben gedaan. Maar wat ik me wel kan voorstellen, is dat ik de conclusies van EIOPA deel met de Eerste Kamer en uiteraard met mevrouw Prast in het bijzonder, waarbij we ingaan op de kant van de garantieregeling, maar ook op die van de besmettingsrisico's, dus het tweede gedeelte van de zorgen van mevrouw Prast. Daarbij zullen we bekijken of het EIOPA-onderzoek die beide componenten afdoende heeft afgedekt. Ik kan me verder voorstellen dat ik daarvan een appreciatie geef. Als mijn indruk is dat dat onvoldoende is gebeurd, zullen we zelf nader onderzoek moeten doen, bijvoorbeeld naar de besmettingsrisico's. Een alternatief is dat als mijn appreciatie zou zijn dat dat voldoende is en mevrouw Prast het daar niet mee eens is, het aan haar is om mij daar vervolgens opnieuw toe te verleiden. Maar ik vermoed dat we echt aan dezelfde kant van het touw trekken als het gaat om de garantieregeling en de besmettingsrisico's. Ik zou het zo met haar af willen afspreken dat ik haar toezeg dat ik het rapport van EIOPA met haar deel, dat ik daar een appreciatie bij doe en dat ik ook concludeer, in hoeverre dat nog leidt tot onderzoeksvragen en vervolgstappen van de kant van het kabinet. Vanzelfsprekend hebben we daar dan, indien dat nuttig en wenselijk is, weer een debat over.

Mevrouw Prast (D66):

Om niet te veel tijd kwijt te zijn in de tweede termijn, wil ik het volgende vragen. Dat onderzoek van EIOPA is een onderzoek naar de noodzaak van een Europees netwerk van nationale garantieregelingen voor verzekeraars, met funding en voldoende harmonisatie. Het is dus een onderzoek naar de noodzaak van een Europees netwerk. In mijn perceptie is dat toch echt iets anders dan onderzoeken hoe het in Nederland zit met het aantal polishouders die, ik zeg maar wat, met het kapitaal bij de verzekeraar hun hypotheek hadden willen aflossen, maar misschien niet genoeg hebben als een verzekeraar in afwikkeling gaat. Dat ik heb gezegd dat dat mogelijk als input voor EIOPA kan worden gebruikt, was eigenlijk om aan te geven dat je dat soort onderzoek eigenlijk toch moet doen. We vragen dus niet zo heel veel van de minister. Ik hoor nu dat dat onderzoek niet op tijd zal zijn, want EIOPA is al volop bezig. Het is ook niet zo dat EIOPA hetzelfde wil gaan onderzoeken als dat waar ik om heb gevraagd namens vijf fracties. Dat de minister dat onderzoek van EIOPA met mij deelt, is mooi, maar ik kom daar zelf ook wel achter.

Minister Hoekstra:

Ik ga de toezegging aan mevrouw Prast nog goudgerander maken. Het puur Nederlandse stuk, waarom het haar gaat, over wat je in Nederland nog zou moeten willen weten, zal inderdaad niet specifiek uit dat EIOPA-onderzoek komen. Wat natuurlijk wel uit het EIOPA-onderzoek komt, is juist welke stappen je eventueel in Europees verband nog zou moeten willen zetten. Ik denk dat mevrouw Prast het met mij eens is dat veel van dit soort regelingen zich bij uitstek leent voor een Europese oplossing — ik zie haar glunderen — in een steeds Europesere verzekeringsmarkt. Die logica delen we met elkaar. Ik stel het volgende voor. Ik wacht wel met het uitzetten van additioneel onderzoek totdat ik EIOPA gehad heb, want anders zouden er zomaar nog andere open stukjes kunnen zitten in de vragen die we met elkaar beantwoord willen hebben. Dat onderzoek zal in ieder geval naar die zaken vragen die mevrouw Prast specifiek voor de Nederlandse situatie van belang vindt. Dan kunnen we dat in één keer integraal uitvragen. Dat lijkt mij wel charmant om dat woord eens te gebruiken. Als mevrouw Prast daarmee kan leven, dan zeg ik dat bij dezen toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer de evaluatie van de Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars aanbieden (34.842) (T02691)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Prast (D66), tevens namens de leden van de fracties VVD, SP, PvdA en de ChristenUnie, toe de Kamer een evaluatie van het nieuwe stelsel inzake de Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars aan te bieden en in die evaluatie de voordelen van een ex-antefinancieringsconstructie versus ex-post mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T02691
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2018
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen afwikkeling
verzekeraars
Kamerstukken Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars (34.842)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 9 item 8 - blz. 6

Minister Hoekstra:

Voorzitter, dank. Ik ben alleen al in de gelegenheid om snel te antwoorden omdat mevrouw Prast nul vragen heeft gesteld, als ik het goed heb geteld. Zij heeft een aantal van mijn opmerkingen nog wel gekwalificeerd, als ik het zo mag zeggen. Mijn samenvatting van mijn toezegging was helemaal de juiste. Er was eerlijk gezegd nog een ander ding. Ik begrijp best wat zij zegt over haar voorkeur voor ex ante. Ik wil wel benadrukken dat mijn argumentatie wel breder is geweest dan de wens van de sector. Maar het laat, denk ik, precies zien dat dit terra incognita is en dat je niet precies weet hoe dit gaat uitpakken nadat je het hebt ingevoerd. Ik wil ook nog toezeggen dat het nieuwe stelsel na drie, vier of vijf jaar wordt geëvalueerd. Je moet dan kijken wat je hebt geleerd van deze situatie. Dat was ik sowieso van plan, maar dat wil ik ook nog in haar richting toezeggen. Ik denk dat drie jaar wat snel is en dat vijf jaar meer in de rede ligt. Maar in ieder geval een aantal jaren na invoering wil ik het stelsel evalueren, waarbij ik precies dit punt over ex post versus ex ante wil meenemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer een afschrift verzenden van een uiteenzetting over de wijze waarop EU-lidstaten omgaan met opties binnen de EU-arbitragerichtlijn (35.110) (T02775)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), mede namens de leden van de D66-fractie, toe de Kamer een afschrift te versturen van een uiteenzetting aan de Tweede Kamer over welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn.


Kerngegevens

Nummer T02775
Status openstaand
Datum toezegging 9 juli 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie overig
Onderwerpen EU-arbitragerichtlijn
Kamerstukken Wet fiscale arbitrage (35.110)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, B, blz. 3

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in het debat in de Tweede Kamer vragen zijn gesteld over de keuzes die andere lidstaten in hun implementatie wetgeving hebben gemaakt. De regering had op het moment van behandeling niet de beschikking over informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de arbitragelijn. Is deze informatie inmiddels beschikbaar? Zo ja, kan de regering deze informatie delen met het parlement en voorzien van een appreciatie? Is er naar de mening van de regering aanleiding om de voorliggende implementatie-wetgeving al dan niet aan te passen? Indien deze informatie nog niet beschikbaar is, kan de regering aangeven wanneer dat wel het geval zal zijn?

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, C, blz. 3

De leden van de fracties van GroenLinks en D66 vragen of informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de EU-arbitragerichtlijn inmiddels beschikbaar is. Deze informatie is nog niet beschikbaar. De EU-arbitragerichtlijn schrijft niet voor dat lidstaten keuzes kenbaar moeten maken aan andere lidstaten. Hierdoor dient zelfstandig onderzoek te worden gedaan naar de keuzes van andere lidstaten. Zoals ik heb toegezegd bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zal een uiteenzetting worden gegeven wanneer duidelijk is welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn. Deze uiteenzetting zal ik ook naar de Eerste Kamer verzenden. Een exacte termijn waarbinnen de uiteenzetting beschikbaar is, kan niet worden gegeven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het onderwerp ‘brede welvaart’ blijven betrekken bij de Miljoenennota (35.300) (T02798)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe om het onderwerp ‘brede welvaart’ te blijven betrekken bij de Miljoenennota.


Kerngegevens

Nummer T02798
Status openstaand
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Brede welvaart
miljoenennota
welzijn
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 13-14

De heer Vendrik (GroenLinks):

Met waardering beziet de fractie van GroenLinks de poging van het kabinet om deze Miljoenennota te plaatsen in het kader van brede welvaart en welzijn. Maar tegelijkertijd, zoals het kabinet overigens ook zelf in dat stuk opmerkte, is deze Miljoenennota uiteindelijk toch ook weer een normaal financieel-economisch stuk. Wat de GroenLinks-fractie betreft, zet het kabinet hier verdere stappen, zodat de Miljoenennota toegroeit naar een jaarlijkse brede welvaartsnota. Ik nodig de minister van Financiën hier vandaag uit om daar verder in mee te denken. Ik heb hier drie redenen voor.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 33

Minister Hoekstra:

Voorzitter. De heer Vendrik vroeg of de Miljoenennota nog meer een bredewelvaartsnota kan worden. Ik hoorde daar de echo van de heer Snels, die overigens content was met de stappen die we al genomen hebben. Ik kan hem toezeggen dat dit onderwerp breed op de agenda zal blijven, maar ik kan ook niet te veel beloven, omdat we nog niet de systematiek hebben om brede welvaart bij elk onderwerp toe te passen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren over het overleg met de WRR en de SER inzake de zorguitgaven (35.300) (T02802)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Wever (VVD), toe om de Kamer te informeren over het overleg met de WRR en de SER inzake de zorguitgaven.


Kerngegevens

Nummer T02802
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. R. Wever (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Bruto Binnenlands Product
zorgnorm
zorguitgaven
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 7

De heer Wever (VVD):

Op het gebied van de uitgaven in de zorg blijft de vraag overeind staan, die wij als VVD-fractie al vaker hebben gesteld, of het niet verstandig is om de uitgaven in de zorg op een of andere wijze te koppelen aan de ontwikkeling van het bbp, zowel positief als negatief. Hiermee zou stabiliteit in de ontwikkeling kunnen ontstaan en kan je vaste kaders ontwikkelen waarbinnen zorguitgaven zich mogen bewegen. Daarnaast zal je je moeten blijven inzetten om bijvoorbeeld de kosten van medicijnen te blijven drukken. Hier wordt al hard aan gewerkt. Dat kan je niet alleen nationaal doen, maar dat zal je ook in Europees en in mondiaal verband moeten doen. Ook ten aanzien van de zorg roepen wij op om te blijven streven naar vermindering van regeldruk en bureaucratie. Dat kan nog behoorlijke besparingen opleveren. Wij zijn benieuwd hoe het kabinet daartegen aankijkt.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 – blz. 43

Minister Hoekstra:

Dan ben ik terug bij de heer Wever, die naar de zorguitgaven vroeg. Hij heeft overduidelijk met de heer De Grave van gedachten gewisseld, want die heeft mij hier ook wel eens gevraagd naar het koppelen van de zorguitgaven aan het bbp. Ik ben het zeer met de VVD-fractie en de heer Wever eens dat het ontzettend belangrijk is om te zorgen dat de zorg, die in Nederland van heel hoge kwaliteit is, van heel hoge kwaliteit blijft. Dat is één. Twee is dat we er met elkaar voor zorgen dat er, ongeacht wat iemand verdient, toegang is tot dat uitstekende systeem. Dat is een enorm voorrecht. Je hoeft maar in Amerika te komen en te zien hoeveel mensen daar met een rottend gebit in hun mond rondlopen om te bedenken wat de repercussies zijn van dat stelsel. En drie: het moet wel organiseerbaar en betaalbaar blijven. Het is heel terecht dat de VVD daar aandacht voor vraagt. Het is overigens zo dat beide ministers, en in het bijzonder de minister voor Medische Zorg, ten aanzien van de hoofdlijnakkoorden en een aantal andere zaken, bijvoorbeeld op het gebied van de medicijnen, proberen paal en perk te stellen aan die kosten. Ik wil me zelf graag laten inspireren door de SER en de WRR en zal dan ook met enthousiasme met beide betrokken bewindspersonen dit dossier hernemen.

(…)

De heer Wever (VVD):

Dank voor de beantwoording van de minister. Ik ben blij dat hij die zorg over de zorg ook uitspreekt. Ik ben erg benieuwd naar het overleg met de WRR en de SER. Op welke termijn wordt dat gevoerd en op welke termijn kunnen wij daarvan een terugkoppeling in deze Kamer krijgen?

Minister Hoekstra:

Ik heb eerder gezegd dat dat heel gedegen gebeurt en dat het er dus niet onmiddellijk is. Ik mag misschien in tweede termijn een inschatting maken van wanneer we denken dat die rapporten er zijn.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 – blz. 72

Minister Hoekstra:

Ik was de heer Wever nog een antwoord schuldig op een vraag in eerste termijn. Ik kom zo terug op zijn vraag in tweede termijn over de onderzoeken van de WRR en de SER. De WRR is begin 2019 gestart en is eind 2020, begin 2021 klaar, voor de verkiezingen. De SER is voornemens om in het voorjaar van 2020 de verkenning af te ronden. Dan zullen we dat gesprek ongetwijfeld hernemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer jaarlijks informeren over adequate beheersing integriteitsrisico's bij banken en enkele andere elementen (35.245) (T02914)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Sent (PvdA), Otten (fractie-Otten), Van Rooijen (50PLUS) en Ester (ChristenUnie) toe de Kamer via de jaarlijkse zbo-route proactief te informeren over de vorderingen die banken maken teneinde integriteitsrisico’s adequaat te beheersen, alsmede over enige andere elementen.


Kerngegevens

Nummer T02914
Status openstaand
Datum toezegging 21 april 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
integriteit
integriteitsrisico's
witwassen
zbo-route
Kamerstukken Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.4

Mevrouw Sent (PvdA):

Daarnaast concludeert De Nederlandsche Bank uit eigen onderzoek dat verschillende banken veel te weinig onderzoek doen naar wie hun klanten zijn. Ook de verplichte onderzoeken die banken moeten uitvoeren naar transacties van klanten zijn bij meerdere banken gebrekkig, aldus de toezichthouder. Volgens de minister zal DNB erop toezien dat de inspanningen zodanig zijn dat de banken integriteitsrisico's adequaat beheersen. De minister zal met DNB in gesprek blijven over de vorderingen die de sector hierbij maakt. Graag krijgt mijn fractie van de minister gedetailleerd zicht op deze vorderingen. Welke investeringen zijn er gepleegd in de expertise en nieuwe technologieën? Hoe is het juiste klimaat voor de beheersing van integriteitsrisico's gecreëerd? Hebben bankbestuurders zich persoonlijk gecommitteerd aan het voorkomen van betrokkenheid van banken bij financieel-economische criminaliteit?

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.9

Minister Hoekstra:

Mevrouw Sent vroeg nog of ik met De Nederlandsche Bank in gesprek wil blijven en inzicht wil blijven geven in de vorderingen die daar worden gemaakt. Heel graag. Ik word zelf jaarlijks door DNB geïnformeerd over de zbo-verantwoording. De eerste rapportage wordt binnenkort openbaar. Ik zeg mevrouw Sent toe dat ik die ook expliciet met de Eerste Kamer zal delen. Overigens heeft dit onderwerp met grote regelmaat de aandacht van de ambtelijke contacten met DNB en komt dit met regelmaat voorbij in het tweewekelijkse gesprek dat ik heb met de president. Ik zeg mevrouw Sent toe dat ik de Kamer hierover proactief zal informeren via de jaarlijkse zbo-route.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.14

Heer Otten (Fractie-Otten):

In aanvulling hierop. Ik wil de minister toch ook niet teleurstellen naar aanleiding van het percentage. In Amerika zijn onderzoeken gepubliceerd — die kan ik u ook doen toekomen — waarin staat dat, volgens Amerikaanse bronnen, met ongeveer 1% van de cryptotransacties iets niet in de haak zou zijn. Ik weet natuurlijk niet of dat in Europa vergelijkbaar is; het zal eerder minder zijn, denk ik. Mocht u er nog meer over kunnen vinden, dan horen we dat graag. Maar ik hoor van veel mensen dat er in de praktijk een veel groter probleem is met creditcards.

Minister Hoekstra:

Laten we het volgende doen. Ik probeerde met mijn relativerende opmerking juist ook in alle ernst aan te geven dat we hierover gewoon heel veel nog niet weten. De heer Otten heeft natuurlijk groot gelijk als hij zegt dat we met creditcards, die er natuurlijk al veel langer zijn, enorm veel gelazer hebben, om het even huiselijk te zeggen. Dat nog even afgezien van het feit dat we allemaal weten dat veel criminelen voor de biljetjes van 100 tegenwoordig gebruikmaken van een weegschaal en niet meer van telmachines. Op het gebied van contant geld hebben we dus ook nog een enorm probleem. Het is dus en-en-en. Maar ik houd me aanbevolen voor die statistieken. Laat ik afspreken dat we proberen om de informatie die er is, ook op dit gebied, volgend jaar met de Kamer te delen in de rapportage die ik al toegezegd heb aan mevrouw Sent.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.14-15

Heer Van Rooijen (50PLUS):

De minister sprak over innovatie, virtueel geld en bitcoins. Hij maakte daar, heel begrijpelijk, positieve kanttekeningen bij. Het is niet iets voor vanavond maar voor later, denk ik, maar ik vroeg me even af of dat niet een steeds groter probleem is voor de Belastingdienst. Ik doel dan op de controle, en het zorgen dat we een juist inzicht hebben in de belastingschuld.

[…]

Minister Hoekstra:

Laat ik het nuanceren. Ik heb grote zorgen op het gebied van witwassen, en vooral over wat dat doet met de samenleving. Daar heb ik grote, grote zorgen over. Ik heb ook aangegeven dat ik vind dat we echt met elkaar een been moeten bijtrekken. Daarom was ik het ook eens met de vragen van mevrouw Karimi, de heer Ester en anderen. Dat geldt voor de banken, justitie en politie, het ministerie van Financiën en De Nederlandsche Bank, dus alle betrokken partijen. Dat is twee. Drie is de vraag van de heer Van Rooijen: is het dan ook zo dat er nu door die crypto-ontwikkelingen een belastingprobleem ontstaat? Eerlijk gezegd denk ik dat dat niet het grootste probleem is. Daarvoor is de omvang te klein. Ook gaat het toch vaak om geld dat überhaupt al in criminele handen is. Het is dus toch echt wat anders dan wat de gemiddelde Nederlander doet, want die die krijgt z'n geld gewoon via z'n loonstrookje overgemaakt, en dat gebeurt in het volle licht. Maar laat ik het volgende doen. Ik voeg het toe aan de rapportage die ik mevrouw Sent heb toegezegd en die ik al drie keer heb verfraaid tijdens dit debat. Dat doe ik nu dus een vierde keer en ik sluit niet uit dat het zo meteen nog een keer gebeurt. Maar ik wil de heer Van Rooijen niet op voorhand blij maken, want ik denk niet dat dit het grootste probleem is dat de Belastingdienst heeft.

[…]

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik was blij met de duiding van de minister van de voor- en nadelen van cryptovaluta. Het is zonneklaar dat daar misbruik van wordt gemaakt door allerlei criminelen. Dat is helder. We weten niet goed hoe groot dat is, maar misschien is dat ook niet het allerbelangrijkste punt. Het gaat om de enorme negatieve uitwerking ervan op de samenleving en op de economie. Maar we hebben ook de behoefte om de start-upwereld, waar velen van ons iets mee hebben, niet in dat verdomhoekje te zetten. Dat is al door verschillende woordvoerders gezegd. Hoe kunnen we dat nou het beste doen? U zou kunnen overwegen om bijvoorbeeld de start-upwereld in te schakelen om die boeven waar u het over heeft boven water te krijgen, misschien met inzet van hun eigen technologie. Schakel ze ook op een hele positieve manier in! Zou ik u daartoe kunnen verleiden?

Minister Hoekstra:

Absoluut, absoluut. Ik heb geprobeerd te zeggen dat het ermee begint dat het natuurlijk fantastisch is dat dat in Nederland gebeurt. Ik meen ook van harte wat ik eerder richting de heer Otten zei. Er vindt überhaupt heel veel innovatie plaats in Nederland, ook op dit specifieke terrein. Ik blijf dat benadrukken, omdat wij hier ook vaak praten over de problemen die er zijn. Als je niet uitkijkt, wekt dat de suggestie alsof alles wat zich in een bepaalde sector afspeelt, een probleem is, maar daar is helemaal geen sprake van. We hebben ook heel nauw contact met deze sector, ook breder, over wat de fintechagenda is van het kabinet. Ik vind het een interessante gedachte om specifiek aan deze bedrijven te vragen hoe zij zouden kunnen helpen. Het gaat er niet zozeer om om te zeggen dat wij het fantastisch vinden dat zij er zijn, maar om hoe zij met alle kennis en kunde die er bestaat, kunnen helpen. Dat vind ik een interessante gedachte en die ga ik graag meenemen. Ik vermoed dat de heer Ester dat over een jaar in dat kattenbelletje aan mevrouw Sent ook wil teruglezen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer te informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen onderzoek overlap geldstromen witwassen en belastingontwijking (35.245) (T02916)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Karimi (GroenLinks) en Sent (PvdA), toe de Kamer in de reguliere beleidscyclus rond witwassen te blijven informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen inzake het onderzoek hoe groot de overlap is tussen kapitaalstromen waar witwassen plaatsvindt en kapitaalstromen waar belastingontwijking plaatsvindt.


Kerngegevens

Nummer T02916
Status openstaand
Datum toezegging 21 april 2020
Deadline 1 juli 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingontduiking
geldstromen
onderzoek
witwassen
Kamerstukken Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.1

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mijn fractie is ook benieuwd naar de stand van zaken van het onderzoek naar de relatie tussen witwassen en belastingontwijking, zoals gevraagd in de motie-Snels/Groothuizen in de Tweede Kamer, bij de behandeling van deze wetsvoorstellen. Kan de minister een tipje van de sluier oplichten en aangeven waar we staan? Wanneer verwacht de minister de resultaten van dit onderzoek te presenteren? Zou de minister de resultaten van dat onderzoek ook naar de Eerste Kamer willen sturen?

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.4

Mevrouw Sent (PvdA):

Voorzitter. In het debat in de Tweede Kamer is uitvoerig stilgestaan bij de grote overlap tussen witwassen en belastingontwijking. Daar is geconstateerd dat, terwijl de aanpak van witwassen vooral Europese aandacht krijgt, de aanpak van belastingontwijking juist op nationaal niveau is belegd. Ook hier verwees mevrouw Karimi van GroenLinks al naar. Middels een aangenomen motie is de minister opgeroepen onderzoek te doen naar hoe groot die overlap is tussen kapitaalstromen waar witwassen plaatsvindt en kapitaalstromen waar belastingontwijking plaatsvindt. Graag vraag ik, net als mevrouw Karimi, de minister om ons nu al als tussenstand te informeren over de voorlopige bevindingen uit dit onderzoek. Kan de minister daarbij bevestigen dat de aanpak van belastingontwijking net als de aanpak van witwassen geharmoniseerd dient te worden?

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.12

Minister Hoekstra:

Mevrouw Karimi vroeg ook nog of ik wil blijven informeren over tussenstanden en voorlopige bevindingen. Dat zal ik zonder meer doen. Met haar goedvinden neem ik dat dan mee in de reguliere beleidscyclus rond witwassen. Dan zorg ik dat de Eerste Kamer minimaal en misschien ook wel maximaal een keer per jaar over wordt geïnformeerd. Vaker zou kunnen, maar om het enige substantie te geven is dat misschien goed.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.18

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb ook gevraag hoe het eigenlijk zit met het onderzoek dat uitgevoerd zou worden naar aanleiding van de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen. Ik hoor daar graag in de tweede termijn een antwoord op van de minister.

Mevrouw Sent (PvdA):

Ik heb, net als mevrouw Karimi, nog een antwoord gemist op de vraag over de motie, en de tussenstand bij de relatie tussen witwassen en belastingontwijking.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.20

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Er was volgens mij nog één vraag die mevrouw Karimi en ook mevrouw Sent rappelleerden, namelijk de tussenstand van het onderzoek naar de overlap van kapitaalstromen van witwassen en belastingontwijking. Volgens mij hebben zij daar beiden naar gevraagd. Dat was een motie van december vorig jaar. Dat wordt gewoon in de reguliere beleidscyclus over witwassen meegenomen. Daar heb ik nu geen nieuw of eerder inzicht in, maar dit onderwerp is bekend. We kijken ook periodiek naar de grootste witwasrisico's. Het WODC verricht ook die analyses. Er wordt op dit moment de hand gelegd aan de nieuwe nationale risicoanalyse. Ik wil eerst even kijken in hoeverre die ingaat op de samenhang met belastingontwijking. Als die analyse daar onvoldoende inzicht in biedt, dan gaan we dat nog meenemen in een update. Maar ik kan daar op dit moment niet meer over zeggen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarlijks de wenselijkheid te inventariseren van aanvullende wetgeving teneinde FATF-standaarden te implementeren (35.245) (T02918)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe jaarlijks de wenselijkheid te inventariseren van aanvullende wetgeving teneinde de FATF-standaarden te implementeren.


Kerngegevens

Nummer T02918
Status voldaan
Datum toezegging 21 april 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen FATF-standaarden
minimumimplementatie
Kamerstukken Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.2

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De richtlijn beoogt een minimumharmonisatie door alle EU-lidstaten van wetgeving rondom witwassen en terrorismefinanciering. Maar verschillende EU-landen gaan, in tegenstelling tot Nederland, bij de implementatie verder dan het minimum van de richtlijn, bijvoorbeeld door het integreren van de standaarden voor virtuele valuta's van de zogenaamde Financial Action Task Force, de FATF. Kan de minister bevestigen dat onder andere Duitsland, Ierland en Luxemburg die standaarden geïntegreerd hebben in hun wetgeving? Kan de minister aangeven welke andere landen dit nog meer gedaan hebben? Ik zit namelijk met het volgende punt. De richtlijn is bijna twee jaar geleden aangenomen. Technologische ontwikkelingen in de sector van virtuele valuta's gaan razendsnel; twee jaar is in die sector heel lang. Waarom heeft de minister niet gekozen om de standaarden van de FATF te integreren in deze wetgeving? Zeker nadat het idee van het vergunningplichtig maken van deze aanbieders was losgelaten, lag het voor de hand de wet op een andere manier robuuster te maken, zo meent mijn fractie.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.16

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dan zou mijn vraag aan de minister zijn of u bereid bent niet te wachten tot er een volgende richtlijn van Europa komt, maar om gewoon te kijken naar die standaarden, om te zien hoe u die in aanvullende wetgeving kunt vertalen.

Minister Hoekstra:

Zal ik het dan als volgt doen? Echt, ik meen wat ik net zei. Dit debat is nog minimaal een decennium lang bij ons, dus er zullen updates volgen. Laat ik dan ook het volgende zeggen. Zodra er de eerstvolgende keer weer een update is van juist de materie die we vandaag aan de hand hebben, en we bij weging van onderdelen op het gebied van wat mevrouw Karimi aangeeft en wat nu dus net buiten de boot is gevallen, of aanpalend aan een van de terreinen die ook zijn aangehaald, eigenlijk zeggen "hé, dat verdient het toch om omgezet te worden in wetgeving", dan doen we dat. Is dat niet een mooi antwoord op haar vraag?

[…]

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja, tot slot, voorzitter. Dat is een goede handreiking, die neem ik ook zeker aan. Ik zou het wel graag willen koppelen aan een bepaalde termijn, dus dat u zegt: bij een volgende update — u heeft volgens mij al gezegd één keer per jaar — bij die bepaalde datum ga ik kijken wat voor nieuwe wetgeving nodig is om te introduceren.

Minister Hoekstra:

Ja, dat wil ik graag toezeggen. Maar ik wil er wel voor zorgen dat ik over één ding geen teleurstelling in de toekomst organiseer. Dus ik wil heel graag al deze dingen inventariseren, maar dan moet vervolgens de weging nog wel plaatsvinden, ook over de vraag of het kabinet het dan proportioneel vindt om een aantal van die ideeën vervolgens alsnog in wetgeving om te zetten. En mocht het zo zijn dat een fractie zegt dat het kabinet daar niet scheutig genoeg in is, dan kunnen we daar natuurlijk weer een debat over hebben. Maar laten we voor nu dan met elkaar afspreken dat ze niet van het wagentje vallen, en we ze in ieder geval weer zullen hernemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kamer op de hoogte te houden van de voortgang van de uitvoering van de Wet hardheidsaanpassing Awir (35.468) (T02935)

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om evenals de Tweede Kamer zeer frequent en regelmatig geïnformeerd te worden over de wijze van uitvoering van de Wet hardheidsaanpassing Awir na inwerkingtreding.


Kerngegevens

Nummer T02935
Status deels voldaan
Datum toezegging 30 juni 2020
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Belastingdienst
hardheid
kinderopvangtoeslag
Wet hardheidsaanpassing Awir
Kamerstukken Wet hardheidsaanpassing Awir (35.468)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 5.

De heer Essers (CDA):

[…] Zonder overdrijving kan worden gesteld dat de kinderopvangtoeslagaffaire de Belastingdienst in de grootste crisis heeft gestort sedert de Tweede Wereldoorlog. Als deze zaak iets heeft duidelijk gemaakt is het wel het belang van de rechtsstaat en van een integere en redelijke overheid, maar ook hoezeer een almachtige overheid argeloze burgers finaal in de vernieling kan helpen. Het is nu niet de plaats om deze affaire en het toeslagenstelsel ten principale te bespreken. Daar zal ongetwijfeld later dit jaar nog ruim gelegenheid voor zijn. Er zal lering uit moeten worden getrokken door de Belastingdienst, maar ook door onder meer de politiek en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu is het van belang dat zo spoedig mogelijk alles wordt gedaan om recht te doen aan de gedupeerde ouders. Mijn fractie stemt dan ook zonder meer in met het voorliggende wetsvoorstel. Het is als het ware omgekeerd evenredig aan de hardheid en de disproportionaliteit van de kinderopvangtoeslagregeling. De intentie van dit wetsvoorstel onderschrijven wij dan ook van ganser harte. De uitwerking ervan oogt wel erg bureaucratisch. Maar liefst vijf categorieën gedupeerde ouders worden onderscheiden bij de tegemoetkomende regelingen. De uitvoering is in handen van onder meer een Commissie van Wijzen, een bezwaarschriftencommissie, een Commissie aanvullende schadevergoeding, een Bestuurlijke Adviesraad, een ouderpanel en een kindpanel. Daarnaast is er nog het Strategisch Crisisteam, het Uitvoeringsorgaanhersteltoeslagen en de rest van de uitvoeringsorganisatie rondom de kinderopvangtoeslag. Gelet op alles wat er is gebeurd mag het duidelijk zijn dat de nodige argwaan bestaat hoe dit alles in de praktijk gaat uitwerken, ook al krijgen ouders dan een persoonlijke zaakbehandelaar die hen zal bijstaan in het gehele proces.

Wij sluiten ons dan ook graag aan bij de eis van de Tweede Kamer om het parlement zeer frequent en regelmatig te informeren over de wijze van uitvoering van dit wetsvoorstel na inwerkingtreding. Het spreekt ook voor zich dat bij dit dossier volledige transparantie voortaan hoofdzaak dient te zijn. Fouten moeten worden gemeld en hersteld. Graag vernemen wij hiervan een bevestiging door de staatssecretaris.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 7.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Zoals ik hier vorig jaar december zei: controle is goed, maar vertrouwen nog beter. Daarvoor is het ongelooflijk belangrijk dat de Belastingdienst ervoor gaat zorgen dat deze hersteloperatie een start is van een nieuwe manier van werken, een manier van werken vanuit de menselijke maat, ruimhartig, empathisch en rechtvaardig, zoals de heer Essers vanochtend al zei. Alleen streng en hard als het niet anders kan en met de grootste transparantie.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 10.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan werd er over de rapportage gevraagd om u als Kamer ook goed op de hoogte te houden van wat er gebeurt. Datzelfde heb ik uiteraard toegezegd aan de Tweede Kamer en ik doe dat heel graag ook aan u. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat wij met elkaar nauwgezet volgen hoe deze hersteloperatie verloopt, wat daarin goed gaat, wat er ook niet in goed gaat en hoe we dan ook kunnen zorgen dat we alles wat daar niet snel en goed verloopt zo snel mogelijk kunnen herstellen. Maar ook om met elkaar informatie te delen over onderwerpen in de komende tijd waarvan we weten dat ze nog moeten komen, bijvoorbeeld het thema van het etnisch profileren. Is dat er nou geweest, ja of nee? We hebben al gezien dat er in ieder geval signalen van zijn, dat staat ook in de rapportage van de ADR die samen met Donner is uitgebracht. Maar het is vooral belangrijk om te kijken of dat effecten heeft gehad voor ouders en als dat zo is, wat dat dan ook nog betekent in het kader van deze hersteloperatie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inkomstenverdeling en koopkrachtontwikkeling in de Prinsjesdagstukken (35.302) (T02950)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks) toe dat de regering in de Prinsjesdagstukken aan de Kamer expliciet haar appreciatie geeft van de loonstijging in relatie tot het lastenbeeld, in het bijzonder de winstbelasting 2021.


Kerngegevens

Nummer T02950
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Belastingplan 2020
belastingplannen
lastenverdeling
lonen
Pakket Belastingplan 2020
vennootschapsbelasting
Vpb
winstbelasting
Kamerstukken Belastingplan 2020 (35.302)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 33.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister-president heeft eerder dit jaar aangegeven dat het nu de hoogste tijd is dat werknemers komend jaar een substantiële loonstijging tegemoet kunnen zien. Wij zijn dat met de minister-president eens. We nemen aan dat het kabinet dit ook zo ziet. Het is toch immers de minister-president. We begrijpen de minister-president zo dat deze stijging in 2020 substantieel genoeg moet zijn, wil er in 2021 sprake zijn van voldoende legitimatie van een verlaging van het algemene tarief voor de winstbelasting. Voor wat, hoort wat. Dat snappen wij.

Nu zit dat lagere vpb-tarief voor volgend jaar, 2021, al in dit wetsvoorstel over het belastingpakket 2020. Daarmee is de tariefverlaging voor 2020 die vorig jaar overeen was gekomen van de baan. Dat is een goede zaak. Ook is de voorziene daling volgend jaar minder groot dan nu in de staande wet voor 2020 staat. Dat is winst.

Maar de woorden van de minister-president suggereren meer, namelijk dat het kabinet volgend jaar expliciet beziet of de contractloonstijging in 2020 voldoende substantieel is en in dat licht of de voorgenomen verlaging van het Vpb-tarief in het wetsvoorstel nu gerechtvaardigd is. Ik zou zeggen dat dan ten minste sprake moet zijn van een stijging van 3%. De MEV zegt 2,5%. Het moet substantieel zijn en toch snel 3% of meer. Is dit de route die het kabinet hier gaat bewandelen? Graag een reactie van de staatssecretaris.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 3, p. 5 en 6

Staatssecretaris Snel:

De heer Vendrik had ook nog een vraag over de koopkracht. Hij refereerde aan premier Rutte toen hij als partijleider van de VVD sprak op dat festival. Hij deed een oproep aan bedrijven om de werknemers mee te laten vieren in in ieder geval de winsten die zij maken. Hij zei eigenlijk: als daar helemaal niets gebeurt, vind ik het ook niet logisch om misschien iets te doen aan de verlaging van de Vpb die wij hebben beoogd.

[…]

Voor alle helderheid: er is geen Rutte-norm en er is geen directe link tussen het een en het ander. Dit is zeker geen terugtrekkende beweging, want het feit dat je kijkt naar die ontwikkeling van de lasten bij bedrijven, bij burgers, bij het groot- en het kleinbedrijf, is belangrijk op het moment dat je in augustus het besluit neemt over het hele lastenpakket. Dat blijft zo, maar er is geen Ruttenorm.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik snap dat er geen automatisme is: als dit dan dat, zonder condities. Tegelijkertijd ga ik ervan uit, zoals de heer Van Apeldoorn terecht zei, dat de woorden van de minister-president ook gesproken zijn namens het kabinet. Ze zijn herhaald in de Tweede Kamer. Ik ga ervan uit dat dit straks in augustus een aparte betekenis heeft wanneer het kabinet zich buigt over de begroting 2021 en dat wij tenminste kunnen verwachten dat het kabinet in de stukken die met Prinsjesdag naar buiten komen, op dit punt heel expliciet zijn appreciatie geeft van de stand van zaken van de loonstijging in 2020, hoe het dat beoordeelt, of het vindt dat gehoor is gegeven aan de oproep van de minister-president die is herhaald in de Tweede Kamer, en of, en zo ja, welke consequenties dat heeft voor het lastenbeeld, in het bijzonder de winstbelasting.

Staatssecretaris Snel:

Met iets andere woorden dan ik zou kiezen, zegt de heer Vendrik volgens mij wat ik zojuist ook zei. Ik denk niet dat er een concrete oproep of een Rutte-norm is die zegt: zo gaan we het doen. Ik vind wél, en dat zullen we ook ... Elke keer dat wij een Belastingplan presenteren, geven wij ook een oordeel over de ontwikkelingen. Wat vinden wij belangrijk? Dit jaar hebben we gezegd dat het belangrijk is dat bijvoorbeeld rondom de koopkrachtontwikkelingen dingen gebeuren: middeninkomen, werkenden.

Nogmaals, die oproep voor die lonen was terecht en dat hebben we als kabinet ook herhaald. Het klopt, dat is belangrijk. Het kabinet heeft daar zelf ook overigens geprobeerd een voorbeeld te stellen, met de lonen die wij betalen en de cao's die wij afsluiten. Dus wij vinden dat een belangrijk thema. Ik wil alleen een beetje weg van het idee dat er dus al afgesproken is dat er een directe koppeling is tussen het een en het ander. Die is er niet. De gedachte daarachter is er natuurlijk wél, namelijk die evenwichtige ontwikkeling, ook voor de burgers versus die van het bedrijfsleven. Dus daar ben ik het mee eens.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn vraag was — misschien kan de staatssecretaris daar expliciet iets over zeggen — of ik ervan mag uitgaan dat nadat het kabinet in augustus hierover gedacht en besloten heeft, bij Prinsjesdag dít punt éxpliciet, goed gemarkeerd in de stukken van het kabinet terechtkomt en dat het parlement — en daarmee dus ook de Eerste Kamer — goed in zicht heeft hoe het kabinet de loonstijging heeft beoordeeld, wat de stand van zaken is, wat ze daarvan vindt en hoe zij dat betrekt in de keuzes die ze maakt voor het algemene lastenbeeld in 2021.

Staatssecretaris Snel:

Volgens mij is dat precies wat wij moeten doen. Dat vind ik overigens niet alleen voor volgend jaar, maar in alle jaren erna. Op het moment dat je met je Miljoenennota en je Belastingplan een beeld geeft van hoe je keuzes maakt in de lastenontwikkeling is dit gewoon een belangrijk onderdeel. Daar hoort ook bij, als het bijvoorbeeld gaat over de koopkracht, wat dat betekent voor de loonontwikkeling. Het enige wat ik wil vermijden — dat is het enige kleine dingetje dat ik zeg — is dat er niet een soort beweging komt "en omdat de contractloonontwikkeling 2,9 is, besluiten we dit of dit te doen". Dus als de heer Vendrik het met mij eens is dat díe koppeling er niet is, maar dat het natuurlijk belangrijk is om keuzes te maken, zijn wij het denk ik eens.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik snap het punt van de staatssecretaris, als zou er een digitale koppeling zijn. Maar ik vind het punt in zoverre wel bijzonder dat de minister-president zélf hier de aandacht op gevestigd heeft. Dat zijn wij allen met de minister-president eens. Dan mag dat ook op een aparte, bijzondere wijze in de stukken volgend jaar verwoord worden. Dat punt houd ik toch even staande, want daarvoor is het dan weer net iets méér dan de gebruikelijke besluitvorming in het kabinet en de verantwoording daarover, over het algemene lastenbeeld, de koopkrachtontwikkeling, de loonontwikkeling et cetera. Het is toch weer net iets meer dan dat. Dat zou ik graag terug willen zien in de stukken van het kabinet volgend jaar. Ik hoop dat de staatssecretaris daar kans toe ziet.

Staatssecretaris Snel:

Dat zie ik wel, dus dat zullen wij doen. Daarbij hoop ik dan ook dat de heer Vendrik wanneer de minister-president beleidsvoornemens heeft, dan ook weer hier staat om te zeggen hoe belangrijk het is dat er voor deze speciale woorden en oproepen extra aandacht komt. Als we dat samen kunnen afspreken, dan lijkt me dit prima.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Administratieve lasten ATAD2 meenemen in monitoring maatregelen belastingontwijking (35.241) (T02956)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD) toe om bij de monitoring van de effecten van de aanpak tegen belastingontwijking, de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten van de ATAD 2 mee te nemen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02956
Status openstaand
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
belastingontduiking
belastingontwijkingen
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 21.

Mevrouw Geerdink (VVD):

[…]

Dan naar aanbeveling nummer twee: belastingwetgeving moet niet leiden tot het in Europees verband verslechteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat brengt me bij de twee wetsvoorstellen die gebaseerd zijn op de Europese richtlijnen ATAD 2 en DAC6 over anti-misbruik en meldingsplicht voor intermediairs en belastingplichtigen. De voorstellen gaan op diverse punten verder dan op basis van de Europese richtlijnen nodig is. Daarover heeft de VVD-fractie veel vragen gesteld in haar schriftelijke inbreng. De VVD-fractie is op dit punt heel helder: ze leiden tot disproportionele maatregelen die zeer waarschijnlijk in relatie tot Europees recht niet houdbaar zullen zijn en de facto ons hele bedrijfsleven, niet alleen de multinationals maar ook het mkb, op achterstand zetten, Europees en mondiaal. Waarom is dat nodig, zo vragen wij de regering. En is de regering bereid om de koppen die erop zijn gezet, er volgend jaar weer af te halen via reparatiewetgeving? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de regering en zullen in tweede termijn hierover waarschijnlijk een motie indienen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 21, 22.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Mevrouw Geerdink had een vraag over ATAD 2. Zij vroeg— kennelijk vroeg de heer Essers daar daarnet ook al een beetje naar — of de implementatie van ATAD 2 niet verder gaat dan de richtlijn vereist. Ook vraagt zij of het kabinet bereid is om door het kabinet gemaakte keuzes volgend jaar via de wetgeving terug te draaien. ATAD 2 biedt lidstaten op onderdelen keuzes bij de implementatie. Dat is expliciet ook de bedoeling. Het kabinet kiest er in enkele gevallen voor om verder te gaan dan de minimumnorm in de richtlijn. Nederland implementeert in alle gevallen de zogenoemde secundaire regel, terwijl ATAD 2 bij vier typenhybride mismatches — voorzitter, ik weet dat uw voorganger dat altijd een heerlijke term vond, dus dat zeiden we dan zo vaak mogelijk — de mogelijkheid bood om secundaire maatregelen te implementeren. Ook neemt het kabinet een tijdelijke uitzondering van de banken die mogelijk was, niet over. Het kabinet wil heel bewust belastingontwijking met hybride mismatches tegengaan en gebruikt daarom ook het gehele instrumentarium dat ATAD 2 ons biedt. Hiermee implementeert het kabinet niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest van de richtlijn, hoe ingewikkeld het wellicht ook voor de heer Essers is om daar een beeld bij te krijgen.

Aangezien het een weloverwogen keuze is, die het kabinet in alle transparantie voorstelt, is het kabinet niet voornemens volgend jaar ook andere wetten of keuzes te maken die deze gemaakte keuzes terugdraaien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles altijd maar in beton gegoten is, maar het kabinet beseft dat de implementatie van ATAD 2 gevolgen heeft voor belastingplichtigen. Daarom houdt het kabinet de vinger aan de pols.

Op verzoek van de Tweede Kamer — ik deel dat graag ook weer met uw Kamer, voorzitter — zal het kabinet de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten blijven monitoren en op basis van praktijkervaringen blijven kijken of er mogelijk nadere handvatten ten aanzien van de documentatieverplichting kunnen worden ontwikkeld. Dat onderdeel is in de Tweede Kamer aan de orde gekomen. Ook zullen wij de effecten van de aanpak op belastingontwijking blijven monitoren, zoals ik zojuist zei. Daar hoort ook ATAD 2 bij. […]


Brondocumenten


Historie







Toezegging Implementatie ATAD 2 in andere EU-lidstaten ten behoeve van kennisdeling (35.241) (T02957)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie) toe om, bij de Europese Commissie aandacht te blijven vragen voor een overzicht van de wijze waarop ATAD 2 door lidstaten wordt geïmplementeerd en hierover in gesprek te gaan om van elkaar te kunnen leren.


Kerngegevens

Nummer T02957
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen ATAD2
belastingontduiking
belastingontwijkingen
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2019/20, 35 241, B, p. 5.

De leden van de fractie van de ChristenUnie:

Dubbele aftrek en aftrek zonder heffingsbetrekking, zo stelt de Richtlijn, dienen te worden geneutraliseerd. De documentatieverplichting is hierbij van groot belang. Kan de regering aangeven welke voorschriften hier gaan gelden en hoe de gegevens binnen EU-verband worden uitgewisseld, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Komt er een uniform documentatiemodel? Hoe is de gegevensuitwisseling geregeld tussen de nationale belastingdiensten? Is voorzien dat belastingdiensten in EU-landen van elkaar kunnen leren en zo ja, hoe?

Kamerstukken I 2019/20, 35 241, C, p. 10, 11.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel:

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of is voorzien dat belastingdiensten in EU-lidstaten van elkaar kunnen leren. Op dit moment is nog niet voorzien in een dergelijke mogelijkheid ten aanzien van ATAD2. Echter, op verzoek van de leden van diverse fracties van de Tweede Kamer heb ik al toegezegd dat ik de EC zal verzoeken of zij lidstaten een overzicht kan geven over de wijze waarop ATAD2 in de verschillende EU-lidstaten is

geïmplementeerd. Mede naar aanleiding van de vraag van deze leden zal ik gelijktijdig met dat verzoek de EC de suggestie doen een mogelijkheid te creëren waarbij vertegenwoordigers van EU-lidstaten (wetgevers en belastingadministraties) samenkomen zodat zij kunnen uitwisselen op welke wijze ATAD2 in hun eigen lidstaat is geïmplementeerd en hoe in hun lidstaat de handhaafbaarheid van deze regelgeving is gewaarborgd. Op deze wijze zou inzage kunnen worden verkregen in de toepassing van

ATAD2 door andere EU-lidstaten.

Handelingen I 2019/20, nr. 11, item 3, p. 7.

De heer Ester (ChristenUnie):

De ChristenUnie-fractie is verheugd dat dit kabinet nu voortvarend werk maakt van bestrijding van belastingontwijking. Nederland hoort niet in het rechterrijtje van fiscale doorsluislanden. Mijn fractie verwelkomt de bronbelasting op renten en royalty's en de implementatie van de ATAD 2-richtlijn. Om fiscaal aantrekkelijke effecten van hybridemismatchstructuren te neutraliseren is ingewikkelde wetgeving nodig. Hoe beoordeelt de staatsecretaris de handhaafbaarheid van deze wetgeving? Hoe is dat ingeregeld? Hoe gaan Europese lidstaten op dit punt van elkaar leren?

Handelingen I 2019/20, nr. 12, item 12, p. 22.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Ik zal, zoals ook schriftelijk aan u en de Tweede Kamer toegezegd, bij de Commissie aandacht blijven vragen voor een overzicht van de wijze waarop bijvoorbeeld door andere lidstaten ATAD 2 wordt geïmplementeerd, want dat hadden we tot nu toe steeds niet. Daar blijven we om vragen. Hierdoor wordt in verhouding tot andere EU-lidstaten beter inzicht verkregen en kan zo nodig, en voor zover de richtlijn dat toestaat, de wetgeving worden aangescherpt, bijgestuurd, verduidelijkt of anderszins worden aangepast. Die mogelijkheid blijft dus over.

[…]

De heer Ester vroeg nog of we als Europese lidstaten op het punt van ATAD 2 niet meer van elkaar kunnen leren. Daar geldt eigenlijk het vorige antwoord voor. Wij weten nu nog niet precies hoe dat zit, maar als we dat hebben, zal het belangrijk zijn dat we met elkaar overleggen. Ik zal die suggestie bij de Commissie blijven doen, zodat wij daar zo snel mogelijk inzicht in kunnen hebben.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Evalueren effectiviteit UBO-register (35.179) (T02976)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe dat bij de evaluatie van de effectiviteit van het UBO-register gebruikers, zoals onderzoeksjournalisten, en andere stakeholders betrokken worden.


Kerngegevens

Nummer T02976
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 2.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Kortom, er moet worden voorkomen dat deze wet wel veel bureaucratische rompslomp veroorzaakt, maar weinig impact heeft. Hoe is de regering van plan de effectiviteit van de wet te evalueren?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14.

Minister Hoekstra:

Mevrouw Karimi vroeg: hoe wordt de effectiviteit van het register geëvalueerd? Het is echt belangrijk dat gebruikers, maar ook andere stakeholders, daar steeds bij betrokken zullen worden. Ik noem de bevoegde autoriteiten, zoals de opsporingsinstanties, maar we zullen breder een uitvraag doen. Het gehele stelsel dat moet helpen bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Dus daar zullen we dat ook nog in meenemen. Mevrouw Karimi weet dat minister Grapperhaus en ik er zeer op gebrand zijn om hierin belangrijke stappen voorwaarts te maken.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 1.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

[…]

Mijn hoofdpunt was hoe het eigenlijk zit met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn. Daarvan zou een preventieve werking moeten uitgaan die voorkomt dat er schimmige constructies plaats vinden. De minister zegt dat wij een gebalanceerde keuze hebben gemaakt. Ik bestrijd dat. Ik vrees ook dat Nederland ook dit keer met maximaal restrictief uitvoeren van deze richtlijn Europees in een verkeerde hoek belandt. Wij krijgen dan weer dat imago dat we bescherming van de aandeelhouders belangrijker vinden dan bestrijding van bijvoorbeeld witwassen of financiering van terrorisme. De journalisten, de maatschappelijke organisaties zullen zich niet laten weerhouden, ze zullen blijven doorsputteren, ze zullen gewoon hun onderzoek doen en de misstanden hopelijk ook publiek maken. Maar de combinatie van het aan de ene kant niet mogen zoeken op individuen en aan de andere kant het bijvoorbeeld betalen van vergoedingen, hoe klein die ook mogen zijn, betekent gewoon dat er sprake is van drempels. Al die drempels bij elkaar kunnen het werk van die groep mensen moeilijk maken. Is de minister dat met mij eens? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot? Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde, namelijk het bemoeilijken van witwassen en andere manieren van misbruik van het financiële stelsel, en terrorismebestrijding.

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.

Minister Hoekstra:

[…]

Het tweede dat ik haar wil zeggen, is dat het zeker zo is dat ik ervoor open sta om bijvoorbeeld ook onderzoeksjournalisten te betrekken bij de effectiviteit. Eigenlijk leent zich dat voor een evaluatie, maar het is dus vaker mogelijk om tussendoor input te vragen van de gebruikers.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Overzicht implementatie van het UBO-register in verschillende Europese lidstaten (35.179) (T02979)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA) toe om aanvang 2022 (achttien maanden na de toezegging) een overzicht te geven van hoe andere Europese lidstaten omgaan met de bescherming van privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T02979
Status openstaand
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antiwitwasrichtlijn
kerkgenootschappen
terrorismefinanciering
uiteindelijk belanghebbenden
privacy
Kamerstukken Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179)


Uit de stukken

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.6.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Het UBO-register is een Europese verplichting. Dat brengt mijn fractie tot de voor de hand liggende vraag hoe andere Europese landen omgaan met de bescherming van de privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid. Kan de minister zijn conclusies met ons delen? Klopt het dat Duitsland, Zweden en Italië een eigen lijn kiezen? Zo ja, welke lering trekt de minister hieruit?

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.10.

De heer Essers (CDA):

[…]

Overigens hebben volgens onze informatie Finland en Malta kerkgenootschappen uitgezonderd van de registratieplicht. Kan de regering dit bevestigen? En zijn er nog andere lidstaten waar deze uitzondering op van toepassing is? […]

Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.19.

Minister Hoekstra:

[…]

De heer Ester en de heer Essers vroegen nog hoe het internationale speelveld eruitziet. De heer Ester vroeg naar Duitsland, Zweden en Italië en de heer Essers naar Finland en Malta, meen ik. Er is op dit moment geen overzicht beschikbaar. Bovendien geldt altijd dat lidstaten lastig met elkaar te vergelijken zijn. Ik zou willen voorstellen dat we daar een keer een overzicht van maken op het moment dat dit overal is geïmplementeerd. Dan wordt dat ook helder. Misschien kan dat dan meteen mee in die achttien maanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kamer informeren over monitoring inkomenspositie werknemers KLM bij de herstructureringsplannen (35.505) (T02989)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe om de Kamer te informeren over de uitkomsten van een monitoring van de inkomenspositie van KLM-werknemers bij de herstructureringsplannen naar aanleiding van de steunmaatregelen KLM.


Kerngegevens

Nummer T02989
Status voldaan
Datum toezegging 7 juli 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Air France–KLM
Financiën, begroting
COVID-19
Kamerstukken Zesde incidentele suppletoire begroting Financiën 2020 inzake Steunmaatregelen KLM (35.505)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p.8, 9.

De heer Schalk (SGP):

Ik wil terug naar het wat eenvoudiger en overzichtelijker onderwerp, hoewel pijnlijk, van het loonoffer. De minister zei daar zojuist al iets over. Overigens heeft mijn collega Stoffer het aan de overkant gehad over het gezinsbudget van de middeninkomens. Dat maakt het toch wat overzichtelijker. Nu heeft de minister heel terecht gezegd dat hij als minister natuurlijk niet die onderhandelingen moet voeren, maar dat dit bij de vakbonden hoort. Alleen heeft de minister wel in de Tweede Kamer de motie oordeel Kamer gegeven en daarmee ook een bepaalde verplichting op zich genomen. Hij heeft aangegeven dat er inmiddels contact is geweest, maar op welke manier wordt dat uitgewerkt? Krijgt hij daar terugkoppeling van? Ik heb ook gevraagd of er een terugkeer mogelijk is. Wanneer stopt dat loonoffer weer? Is er eventueel ook compensatie? Neemt u dat ook mee in die afwegingen?

Minister Hoekstra:

Dat laatste is ook aan de onderneming, maar ligt niet voor de hand. Ik begrijp dat de heer Schalk kritisch is op het feit dat ik de SGP-motie oordeel Kamer heb gegeven. Ik zou dat natuurlijk kunnen heroverwegen. Dat is staatsrechtelijk wat ingewikkeld, maar als hij aandringt en persisteert, zal ik daar misschien de pauze voor moeten benutten. Ik heb gemeend de ruimte te kunnen zien in juist het fundamentele onderscheid van de SGP-motie ten opzichte van de SP-motie. De inbreng van de SP was buitengewoon kritisch. Waarom hadden we niet met vakbonden gepraat en waarom was het aan werkgevers en werknemers? Vervolgens eindigde het met een motie die mij verplichtte om het acuut daar ter plekke in de Tweede Kamer te regelen. Dat vond ik niet verstandig en ook niet geheel consistent. De motie van de SGP liet juist veel ruimte, want daarin ging het over het gezinsbudget. Dat was inderdaad de juiste formulering. Bovendien was dat ook een onderwerp om nog eens te bezien, zonder dat daar een verplichting aan ten grondslag lag. Ik wil natuurlijk niet of de ene of de andere kant uit. Om aan dat pakket waar we maanden overgesproken hebben met de onderneming, met de Franse staat, met Air France-KLM en met naar ik meen elf banken, nog een beetje te figuurzagen, daar help ik niemand mee.

De heer Schalk (SGP):

Dat is precies wat ik bedoelde, dus dank. Het heeft ook een vervolg. U bent en blijft in gesprek. Wordt er gemonitord naar de toekomst toe op welk moment je dat weer kunt stoppen? Wat was de reactie van het bedrijf toen het ging over die middeninkomens?

Minister Hoekstra:

Op dat eerste punt zeg ik: deze afspraken gelden voor de periode waarin de overheid support verschaft. Dat vind ik ook redelijk, want daarna is het aan de onderneming om zelf te bepalen hoe men hierin wil acteren.

Ik vind het eerlijk gezegd niet zo verstandig om op dat tweede punt in detail uit de doeken te doen wat er besproken is met de onderneming. De onderneming realiseert zich dat wanneer ik een motie oordeel Kamer geef, dat politiek betekent dat ik een positieve grondhouding aanneem. Maar ik heb ook duidelijk gemarkeerd in dat debat, met de appreciatie van de motie, dat ik het echt aan de onderneming vond en dat de onderneming zelf moet bezien of dat mogelijk en redelijk is. Hoe dat uiteindelijk zal uitkristalliseren, dat moet de toekomst uitwijzen, want men moet nog met vakbonden in gesprek.

De heer Schalk (SGP):

Ik vind dat een voorzichtig maar glashelder antwoord. Dank.

Minister Hoekstra:

Dank daarvoor.

 

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 24.

De heer Schalk (SGP):

[…] Ik begin met minister Hoekstra. Die heeft met mij gesproken over de personeels-kwestie, arbeidsvoorwaarden, sterker nog, het loonoffer. We hopen natuurlijk dat de sterkste schouders de zwaarste lasten zullen gaan dragen. In ons gesprekje had ik het erover dat de minister het oordeel Kamer had gegeven, en dat vraagt iets van de minister. De minister heeft een voorzichtig antwoord gegeven, maar ik zei daarbij dat het wat mij betreft glashelder was, oftewel het sprak boekdelen. Er is in ieder geval een heldere richting afgesproken. Mijn vraag aan de minister is of hij zou willen toezeggen dat hij in ieder geval die richting en de ontwikkelingen daarvan kan monitoren en de Kamer daarover wil informeren. Dat is de vraag die ik aan de minister van Financiën heb.

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 27, 28.

Minister Hoekstra:

Dan ben ik bij de heer Schalk. Dank voor zijn opmerkingen. Ik had al het compliment tot mij genomen dat ik in eerste termijn glashelder was ten aanzien van de motie. Hij zei daarbij dat hij graag geïnformeerd wil worden. Dat zeg ik de Kamer graag toe. Ik moet even kijken wat daar de geëigende momenten voor zijn. Ik denk dat het ofwel zal moeten als we überhaupt rapporteren over de staatsdeelnemingen ofwel als er een logisch moment is om de Kamer te informeren over het hele herstructureringspakket. Ik zou het er niet separaat uit willen trekken. Dat was volgens mij ook helemaal niet de vraag van de heer Schalk. Ik zeg hem graag toe dat ik de Kamer daarover informeer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over invulling steunmaatregelen KLM en in het bijzonder de duurzaamheidsvoorwaarden (35.505) (T02990)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Pijlman (D66), toe om de Kamer met een zekere regelmaat te rapporteren over hoe het er voor staat met de steunmaatregelen KLM en de Kamer, indien gewenst, vertrouwelijk te informeren. Daarnaast zegt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, naar aanleiding van dezelfde vraag van het lid Pijlman (D66) toe om de Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de voortgang van de duurzaamheidseisen.


Kerngegevens

Nummer T02990
Status voldaan
Datum toezegging 7 juli 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. H.J. Pijlman (D66)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Air France–KLM
duurzaamheid
Financiën, begroting
COVID-19
Kamerstukken Zesde incidentele suppletoire begroting Financiën 2020 inzake Steunmaatregelen KLM (35.505)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 26.

De heer Pijlman (D66):

[…]

Ik heb u gevraagd naar de state agent. U hebt daar het nodige over gezegd. In het rapport van de Rekenkamer wordt gezegd: verwacht daar nu niet te veel van. Mijn vraag is: als de tweede of de derde tranche van de lening straks beschikbaar moet worden gesteld, wat is dan de rol van de state agent? Ik denk dat het belangrijk is om te weten hoe de vorderingen van de onderneming gaan en hoe u een en ander weegt. Mijn vraag is ook: zijn die rapportages openbaar?

Voorzitter. 1 oktober is een heel belangrijk punt. De KLM moet dan, onder de voorwaarden die u heeft weergegeven, haar herstructureringsplan indienen, waaronder de vraag hoe men verder omgaat met de duurzaamheidseisen. Dat is voor de toekomst van de onderneming van heel groot belang. Wij zouden graag de toezegging krijgen dat ook de senaat wordt geïnformeerd over dit herstructureringsplan, inclusief uw appreciatie daarvan.

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 28.

Minister Hoekstra:

De heer Pijlman vroeg: kan openbaar worden gemaakt wat de state agent aangeeft? Dat is volgens mij lastig. Ik zou u wel in algemenere zin willen informeren gedurende de rapportages die ik net beloofde. Nogmaals, mocht de Kamerbehoefte hebben aan vertrouwelijke informatie over wat die state agent precies doet, dan zullen we dat vertrouwelijk moeten bespreken. Maar het gaat bijna per definitie over bedrijfsgevoelige en koersgevoelige informatie.

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 29.

De heer Pijlman (D66):

De minister was bijna aan het eind van de beantwoording. Ik heb gevraagd of het herstructureringsplan van de KLM op 1 oktober met uw appreciatie ook hier kan komen. Ik kan me voorstellen dat u via de zaakwaarnemer niet letterlijk alle stukken kunt openbaren. Daar zit natuurlijk vertrouwelijke informatie in, maar ik zou u wel willen verzoeken om met een zekere regelmaat een rapportage aan deze Kamer te sturen van hoe het ervoor staat.

Minister Hoekstra:

Wat kan ik goed toezeggen? Ik kan goed toezeggen: met een zekere regelmaat rapporteren. Dat gaat zeker lukken. Ik kan ook nog een keer de toezegging herhalen om de Kamer eerlijk gezegd in behoorlijk wat detailniveau te informeren; zie ook de brief van vorige week of twee weken geleden. Ik kan ook toezeggen de Kamer vertrouwelijk nog over meer dan dat te informeren. Wat ik niet kan toezeggen, is het delen van dat herstructureringsplan. De simpele reden daarvan is dat dat echt het hart van de bedrijfsvertrouwelijke en de koersgevoelige informatie raakt. Als ik het zo met de heer Pijlman mag afspreken, komen we er volgens mij dus helemaal uit.

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 30.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ten slotte nog de vraag om over de voorwaarden voor duurzaamheid geïnformeerd te worden. Ik heb in het Tweede Kamerdebat toegezegd om in het najaar over de voortgang daarvan te rapporteren. Ik kan me voorstellen dat we dat synchroon laten lopen en dat ik dezelfde info die ik aan de Tweede Kamer doe toekomen, ook naar uw Kamer zal sturen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voortgangsrapportage over €30.000-regeling voor gedupeerde ouders die zich na 15 februari 2021 melden (35.704) (T03139)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe om in de volgende voortgangsrapportage uit te leggen hoe snel gedupeerde ouders in aanmerking komen voor de €30.000-regeling als zij zich na 15 februari 2021 melden.


Kerngegevens

Nummer T03139
Status voldaan
Datum toezegging 23 februari 2021
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Belastingdienst
financiering
hersteloperatie
toeslagen
voortgangsrapportage
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 26

De heer Schalk (SGP):

Dan de tweede vraag die ik nog heb. De staatssecretaris heeft aangegeven dat degenen die zich na 15 februari hebben gemeld, zo snel mogelijk zullen worden meegenomen in dat programma. Kan de staatssecretaris daar nog iets meer duiding aan geven door aan te geven of daar ook een tijdpad voor wordt uitgezet, zodat die mensen ook weten waar ze aan toe zijn? "Zo snel mogelijk" is ook "zo rekbaar mogelijk".

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 27, 28

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan was er nog de vraag van de heer Schalk over het tijdpad voor ouders die zich hebben gemeld na 15 februari. Hoe snel gaan we die helpen? Ook die ouders willen we natuurlijk zo snel mogelijk helpen. Ik kom daar in de volgende voortgangsrapportage graag op terug, want dan heb ik ook een beetje meer een beeld van hoeveel ouders dat dan betreft. Dat maakt natuurlijk wel iets uit voor wat ik kan zeggen over hoe snel zij dan in aanmerking zullen komen voor de €30.000-regeling. Ik kan daar in mijn volgende rapportage meer over vertellen.

De heer Schalk (SGP):

Dank. Dat is in ieder geval iets meer duidelijkheid. Ik ga ervan uit dat er per 1 mei 24.000 zijn afgehandeld en het lijkt me dat we dan dus alle tijd hebben om de rest ook te gaan doen. Vandaar dat ik dacht dat dat niet heel erg lang kon duren.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Wat daarbij een rol speelt, is de tegelijkertijd nog uit te voeren integrale beoordeling. Heel veel ouders aan wie we €30.000 uitbetalen, kunnen zeggen: "nou, ik denk dat ik recht heb op meer", "ik wil in ieder geval dat dat onderzocht wordt" of "ik wil dat ernaar wordt gekeken". Daar hebben we natuurlijk ook capaciteit en tijd voor nodig van onze zaakbehandelaars en de mensen die het werk bij ons doen. Dus het is niet zomaar zo dat het allemaal separate stromen zijn, maar ik begrijp uw intentie natuurlijk goed, want we willen ook proberen om ouders die zich later hebben gemeld en terecht zeggen dat ze gedupeerd zijn, in ieder geval zo snel mogelijk dat initiële bedrag uit te keren. Maar nogmaals, het is wel enigszins afhankelijk van de hoeveelheid mensen die zich de komende tijd tussen 15 februari en 1 mei zullen gaan melden.

De heer Schalk (SGP):

Ik proef de intentie en ik zie heel graag die voortgangsrapportage naar deze Kamer komen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja, dat doen we. Bij het vaststellen van de wet hebben we toegezegd dat we dat gaan doen en u krijgt dus iedere twee maanden van ons een rapportage over de stand van de uitvoering en over de vormgeving van de aanvullende regelingen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Financiering €30.000-regeling niet verhalen op kinderbijslag (35.704) (T03159)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe dat de financiering voor de €30.000-regeling valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën en niet verhaald wordt op gezinnen met kinderbijslag.


Kerngegevens

Nummer T03159
Status openstaand
Datum toezegging 23 februari 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Belastingdienst
financiering
hersteloperatie
toeslagen
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 8

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter. Het gaat over een fors bedrag. Als 25.000 mensen zich gemeld hebben, is het sommetje vrij eenvoudig: dan gaat het om 750 miljoen. Dat is geen sinecure, maar wat moet, dat moet. Maar er is wat mijn fractie betreft nog geen duidelijkheid over de kwestie van de financiering. Het gerucht gaat dat een collega van de staatssecretaris bezig is om een deel te verhalen bij de gezinnen door de kinderbijslag aan te pakken en deze een paar jaar te bevriezen. Kan de staatssecretaris klip-en-klaar melden dat dit niet zal gebeuren? In antwoord op schriftelijke vragen beaamt namelijk de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat gezinnen met kinderen er inderdaad in koopkracht op achteruit zullen gaan. De fractie van de SGP vindt dat echt niet kunnen. Immers, in dat geval worden gezinnen opnieuw gepakt, vermoedelijk, eigenlijk wel zeker, ook de 23.000 gezinnen die nu schadeloosgesteld moeten worden. Dat kan en mag de bedoeling toch niet zijn?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 13

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik nog naar de vraag van de heer Schalk over dat de financiering van deze regeling niet verhaald wordt op gezinnen met kinderbijslag. Voor de hersteloperatie is een apart budget gemaakt. Deze regeling is dus apart gereserveerd. Die valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën. Dat betekent dus dat deze regeling niet komt uit een maatregel voor de kinderbijslag.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 14

De heer Schalk (SGP):

Ik ga terug naar het onderwerp waar de staatssecretaris mee bezig was, de vraag die ik had gesteld over de kinderbijslag. Daar was in de Tweede Kamer in ieder geval nog niet echt duidelijkheid over, in die zin dat er in de Tweede Kamer gemeld werd dat een belangrijk deel van het geld bij het ministerie van Financiën vandaan zou komen, maar dat er wellicht ook een deel zou worden opgehaald via de bevriezing van de kinderbijslag. Vervolgens is daarvan gezegd: nou, daar hoeven we nu niet over door te praten, want dat is nog niet aan de orde; dat kan aan de orde komen bij een eventueel wetsontwerp daarover. Mijn fractie vindt dat niet zo'n goed idee. Zojuist heb ik van de staatssecretaris begrepen dat het bij Financiën vandaan komt. Kan zij helder toezeggen dat het niet weggehaald zal worden bij de kinderbijslag?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat kan ik helder toezeggen. Het geld dat we gereserveerd hebben, die 824 miljoen euro voor deze €30.000-regeling, valt onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van Financiën en wordt niet gefinancierd door een maatregel met betrekking tot de kinderbijslag.

De heer Schalk (SGP):

Kan de staatssecretaris dan misschien aangeven waarop gedoeld werd toen erover gesproken werd dat een wetsvoorstel daar misschien wel mee te maken zou hebben? Of zegt ze gewoon: nee, dat is hier niet aan de orde? Dan vind ik het een heldere toezegging. Het gaat daar niet over.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Wat mij betreft, is het niet aan de orde en speelt dit hier geen rol.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 26

De heer Schalk (SGP):

Ik heb gehoord dat de staatssecretaris een toezegging deed over de betalingen die niet worden gedekt uit gelden die bespaard worden door besparingen van bevriezing van de indexering van de kinderbijslag of iets dergelijks. Dank voor die toezegging en voor die duidelijkheid.


Brondocumenten


Historie

  • 23 februari 2021
    toezegging gedaan






Toezegging Ernaar kijken of het mogelijk is om in de monitoring de bronbelasting op royalty’s en rente te betrekken en ernaar kijken of er rekening mee gehouden zou kunnen worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen (35.572) (T03169)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat hij ernaar gaat kijken of het mogelijk is om in de monitoring de bronbelasting op royalty’s en rente te betrekken en ernaar te kijken of er rekening mee gehouden zou kunnen worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen.


Kerngegevens

Nummer T03169
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingontwijkingen
bronbelasting
multinationals
Kamerstukken Belastingplan 2021 (35.572)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 32

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik kom even terug op het vorige blokje, over belastingontwijking door multinationals. Ik heb vorig jaar aan de ambtsvoorganger van de staatssecretaris specifiek gevraagd naar de bronbelasting op royalty's en rente, en gevraagd waarom een aantal categorieën uitgezonderd is of niet onder de reikwijdte valt van die conditionele bronbelasting, bijvoorbeeld territoriale belastingregimes of belastingregimes die statutair wel boven de 9% zitten maar effectief eigenlijk eronder. Mijn vraag aan de staatssecretaris zou zijn of hij bereid is om in de monitoring daarnaar te kijken en in hoeverre dat nu daadwerkelijk gemist wordt en of daar misschien ook rekening mee gehouden kan worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen, bijvoorbeeld op dividenden.

Vijlbrief:

Tijdshalve zou ik op beide vragen als antwoord ja willen geven. Ik ben op beide punten bereid ernaar te kijken. Ik begrijp de vragen. Ik weet niet of het kan, maar ik ben wel bereid om ernaar te kijken.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mooi. Dank voor die toezegging.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verhouding Wetsvoorstel excessief lenen tot de coronacrisis (35.577) (T03172)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Otten (Fractie-Otten), toe dat hij nog eens gaat kijken naar het wetsvoorstel en gaat kijken hoe het Wetsvoorstel excessief lenen zich verhoudt tot de coronacrisis, de vormgeving, et cetera.


Kerngegevens

Nummer T03172
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Coronacrisis
excessief lenen
Pakket Belastingplan 2021
Kamerstukken Wet aanpassing box 3 (35.577)


Opmerking

Wet excessief lenen bij eigen vennootschap, 35496

Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 34-35

De heer Otten (Fractie-Otten):

De staatssecretaris heeft het over box 2 en box 3. Ik krijg heel veel mails en telefoontjes van ondernemers. Zij hebben bijvoorbeeld box 2-vermogen gebruikt voor privéinvesteringen in box 3. In de huidige coronacrisis kan dat voor veel mkb-ondernemers tot behoorlijk lastige situaties leiden. Ik begrijp dat er per volgend jaar of het jaar daarop een heffing komt op box 2. Is er een mogelijkheid om dat eventueel uit te stellen? Dan krijgen die mensen in ieder geval tijd om zich te herpakken na de coronacrisis. Is dat een idee?

Vijlbrief:

Ik denk dat de heer Otten doelt op het wetsvoorstel Excessief lenen. Er is geen ambtenaar in de buurt, maar uit mijn hoofd gaat die wet in op 1 januari 2022, dacht ik. In 2023 zelfs. Dank u wel, zeg ik tegen de heer Essers. Ik wil daar best nog een keer naar kijken. Deze discussie is ook gaande met fiscalisten. Zij hebben ook twijfels bij deze regeling. Ik denk dat het verstandig is om dat aan te pakken. Dit zit een beetje in de categorie waar ik het eerder over had, van dingen die je niet zou moeten willen. Als de vraag van de heer Otten is of ik nog eens wil kijken hoe dit zich verhoudt tot de coronacrisis, de vormgeving, et cetera, dan wil ik dat altijd toezeggen. Ik ga niet toezeggen dat het later wordt, want in 2023 zouden we wel uit de coronacrisis moeten zijn. Maar ik wil best kijken naar uitwassen daarin, als dat de vraag van de heer Otten is.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Oké, dank.

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9 , blz. 17-18

Vijlbrief:

Ten slotte de motie van het lid Otten. In deze vorm ontraad ik die. In de motie wordt de regering verzocht plannen te ontwikkelen om in te brengen bij de kabinetsformatie. Wat ik de heer Otten zou kunnen toezeggen, is het volgende. De wet excessief lenen ligt op dit moment bij de Tweede Kamer. Ik weet niet of deze nog behandeld gaat worden voor het verkiezingsreces. Het lijkt mij allemaal nogal ambitieus. Wij zullen zien. Maar ik ben wel bereid om er nog eens een keer naar te kijken, een beetje à la de toezegging die ik deed aan de heer Van Rooijen. Die vroeg mij nog eens te kijken of ik bij de overdrachtsbelasting gevallen tegenkom waarvan je zegt: ja, maar dit kan toch niet de bedoeling zijn? Dat wil ik ook hier doen. Maar in deze vorm ontraad ik de motie, omdat daarin gewoon gezegd wordt dat de negatieve gevolgen gemitigeerd moten worden. Dat heeft trouwens ook een budgettair beslag, dus kan ik niet zo toezeggen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik ben blij met deze toezegging. Ik begrijp ook wel wat de staatssecretaris zegt, maar ik denk dat het toch goed is dat het nu onder de aandacht is. Ik wil de motie dan ook aanhouden, maar wel met het verzoek om de toezegging goed in het toezeggingenregister te registreren.

De voorzitter:

Alle toezeggingen worden goed geregistreerd, ook deze.

Op verzoek van de heer Otten stel ik voor zijn motie (35572, letter S) aan te houden. Daartoe wordt besloten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Schriftelijk terugkomen op onder andere het proces inzake de dispensatierechten Wet CO2-heffing industrie (35.575) (T03177)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe dat hij schriftelijk terugkomt op de vraag over o.a. het proces inzake de dispensatierechten.


Kerngegevens

Nummer T03177
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2-heffing
Pakket Belastingplan 2021
Kamerstukken Wet CO2-heffing industrie (35.575)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9, blz. 15

De heer Vendrik (GroenLinks):

(…)

De tweede vraag gaat over de dispensatierechten. De ministeriële regeling met de precieze formules komt nog. Dat snap ik. Dan wordt die toegepast voor de verschillende bedrijven en het geheel wordt uitgevoerd door de Nederlandse Emissieautoriteit. Is er op een of andere manier voorzien in een zijlicht van bijvoorbeeld de auditdienst van het ministerie bij hoe dit hele proces loopt? Ik heb het over de sommen die gemaakt worden voor de rechten en de toekenning. Is er op een of andere manier voorzien in een check op dat proces? Kan de Kamer op de hoogte worden gesteld van wat dat nou oplevert? Ik vraag dat omdat het zo'n belangrijk en cruciaal proces is voor de werking van het hele systeem.

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9, blz. 15

Vijlbrief:

(…)

Wat betreft het antwoord op de tweede vraag moet ik nu in gebreke blijven, maar dat zal de heer Vendrik mij niet kwalijk nemen. Dat moet ik checken. Zullen we dat schriftelijk laten weten? Ik weet het gewoon even niet. Ik neem aan dat er checks op zitten van de interne accountants.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verdragen voorzien van antimisbruikbepalingen (35.572) (T03180)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Teunissen (PvdD), toe om zo snel mogelijk alle verdragen te voorzien van antimisbruikbepalingen, in het bijzonder die met de ontwikkelingslanden, zoals Oeganda.


Kerngegevens

Nummer T03180
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Drs. C. Teunissen (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen antimisbruikbepalingen
ontwikkelingslanden
verdragen
winstbelasting
Kamerstukken Belastingplan 2021 (35.572)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 9, blz. 12

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dan nog een laatste punt over de verbeteringen in de aanpak van belastingontwijking. Mijn fractie is erg blij met de manier waarop de staatssecretaris daarop heeft gereageerd. Hij wil dat echt aanpakken. Ik heb erop gewezen dat Nederland er nog steeds via een verdrag medeverantwoordelijk voor is dat Oeganda 21 miljoen aan winstbelasting misloopt. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij bekijkt of hij kan toezeggen dat belastingafwijking in Oeganda door brievenbusfirma's in het verdrag met Oeganda wordt uitgesloten. Ik ben heel erg benieuwd naar zijn antwoord daarop, dus of dat inderdaad mogelijk is.

Daarnaast ziet mijn fractie toch ook graag een meer structurele aanpak om misstanden door middel van degelijke verdragen te voorkomen. Vandaar de volgende en tevens mijn laatste motie.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 9, blz. 17

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dan de motie Oeganda. Zo noem ik die maar even. Dat is motie 33572 op letter R. Er wordt nu een onafhankelijk IOB-onderzoek uitgevoerd naar de verdragen met ontwikkelingslanden. We hebben afspraken gemaakt om misbruik van die internationale verdragen aan te pakken. Ik heb gezegd dat ik mij ervoor inspan om snel alle verdragen te voorzien van antimisbruikbepalingen, in het bijzonder die met de ontwikkelingslanden. Ik kan hier twee kanten mee op. Vroeger had je nog de categorie "overbodig", maar die bestaat niet meer. In zekere zin is deze motie overbodig. Ik kan haar ontraden, of ik kan haar oordeel Kamer geven. Ik zal zo een oordeel geven. Ik bedoel: dit doen we. Ik zou bijna tegen mevrouw Teunissen willen zeggen dat deze motie echt niet nodig is. We gaan dit doen. Daarom ontraad ik haar maar, maar dat doe ik een beetje met pijn in mijn hart, want we doen dit al. Ik zou mevrouw Teunissen willen vragen om deze motie in te trekken, maar dat is natuurlijk aan haar. We doen dit gewoon.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Nog even over de vorige motie, de motie 35572 op letter R. In afwachting van de uitkomst van het onderzoek houd ik de motie graag aan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brede welvaart opnemen in het Blauwe Boekje (35.570) (T03222)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van mevrouw Sent (PvdA), toe om bij de behandeling van de Miljoenennota 2022 meer aandacht te besteden aan brede welvaart in het Blauwe Boekje.


Kerngegevens

Nummer T03222
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Blauwe Boekje
Brede welvaart
miljoenennota
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 17,18

Mevrouw Sent (PvdA):

Er wordt in de debatten hier in de Kamer veel gerefereerd aan de brede welvaart. Tijdens de vorige Algemene Financiële Beschouwingen zijn toezeggingen gedaan en ook nu is er veel aandacht aan geschonken. Ik merk dat er een verschil van inzicht zou kunnen zijn tussen de voortgang die het kabinet maakt en de wensen vanuit de Kamer. Dat zou ook wel een beetje aan dit Blauwe Boekje kunnen liggen. Als ik dit doorkijk, dan moet ik echt tussen de regels door de brede welvaart erin terugvinden. Zou het niet een idee zijn om bij een volgende Miljoenennota een brede welvaartsboekje toe te voegen, waarin specifiek bij de afzonderlijke onderdelen wordt stilgestaan? Zo is in ieder geval die communicatie daarover duidelijk, zodat daar geen misverstand over kan bestaan.

Minister Hoekstra:

Het Blauwe Boekje is iets wat mij bijna net zo hard achtervolgt als de motie-Hoekstra. Toen ik met het Blauwe Boekje kwam aanzetten, heb ik me niet gerealiseerd dat ik mezelf een molensteen om mijn nek legde. Ik zal zo meteen ook nog het een en ander over die motie zeggen. Maar ik vind het een uitstekend idee. Ik zou het alleen net iets anders willen vormgeven. Laten we volgend jaar in dit boekje meer aandacht besteden aan de brede welvaart. Ik bedoel dus een apart boekje dat ... Hoe zal ik het nou eens hoffelijk formuleren? Laat we proberen het samen te bundelen in één boekje. Mag ik het zo doen?

Mevrouw Sent (PvdA):

Daar ben ik heel erg blij mee. Fijn om te weten.

Minister Hoekstra:

Ik zal er oprecht voor zorgen dat er meer aandacht voor komt en dat we juist de punten die in de diverse debatten naar voren zijn gekomen — die hebben overigens ook een plek gekregen in de Miljoenennota; ik hoop dat mevrouw Sent dat heeft gezien — een prominente plek daarin geven.

Mevrouw Sent (PvdA):

Heel fijn. Dank u wel.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Stand van zaken werkgaranties delen met de Eerste Kamer (35.570) (T03225)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe om de brief van de minister van Sociale Zaken aan de Tweede Kamer over de stand van zaken van het stimuleren en faciliteren van werkgaranties ook met de Eerste Kamer te delen.


Kerngegevens

Nummer T03225
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Coronacrisis
werkgelegenheid
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 3, blz. 23

Mevrouw Sent (PvdA):

Door de coronacrisis loopt de werkloosheid in ongekend tempo op in onder meer de horeca en het toerisme. Als we niks doen dreigt hier een domino-effect: door de oplopende werkloosheid besteden mensen minder, wat weer voor meer werkloosheid zorgt. Tegelijkertijd zijn er nog steeds grote tekorten in het onderwijs en in de zorg. De PvdA wil dat niemand zonder perspectief op straat komt te staan. Met een werkgarantie kunnen mensen zich omscholen om elders werk te vinden, zonder dat zij direct hun inkomen verliezen. Daarom vraag ik de minister zich hiervoor in te zetten, en inzichtelijk te maken op welke manier de regering dit stimuleert én faciliteert.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 25

Minister Hoekstra:

Mevrouw Sent vroeg ook nog naar het stimuleren en faciliteren van werkgaranties. De minister van Sociale Zaken komt op zeer korte termijn opnieuw met een brief over de stand van zaken naar de Tweede Kamer. Ik zal hem vragen — dat zeg ik mevrouw Sent toe — om die brief ook met de Eerste Kamer te delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren welke bedrijven aanspraak maken op Groeifonds (35.570) (T03228)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe om in de gaten te houden welke bedrijven aanspraak maken op het Groeifonds, en of deze bedrijven bewerkstellingen dat er een ecosysteem tot bloei komt.


Kerngegevens

Nummer T03228
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Groeifonds
Midden- en kleinbedrijf
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 2

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De ChristenUniefractie hanteert een brede welvaartsdefinitie in de beoordeling van de activiteiten van het Groeifonds. Kortom, een duurzame economie. Het kan daarbij niet zo zijn dat alleen gevestigde spelers aan tafel zitten. Ook start-ups en scale-ups, nieuwe mkb-bedrijven en jonge bedrijven die sociaal ondernemerschap hoog in het vaandel hebben staan, moeten een plek hebben. Zij zijn de nieuwe generatie ondernemers. Hoe gaat het kabinet de deelname van nieuwkomers borgen? In de Tweede Kamer is uitgebreid gesproken over de rol van parlementaire controle bij het Groeifonds, zowel aan de voor- als aan de achterkant. Welke beleidsconclusies trekt de minister op dit punt uit het debat? Ik hoor ook graag of het brede welvaartsbegrip inmiddels tot richtsnoer is gekozen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 27

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Mevrouw Bikker vroeg of ik het met haar eens ben — zo heb ik het in ieder geval begrepen — dat het Rijnlandse model hier een prominente plek in dient te krijgen, dat het een prominente plek krijgt in het Groeifonds. Eerlijk gezegd denk ik dat deze discussie, het debat dat we hier hebben, de gelaagdheid van de groeibrief en de stukken die we hebben geschreven over het fonds laten zien dat we dat doen. Daarin wordt het een en ander heel zorgvuldig in meegenomen. Denk aan de kant van klimaat, die we zo-even hebben besproken, het bbp en de maatschappelijke kosten-batenanalyse; er zijn weinig andere landen die dat soort analyses op die manier uitvoeren. Denk ook nog aan een aantal andere criteria. Zo mag het niet iets zijn wat we al via de reguliere begroting doen. Het mag ook geen structurele uitgave zijn. We hebben dus een heleboel criteria samen weten te vatten die in mijn optiek juist naadloos aansluiten bij het Rijnlandse model zoals ik dat begrijp. We hebben het niet als term opgenomen omdat dat mogelijk verwarrend is. Maar als je kijkt naar de afdronk van alle stukken die het kabinet met de Kamers heeft gedeeld, hoef je weinig moeite te doen om dat er heel nadrukkelijk in terug te lezen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 27

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik moest een kleine avondvierdaagse lopen om bij de interruptiemicrofoon te komen, dus ik ben iets later. Dank voor het antwoord van de minister over het Rijnlandse model, over hoe dat heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit Groeifonds. De vraag van mijn fractie ging nog ietsje verder. De vraag ging over de bedrijven die aanspraak maken op dit Groeifonds. Stel dat zij inschrijven. Is dit dan ook een onderdeel waarnaar gekeken wordt? Er is in dit huis veel gediscussieerd, ook vandaag, over het Angelsaksische model, over bedrijven en over hoe men omgaat met winst en aandeelhouders. De loftrompet is gestoken over het Rijnlandse model dat wij kennen bij ondernemingen. Op dat punt zou ik de minister graag nog iets specifieker willen horen.

Minister Hoekstra:

Wat we niet hebben aangelegd, anders dan alle wet- en regelgeving die er al is en alles wat te maken heeft met maatschappelijk verantwoord ondernemen en good governance, is een soort extra slagroom op de taart ten aanzien van de aanvragers. Maar om aan die criteria te kunnen voldoen, is het wel degelijk zo dat je activiteiten moet verrichten die daarop aansluiten. Dat is één. Twee. Ik zou het misverstand weg willen nemen dat een bedrijf de

meest logische en rechtstreekse ontvanger zou zijn van het Groeifonds. Ik denk juist — dan sluit ik aan bij het antwoord op de vorige vraag van mevrouw Bikker — dat je moet kijken naar ecosystemen. Het noemen van voorbeelden is levensgevaarlijk. Dat ga ik dus ook maar heel beperkt doen. Maar om dan toch die glibberige weg op te gaan: denk aan een project op het gebied van biotechnologie bij een Nederlandse universiteit, in combinatie met een paar startups, een researchfaculteit en mogelijk talent vanuit het buitenland dat je aan je probeert te binden. Zoiets heeft alle karakteristieken van een ecosysteem en niet zozeer van één bedrijf dat denkt: hé, er ligt een geweldige subsidie op mij te wachten. De insteek is dus echt anders dan bijvoorbeeld de insteek van Invest-NL, waarbij wel rechtstreeks geld wordt uitgekeerd maar waarbij wel sprake is van een revolverend fonds. Ook in dat opzicht is Invest-NL anders. Ik kan zo nog een aantal voorbeelden noemen op het gebied van innovatie, kunstmatige intelligentie en ga zo maar verder, waarvan ik me heel goed kan voorstellen dat achter de aanvragers een consortium — lees: een ecosysteem — schuilgaat.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik dank de minister voor dit geruststellende antwoord. Ik hoop dat dit typisch iets is wat we bewaren, die hele lange rit die door het Groeifonds gaat lopen. Ik hoop dat we het oog scherp gericht houden op dit punt. Ik denk dat we de waarom-vraag samen goed beantwoord hebben en neergelegd hebben dat het draait om die ecosystemen, waardoor het verder tot bloei komt. Ik vraag de minister om juist op dit punt een vinger aan de pols te houden.

Minister Hoekstra:

Zonder meer. Dat zal dan overigens vooral voor mijn ambtsopvolger gelden, want de tijd die dit kabinet nog rest is, hoe onterecht ook, nog betrekkelijk kort.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Antwoord op de uitvoering motie-Otten (35.570) (T03229)

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Otten (Fractie-Otten), toe om uit te zoeken in hoeverre de uitgebreide bouwstenen voor het belastingstelstel een antwoord geven op de motie van de heer Otten over een onderzoek naar de vereenvoudiging van het belastingstelsel (35.302, N). Indien de uitgebreide bouwstenen geen antwoord bevatten, ontvangt de Kamer alsnog een antwoord van de staatssecretaris.


Kerngegevens

Nummer T03229
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Belastingplan 2021
belastingstelsels
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 57

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voorzitter. Vorig jaar, op 10 december 2019, werd tijdens de stemming over het Belastingplan 2020 — dat is dus een jaar geleden, met hetzelfde gezelschap of in elk geval dezelfde minister — de motie-Otten aangenomen inzake een onderzoek naar de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Voor de kenners: dat is de motie 35302, letter N. Die is met een meerderheid van 55 stemmen aangenomen. Voor stemden onder andere VVD, CDA, FvD, CU, D66, PvdA, SGP, OSF en 50PLUS. Ik was benieuwd hoe het met het onderzoek staat. Misschien heb ik iets gemist, maar ik heb er nog niet iets concreets over gehoord. Ik zal zo de minister onze motie nog even overhandigen. Dat was een vraag aan de minister.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 65

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat brengt mij bij de vraag van de heer Otten naar de uitvoering van zijn motie. Het kabinet meent dat met de enorm uitgebreide bouwstenen voor een belastingstelsel deze motie beantwoord is. De heer Otten vindt dat niet, zo te zien.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik had het eerder over jantje-van-leiden, maar dit is een jantje-van-leiden in het kwadraat. Die motie is heel gebalanceerd en maakt een vergelijking met het systeem in de UK, waar miljoenen mensen niet eens met de Belastingdienst te maken hebben. Er is om een onderzoek gevraagd. Dat is destijds ook toegezegd door staatssecretaris Snel. Een hele grote Kamermeerderheid in deze Kamer steunt dit. Ik kan hier moeilijk genoegen mee nemen. Ik verzoek dat hier een wat meer serieus onderzoek plaatsvindt.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Laat ik het dan zo doen: geef me de kans om zelf even te kijken in hoeverre die bouwstenen een antwoord bevatten. Voor zover die geen antwoord op deze vraag bevatten, krijgt u alsnog antwoord.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugkoppeling subsidie fossiele brandstoffen en fossiele industrie (35.570) (T03231)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerbrandy (OSF), toe dat de regering schriftelijk terug zal komen op de €8 miljard subsidie die de regering verleend aan fossiele brandstoffen en de fossiele industrie en de afspraken die in 2013 in Europa hierover zijn gemaakt.


Kerngegevens

Nummer T03231
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden G. Gerbrandy (OSF)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fossiele brandstoffen
subsidies
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 12

De heer Gerbrandy (OSF):

Dan het afschaffen van subsidie op fossiele brandstof. Dames en heren collega's, per jaar gaat deze regering 8 miljard euro subsidie verlenen aan fossiele brandstoffen en de fossiele industrie. Lucht- en scheepvaart, vervuilende centrales, de industrie en noem maar op. In 2013 zijn er in Europa afspraken gemaakt dat we dat zouden afbouwen tot 2020. Daar is niets van terechtgekomen. Ik vraag de minister om hierop te reageren. Waarom is er in die zeven jaar, terwijl we dat met elkaar hadden afgesproken, niets gebeurd?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 57, 58

De heer Gerbrandy (OSF):

Dank u wel voorzitter. Ik was door mijn tijd. Ik ga mijn eerste termijn niet herhalen. Ik had nog twee vragen. Aan eentje had de heer Koffeman al gerefereerd. Die gaat over de steun aan KLM en aan de culturele sector. Bij KLM werken 30.000 mensen. In de culturele sector 300.000 mensen. Maar ik zou graag een bespiegeling van de minister van Financiën horen op de eerste vraag. Dat gaat over die 8 miljard subsidie die er nog steeds is aan de fossiele sector. Minister Blok wilde daar geen antwoord op geven. Dat is een afspraak in Europa geweest. Daarom heb ik dat bij de Europese Beschouwingen gevraagd. Maar dat is ook een belangrijk financieel item. Waarom is die afspraak van 2013 niet door ons nagekomen?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 64

Minister Hoekstra:

De heer Gerbrandy wil ik op geen enkele manier tekortdoen, maar ik hoop dat ik het KLM-dossier via de heer Koffeman in ieder geval voor nu heb gearresteerd. Hij had een vraag over de fossiele sector in 2013 en het debat dat hij daar kennelijk met de heer Blok over heeft gehad. Dat zal ik moeten nalezen. Ik wil hem graag toezeggen dat ik daarop terugkom, maar ik moet hem ook bekennen dat we niet ministerraden lang besteed hebben aan dit onderwerp en ik dus glashelder weet waar dit over gaat. Een van de leden van het kabinet gaat daar nog schriftelijk op terugkomen. Mag ik dat zo met hem afspreken?


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kloof een- en tweeverdieners en eerlijke belastingheffing (35.570) (T03234)

De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe om nogmaals serieus te kijken naar de kloof tussen een- en tweeverdieners en een eerlijke belastingheffing, waarbij hij de commissie inzake draagkracht zal vragen om vooral ook naar de positie van eenverdieners te kijken.


Kerngegevens

Nummer T03234
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingheffing
eenverdieners
kloof
tweeverdieners
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 9

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heb ik al aangekondigd dat mijn fractie opnieuw vragen zal stellen bij de steeds maar wijder en dieper wordende kloof tussen een- en tweeverdieners. Met allerlei uitvluchten kun je proberen te beargumenteren dat die kloof niet zo groot is, maar als je gewoon de feiten bekijkt en op je laat inwerken, dan zie je dat de kloof volgend jaar wordt vergroot van zes naar, in sommige gevallen, bijna zeven keer zo veel belasting. Die kloof wordt in de komende jaren alleen maar groter, alleen al doordat de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting nog steeds verder wordt ingeperkt. Mijn vraag aan de minister is: wanneer komt het moment dat het kabinet hier echt iets aan gaat doen? Misschien is het zelfs wel een beetje een wanhopige vraag, maar wat vindt de minister nu eigenlijk een acceptabele kloof? Moet die echt op kunnen lopen naar acht of tien keer zo veel belasting voor eenverdieners?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 40

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat brengt me bij eerlijke belastingheffing voor burgers. Ik heb vorige week in de Tweede Kamer een lang debat gehad met verschillende fracties over de positie van de eenverdieners, dus ik herken de opmerking van de heer Schalk zeer. Het kabinet meent toch dat het in deze kabinetsperiode evenwichtig beleid heeft gevoerd wat betreft belasting en inkomens. Ik heb wel aan de heer Stoffer en anderen in de Kamer toegezegd om aan de commissie inzake draagkracht die al in de pen zat, nog eens te vragen om vooral ook naar de positie van eenverdieners te kijken. Dat betekent dat ik nu niks in de aanbieding heb op dit punt. Ieder draadje wat je uit het Belastingplan of uit het inkomensgebouw trekt, leidt tot instorting van het inkomensgebouw en dat zou de heer Schalk ook niet willen, denk ik. Ik kan hem wel toezeggen dat wij daar serieus naar gaan kijken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Parlementaire goedkeuring Lelylijn (35.570) (T03236)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe de Kamer een brede bespiegeling op de juridische verankering te sturen inzake de parlementaire goedkeuring voor de Lelylijn.


Kerngegevens

Nummer T03236
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen investeringsfonds
Lelylijn
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 51

De heer Van Ballekom (VVD):

Op mijn tweede opmerking hoef ik maar een heel kort antwoord te hebben: ja of nee. Stelt u zich het hypothetische geval voor dat uit dat investeringsfonds de Lelylijn wordt aangelegd, hypothetisch dus. Krijgt het parlement dan voorafgaande goedkeuring ja of nee? Ik heb het niet over allerlei kleine, bedrijfsmatige innovatieve projecten — daar willen we ons niet mee bemoeien, want daar zijn anderen voor — maar hiervoor wil ik deze vraag aan de minister stellen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 58

Minister Hoekstra:

De heer Van Ballekom had nog twee grotere vragen. De eerste ging over de Lelylijn en de tweede over Europa. Over de Lelylijn, waar de heer Schalk ook naar verwees, kan ik kort zijn. Het antwoord is ja. Zo'n type onderwerp komt gewoon terug. Ik gaf eerder het voorbeeld van de RO en de mogelijkheid dat je een spoorlijn door je achtertuin krijgt. Dat maakt het heel erg relevant om zo'n onderwerp in de Tweede Kamer te bespreken of in ieder geval de mogelijkheid te hebben om dat te kunnen bespreken. Dus het antwoord is ja, maar ik kom nog met een bredere bespiegeling op de juridische verankering.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Code voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven (35.570) (T03237)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kesteren (CDA), toe om nog eens specifiek te kijken naar een code voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven en hoe daar invulling aan kan worden geven in aanvulling op het MVO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T03237
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
sociaal akkoord
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 3, blz. 19

De heer Van Kesteren (CDA):

Voorzitter. Het kabinet zou ook aandacht moeten besteden aan de positie van met name grote ondernemingen. Het is niet goed, zoals de laatste jaren het geval is, dat er een kloof gaapt tussen grote delen van de politiek en de maatschappij en de multinationale ondernemingen. Er zou een code moeten komen over maatschappelijk verantwoord ondernemen, een code die gaat over gewenst gedrag, bijvoorbeeld op het gebied van belastingbetaling, duurzaamheid, arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden en het voorkomen van discriminatie. Een dergelijke code, tot stand gekomen in overleg tussen de overheid en het bedrijfsleven, moet bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de samenleving in de grote ondernemingen, dit in het besef dat deze ondernemingen, ondanks alles wat er over hen te zeggen valt, onmisbaar zijn voor onze economie. Een code is naar de mening van mijn fractie een beter middel dan de nieuwe wetgeving die thans in behandeling is in de Tweede Kamer naar aanleiding van de Unileveraffaire rond de dividendbelasting. Mag ik het kabinet vragen om een reactie op de geschetste gedachten rond een sociaal akkoord en een code over maatschappelijk verantwoord ondernemen?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 33

Minister Hoekstra:

De heer Van Kesteren vroeg nog naar een reactie op zijn idee voor het opstellen van een code maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik vond veel van wat hij zei over hoe hij zich de rol van bedrijven voorstelt, zeer verstandig. Ik kan me daar goed in vinden. Het is overigens zo dat het kabinet op 16 oktober 2020 het nieuwe imvo-beleid heeft gepresenteerd. In mijn optiek bestaat dat uit een doordachte mix van maatregelen. Er zit een bredere due diligence verplichting in. Die uitgangspunten sluiten naadloos aan bij de OECD-richtlijnen, bij de UN Guiding Principles on Business and Human Rights— met excuus voor het Engels. Daarin wordt verankerd wat bedrijven zouden moeten doen. Of daarbovenop nog weer een aangescherpte code zou moeten komen, weet ik eerlijk gezegd niet helemaal zeker, maar dat komt ook doordat ik daarmee stap voor stap mijn eigen beleidsterrein uitwandel. Daar zou ik de bewindspersonen van EZK en mogelijk de minister van BuHa-OS over moeten consulteren, als de heer Van Kesteren zou zeggen dat dit aan de magere kant is.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 52

De heer Van Kesteren (CDA):

Ik ben niet zo heel tevreden over de manier waarop de minister heeft gereageerd op mijn suggesties rond een sociaal akkoord en een code voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen van grote bedrijven. Dit zijn beide onderwerpen die op dit moment maatschappelijke veel aandacht vragen en die ook voor veel problemen zorgen. Het zou mij aangenaam zijn als hij daar wat dieper op ingaat.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 58,59

Voorzitter. Ik dank de heer Van Kesteren voor zijn opmerkingen en ook voor zijn aanscherpingen in de twee vragen die hij stelde. Als ik het ten aanzien van de code te zuinig gezegd heb, is dat echt niet de bedoeling geweest, want daar ben ik het zeer mee eens. Ik zou hem dus willen toezeggen om daar nog specifiek op terug te komen en te kijken hoe we daar invulling aan kunnen geven in aanvulling op het mvo-beleid. Maar in het weinige wat ik gezegd heb, heb ik kennelijk de indruk gewekt dat daar weinig enthousiasme over zou zijn. Het was eerder het tegenovergestelde; dat heb ik vanavond vaker gedaan. Daar waar ik het zeer eens was met verschillende sprekers, heb ik ook omwille van de tijd geprobeerd om dat relatief beknopt te doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Beoordeling en financiering van herstelplannen (35.711) (T03238)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Strien (PVV), toe dat het (volgend) kabinet een vinger aan de pols zal houden bij de beoordeling van de herstelplannen van de lidstaten, uitgevoerd door de Europese Commissie, zodat het Europese geld verstandig wordt uitgegeven.


Kerngegevens

Nummer T03238
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Eigenmiddelenbesluit
Europese Commissie
Herstelplan
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 11

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter. Italië lacht zich een bult, met name de heer Draghi, sinds februari de nieuwe premier. Eerst heeft hij er vanuit de ECB voor gezorgd dat ze in Italië geen rente hoeven te betalen over de gigantische schuldenberg die ze hebben door de rente gewoon negatief te maken, zodat ze nu voor hun bestaande schulden geld toe krijgen. Nu vlooit hij uit hoe hij 192 miljard uit het Herstelfonds moet gaan besteden. Dat valt helemaal nog niet mee, want Italië is gewoon schatrijk. Italianen zijn veel rijker dan Nederlanders, zoals de ECB een paar jaar geleden in de Household Finance and Consumption Survey publiceerde. Een van de plannen is het doortrekken van de hogesnelheidslijn van Salerno naar het zuiden, naar de punt van de laars. Als het zuiden groeit, groeit heel Italië, zei Draghi daarover in het Italiaanse parlement. Maar wij weten ook dat als het zuiden van Italië groeit, de maffia ook groeit. Giovanni Bombardieri, hoofdofficier van justitie in Zuid-Calabrië, die al jaren onderzoek doet naar fraude met Europese subsidies en menig antimaffia-actie in zijn streek leidde, waarschuwt: als Europese subsidies deze kant opkomen, dan heeft 'ndrangheta daar belangstelling voor. Wij weten in ieder geval waar onze zuurverdiende centen blijven. De provincies Drenthe, Flevoland, Friesland en Groningen kunnen voorlopig hun 9,5 miljard aan investeringen in spoorverbindingen wel vergeten. De Nederlandse regering heeft dat geld nodig om in Zuid-Italië spoorwegverbindingen te financieren. Ik zou de minister willen vragen hoe hij dit voor zijn verantwoording kan nemen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 45

Minister Hoekstra:

Dan heb ik nog een vraag van de heer Van Strien over de groei van de maffia en hoe die hier een rol in speelt. Ik denk dat het er hem primair om gaat dat je zorgt dat dat Europese geld verstandig wordt uitgegeven zonder dat het in verkeerde zakken belandt. Ik ben het zeer met hem eens, omdat ik vind dat geld dat Nederlanders, Duitsers, Finnen of wie dan ook met hard werken verdiend hebben en besluiten uit te geven, ook een verstandige bestemming verdient. Bovendien is het bij wederkerigheid en het geloof in dit type afspraken ontzettend belangrijk dat je vervolgens niet in de krant hoeft te lezen dat het geld dat is opgehoest — of dat nou is geleverd door de Italiaanse, Nederlandse of welke belastingbetaler dan ook — vervolgens allerlei kwalijke praktijken zou hebben gefinancierd. Uiteindelijk is de beoordeling daarvan aan de Commissie. De Commissie moet beoordelen of de audit- en controlesystemen uit de herstelplannen — die zitten straks ook in die herstelplannen — voldoende zekerheid bieden. Als men dat ontoereikend zou vinden, kan het plan niet worden goedgekeurd. Vervolgens moet de Commissie daar ook zelf toezicht op houden, samen met OLAF en met de Rekenkamer. Ik zou de heer Van Strien wel willen toezeggen dat het kabinet — dat zal dan een volgend kabinet zijn — hierbij ook zelf de vinger aan de pols zal houden, want dit is wezenlijk voor het vertrouwen dat we met elkaar moeten kunnen hebben in dit type afspraken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Financial Transaction Tax (35.711) (T03239)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat gedurende de demissionaire periode van het huidige kabinet de financial transaction tax er niet komt.


Kerngegevens

Nummer T03239
Status voldaan
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingheffing
Eigenmiddelenbesluit
pensioenfondsen
financial transaction tax
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 28

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ten slotte punt vijf. Het aflossen van de leningen voor herstel zou moeten plaatsvinden uit bezuinigingen in het EU-budget, uit hogere bijdragen van de landen en volgens sommigen uit EU-belastingen. Deelt de minister onze opvatting dat de EU-begroting gefinancierd moet blijven op basis van het bruto nationaal product? Mijn fractie is in beginsel geen voorstander — dat wil ik hier duidelijk zeggen — van Europese belastingen en zeker niet van de financial transaction tax, die rampzalig zou uitpakken voor onze pensioenfondsen. Graag een reactie van de minister. Belastingheffing behoort het prerogatief van de lidstaten te blijven met maximale eigen democratische controle. Het is al gezegd door collega Essers: no taxation without representation. Deelt de minister onze opvatting dat ons vetorecht moet blijven bij fiscale voorstellen in de EU? We weten allemaal dat dat vetorecht eigenlijk ook het recht is om het niet te hoeven gebruiken.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 45

Minister Hoekstra:

Dan vroeg de heer Koole nog naar de invoering van de koolstofheffing, de financial transaction tax — de heer Van Rooijen sprong meteen op; die was daar minder enthousiast over — en de digital services tax. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de fiscale voorstellen en voorstellen voor nieuwe eigen middelen. Het indicatieve tijdpad uit de routekaart van de Commissie ziet er als volgt uit. In juli 2021 komt er een voorstel voor de koolstofheffing aan de grens. Twee: er komt dan ook een digitale heffing. Drie: een emissiehandelssysteem ETS. Dat komt dus relatief snel. Tegelijk met deze voorstellen komen de voorstellen voor de nieuwe eigen middelen die hierop gebaseerd zijn. Dan zou de Raad in de zomer van 2022 moeten besluiten over de introductie van eventuele nieuwe eigen middelen per 1 januari 2023. Om helemaal compleet te zijn: in juni 2024 wordt dan een voorstel van de Commissie verwacht voor een financial transaction tax, inclusief een voorstel voor eigen middelen op basis van die financial transaction tax. Daarbij geldt overigens dat Nederland vanaf het begin heeft gezegd dat we er niet enthousiast over zijn. Dat vind ik overigens ook zeer verdedigbaar. Als je het namelijk pondspondsgewijs zou doen en je je realiseert dat de Nederlandse beurs net zo groot is als de Italiaanse beurs en er in belangrijke mate ook geld van Nederlandse gepensioneerden overheen gaat, dan kom je tot vrij extreme verdelingsvraagstukken als je daartoe zou overgaan. Dus het is niet een besluit dat door dit kabinet is genomen maar door een vorig kabinet. Daarom is er ook breed aarzeling over in de Nederlandse politiek, zo is mijn waarneming, maar dit is de tijdlijn waar de heer Koole volgens mij naar vroeg.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor de opmerkingen over de financial transaction tax en de context die daarbij is geschetst. Het zou een ramp voor onze pensioenfondsen zijn. We zijn eigenlijk het enige land dat zo'n groot pensioenprivaatstelsel heeft waar inmiddels zo'n 1.700 miljard doorheen loopt, met alle transacties van dien. Is in Brussel voldoende duidelijk dat naar analogie van wat de Fransen "l'exception française" noemen, in dit geval zou moeten gelden "l'exception néerlandaise"? Want dit zou werkelijk onevenredig de gepensioneerden maar ook de mensen die 40 en 50 zijn en die nu sparen voor hun pensioen, treffen. Wie verzint het dat fondsen die al niet kunnen indexeren, dadelijk nog worden wegbelast door een nieuwe belasting op het werk dat ze doen met de gelden van de werknemers?

Minister Hoekstra:

Ik realiseer me dat ik het p-woord met nog meer voorzichtigheid had moeten uitspreken, want ik had kunnen weten wat ik over me af zou roepen. Volgens mij is de positie van het huidige demissionaire kabinet bekend in Brussel. Ik verzeker de heer Van Rooijen dat gedurende de demissionaire periode van dit kabinet die FTT er niet komt.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Maar regeren is vooruitzien. Ik wil de minister niet ontlokken wat een nieuw kabinet moet doen, maar ik mag toch aannemen dat deze minister en zijn partij in onderhandelingen steeds duidelijk zullen zeggen: dit is voor ons een brug te ver.

Minister Hoekstra:

Ik verwees niet voor niets net naar die pensioenfondsen en naar de situatie van die effectenbeurs. Het is een groot goed in Nederland dat die relatief groot is. Dus ik vind het echt logisch om daaraan vast te houden. Ik zal hier niet de verschillende petten op en af gaan doen want dan maak ik het voor de leden wel erg ingewikkeld. Ik vind wel dat in Brussel merkwaardig genoeg weinig wordt gesproken over een tussenvariant, waarbij lidstaten allemaal zouden overgaan tot een bepaald soort belasting waarbij je het speelveld harmoniseert maar de opbrengsten toekomen aan de lidstaten. Dan heb je namelijk niet het probleem dat de een zich onevenredig bevoor- of benadeeld voelt; lidstaten voelen zich overigens niet vaak onevenredig bevoordeeld maar zeker wel benadeeld. Dat heb je dan niet. Tevens zou je het andere probleem van heel verschillende regimes kunnen oplossen. Dat is bijvoorbeeld ook iets wat we met de vliegbelasting proberen te realiseren. Er zitten inmiddels meer landen op de koers van die vliegbelasting. Het liefste zou je dat willen op het gebied van een gemeenschappelijk speelveld. Tegelijkertijd: als je dat dan vervolgens allemaal aan Brussel zou afdragen, dan kan je op je vingers natellen dat Duitsland, Frankrijk en Nederland een onevenredig deel van de rekening betalen omdat de meest gebruikte luchthavens in continentaal Europa liggen in Duitsland, Frankrijk en Nederland.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gesprekken met planbureaus en Rekenkamer over brede welvaart (35.711) (T03240)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe om in de gesprekken met de planbureaus en de Algemene Rekenkamer het onderwerp ‘brede welvaart’ te blijven benoemen. Tevens zegt hij toe om de informatie die beschikbaar komt uit deze gesprekken met de Kamer te delen.


Kerngegevens

Nummer T03240
Status voldaan
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene Rekenkamer
Brede welvaart
Centraal Planbureau
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 13

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Ik heb eerder beweerd, in een vorig debat, dat wij als Nederland de vruchten plukken van de gemeenschappelijke markt. Daar hebben wij net al een kort interruptiedebatje over gehad. Ik denk dat voor de beeldvorming van toekomstige discussies over de eigen middelen het belangrijk is dat we daarover blijven spreken. In het debat van de Europese Beschouwingen is een motie aangenomen onder stuk nr. 35403, letter E. Dat is de motie-Backer c.s. Die vraagt om onderzoek te doen naar de baten van de EU voor ons land. U herinnert zich misschien die discussie. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dat toen namens de regering niet aangemoedigd, maar de motie is aanvaard en hij heeft dat onderzoek in gang gezet. Daar ben ik hem dankbaar voor. Daar hebben wij op 22 februari een voortgangsbrief over gekregen (35403, letter P). Dat was op zichzelf een geval van het glas is halfvol. De studie wordt gedaan door het CPB in samenwerking met het CBS. De interne markt wordt vergeleken met de situatie als er geen interne markt van goederen en diensten zou zijn. Wat is de bijdrage aan de welvaart? En wat is het scenario als die interne markt zou ontbreken? Ik dank de regering voor die inzet. Ik zou erg graag willen weten of er nog voortgang is bij die eerste verkenning en of daar nog inzichten behaald zijn, want we zitten nu alweer in mei.

Voorzitter. Nu kom ik op de andere helft. Er zou ook gekeken worden naar de brede welvaartseffecten. Die zijn er, zoals in de brief staat, "om methodologische redenen" buiten gebleven. Dat vind ik wel teleurstellend. De minister — ik denk dat "de minister" de coördinerend minister is van Buitenlandse Zaken — is wel in gesprek met de drie planbureaus, maar er is nog niet veel te vertellen. Zo vertaal ik het maar even. Dat kan een ambtelijke formulering zijn voor dat de zaak in een bureaulade verdwijnt, een soort yes-minister-antwoord. Maar ik wil toch deze minister aansporen om het daar niet bij te laten en te kijken of dat tweede deel van die studie toch iets kan gaan opleveren, en zo ja op welke termijn. Als dat vandaag niet gedetailleerd kan, kan dat ook schriftelijk. Het onderwerp is belangrijk.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 46

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan heb ik nog een paar dingen in de categorie overig. De heer Backer vroeg naar planbureauonderzoek en het welvaartsperspectief. Het wezenlijke punt dat hij volgens mij aansnijdt — dat moet je toch elke keer weer benadrukken, ook in dit soort debatten; daar zou je eigenlijk elke keer mee moeten beginnen — is: wat is nou het waarom van de Europese Unie voor Nederland? Ik ben en blijf ervan overtuigd dat de Unie grote toegevoegde waarde heeft voor Nederland, niet in de laatste plaats in financieel-economisch opzicht. We hebben er in het verleden heel erg van geprofiteerd, en naar mijn overtuiging zullen we dat in de toekomst hoogstwaarschijnlijk ook nog doen. Tegelijkertijd liggen er wel grote vragen op tafel, bijvoorbeeld over de euro. Zoveel goeds als er te zeggen is over de Unie als geheel, zoveel kan je ook opmerken over de manier waarop we dat naar mijn mening verstandige idee van de euro hebben ingevoerd. Maar dat is niet zozeer een discussie over het wat, als wel een discussie over het hoe. Veel van de weeffouten ten aanzien van de euro zijn er met vallen en opstaan uit gehaald, maar ik denk dat we nog niet klaar zijn met dat traject. Zie de discussie over de bankenunie. Zie de discussie die er nog is over bijvoorbeeld de kapitaalmarktunie, waar ik ook graag stappen op zou willen zetten. Destijds was ik zeer content dat ik de Duitsers en de Fransen had weten te verleiden om daarbij mee te doen aan een initiatief.

Ik wil even heel concreet tegen de heer Backer zeggen wat we hierop nog kunnen doen en hoe we dat perspectief nou aangereikt krijgen. Het eerste spoor is nieuw CPB-onderzoek naar de gevolgen van de interne markt voor de Nederlandse economie. We verwachten een rapport dit najaar, maar ik heb geen eerste bevindingen beschikbaar. De heer Backer wordt daarover nog bediend. Het kabinet blijft in gesprek met de planbureaus en de Rekenkamer over manieren om meer inzicht te krijgen in de maatschappelijke effecten van EU-beleid op deelterreinen. Dat is het tweede spoor op langere termijn. Veel discussies die wij hier hebben, gaan vaak over de vraag of je er ideologisch voor of tegen bent. Daardoor komt de echte essentie van wat het effect is geweest soms niet boven tafel. Dan ga je een beeld zien dat het klopt wat veel onderzoeken uit het verleden laten zien: dat de Europese Unie een grote toegevoegde waarde voor Nederland heeft. Maar onder de motorkap ga je vermoedelijk grote verschillen zien in de effectiviteit van verschillende policy measures. Ik verwacht dat daarop dan geïntervenieerd gaat worden. Voorzitter. De heer Ester zei dat er heel veel fondsen en instrumenten zijn.

De heer Backer (D66):

Dank voor het eerste deel. Ik was even bang dat het tweede deel in een lade zou komen en de minister bevestigt die zorg door zijn antwoord. Ik zou van hem willen weten of hij erop toe wil zien, of zijn ambtsgenoten daartoe wil aansporen, dat dit tweede deel toch ook handen en voeten krijgt. Ik denk dat dit heel belangrijk is, omdat het op onderdelen van de brede welvaart, voor met name de Europese Unie, waarde toevoegt, die eigenlijk nooit wordt meegeteld.

Minister Hoekstra:

Zeker. Kijk, de voorzichtigheid zit 'm in twee dingen. Het eerste is dat ik niet staatsrechtelijk de opdrachtgever kan zijn van de instituten die ik noemde. Het tweede is dat zij hebben aangegeven dat zij hiermee bezig zijn, maar ook zelf willen gaan over de momenten van die inzichten. Wat ik de heer Backer graag wil toezeggen, is dat ik in gesprekken, zoals ik die bijvoorbeeld heb met de president van de Rekenkamer, dit onderwerp weer eens zal meenemen. Dat is alleen wat anders dan richting andere onderzoeksinstituten waar ik gewoon kan zeggen: luister eens, kan je deze vraag voor me uitzoeken en dan wil ik het graag dan en dan hebben. Dat is eigenlijk de enige clausulering die ik heb willen maken.

De heer Backer (D66):

De voorzitter van de Rekenkamer moet een verspreking zijn, want het gaat om het CPB.

Minister Hoekstra:

Het gaat om het planbureau, maar ook de Nederlandse Rekenkamer is geïnteresseerd in zaken die te maken hebben met brede welvaart. Zie ook het hele debat dat we de afgelopen jaren hebben zien ontstaan, onder andere door de heren Snels en Sneller in de Tweede Kamer. Dat gaat over brede welvaart en de Rekenkamer is daarin geïnteresseerd. De Rekenkamer is sowieso geïnteresseerd in effecten van beleid, ook van Europees beleid. Vandaar dat het ook daar een plaats zou kunnen krijgen. Ik zeg de heer Backer toe dat als er informatie beschikbaar is van een van deze sporen, ik die met de Kamer zal delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Intergenerationele effecten van het Herstelfonds (35.711) (T03241)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe om bij een van de eurogroepen de Europese Commissie te vragen om de intergenerationele balans in de diverse lidstaten te monitoren, zodat de intergenerationele effecten van het Herstelfonds in kaart worden gebracht.


Kerngegevens

Nummer T03241
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2024
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Herstelfonds
intergenerationele balans
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 19

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat Herstelfonds maakt terecht een groot punt van het belang van het pakket maatregelen voor de jongste generatie Europeanen. Het vignet NextGenerationEU — een beetje slecht Engels overigens — geeft dit belang goed weer. Zij waren de grootste slachtoffers van de economische crisis en dreigen dat nu door de covidcrisis wederom te worden. Een verloren generatie is niet denkbeeldig na deze twee enorme klappen. Hoe voorkomen we, zo vraagt de ChristenUniefractie aan de minister, dat vooral jongeren voor de kosten van het fonds opdraaien? De eindafrekening is immers pas eind 2058 voorzien. Is naar zijn oordeel de intergenerationele balans op orde? Heeft de minister op dit punt zorgen? Is hij bereid om die intergenerationele effecten eens op hoofdlijnen aan het papier toe te vertrouwen en te delen met de Kamer? In zijn tijd als senator — ik herinner mij dat goed — was de minister zeer begaan met jongeren en hun maatschappelijke positie, dus deze toezegging zal hem daarom niet moeilijk vallen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37

Minister Hoekstra:

De heer Ester vroeg nog terecht naar de intergenerationele balans. Hoe zorg je dat dit ook werkt voor de jongeren? Ik denk dat dit een zeer terecht punt is, want als je bijvoorbeeld kijkt naar de staatjes van de jeugdwerkloosheid, met name in de zuidelijke lidstaten, dan is dat iets om je grote zorgen over te maken. Al weten wij natuurlijk allemaal dat een deel van die jongeren wel werkt, maar dan in de informele economie. Toch zien die statistieken er tranentrekkend uit. Daar moeten wij iets mee. Ik vind het ook een zeer terecht punt voor mij, en voor een volgend kabinet, om mee te nemen. Ik zie alleen niet — ik hoop dat de heer Ester dat zal kunnen aanvaarden — hoe ik het voorstel zoals dat nu bijna overal geaccommodeerd is, nog van een extra intergenerationele toets kan voorzien. Ik wil mij voor veel inspannen, maar dit is zeker voor mij te hoog gegrepen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 54

De heer Ester (ChristenUnie):

Dan de intergenerationele balans. Het antwoord van de minister daarop viel mij een beetje tegen. Ik ken zijn bezorgdheid over de positie van jongeren. De minister vindt dat belangrijk, maar acht zich op een of andere manier niet de aangewezen actor om die intergenerationele effecten in kaart te brengen. Die zijn toch vrij belangrijk. Het gaat over jongeren, maar ook over ouderen. Het is van belang om dat goed voor het voetlicht te krijgen. Mijn simpele vraag is of hij bereid zou zijn om deze vraag aan het CPB en het SCP voor te leggen. Ik zou dat nog graag horen. Zij kunnen dat goed aan. Ze zijn erop geprepareerd. Ik denk dat dit belangrijk is.

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37

Minister Hoekstra:

Ik begin bij de heer Ester. Dank voor de diverse complimenten die hij het kabinet of mij maakte. Hij vond dat ik op de intergenerationele balans misschien wat te kort door de bocht was en zocht daarvoor nog verdere verrijking. Het enige punt waar ik realistisch in heb geprobeerd te zijn, is mijn vermogen om nog een intergenerationele toets toe te voegen aan het plan in deze fase van het proces. Ik vind zijn suggestie om het verder te onderzoeken en dat in kaart te brengen een hele goede. Ik stel echter een andere route voor. Ik stel hem voor dat ik dat inbreng bij een van de eurogroepen en dat ik daar aan de Commissie zal vragen om dat te monitoren. Mijn vermoeden is dat de heer Ester eigenlijk wil weten hoe het zit in de diverse lidstaten. Ik kan het wel allemaal aan het planbureau cadeau doen, maar ik denk dat dat lastiger is dan dat het voor de Commissie is. Ik zie hem knikken, dus hij lijkt zich daarmee te kunnen verenigen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Rol van artikel 116 van het werkingsverdrag Europese Unie (35.711) (T03242)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om zijn standpunt ten opzichte van artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie met de Kamer te delen, nadat hij de analyse of het voorstel van de Europese Commissie heeft ontvangen over de rol van artikel 116 van het werkingsverdrag in relatie met belastingstelsels.


Kerngegevens

Nummer T03242
Status openstaand
Datum toezegging 18 mei 2021
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingstelsels
Europese Unie
Werkingsverdrag
Kamerstukken Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 26

De heer Essers (CDA):

De laatste tijd is er discussie gaande over de vraag of artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie een optie biedt om fiscale harmonisatie op basis van gekwalificeerde meerderheid mogelijk te maken in plaats van de huidige unanimiteitseis. In de memorie van antwoord zegt de regering op onze vraag of zij over deze kwestie een uitgebreide reactie wil geven, dat zij met die reactie wil wachten totdat de Europese Commissie hier haar visie op heeft gegeven. Maar ongetwijfeld heeft de minister over deze belangrijke kwestie ook een eigen mening, los van die van de Europese Commissie. In het kader van de nieuwe politieke cultuur van transparantie en open debat nodigen we hem dan ook van harte uit om die visie vandaag met ons te delen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 58

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Dan vroeg de heer Essers terecht aan het einde van de eerste termijn naar zijn vraag over artikel 116 en het werkingsverdrag. Dit moet ik even heel precies doen. De Commissie heeft inderdaad aangegeven te onderzoeken of artikel 116 van het werkingsverdrag ook in relatie met belastingstelsels kan worden toegepast. Dit zou mogelijk het geval kunnen zijn als de nationale wetgeving van een lidstaat niet voldoet aan de mededingingsvoorwaarden en zodoende een verstoring veroorzaakt van de interne markt. Op dit moment is nog niet duidelijk of en zo ja, wanneer de Commissie met een analyse of voorstel hierover komt. Ik vind het prudent — ik hoop dat de heer Essers dat kan volgen — dat ik pas wanneer de zienswijze van de Commissie bekend is over de precieze rol van artikel 116 van het werkingsverdrag en in hoeverre dat gaat spelen op het gebied van belastingen, mijn standpunt ga bepalen. Want dan moet ik me ook verhouden tot die opvattingen van die Commissie. Tot dat moment vind ik het prematuur. Met zijn goedvinden wacht ik daarop. Zodra ik die informatie heb, zal ik die met de Kamer delen en dan zal ik ook mijn standpunt bepalen. Als hij zich daarin kan vinden, zou ik die double whammy met hem willen afspreken.

De heer Essers (CDA):

De minister is consistent in zijn beantwoording van mijn vragen. Ik heb nog steeds niet zijn mening, maar ik begrijp de prudentie heel goed. Het geeft me ook enig inzicht in hoe hij daartegenover staat. Als hij artikel 116 volledig zou omarmen, had hij dat allang gezegd. Of vergis ik me nu?

Minister Hoekstra:

Dan komen we op de exegese van wat het kabinet bedoeld zou kunnen hebben. Een exegese moet je altijd aan anderen laten, is mijn conclusie.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Europese oplossing voor hybridemismatch (35.241, C) (T03259)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer in een memorie van antwoord, naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de VVD, toe dat er contact gezocht wordt met de Europese Commissie over een Europese oplossing voor hybridemismatch.


Kerngegevens

Nummer T03259
Status voldaan
Datum toezegging 28 november 2019
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
hybride mismatches
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Memorie van antwoord, 28 november 2019, 35241, C, p. 15, 16

Staatssecretaris van Financiën:

De leden van de fractie van de VVD beschrijven in de tweede casus een Amerikaanse moedervennootschap die alle aandelen in een Nederlandse bv houdt. De Nederlandse bv is voor Amerikaanse belastingdoeleinden transparant. Daarmee is de Nederlandse bv om de in de vorige casus genoemde reden een hybride lichaam. De Nederlandse bv heeft 100 aan kosten en produceert in opdracht van de moedervennootschap. De Nederlandse bv wordt hiervoor beloond op een zogenoemde «cosyplusbasis» waarbij de arm’s-lengthbeloning is bepaald op 10% van de kosten. Zij krijgt derhalve een vergoeding van 110 van de moedervennootschap.

De kosten die de Nederlandse bv maakt zijn in Nederland in beginsel aftrekbaar. Deze kosten zijn ook in de VS aftrekbaar, omdat de Nederlandse bv als transparant wordt gezien voor belastingdoeleinden van de VS. Omdat de kosten zowel in Nederland als in de VS in aftrek komen (doordat de Nederlandse belastingplichtige voor Amerikaanse belastingdoeleinden transparant is), is sprake van een dubbele aftrek. De hybridemismatchmaatregelen zijn echter in geval van een dubbele aftrek niet van toepassing als er sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen.

De vergoeding van 110 die de Nederlandse bv ontvangt wordt wel in Nederland in de heffing betrokken, maar niet in de VS. Daarmee is in deze casus dus geen sprake van dubbel in aanmerking genomen inkomen en wordt de aftrek van de kosten in Nederland geweigerd. Deze problematiek speelt specifiek in verhouding tot de VS.

In de VS is het door de zogenoemde «check-the-box»-regels mogelijk dat belastingplichtigen zelf kiezen of (buitenlandse) vennootschappen als transparant of niet-transparant worden gezien. De Amerikaanse moedervennootschap kan er in dit geval ook voor kiezen om de Nederlandse bv voor Amerikaanse belastingdoeleinden als niet-transparant te beschouwen. Er is dan niet langer sprake van een hybridemismatch.

Bij de uitwerking van de tweede casus deel ik desondanks het ongemak van de leden van de fractie van de VVD bij deze uitkomst. Het is echter wel de uitkomst die volgt uit ATAD2 en ik zie geen mogelijkheid om binnen de richtlijn hiervan af te wijken. Ook biedt de richtlijn geen mogelijkheid voor het opnemen van een tegenbewijsregeling. Een oplossing voor deze situaties zal op Europees niveau moeten worden gezocht. Omdat ik de zorgen van de leden van de fractie van de VVD ten aanzien van deze situaties begrijp, zal ik dit bij de EC onder de aandacht brengen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorwaarden dubbele belastingheffing onder ATAD2 (35.572, F) (T03260)

De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer in een memorie van antwoord, naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de VVD, toe om (in het voorjaar van 2021) meer duidelijkheid te verstrekken over onder welke voorwaarden dubbele belastingheffing onder ATAD2 kan worden voorkomen.


Kerngegevens

Nummer T03260
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2020
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
belastingheffing
dubbele belasting
voorwaarden
Kamerstukken Belastingplan 2021 (35.572)


Uit de stukken

Memorie van antwoord, 27 november 2020, 35572, F, p. 5

Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst:

“De leden van de fractie van de VVD vragen of, in het kader van de implementatie van ATAD2, reeds contact is opgenomen met de Europese Commissie (EC) over de vraag of en zo ja, hoe dubbele heffing kan worden voorkomen. Het kabinet heeft deze problematiek op ambtelijk niveau onder de aandacht van de EC gebracht. In reactie heeft de EC aangegeven dat de toepassing van de hybridemismatchmaatregelen uit ATAD2 een mogelijk risico in zich dragen van dubbele belastingheffing, maar dat dubbele belastingheffing geen doelstelling is van ATAD2. Aanvullend merkt EC op dat naar hun mening de tekst van ATAD2 ruimte biedt om op nationaal niveau dubbele belastingheffing door toepassing van de hybride mismatchmaatregelen in bepaalde gevallen te voorkomen. Daarbij komen er breder signalen op dat de toepassing van de hybridemismatchmaatregelen aanleiding kan geven tot dubbele belastingheffing. Zo onderkent bijvoorbeeld ook het Verenigd Koninkrijk dat deze onder omstandigheden aanleiding kunnen geven tot aanzienlijke dubbele belastingheffing. Overigens zijn er ook signalen uit de praktijk dat belastingplichtigen zoeken naar een andere vormgeving van hun bedrijfs- of financieringsstructuur om dubbele belasting als gevolg van de hybridemismatchmaatregelen te voorkomen. Op dit moment wordt door het kabinet nader bezien welke ruimte ATAD2 biedt om dubbele belastingheffing te voorkomen en hoe hieraan invulling kan worden gegeven”.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Implementatie ATAD1 (35.030, E) (T03261)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer in een Nota naar aanleiding van het Verslag Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking, naar aanleiding van vagen van de fractieleden van de VVD en het CDA, toe om aan de Europese Commissie te vragen wanneer de uiterste datum van de implementatie van ATAD1 is verstreken en een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de EU ATAD1 hebben geïmplementeerd.


Kerngegevens

Nummer T03261
Status deels voldaan
Datum toezegging 7 december 2018
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD1
implementatie
Kamerstukken Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.030)


Uit de stukken

Nota naar aanleiding van het verslag, 7 december 2018, 35030, E, blz. 2

Staatssecretaris van Financiën:

“De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen het kabinet om aan te geven hoe de definitie van openbare-infrastructuurprojecten wordt ingevuld in landen zoals Frankrijk, Engeland en Duitsland die deze uitzondering eveneens in hun wet- en regelgeving hebben opgenomen. Zoals gemeld in de memorie van antwoord is er nog geen overzicht voorhanden hoe andere landen de implementatie vormgeven. De implementatietermijn verloopt immers pas per 1 januari 2019. Daarom zal aan de Europese Commissie (EC) worden gevraagd om, wanneer de uiterste datum van implementatie is verstreken, een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de Europese Unie (EU) ATAD11 hebben geïmplementeerd. Zodra dit beschikbaar is, wordt dit met uw Kamer gedeeld, zo mogelijk gevolgd door een analyse hoe de implemenatie in Nederland zich verhoudt tot andere lidstaten. Op dit moment bestaat er geen inzicht op welke wijze andere lidstaten openbare infrastructuurprojecten behandelen in de earningsstrippingmaatregel. Wel moet daarbij worden bedacht dat het kabinet kiest voor een implementatiewijze waardoor de doelstelling van de regeling niet meer primair is gericht op het bestrijden van belastingontwijking maar vooral op een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen.”


Brondocumenten


Historie







Toezegging Opnemen additionaliteit in statuten Invest International (35.529) (T03292)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-Van Klashorst (PVV), toe om de additionaliteitseis op te nemen in de statuten van Invest International.


Kerngegevens

Nummer T03292
Status voldaan
Datum toezegging 6 juli 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden M.H.M. Faber-van de Klashorst (PVV)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Invest International
Kamerstukken Machtigingswet oprichting Invest International (35.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/2021, nr 42, item 9, blz 2

Mevrouw Faber-Van Klashorst (PVV):

(…)

‘Bij de oprichting van de holding spelen de statuten een belangrijke rol. Daar staan een paar opmerkelijke zaken in. Opvallend is dat er een discrepantie zit tussen het doel zoals beschreven in artikel 3 van het wetsvoorstel en het doel zoals beschreven in artikel 3, lid 1 van de statuten. Zo wordt in het wetsvoorstel wel beschreven dat Invest International haar activiteiten ontplooit additioneel aan de markt, maar in de statuten niet. Dat is vreemd. Het zijn toch onder andere de additionele activiteiten waarmee je het risico omzeilt beticht te worden van staatssteun? Graag een reactie van de minister.’

(…)

Handelingen I 2020/2021, nr. 44; item 3 - blz. 19

Minister Hoekstra:

(…)

‘Voorzitter. Ik stond op het punt om een royale toezegging te doen aan mevrouw Faber. Die zal ik niet ongedaan maken door de gedachtewisseling van zo-even. Ze vroeg namelijk waarom de additionaliteit niet is opgenomen in de statuten. Voor de goede orde, additionaliteit is een randvoorwaarde, geen doel. Een statutaire doelstelling bepaalt de vennootschapsrechtelijke reikwijdte van de onderneming, maar desgewenst kan ook de additionaliteitseis in de statuten worden opgenomen. Er staat hier met zulke koeienletters opgeschreven dat ik dat kan toezeggen dat ik dat in alle hoffelijkheid en met alle soorten van genoegen in haar richting onmiddellijk doe.’

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Internationaal maatschappelijk ondernemen onder aandacht brengen bij Invest International (35.529) (T03297)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Faber-Van de Klashorst (PVV), toe om het onderwerp internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen onder de aandacht te brengen van de raad van bestuur van Invest International.


Kerngegevens

Nummer T03297
Status voldaan
Datum toezegging 6 juli 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden M.H.M. Faber-van de Klashorst (PVV)
Commissie commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen
Raad van Bestuur
Invest International
Kamerstukken Machtigingswet oprichting Invest International (35.529)


Uit de stukken

Handelingen I 2020/2021, nr. 44, item 3 - blz. 37/38

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

(…)

‘Ik had nog gevraagd naar de belastingparadijzen en in hoeverre dat internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen is. Een land moet toch belasting kunnen heffen? Ik heb in mijn eerste termijn onder andere een voorbeeld genoemd van een energiemaatschappij die de winsten wegsluist naar belastingparadijzen. Dat was Azure Power, maar dat is niet het enige bedrijf dat winsten wegsluist naar belastingparadijzen. Ik had een hele rits aan bedrijven die dat deden. Dus nogmaals mijn vraag aan de minister: in hoeverre strookt dat met maatschappelijk verantwoord ondernemen? Wij zijn het toch met elkaar eens dat het noodzakelijk is voor een land om belasting te kunnen heffen? Dat heeft minister Kaag ook nog aangegeven in haar termijn.’

(…)

Handelingen I 2020/2021, nr. 44, item 3 - blz. 38

Minister Hoekstra:

‘Ja, zeker, zeker. Daar zijn mevrouw Kaag en ik het volstrekt over eens. Sowieso, maar ook omdat we beiden lid zijn van dezelfde Kroon. Dus we zullen er in de richting van mevrouw Faber exact dezelfde opmerkingen over maken. Wereldwijd is er natuurlijk een discussie gaande — naar mijn overtuiging terecht — over wat je nou fair en verstandig vindt op het gebied van belastingheffing. Daarbij wordt weleens het woord "belastingparadijs" losjes in de mond genomen. Ik zeg niet dat mevrouw Faber dat doet. Maar met betrekking tot wanneer de Nederlandse overheid landen beschouwt als niet in lijn met hoe wij vinden dat belasting geheven moet worden, verwijzen we naar die specifieke lijsten. Mevrouw Faber kent de discussie over de grijze en de zwarte lijst. De staatssecretaris van Financiën houdt de Tweede Kamer, en ik meen ook de Eerste Kamer, regelmatig op de hoogte hiervan. Verder vind ik dat Invest International — dat geldt natuurlijk ook voor andere staatsdeelnemingen — dat heeft mee te wegen in het oordeel. Maar ik kan die casussen die mevrouw Faber hier nu opvoert, niet specifiek overzien. In meer algemene zin wil ik verwijzen naar het beleid van het kabinet over hoe om te gaan met fiscaliteit. Dat is echt substantieel anders dan tien of twintig jaar geleden.’

Handelingen I 2020/2021, nr. 44, item 3 - blz. 38

Mevrouw Faber-Van de Klashorst (PVV):

‘Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Het is FMO bekend dat er investeringen zijn gedaan aan bedrijven die winsten wegsluizen. Yvonne Bol van FMO heeft ook gezegd dat ze daarvan op de hoogte is. Ze zei ook: als dat verder allemaal legaal is, moet dat dan een showstopper zijn? Kijk, wij gaan hier 833 miljoen additioneel toevoegen aan de markt. Kunnen we er dan akkoord mee gaan dat er winsten weggesluisd worden naar belastingparadijzen? Onze belastingbetaler, de Nederlandse belastingbetaler, moet maximaal betalen, terwijl bedrijven in dergelijke gevallen minimaal moeten betalen. Dat is toch absurd? Dat kan toch niet maatschappelijk verantwoord zijn?’

Handelingen I 2020/2021, nr. 44, item 3 - blz. 38

Minister Hoekstra:

‘Waar we het volgens mij over eens zijn, is dat maatschappelijk verantwoord ondernemen sowieso erg belangrijk is. Dat geldt in het bijzonder voor staatsdeelnemingen die zich met dit type onderwerpen bezighouden. Mijn overtuiging is — kijk überhaupt naar de afgelopen vijf of tien jaar — dat de lat voor wat wij beschouwen als maatschappelijk verantwoord ondernemen eigenlijk alleen maar verder omhooggaat. Dat strekt zich uit naar allerlei zaken waarover we dagelijks in de krant kunnen lezen. Denk aan de discussies over kinderarbeid en over het niet bevuilen van de planeet, maar ook over: wat is nou fair ten aanzien van belastingafdracht? Dus ook die lat zal verder omhooggaan. Alleen, ik kan hier geen algemeen decreet over uitvaardigen naar aanleiding van een specifieke casus die ik niet ken. Wat ik wel kan doen — dat wil ik mevrouw Faber vanzelfsprekend toezeggen — is dat we ook dit punt nog onder de aandacht brengen van de raad van bestuur van Invest International.’

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over kabinetsinzet t.a.v. hervorming Stabiliteits- en Groeipact (35.925) (T03311)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe de Eerste Kamer deelgenoot te maken van de discussie inzake het Stabiliteits- en Groeipact en de opvattingen van het nieuwe kabinet, zodra deze discussie verder gevorderd is.


Kerngegevens

Nummer T03311
Status openstaand
Datum toezegging 16 november 2021
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Stabiliteits- en groeipact
Kamerstukken Miljoenennota 2022 (35.925)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 8 - blz. 41

De heer Van Ballekom (VVD):

Voorzitter. Een tweede punt. Wij hebben ook gediscussieerd over aanpassingen van het Stabiliteits- en Groeipact en over de 60% en de 3%, want dat zijn maar getallen die uit de lucht komen vallen. Ik zou daar toch zeer voorzichtig mee zijn, zo wil ik tegen de minister zeggen. Als we meer houdbaarheidscriteria introduceren, hebben we ook meer ontsnappingsclausules. Sommige lidstaten zullen daar zeer creatief mee omgaan. Daarom is destijds gekozen voor simpel toepasbare criteria. Dat waren gemiddelden waar iedereen aan zou moeten kunnen voldoen als ze de aanbevelingen van de Commissie en de Raad hadden gevolgd. Ik zou er dus zeer terughoudend mee zijn om dat te flexibiliseren. Bovendien zitten, naar mijn oordeel, voldoende flexibiliteitscriteria in het huidige Stabiliteits- en Groeipact gebouwd.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 8 - blz. 50

Minister Hoekstra:

De heer Vendrik had geen vragen, de heer Van Ballekom had er nog een paar. Hij had een opmerking waar hij een vraag aan toevoegde over het SGP en de 60% en 3%. Hij vroeg waar die discussie staat. Die discussie staat nog helemaal aan het begin. Er is een eerste tafelronde geweest in de eurogroep en mijn verwachting is dat de discussie zich niet zozeer zal toespitsen op die 60% en 3%, omdat die natuurlijk ook in het verdrag verankerd liggen en iedereen daar een veto heeft. De discussie zal veel meer gaan over hoe je omgaat met de eentwintigsteregel. Hoe ga je om met allerlei perifere afspraken, als ik die zo mag noemen? En je krijgt ongetwijfeld ook een discussie over de Green Golden Rule en wat je daarmee precies bedoelt. Dat is mijn verwachting, maar laat ik toezeggen dat zodra die discussie wat verder is, ik ook de Eerste Kamer deelgenoot zal maken van de stand van die discussie en de opvattingen van het kabinet, wat overigens het volgende kabinet zal zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Impact hoge inflatie in Nederland monitoren (35.925) (T03312)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (Fractie-Nanninga), toe dat hij de komende periode in zijn gesprekken met de president van De Nederlandsche Bank ook zal spreken over de impact van de hoge inflatie voor Nederland. Indien uit deze gesprekken blijkt dat het noopt tot nadere analyse zal de minister van Financiën dit met de Kamer delen.


Kerngegevens

Nummer T03312
Status voldaan
Datum toezegging 16 november 2021
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden L.P. van der Linden MSc. (Fractie-Nanninga)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen inflatie
Kamerstukken Miljoenennota 2022 (35.925)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 8 - blz. 16

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Allereerst dank aan de minister dat hij aangeeft dat hij zich inmiddels ook zorgen maakt over de langer aanhoudende hoge inflatie. Bij de schriftelijke behandeling kreeg ik nog

enigszins het idee dat er meer op tijdelijkheid werd ingezet, maar dit mondelinge antwoord geeft toch wat meer toelichting. Ik heb daar nog wel een vraag over. In de eerste termijn heb ik gevraagd: het scenario dat de hoge inflatie langdurig aanhoudt, is nu aangekaart in Europa, maar als dit scenario onverhoopt waar mocht zijn de komende tijd, is er dan of komt er dan nog een analyse welke categorieën huishoudens en welke sectoren het meest kwetsbaar zijn, zodat we daarop tijdig kunnen anticiperen en kunnen handelen?

Minister Hoekstra:

Voorzitter, met permissie zeg ik toch ook nog iets over de inleidende woorden. Ik zei net in respons op de heer Otten dat ik echt niet nadrukkelijk heb gezegd dat het geen probleem is. Ik heb net ook niet nadrukkelijk gezegd dat het sowieso wel een probleem is. Ik heb alleen gezegd dat we de hoogte ervan niet exact weten, maar dat het als we in een structureel hoger scenario terecht zouden komen, natuurlijk wel allerlei repercussies heeft. Sommige daarvan zouden overigens positief kunnen uitvallen, maar het heeft ook allerlei negatieve effecten. Dat weten we allemaal, van de tijd dat er nog een veel hogere inflatie was. Op dit moment ligt er niet al een uitgebreide impactanalyse, een analyse van wat het zou betekenen voor burgers en bedrijven. Ik vind het overigens het meest logisch dat die in eerste instantie, als er wel meer duidelijk is, door de Europese Commissie en ook door de ECB gemaakt wordt. Ik heb in de eurogroep gevraagd of we kunnen nadenken over de verschillende scenario's, of we met elkaar van gedachten kunnen wisselen over de verschillende what ifs. Dat is waar het debat staat. Het is niet zo dat ik nu zelf een analyse heb. Ik ben het wel met de heer Van der Linden eens dat als dat scenario zich voordoet of als dat steeds waarschijnlijker wordt, we het debat daarover medio 2022 moeten hernemen.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Dat begrijp ik, maar het is wel zo dat de impact voor Nederland heel anders kan zijn dan die voor andere landen in Europa. Dus als dit alleen op Europese schaal wordt aangekaart, komt daar misschien een compromis voor heel Europa uit. Zou het niet verstandig zijn om die analyses, die nu nog niet klaarliggen, toch op niet al te lange termijn te maken en te delen met de Kamer, zodat we er met zijn allen, ook op basis van hoe dat in de geschiedenis is gegaan, optimaal op voorbereid zijn?

Minister Hoekstra:

Laat ik het als volgt doen. Ten eerste is het goed om toch op te merken dat de Europese Bank en de Commissie als ze die analyses maken nooit alle landen op één hoop gooien. Natuurlijk heb je ook een cijfer onderaan de streep, maar ze splitsen dat altijd uit naar landen. Ik denk wel dat je dat inzicht juist kan krijgen, net zoals je in al die rapportages van de Europese Commissie precies kan zien wat corona op het bbp heeft gedaan, op de staatsschuld en op alle andere relevante indicatoren. Het tweede dat ik wil toezeggen, is dat ik dit de komende tijd ook in mijn gesprekken met de president van De Nederlandsche Bank zal opnemen. Zou het zo zijn dat we dan de indruk hebben dat dat noopt tot nadere analyse, ga ik dat op dat moment met de Kamer delen. Ik wil het wel graag in die tweetrap doen. Als de heer Van der Linden zich daarmee kan verenigen, zeg ik het op die manier conditioneel toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanbevelingen Europese Rekenkamer t.a.v. boekhouding en IT-systeem douane verwerken (35.925) (T03313)

De staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe ervoor te zorgen dat de aanbevelingen die de Europese Rekenkamer heeft gedaan inzake de tekortkomingen in het IT-systeem en in de boekhouding, verwerkt zullen worden.


Kerngegevens

Nummer T03313
Status voldaan
Datum toezegging 16 november 2021
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Toeslagen en Douane
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Europese Rekenkamer
Meerjarig Financieel Kader
Kamerstukken Miljoenennota 2022 (35.925)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 3 - blz. 27

De heer Backer (D66):

Ik zou nog een laatste vraag willen stellen aan de staatssecretaris die ook verantwoordelijk is voor de douane en opheldering willen over de vragen die de Europese Rekenkamer heeft gesteld over de invordering en de korting die ons land krijgt als collectioneur van de gelden onder de regels van het MFK. Wat speelt hier? Zou zij dat kunnen uitleggen?

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 8 - blz. 40

Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane:

Dan wilde ik eindigen met een vraag die de heer Backer stelde over de Douane. Die ging over de Europese Rekenkamer en de tekortkoming die zij in ons systeem van boekhouding hebben gevonden. Wij zijn en waren ons daar zeer van bewust en zijn aan de slag geweest om te zorgen dat wij die boekhouding en het systeem daarvan daadwerkelijk gaan verbeteren. We hebben daar nog tijd voor nodig; dat duurt ongeveer drie jaar. We hebben daarvoor een IT-systeem nodig dat helaas niet zo snel kon worden gerealiseerd als wij hoopten. Het tijdpad dat de Europese Rekenkamer schetst, kunnen we halen en we gaan ervoor zorgen dat de aanbevelingen die zij hebben gedaan, verwerkt zullen worden. We zullen daarmee in principe eind volgend jaar klaar zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brief inzake voor- en nadelen van Miljoenennota in het voorjaar naar Eerste Kamer zenden (35.925) (T03314)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vragen van de leden Backer (D66) en Van Rooijen (50PLUS), toe de brief inzake de voor- en nadelen van het indienen van de Miljoenennota in het voorjaar, die in het eerste kwartaal van 2022 naar de Tweede Kamer gestuurd wordt ook naar de Eerste Kamer de sturen. In deze brief wordt ook de overweging opgenomen om een aantal fiscale wetsvoorstellen eerder in het jaar naar de Kamers te sturen.


Kerngegevens

Nummer T03314
Status voldaan
Datum toezegging 16 november 2021
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Jhr.mr. J.P. Backer (D66)
drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fiscale wetgeving
koopkracht
miljoenennota
Kamerstukken Miljoenennota 2022 (35.925)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 3 - blz. 26

De heer Backer (D66):

Ik hoop dat ik u de hoop of de verbeelding heb kunnen geven dat we daar iets aan kunnen doen. Wij spreken elkaar nog denk ik. Voorzitter. De Raad van State had een uitvoerige passage gewijd aan het budgetrecht van de Kamer. Ik heb dat vanochtend nog niet gehoord. De raad zegt eigenlijk drie dingen: onderzoek hoe het parlement meer grip kan krijgen op de door premies gefinancierde sociale zekerheid en zorg, moderniseer het begrotingswetgevingsstelsel door de niet-financiële ESG en brede welvaart te incorporeren en — daar hebben we het net wel over gehad — verplaats de Miljoenennota naar het voorjaar. Het eerste advies laat ik even rusten, maar de andere twee hebben met elkaar te maken. Al in 2013 heeft de Raad van State op verzoek van deze Kamer voorlichting gegeven over de kwestie van democratische legitimatie van Europese besluitvorming. Ook toen al overwoog de raad of het niet verstandig was om bij het Europese semester aan te sluiten in de begrotingscyclus. Ik verwijs naar de Kamerstukken van 2012. De klacht van de Rekenkamer is dat in het voorjaar eigenlijk te weinig gedaan wordt — ik denk dat de heer Vendrik dat wel herkent — met de evaluatie van de lopende rekening. Beleid maken is natuurlijk altijd veel aantrekkelijker dan terugkijken naar gevoerd beleid. Maar wat de Raad van State hier bepleit, is om in het voorjaar de samenhang tussen de uitgavenontwikkeling in het verleden en de toekomstplannen, gecombineerd met andere informatie van bijvoorbeeld het CPB en het Planbureau voor de Leefomgeving gezamenlijk in een besluitmoment te doen. En dan dient daarna het kabinet het stabiliteits- en hervormingsprogramma in bij de Europese Commissie. Ik citeer de Raad van State: "Daarmee loopt dit proces in de pas van het Europese begrotingssemester." Zo komen de Kamers tijdiger aan de bal. Het biedt ook een kans om de brede welvaart beter te gaan beoordelen. Dan kunnen we in het najaar, zoals we dat nu ook doen, de formele toetsing doen van het pakket van uitgaven. Voorzitter, dan kan Prinsjesdag ook gewoon in stand blijven, want ik zie u over mijn linkerschouder al fronsen. Het gaat gewoon om een cyclus waarin de discussie in het voorjaar plaatsvindt, ook de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen. Daarna volgt de ouderwetse cyclus. Dat is toekomstmuziek, maar ik ben wel heel benieuwd wat de minister van deze gedachte vindt.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 6, item 8 - blz. 22

Minister Hoekstra:

Dan ben ik bij een vraag van de heer Backer. Hij vraagt hoe ik aankijk tegen het voorstel om de Miljoenennota voortaan in het voorjaar in te dienen. Hij zal hebben meegekregen dat ik daarover ook een gedachtewisseling heb met de Tweede Kamer. Ik ben altijd bereid om dit soort zaken te onderzoeken, maar ik moet zeggen dat het wel een interessante gedachte is met voor- en nadelen. Dat moeten we ons realiseren. Er zitten echt voordelen aan het voorstel van de Raad van State, maar het heeft ook consequenties voor de behandeling van diverse begrotingsstukken. De echte voorzitter is even weg, maar ook voor het karakter van Prinsjesdag heeft het gevolgen. Dat zeg ik maar even snel in zijn afwezigheid. Het heeft ook gevolgen voor de interne organisatie en voor wet- en regelgeving. En laat ik er nog één bij noemen. Ik heb de Staten-Generaal en de Tweede Kamer leren kennen als organen waar men het buitengewoon prettig vindt om ten aanzien van de lasten en de koopkracht de allerlaatste effecten mee te nemen en het kabinet nog te verleiden of te forceren om het een of het ander te doen of te laten. Zie de discussie die we recent hebben gevoerd over de gasprijzen. Een verstandig besluit, maar daar was de Staten-Generaal buitengewoon op gespitst. En zie de discussies in de Tweede Kamer naar aanleiding van de koopkrachtcijfers die we in augustus krijgen. Als we het heel veel verder naar voren halen, betekent dat niet dat de discussie daarmee klaar is. Je gaat daarna altijd nog discussies krijgen over het volgende jaar, dat dan nog verder weg is. Ik heb toegezegd dat ik de Tweede Kamer in het eerste kwartaal van 2022 een brief stuur met de voor- en nadelen van de varianten. Die zijn daar uitgebreid in het debat naar voren gekomen. Ik zal dan ook een voorstel doen over hoe ik denk verder te procederen. Maar ik vind het wel de verantwoordelijkheid van het kabinet én de Kamers. Het is niet alleen maar aan het kabinet om te besluiten over dit soort ingrepen. Zeker niet als het raakt aan Prinsjesdag, want ook dan is het kabinet te gast. Ik zou de heer Backer willen toezeggen dat die brief ook naar de Eerste Kamer wordt gestuurd. Ik stel me zomaar voor dat het debat dan ook hier zal worden hernomen.

De heer Backer (D66):

Ik ben natuurlijk buitengewoon blij met de royale toezegging van de minister. Ik ken het debat in de Tweede Kamer natuurlijk wel. Ik zou er één ding over willen zeggen. Er is in dit debat maar weinig over de koopkracht gesproken. Dat is voor een deel omdat het statische cijfers zijn, met een hoog ritueel gehalte. Dat zie je in de MEV en in de verklaring van het CPB. Ik wil niet zeggen dat de koopkracht niet belangrijk is, maar in het debat heeft het een hoog ritueel gehalte. Als we dat meer geïntegreerd kunnen voeren, sluit dat geen reparaties uit, maar brengt het een beter afwegingskader. Ik zou aan de minister willen vragen of hij dat misschien in zijn brief zou willen meenemen, als hij dat niet al van plan was.

Minister Hoekstra:

Dat zal ik geserreerd doen. Dat wil ik zeker meenemen. Ik ben het überhaupt met de heer Backer eens: ik heb het weleens eerder over koopkrachtplaatjes als "fetisjisme" gehad. De gedachte dat je de heilstaat definitief georganiseerd hebt als je voor de laatste 0,1% aan een knopje draait, klopt natuurlijk niet. De statische koopkracht is voor mensen veel relevanter dan de dynamische koopkracht. Dat je in een bepaald jaar een familielid hebt dat overlijdt, een scheiding hebt of werkloos raakt, zijn life events waar -0,5% of 0,5% en zelfs -2% of 2% op geen enkele manier tegenop kunnen. In dit land, waar we juist willen kijken of we het evenwichtig doen voor verschillende groepen, vind ik het tegelijkertijd reëel dat je inzicht hebt in die getallen en ze mede onderdeel laat zijn van het debat.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

We hebben daarover eerder discussies gehad met de staatssecretaris, maar ik dacht ook met u. Dat was om te kijken of een aantal fiscale wetsvoorstellen eerder in het jaar naar de Kamers kunnen komen, opdat niet in september het hele pakket komt. Dat is dit jaar wat minder, maar andere jaren is het veel of te veel. Er wordt dan gezegd: we moeten wachten tot alle koopkrachtplaatjes klaar zijn; die komen pas eind augustus in de ministerraad. Maar je kunt fiscale voorstellen toch eerder indienen? Ik dacht dat de staatssecretaris daar ook wel voor voelde. Je kunt dan eind augustus een apart wetsvoorstel maken over de koopkrachtmaatregelen die je nog wilt nemen en dat op Prinsjesdag indienen, gelet op de MEV en alle laatste economische cijfers. Is dat ook mogelijk?

Minister Hoekstra:

Dat kan. Ik zal ook dit aspect meenemen in de brief. Ook voor de heer Van Rooijen opnieuw een royale toezegging, zoals de heer Backer het zou formuleren. Ik denk dat dat een plaagstoot in mijn richting was, want die formulering gebruik ik ook weleens. Maar ik wijs ook op het nadeel. Dat is dat je dan een ding dat, weliswaar met een heleboel andere dingen, bij Prinsjesdag in één keer op de Staten-Generaal afrolt vervolgens het hele jaar gaat bediscussiëren. Je krijgt dus heel veel herhalingen van zetten in het debat. Dat zullen we dan met z'n allen, Staten-Generaal en kabinet, moeten meewegen. Ik zal ook dit meenemen in de brief.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor die toezegging. Erkent de minister dat het ook voordelen kan hebben om ingewikkelde fiscale voorstellen die strikt genomen helemaal los van de koopkracht staan niet in datzelfde pakket van september te stoppen? We krijgen ook hervormingen van het belastingstelsel voor box 3 en dergelijke, of wat dan ook. Die voorstellen moeten er dan in de Tweede, maar vooral ook in de Eerste Kamer met stoom en kokend water nog in twee weken doorheen komen.

Minister Hoekstra:

Ik ga nog er eens over nadenken of het voor een volgende staatssecretaris van Financiën beter is om vaker of minder vaak met de heer Van Rooijen over ingewikkelde wetsvoorstellen na te denken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voortgangsrapportage inzake de bestrijding van belastingontwijking (35.927) (T03339)

De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe jaarlijks een rapportage te sturen naar beide Kamers inzake de bestrijding van belastingontwijking. Dit betreft een brede voortgangsrapportage over wat er in de pijplijn zit aan beleidsmaatregelen en over wat er internationaal gebeurt, waarin ook nieuwe datagegevens worden verwerkt, bijvoorbeeld afkomstig van multinationals of country-by-country reporting.


Kerngegevens

Nummer T03339
Status openstaand
Datum toezegging 14 december 2021
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen belastingontwijkingen
bestrijding
country-by-country reporting
multinationals
voortgangsrapportage
Kamerstukken Belastingplan 2022 (35.927)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 11, item 4 - blz. 11

Staatssecretaris Vijlbrief:

De heer Vendrik vraagt: kunt u deze Kamer jaarlijks een rapport sturen over de bestrijding van belastingontwijking? Dat doe ik graag. Dat doe ik al voor de Tweede Kamer en dat zal ik ook graag voor deze Kamer doen.

(…)

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vraag iets meer duiding van de toezegging die de staatssecretaris zojuist deed over de jaarlijkse rapportage. Ik begreep uit zijn beantwoording — maar misschien heb ik het verkeerd begrepen — dat hij zei: die stuur ik al naar de Tweede Kamer en die stuur ik ook hiernaartoe. Ik heb gekeken wat er naar de Tweede Kamer gaat, maar dat is niet wat ik bedoel. Maar goed, eerst maar even duidelijkheid over wat de staatssecretaris bedoelt.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat bedoelde ik, maar als de heer Vendrik dat niet genoeg vindt, moet hij even zeggen wat hij wel bedoelt. Dan geef ik daar antwoord op.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn punt was dat je een bredere voortgangsrapportage maakt over wat je in de pijplijn hebt aan beleidsmaatregelen en over wat er internationaal gebeurt, waarin je ook nieuwe datagegevens verwerkt, bijvoorbeeld afkomstig van multinationals, country-by-country reporting. Kortom, dat hele vraagstuk. Ook wat door Ter Haar wordt gezegd: er is voortdurend nieuw onderzoek nodig, er is nog heel veel wat we niet weten. Dat breng je bij wijze van spreken jaarlijks samen in een mooie voortgangsrapportage aan beide Kamers.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Ik ben daarvoor, maar ik ga even bij de ambtenaren checken of ik dit soort toezeggingen namens mijn bijna-opvolger kan doen. Maar ik ben daar in principe voor, ik vind het een goed idee.

(…)

Handelingen I 2021-2022, nr. 11, item 8 - blz. 29

Staatsecretaris Vijlbrief:

Het monitoren van belastingontwijking, een vraag van de heer Vendrik. Ik vind dat een goed idee, inclusief de dingen die hij noemde. Laat ik dat gewoon toezeggen. Laat ik ook toezeggen dat dat breder is dan wat het nu is. Dat vroeg hij expliciet. Dat is dan voor beide Kamers bedoeld. Het is wel een toezegging die ik doe namens mijn ambtsopvolger. Laat ik het zo formuleren.


Brondocumenten


Historie